10 MAART 1926
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Econom
—ischPWStati”Al
‘osche
Be’richten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR 1-IANDEL.NIJVERNED, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINCEN VAN DE CËNTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
I1E
JAARGANG
.
WOENSDAG 10 MAART 1926
No. 532
INHOUD
BIz.
HET TOELATEN
DISCONTEERING VAN DUITSOHE
BANKACCEPTEN IN HOLLAND…. ……………… 222
De Nederlandsche Katoenindustrie in
1925 1
door
Joan
Gelderman ………………………………..
225
De nieuwe Tariefwet in de praktijk 1 door
J. vanderPoel
227
liet Verdrag met België door
N. J. Harte …………
229
Nog eens: Het Engeische fin ancieele systeem door
Mr. Dr.
A. Spanjer …………………………………
230
Het Stukgoederenverkeer in de Rotterdamsche haven
door C. Ver.rney …………………………….
231
BUITENLANDSCHE MEDEWERRINO:
Het huidige stadium der B ritsch-Indische muntkwestie
door Prof. Dr. T. E. Oregory ………………
231
De wederopbouw van Hongarije door .K.
von Buday
233
AANTEEKENINCEN:
De zeehavenuitzonderingstarieven der Duitsche spoor.
•
wegen; het Duitsche standpunt …………….
235
Indexcijfers van groothandeisprijzen ……………
237
Indexcijfers van scheepsvrachten ………… ….
237
De Belastingdruk op de Inlandsche bevolking van
Nederlandsch-Indië ……………………….
238
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
.. 239-244
Geldkoersen.
Bankstaten.
Goederenhandel. Wisselkoersen.
I
Effectenbeurzen.
Verkeerswezen.
INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES.
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Moresco;
Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Mr. Q. J. Terpstra;
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr.
G.
M. Verrijn Stuart.
Redacteur-Secretaris: D. J. Wansjnk.
• Secretariaat: Pieter dé Hoochweg 122; Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekemng 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en Kolonjiën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden én donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot.
terdam, Amsterdam, ‘s-G’ravenhage. Postchèque- en girb-
rekening No. 6729.
9 MAART 1926.
De geidmarkt bleef, ook nadat aan de behoefte
van de maandwisseling was voldaan, belangrijk minder
ruim en werd in den loop der week eerder nog stijver.
Vooral particulier disconto was veel minder gemak-
kelijk onder te brengen, eensdeels doordat de regeering
een vrij belangrijk bedrag aan de markt had ont-
trokken door onderhandsche plaatsing van schatkist-
papier en anderdeels doordat De Nederlandsche Bank
het noodig vond groote bedragen buitenlandsche wis-
sels af te geven. De noteeringvan particulier dis-
conto steeg daardoor van 2/1 tot 2% pOt. De pro-
longatiekoers, die aanvankélijk weder tot 2Y2 pOt.
was teruggeloopen, sloot eveneens op 2% pOt.
Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank
geeft de post binnenlandsche wissels een stijging van
f 6,9 millioen te zien. De beleeningen blijken met
f 17,2 millioen te
zijn
afgenomen. Het renteloos
voorschot aan het Rijk verminderde met f 3,7 millioen.
De voorraad gouden munt klom, blijkbaar als gevolg
van nieuwe aanmunting, met f 6,7 millioen. De voor-
raad muntmateriaal vertoont een vermindering van
f 7 millioen. De zilvervoorraad stelde zich een kleine
f 600.000 lager dan verleden week. De post papier
op het buitenland bleef vrijwel op dezelfde hoogte,
terwijl de diverse rekeningen onder het actief met
f 5,2 millioen terugliepen.
De biljettencirculatie daalde van f 850,8 millioen
tot f 834,8 millioen. De rekening-courantsaldi ver-
minderden met f 4,2 millioen. Het beschikbaar me-
taalsaldo steeg met f 3,2 millioen. Het dekkings-
percentage bedraagt ruim 52.
– Door dezelfde oorzaken als hierboven voor de
mindere ruimte der geidmarkt aangegeven, was de
wisselmarkt flauw. Het gestadige aanbod van De Neder-
landsche Bank, waartegenover door de duurdere geld-
markt veel minder vraag voor belegging stond, deed
den Pondkoers
vrij
sterk terugloopen. Geopend op
12.14 werd aan het einde der week na 12.119′ voor
12.11% afgedaan, terwijl Dollars van 2.49% â % tot
2.49’/.16 terugliepen. Ook de koersen van de andere
goudwissels liepen
evenwijdig
terug, waarbij echter
viel op te merken, dat de Marken voor het eerst
een van den dollar onafhankelijk eigen koersverloop
volgden. Terwijl dollar en pond reeds
Vrij
sterk terug
liepen, trok de Markkoers in het• begin der week nog
niet onbelangrijk aan, zoodat voorbijgaand 59.52 werd
besteed. Oslo was deze week weder eens flauw, maar
sloot eenigszins in herstel 54.10,52.75, 53.15. Ook
Buenos Aires opnieuw zeer flauw,slot 100w.
LONDEN,
S
MAART 1928.
Tegen alle vérwachtingen in bracht de eerste week
van deze maand schaarschte in plaats van overvloed
in de geldmarkt, zoozeer zelfs dat de markt zich op
Dinsdag en Woensdag tot de Bank van Engeland
heeft moeten wenden. –
Door de afwezigheid van buitenlandsche vraag naar
wissels iian eenige beteekenis reageerde disconto on-
middellijk op deze onverwachte geldpositie en besloot
de week op 4Y4 —Y8 met vasten ondertoon.’
Dollars en guldens werden duurder, terwijl Parijs
onder den invloed van de politieke gebeurtenissen
aan hef tige schommelingen onderhevig was.
r
222
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
HET TOELATEN TOT DISCONTEERING’
VAN DUITSCHE BANKACCEPTEN
IN ‘HOLLAND.
Alen schrijft ons:
Reeds ten tijde, dat Duitsche banken zich te Alp
vestigden, werd zoowel van hun kant als
ook van aldaar gevestigde, ter zake hevoegcle personn
en andere lieden, die hierin belang stelden, de vraa’
opgeworpen, hoe deze elementen, die vreemd stondeh
tegenover Holland en de daar heerschende toestan’de’,
zich aan den economischen toestand van het land zo-
den aanpassen en •hoe zij aan het economisch belaug
van ‘het gebied, waar zij werkzaam zijn, dienstbaak
gemaakt konden worden. Sedert dien tijd zijn dik-
wijls van den kant dezer buitenlanders, hoofdzakelijk
van dien kant der Duitsche banken, cle eisehen her-
haald, die hierop deelden, de vreemde elementen i
elk opzicht op gelijken voet te behandelen als de Hol-
landsche banken. Wij herinneren hierbij o.a. aan de
bezwaren, die herhaalde malen geuit werden tegen d
handelwijze van het Bestuur van de Vereeniging voor
den Effectenhandel, welke, om vreemde invloeden
tegen te gaan, tijdig afweermaatregelen aangaande het
toetreden van buitenlandsche leden, getroffen heeft.
Een tweede vraag, die van tijd tot tijd openlijk
wordt besproken, is die van het toelaten tot de diê-
conteering bij de Nederlandsche Bank van accepten
van Duitsche bankinstellin gen. Over deze aangele-
genheid verschijnen van tijd tot tijdartikelen in de
dagbladen, meestal van de zijde van propagandiste’iL
,en aanhangers dezer toelating, terwijl slechts zeiden
en schuchter openlijk een stem wordt vernomen, die
tegen deren eisch optreedt. Dit zal wel daaraan liggdi,
dat de Hollandsche bankier, die natuurlijk het groot
ste belang bij deze kwestie ‘heeft, over het algemeen
er niet van houdt, in het openbaar op te treden en
ook in dit speciale geval niet gaarne in een openljk
strijd zou willen treden met de machtige belangheb
;
benden, die zooals vanzelf spreekt gaarne de gelijk-
stelling van Duitsche accepten met Hollandsche zou-
den zien.
In de laatste dagen werd weer, zoowel in binnen
als in buitenlandsche bladen, het bericht verspreid,
dat de Nederlandsche Bank •de kwestie der Duitsche
accepten weer ann ‘de orde gesteld had en hieorn-
trent ook het oordeel van Hollandsche bankkringei
had ingewonnen. Dit punt is echter niet alleen een
aangelegenheid, die de Duitsche banken, de Neder-
landsche Bank of de andere ilollandsche ‘bankinstel-
lingen betreft, maar ook zeker van het grootste be-
lang voor ‘het land zelf, zo&wel van een economisch
als ongetwijfeld ook van een politiek standpunt bè-
zien. Daarom is het toe te juichen, wanneer ook in
het openbaar op deze bijzon’der gewichtige aangele-
genheid, die ook principieel van beteekenis schijnt,
zoo veel mogelijk de aandacht wordt gevestigd. Wij
willen daarom trachten, in korte trekken licht op
deze kwestie te laten schijnen.
* *
*
Het standpunt ‘der Duitsche banken behoeven wij
wei niet nader toe te lichtenr aangezien dit door de
herhaalde mededeelingen in de pers bekend is gewoi-
den, waartoe niet weinig heeft bijgedragen het in ht
jubileumnummer van ,,In- en Uitvoer” versche-
nen artikel van een Duitschen bankdirecteur. Ht
Duitsche standpunt zal ook uit onze later op te noe-
men argumenten meestal te begrijpen zijn.
11
Het standpunt der Nederlan’dsche Bank in deze
behoort eigenlijk in de eerste plaats te worden be-
paald in overeenstemming met de meeningen van de
economische factoren des lands, hetzij bankeh, hahdel
of industrie, waarbij deze factoren zich, zooais na-
tuurlijk in alle vragen van algemeen belang, niet
alleen op hun ei,gen materieel standpunt mogen dtel-
len, noch zich door egoïstisc’he motieven mogen laten
leiden, maar in ovireeustemming met die factoren te”
handelen hebben, ‘die er toe geroepen zijn, slechts
cie lbelangen van het geheele volk, in welk opzic’ht
ook, te behartigen.
Het eveutueele belang, dat de Nederlandsche Bank
als handelsondernemink
‘bij
‘deze kwestie kan hebben,
willen wij geheel ‘buiten beschouwing laten, aangezien
dit idstituut reeds door de meening te vragen van
de instellingen, die rechtstreeks bij deze kwestie geïn-
teresseerd zijn, bewrezen heeft, ‘dat ‘het in de eerste
plaats aan de uitwerking denkt, die de eventueel te
nemen maatregelen op den economischen toestand
van Nederland zullen hebben.
Het gemakkelijkst is de vraag, of de Nederlandsche Baulk ‘het accept van buitenlandsche bankinstellingen
zal ihogen disconteeren, van het standpunt der
Hol-
lan,dsclbe ba’n,kwereld
te beantwoorden. Het zuiv&r
egoïstisch standpunt van deze zegt eenvoudig: neen.
Er valt niet aan te twijfelen, dat de Hollandsche
banken en bankiers, die met slechts weinig uitzon
deringen in den
tijd’
v66r den oorlog geen interna-
tionale zaken en speciaal geen rembourszaken dreven,
het ‘ieker aan buitenla]tdlers, (men hoeft hier niet
alleen aan de hier gevestigde Duitsche banken, maar
ook aan andere hier of in het buitenland werkende
vreemde bankiers, industrieelen en kooplieden, die,
aangezien zij met Londen geen zaken konden doen,
in Amsterdam propaganda maakten voor de rembours-
zaken) te ‘danken hebben, dat zij op de hoogte ge-
bracht werden van de
bijzonderheden
van ‘dit bedrijf.
De Hollandsche banken hebben zich zeer vöorzic’h-
Lig op het voor ‘hen nieuwe terrein gewaagd, hetgeen
des te hegrijpelijker is, aangezien
bij
de voortdurende
economische en politieke veranderingen in Europa,
voorzichtigheid dubbel te, betrachten was. En niet-
tegenstaande deze voorzichtigheid moet men consta-
teeren, dat de ou’de Hollandsche banken en bankiers
in de laatste jaren zich met niet onbeteekenend suc-
ces op liet remboursbedrijf hebben toegelegd, zoowel
op het remboursbedrijf, waarbij de accepten buiten
Holland, voornamelijk te Londen of New York wer-den gegeven, als op dat, waarbij de bankinstellingen
hun eigen accept of dat van met hen bevriende instel-
lingen afgaven.
De ontwikkeling van ‘het Hollandsche rembours-
accept gaat natuurlijk niet zonder bepaalde moeilijk-
heden en beletselen. Deze moeilijkheden waren en
zijn nog steeds voor remboursen in guldens des te
grooter, daar ‘de meeste wereldartikelen overal in andere valuta dan in guldens, en hoofdzakelijk in
Ponden of Dollars worden verhandeld. Tegenwoordig zijn in Holland voldoende
Holland-
sche
banken en bankiers, die gaarne hun accept ter
beschikking stellen en er valt niet aan te twijfelen,
dat, wanneer ‘het accept van de Duitsche banken in Holland ‘discontaliel zal zijn, een groot deel van de
thans bij Hollandsche banken geopende accept-cre-
dieten van hen zal worden weggenomen en bij de
Duitsche banken zal worden ondergebracht: immers,
men moet voor oogen houden, dat een ‘groot deel
dezer Hollandsche accepten voor rekening van in of
of naar Midden-Europa werkende firma’s gegeven wordt, daar ‘deze landen het natuurlijke achterland
van Holland vormen.
Deze bovenhedoeide accept-credieten geeft de Hol-
landsche bankier ôf direct aan de buitenlandsche fir-
ma, tegen ‘behoorlijke zekerheid, ôf het accept wordt
gegeven door de Holiandsche bank of bankier voor rekening van een buitenlandsche bank, ‘die op haar
beurt mt haar cliënt in verrekening staat. In beide
gevallen krijgt de Hollandsche accepteerende Bank’
voor haar accept een passende acceptprovisie. In het
eerste geval, waarbij zij het volle risico met den cliënt draagt, ontvangt ‘de bank natuurlijk een hoogere com-
missie dan in ‘het tweede geval, waarbij de opening
van liet rembours voor rekening van een andere bank-
instelling geschiedt. Spreekt het nu niet vanzelf, dat
‘h.v. dé Duitsche opdrachtg
e
ver, di tot nog toe een
Hollandsche bank als accepteerende instelling opgaf,
’11
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATIS’iiSCHE BERICHTEN
223
deze transacties in de toekomst slechts door zijn Duit-
‘sche bankrelatie zal afwikkelen, die op haar beurt
weer in de eerste plaats haar eigen filialen of andere
Duitsche instellingen te Amsterdam het rembours zal
opdragen? De acceptprovisie zal dan geheel in Duit-
sche handen blijven, waarbij nog komt, dat wellicht
het grootste deel niet slechts in Duitsche handen in
Amsterdam, doch in Duitschlancl zelf blijft, hetgeen,
wanneer eenmaal hier de dividendbelasting zal zijn
afgeschaft en de naamlooze vennootschappen over hun
behaalde winst belasting zullen moeten betalen, zeker
ook voor de schatkist van belang zal kunnen zijn.
Men kan zich hier niet afmaken door eenvoudig
te antwoorden, dat cle Hollandsche banken dan maar
moeten concurreeren met de Duitsche instellingen.
Het zal immers in theorie zelfs mogelijk kunnen zijn,
dat een Duitsche bank in het buitenland voor haar ter plaatse harer vestiging wonende cliënteele een
Amsterdamsch accept van haar eigen relatie zonder
eenige vergoeding aan acceptprovisie, geeft. Zij kan
toch reeds voldoende voordeelen ontieenen aan de
andere dagelijksehe transacties, die zij met haar cliënt
regelmatig ter plaatse doet en waardoor zij een vol-
doende belooning voor het ontbreken van de accept-
provisie’ kan vinden.
Hoewel wij wel nauwelijks aannemen, dat een der-
gelijk geval zich zal voordoen, zoo komt het ons toch
voor, een dergelijk kras voorbeeld te noemen, om daar-
mede an te toonen, dat de Duitsohe bankiers steeds
de mogelijkheid zullen hebben, den zuiver Holland-
sc’hen acceptgever concurrentie aan te doen.
Alen zou ook geen grond kunnen vinden, waarom
de Hollandsche bankiers zoo altruïstisch zouden zijn,
om het voordeel, dat zij •hebben, op te geven. Zelfs in.
Engeland, waar toch reeds voor den oorlog een groot
aantal buitenlandsche ‘banken, tot allerlei natiën be-
hoorende, bestonden, heeft de Bank of England het
accept der daar gevestigde filialen van.Duitsche ban-
ken niet op denzelfden voet behandeld als de Engel-
sche accepten, en deze, filialen waren daardoor ge-
dwongen, hun aceept op de open markt te plaatsen
tegen condities, die natuurlijk bezwarender waren dan
die, welke golden voor het bankabe’ie Engelsc’he bank-
aCCeit.
Wij willen de aangelegeheid niet verder van Hol-
landsch banrkstandpunt bekijken, maar wildeü nog in
het kort het standpunt van een anderen belanghebben-
cle hierbij, bezien, nl. dat van den
n’ba7ela&r.
Het kan
zijn, dat de een of andere wi’sselmakelaar misschien
van meening is, ‘dat ‘door een uitbreiding van de Am-sterdamche acceptmarkt ook de gelegenheid zal wor-
den gegeven, meer makelaarstransacties in wissels
nit te voeren. Ook dit zal sterk in twijfel moeten worden getrokken en ijij zijn van opinie, dt juist
door de accept-toelating van Duitsche Banken in Am-
sterdam, ‘de handel in bankaccepten juist ‘hierdoor
nog kleiner zal worden en zich weer voornamelijk zal
beperken tot het verhandelen – zooals vroeger –
van uitsluitend Hollandsc’h accommodatiepapier. Tot nu toe hadden in de meeste ‘gevallen de Hollandsc’he
banken bij het toestaan van acceptcrediete’n in meer
of ‘mindere mate de contrôle op het plaatsen dei accep-
ten in de hand gehouden. In ‘de meeste gevallen ge-
schiedde natuurlijk deze plaatsing op ‘de geldmai-kt te
Amsterdam.
Het Hollandsch-Duitsche accept zal echter niet
hier op de markt komen, maar in cle portefeuilles dêr
buitenlandsche circulatie- en andere banken blijven,
die gaarne deze accpten zullen ‘koopen, ook al reeds
met het oog op ‘het betere ien’dement; het gevolg ‘hier-
van zal zijn, dat een belangrijk deel van die bedragen,
‘die tot nog toe als saldi in Hollan’dsc’he guldens wor-
den aangehouden, aan de geldmarkt hier zullen wor-
den onttrokken. Zoo zullen dus noch ‘de ‘banken, noch
de makelaars, noch ook de geldgevers over het alge-
meen iets aan het Duitsche bankaccept ‘hier hebben,
terwijl in ‘cle eerste plaats de Duitsche acceptant en
verder clë bui ,enlandsehe kooper van het accept, hier-
van voordeel zullen hëbben. Dit banitetcept zal in de
meeste gevallen als ‘vreemde valuta-reserve in ‘buiten-
landsche handen blijven en slechts korten tijd voor (lan vervaldag ter incasso naar Amsterdam komen.
.iieen bij bijzondere economische of politieke gebeur-
enisscn, hetzij in Nederland zelve, hetzij in die lan-
die ‘de accenten in handen hebben, ‘of waar dan
‘ok in de wereld, zal het voorkomen, dat plotseling
dze accepten hier op de markt of hij de Nederland-
h’e Bank zullen worden aangboden en door deze
fatste gedisconteerd
nioeten
worden. ‘En aangezien
d’aardoor cle Nederlandsche Bank gedwongen zal kun-
i’ten worden, ter bescherming van den gulden wellicht
iatiegelen te treffen, zooal’s ‘bv. het opschroeven
ian de ,rente, is dit een omstandigheid, welke begrij-
elj’kerwijze het belang van het geheele land raakt.
Het discontabel verklaren zal er derhalve hoofdaalce-
lijk op neerkomen, dat de Nederlandsche Bank aan
de Duitsche banken een ,,Kreclitbereitsch’aft” geeft, zonder dat zij’ zelf, of een ‘andere Hollandsche bang
iervan ook maar eenig nut heeft, terwijl in moei-
lijke tijdso’mstandigheden de nadeelen door alle Hol-
landséhe belanghebbenden’ nullen worden bemerkt.
Door ‘de vo’orstanders zou hiertegen kunnen wor-
den opgemerkt, dat bv. ook nu een buitenl’andsche
9irculatiebank in de mogelijkheid v&keert, accepten
van Duitsche banken in Holland te koopen en die
in ‘haar buiteiiland’schen uijisselvoorraa’d op te ne-
nen, oQk dan, waniieer dit bankaccept niet ‘bij. de
Nedérlan’dsche Bank gedisconteerd’ kan worden. Dit
is natuurlijk mogelijk en is zeker ook in vele geval-
len gebeurd, speciaal ‘door vele circulatiebanken, die
hierdoor niet alleen hun liquide middelen op korten
ermijn tegen goede rente ‘belegden, maar ook ten
uttè van .hun eigen volkshuishouding. Deze beleg-
gip gen geschiedden echter tegen een hoogeren rente-
voet dan het particuliere disconto, zelfs hooger dan
h
(
et ‘bankdisconto van het Jand, in welks munt het
cccept luidde, en juist is in deze hoogeren rentevoet,
u.îelken ‘de koopers dezer accepten verlangden als scha-
deloosstelling voor het niet bankabel zijn dezer accep-
n, de reden gelegen, dat telkenmale door .de belang-,ehbenden wordt aangedrongen op een voor hen gun-
stige regeling dezer aangélegenheid. Zij kunnen im-
friers nooit zeker weten, of ‘een’ dergelijk accept op de
aar de markt geldende conditiën is onder te brengen,
erwij’1 het mogelijk is, dat men in sommige gevallen in
liet geheel gèen kooper vindt, en daarom kunnen zij,
onder te kunnen terugvallen op de Nederlandsche
,ank, slechts zelden en sleöhts in matige bedragen
hun ‘accept geven.
Bij de bespreking van al deze vragen moet men ech-
ter niet in de eerste plaats’ van de acceptmogeljkheid uitgaan, maar de vraag beantwoorden, of te Amster-
dam de voor een acceptbedrij’f absoluut noodige
dis-
contomarkt
bestaat of in het leven kan worden ge-
roepen.
Zooals’ boven gezegd, werd tot voor ‘kort het rem-
boursbedri.jf te Amsterdam nauwelijks uitgeoefend. Ter
plaatse kwam slechts binnenlandsch’ financieringspa-
ier’voor. Credietet werden door promessen of door
trekkingen op de banken liquidgeniaakt en’ dit kunst-
rntige wissélmateriaal werd, indien iuoodig, telkens
vernieuwd. Dergelijk wisselmateriaal vindt natuurlijk
voor het grootste ‘gedeelte niet zijn oorsprong in goe-
derentransacties, die uit rembourszaken voortkomen en die uitraard vanzelf afloopen.
Was dus vroeger en ook thans nog de discontomarkt
hier op zichzelf zeer klein, ‘zoo
I
is zij, van interna-
tionaal standpunt bekeken, eigenlijk als in het ‘geheel
niet bestaand te beschouwen, en ieder objectief be-
schouwer dezer aangelegenheid moet tot ‘de conclusie
komen, dat het een ph,rase is, wanneer wordt ‘beweerd,
dat men Amsterdam een internationale beteekenis op
r
224
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
dit gebied kan geven.
De geldtransacties volgen op d
goederen en niet omgekeerd.
Toestanden, zooals die
zich tijdens en na den oorlog ontwikkeld hebben, e
zooals zij voor een gedeelte heden nog bestaan, zijn
uitzonderingen. Ter plaatse, waar de goederen ver
handeld worden, daar ook vindt geheel of gedeeltelijk
de financiering plaats; hierbij spreekt het natuurlijk
vanzelf, dat in enkele gevallen ook persoonlijke rela-
ties, speciale vakkennis van de betreffende branche;
aan banken of bankiers een zekeren voorsprong kunnen
geven.
Men beschouwe in dit verband de vestiging ten on-
zent van de vroeger te Antwerpen werkende wol-
firma’s, men denke aan de verdienstelijke werkzaam-
heid van een Hollandsche bank en haar vroegereii
directeur, welke dezen wolfirma’s door het geven van
belangrijke credieten de mogelijkheid opende, om
hun in België afgebroken arbeid hier opnieuw te
beginnen. Hierdoor besloten deze firma’s niet alleen
hier te
blijven,
maar juist hieruit zijn door den hie
gevestigden wolhandel, banktransacties ontstaan, die
een groot aantal Hollandschén bankfirma’s, die zich
voor dezen tak van
bedrijf
interesseerden, de gelegen-
heici gaven, deze transacties te doen, en die er zelfs
later toe leidden, •dat een speciale bank werd opge-
richt, die hoofdzakelijk de financiering van •dit spe-
ciale
bedrijf
beoogt.
Hoe klein echter de discontomarkt hier is, blijkt
reeds uit het feit, .dat een te Amsterdam met steun
van de groote banken en bankiers opgerichte bankin-
stelling, die zich speciaal met het acceptbedrijf bezig-
houdt, gedwongen was, een overeenkomst te sluiten met
aldaar gevestigde instellingen, om zeker te zijn, dat
haar accept te allen tijde, indien het op de markt geen
afnemer kan vinden, door deze instellingen zelve wodt
opgenomen. Hiervoor moet de bedoelde bank natuur
;
lijk een belangrijke provisie betalen, welke invloed
heef t op haar winstcapaciteit.
Zou het te Londen of te New York denkbaar zijn,
dat een prima huis op de’gelijke, onereuze wijze zich
trachttete dekken? Kan niet te Londen elk accept
van een op de markt gunstig bekende firma tot elk
bedrag, dat in overeenstemming met de middelen en
den omvang van het bedrijf van den acceptant is,
worden ondergebracht? Voor een in verhouding klein
bedrag moest de Hollandsche instelling te Amsterdam met een groot aantal banken en bankiers een overeen-
komst treffen; in Londen zijn firma’s, die niet zoo
groot zijn als de door ons bedoelde hier gevestigde,
en het toch wagen zonder eenige patronage het meer-
voudige van het bovenbedoelde bedrag aan accepten –
in omloop te brengen en op de markt te plaatsen.
Op de Londen sche markt koopen niet slechts di
banken en bankiers bankaccepten om hun liquide
middelen op korten tijd te beleggen, maar ook verzet
keringsniaatschappijen, hypotheekbanken, scheep
vaartmaatschappijen en beheerders van- groots ver
mogens; Engelsche koopers voor een Engelsch bank:
accept vindt men in de geheele wereld.
Engeland is immers door zijn aloude ervaringen
en relaties al sedert eeuwen de clearingplaats van
het grootste deel der wereldartikelen en
hierTuit
vloeit
zijn overheerschende plaats op de geldmarkt voort.
Er bestaan weinig landen, welke in het wereldver-
keer een rol spelen, die niet in Londen door eigen
bankinstellingen of door nauwe relaties met ban
ken vertegenwoordigd zijn en deze opeenhooping van
de meest verschillende belangen verschaft ook -de dis!
contomarkt een risicoverdeeling, zooals men die in
het verzekeringsvak vindt. In verband met hunne steeds zeer belangrijke liqui-
diteit en de steeds zeer ruime discontomarkt kunnen de Engelsche banken ertoeovergaan ook niet discon tabele wissels te koopen, hoewel zij dit
altijd
slechts
i.n verhouding in beperkte mate doen, en tot iets hoo-
gere condities dan die, welke voor de Engelsche bank-
accepten gelden. –
Hoe klein de Amsterdamsche geldmarkt is, blijkt
reeds daaruit, dat tegenover een aanbod van prima•
bankaccepten dikwijls in het geheel geen vraag staat,
terwijl omgekeerd —— speciaal in den, laatsten tijd –
ook meerdere malen
bij
vraag geen aanbod aanwezig
is; ieder die de discontomarkt nauwlettend gadeslaat,
weet dit. Het zou daarom onder zulke omstandigheden
dubbel gevaarlijk zijn de jonge loot, die de Amster-
damsche -discontomarkt en het acceptbedrijf aldaar is,
kunstmatig te doen groeien. Erover te klagen, dat in
den laatsten tijd door geldgevers en makelaars in Am-.
sterdam geen voldoende wisselmateriaal wordt gevon-
den, is ongegrond; vrijwel in de geheele wereld be-
stonden in de laatste maanden zeer groots hoeveel-
heden vlottende middelen, evenzeer te Berlijn als bijv.
te
Parijs.
Misschien, dat, wat Amsterdam betreft, hier-
voor nog speciale redenen bestaan, zooals de
rijk
vloei-
ende inkomsten uit Indië, de betere toestand der Rijks-
schatkist, de terugbetaling van door Amerika overge-
nomen, vroeger aan Duitschland verleende credieten
en andere.
Even moeilijk als men te Amsterdam wisels kan
koopen, even moeilijk was het
bijv.
voor de Berljnsehe banken, die niet
alleen
in Duitschland zelf, maar ook
dikwijls aan het buitenland offerten zonden, om voor
bare liquide middelen beleggingen te vinden. Het is
natuurlijk geen instelling te Berlijn ingevallen, om
in verband hiermede op kunstmatige wijze te trachten
hierin verbetering te brengen, omdat ieder zich voor
oogen houdt, dat
bij’
een herleving van industrie en
handel, bij verdere tot rust koming der politieke con-
stellaties, zeker voldoende gelegenheid zal zijn om voor
de koopwaar, die geld heet, afnemers te vinden.
Kunstmatig kan men een discontomarkt niet schep-
pen; deze moet uit de natuurlijke verhoudingen voort-
komen en wij Hollanders moeten tevreden
zijn
met
hetgeen wij op dit punt bereikt hebben door eigen
kracht en geen luchtkasteelen bouwen. Het zijn
Fata Morgana, wanneer men beweert, dat men op
kunstmatige wijze onzen Gulden op de wereldmarkt nog
,,populirer” of internationaler maken kan. Welke
moeite hebben onze
P
uitsche buren zich voor -den oor-
log niet gegeven om het Duitsche accept in de wereld
populair te maken en dit voor hunne grondstofaan-
koopen te gebruiken. Handelshuizen te Bremen en
elders probeerden herhaalde malen den overzeeschen
verladers hun Duitsch accept te geven in de plaats
vân dat van een Londen sche bank, hetgeen zij öf uit nationalistische overwegingen deden, ôf omdat deze
financieringswijze voor hen voordeeliger was dan door
een accept van een te Londen gevestigde Duitsche
bank. Hoewel door de vele in de overzeesche landen
gevestigde Duitsche ,,Auslandsbanken” de mogelijk-
heid bestond, dit accept te verhandelen, was het suc-
ces niet alleen in verhouding met de over Londen
gefinanceerde transacties, maar ook wat het totaal-
bedrag betrof, zeer onbelangrijk.
Kan men zich voorstellen, dat een hier gevestigde
bank dagelijks duizenden offerten per brief of tele-
gram de wereld inzen-dt, zooals dit vanuit Londen
geschiedt, waarbij zij met slechts een klein onderscheid,
aan- en verkoop van bankaccepten aanbiedt. De gel-
dende prijsnoteering op Engelsche offerten wordt
door de huidenexporteurs in Calcutta met evenveel be-
langstelling gevolgd als door de wolhandelaars in La
Plata, en ieder koopman en ieder bankier richt zich
-daarnaar om na te gaan of, en wat hij in dit artikel
di. het Engelsche bankaccept, te doen heeft.
Zou het eenig nut hebben van Holland uit dage-
lijks de papierman-den in de verschillende landen te
vullen met soortgelijke drukwerken en gelooft men
werkelijk, dat het mogelijk zou zijn, de portokosten
eraan te ver-dien en.?
* *
*
In niet geringe mate is de kwestie der toelating van
Duitsche bankaccepten eens aangelegenheid, die het algemeen belang raakt en niet slechts het belang van
enkole groepen.
–
–
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
225
De hier te lande gevestigde buitenlandsche bankin-
stellingen worden direct of indirect vanuit hun vader-
land geleid, krijgen van daaruit hunne instructies,
terwijl het vanzelf spreekt, dat zij reeds door hunne
zakenrelaties erop zijn georiënteerd, om in de eerste
piënts, zoo niet uitsluitend, hun bedrijf daarop in te
stellen. Eenige invloed van ‘den kant van I:Tollandsche
autoriteiten of van de Nederlandsche Bank, welke
toch over ons gel.dwezen te waken heeft, is natuurlijk
i:iauwelijks mogelijk, terwijl toch niet verwacht ka:ti worden, dat de vreemde instellingen met de belangen
van ons land’ zoodanig zullen rekenen, als cle
binneniandscho vanzelfsprekend doen; wij willen hiermede volstrekte niet zeggen dat er eenige ze-
den bestaat
3m
cle loyaliteit van do eerstgenoomden
in twijfel to t:rekken. Inzicht in cle zaken van deze
banken ‘heeft menniet en kan n’ien zich slechts onder
cle grootste moeilijkheden verschaffen.
Een zuiver Hollandsche instelling, waarbij Hol-
landsch kapitaal geheel of gedeeltelijk geïnteresseerd
is, en die door Hollaudsche personen wordt geleid met
ilolianclscho Oommissarissen of Raad van Toezicht,
heeft uit den aard dei zaak ccce andere positie dan
elke andere en dit speciaal in verband met cle op deze
colleges rus’tende verantwoordelijkheid en hun mc-
rede verautwoorclelij’kheidsgevoei. Hoe en op welke
wijze zou men kunnen controleeren, dat geen Duit-
scho hirinenlancische credieten door hef, Holland-
sche romhours gefin anceercl zouden worden. Dagelijks
worden o.nzen Hol]andschen bankiers dergelijke propo-
sities gedaan, hoewel deze niet alleen niet met de be-
palingen, maar ook niet met de wonsc’hen der Neder-
land sche Bank overeenkomen en derhalve zonder meer
mooten worden geweigerd. Bestaat niet het gevaar, dat
wij naast het Hollandsche accommodatiepapier hier
.1) ui tsch accomniadaiepapier krijgen? In cl en eersten
tijd zal men er aan de eene zijde zeker voor zorgen, dat
men zich nauwlettend aan de gestelde bepalingen
houdt, en ter andere zijde zal ongetwijfeld zeer schei-
pe contrôle worden uitgeoefend (men stelle zich voor
een rembourscrediet onder speciaal toezicht!). Wan-
neer de contrôle verzwakt, zal ‘zeker de verleiding
groot worden om eens een kleine afwijking te probee-
reu en het einde za]. ongetwijfeld zijn, dat voor het
:i’egulaire romboursbecirijf de oude rembourspiaatsen
gebruikt worden, clie door ‘de’goederen als het ware
worden aangewezen, terwijl wij hier slechts accommo-
clatie- of financieri.ngspapier krijgen.
Hoe zou echter de situatie in ons kleine land kun-
nen worden, wanneer
belangrijke
politieke gebeurtenis-
sen voorvielen? Wij weten ons te herinneren, dat bij het uitbreken van den wereldoorlog in het jaar 1914,
cle Bank of England (hoogstwaarschijnlijk onder ga-
.rantie van de Engelsche Regeening) gedwongen was,
de accepten van vele buitenla’ndsche banken en ban-
kiers voor eigen rekening te voldoen, om hierdoor een
debacle op de Londensche geldmarkt te voorkomen.
Door de groote verplichtingen van enkele buitenland-sche instellingen op ‘de Londensche acceptmarkt was
cle Bank of Englan’d zelfs gedwenge’n, zich bij die in-
stellingen te interesseeren, om de gelden, die zij ter
betaling dezer accepten ‘had voorgeschoten, op de een
of andere wijze terug ‘te krijgen. Zon ontstood hi.jv. en
o.a. de deelname van ‘de Engelsche eirculatiebank bij
cle An’glo Austrian Bank Ltd.
Het is voor ons land onnoodig, hier iets toe te laten, wat nergens ter wereld geoorloofd is en ons aan groo-
tere gevaren ‘bloot te stellen ‘dan grootere en machti-
ger staten. De buitenlandsche instellingen worden
hier zeer zeker niet slechter behandeld dan in èenig ander land. Gelooft men, dat ‘het mogelijk zou zijn,
ergens anders een kwestie, zooals die ons thans bezig-
houdt, aan de orde te stellen? Buitenlandsche ‘banken
kunnen hier ongestoord en zonder eenige beper]cing,
hun bedrijf uitoefenen, met uitzondering van den
toegang tot de ‘effectenbeurs en van het discontabel
zijn hunner accepten.
Heeft men er zich hier druk over gemaakt, toen
Hollan’dsche instellingen gedwongen werden, hun
bankbedrijf in Duitschland te beperken en later geheel
op te heffen, omdat ‘de prohihitieve Duitsche wet-
geving hun hiertoe aanleiding gaf? Het is zeker voor beide partijen beter, dat wij’ het paard van Troje, dat
men in dit geval ,,toegang tot de effectenbeurs” of
,,Dui.tsch bankaccept” noemt, niet het land binnen-
halen, ‘omdat het, afgezien van het ‘door hem te ver-
orzalcea gevaar, steeds een twistappel hij onszelf zal
vormen.
r Is het voor ons kleine land noodzakelijk, ‘dat, wij
het risico loopen, in moeilijkheden te geraken, die men
heden ten dage absoluut niet voorz.ie kan? Is het noo-
dig,. dat onze Duitsche vrienden steeds met ,,verlan-
gens” tot ons komen, die wij niet vervullen willen en
die zij’ steeds weer herhalen, hetgeen slechts wantrou-
wen en onbehaagljkheid aan. onze zijde verwekt? In de
moeilijkste tijd.en heeft ons geheele land, “zoowel de
Hollan’clsche bankier, als de Hollandsche handelaar en
de Holiandsche ‘boer, steeds zooveel mogelijk getracht,
onze Duitsohe vrieiiiden te. helpen. Laten deze
–
nu
eens zelf een zoo
vooraitziercden
blik
hebben, om te
vermijden, dat wij
wellicht later
door hun schuld moei-
lijkheden zouden krijgen, die hen zelf weer zouden
kunnen schaden, en niet steeds weer trachten, ons in
verleiding te brengen.
DE NEDERLANDSCHE KATOENINDUSTRIE IN 1925.
1.
Tegen het einde van 1924 scheen het werkelijk
alsof er voor de*atoenindustrie, zoowel i:n.Engeland
als op het Vasteland een betere tijd zou aanbreken.
Prijzen voor ruwe ‘katoen waren weliswaar nog hoog,
doch bleven stabiel zonder scherpe fluctuaties, ter-
ivijl de vraag naar manufacture’n. vooral van de over-
zeesche markten zeer ‘bevredigend was en het wel
duidelijk werd, dat voorraden daar over het algemeen
eer klein waren. In de laatste maanden van 1924
konden de meesté fabrikanten van katoenen goederen
clan oök flinke o:rders boeken tegen over het algemeen.
bevredigende
prijzen,
al zal toen in de meeste geval-
leii cle marge voor ‘de spinnerijen wei ‘boter zijn ge-
*eest dan die voor -de weverijen.
Ook mde eerste maanden vah 1925 bleef deze toe-
tahd nog voortduren. De Amerikaan’sche katoenoogst
van 1924/5, ‘die eerst op ruim 13 millioen balen werd
getaxeerd, viel wel zeer ,mede, zoodat de op’brèngst
ton slotte ruim 14Y2 millioen halen bedroeg, doch bij
de goede vraag uit de industrie had deze hoogere
opbrengst geen nadeeligen invloed op de prijzen van
ruwe katoen en de noteering voor American Middling
te Liverpool, die op 2 Januari 1925 13,57 d. bedroeg, fiuctueerde gedurende de eerste 7 maanden van 1925
slechts zeer weinig en was einde Juli nog 13,53 d.
Datrna werd het langzamerhand wel duidelijk, dat
ook de oogst 192516 zeer zou meevallen en dat de
vrees voor een schaarschte van ruwe katoen, die ge-
durende de voorgaande jaren prijzen, zeer ten na
dccle van de industrie, dikwijls zeer belangrijk had
opgedreven, voorloopig wel van de baan zou zijn.
Prijzen begonnen dan ook gedurende de zomeriaan-
den van 1925 geleidelijk te daJen, naarmate de oogst-
schattingen grooter werden. De noteering, die einde
Juli nog 13,53 d. bedroeg, was einde Augustus tot
12,60 d. gedaald, doch in Septetnbei- werd de markt
‘weer iets yas-ter, doordat men uit ide Vereenigde Sta-ten minder goede oogst’berichten ‘zond, waarschijnlijk
met de ‘bedoeling om de markt niet te demoraliseeren
en te trachten nog een flink gedeelte van den toen bin-
nenkom’enden oogst tot goede prijzen aan de industrie te verkoopen. De oogstschattingen van het Lapdbouw-
bureau te Washington, die sedert 1924 tweemaal per
maand worden gepubliceerd, gaven echter steeds hoo-
gere
cijfers
aan en begin October begon men wei te
begrijpen, dat de nieuwe oogst zeker wel 16 millioen
balen zou opleveren, terwijl
de berichten uit Engelsch-
Indië en Egypte ook op grootere opbrengsten wezen.
226
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
Prijzen van Amerikaansche katoen daalden dan ook
iie September vrij snel en de noteering te Liverpool,
die begin October nog 12,12 d. bedroeg, was einde
December tot 10,21 d. gedaald.
Voor garens was deze daling nog veel grooter en
iie noteering voor 32er twist, die begin Januari 24 d.
bedroeg, was begin October tot 20 d. en einde Decem-
he:r zelfs tot 16X d. gedaald. Ook voor garens van
Egyptische katoen was een zelfde daling te bespeu
ren, al is daarbij de daling van ruwe katoen veel groo
ter, zoodat de toestand voor de spiriners van Egyp
tische garens, niettegen staande de groöte prijsdaling
daarvan, nog veel minder ongunstig is dan die vooi
de spinners van Amerikaansche garens, hetwelk ueer
duidelijk uit onderstaande cijfers zal blijken:
2Jan.1925 31Dec.1925
American Middling ……..1321
10.27
32cr twist …………….24.00
16.50
Spinmarge ……10.79
6.23
Sakellaridis …………..30.15
17.65
6Oer Eg. twist …………43.50
31.00
Spinmarge
1335
13.35
De toestand voor de spinnerijen van Amerikaansch
garens, die in het begin van 1925 zeer gunstig was,
is in den loop van het jaar 9teeds slechter geworden
en was tegen het einde dan ook zeer onbevredigend,
zoodat het geen wonder is, dat men in de ,,Oldham
Chronicle” van 2 Januari 1926 bij een overzicht vai
de katoenindustrie over 1925 dit jaar als volgt ziet
beschreven: ,,A year, that promised well but proved
difficult and disappointing”. –
Ook hier te lande, waar bijna uitsluitend Amen
1
kaansche en Britsch-Indische katoen wordt verspon
7
nen, was de toestand voor de spinnerijen vrijwel ge
lijk aan die in Lancashire. In het begin van 1925
waren spinuerijn goed bezet tot loonende prijzen
welke prijzen tot de zomermaanden geleidelijk af hrok
kelden. Met de daling van katoenprijzen verminderd
de vraag ook zeer sterk, zoodat prijzen van garens
veel sneller daalden dan die van ruwe katoen en vooi
de meeste spinnerijen de toestand in •de tweede helft
van 1925 veel slechter was geworden. Ook tegen het,
einde van dit jaar was nog ‘geen verbetering merk
baar en op het einde van 1925 was de algeheele toe-
stand voor de spinnenijen ‘heel wat slechter dan het
voorafgaande jaar. 1
Voor de weverijen. heeft de conjunctuur gedurenclé
het geheele jaar vrijwel parallel geloopen met die iii ‘de spinnerjen, ofschoon el eenig verschil moet wor
den gemaakt tusschen de vetschillende wevenijeri on
de.rling, in verband met de door hen geproduceerde
goederen.
In het begin vair 1925 was de toestand over het
algemeen bevredigend en waren de meeste weverijen goed van orders voorzien. Vooral bij de exportwe
e-
rijen was dit het geval, ook al in verband met de
goede vraag op Java, waardoor daar gedurende de
eerste maanden van 1925 bevredigende opbrengstpnij-
zen konden worden gemaakt. Door de groote droogte
op ‘Java vielen daar de oogsten algemeen tegen en
tegen de herfstmaanclen verminderde de vraag naar katoenen goedeien zeer belangrijk, terwijl daarente-
gen de aanvoeren van katoenen goederen, voorname-
lijk uit Laricashire, zeer groot bleven. in de laatste
maanden van 1925 werd •de .markttoestand op Java
dan ook steeds slechter, terwijl importeurs, bevreesd
door de daling van katoe’npnijzen in Europa, hun best
doden de aankomende manufacturen zoo snel moge-lijk in consumptie te brengen. Dit groote aanbod had
groote dalingen in de verkoopprijzen ten gevolge,
zoodat deze in vele gevallen op Java reeds lager wa-
ren dan de zeer gereduceerde ,,replacing-cost” in
Europa en het resultaat voor consignateurs geduren-
de de laatste maanden van 1925 zeker verre van gun-
stig zal zijn geweest.
Voor het binnenland bleef gedurende het geheele
jaar de vraag vrij bevredigend wel stagneerde deze
in de latere zomermaanden door de daling in katoen-
prijzen, doch toen deze tegen het einde van het jaar
het lagere niveau hadden bereikt, nam de binnenland-
sche vraag weer toe, zoodat de totale omzet voor de
binnenlandsche markt zeker wel vrij ‘normaal zal zijn
geweest. Een minder gunstige factor voor vele fa-
brieken is wel gelegen in het feit, dat ‘de smaak an
de behoeften van het publiek veranderen en dat voor
vele kleedingstukken, vooral ondergoederen, die vroe-
ger uitsluitend uit katoenen goederen werden ver-
vaardigd, thans andere grondstoffen worden gebe-
zigd. Als men reken ing houdt met de groote tocne»
ming in het gebruik van gebreide en getricoteerde
goederen, zoowel van katoen, wol en kunstrjde als
van een mengsel dezer grondstoffen, behoeft ‘het ze-
ker geen verwondering te baren, dat vele katoeawe-
verijen yan speciaal-artikelen voor de binnenland sehe
markt er thans over klagen, dat de consumptie van
hun fabrikaten zoc is verminderd en zij zich geiei-
delijk op andere artikelen moeten gaan toeleggen.
Wat het gebruik van grondstoffen betreft had in
de eerste helft van 1924 de groote uitsluiting in
Twente plaats, waardoor vele fabrieken over dat jaar
voel korter hebben gewerkt en de cijfers voor 1924
niet als. normaal kunnen worden beschouwd, hetgeen
ook duidelijk uit onderstaande cijfers zal blijken:
De invoer van ruwe katoen bedroeg:
1925
,
KG.
ter waarde van Noord-Amerikaansche.
27.174.000
f
40.201.000
Engeisch-Indische ……..
5.872.000
.
6.744.000
Egyptische …………..28.000
29.000
Ned. Oost-Indische
137.000
162.000
Diverse soorten ………924.000
1.424.000
Totaal 1925…. 34.135.000
f
48.560.000
1924.. ..
19.433.000
31.414.000
1923…. 24.828.000
38.090.000
en van katoenafval (mci.
linters)
1925
KG.
ter waarde van
Duitschiand
…………
6.326.000
f
2.918.000
Engeland
…………..
3.516.000
1.876.000
Vereenigde Staten…….
2.133.000
1.186.000
Frankrijk
…………..
1.653.000
983.000
België
………………
1.571.000
781.000
Keizerrijk Indië
724.000
264.000
Diverse landen ……….
6
2
5.000
297.000
Totaal 1925…. 16.548.000
f
8.305.000
1924…. 14.946.000
8.076.000
terwijl hiervan werd uitgevoerd:
1925
KG.
ter waarde van
Ruwe katoen …………
335.000
f
405.000
Katoenafval
…………
7.856.000
5.604.000
van welken afval resp.
4.745.000 KG.
naar Duitschiand
1.360.000
Frankrijk
892.000
België
272.000
Engeland
259.000
de Vereenigde Staten
werd gezduden.
De in voer van katoenen garens bedroeg
1925
.
KG.
ter waarde van
Ongetwijnde ruwe garens. 32.599.000
f
59.029.000
Ongetwijnde, gebleekte of
geverf de garens ……
1.162.000
1.928.000
Getwijnde garens 2 draads
1.047.000
2.880.000
(,letwijnde garens, rneerdr.
438.000
1.106.000
Totaal 1925.
35.246.000
f
64.943.000
tegenin 1924…. 31.849.000
.,, 65.531.000
en in
1923…. 28.318.000
51.488.000
waarvan uit:
hngeland …….. 26.220.000 KG. tegen 19.479.000 in 1924
Duitschland …..4.456.000 ,,
,,
6.586.000
i3elgi6 ………..3.138.000 ,,
,,
3.837,000
Polen ………..581.000 ,, ‘
,,
533.000
Tsjechoslowakije .
100.000
244.000
Frankrijk ……52.000
–
823.000
Hieruit ziet men vel, dat de uitsluiting van 1924
viu veel meer beteekenis is geweest voor de spinne-
rijen dan voor ie weverijen, hetwelk ook wel duidelijk
is eis men weet, dat alle Twentsche spinnerijen bij
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
227
dit éonflict betrokken waren, doch dat vele weverijen
o.a. die in Almelo, Nijverdal en Brabant en verder
niet aangesloten Twentsche weverijen toen wel door-
gewerkt
.
hehben.
De
u
i t v o e r van katoenen garens heeft in
1925
bedragen:
KG.
ter waarde van
Ongetwijnde ruwe garens
1.320.000
f
2.388.000
Ongetwij ode, gebleekte’ of
geverfde garens
1.188.000
,, 2.883.000
Getwijnde garens,
2
draads
394.000
,, 1.404.000
Getwijnde garens, meerdr
114.000
,,
271.000
Totaal ……..
3.016.000
f
6.946.000
tegen in
1924..
1.692.000
V
4.505.000
en in
1923..
2.066.000
,, 4.776.000
Van deze uitgevoerde ongetwijnde, (ruwe garens waren
bestemd voor:
Duitschiand ……
812.000
KG.
Engeland ……..
279.000
Argentinië ……
175.000
Bovendien bedroeg de uitvoer van naaigarens:
204.000
KG. ter waarde van
f
880.000
tegen in
1924 281.000 ,,
,,
,,
,, ,,
985.000
en in
1923 376.000 ,,
,,
,,
,,
,, 1.338.000
liet invoersaldo heeft dus in
1925
bedragen:
Ton terwaardevan
Ton
Ruwe katoen…..
33.800
f
48.155.000
tegen 18.701
in
1924
Katoenafval … .
8.692 ,, 2.701.000
,,
5.898
Katoenen garens.
32.230
57.997.000
30.157
(Slot volgt).
DE NIEUWE TARIEFWET IN DE PRAKTIJK.
1.
Nadat cle Tariefwet 1924 sinds Ju1i ji. heeft ge-
werkt, is het mogelijk in nadere beschouwing te tre-
den over de vraag of zij’ in, de practijk al dan niet
aan de verwachtingen beantwoordt.
Opbrengst.
Allereerst een enkele opmerking over
de opbrengst. De in 1925 verkregen baten zijn vrij
aanzienlijk. Zij bedroegen vanaf Juli per maand resp.
f
3.429.800,
f
3.882.000,
f
4.717.000,
f
4.718.600,
f
4.584.263 en
f
4.519.406.
1926 zal doen zien of – afgescheiden van wijzi
–
gingen in de handelsbalans – de opbrengst der laat-
ste maanden kan worden behouden. De sterke toe-name in September zal zijn toe te schrijven aan het opraken der voorraden, die men, om het nadeel der
verhoogde heffing te ontgaan, v66r het in werking
treden der wet had ingeslagen. Naarmate die voor-
raad slonk, moest opnieuw tot invoer worden over-
gegaan. Dat die factor reeds in November geheel had
uitgewerkt en sindsdien weer een décres is waar te
nemen, stemt tot voorzichtigheid in ‘het oordeel t.a.v.
de toekomst.
Overigens mag veilig worden gesteld, dat het gun-stig resulta,at althans ten deele is toe te
schrijven
aan
Minister Colijn’s ,,vlek op de wet”, welker werking
gelijksoortig is aan die van alle ,,vlekken”, nl. uitge-
breider dan aanvankelijk werd voorzien. Immers in
de aanvankelijke raming was de 5 pOt. heffing ex
– het pas later ontworpen – art. 43 niet opgenomen.
Later heeft men ook naar
deze
opbrengst een slag
geslagen en haar ten deele weggecijferd tegenover
vermoedelijke derving van opbrengst uit posten, welke
de Kamer deed vervallen. Die raming zal zeer voor-
zichtig zijn geweest. Zij zal bovendien meevallen ten
gevolge van het-stelsel der wet, dat – ‘behoudens in
de bijzondere posten ‘zelf gemaakte uitzonderingen –
voor de belastbaarheid geen rangschikking van goe-
deren naar
aard
of
bestenzm.ing
meer kent; men be-
last alleen de met name genoemde artikelen. Dit stel-
sel geldt – vgl. hierna – ook voor de
lijst
ex art. 43.
Viel dus vroeger menig niet nader aangeduid artikel,
b.v. onder den enormen vni.jgestelden post ,,Fabrieks-,
landbouw- en stoomwerktuigen”, thans moet de om-schrijving zèlf weergeven wat belast is, en ten deele,
speciaal wat de in de
lijst
vermelde goederen betreft,
66k welke
niet.
Is toch ergens een bepaalde goederen-
soort als belast aangegeven, doch daarop voor een
speciaal artikel (b.v. omdat het uitsluitend tot fa-
bnieksdoeleinden wordt gebezigd) uitzondering ge-
maakt, dan valt dit laatste vrij. De warenkennis en
de blik op het geheel; zelfs van den Minister van
Financiën, zijn echter beperkt! De samenstellers ken-
den niet alle artikelen, of braohten zich het bestaan
van een bepaald voorwerp, in zeker verband niet in
• herinnering. Zoo iets is niet te voorkomen. In het
mechanische stelsel der wet leidt dit echter onver-
mijdelijk tot onbevredigende, onlogische toepassing.
‘Ik kom hierop hierna terug. Hier volsta ik met de
• opmerking, dat nu een
belangrijke
opbrengst aan in-
voerrecht wordt verkregen uit voortbrengingsmidde-
len, welke – indien de bedoeling ook van
dezen
wet-
gever volledig tot uiting ware gekomen – nièt zou-
den zijn belast. –
Over de opbrengst der belasting in de
toekomst
zullen overigens nog andere factoren mede beslissen.
Het zijn in ‘hoofdzaak de mogelijkheid, dat men hier
monteerings-falrieken of -trafieken van’ bij in-
voer niet- of lager-dan-het-geheele-vo(>rwerp belaste
onderdeelen zal gaan oprichten en cle vraag, of men
zich met succes zal kunnen toeleggen op het ver-
vaardigen van ‘het gefixeerde ,,toonbankartikel” in
maten of gewichten iets grooter dan die, welke de
wet voor de belaste artikelen vaststelt of een andere
wijze van verpakking kan uitdenken, die den impor-
teur voordeel zal opleveren t.a.v. de tariefstoepas-
sing. Tenzij de dalende’ opbrengst der laatste twee
maanden hierop mocht wijzen – ik meen, dat de wet
nog niet lang genoeg heeft gewerkt dan dat dit reeds
in merkbare mate het geval zou zijn – is van het laat-
ste nog niet veel te bespeuren; wellicht ook geeft voor
niet-afgewerkte artikelen art. 2 der wet eenig tegen-
vicht. Wat echter het eerste aangaat, vermelden de
bladen reed’s herhaaldelijk de oprichting van een
fabriek of opsla’gp1ats van een of ander fabrikaat.
Dat betreft zonder
twijfel
maatregelen in verband met
dè nieuwe Taniefwet.
In hoever dit al of niet als een
gewenscht
gevolg
is te b’schouwen, laat ik buiten bespreking. Als
belos-
tinijwet bezien is die werking in elk geval onge-
venscht.’ Een zoodanige wet beoogt toch het verknij’-
gen daaruit, in het kader daarvan, van een zoo hoog
mogelijke opbrengst.
De of ficieele uitgave der wet.
De invoering der
wet bracht voor de Ontvangers der invoerrechten, die
do wet op eigen financiele verantwoordelijkheid had-
den toe te pcssen en ‘de Venificateurs, die de belast-
baarheid der bevonden goederen aan de Tariefwet
hadden te toetsen, groote bezwaren.
Zij verzochten daarom – men zal het wellicht
eigenaardig vinden, dat een dergelijke verstrekking
niet reeds a priori vaststoncl, doch men is nu eenmaal
zeer voorzichtig met het verstrekken van officieelen
commentaar, – een officieele uitgave der wet, zoe-
danig ‘bewerkt, dat zij in lexicografische volgorde alle
belaste of opgesomde vrije artikelen zou bevatten. .De Minister heeft de redelijkheid van dien wensch
ingezien en de uitgave is 66k voor den Handel. ver-
krijgbaar gesteld.
1)
De.uitgebrèide warenkennis der ontwerpers çler wet
heeft daarin, een ontzaglijk aantal artikelen verza-
meld en die daarna gerubriceerd. Doch ji,iist uit di,t
Lexicon
blijkt
wederom, dat het principe waarvan
de , wet, uitging, in de
praktijk
tot ingewikkelde en
tijdroovende toepassing . voert. Een Tariefwet – en althans een daaruit opgemaakt Lexicon, en althans
wanneer zij uitgaat van het nu gevolgd systeem –
moet zoodanig zijn ingericht, dat zij. Handel en amb-
tenaren in staat stelt met één oogopslag bij alle ver-
melde goederen na te gaan, 6f een ingevoerd artikel
niet dan al belast is, c.q. hoe. En dat dit met deze
wet niet te bereiken is, kan juist deze bewerking aan-
‘toonen. De deskundige auteurs waren geheel vrij
in den omvang, dien zij aan het werk wilden geven.;
‘) Vgl. ,,Ec.-Stat. Bei.” tid.
29
Juli
1925,
No. 500.
228
ECONOMISCH-STATkTISC}JE BERICHTEN
10 Maart 1926
geen uitgever belemmerde ‘hen wat de kosten betreft.
Toch zijn zij er wat menige post betreft niet in ge-
slaagd, cle al of niet belastbaarheid op
deze wijze,
positief dus, aan te geven. Men vgl. b.v. den pest
Manufacturen met 13 noten, waarvan de meeste nog weer zijn onderverdeeld in 2 tot. 5 nadere onderver-
deelingen. Zbt ‘beslaat aldus in het lexicon 8 bin. corn-
pressen druk, die men bij raadpleging vaak in haar
geheel ‘heeft door te lezen.
Aan het verschijnen van het werk was nog een
indirect voordeel verbonden. De Handel meent mede
in dit, Lexicon de officieele rechtsgeldige uitgave c1’er
Tariefwet te zien en aanvaardt in den regel zonder
meer de belastbaarheid van een in het Lexicon als
belast vermeld artikel zonder de vermelding aan de
wet te toetsen.
In den regel zl die tarifieering ook juist zijn –
en aldus draagt de uitgave onwillekeurig bij tot 66n
der doeleinden die de wetgever zich hij’ het ontwerpen
o.a. voor oogen stelde: ‘het voorkomen van geschillen!
Doch men heeft steeds te beseffen, dat alleen de
wet en het K.B. ex art. 43 maatstaf van beoor-
deeling zijn t.a.v. do vraag, of een artikel belast –
en ‘hoe belast – is, of vrij. –
Moge ambtelijk de juistheid van het Lexicon veelal
worden aangenomen, dus dat het is gebaseerd op Wet
en Besluit, tegenover Handel en Tariefcommissie mist
het wettelijke kracht.
Dit is
van
belang, niet alleen omdat bij mogelijk-
heid van verschil in opvatting do meaning der Ta-
riefcommissie, niet die van de ontwerpers beslissend
is, doch bovendien omdat in een dergelijk uitgobreid
werk fouten en vergissingen niet zijn to voorkomen.
Verschillende orrata
•
werden dan ook reeds gegeven
niet alleen van druk-., doch ook van andere, meer
wezenlijke, fouten.
.Moeilijkheden bij het verklaren van somm.ige uit-
drukki’ivgen en de omschrijving der posten.
Niette-
genstaande de moeite, welke de ontwerpers zich heb-
ben gegeven, om de posten zoo ,,scherp” mogelijk te
omschrijven, zijn alras verschillen gerezen over de
heteekenis van sommige uitdrukkingen en omschrij-
vingen. En – hoezeer men ook geneigd zou zijn an-
ders te handelen – men bedenke, ‘dat men, nu de wet
(inbegrepen het K.B. ex art. 43) eenmaal tot stand
gekomen is, men bij’ de toepassi’ng uitsluitend met
haar
te maken heeft. De nader medegedeelde ‘bedoeling
van de ontwerpers met een of ander dictum, voor zoo-
ver die niet is neergelegd’ ‘of tot uiting komt in de
wet, kan niet ‘beslissend zijn. Een memorie van toe-
lichting van een wet, Kame;rstukken zelfs, kunnen
vaak nog tot stavin’g van een bepaalde meaning die-
nen, ‘doch nadat ‘de hamer van den Voorzitter der Ka-
mer over het ontwerp is gevallen, zal toelichting der
ontwerpers geener]ei invloed meer kunnen ‘hebben.
De strijd over het wetsontwerp inzake richtige ‘hef-
:Eing ligt nog te versch in het geheugen, dan dat men
dit niet aa’nstonds met
mij’
eens zou zijn. Toen reeds
is
bijna
eenpaxig de meaning uitgesroken, dat het
juridisch kwalijk te verdedigen is, een wet te’ maken,
waarin met zodveel woorden wordt gezegd dat ten
aanzien van ‘bepaalde belastingen rekening moet wor-
den gehouden met het’ ‘doel van den wetgever.
1)
En
n.0 kan men tegen dit betoog, voor zoover ‘het han-
delt tot
bestrijding
van d’e juistheid der tegenwoor-
dige wet tot richtige heffing wel andere motieven
aanvoeren om die wet te verdedigen, ) schoon hij’, die dit doet, zeker is op juridische gronden te wor-
den aangevallen, ‘ten aanzien van de tegenwoordige Tariefwetgeving geldt het betoog volledig. Wat o.a.
Mr. Bach in W.P.N.R. 2878 schieef, is absoluut toe-
passelijk op hen, die een dergelijke toepassing der Tariefwet verdedigen. Immers •de wet tot richtige
Mr.
H. J. F.
Baoh W.P.N.R.
2878;
Prof. Meyers
W.P.N.R.
‘2853;
H.
F.
R. Dubois Wet tot bevordering der
rihtige heffing
euz.,
Arnhem, Gouda Quiut.
Vgl.
b.v. W. D.
B.
I.
en A.
2730
vig., Haagsch Maand-
blad Mrt.
1924,
Mr. Segers, Themis
1926, 1.
heffing, het, voorschrift, dat een dergelijke wetstoe-
passing moet mogelijk maken, geldt hier niet. Bepa-
lingen als voorkomende in H
4
en 6 der Reichsabgabe-
orduuug ten aanzien van de geheele belastingwet’ge-
ving,’) kennen wij ‘hier niet en twijfel omtrent de
vraag of zonder dergelijke ‘bepalingen een toepassing
volgens het dooi der wet of de bedoeling van de ont-
werpers toelaatbaar is, ‘bestaat wei niet! Mi. a for-
tiori
geldt dit alles’ ten aanzien van de Ta.riefwet-
geving. De technische verbetering, welke de Tarief-
wet zou brengen, was: zooveel mogelijk onzekerheid
weg te nemen, zooveei mogoJijk geschillen to ‘voorko-
men cii het middel om dit te bereiken is geweest, de
te belasten artikelen met name te noemen en ‘deze
zoo scherp mogelijk te omschrijven
.. :Daarnaar hebben
de ontwerpers gestreefd. Zood:ra echter het wetsont-
werp Web was geworden hebben we alleen met de Wet
te maken. De Wet, zooals die ‘daar ligt. Hebben dle
ontwerpers zich vergist, ‘hebben
zij
fouten gemaakt,
hebben zij iets onduidelijk of onvolledig gezegd, is cle
gegeven ,,seherpe omschrijving” niet z66 scherp, dat
twee- of drieëriei uitleg daardoor onmogelijk is, da’n
heeft ‘de administratie en de beroepsinstantie uitslui-
tenci volgens de wet to beslissen, hoe een zekere be-
paling is te verstaan. Wat zij
niet
zegt is geen wet,
al hebben ‘de ontwerpers bedoeld over dat punt wèi
wat te zeggen. Zelfs zou ik willen zeggen dat indien.
een dergelijke uitleg wèi mogelijk was, voor
deze
wet
-juist nog ‘zou moeten worden beslist, dat die niet in
de wet uitgedrukte ‘bedoelingen niet zouden mogen
gelden., omdat juist het hoofddoel, het grhote doel der
technische verbetering is geweest, zooveel mogelijk
alles te zeggen, wat gezegd kan worden.
In sommi’e andere wetten (vgl. voor het civiel-
recht Dubois, Wet Richtige heffing, blz. 10) is dc
rechtszekerheid soms ondergeschikt gemaakt, aan
goede trouw, goede zeden ed.
Hier
achtte men do
rechtszekerheid, nopens hetgeen l)elast of vrij zou
zijn, van z66 overwegend belang, dat men dien eisch
– het ‘blijict duidelijk uit de Memorie van Toelichting
hij den opzet, der wet – v66rop stelde en aan alle
andere, logica en billjkheid inbegrepen, predorn.inont
maakte. Dit bedenke men steeds bij’ het verklaren der
wet.
Moeilijkheden uit de redactie speciaal t.a.v. de be-
teekenis van bepaalde uitdru1c1civgen.,,
heeft dc wet
trachten te voorkomen door invoeging van een defi-
rri.tie-artikel, artikel 30. Er blijven echter uitdrukkin-
gen van algemeenen aard over, die in verschillenden zin kunnen worden opgevat. Zoo’ b.v. de vermelding
,,dergelijke artikelen”. Deze uitdrukking moet eng
worden ‘geïntrepreteerd, in den zin van
gelijksoortige
hebben de ontwerpers gezegd; die verklaring zal wel
geen bestrijding ontmoeten, doch de Tariefcommissie
is daardoor niet gebonden. In verschillende artikelen
komen voor de uitdrukkingen ,,waartoe zij behooren”
en ,,het toebehooren” van een artikel. In Weekblad
dir. bel.
‘mv.
en acc. 2776 wordt door den heer
Ockerse-hetoogd, dat aan de woorden ,,waartoe zij ‘he-
hooren” geen beperkte beteekenis mag worden toege-
kend, m.a.w. dat zij niet inhouden, dat er tusschen.
de verschillende doelen van de partij eene verhouding
bestaat van hoofdzaak en onderdeel, of van ‘hoofd- en
bijzaak. De Redactie kon zich, ook ter wille der con-
sequenties, met ‘die rneeiiing niet vereenigen. Die uit-
drukking moet naar
hare
meenin’g veronderstellen een
verh’ou’ding van ‘hoofd- tot bijzaak, evenals dit bij
,,toebehooren” het geval is. Waar de heer 0. geen ver-
schil ziet tusschen deze beide uitdrukkingen, •zegt de
Redactie, verstaat ‘hij’ ‘blijkbaar onder ,,toebehooren”
iets anders.
Het ‘is niet ‘twijfelachtig, of de Tariefcommissie zal
‘)
§ 4.
Bei Auslegung der Steuergesetze sinci ïhr Zweck,
ihre wirtschaftliehe Bedeutung unci die Entwicklung der
Verhaitnisse
zu
berücksichti.gen..
§ 6. Wo
mi
Siune der Gesetzes die Behörden die Entsehei-
dung nach ihrem Ermessen
zu
treffen haben, hat sie naoh
Recht und Billigkeit zu
erfolgen.
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
229
over dergelijko vragen eerla.ng te beslissen krijgen.
Het is er vooralsnog verre van, dat de bedoeling
van den wetgever ,,geschillen te voorkomen” is ge-
slaagd. Wellicht wordt dit beter, als de wet nog lan-
ger heeft gewerkt, ‘doch thans is de Tariefcommissie
overladen met werk (vgl. Verslag Jaarverg. K. v. K.
Hengelo).
v[et het systeem ,,soherp omschrijven” zijn toevoe-
gingen als ,,dergelij’ke”, ,,alle andere”, ,,gelijksoor-
ti.go” reeds in strijd, ‘doch bovendien
lca’,v
men dit doel
met het toegepaste middel niet, bereiken. De Tariefwet vertoont ten dezen alle slechte eigen-
schappen der hedendaagsche wetgeving. Een ,,scherpe
omschrijving” kan alleen dan geslaagd Jieeten, als zij
scherp
en icort
is. De omschrijvingen der Tariefwet
zijn bijna nooit kort en soms ook nog niet scherp.
Afdalen in finesses leidt nimmer tot volledig afslui-
ten van het anderwerp, doch steeds weer tot openia-
ten van andere nog niet opgemerkte lacines.
(WonU vervolgd)..
J.
VAN 1)Elt
PONL.
‘HET VERDRAG MET BELGIË.
Het Nationaal Comité h,eéf t zich n i e t vergist.
De heer N. F. Harte, Secretaris der Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Zeeuwsch-Vlaanderen
to Terneuzen, schrijft ons:
Het spreekt wel van zelf, dat zij, die naar hun
innigste overtuiging in het Verdrag met België zoo-
als dit thans voor ons ligt een gevaar voor Neder-
land zien, met belangstelling kennis nemen van de
sporadische verdodigingen, omdat het hun onbegrijpe-
lijk voorkomt dat
dit
verdrag ooit is geteekend kunnen
worden en zij gaarne zouden willen weten, welke mo-
tieven voor ‘die groote vrijgevigheid
onze.rzijds kunnen
pleiten. Want men verwijze voor die vrijgevigheid nu
niet naar de omstandigheden van het jaar 1919; ook in
vrogere jaren schijnt men zich onzerzijds bij het slui-
ten van overeekom’sten met België steeds op een
royaal standpunt te hebben ‘geplaatst, terwijl de partij
ter andere zijde meer oog had voor het practische voor-
deel, dat voor haar bij de overeenkomst te bedingen
viel.
Met bijzondere belangstelling nam ik kennis van
het artikel van Prof. Nelemans in de laatste nummers
van dit tijdschrift, dat aanleiding gaf tot gemengde
gewaarwordin.gen, maar naar het mij voorkwam aller-
minst overtuigend was.
Het algemeen gevoeld ‘bezwaar, dat Nederland zoo
veel meer geeft of toestemt ‘dan België, tracht schr. te ontzenuwen door te wijzen op de ligging van Ne-
derland. Het kan toegestemd worden, dat België vo&r
zijne havens zooveel meer noodig ‘heeft, doch daarom
valt het voor den Nederlander, die met verbazing
van den inhoud van het verdrag kennis nam, des te
meer op, dat tegenover dat vele dat België noodig
heeft en hem ook wordt toegestaan, van het
weinige,
dat Nederland wederkeerig noodig heeft, met geen
woord wordt gerept, en dit is voor wat de haven van
Ter Neuzen betreft ‘zooals bekend: de speciale tarie-
‘ven der Belgische spoorwegen.
Het wekt verwondering dat zij, die het verdrag ver:
•cledigen, de Belgische belangen zoo zwaar laten wegen
en daarentegen met ‘groot gemak heenglijden over de
Nederiandsche hel an’gen.
* *
*
Aanleiding tot dit schrijven is hetgeeti Prof. Nele-
mans
schrijft
in het slot van zijn artikel in dit blad
van 24 Febr. ‘bladz. 119, le kolom derde regel: dat
het Nationaal Comité zich zou hebben vergist in het-
geen dit schrijft omtrent het lood’sgeid voor Gent en
Ter Neuzen. Hetgeen ‘daar op blads. 21 (niet 27)
staat is
vollcom!e’iv juist
en de toegevoegde eisch
rede-
lijk.
Op het oogenblik bedraagt wegens de valuta het
ioodsgel.d van de voor Cent bestemde schepen ongeveer
een vierde deel van hetgeen verschuldigd is voor de
schepen voor Ter Neuzen, ofschoon beide van uit zee
tot in ‘de haven beioodst worden.
Het is hier juist dezelfde omstandigheid, die in het
jaar 1923 ‘het gemeentebestuur. van Rotterdam aan-
leiding gaf stappen te doen bij den Minister van
Marine, om te komen tot verlaging van het loodsgeld
voor Rotterdam, wegens de concurrentie die onder-
vonden werd ‘door het in verband met ‘de valuta lagere
loodsgeld voor Antwerpen, en waarop •ook gedoeld
werd in het Voorloopig Verslag der Marinebegroo-
ting voor 1924.
Door de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier
is er toen de aandacht van den Minister op gevestigd,
dat d’ie ongunstige toestand zich ook alhier voordeed,
en het stoomschip ,,Capitaine Luigi” werd als voor-beeld aangehaald, omdat ‘dit stoomschip ook reizen
naar Cent maakte.
Bedoelt Prof. Nelemans nu, eenige regels lager, te
zeggen, dat dit stoomschip ondanks het hoogere loods-
geld toch een reis naar Ter Neuzen maakte, •m.a.w.
dat het er voor de concurrentie minder af of toe doet,
hoe ‘hoog ‘het loods’geld is?
Maar waarom is’ dat lan blijkbaar voor Antwerpen
wèl het ‘geval en legt men in het verdrag ten be-
hoeve van Antwerpen vast”dat het loodsgeld voor die
haven niet hooger mag zijn dan dat voor Rotterdam?
Men bemerkt hier weer het verschil. Voor de Ne-
derlandsche haven Ter Neuzen wordt volgens Prof.
Nelemans de kwestie van de keuze van die haven als
los- of laadpiaats niet door het loodsgeld beheerscht.
Maar ten bate van ‘de Belgische haven Antwerpen
wordt toch wel degelijk ik het verdrag vastgelegd dat
het loodsgeld voor die haven niet hooger mag zijn
•dan dat voor Rotterdam. Het wordt evenmin in omge-
keerden zin vastgelegd, dus het mag voor Antwerpen
vdl
lager zijn.
Er zijn ook andere omstandigheden op de keuze
der haven van invloed, schrijft Prof. Nelemans. On-
getwijfeld, maar de betrokkenen wentchen voor de
Belgische havens den voorsprong, dien zij door den
lagen frankenkoers thans hebben toch te behouden, en
verzetten zich tegen de vordering in goud-franken,
waardoor de
gelijkheid
zou worden hersteld en men
heeft er voor Antwerpen nog een gratis sleepdienst tot Dordrecht aan verbonden. Het schijnt dat lage ‘kosten dus ten slotte toch wel van invloed worden geacht. En
hetgeen voor de Belgische havens geldt, geldt onge-
twijfeld ook voor de Nederlandsche.
lxi Ter Neuzen ondervindt men in elk geval de ge-
volgen van deze verhouding. Er zijn der Kamer van
Koophandel en Fabrieken verschillende gevallen mee-
gedeeld. Het kwam voor, dat reederijen wegens dat
hooge loodsgeld weigerçleu hun schepen te Ter Neu-
zen ter lading ‘te zenden, waardoor die vrachten en het
laadloon enz. Ter Neuzen ontgingen.
De ook aan Prof. Nelemans uit den tijd, dat
hij hier gevestigd was, nog wel ‘bekende stoomsche-
pen der Leith- en Liverpoollijnen, die Ter Neuzen
als aanloophaven gebruikten en hier losten of laad-
den, doen ‘dit thans niet meer, omdat zij een onge-
veer viermaal hooger loodsgeld moeten betalen, indien
zij Ter Neuzen aandoen, in. plaats van alléén Gent
als bestemming of herkomst te houden.
Door den Minister van Marine werd dan ook on-
verwijld aan de Kamer te kennën ‘gegeven, dat die
moeilijkheden voor de Nederiandsche havens volko-
men door hem werden erkend en ‘die aangelegenheid
voortdurend ‘cle volle aandacht der Regeering had,
doch dat het toen niet mogelijk
was
om aan de
zeer
gegronde
bezwaren tegemoet te komen, doch dat elke
gelegenheid die daartoe leiden kon, zou worden aan-
gegrepen.
Dit, voor zoovor Prof. Nelemans de aanhalinS in
de brochure onjuist noemt, doch verder: moet het,
deze voorgeschiedenis in aanmerking nenfeud, geen
verwondering baren, ‘dat, nu men heeft, gemeend, tus-
sc’hen Bel.gië en Nederland bestaande plooien te moe-
230
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
ten glad strijken, deze plooi ten nadeele van Nederland
is blijven zitten?
Van Belgische zijde blijkt men in den regel juist
op die practische kleinigheden te letten. Ook bij de aan
Prof. Nelemans welbekende conventie uit de negen-
tiger jaren betreffende de verbeteringswerken van het
kanaal Gent—Ter Neuzen en het bouwen der nieuwe
sluis is niet in alle opzichten met Nederlandsche be-
langen rekening gehouden en werd door den betrok-
ken Nederlandschen Minister in de Kamer hfgewezen
de aandrang van hen, die tegenover de medewerking
ton behoeve der haven van Gent ook voordeelen voor de haven van Ter Neuzen wilden vastgelegd zien. Hij
vertrouwde, dat die voor het bestaan der haven noo-
dige voorwaarden uit welwillendheid zouden besten-
digd blijven. We hebben nu ondervonden hoe men daar-
mede is uitgespeeld. Waren die
destijds
wel vastge-
legd, het zou er voor deze ‘Nederlandsçhe haven an-
ders voorstaan dan nu ‘t geval is.
Wij hopen, dat die historie uit de negentiger jaren
zich niet herhalen zal.
Ter Neuzen, 3 Maart 1926.
NOG EENS: HET ENGELSCHE FINANCIEELE SYSTEEM.
In het voorloopig verslag op hoofdstuk T der
Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1926 (Gedr. St.
1925-26-2 No. 3) komt op blz. 16 onder § 9 het vol-
gende voor:
,,In verband met de noodzakelijke bezuiniging op de
uitgaven yragen sommige leden, hoe het staat met de
plannen van den Minister om, naar het voorbeeld van
Engeland, den Minister van Financiën grooteren invloed
te geven bij het gebruik door de verschillende Depar-
tementen van de gelden, bij de begrooting toegestaan. -.
Andere leden hadden tegen een dergelijk systeem
echter ernstige bedenkingen. Enkelen noemden het on-
demokratisch. Afgescheiden van de vraag, of voor die
qualificatie eenige aanleiding bestaat, merkte men echter
op, dat dit systeem van de ambtenaren, met de uit-
voering daarvan belast, een tact zou vereischen grooter
dan van eenig menschelijk wezen geëischt mag worden.
Deze contrôle zou een bron worden van eindeloos ge-
twist. Het stelsel kwam den hier aan het woord zijnden leden ook in beginsel verkeerd voor. Iedere Minister is
verplicht zijn Departement zoo zuinig mogelijk te be-
heeren en uit de toegestane gelden slechts uit te geven
wat uitgegeven moet worden. Zijn ambtenaren moet hij
van dien plicht weten te doordringen. Indien hij echter steeds voor het doen van een uitgave vergunning moet
vragen aan een ambtenaar van den Minister vaiiFinan-
ciën, dan wordt laatstgenoemde Minister of diens amb-tenaar beheerder van alle andere departementen, althans voor een niet onbelangrijk deel.”
In de Memorie van Antwoord op hoofdstuk 1 der
Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1926 (Gedr.
St. 1925-26-2 No. 4) antwoordt de Minister van
Financiën daarop (zie blz. 13 onder § 9) het volgende:
,,Aangezien het toezicht van den Minister van Finan-
ciën op het financieel beheer der verschillende Depar-
tementen geregeld zal moeten worden in de Comptabili-
teitswet, waarvan de Regeering eerlang een ontwerp
bij de Staten-Generaal hoopt in te dienen, kan de onder-
geteekende uit den aard der zaak thans op dit punt
niet in uitvoerige beschouwingen treden.
De grondsl.g voor dit toezicht is gelegen in het feit,
dat de Minister van Financiën, die het financieel be-
heer van den Staat als geheel heeft te overzien en be-
last is met de zorg voor de beschikbaarstelling van de
voor alle uitgaven benoodigde middelen, uit dien hoofde
niet geplaatst kan worden voor het doen van uitgaven’
welke hij met
nijne
verantwoordelijkheid niet zou kunnen
overeenbrengen. Daaruit vloeit voort, dat bemoeiing
zijnerzijds met de doelmatigheid van verschillende uit-
gaven niet vermeden kan worden. Dat deze bemoeiing
niet zoover zal mogen gaan, dat feitelijk de Minister
van Financiën de beheerder zou worden
ook
van de be-
grootin’gen der andere Departementen spreekt vanzelf.
Het schijnt echter zeer wel mogelijk dit laatste be-
zwaar te ontgaan en toch de waarborgen te versterken,
welke voor den Minister van Financiën onmisbaar zijn’
om de verantwoordelijkheid van den algemeenen finan. cieelen toestand te kunnen dragen.”
Met het Regeeringsstandpunt kunnen wij ons vol-
komen vereenigen, terwijl de beschouwingen der tegen-
standers van de invoering hier te lande van het
Britsche systeem, ons uitermate zwak en aanvecht-
baar voorkomen.
Het komt er niet op aan of een stelsel al dan
niet democratisch is (trouwens de democratie wordt
er in het V.V. met de haren bijgesleept), nochof
tot deszelfs toepassing veel takt wordt vereischt,
maar of die toepassing al dan niet in het algemeen
belang is te achten. Voor een ieder die op grond
van historie en praktijk tot het inzicht is gekomen,
dat elk Minister – volkomen begrijpelijk – in de
eerste plaats voor de belangen van
zijn
Departement
opkomt, staat absoluut vast, dat overwicht van een
het
algenieen
financieel belang behartigend Minister
van Financiën beslist noodzakelijk is. ,,Dat ieder
Minister verplicht is zijn Departement zoo zuinig
mogelijk te’beheeren . . . zijn ambtenaren van dien
plicht moet weten te doordringen,” is zeker waar,
maar helaas komt er in de practijk weinig of niets
van terecht. De politieke en psychologische verhou-
dingen
zijn
hier sterker dan de menschen en van-
daar de buitengewone beteekenis in het algemeen
belang van een zoo krachtig mogelijke positie van
den Minister van Financiën. Waar is aan te nemen, dat voor- en tegenstanders
van het Britsche systeem eerlang – bv.
bij
de be-
handeling van de aangekondigde Oomptabiliteitswet –
de degens zullen kruisen, meen ik goed te doen –
in het belang van de overwinning der vorstanders
– de groote voordeelen van dit systeem nog eens
kort en krachtig
1)
te doen uitkomen.
Het kardinale verschil tusschen het Britsche en
het Nederlandsche systeem komt hierop neer, dat
in• Engeland al het mogelijke is gedaan om een
zuinig en doelmatig beheer te verzekeren.
,,Men, contending for economy in general, are
always at a disadvantage, when pitched against men,
contending for expenditure on particulars.” Het is
der’halve een groot gevaar, dat op de eigenlijke geld-
besteding door onderdeelen van den Staatsdienst
machtige, ja dikwijls beslissende invloed wordt ge-
oefend,
terwijl
besef en gevoel voor de dwingende
eischen van het algemeen belang daar slechts zeer
zwak of in het geheel niet ontwikkeld is. Dit klemt
te meer, nu ambtenaren van een bepaalden diensttak
de neiging hebben de beteekenis van hun dienst te
overschatten. Zij trachten een zoo groot mogelijk
aandeel in de door den wetgever toegestane totaal-
som ten behoeve daarvan te besteden. Deze neiging
wordt veelal versterkt door de vrees, dat de gelden
welke ten nadeele van hunne afdeeling worden be-
spaard, geen werkelijke bezuiniging zullen opleveren,
doch slechts aan eeii anderen, h. i. veel minder
nuttigen tak van Staatsdienst ten goede zullen komen.
De uit belangenstrijd van geheel en deelen voort-
spruitende principieele moeilijkheden heeft Engeland
op zeldzaam gelukkige en praktische wijze overwonnen
door de volle verantwoordelijkheid van een zuinig en
doelmatig beheer toe te vertrouwen aan een apart
orgaan, het Treasury-Departement. De Treasury is als
het ware een Commissie tot voortdurende, algemeene
administratieve contrôle. De Treasury is
de
autori-
teit, waarin Parlement en publiek hun vertrouwen
stellen, dat de Staatstaak zoo economisch en zoo
doelmatig mogelijk wordt verricht. ,,The Treasury
is responsible for general efficiency of governmental
business.” Van den omvang en de intensiteit der
Treasury-contrôle kan men zich bezwaarlijk een te
groote voorstelling maken. Die contrôle is geen
praatje, maar een dagelijksche werkelijkheid. Ten
einde de
overwegende
positie van de Treasury scherp
1)
Voor een uityoeriger uiteenzetting zij verwezen naar
de E.
S. B.
van
20, 27
April,
4
en
11
Mei
1921
en naar
de December-aflevering 1923
van het Tijdschrift der Neder-landsche Maatschappij voor Nijverheid en handel.
/
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
231
te doen uitkomen, moge hier een opsomming volgen
van eenige belangrijke, vooral van Nederlandsch
standpunt, merkwaardige onderdeelen van haar taak.
De Treasury neemt een actief en zeer belang-
rijk aandeel in het ramen der ten laste van de on-
derscheidene diensten komende uitgaven. Zij beslist
welke bedragen door elk Departement ten behoeve
van eiken dienst zullen worden aangevraagd.
Geen uitgave van door het Parlement toege-
stane gelden is mogelijk zonder voorafgaande goed-
keuriig van de Treasury. Deze beslist of en in hoe-
verre van de door den wetgever gegeven machtiging
tot uitgave zal worden gebruik gemaakt.
Aan elk Departement is een aan de Treasury
verantwoordelijken ,, accounting officer” (meestal
tevens Secretai’is-Generaal) die aansprakelijk is voor
de financieele gestie van het Departement. De be-
teekenis van dezen ambtenaar voor een doelmatig en
zuinig financieel beheer is moeilijk te overschatten.
Zijn taak vult die van de Treasury aan. De kon-
trôle toch van de Treasury is veelal onvoldoende.
Er zijn vele gevallen, waarin de kontrôle
slechts
binnen,
de onderscheidene administratiën en diensten
kan geschieden. Een Amerikaansehe sti.rdie- com-
missie zeide van den ,,accounting-officer”: ,,In making
provision for an officer of this character defining
the scope of his duties and powers, in giving to
him a position of high dignity and authority, and
in concentrating upon him all flnancial responsibi-
lity, the British system has gone as far as it seems
possible to go in meeting this primary requisite for
an economical and efficient administration of finan-
cial affairs.” De ,,accounting officer” is als het ware
,,the permanent financial secretary of his Depart-
ment.” In tegenstelling met de veelal zuiver
fictieve
aansprakelijkheid van den betrokken Minister hier
te lande, is er in Engeland een
werkelijke
aanspra-
kelijkheid van den ,,accounting officer” voor de depar-
tementale uitgaven, die slechts vervalt na een schrif-
telijk bevel van den betrokken Minister, dat hij kan
eischen, alvorens aan de opdracht van dien Minister
tot het doen van uitgaven in strijd met eigen ziens-
wijze te voldoen. De ,,accounting officer” is typisch
voor het Britsche systeem ,,of vesting financial res-
ponsibility, as far as possible, in the hands of the
officer exercising administrative responsibility. This
means that the persons responsible for the prepa-
ration of the estimates and the rendening of the
accounts shali be the ones responsible for the autho-
rizing of the incurring of liabilities and the approval
of expenditures. It follows from this that the respon-
sibility of this officer is not a mere technical one
such as would be the responsibility of an account-
ing or dishursing officer of the ordinary type, but
one comprehending the discretion and judgment
displayed in determining needs and in expending
funds. In a word, it brings responsibility hoe upon
whom such responsibility rests.”
De gestie en bezetting van Departementen en
diensten wordt geregeld – en menigmaal op ver-
zoek van den betrokken Minister – gecontroleerd
door eene departementale of interdepartementale enquête-commissie, waarin de ,,Treasury” is ‘er-
tegenwoordigd.
De ontwikkeling van het Nederlandsch financieel
systeem beweegt zich sedert eenige jaren in de goede
richting d. w. z. meer cn meer naar het Britsche
toe. Op deze ontwikkeling mag o. i. niet worden
teruggekomen. Integendeel men ga op deze wijze
voort. Het Britsche financieele systeem moge, in
buitengewone tijdsomstandigheden van dreigende in-
flatie van buitengewone waardij, ja onmisbaar zijn
ter vermijding van een financieel bankroet, het heeft
ook in
tijden
van een sluitende begrooting groote
beteekenis om te waarborgen, dat met zoo gering
mogelijke geldelijke opoffering een zoo groot moge-
lijk nuttig effect worde bereikt.
Wij’ hopen daarom, dat de voor- en niet de tegen-
standers van het Britsch6 stelsel hier te lande zullen
zegevieren.
Mr. Dr. A. SPANJER.
i)en Haag.
HET STUKGOEDERENVERKEER IN DE
ROTTERDAMSCHE HAVEN.
De heer C. Vermey schrijft ons:
De actie, welke gedurende de laatste jaren door
belanghebbenden bij het Rotterdamsch havenbedrijf
is gevoerd ten einde te komen tot lagere tarieven,
is aanvankelijk met succes bekroond. In zijn zitting
van 5 dezer toch besloot de Raad in overleg te treden
met de Kamer van Koophandel ten einde gemeen-
schappelijk over te gaan tot benoeming eener com-
missie, wier taak het zal zijn het geheele complex
vraagstukken, verband houdende met het havenverkeer,
nauwkeurig te bestudeeren en na te gaan, op welke
wijze aan bestaande bezwaren kan worden tegemoet
gekomen. Een gelukkig besluit en een woord van lof
aan den Heer J. Brautigam die, zelf niet overtuigd
van de noodzaak van verlaging der huidige Gemeente-
tarieven, niettemin te zamen met den Heer Kievit
het initiatief tot dit voorstel heeft genomen, lijkt hier allerminst misplaatst. Du choc des opinions
jaillit la vérité en indien in de Oommissie benoemd
worden practici, die uit hoofde van hun bedrijf
dagelijks in aanraking komen met de vele problemen,
die het havenbedrijf in al zijn schakee.ringen in onze
dagen telkens weder aan de orde stelt, zal een dergelijke
Commissie zeer nuttig werk kunnen verrichten.
Inderdaad zal, zooals de Heer Brautigam in zijn
betoog terecht stelde, de te benoemen Commissie haai
taak zoo breed mogelijk dienen opte vatten, zich
niet bepalend tot één enkel aspect der zaak, doch
veeleer er naar strevend alle vraagstükken, die’met
de ontwikkeling der haven verband houden, onder
het oog te zien. Wij twijfelen er niet aan, of de
Commissie zal t.z.t. op de volle medewerking kunnen
rekenen van allen, die belang hebben bij het tot
klaarheid brengen der verschillende vraagstukken.
Wij wezen er reeds eerder op dat de verschillende
belangen, wij denken aan die der overheid, van den
handel en van de werkgevers in het havenbedrijf,
feitelijk parallel loopen; ten slotte varen allen wei bij
een gezonde havenpolitiek, die Rotterdam in staat
stelt met toenemend succes de rol te vervullen, waartoe
zij door hare geographische ligging is aangewezen,
nl. in steeds meerdere mate te worden .,,Gateway of
the Hinterland”.
Rotterdam, 6 Maart 1926.
• Rectificatie. – In het artikel van Ir. J. 0.
Ramaer in het vorig nummer is op het kaartje op
blz. 206 voor schaal van 1 : 250.000 te lezen 1: 450.000.
BUITENLANDS.CHE MEDEWERKING.
HET HUIDIGE STADIUM DER BRITSCH.INDISCHE
MUNTKWESTIE.
Prof. Dr. T. E. Gregory te Londen schrijft ons:
Binnen enkele dagen zal de Royal Commission on
Indian Currency and Exchange, welke in Britsch-
Indië getuigen heeft gehoord, haar verhooren te Lon-
den hervatteu. Het is ehter reeds duidelijk geworden,
dat het vraagstuk, voor welks oplossing de Commis-
sie is ingesteld, evenzeer een politiek als een econo-
misch karakter draagt en dat de strijd tusschen den
zuiveren gouden standaard en ‘den gold exehange
standaard niet op zuiver technische gronden kan
worden beslist. M.a.w. de wensch van het Indische volk naar den gouden standaard (want alle in Indië
afgelegde verklaringen wijzen op een zeer sterk over-
wegenden wensch naar deze laatste) is meer een uit-
drukking van den groei van het Indische nationa-
lisme dan van de nadeelen van een alternatieven
standaard.
232
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
De huidige toestand kan gemakkelijk worden be-
schreven. Sinds 1920 bevindt het Indische mww-zen zich op den grondslag van een ,,managed cur-
rency”. In de eerste
zes
maanden van dat jaar werd
achtereenvolgens een poging gedaan om de rupee aan
het goud vast te hechten in de verhouding van. 10
rupees in het gouden pond, en, toen de mislukking
van deze poging
duidelijk
werd, de rupee aan het
spieren pond aan te passen in de verhouding van
10 op 1. Zelfs deze poging had geen succes: de rupee,
die in Februari ’20 op. 32 pence genoteerd werd, viel
op het einde van dat jaar tot 17 pence en schommelde
de volgende jaren tusschen de 17 en 15 pence. De
zaak was nl. deze, dat nadat de poging, om de waarde
van de rupee ‘door verkoop van sterling uit ‘de reser-
Vos op te hôuden, was opgegeven, haar waarde tus-
schen twee grenzen schommelde, resp. bepaald door
de sterlingwaarde van haar zilverinhoud en de waar-
de, die zij ontleen’de aan de beperktheid van het in
omloop zijnde ‘bedrag, gegeven het wereldprijsniveau.
De geheele politiek van de rupee-op-hoog-peil werd
beheerscht door het inzicht, dat de wereldpri.j’s van
het zilver hoog zou blijven en door de opvatting, dat
een hooge rupeewaarde de Indische prijzen in staat
zou ‘stellen, stahieler te blijven ;dan de prijzen i’n de
wereld daarbuiten, een theorie, die aan het Babing-
ton-Smith-Committee van 1920 door den ‘heer Keynes
werd opgedrongen. Ten slotte was ‘dus het mislukken
van de politiek van de ,,twee shilling”-rupee toe te
schrijven aan de daling van den wereldprijs van het
zilver, welke de benedengrens van de rupeewaarde
deed dalen en aan de algemeene daling der wereld-
prijzen, welke de bovengrens van de rupeewaarde om-
laag bracht, tenzij de Indische prijzen naar verhou-
ding daalden.
Sinds dien tijd heeft Britsch-Indië niet slechts een
maraged currency, maar de management omvat een
aantal trekken, die nieuw ‘zijn voor hem, die het
Br,itsch-Indisc’he muntwezon bestudeert. In ‘het vol-
gende kies ik die uit, welke niijl het belangrijkst toe-
schijnen.
1. De plaats, die •de verkoop van Council Bilis
1)
in het Indische muntwezen in de laatste paar jaren
heeft ingenomen, is ‘geenszins zoe belangrijk als v66r
den oorlog. Hoewel de Regeering niet gebonden is,
den rupeekoers op een bepaald peil te handhaven,
is het duidelijk, dat de Regeering, door op bepaalde
oogenblikken in •de wissélmarkt te gaan opereeren,
de koersbeweging van het oogen’blik kan beïnvloeden.
D.w.z. een aanbod van Council Bills kan de sterling-
waarde van de rupee drukken, indien de markt zwak
is of kan een scherpe
stij’gin’g
voorkomen, wanneer
de markt voor de rupee op zeker oogenblik vast
is. Nu h’eeft in de laatste paar jaren de techniek der
marktbeïnvloeding – niet der marktbeheersching –
minder afgehangen van •den verkoop van Counci]
BuIs
te Londen dan wel van den aankoop van ster-
lingwisseis in Britsch-Indië. De verhouding dezer
twee methoden spreekt uit het feit, dat gedurende
het Indische fiscale jaar 1924/’25 het bedrag der te
Londen verkochte Council Bills £ 7.580.000 beliep,
terwijl het sterlingbedrag, in Indië aangekocht, niet
minder dan £ 33.200.000 bedroeg.
Deze politiek werd in ‘het fiscale jaar ’22-23 in-
gezet, toen een begin werd gemaakt met het over-
nemen tegen den loopenden wisselkoers van te Londen
opgenomen sterling-leeningen en met het aankoopen
vi
wissels van de Imperial Bank of India. Het vol-
gende jaar werd deze politiek aangevuld door aan-
koopen van sterlingwissels van de Exehange Banks en in 1924-’25 werd het stelsel van sterlingaankoop
uitgeb:reid ‘door overeenkomsten voor aankoop te Ma-
dras en Karachi, zoowel als te Calcutta en Bombay,
gelijk de Comptroller of the Currency in zijn rap-
port over genoemd jaal- aangeeft.
1)
D.w.z.
wissels op Britsch-Inclië te Londen door den
India Council aangeboden, ten einde de beschikking te
krijgen over een tegoed in Londen.
Hoewel de Imperial Bank of India geen biljet-
ten uitgeeft, is haar positie de jongste jaren sterk
beïnvloed .door verschillende gebeurtenissen. In de
eerste plaats is ‘de Indische biljettenuitgifte in zeker
opzicht elastisch gemaakt ‘door ide bepaling, aat een
zeker bedrag aan biljetten tegen ‘handelswissels kan
worden uitgegeven: het Paper Currency Departent
is bereid, aan de Imperial Bank voorschotten te doen
ten beloope van 12 crores of rupees.
1)
De desbetref-
fende overeenkomsten zijn van tijd tot tijd ibelangrijk
veranderd; de laatste houdt in, dat bedragen van 4
crores resp. tegen 6, 7 en 8 pOt. worden voorgescho-
ten. De wettelijke basis voor deze overeenkomsten
werd voor het eerst gegeven door de wet No. XLV
van 1919-’20.
Ook is de oorlogspolitiek, de saldi der Indisöhe
Regering hij de Bank te concentreeren, voortgezet:
krachtens de overeenkomst van 1920 tusschen de Re-
geeiing en de Bank worden alle ‘ba.nkzaken van de
Indische Regeering door ‘de Bank verricht; bij de
Bank worden de saldi der schatkist â deposito ge-‘
plaatst en zij heeft het recht door bemiddeling van
het regeeringsapparaat kosteloos gelden over te ma-
ken; tegenover deze rechten verplichtte de Bank zich,
binnen
vijf
jaren honderd nieuwe filialen te openen,
waarbij de Regeering erin toestemde, de uitgifte van
,,currency transfer orders” aan het publiek stop te
zetten tusschen alle plaatsen, waar de Bank een
filiaal heeft.
De binnenlandsche .circulatie heeft een verwar-. rend aantal kleinere
wijzigingen
gedurende de laatste
paar jaren ondergaan. De voornaamste veranderingen
zijn neergelegd in de Con solidating Act, No. X van
1923. Krachtens deze wet is als
tijdelijke
regeling der
biljettenemissie
2)
vastgelegd, dat de fiduciaire uit-gifte 850 millioen rupees niet mag overschrijden, terwijl geen onderscheid wordt gemaakt tusschen
fondsen in Indië en die, ‘door den Secretary of State
te Londen gehouden. Het permanente plan, waarop
deze wet aanstuurt, bevat een reserve van 50 pCt.
en een beperking van de Indische fondsen in de Paper
Currency Reserve tot 200 millioen, terwijl de fond-
sen, gehouden ‘door den Secretary of State, dan uit-
sluitend Britsch moeten zijn moeten vervallen bin-
hen een jaar na den datum van aankoop. Onder het
permanente plan zou in Engeland aangehouden goud
50 millioen rupees niet mogen overschrijden.
* *
*
Ik kom thans tot een beschouwing van het huidige
stadium der hervormingsbeweging. Tot zeer voor kort
werd bijna
als vanzelfsprekend door de Britsche fi-
nancieele pers aangenomen, dat de commissie de her-
invoering van een effectieven gold exchange-stan-
daard zou aanbevelen, doch ‘het is thans bekend, dat
aan de commissie een plan is voorgelegd, dat de rege-ling van een zuiveren gouden standaard uitwerkt, hoe-
wel de details van dit plan niet bekend zijn. Onder
deze omstandigheden is het geenszins ‘duidelijk, hoe
de aanbevelingen dezer commissie zullen luiden, om-
dat het duidelijk is, dat de Indische openbare mee-
ning den gouden standaard wenscht. Indien men zich
echter tot de
mogelijkheid
van den goud exchange-
standaard beperkt, is de eerste en inderdaad de eenige
belangrijke kwestie de verhouding, waarin de rupee
in goud zal worden gestabiliseerd. Sinds den terug-
keer van het pond tot de goudpariteit heeft de corn-
1
crore
=
10 millioen.
De laatste opgave in
zake, het Indische
muntwezen
luidt als volgt:
(in lak.hs
*
rupees)
22
Febr.
Biljetten’
in
omloop
……………………….
19.099
Zilveren munt en niuntmateriaal in Indië
……..
8.256
Zilveren munt en niuntmateriaal buiten Indië
–
Gouden munt en muntmatoriaal
in Indië
……..
2.232
Gouden munt en inuntmateriaal buiten Indië
–
Fondsen
(Indische
Regeering)
……………….
5.711
Fondsen
(Britsche
Regeering)
……………….
2.900
*)
Een lakh
10.000.
10′ Maart 1926
ECONOMSCH-STATISTISCHE BERICHTEN
233
missie niet langer de keus tusschen goud en sterling
te overwegen, welke in 1920 zooveel moeilijkheden
bood. In do laatste maanden heeft de rupee zich in
de buurt van achttien pence bewogen: de kwestie is
nu, moet deze koers worden geaccepteerd?
De eenige moeilijkheid ten aanzien van de keus
dezer verhouding als stabilisatievoet is de onhandig-
heid van de parlteit tussehen het pond en de rupee,
ni. 13rupee in het pond. Van dit gezichtspunt uit
heeft ‘de oude koers van zestien pence zeer bepaalde
voordeelen en hetzelfde zou het geval zijn met een
koers van 20 pence per rupee. Het geven van een
hoogere sterlingwaarde aan de Indische eenheid dan
de huidige zou echter natuurlijk het, ‘groote nadeel
met zich ‘brengen, dat het onmiddellijke deflatie zou
vereischen tot een omvang, noodig om de prijspeilen
in evenwicht te brengen; een verlaging van de waar-
de der eenheid zou een zekere mate van inflatie met
zich brengen. Het verlangen naar den v66roorlogs-
koers bij zekere Indische belanghebbenden is ten deele
con zuivere gevoelskwestie, doch ook het gevclg van
de ,,feeling”, ‘dat de Indische
prijzen
zich nog niet
to:ti voile aaa den koers van 18 pencohebben aange-
past en dat een verlaging derhalve den export zou
prikkelen..
Het vraagstuk van de verhouding tueschen zilveren
rupees en goud is echter ook een van de fun’damen-teele vraagstukken, waarvoor men komt te staan bij
den overgang naar den gouden standaard. Indien de
vçrhoudin’g van 16 pence ‘goud per rupee wordt ge-
kozen, zou het mogelijk zijn de Sovereign als de In-
dische gouden staudaardmant te accepteeren, die dan een waarde van 15 rupees zou hebben. Indien de hui-
dige koers de grondslag zou zijn, is de eenige weg,
om moeilijkheden te voorkomen, de Indische goud-
eenheid van ‘de Bnitsche ]os te maken en in de plaats
daarvan een goudstuk van 10 rupees te kiezen, dat
1.5 s’h. goud waard zou zijn of een goudstuk van 20
rupees, dat zou kunnen worden ingewisseld tegen
IX
,
Sove.reign. Het schijnt mij, dat er geen ernstig
bezwaar tegen de keuze van een nieuwen gouden munt
kan bestaan, in het bijzonder omdat de Indische open-
bare meelning reeds lang een Indische Munt voor de
aanmaak van gouden munten verlangt. /
Behalve het zoo juist besproken vraagstuk zijn er
andere, die van veel grooter uiteindelijk belang zijn.
Een zekere school van deskundigen heeft ‘lang het
inzicht verdedigd, dat de invoering van een gouden
standaard in Indië onmogelijk is, gegeven het ‘gevaar,
dat gouden munten niet in circulatie zouden blijven
wegens het voortdurend verlangen, hen op te potten.
:0e Indische getuigen betoogen, dat de invoering van
een gouden standaard dit verlangen eerder zou doen
vermin deren dan vermeerderen: het afdoende ant-
woord schijnt te zijn, dat indien door •de beperking
der circulatio van andere muntsoorten een vacuum
in de Indische circulatie blijft, goud zal circuleeren,
ongeacht of er een verlangen ‘het op te potten is of
niet. In ieder geval zou het invoeren van een seig-
neurage op gouden munt de verleiding verminderen.
Afgezien hiervan blijven twee vragen. De eerste
betreft de hoeveelheid goud, welke men in circulatie
wenscht te hebben. Het is duidelijk, dat indien de
bestaande rupee-circulatie ongewijzigd wordt ‘gelaten,
goud slechts langzaam in circulatie
zal
komen: naar-
mate de handel zich uitzet zal goud aan ‘de Indische
Munt worden aangeboden, of men zal gouden munten
it :E])geland laten komen en gedurende nog langen
tijd zal de werkelijke omloop grootendeels, gelijk
thans, uit zilveren rupees en papiergeld bestaan. In-
dien men aldus het goud slechts’ langzaam in circu-
latie laat komen zal het niet mogelijk zijn ‘direct vol-
lEdige inwisseibaarheid van alle vormen van Indi-
sche munt in goud in te voeren. Anderzijds zou de
Indische RegeeHng er de voorkeur aan kunnen geven,
de bestaande zilver- en papiercirculatie te verminde-
ren, ‘hetzij door middel van een goudieening, b.v in
de Vereenigde Staten •of door hoe dan ook een groote
gou’dreserve te scheppen tegen de bestaande fiduciaire
circulatie en vervolgens de inwisselbaarhei’d vrij te
geven. De geleidelijke invoering van den gouden
standaard zou natuurlijk het voordeel hebben, dat zij
niet onmiddellijk een ernstigen ,,drain” zal veroor-
zaken op de elders aanwezige goudvoorraden. In het
bijzonder zou zij de moeilijkheden ‘der Bank of Eng-
‘ian’d niet zoo vermeerderen. Bij de discussies in
• Britsch-Indië heeft men natuurlijk niet veel reke-
ning gehouden met de moeilijkheden van •de Bank,
edoch wij zullen waarschijnlijk over dezen kant van ‘de kwestie in de eerstvolgende maanden belangrijk
meen hooren.
DE WEDEROPBOUW VAN HONGARIJE.
De heer Kalman von Buday te Budapest schrijft ons:
De ontwikkeling van de .staatsfinanciën.
Ongetwijfeld
is de Commissaris-Generaal van den Volkenbond, de
heer Smith, de aangewezen persoon, om een oordeel
uit te spreken over de resultaten van het herstelwerk
in Hongarije. De heer Smith heeft nu als zijn meening
te kennen gegeven, dat het permanente evenwicht in
de Hongaarsche begrooting definitief hersteld is.
Gedurende de laatste maanden is men snel tot de
volledige reconstructie van Hongarije genaderd. Eenige
karakteristieke cijfers kunnen er een beeld van geven,
hoe de resultaten van het herstelwerk in Hongarije,
in de Eionomisch- Statistische Berichten van 12 en 19
Augustus 1925 (Nrs. 502-503) beschreven, behouden
werden en van permanenten aard geworden zijn. De
ontwikkeling der staatsfinanciën in de eerste helft
van de laatste herstelbegrooting 1925-1926, dus yan
Juli 1925 tot Januari 1926 was als volgt (in mil-
lioenen goudkronen):
Volgens
In werke-
raming.
lijkheid. ‘
Verschil.
Uitgaven
……..
301.8
300.2,
– 1.6
Inkomsten ……..
303.5
357.6
+54.1
Overschot ……..
1.7
57.4
Het verloop der staatsfinanciën is bevredigend te
noemen. De uitgaven zijn niet gestegen zooals in de vorige semesters, integendeel zij zijn voor de eerste
maal gedurende de reconstructie ingekrompen. De
toeneming der inkomsten met + 17 pOt. is des te
belangrijker, daar tusschentijds verschillende belastin-
gen verlaagd zijn, zoo de belasting op den omzet van
3 tot 2 pOt. en de huishuurbelasting van 25 tot 12
pOt.; deze laatste werd onlangs geheel opgeheven.
De verhouding tusschen de bronnen van inkomsten
is ook wat gezonder geworden; tot nu toe drukten
n.l. de belastingen meer den verbruiker, terwijl de
directe belastingen minder hebben opgebracht dan de
raming was. De
cijfers
zijn als volgt, gemiddeld per
maand in millioenen goudkronen:
Volgens
In werke.
raming.
lijkheid.
Directe belastingen ……….
16.6
10.6
Belasting op den omzet
8.6
10.7
Verbruiksbelasting ……….
4.6
6.7
Invoerrechten
…………….7.1
8.8
Van het bovenvermelde overschot wordt 10.000.000
gebruikt voor de overwijzingen op den ,,Clearing”
met Engeland en de rest heeft den Minister van
Financiën, dr. Bud, in staat gesteld verdere verla-
gingen van de drukkende belastingen te doen plaats-
vinden als boven werd vermeld.
1)
1)
Op 26
Febr. I.I. heeft de Minister van Financiën, Dr.
Bud, in de Nationale Vergadering de begrooting voor
1926/27
ingediend. Deze is de eerste, welke in de nieuwe
munteenheid de pengö, opgesteld is en omvat het eerste
begrootingsjaar na het herstelwerk, daar de financieele
reconstructie volgens het plan van den Volkenbond einde
Juni a.s. afloopt. Deze begrooting
zal
door den Minister
van Financiën in de Maart-zitting aan de Financieele Com-missie van den Volkenbond in Genève worden voorgelegd.
Zij sluit ook met een overschot, dat echter kleiner is dan het vorig jaar.
Uitgaven …………
1.143.554.000
pengö
Inkomsten …………
1.144.177.000
pengö
234
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
Daar deze resultaten niet aan buitengewone tijds-
omstandigheden te danken zijn, kunnen deze inkomsten
beschouwd worden als van permanenten aard en daar
zij nu reeds voldoende zijn, om de uitgaven te dekken,
kan het evenwicht in de begrooting als definitief
hersteld worden beschouwd. Dit feit heeft de politiek
der Nationale Bank vergemakkelijkt, die in het afge-
loopen halfjaar haar dekking gemiddeld op 75 pOt.’
hield, vaartegenover een circulatie stond, welke schom-‘
melde tusschen 4.375 milliard en 5 billioen papier-
kronèn of, in de nieuwe munteenheid uitgedrukt,
van 350 tôt 400 millioen pengö,
1)
in welke munt de
laatste weekstaten vn de Bank reeds zijn opgemaakt.
Het disconto werd van 9 tot 7 pOt. verlaagd en de
Hongaarsche Nationale Bank was de eerste in de
Donaulanden, die de vrijheid van de valutamarkt en
van het wisselverkeer met het buitenland geheel heeft
hersteld.
In November j.l. werd de wet op de geldhervorming
door de nationale vergadering aangenomen op grond
hiervan is als nieuwe Hongaarsche munteenheid de
pengö ingev.oerd, verdeeld in 100 fillér, welke met
ingang van Januari 1927 verplichte rekeningseenheid
zal worden. Waar in het nummer van 4 November
1925 reeds uitvoerig over deze nieuwe munt is ge-•
schreven, kan ik hier met de enkele vermelding van
haar aanvaarding volstaan.
De stabiliteit der Hongaarsche staatsfinanciën
heeft alle aanvallen
verijdeld,
die in den laatsten tijd,
in verband met de bekende vervalsching van Fransche
bankbiljetten, op de Hongaarsche valuta gericht zijn.
Gelijk de Commissaris-Generaal in zijn laatste rapport
zegt, hebben de organisatoren van dezen aanval hun vingers leeljk gebrand. Een feit is, dat de financieele,
structuur van een land tengevolge van een dergelijk
crimineel-politiek geval niet verandert. De geheele,
vervalschingsaffaire werd door zekere buitenlandsche
elementen en door de oppositie in het Parlement zeer’
uitgebuit tegen de Hongaarsche Regeering, doch haar,
snel verwachte afwikkeling zal de geheele aangelegen-‘
heid van het tooneel doen verdwijnen.
De saneering van het economisch leven.
• Na de, met succes bekroonde gezondmaking der,
staatsfinanciën streeft de regeering voortdurend naar,
verderen wederopbouw van het economisch leven,
daar de ,,Privatwirtschaft”. nog met vele moeilijkhe-
den te kampen heeft. In de aderen van het econo-
misch leven vloeit – als het ware – te weinig bloed,
immers de gevolgen van de inflatie en stabilisatie, in de eerste plaats ge]dschaarschte en immobiliteit
zijn nog steeds te voelen en bovendien hebben de
hooge belastingen in verband met de reconstructie
te veel geld aan het economisch leven onttrokken.
De saneering en de fructificatie van het economisch
leven worden van twee zijden bevorderd door de
Regeering en door de buitenlandsche credieten.
Onlangs werd door de Nationale Vergadering het
programma van Minister. Bud ten opzichte van
kapitaalinvesteeringen goedgekeurd. Er worden te-
zamen 93 millioen voor dit doel gebruikt (63 millioen,
zijnde het overschot uit de begrooting 1924-1925 en
30 millioen uit de Volkenbondsleening), o.a. voor
investeeringen in de staatsspoorwegen, post, telegraaf
en telefonie, voor voortzetting der droogleggings-
werken, voor bouw van spoorwegen, wegen en haven-
t
werken, voor woningbouw enz. Er
zijn
nu onderhan-
delingen gaande over afzonderlijke leeningen voor
bouw van ambtenaarswoningen en een leening 5
millioen wordt uitgegeven voor aanleg van rendabele
smalspoorwegen op de groote Laagviakte van Hon-
garije, die veel zullen bijdragen tot de productiever-
hooging dezer streken.
De raad van den Volkenbond heeft verder zijn
toestemming gegeven, om in den loop van 1926/1927
nog verdere 70 millioen te gebruiken uit de Volken-
1)
1 pengö = f 0.4351.
`o.leeuing voor
mv.
‘eringen, daar deze voor
ering der staats± ‘ciën niet meer noodig
etast zijn. Vek
eschouwen het als de
fout -.
herstelwerk, cii, dit niet met volledig
gebruik
a
Volkenbonds- reconstructieleening tot
stand gebracht werd, echter met eigen, nationale
krachten, welke zoodoende te zwaar belast werden.
Daartegenover staat, dat dit feit het crediet van
Hongarije zeer versterkt heeft en geleidelijk komt
het belastingwezen in harmonie met de draagkracht der bevolking, terwijl de staatsinvesteeringen en de
buitenlandsche credieten het economisch leven fruc-
tificeeren en over ruimere middelen doen beschikken.
Naar de meening van den Commissaris-Generaal
bedraagt tegenwoordig de belastingdruk ong. 17-18
pOt. van het nationale inkomen; deze verhouding
schijnt in verhouding tot andere landen gunstig, doch
in werkelijkheid – in overweging nemende het groo-
tendeels agrarische karakter van Hongarije – be-
teekent dit een even zware last als in andere, oogen-
schijuljk zwaarder belaste landen.
De Hongaarsche Regeering heeft zooveel mogelijk
getracht, het economisch leven behulpzaam te zijn.
Naast steun met eigen Imiddelen staat bijstand bij de
credietverleening door het buitenland. Om den land-
bouw aan lange credieten te helpen, stelde de Minister
van Financiën, Dr. Bud, 22 millioen goudkronen ter
beschikking tegen betere voorwaarden dan in de eerste
helft van 1925, voor Locarno, op de internationale
geldmarkt zouden te bedingen
zijn
geweest.
Hij
heeft
voorts de banken deze condities als limiet voorge
schreven, teneinde het afsluiten van leeningen op
ongunstiger voorwaarden en het te zwaar belasten
van den landbouw tegen te gaan. Evenzeer is de
Regeering bereid geweest, uit eigen middelen een
Centrale Landbouw-Hypotheekbank op te richten, toen
het plan van een gemeenschappelijke emissie door
het Financieel Syndicaat niet te
verwezenlijken
was-
Intusschen heeft Minister Bud van de oprichting van bovengenoemde Oentrale Bank afgezien, toen, na de
opheffing van het embargo op buitenlandsche emissies
te Londen, het Hongaarsche Bodenkredit- Instituut,
de oudste landbouwcredietinstelling op ,,gemeinnüt-
lichen’ grondslag in Hongarije, een leening . afsloot
van een millioen pond, welke in December met groot
succes is uitgegeven en die te Londen en New-York
door verdere emissies zal kunnen worden gevolgd, al
naar gelang van de behoefte van den landbouw. De
langdurige en met beleid gevoerde onderhandelingen
hebben het
belangrijke
resultaat gehad, dat de Hou-
gaarsche landbouw deze lange credieten tegen betere
condities, gekregen heeft dan Duitschiand of Oostenrijk.
Desniettegenstaande zal toch door de Regeering
een Centrale Hypotheekbank worden opgericht, doch
voor de industrie, welke bank dan door uitgifte van
haar paudbrieven in het buitenland – deze uitgifte
is reeds verzekerd – de noodige lange credieten aan
de industrie zal verstrekken. Voorloopig geeft deze
bank tot een bedrag van 5 millioen dollar pandbrieven
uit. Ondertussehen wordt in Hongarije ook de hypo-
theek op roerende goederen ingevoerd, welke tot ver-
hooging van de credietcapaciteit der industrieele
ondernemingen veel zal bijdragen.
Hoezeer de Regeering erop bedaht is, tijdelijke
storingen en moeilijkheden in het economische leven
zoo snel mogelijk te boven te komen, zien wij uit de
recente saneering van het Victoria-Meelfabrieken-
concern, dat gehéel was vastgeloopen en groote moei-
lijkheden dreigde te veroorzaken. De Geldinstituts-
Zentrale, de kapitaaikrachtige financieele staatsin-
stelling, welke de financieele operaties voor den Staat
verricht, stelde in samenwerking met de banken een
bedrag van 10 millioen goudkronen ter beschikking, waarmede een nieuwe onderneming werd opgericht,
die de zaken ôvernam en de oude tot voldoening van
alle schuldeiseber§ zonder storingen liquideerde. De
oorzaak van het vastloopen van het Victoria-concern,
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
235
welks activa de passiva overtreffen, is gelegen in het
feit, dat de Hongaarsche meelfabrieken te grooten
omvang hebben, wegens het gebiedsverlies van Hon-
garije. Thans worden de malerijen in overeenstemming
gebracht met de afzetmogelijkheden. In de overige
industrieën is de toestand gunstiger. Te groote capa-
citeit komt niet voor
,
en hoewel de toestand nog
moeilijk is, wordt de export steeds belangrijker.
Op de beurs heerscht nog onzekerheid wegens het
ontbreken van goudbalausen. Deze zullen binnenkort
gepubliceerd worden en wanneer dan ook de dividenden
bekend zullen zijn, zal een waardeeringsbasis zijn
gegeven én wordt een verbetering verwacht, waarnaar
men reeds lang uitziet.
De handelsbalans van Hongarije geeft een gestadige
verbetering te zien, de laatste maandelijksche cijfers
sluiten alle met exportoverschot, waartoe ook de
goede oogst van verleden jaar heeft bijgedragen. Het
is interessant een vergelijking te maken tusschen de
handelsbalansen van de jaren voor en na de recon-
structie
Import.
Export.
Verschil.
Millioen goudkronen.
1921 ………….
520.7
253.9
206.8
1922 …………539.4
330.1
209.3
1923 …………423.0
338.1
84.9
1924 …………702.8
575.0
127.8
1925 …………742.1
701.3
40.8
De handeisverdragen met de omliggende staten
zijn ongetwijfeld de sleutels, die de nog gesloten
deuren voor een, in het bijzonder grooteren agrarischen,
export moeten openen. Na de Fransche en Italiaansche
handelsverdragen zal nu in de naaste toekomst het
belangrijke verdrag met Oostenrijk afgesloten worden.
Een doelbewuste Hongaarsche economische politiek
is verzekerd onder de Regeering van Graaf Bethien,
die reeds vijf jaar door alle moeilijkheden heen
Hongarije leidt naar den volledigen wederopbouw. – Wanneer wij de resultaten van den wederopbouw
van Hongarije overzien, klinkt de vergelijking van den Franschen Minister van Financiën niet onjuist,
toen
hij
in de Kamer zeide, dat Hongarije het finan-
cieel laboratorium van Europa is, waar succesvolle
proefnemingen worden gedaan op het gebied der
reconstructie.
AANTEEKENINGEN..
De zeehavenuitzonderingstarieven der Duitsche
Spoorwegen; het Duitsche standpunt.
De invloed der zeehavenuitzonderingstarieven-
politiek van de Duitsche Spoorwegen op de Neder-
landsche havens is bekend. Minder bekend zijn de
overwegingen, welke daar te lande naar voren worden
gebracht tegenover de bezwaren en eischen van Neder-
landsche zijde. Het is daarom van belang, kennis te
nemen van een gemotiveerde uiteenzetting van het
Duitsche standpunt van de hand van Regierungs-
direktor Dr. Kurt Giese te Hamburg, welke vrijwel
gelijktijdig met het artikel van den heer J. Schut-
huis in het nummer van 24 Febr. 11. van dit blad,
in dan ,,Wirtschaftsdienst” verscheen.
Dr. Giese begint met en historisch overzicht, om
daarna de beginseikwestie te behandelen. Hij her-
innert er aan, hoe artt. 325 en 326 van het Verdrag
van Versailles de geallieerde havens op gelijken voet
stelden met de Duitsche en hoe daarom de Duitsche
Spoorwegen het van voor den oorlog dateerende, zeer
uitgewerkte complex van uitzonderingstarieven in-
trokken. Op 1 November 1923 werd echter, als gevolg
van den slechten economischen toestand der Duitsche
zeehavens en industrie, een begin gemaakt met de
wederinvoering der uitzonderingstarieven. België was
er direct bij, toepassing der tarieven voor zijn havens
te vragen. Het werd echter 1 December 1924, al-
vorens een aantal dezer tarieven ook voor Belgische
havens van kracht werd verklaard, waar op 15 Dec.
d.a.v. nog enkele aan werden toegevoegd.
Bijna tegelijk met België deed Nederland dezelfde
hanspraken gelden.
,,In het belang van een goede verstandhouding
met den bevrienden Staat,” aldus Dr. Giese, ,,dus uit
zuiver politieke gronden, zagen de Duitsche Regeering
en de Deutsche Reichsbahn zich tenslotte genoopt,
een aanzienlijk deel
1)
der België toegestane uit-
zonderingstarieven ook aan Nederland toe te staan.”
Deze tarieven traden op 1 Januari 1925 in werking.
Hierop is nu op 26 November 11., na een krachtige
actie van Nederlandsche zijde, de bekende belofte der
Duitsche regeering tot, gelijkstelling van Neder-
landsche havens en die van derde landen gevolgd. 116e
zal deze nu nagekomen worden? Drie mogelijkheden
ziet Dr. Giese:
Nederland krijgt dezelfde voordeelen als België.
België’s voordeelen worden tot de Nederlandsche
teruggebracht.
Alle uitzonderingstarjeven ten gunste van buiten-
landsche havens worden door DuitschlalLd inge-
trokken.
Welke weg dient nu te worden ingeslagen?
Om op deze vraag een antwoord te gven stelt
schr. eerst de vraag, welke de motieven voor de Duitsche
zeehaventariefpolitiek zijn. Hoe komt het, dat Duitsch-
land meer dan andere landen moet hechten aan de
inrichting der tarieven ten gunste van zijn zeehavens?
Hieromtrent merkt schr. op:
,,Het antwoord op deze vragen is gelegen in de geografkche
gedaante van Duitschland. Deze brengt met zich, dat groote
gebieden van Duitsch.land, en wel juist de economisch gewich
tigste deelen van Duitschiand, geografisch in de invloedssfeer
van buitenlandsche havens, in het bijzonder van de Belgische
en Nederlandsche havens, vallen. De gebieden der Rijnpro.
vincie, welke links van den Rijn zijn gelegen, en van die aan den
rechteroever een kleine maar buitengewoon gewichtige zône,
verder Baden, Württemberg en de zuid-westelijke punt van
Beyeren liggen geografisch wezenlijk gunstiger ten opzichte
van de Belgisch-Nederlandsche havens, dan ten opzichte van
de Duitsche zeehavens. En dit geografische voorkeurgebied der
Belgisch-Nederlandsche havens verkrjjgt nog daardoor een
aanmerkelijke uitbreiding naar het Oosten, doordat daaraan
ook de Rijnweg met zijn wezenlijk goedkoopere watervrachten
ter beschikking staat.
Ondanks grootere afstanden langs den directen weg per spoor
zijn derhalve b.v. zelfs de vrachten Rotterdam—München
(afstand 861 KM.) in de normaaildassen A—C langs den ge-
combineerden spoor- en waterweg met overlhding te Mann-
heim, niet onaanzienlijk lager dan de vrachten op den directen
spoorweg Hamburg—München (809 KM.). Zoo dringt zich
voor de Dnitsche spoorwegen noodzakelijk de vraag op, of zij
dit geweldige, economisch hoogst waardevolle Duitsche gebied
zonder meer aan de buiterilandsche havens zullen overlaten of
niet.”
eze vraag wordt ontkennend beantwoord, zoowel
uit privaateconomjsche overwegingen als met het oog
op de belangen van de Duitsëhe volkshuishouding,
met name de bevordering van den bloei der Duitsche
zeehavens en industrie.
Wat het eerste punt aangaat, de krachtens het
D awesplan ingevoerde spoorwegwet eischt een bedrijfs-
voering volgens ,,commercieele beginselen.” Brengen
deze uitzonderingstarieven met zich, dan kan Neder-
land, meent schr., daartegen dus geen bezwaar maken.
Overigens, zegt hij, doen de Nederlandsche Spoor-
wegen niet anders, daar zij door het verleenen van alle
soorten voordeelen een zoo groot mogelijk verkeer
tot zich pogen te trekken. Hij wijst in dit verband
op de zg. restitutietarieven.
Wat nu t.o.v. de tarieven in het belang der
Duitsche volkshuishouding, waartegen, naar het schijnt, de Nederlandsche bezwaren vooral gericht zijn? Bestaat
er voor Nederland reden zich te beklagen? Dr. Giese’s
antwoord luidt:
,,Hierbij valt op te merken, dat het bij de invoering van zee-
havenuitzonderingstarieven tea dienste der Duitsche volks-huishouding gaat om een vraag van het zelf beschiklgsrecht van iederen Staat voor zich, waarop vreemde staten niet het
1)
Voor de vier belangrijke uitzonderingen wordt naar het artikel van den heer Schilthuis verwezen.
236
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
recht hebben invloed uit te oefenen. Maatregelen ter be-
vordering van de eigen, binnenlandsche volkshuishoucling, zooals de invoering van zeehavenuitzonderingstarieven ten
gunste der Duitsche zeeha’vens er een is, zijn uitsluitend onder-
worpen aan de Souvereiniteit van het betreffende land en
mogen slechts vanuit de behoeften van dit land beoordeeld
worden. Zij moeten op Mn lijn gesteld worden met maatregelen
als b.v. de bouw van nieuwe spoorwegen, de aanleg van
nieuwe of de verbetering van bestaande waterwegen in een
land, maatregelen, die eveneens mogeijkerwijze geeigend zijn,
de economische ontwikkeling van het binnenland ten nadeele
van het buitenland te beinvloeden zonder dat de vreemde
staat deswege het recht heeft, bezwaren e makcn of daarin
ook maar een onvriendelijkheid zou kunnen zien.
Het valt overigens nauwelijks te overzien, waarheen het
zou leiden, indien inen dit standpunt wilde opgeven. Wanneer
Duitschiand thans aan Nederland voor het verkeer over de
Nederlandsche havens de voordeelen zou willen toestaan, dia
Duitschiand zijn eigen havens verleent, zouden toch ten slotte
alle andere landen het recht hebben dezelfde aanspraken
te doen gelden.
Kenmerkend is, dat zelfs het Verdrag vn Versailles op geen
ander dan het hier omschreven standpunt staat. Want al heeft
ook hetVersaillerverdrag de Duitsche tariefhoogheid, in het
bijzonder ook met betrekking tot de zeehavenuitzonderings-
tariefpolitiek, op een wijze als dit tot dusverre tegenover geen enkelen staat ooit gebeurd is, beperkt, toch hebben de samen-
stellers het geboden geacht den geldigheidsduur dezer opge-
legde verplichtingen tot vijf jaren te beperken.
Nog veel opmerkelijker is echter, dat Nederland zelf het
recht van de bevordering van zijn eigen volkshuishouding door
de inrichting der spoorwegtarievert in de ruimste mate voor
zich opeischt. Van het begin van het spoorwegwezen af heeft
de Nederlandsche Regeering het als haar taak gezien, op de in.
richting der spoorwegtarieven invloed uit te oefenen. Juist in
de laatste jaren hebben de Nederlandsche spoorwegen en
omvangrijk stelsel van iiitzonderingstarieven en wel wezenlijk
vanuit het gezichtspunt der bevorderingvan devolkshuishouding
in het leven geroepen, waaronder ook een groot aantal, welke
uitdrukkelijk ter bevordering van het verkeer over de H o 1-
1 a n d s c h e z e e h a v e n s zijn ingericht en, geheel als bij
ons, den invoer van grondstoffen en haiffabrikaten en dên
uitvoer van binnenlandsche producten over de Nederlandsche
zeehavens begunstigen. Hiertoe behooren b.v. de uitvoer-
tarieven voor verschillende goederen (bariet, porceleinaarde, machines, olie enz.) voor kolen en cokes, voor haiffabrikaten
als jute, katoen, weefstoffen, voor levens- en voedermiddelen,
voor petroleum en voor benzine. Daartoe behooren bovendien
ook bijzondere zeehaven do o r v o e rtarieven voor zendingen tussehen het buitenland en de Nederlandscha zeehavens en het
is veelbeteekenend, dat zich daaronder ook een tarief voor
,,goederen van alle soort” tusschen de Nederlandsche zeehavens
en Duitschiand, zoowel als de verder gelegen landen bevindt.
Wanneer niet reeds op zichzelf de invoering van uitzonde-
ringstarieven voor de Duitsche zeehavens noodzakelijk zou
zijn, dan zou zij in velèrlei opzicht in ieder geval geboden zijn,
om tegenover do concurientietarieven der Nederlandsche
spoorwegen een af w e e r m i d d e 1 te stellen. Juist omdat
Nederland zelf het instrument dor zeehaventarieven in grooten
omvang aanwendt, behoort het ook begrip voor den toestand,
waarin Duitschland zich bevindt, te hebben.”
Vervolgens wijst schr. er
op; dat de Duitsche spoor-
wegen Nederland toch in belangrijke mate zijn tegemoet-
gekomen, doordat zij
doorvoert arievert
tusschen Neder-
land eenerzijds en Tsjechoslowakije, Polen, Oostenrijk
en Zwitserland anderzijds hebben ingevoerd.
,,Toegegeven zij,” aldus gaat Dr. Giese voort, ,,dat hierbij
de eigen financieele belangen der Deutsche Reichsbahn mede-
gesproken hebben; anderzijds is door dezen maatregel dan
Hollandschen havens de concurrentie in belangrijke verkeers.
gebieden zeer vergemakkelijkt, doordat hun een verdere be-
langrijke verkeersweg met ten deele gunstige vervoergelegen-
heden ter beschikking gesteld is.”
De toegang tot het achterland der Duitsche havens
is hierdoor, ondanks de ernstige bedenkingen van
deze laatste, wezenlijk vergemakkelijkt.
Ten slotte meent schr., dat Nederlands bezwaren
zich maar weinig op de feiten baseeren, als hij nagaat,
dat Rotterdam in 1925 Hamburg in tonnemaat is
voorbijgestreefd, zoodat de Duitsche havens de Neder-
landsche blijkbaar geenszins in hun concurrentie-
vermogen
•
of zelfs in )un levensvatbaarheid aantasten.
Ten opzichte van België’s voorsprong vindt schr.
eenige ongerustheid in Nederland begrijpelijk, daar
Antwerpen veel meer dan de Duitsche havens de
de Nederlandsche beconcurreert. En hier komt
hij
dan
tot
zijn
antwoord op de in den aanvang gestelde vraag.
,,Gelukkig bestaat thans eindelijk de mogelijkheid, aan deze
bevoordeeling der Belgische havens een einde te maken. De
vijf jaren, waarvoor de bepalingen der artt. 325 en 326 van het
Verdrag van Versailles golden, zijn op 9 Januari 1925 af-
geloopen …. Hierdoor bestaat thans de mogelijkheid, op
ieder oogenblik de aan België toegestane zeehavenuitzonde-
ringstarieven in te trekken, waarmede dan echter tegelijker-
tijd de intrekking van de aan N e d e r 1 a n d toegestane uit-
zonderingstarieven zou moeten worden verbonden, om dan op
hun beurt den Belgen geen aanleiding tot bezwaren te geven.
Bij gelijktijdige intrekking van de toegestane uitzonderings-
tarieven vervalt ook voor N e d e r 1 a n d alle
grond
om zich
bezwaard te gevoelen en Nederland is dan iii geen anderen
toestand dan voor den oorlog, toen Duitschiand een nog
sterker uitgebouwd stelsel van zeehavenuitzonderingstarievon
dan thans bezat, zonder dat Nederland daaraan deel had.
Dit is de eenige weg, om orde in de tarief betrekkingen tus-
schen Duitschiand en zijn beide Noord-Westelijke buurstaten
te brengen. Het is echter ook de eenige weg, die voor de
Duitsche zeehavens te dulden is.”
***
Het is gevaarlijk, teveel te willen bewijzen. Aan
dit gevaar is Dr. Giese niet ontkomen.
Zijn hoofdarguinent is, dat Duitschiand als souve-
reine staat
vrij
is, uitzonderingstarieven ter bevor-
dering vn den bloei
zijner
havens en van zijn geheele
volkshuishouding in te voeren; en dat het buitenland
zich niet op een rechtsgrond kan baseeren, wanneer
het voor zijn havens op dezelfde voordeelen aanspraak
maakt. Dit argument verdient de ernstige over-
weging van hen, die meenen, dat
bij
de onderhande-
lingen over het handelsverdrag tusschen Nederland
en Duitschland meer had moeten worden verkregen dan gelijkstelling van de Nederlandsche havens met
die van derde staten.
Intusschen dient te worden opgamerkt, dat door de uit-
breiding der politiek tot gbieden buiten Duitschiand
middels doorvoertarieven – waarover hieronder nader
– een beroep op de tariefhoogheid niet meer vol-
doende
schijnt,
daar het element der unfaire con-
currentie hierdoor in veel sterkere mate naar voren
komt dan wanneer de uitzonderingstarieven zich be-perkten tot vervoeren, die in Duitschland aanvangen
of eindigen.
Naast
zijn
hoofdargument stelt schr. nu
axdere. In
de eerste plaats ontleent hij . er een aan de tarief-
politiek der Nederlandsche Spoorwegen. De verge-
lijking gaat echter niet op. Het is toch voldoende be-kend, dat bij de speciale tai-ieven der Nederl. Spoor-
wegen geen sprake is van een doelbewuste politiek ter
bevordering van de economisché ontwikkeling van
Nederland, doch van een, aan privaateconomisché
overwegingen ontspruitende, in de allereerste plaats
op de concurrentie met
binnenlandsche
waterwegen
georiënteerde tariefpolitiek.
De Nederlandsche speciale tarieven missen dus
vrijwel geheel het agressieve karakter der Duitsche
Seehafenausnahmetarife, welke direct tegen buiten-
landsche havens en trajecten zijn gericht Het is ook-
onmogelijk, dat zij dit karakter zouden vertoonen, daar het parcours door Nederland in het algemeen relatief zoo kort is, dat door geen tariefsverlaging,
die voor de spoorwegen acceptabel is, het verkeer
zich over ons land zal verleggen.
Dit alles ziet Dr. Giese geheel over het hoofd en
men leest dan ook met verbazing zijn conclusie, dat
voor Duitschiand in vele opzichten de uitzonderings-
tarieven reeds als afweermaatregel tegen de concur-
rentietarieven der Nederlandsche Spoorwegen noodig
zouden zijn. Intégendeel, afweermaatregelen zouden,
indien zulks mogelijk ware, allereerst aan Neder-
landsche
zijde
moeten worden getroffen. Dat uit een
vergelijking van de tonnagecijfers van Rotterdam en
Hamburg geen conclusies omtrent het concurrentie-
vermogen dezer havens t. o. van elkaar kunnen worden
getrokken, zooals schr. doet, behoeft geen nader betoog.
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
237
Onvolledig en daardoor onjuist is voorts wat Dr.
G.
schrijft over de ,,welwillendheid” der Duitsche Spoor-
wegen in zake de doorvoertarieven. De heer Schut-
huis heeft uitvoerig uiteengezet, dat het doorvoer-
verkeer van Zwitserland naar Antwerpen wordt ge-
leid, doordat het voor Nederland geldende specia1e
Diiitsche doorvoertarief te hoog is en dat ook voor
doorvoer uit Tsjecho-Slowakije en Oostenrijk de
Nederlandsche havens zijn uitgeschakeld. Men
staat hier tegenover wat men in zeker opzicht zou
kunnen noemen: vrachtdumping – immers de heer
Hines acht in zijn rapport, aan den Volkenbond uit-
gebracht, de mogelijkheid niet. uitgesloten, dat de
Duitsche spoorwegen hun vrachtprestaties beneden
kostprijs verkoopen.
De ,,tegemoetkoming” der Duitsche Spoorwegen is
er dus naar en gevraagd mag worden, hoe Dr. Giese
meent te kunnen schrijven, dat ons door deze tarieven de
toegang tot het achterland der Duitsche havens we-
zenlijk vergemakkelijkt is. Het tegendeel is eerder
het geval. En geldt het hier, althans ten deele, wel
het natuurlijke achterland der Duitsche of soms van
de Nederlandsche havens?
En nu Dr. Giese’s advies. ,,Trek alle uitzonderings-
tarieven ten bate van buitenlandsche havens in” luidt
het. /
In de eerste plaats schijnt dit niet
mogelijk,
zon-
der – men vergelijke de beschouwingen van den heer
Schilthuis – doorvoeren van de Duitsche spoorwe-
gen naar concurreerende, buitenlandsche routes te
verleggen. Doch gesteld al, men wilde dit offer brengen,
wat is dan nog van dit advies te denken
De bindende toezegging der Duitsche Regeering
omtrent de gelijkstelling van Nederlandsche havens
met die van derde staten is als een Duitsche con-
cessie door onze Regeering aangekondigd. Mag men
nu aannemen, dat de Duitsche Regeering haar be-
lofte zou willen nakomen door wat zij blijkbaar
als een concessie heeft voorgesteld te doen ver-
keeren in een directe benadeeling van Nederland?
Wij genieten thans enkele van de voordeelen, welke
den Duitschen havens
zijn
toegekend. Schaft men nu
ter gelijkstelling van Nederland en België de uit-
zonderingstarieven voor buitenlandsche havens af,
dan zouden wij ook deze weinige voordeelen moeten
missen. Het is ondenkbaar, dat een dergelijke inter-
pretatie bij het afleggen van haar belofte de heime-
lijke bedoeling der Duitsche Regeering zou zijn geweest.
Men kan niet bepaald zeggen, dat de uiteenzettingen
van Dr. Giese bevorderlijk zijn, om in Nederland
begrip voor het Duitsche standpunt te wekken. Zijn
advies omtrent de uitvoering van de belofte der
Duitsche Regeering tenslotte is in strijd met de goede
trouw bij de nakoming van overeenkomsten. W.
Indexcijfers van groothandeisprijzen.
Een verdere daling in het indexeijfer der groothan-
clelsprijzeu gedurende Februari brengt het totaal op
4130, hetgeen het laagste’punt is sinds tien jaren be-
reikt. Er vond dus een netto-daling plaats van 50 pun-
ten,, welke geheel ht gevolg was van verlagingen in
cle weefstoffengroep, de overige wijzigingen
waren alle
er saldo iets in opwaartsche richting.
De veranderingen in de twee eerste groepen waren
gering. Granen zijn meest iets lager, doch thee en
boter zijn gestegen . Een aanzienlijk deel van de daling
in cle weefstoffengroep is toe te schrijven aan jute,
welke met 22 punten is gedaald. Het voorstel, de
productie te verminderen, is prijsgegeven door cle
In(ien Jute M:ilis Association. Katoenprijzen. zijn
iets lager, daar zij gedurende degehoele maand
gestadig afzakten, en Australische wol is tamelijk
sterk gedaald. Zijde en hennep zijn ook lager. De
eenige verandering van beteekenis in de delfstoffen-
groep is een stijging in tin. in de diverseugroep is
een verdere daling in rubber meer dan te niet gedaan door een stijging in petroleum.
Data
Granen
en
oleesch
Ande,e
Voc-
ding,-
en ge-
notm.
Werf-
stoffen
Delf-
atofi en
Diver-
8cn:
ollên.
hout,
rubl,er,
enz.
Totaal
Alge.
meen
Index.
cijfer
Basis (gemidd.
–
–
1901-5) ….
500
300 500 400
500
2200
100,0
EindeJulil914
579 352
616k 464k
553
2565
116,6
.,,
Nov.1918
1289
782k
1848 903
1389J
6212
282,6
.,
Dec.1923
853 815
1382k
774
755
4580
208,2
Dec. 1924
992
789J
1452
8151
806
4855
220,7
Feb.1925
1001
769
14361
780
785k
4772
216,9
Mrt.
959
746
1434
760k
780k
4680
212,7
Apr.
,,
944
724k
1362
743
776J
4550
206,8
Mei
,,
956 706
1264
745
78ij
.4458
202,6
Juni
,,
885k
704k
1234
736
791
4351
197,8
Juli
,,
908 698
1274J
756
8091
4446
202,1
Aug.
952
718k
1235i
748
796
4450
202,3
Sept.
934
702k 12501
752
78
4427
201,2
-,,
Oct.
,,
886
699k
1203k
749J
788-
4327
196,7
Nov.
,,
918f
704J
1174k
737f
787
4322
196,4
Dec.
936k
679
1120
733
782k
4251
193,2
Jan.1926
892k 6941
1117
726k 758k
4189
190,4
Febr.
,,
884
699
1058
736 762
4139
1
1
88,1
Deze wijzigingen in de afgeloopen maand hebben de
stijging boven het vooroorlogsniveau, -vergeleken met
einde Januari, van 63,3 tot 61,4 doen afnemen, het-
geen uit onderstaande tabel volgt.
Dato
Granen
en
olce,ch
Andere
00e-
ding,-
en ge- nolm.
Werf-
,
toffen
Delf-
,
toffen
Dwer-
30fl:
oliên.
hout.
rubber,
Totaal
Juli
1914
100 100
100
100 100 100
December
1918
226 222 293
186
241
236
December 1923
148 231
225
167 136
178,6
December
1924
171
224
235
175 146
189,3
Februari
1925
173
219
233
168 142
186,0
Maart
166
212
232
164
141
182,5
163
206
221
160
140
177,4
, .
165
201
205
160
143
173,8
Juni
153
200
200
159 143
169,6
Juli
157
198
207
163
146
173,3
Mei
……..
164
204
200
161
144
173,5
April
,
….
161
199
203
162 143
172,6
199 195
161
143 168,7
Augustus
,
….
ovem)er
159
200
191
159
142
168,5
September
,
….
Otober
,
…53
December
162
193
182
158
141
165,8
Januari
1926
154
197 181
156 137
163,3
Februari
,
..
153 199 172
158
138
161,4
Voorts laten wij hierQnder nog volgen een overzicht der inciexeijfers in eenige ‘der voornaamste landen.
–
–
.
11..
0)
–
(3
0
6)
0)
N
._
0)
0
,
0.
‘6
1913
100
1006
100
———–
100
6
)
100
5
)
100 100
–
100
Novemb. 1918
206
358 438
… …
367 392 214
Hoogste
1920
272
{Mei)
591
679
…
325
366
297
322
(Apr.)
(Apr.)
(Jan.)
Uuni)
(JüIi)
(Mrt.)
Decemb. 1923
151
458 577
140 183 160
154
211
Decemb. 1924
157
507
640
147
171
168 160
214
Februari 1925
161
515 660
146
170 169 158
210
Maart
161
513 659
144 166
168
155
204
April
156
512 658
142 163
163
151
202
Mei
155
520 660
141
162 162
151
199
Juni
157
542 683
143
161
161
153
200
Juli
Augustus
160 160
557
557 707
143
160
160
1
155 198
September
0
160
555
.731
721
144
145
159 158
159
157 155 155
200
201
October
,,
158
572
716
144
159 154 154
200
November,,
158
605 712
144
157
155
154
197
Decemb.,,
156
633
715
145 157 156 155 194
P
nuari
1926
…
634 708
143 156 153 153
bruari
–
…
…
…
141
…
1)
bureau
01
Labour.
)
Frankfurter Zeitung. Sedert Januari 1924 ge-
baseerd op 100 artikelen
in plaats van op 98.
Sedert 1922 gebaseerd op 48 artikelen in plaats van op 53.
Sedert October 1923: Juli 1914= 100.
5)
Midden 1914.
Indexeijfers van scheepsvrachten.
,,Doordat de daling in scheepsvrachten voor volle la-
dingen, schrijft ,,The Economist”, zich gedurende
Februari onvèrzwakt voortzette, vertoont het vrachten-
indexcijfer een verdere daling van5,68 pOt., volgende
op een daling van iets minder dan 4 pOt. in Ja-
nuari.”. Het totaalcijfer per einde Februari bedraagt
F1
238
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
110,35
tegenover resp.
134,91
en
144,01
in de over-
eenkomstige maanden van
1925
en
1924.
De bewe-
gingen in de indexcijfers der verschillende groepen
volgen uit onderstaande tabel.
Datum
“‘
E
°
z
.
‘
.
N
.
–
0=W
0
>
‘
Basis.
(Geniiddeldev.
1898-4913)
100
100 100 100 100
,
100
000
(Gernidd.v.1913)
110,03 113,09
123,37 106,29 117,38
127,89
116,34
Febr.
1920
814,31
529,89
757,2
744,81
587,02
712,16 690,95
Dec.
,,
268;90 277,17
244,10
25,79
286,72
347,18
280,14
Dec.
1921
160,06 164,07
163,72
144,43
14125
166,47
156,67
Dec.
1922
137,09
135,15
129,19
122,61 136,08
159,34
136,57
Dec.
1923
134,03 132,72
120,09
124,35
125,07 144,21
130,19
Dec.
1924
117,44 129,18
119,45
119,76 129,29
161,13
129,38
Febr.
1925
114,92
146,54 118,04
121,95
129,99 178,04
134,91
Maart
,,
116,34
130,81
110,41
116,99
118,42
151,33
124,05
April
,,
114,18
133,39
110,62
115,95
114,60
138,87
121,27
Mei
,,
109,86
124,85
110,97
108,43 105,16
126,41
114,28
Juni
109,25
104,78 108,24 105,53 100,43
112,17
106,75
Juli
,,
119,02 111,96 113,42
106,15
94,43
117,51
110,41
Augustus,,
107,22
113,46
110,79
112,24
99,14
126,41
111,54
Sept.
,,
103,22
117,25
(09,09
113,38
101,83
140,65
114,24
October
,,
109,56 121,03
110,52
106
1
49
104,46 142,43
115,75
November,,
.
115,30
119,13
110,70
109,85
109,07
149,55
118,95
December,,
116,98
121,57
117,03
110,05
1 10,10
154,90
121,71
Januari 1926
115,92
114,12 116,10
119,58
102,78
133,53
117,0(
Februari ,,
116,52
97,85
114,86
118,52
95,05
119,29
110,35
De veranderingen in het indexcijfer van elke groep
en sub-groep over de afgeloopen maand worden in
de volgende tabel weergegeven, waarbij het gemid-
delde vrachtenpeil gedurende
1898-4913 op 100 is
gesteld.
Index-
cijfer
+°-
Golf
van
Biscaye; uitgaande vracht
126,61
+
7,34 132,26
–
3,22
145,69
+
5,00
thuisvracht ……..
thuisvracht …………
103,63
—
0,38
Middel!. Zee; uitgaande vracht …….
rik
97,85
–
16,27
Zuid-Amerika; uitgaande vracht
.
41,31
+
12,74
thuisvracht ……….
88,41
.
–
15,21
Noord-Amea …………………
Indië; uitgaande vracht …………
136,84
–
2,11
11
thuisvracht
……………….100,21
Het verre Oosten, enz……. …. .. … …
95,05
–
7,73
Australië ……………………..19,29
.
–
14,24
Zooals volgt uit bovenstaande cijfers was de af ge-
loopen maand getuige van iets als een algeheele
ineenstorting op de markten, afhankelijk, v
7
00r zoo-
ver het ,,tramp”-booten betreft, van den uitvoer van
granen naar Europa. De beperkte vraag naar uit-
gaande tonnage ging in de Noord-Amerikaansche,
zoowel als in de Argentijnsche havens gepaard met
een uitgesproken overmaat van schepen, gereed voor
onmiddellijke belading, die zich in vele gevallen
echter niet te voren van retourvracht hadden ver-
zekerd. Deze fatale toestand in overzeesche uitvoer-
centra dwong de reeders hoogere vrachten voor
kolenladingen te vragen, in het bijzonder naar Zuid-
Amerika, een voor de mijriindustrie hoogst betreu-
renswaardig feit.
(1913 = 100)
Maand
1923
1924
1925
1926
Januari
….. ….
.
117,11
114,49
100,57
Februari……..
123,78
115,96
94,85
115,23 122,09
106,63
.114,05
115,45 117,22
104,24
Maart ………..
.112,73
114,55 114,27
98,23
April …………..
Mei
…………..
Juni
… ………
106,82
108,62
91,74
Juli
…………
.103,39
103,75
94,90
.
104,43 95,87
September … … …
.
110,50
98,19
October
107,86
115,55 99,49
Augustus ……..100,16
.103,04
112,76
102,23
November
…….111,21
111,81
111,21
104,67
December ………
Jaarl. gemiddeld
109,69
113,44
102,22
De verhouding van het indexcijfer tot het ge-
middelde van
1913
blijkt uit de derde tabel.
Uit de tegenwoordige marktindices schijnt te volgen,
dat een verdere daling in ,,tramp”-vrachten slechts
afgewend kan worden door oplging van tonnage
op aanzienlijke schaal.
De Belastingdruk op de Inlandsche Bevolking van
Nederlandsch-Indië.
–
Aangaande de beschouwingen van de commissie
voor de herziening van het belastingstelsel over het
rapport Meyer-Ranneft-Huender deelt ,,Aneta” het
volgende mede:
De desiderata zijn gesplitst in twee groepen, Tot do eerste
hehooren die, waarvan de uitvoering onmiddelljjk belangrijke
bedragen zal vorderen. Tot de tweede behooren de wensche-
lijkheden, waarvan do uitvoering niet dadelijk groote kosten
met zich brengt.
De eerste groep omvat de volgende voorstellen:
le. de afschaffing van het hoofdgeld op Java en iladoera.
De opbrengst van het hoofdgeld zou in dat geval met 12
miljoen dalen, naar raming.
2e. Gedeeltelijke opoffering van de ocenten op de inkom-
stenbelasting, die totaal 7.5 millioen opbrengen.
Het tarief zou dan aldus worden herzien, dat de totaal-
opbrengst met 3 millioen zou verminderen.
3e. Afschaffing van de opcenten op de Europeesche ver
–
ponding, tengevolge waarvan
f
727.000 wordt prijsgegeven.
4e. Herziening van de in.landsche verponding, die dan
t
200.000 minder zou bedragen.
In totaal zou de derving van inkomsien / 15.927.000 be-
dragen, doch daar de rapporteurs tevens voorstellen het in-
voerrecht op cigarettenpapier te verhoogen en daaruit een
bate verwachten van / 3.500.000, zou de belasti.ngopbrengst
in totaal slechts met / 12427.000 dalen.
Hierbij wordt buiten beschouwing gelaten, dat bij de af-
schaffing van het hoofdgeld een bedrag van /960.000 aan
collecteloon minder wordt uitbetaald, daar de commissie in het
midden venscht te laten of de dessabesturen voor derving van
dit collecteloon schadeloos moeten worden gesteld. Tot de tweede groep behoort een aantal voorstellen, waarvan
cle voornaamste de landrente betreffen.
De werking van verschillende onderdeelen der belasting
behoeft dringend verbetering.
In afwachting van de resultaten daarvan beveelt de commissie
een vuiten aftrek van 10 picol per bouw bij de bepaling van
de helastbare opbrengst vast te stellen voor alle gronden met een minimum belastbare opbrengst van / 2 per bouw.
3e. Opheffing van het thans bestaand maximum van f20
per bouw voor droge gronden.
4e. Het betrekken van den landrentedienst bij afschrij-
vingen wegens oogstmislukking.
5e.
Centrale vaststelling van den. padiprijs.
6e. Vrijstelling van deelhouwers van de inkomstenbelasting.
Voor wat betreft de inkomstenbelasting beveelt de commissie
het volgende aan:
le. Een onderzoek naar den achterstand bij de inning is
noodzakelijk.
2e. Vereenvoudiging van de regeling van het verhalen van
achterstallige belastingen van arbeiders door tusschenkomst
vai de ondernemers.
3e’) Inning van de belasting van ambtenaren door inhouding
op hun bezoldiging.
4e.) Onverwijide regeling voor opleiding van lioogere ambte-
naren bij den belastingdienst. De commissie acht voorts verlaging van het pandhuistaiief
zoodra de financieele toestand dit toelaat, wenschelijk.
Ten aanzien van de personeele belasting stelt de commissie
voor afschaffing te overwegen van de grondslagen paarden en
rijtuigen.
Nog wenscht de commissie een regeling van den kinder-
af trek.
Tenslotte acht zij een afzonderlijk onderzoek naar het vraag-
stuk der dessa-lasten noodzakelijk.
Blijkens het verslag van de commissie is thans in bewerking
een herziening van het tarief van invoerrechten.’
De financieele consequenties daarvan zijn eerst over eenige
maanden te overzien, in verband met. de omstandigheid, dat de
verzameling en verwerking van het statistisch materiaal vol-
gens den nieuwen opzet tijd vordert. Van de herziening der indirecte lasten hangt onder meer af hoever men zal kunnen gaan met de verlaging van de directe
heffingen.
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
239
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
**
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
Ned IVrsch.
Disc.Wissels. 3
3 Oct.’25
Zwits.Nat.Bk.
3*22 Oct.’25
Be1.Binn.Eff.
4 3 Oct.’25
N.Bk.v.Denem. 5
7Sept.’25
inR.C. 5 3 Oct.’25
ZweedscheRbk
4j 8
Oct.’25
Javasche Bank… .
420 Oct. ’24
Bank v.Noorw. 6
12 Jan.
’26
Bank van Engeland 5
3Dec.’25
Bk. v. Tsjecho.
Duitsche Rijksbank 8
12Jan.’26
slowakije .. 6 13Jan.’26
Bank
v.
Frankrijk. 6
9Jvli’25
N.Bk.v.O’rijk. 8
28 Jan.’26
BelgischeNat.Bnk.
7 30Nov.’25
N.Bk.v.Hong.
7 22 Oct.’25
Fed. Res. Bank N.Y. 4
7Jan.’25
Bank v. Italië.
7 17 Juni’25
Bank van Spanje… 5
23Mrt.’23
Z..Afr.Res.bnk5*
OPEN MARKT.
1926
1925 1924
1914
6
Mrt.
1-6
22-27
15-20
2-7
3-8
20-24
Mrt.
Febr.
Febr.
Mrt.
Mrt.
Juli
Amsterdam
Partic.disc.
2’j,,
2511-
3
/4
2-/4
2
1
18-3
116
2-’18
4715
311_311
Prolong.
2314 211
1
3/
4
2-2
1
12
13142114
1
3
14-2
5_
1
14
211
4
-3/
4
Londen
Daggeld
. .
4-
1
1
3
3
14_4
1
13
331
4
.4
3411
3
2713-4
1-212
15/4-2
Partic. disc.
4
5
/16-/8
4i16-18
411..11
4116-5I16
41/,_U/,6
3’/4116
2114-3/4
Berlijn
–
Daggeld ..
5.J1
5-8
4
1
/2-8
41136113
–
–
Partic. disc.
30.55
d…
5
5
5-1/
511
4
_11
3
–
–
–
56-90
d…
5
5
5-1/
511
4
_1/
3
–
–
21-1/2
Ware n-
wechsel.
612
6114-0/3
611
3
7
6
3
/4-7
–
–
–
New York’)
CalI money
41/
3
_3/
4
411
7
511
4
5.31
4
4113..51/4
314
7
431
4
411
4
.3/
4
1
3
/42
1
12
Partic.disc.
331
4
331
4
331
4
33/
4
331,
– –
1)
Cail money-koers v.
5
Mrt. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijd.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Da a
New
Londen
I
Berlijn
I
Par2s
Brussel
Batavla’)
York
2Maart1926
2
.
4
9
7
/8
12.13* 59.48
9.19
11.35
100v,
3
1926
2.4911/,
12.13k
59.47
9.33J
11.35
100%
4
1926
2.499,,
12.12i
59.43
1
9.27*
11.34
100%
5
1926
2.497,,,
12.11*
59.39
9.29 11.33
100k
6
1926
–
12.12
59.38
9…….
11.331
100%
8
1926
2.4951
16
12.
1
1*
59.
36
* 8.95
1.1.33
100
Laagsted.w.
1
)
2.49l,
12
.
11
*
59.34
8.85
11.31
100
Hoogste d.w
1
)
2.49′
5
!,
12.14
59.52
9.35
11.351
100%
1 Maart1926
2.49% 12.14
59.471
9.25 11.35
100%
22 Febr. 1926
2.49
5
/8
12.04* 59.43 8.97
11.35 100%
Muntpariteit
2.48%
12.10 59.26
48.-
48.-
100
Data
Zwit-
serland
Weenen
Praag
Boeka-I
Milaan
Madrid
0)
1)
rest
1)
0*)
*0)
2 Maart1926
48.07%
35.22%
7.40
1.06
10.03
35.19
3
1926
48.07
35.22%
7.39
1.06
10.02*
35.23
4
1926
48.06
35.20
7.39
1.09
10.01
35.20
5
,,
1926
48.04
35.17 7.38
1.10
10.-
3 5. 18
6
1926
48.05 35.17%
7.38 1.10
–
–
8
1926
48.02
35.15 7.38
1.07*
9.96
35.1
2
*
Laagsted.w.’)
47.98
35.05
7.37 1.05
9.94
35
.0
7
*
Hoogsted.w’)
48.06
35.30
7.41
1.15
10.06
35.25
1 Maart1926
48.06%
35.20
7.40
1.07
10.03*
35.20
22 Febr. 1926
48.06 35.15
7.38
1.06
10.03*
35.17*
Muntpariteit
48._
35.-
50.41
48.-
48.-
48.-
a a
D t
Stock-
holm
0
)
Kopen-
hagen)
Q 1 •)
IeI-
f5′)
Buenos-
Aires
1)
Mon-
treall)
2 Maart1926
67.02*
64.85
53.85
6.27*
101%
2.483/
3
1926
67.-
64.77, 53.35
6.27k
1009j
2.48%
4
1926
67.-
64.74 53.15
6.27*
100%
2.48%
5
1926
66.90
64.75
53.20
6.27*
1003/
8
2.48%
6
1926
66.85
64.70
53.20
6.27*
100′.
2.48%
8
,,
1926
66.80 64.70
53.30
6.27*
100i
8
2.48’/,
Laagsted.w.’)
66.80 64.60
52.70
6.25
100
2.48
Hoogste d.wl)
67.10
65.-
54.10
1
6.30
1013
2.49%
1 Maart1926
67.0211
64.92* 54.15
6.27*
102
2.48
1
4 22 Febr. 1926
66.85 164.921
53.70
6.27*
102
2.48%
Muntpariteit
66.67 166.67
66.67
4
105
2.48%
•)
Noteering te Amsterdam.
0*)
Noteering te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.
In het eerste nummer van iedere maand komt een dver-
zicht voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wissel.
koersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
ata
Lond
($per)
Parijs
($p.IOOfr.)($p.IOQMk.)($p.IOOgld.)
Berlijn
Amsterdam
2 Maart 1926
4
,
857/s
3,69
23,80
1
40,03
3
1926
4,8585/,,
3,73
23,80
40,0534
4
1926
4,857/,
3,72
23,80
40,07
5
1926
4,85
88
/,,
3,74
23,80
40,09
6
1926 4,857/
8
3,61
23,80
40,09
8
,,
1926
4,86
3,61
23,80
40,09%
9 Maart
19251
4,766j 5,11
23,80
‘39,93
Muutpariteit
1
4,8667
19,30
23,81%
408/
10
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteer1ngs-20
Febr.
27
Febr.
eenheden
1926
1926
1
1
6
Maart
’26
Laagsfeh’oogste
6
MrL
1926
Alexandrië. .’Piast.
p. X
97%
97%
977/,,
97
9
/,
97%
Athene
….
Dr. p. £
346 342 339 348
34234
Bangkok ….
Sh. p.tical
1110%
1/108/,
1110.
5
1110%
1110.
Budapest . ..
Pen. p. £
27.75 27.75
27.60 27.90
27.75
B. Aires’). ..
d. p. $
45
18
/16
45t31
6
”Iio
455/10
Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
1/65/32
1165/
1
1
6 t
,,
1
/
63
1
116
5
/
33
Constantin..
Piast. p. £
932%
935 925 940
932%
Hongkong ..
Sh. p. $
214
19
/32
2/4
13
/32
2/37/
8
21411
6
2/4
5
/33
Kobe
……
Sh.p.yen
1/10H
1/10
1/10V
4
1!l0%
1/10%
Lissabon 1) . .
d. per .ESC.
233
/64
233
/64
2%
2
17
/
32
2
33
/
4
d. per $
24
24
23
25
24
Montevideo’)
d. per $
50e,
505f
6
50 ‘/8
51
1
/
8
507/,
Mexico ……..
Montreal …
$ per
£
..
4.883/6
487
H
4.87Q
4.88+
4.883/
8
R.d.Janeiro’)
d. per Mil.
7sf
16
1
9
/
33
7
5
/
16
7%
Shanghai . .
Sh. p. tael
3103/,
310
7
/
33
2/11
310i,,,
310i
8
Singapore. ..
id. p. $
214
3
1
33
214
214
Valparaiso 2).
$ p.
39.70 39.60
39.60
1213
11
/
le
39.70
39.60
Warschau ..
ZI. p. £
36.00 38.00
35.00 40.00
37.50
1) Telegrafisch transfert.
3) 90
dg.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 3)
Londen’)
N.York’) Londen
1Maart1926.. 309
0
66%
1Maart1926…..
84/11%
2
1926….
309/
0
66y
4
2
1926……
84/11
3
1926…
303,
8
65
3
1926……
84110%
4
1926.. 30%
65
4
1926 …..
84/11
5
1926..
30,
8
66
5
1926 …..
84/11
6
1926..
300/,,
65%
6
1926
–
7Maart1925.. 32′
1
681/
6Maart1925
8618
20 Juli
1914. .
2415/16
‘/8
20 Juli
1914….
84110
1)
in pence p.oz.stand.
2)
Foreign siiver
in
$c.
p.oz.fine.
3)
in sh.
p.oz.fine
STAND VAN ‘o RIJKS KAS.
De Minister van Financiën maakt bekend:
Vorderingen.
127
Februari
19261
6
vaart
1926
Saldo bij de Nederiandsche Bank
–
–
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
–
f
694.754,83
Voorschot
op
uit. Jan.
1926
aan de ge-
meenten
op
voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke
inkomstenbelasting en opcenten
op
de Rijksinkomsten bel3sting ……..
.
f
57.264.468,-
,,
57.264.468,-
10.743.209,40
,,
10.941.124,77
208.155.113,83
,,2ii.756.480,28
Daggeldieeningen
–
tegen onderpand
van Staalsschuldbrieven
–
–
..Voorschotten aan de koloniën…………
Saldo der postrekeningen van Rijks-
Voorschotten aan het buitenland
…….
comptabelen
………………….
29.701.771,31
,,
44.361.105,56
Vordering
op
het Staatsbedrijf der
P.,
…
–
–
TenT………………………………
Vordering
op
andere Staatsbedrijven.,,
3.203.348,03
,,
3.203.348,03
Verplichtingen.
Voorschot door de Nederl. Bank….
f
13.263.301,02
f
14.033.311,42
Schatkistbiijetten in omloop’) ……..
…
137.891.000,-
,, 126.583.000,-
89.620.000,-
,,107.050.000,-
Waarvan direct bij de Ned. Bank
..
17.000.000,-
,,
26.000.000,-
15.143.933.50
Schatkistpromessen in omloop
………
Schuld a. d. Bank voor Ned. Gemeenten
721.847,26
–
Zilverbons in
omloop
………………15.671.971,-
Schuld a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds.
14.749.261,66
14.987.851,99
Schuld a. h. Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T.
74.750.106,98
84.119.851 71
Schuld
aan
andere
instellingen,
iii
rekg.crt. met
‘s
Rijks Schatkist
. ……
2.511.807,82
2.514.014,53
(‘) Waarvan
f
37.056.000
vervallen op of na 1 April
1927
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
1
27
Februari
19261 6
Maart
1926
Voorschot uit
‘s
Rijks kas aan N.-Indië
–
f
489.000,-
Indische Schatkistprom. in
omloop .
/ 3.900.000,-
l7.lOO 000,-
1.750.000,-
,,
1.750.000,-
Ander Schatkistpapier
……………..
Voorschot Javasche Bank aan N.-lndië
21.309.000,-
,, 9.565.000,-
Muntbiljette,1
in
Omloop
……………
31.445.000,-
,,3l.195.000,-
Ten voordeele van Ned.-lndië ge-
boekte beleggingsgelden van het Ned.-lnd. muntfonds …….
…………5.094.000,-
,,
4.594.000,–
Idem van de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,
941.000,-
,,
947.000,-
Totaal
……………………1 f64.302.000.- 1 f65.640.000,-
MIT
240
EÇ9NOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 8 Maart 1920.
.
Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
60.051.600,90
sels, Prom.,’ Bijbnk.
13.402.200,56
enz.in
disc.I
Ag.sch. ,,
‘24.786.709,30
f
98.240.510,85
Papier o. h.Buitenl. in disconto ……..
–
Idm eigen portef..
f
191.106.013,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
–
»
191.106.013,-.
Beleeningen
Hfdbk.
f
44.589.173,08
nc1. vrsch.
Bijbnk.
10.718.089,97
in rek.-crt.
Ag.sch. ,,
67.893.416,44
op onderp.
f
123.200.670,49
Op Effecten…….
f
122.140.679,49
Op Goederen en Spec. ,,
1.060.000,-
123.200.679,49
Voorschotten a. h. Rijk ……..
……….,,
10.811.031,61
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
50.514.535,_
Muntmat., Goud
… ,,
379.930.283,90
f
430.444.818,90
Munt, Zilver, enz.
•
25.457.824,86
Muntmat., Zilver..
,,
–
Effecten
455.902.643,76
BeleggingRes.fonds.
f
6.482.856,29
id. van ‘/,v. h. kapit.,,
.
3.984.372,08
10.467.228,37
Gebouwen en Meub. der Bank
……. ,,
5.171.000,-
Diverse
rekeningen ………………….,,
35.734.375,07
f
930.633.482,15
Passiva.
Kapitaal …………………………..
f
20.000.000,-
Reservefonds ………………………,,
6.483.597,96
Bijzondere
reserve …………………,,
12.000.000,-
Bankbiljetten in omloop…………….,,
834.753.245,-
Bankassignatin in omloop………..1 ,,
501.438,86
Rek.-Cour.
I
Het Rijk
f
–
saldo’s:
I
Anderen,,
38.694.104,20
38.694.104,20
Diverse rekeningen ……………..,,
18.201.096,13
f
930.633.482,15
Beschikbaar metaalsaldo
……………f
280.604.755,76
Op de basis van
2/
5
inetaaldeicking ……
,,
105.814.998,15
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigdis.’,,
1.403.023.775,-
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Andere
Beschikb.
k-
Data
Goud
Zilver
Circulatie
kfhulden
eischb.
Metaal-
k
saldo
perc.
S
Mrt.
’26
1
430.445
25.458
834.753 39.196
280.605
52
1
,,
’26
430.773 26.018
850.790
43.421
277.415
51
22 Febr. ’26
431.647
26.372 818.406
77.090
278.385
51
15
’26 432.826
26.243 829.509
79.051
276.820
50
8
1
26 435.211
25.851
839.915
78.165
276.944
50
1
’26
436.253
25.692
865.386 66.024 275.096
50
9 Mrt. ’25
504.484 20.333
900.867 54.947
333.285
55
25 Juli
’14
162.114
8.228 310.437
1
6.198
43.521
1
)
54
Data
1!’,J
Hiervan
£l;ee;;
Papier
b°iiPef-
Driverse
1
land
8 Mrt. 1926
98.241
26.000
123.201
191.106 35.734
1
,,
1926
91.354
14.000
140.401
191.060
40.914
22 Febr. 1926
82.302 6.000 120.910
203.012
58,714
15
1926
82.984
6.000 118.549
235.203
40.011
8
,,
1926
80.349
–
124.337
238.741
47.132
1
,,
1926
83.481
–
136.270
247.443
41.593
9 Mrt. 1925
102.798
5.000 151.462
121.205
81.404
25 Juli
1914
67.947
14.300
61.686
20.188
509
1) Op
de
basis van
215
metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
posten
in
duizenden guldens.
Data
Metaal
Circu-
latie
Andere
opeischb.
schulden
Discont.
Div. reke
ningen’)
23 Jan.
1926-
1.015
1.582
897
939
386
16
1925..
1.005
1.589 865
952
366
9
1925..
1.005 1.721 818
945
381
2
1926..
1.005
1.779
769
954 410
24 Dec.
1925..
1.011
1.615 836 963 469
24 Jan.
1925…
1.086 1.494
924 1.044
433
5 Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
‘1 bivaposi oer acilva.
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
AndereBeschikb.
Data
Goud
Zilver
Circulatie opetschb. me taal-
schulden saldo
27Feb.1926
243.250
338.000
1
65.500 162.550
20
1926
243.500
340.000
1
65.000 162.500
13 ,, 1926
234.250
345.500
64.500 101.250
6Feb. 1926 202.723
39.454 346.836
57.438 162.049
30 Jan.1926 201.725
39.769 345.048
57.877 161.653
23
1926 199.495
39.143 348.938
49.900 159.605
16
1926 199.515
38.684 353.419
49.288 158.350
28Feb.1925 133.646
51.285 272598
70.235 117.232
1 Mrt, 1924 154.775
64.297 258.138
84.863 151.264
25 Juli1914 22.057
31.907
110.172
12.634
4.8422
1
Wisse
n
ls,
1
I
Dek-
Data
Dis-
1
buite
Belee-
Diverse
1
kings-
conto’s t N.-Ind. 1 ningen
reke-
1
percen-
befaalb.
1
ningenl)
taMe
27Feb.1926
20
1926
13
,,
1926
6 Febi 1926
110.450 108.880
114.370
”
.
83.542
60
60 59
60
8.166 19.972
52.765
30Jan.1926
8.029
21.423
56.904
78.517
60 23
,,
1926
8.075
24.464
56.631
,76.721
60
16
1926
10.618
22.295
55.382 80.003
59
28Feb.1925
19.557
17.670
54.596 73.316
54
1 Mrt. 1924
34.746
19.922
70.571
24.067
64
25 Juli1914
7.259 6.395
47.934
2.228
44
1)
Siuitpost activa.
1)
Basis
3
16
metaaldekking.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden panden sterling.
Data
Metaal
Circulatie
Currency Notes
Bedrag 1 Bankbzlj.
1
Oov. Sec.
3 Maart1926
145.551
141.721
287.033
56.250
235.558
24 Febr.1926
144.493
141.138
284.179
56.250
232.669
17
1926
144.671
140.448
284.784
56.250
233.377
10
1926
144.557 141.092
286.360
56.250 235.066
3
,,
1926
144.513
141.954
287.345
56.250
235.988
27 Jan. 1926
144.205
141.503
286.246
56.250
234.864
4Maart1925
128.611
124.827
284.019
27.000
2
)
234.607
22 Juli
1914
40.164
1
29.317
–
–
–
Data
00v.
Other
Public
Other
Reserve
k
V
ek
Sec.
Sec.
Depos. Depos.
pe51)
3
kirt. ’26
38.015
76.274
13.546
106.038
23.580
19%
24Febr.’26
38.243
79.056 16.065 106.176
23.105
187f
17
,,
’26
43.782 80.884
23.583
106.918
23.972
18a
10
’26
43.947 77.686
17.887
108.813
23.215
1851,
3
’26
43.002 73.336
13.768 106.737
22.309
18%
27 Jan. ’26
45.578
73.956
22.538
101.333
22.452
18
1
/8
4 Mrt. ’25
43.607
80.049 9.825
119.105
23.535
18%
22 Juli ’14
11.005
1
33.6331
13.735
1
42.185
129.297
522/8
; vernouaing tusscnen neserve en ueposlts. ‘J
uOuuueKKlng.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs.
Waarv.
Te goed
Buit. gew.
Schat- Wis-‘
Data
Goud
in het
Zilver
in het
voorsch.
kist bil-
S eis
buiteni. buitenl.
ald. Staat
letten’)
4 Mrt.’26
5.548
1.864
329
571
35.700 5.274
4.251
25Feb.’26
5.548
1.864
329
577
34.500
5.253
3.372
18
’26
5.548
1.864
327
571
34.600
5.253 3.137
11
’26
5.548
1.864
325
570
34.650
5.243
3.044
4
,,
’26
5.548
1.864 325
567
35.100
5.227
4.355
5 Mrt.’25
5.546
1.864
306
573
21.900
4.942
6.467
23 Juli’14
4.104
–
640
– –
–
1.541
Waarvan
Uitge-
1
–
e ee
Rekg. Courant
Parti-
culteren
Staat
Dala
op het
buitenl.
stelde
Wissels
ningen
Circulatie
4 Mrt.’26
13
4
2.453
52.065 2.836
9
25Feb.’26
10
4
2.463
50.991
2.960
53
18
,,
’26
16
4
2.498
50.962
2.869
9
11
’26
14
4
2.550
51.089
2.823
29
4
1
26
14
4
2.487 51.471 3.100
31
5 Mrt.’25
24
8
2.998
40.887
2.105
10
23 Juli’14
8
–
769
5.912
943
401
1)
In
disc, genomen wegens voorsCh. v. d. Staata. buiteni. regeeringen.
,
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
241
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.
Data
Goud
Daarvan
bij bui-
tenl. circ.
banken
1)
Devlezen als goud-
dekking
geldende
Andere
wissels
en
cheques
Belee-
ninge.n
27 Febr. 1926
1.382,4 190,4 460,8
1.346,0
25,1 23
1926
1.361,4
174,5
419,2
1.261,1
5,1
14
1926
1.307,2 168,0
432,4
1.320,8
9,3
7
1926
1.255,6 143,0
418,5
1.411,3
5,1
30 Jan. 1926
1.255,0
143,0
418,3
1.464,4
10,9
28 Febr. 1925
907,3
207,3
302,4 1.737,2
90,2
30 Juli
1914
1.356,9
–
–
750,9 50,2
1
II
Door
Data
Effec-
1
Diversel
Circu.
Rekg.-
1
Diverse
II
Rijksb.
ten
Activaa,)1
latie
1
Crt.
1
Passiva
II
geher-
Ii
disc.
27 Febr. 1926
234,2
783,31
2.822,3
585,9 613,7
484,2
23
1926
233,9
841,9
2.317,3
1.002,6
625,7
508,7
14
1926
233,9
784,1
2.419,9
872,6 605,0
518,3
7
1926
233,8
779,0
2.563,1
765,3 570,6 500,9
30 Jan. 1926
233,6
608,7
2.648,8
578,7
543,8
520,5
28 Febr. 1925
112,1
1.683,6
2.106,2
917,5
1.517,0
500,1
30 Juli
1914
330,8
200,41
1.890,9
944,-1
40,0
1
–
1)
Onbelast.
2)
W.o.
Rentenbankscheine
27,
23, 14,7
Febr., 30 Jan.,
resp.
251,3; 353,7; 290,6; 219,5; 139,1
miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
Voornaamste posten in millioenen franes.
ti
Data
0-5
.e
.
Pj
n
“ez
eoi
4 Mrt.’26
396 480
904
584
5.200 7.507
14
86
25 Feb.’26
396
480
984
475
5.200
7.415
59 103
18
28
395 480
1.046
489
5.200
7.364
–
289
11
,,
’26
395
480
1.063
559 5.200 7.450
36
254
4
’26
395
480
1.059 574
5.200
7.467
9
277
28 Jan.’26
395
480
1.125
561
5.200
7.462
20 324
5 Mrt.’25
378
480
1.341 431
5.200
7.611
171
167
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS. Voornaamste posten in millioenen dollars.
Goudvoorraad
Wettig
Wissels
Data
betaal- middel,
Zilver
Totaal
Dekking
F. R.
In
her-
disc.
P.
d.
In de
open
bedrag
Notes
etc.
member
markt banks
gekocht
17Feb.’26
2.789,3
1.443,0
150,9
538,4
301,6
10
’26
2.794,9
1.484,9
144,4
533,4
300,5
3
’26
2.791,9
1.496,4
147,3
487,8 302,3
27Jan.’26
2.801,2
1.561,1
152,1
448,6
295,4
20
’26
.
2.814,8
1.566,2
152,1
453,2 305,9
13
’26
2.799,0
1.522,1
150,8
505,8 327,4
18Feb.
1
25
2.905,3
1.752.1
139,9
342,5
311,7
Data
Belegd
in
u. s.
F.R.
Notes
Totaal
1
Gestort
Goud-
Dek-
–
Algem.
Dek-
Gov. Sec.
in circu- latie
1
Kapitaal
kings-
perc.’)
kings-
perc.
2
)
___________
17Feb.’26
334,5
1.661,1
2.326,5
118,9
69,9
73,7
10
’26
333,2 1.667,8
2.296,1
118,4
70,5
74,2
3
,,
’26
349,8
1.662,5
2.282,5
118,1
70,7 74,5
27Jan.’26
365,1 1,667,3
2.272,2
118,3
71,1
75,0
20
’26
370,0 1.692,0
2.298,3
118,2
70,5
74,4
13
’26
368,8
1.733,3
2.325,0
117,3
68,9
72,7
18 Feb.’251
378,2
1
1.698,9
2.257,1
113,5
73,4
1
77,0
1)
Verhouaing totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ EET
FED. RES. STELSEL.
– Voornaamste posten in millioenen dollars.
Dis-
1
1
Reserve
Data Aantal
conto’s
1
Bèleg- bij de
Totaal
depo-
Waarvan
time
banken
en
beleen.
1 gingen F.R.
banks
1.664
sito’s
deposits
10Feb.’26
716.
14006
5.490
1
18.683
5.406
3
,,
’26
717
13.976
5.478
1.635
1
18.641
5.404
27Jan.’26
717
13.949 5.477
1.649
1
18.620 5.385
20
’26
718
14.024 5.445
1.671
18.750
5.375
13
,,
’26
718
14.054 5.435 1.694
1
18.805
5.363
11Feb.’25
739
13.115 5.432
1.651
1
18.131
4.925
Aa.n het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
.
. EFFECTENBEURZEN..
.
–
Amsterdam, 8 Maart 1926.
Van twee zijden is gedurende de achter ons liggende be-
richtsweek voor de internationale fondsenmarkten een schok van beteekenis gekomen. Eén werd veroorzaakt door de hef-
tige daling aan de beurs van
New
York, de andere door het
hoogst onverwachte aftreden van het kabinet Briand iii Frank-
rijk. Toch is het opvallend welk een betrekkelijk geringe op-
winding door deze voorvallen is veroorzaakt buiten de beurzen,
wellee onmiddellijk hierbij betrokken zijn geweest. De ont-.
wikkeling van de fondsenmarkten in de jaren na den oorlog
heeft voortdurend sterker in locale richting plaats gevonden.
Daarentegen zijn in de direôt betrokken centra de omzetten,
zoowel als de koersverschillen zeer groot geweest, terwijl de
stemming min of meer nerveus is geworden. Vooral te Ne w
Y o r k is dit opvallend geweest. De aanleiding tot de scherpe
daling werd gevonden in het niet goedkeuren door de inter-
state Commerce Commission van de z.g. ,,Nickel Plate fusie”.
De oorzaak moet echter worden gezocht in de zeer eenzijdige
positie, welke de markt reeds gedurende langen tijd had in-
genomen – waardoor een baisse.aanval met succes kon worden
uitgevoerd – voorts in de overtuiging, dat het thans geldende prijsniveau van verschillende goederen niet gehandhaafd zal
kunnen worden, in een nauwkeuriger selectie door de banken
bij het verstrekken van crediet, enz. Nadat twee dagen lang
de daling groote verwoestingen had aangericht, kon een herstel
plaatsvinden, dat echter voor verschillende fondsen slechts
ten dccle de geleden verliezen heeft kunnen goedmaken.
Te Pa r ij s heeft het aftreden van het ministerie en de
dientengevolge ingetreden scherpe rij zing van de buitenland-
sche wisselkoersen het gewone gevolg gehad. Buitenlandsche
aandeelen zijn krachtig gestegen, binnenlandsche obligaties
werden ruim aangeboden. De koersverschillen zijn des te
grooter geworden, omdat het aftreden van Briand een vol-
komen verrassing is geweest.
Te B er 1 ij n hebben zoowel de ministercrisis in Frankrijk als de gebeurtenissen in New York uit den aard der zaak wel
indruk gemaakt, doch deze was niet zoo groot, dat een be-
langrijke daling in het leven werd geroepen. Integendeel heeft
de opgewekte stemming, welke de gansche berichtsperiode
heeft gekenmerkt, vrijwel tot het einde stand kunnen houden.
Toch zijn de voordeeige koersverschillen niet van grooten
omvang geworden. Het sterkst hebben geprofiteerd aandeelen
in scheepvaartondernemingen, in bouwbedrijven en kali-
fondsen. Ook Gelsenkirchen bleken gevraagd in verband voor-
namelijk met aankoopen voor buitenlandsche – naar men be-
weerde ook voor Hollandsche – rekening. De fondsen der
Rhein Elbe Union waren iets zwakker als gevolg van de
teleurstellende dividendvoorstellen. Van de overige beurs-
afdeeingen dienen Amerikaansche spoorwegaandeelen, in het
bijzonder aandeelen Canadian Pacific en Baltimore, te worden
genoemd, welke gezocht waren in verband met geruchten,
volgens welke het Duitsche eigendom in de Vereenigde Staten
binnen afzienbaren tijd zou worden teruggegeven.
De markt te L o n d e n heeft bijna geen weerspiegeling
gegeven van de daling in New York. In den loop der laatste jaren is het directe verband met de New Yorksche fondsen-
markt veel losser geworden, dan v66r den oorlog het geval was.
Zoo is het te verkjaren, dat slechts zeer enkele fondsen onder
den indruk van de daling in New York zijn gekomen. Over het
algemeen is de belangstelling voor de aandeelenmarkt gering
geweest. Grooter was die voor beleggingsfondsen, waarbij op te
merken viel, dat de in de achter ons liggende dagen aan de
markt gebrachte nieuwe uitgi.ften bijna alle een goed onthaal
hebben gevonden.
– T e n o n z e n t is de
beteggingsafdecling
beïnvloed door de
lichte verhooging van de geldkoersen. Toch vielen er geen
realisaties van beteekenis op te merken. Van de buitenlandsche
soorten waren in den aanvang Mexicaansche obligaties vrij
goed gevraagd om in het verder verloop iets in koers te dalen.
6% Ned. Werk. Schuld 1922: 107
1
/, ,106’/
8
, 1061/8;
4′
/2 %
Ned. Werk Söhuld 1917: 9911/10,
991
/21
99I; 7
0
/o Ned.-Indië:
101/
8
,
10I1/1
101/; 5% Mexico_Goud 1899 £ 20-100:
41, 42, 40
1
/
2
, 41; 5 % Brazilië 1903 £ 100: 82
1
/
z
, 81
1
/, 80
15
/
1
;
8% Sao Paulo: 104
3
/
s
, 104
1
/
s
, 104
3
/
s
.
De verschillende aandeelenafdeelingen zijn wel eenigszins
onder den indruk geweest van de reactie te New York, doch
meestentijds hebben toch de factoren, welke in ohiniddellijk
verband stonden met de desbetreffende rubrieken, den
doorslag gegeven. Zoo was de
rubbercsfdceling
zeer onregel-
matig als gevolg van de op- en neergaande bewegingen van het
product op de markten van Londen en New York. Ook werkte
op sommige dagen eenigszins remmend de overtuiging, dat de
voorraden langzamerhand een stijgende richting zouden aan-
toonen. Per saldo echter is er eenige verbetering ingetreden.
Amsterdam Rubber: 3373/4, 330
1
/, 341
1
/
8
; Dei-Batavia
F
242
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
Rubber:
230, 226, 233/
4
; Hessa Rubber:
446
1
/, 43.6, 454, 461;
Java Caoutchouo:
206
1
/
2
, 209/, 213;
Kak Telepak:
339, 330,
348
1
/
2
;
Ned.-Ind. Rubber en Koffie:
323, 325, 232
1
/
2
; R’dam
Tapanoei:
162, 157’/
2
, 164/
2
; Serbadjadi:
350, 347, 360;
Sumatra Caoutchouc:
290, 282, 297;
Sumatra Rubber:
362
1
/
2
, 335
1
/
2
, 358, 353;
Tjiboem Tjipongpok:
215, 216, 220.
De
tabaksrnarkt
daarentegen heeft enkele koersverschillen
te aanschouwen gegeven, welke in het nadeel van de betrokken
fondsen zijn geweest. Vooral op,den laatsten beursdag is deze
neergaande tendens scherper tot uiting gekomen. De mak-
laarstaxaties voor de eerste Sumatra inschrijving waren toen
bekend en deze hebben op de beurs geen opgewekten indruk
gemaakt, hoewel het bekend is, dat deze schattingen in de meeste gevallen met 100 en meer procenten worden ove-
schreden. Arendsburg:
515, 500, 496;
Besoeki Tabak: 234, 225,
221;
Dcli Batavia Mij.:
405, 399,
393’/2;
Deli Mij.:
395’/
4
, 383,
378;
de Oostkust:
225, 219, 218
1
/
2
; Senembah:
486,
4791
/2,
475
1
/
1
.
De
suikerrnarktwas
over het algemeen opgewekt van toon,
waarbij aandeelen Handelsvereeniging ,,Amsterdam” weder de
leiding hebben genomen. Wel is waar bleven de koersver:
schillen klein, doch de grondtoon was gedecideerd vast te
noemen. Cultuur Mij. der Vorstenlanden:
165/
4
, 164
9
162/
4
;
Flandeisverg. Amsterdam:
638
1
/
2
, 633/
4
, 644
1
/
2
;
Java Cultuur
Mij.:
335/
4
, 331
1
/, 338/
4
; Moorman:
460, 440, 455;
Ned..Ind.
Suiker Unie:
223/
4
, 222, 223/
4
; Poerworedjo:
106
1
/
2
, 106/,
107;
Tjepper:
630, 628, 635, 640;
Tjoekir:
480, 460, 470;
Watoetoeis Poppoh:
670, 681, 683.
Petroleumaandeelen
hebben een grillig verloop gehad. Aan-
deden Koninklijke Petroleum Maatschappij werden eenerzijds
beïnvloed door de daling te New York, anderzijds door den
stijgenden koers van het Fransche betaalmiddel. Tegen het
einde der berichtsperiode, toen de reactie in de Unie uitgewerkt
scheen te zijn en dus uit dien hoofde reeds eenige verbetering
in den koers van het hoofdfonds was ingetreden, werden aan-
deden Koninklijke bovendien gesteund door de daling van
den franc. Er kon dus een voordeelig koersverschil, vergeleken
bij het einde van de vorige berichtsperiode, worden behaald.
Van de overige petroleumaandeelen werden aandeelen Peu
–
dawa weder tot hoogere koersen uit de markt genomen,
hoewel het hoogste punt niet kon worden behouden. Dordtsche
Petr. md. Mij.:
373, 364
1
/
2
, 377;
Gec. Roll. Petr. Mij.:
186,
193, 187
1
/
1
; Kon. Petr. Mij.:
3953/4, 3963/, 3973/;
Perlak
Petroleum:
81, 82,
7
93/
s,
82
1
/
2
; Peudawa Petroleum:
54, 59,
56/4, 57/8.
&heepvaartaandeelen
waren zoo goed als verwaarloosd met
ccii tendens,welke naar omlaag was gericht, in verband met
den ongunstigen toestand op de vrachtenmarkt, zooals die ook
in de indexcijfers tot uiting is gekomen. Holland-Amerika Lijn:
471/2, 473/4, 471/;
Java-China-Japan Lijn:
120/
1
, 120;
Kon.
Ned. Stoomboot Mij.:
78/, 771/2, 77
1
/
4
;
Ned. Scheepvaart
Unie:
167, 165/
1
, 166/
2
;
Stoomvaart Mij. Nederland:
171,
173,
172.
Van
mijnaandeelen is
de aandacht gevallen op aandeelen
Redjang Lebong, welke plotseling een scherp koersherstel
konden behalen, in verband met geruchten, volgens welke een
bevredigend dividend over het afgeloopen boekjaar zou worden
uitgekeerd. Deze tendens heeft zich echter niet ten volle
kunnen handhaven. Alg. Exploratie Mij.:
13
1
/, 134/
2
,
129/;
Billiton le Rubriek:
666, 660,. 658, 660;
Redjang
Lebong:
284
1
/
2
, 271, 302
1
/
2
, 289;
Singkep Tin Mij.:
281,
275
1
/, 280.
11
De afdeeling voor
ban kaandeel en
was rustig, doch op een iets lager peil. AmsterdamscheBank:
167, 166, 165;
Roll. Bank voor
Zuid-Amerika:
79, 78
1
/
2
; 80/;
Javasche Bank:
340,
Koloniale
Bank:
193/
4
, 191, 191
1
/
4
; Ned.Ind. Handelsbank:
159
1
/
4
, 156-
158;
Ned.-Handel Mij.: C. v. A.:
148/, 147
1
/
2
; R’damsche
Bankvereeniging:
73, 72/, 72;
Twentsche Bank:
139, 138, 139.
Aandeelen in binnenlandsche industrieele ondernemingen
bleken eenigszins op den achtergrond te zijn gedrongen. De
meeste omzetten vonden nog plaats in aandeelen Jurgens,
welke zich op een vrijwel onveranderd niveau konden houden
en in aandeelen in kunstzijdeonderpemingen, waarin een
lichte reactie aan den dag is getreden. Centrale Suiker lVJij.:
130, 1 30/, 1 32/
s
;
Constructie Werkplaats v/h. Du Croo &
Brayns:.
60, 70, 52
1
/
2
, 55;
Hollandsche Kunstzijde Industrie:
130
9
128,
129/;
Jurgens:
163/, 1627
e
, 162/;
Maekubee:
145, 140/, 143’/2, 145
1
/
2
; Ned. Kunstzijdefabriek:
320
1
/
8
,
314,-319/
2
; Philips Gloeilampenfabriek:
379, 370
1
/, 375, 370.
De
Amerikaansche afdeeling
heeft zich uit den aard geheel
naar de aanwijzingen van Wallstreet gedragen. De omzetten
waren aan onze beurs vrij groot, doch waar de meeste houders
van Amerikaansche fondsen zich reeds vroeger van
hun bezit hebben ontdaan, ontstond hier geen groote onge-
rustheid. .Anaconda Copper:
93
1
/, 891/, 95
1
z, 94
1
/; Stu-
debaker:
58/
4
,
571
/2
(ex cliv.),
571/;
United States Steel• Corp.:
125
1
/
4
, 127, 125/
4
; Atchison Topeca:
128/
(ex div.),
127
3
/
4
.
GOEDERENHAJDEL.
GRANEN.
9 Maart 1926.
Ook de afgeloopen week heeft geen verlevencliging gebracht
van de zaken in t a r w e. De vraag in Europa blijft algemeen
teleurstellend, niettegenstaande de verschepingen betrekkelijk
klein zijn. De klachten over verminderende consumptie blijven
vooi-tduren en ontegenzeggelijk blijft de handel op het Conti-
nent onder invloed van de groote hoeveelheden rogge, clie nog
steeds aanwezig zijn. De termijnmarkt te Buenos-Aires
blijft dan ook nog langzaam dalen, terwijl in Noord-Amerika de
fluctuaties betrekkelijk gering zijn, doch ook hier zijn de slot-
koersen op
8
Maart lager dan een week geleden.
Niettegenstaande verschillende berichten van den nieuwen
oogst in de Staten minder gunstig zijn (o.a. dat er zeer koud
weer verwacht werd, terwijl
ni
geen sneeuwbedekking is),
schijnt men toch per saldo deze berichten niet zoo ernstig op
te vatten en het feit, dat de pariteit van den prijs te Chicago
zooveel hooger is dan die van Liverpool, maakt toch in zoo-
verre indruk, dat de haussiers niet durven in te grijpen.
Bovendien stond de markt eenigszins onder den invloed van
de slechte effectenmarkt te New York.
De verschepingen naar niet-Europeesche landen waren
wederom iets ruimer, doch zijn nog niet van zoodanigen
omvang, dat Europa angst voor een tekort behoeft te krijgen.
Wat r o g g e betreft, moet vermeld worden, dat liet aanbod
van Poolsche rogge wel verminderd is en dat hoogere prijzen betaald zijn; toch is de handel nog niet bijzonder levendig en
voor de voorraden Russische rogge is moeilijk een goede prijs
te maken. Rusland zelf biedt geen rogge aan. Door de daling
van de prijzen in Noord-Amerika komt Noord-Amerikaansche
rogge nu meer in aanmerking voor Europa, doch voorloopig
hebbende zaken zich bijna uitsluitend beperkt tot Scandinavië.
Het is evenwel niet onwaarschijnlijk, dat spoedig wat meer
Noord-Amerikaansche rogge ook naar andere landen van het
Continent verkocht zal kunnen worden.
De m a ï s-prijzen zakten aanvankelijk nog verder in, doch
nadat Londensche speculanten al bijzonder lage prijzen hadden
aangenomen, zoowel voor stoomende partijen, als op aflading
voor la Plata maïs van den nieuwen oogst, trad er een kentering
in, vooral toen het Continent in casq voornamelijk Rotterdam,
verschillende ladingen opnam. De stemming is ten slotte vrij
vast geworden, wat ook wel verklaard kan worden door een
scherpe vermindering der verschepingen, die zelfs kleiner waren
dan een jaar geleden; aangezien het prijsniveau dit jaar zoo-
veel lager is, gaven deze cijfers wel reden tot nadenken. Wat den nieuwen oogst van Plata maïs betreft, de berichten
blijven nog steeds gunstig en een niet-officieele schatting
noemt het cijfer van 0 miffioen ton. Wij kunnen in deze schat-
ting niet veel meer zien dan een gissing, die eenvoudig hierop
berust, dat de uitzaai groot geweest is en de omstandigheden
voor de ontwikkeling van den oogst gunstig waren. Ontegen-
zeggelijk wordt dus een groote oogst verwacht en al zeer spoe-
dig kunnen de iierste afladingen verwacht worden. Er zal dus
dezen zomer waarschijnlijk meer Plata maïs in Europa aan-
komen dan een jaar geleden, terwijl bovendien de Balkanlanden
een zeer veel grooter surplus hebben, waarvan reeds een aan-
merkelijk deel verkocht is. Vooral ons land heeft veel Joego-
slavische maïs gekocht en waar de kwaliteit nog niet goed is,
willen de verschepers liever hun contracten nog wat uitstellen
en hebben er zelfs verschillende terugkoopen plaats gevonden.
In vergelijking met verleden jaar moet mén wat de toekomst
betreft, rekening houden met het feit, dat Zuid-Afrika waar-
schijnIjk voorloopig niet zal exporteeren. De minder goede
oogst daar alsook de slechte prijzen in Europa zullen dit vrijwel
onmogelijk maken. Noord-Amerika blijft nog steeds mais
offreeren en de stemming daar is niet bijzonder vast. Ofschoon
de aanvoeren wel waren verminderd, is toch de zichtbare
voorraad weer toegenomen en men heeft nog steeds aan de
zeehavens een hoeveelheid mais, die geëxporteerd worden moet.
Bij eenigszins stijgende prijzen zuilen dus zeker de versche-
pingen van Noord-Amerika weer toenemen.
G er s t. In dit artikel is iets meer handel geweest; o.a. werd
een lading Russische gerst naar Engeland verkocht, die later
wederom in Duitschland geplaatst werd. Bij de verschepingen
verrassen buitengewoon groote verschepingen van Rusland.
Van Noord-Amerika werd slechts zeer weinig afgeladen en de
handel in Noord-Amerikaansche gerst is dan ook zeer klein.
De Russisohe voorraden in Rotterdam zijn aanmerkelijk ge.
sloiilcen, maar de grootere verschepingen maken de toekomst
onzeker.
In den rnarkttoestand van h a v e r kwam weinig verande-
ring. In Noord- zoowel als in Zuid-Amerika brokkelden de
prijzen iets af.
Tot ons leedwezen 4ntbreekt ons de ruimte voor het af-
drukken van den staat.
–
1
10 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISflSCHE BERICHTEN
243
SUIKER.
De verschillende suikermarkten waren de afgeloopen week
zeer kalm gestemd. Er zijn voorloopig voldoende voorraden om
in de consumptie behoeften te voorzien.
In Amerika brokkelden prijzen dan ook af, hetgeen uit onder-
volgende cijfers blijkt:
Sp. C. Mrt. Mei ,Juli Sept.
Slot voorafgaande week 4.14 2.38 2.49 2.60 2.71
Opening verslagweek …….4.14 2.36 2.49 2.59 2.71
Slot verslagweek ………..4.08 2.31 2.42 2.53 2.64
De ontvangsten in de Atl. havens der V.S. bedroegen deze
week 79.000 tons, de versmeltingen 67.000 ton (tegen 76.000
tons) en de voorraden 117.000 tons. In Cubasuiker kwamen slechts kleine dagelijksche afdoenin-
gen tot dalende prijzen tot stand, daar Raffinadeurs in de V.S.
blijkbaar goed voorzien zijn. Er werd ongeveer 2.34 dc.
c. & fr. New York betaald, terwijl voor deze positie de prijs
naar Europa ongeveer sh. 11/44 bedroeg.
De C u b a-statistiek is als volgt:
1926
1925
1924
– Ton
Ton
Ton
Weekontvangsten tot 27/2.. 191.462
193.325
165.789
Totaalsedertl/12-27/2…. 1.501.924 1.564.238 1.321.872
Werkende fabrieken
174
178
174
Weekexport 27 Febr…….85.414
100.663
135.161
Totaleexp. sed. 1/1 tot 27/2
817.662
940.580
883.914
Totale voorraad 27 Febr. … 684.263
623.658
437.958
In E n g e 1 a n d verlaagden Raffinadeurs deze week den
prijs voor prompte levering met 6 d. en voor levering op termijn
met 3 d.
Naar verluidt, verwacht men in
Frankrijk
binnenkort eene
verhooging der invoerrechten met 30
0
6; eenige zekerheid
omtrent, de juistheid van dit bericht werd echter nog niet
verkregen.
In D u i t s c h 1 a n d is na een voorloopige overeenkomst
tusschen de Raffinadeurs en fabrikanten de vorming van een
syndicaat te verwachten, ten gevolge waarvan met geregeld
aanbod van suiker voor export moet worden rekening ge-
houden. De hoeveelheid voor deze campagne zal voorloopig
ongeveer 120.000 tons bedragen.
De zichtbare voorraden zijn volgens 0 z a r n i k o w:
1926
1925
1924
Tons
Tons
Tons
Duitschiand
1
Febr. ……. 1.143.000
846.000
890.000
Tsj echo -Slowakij e
1
Febr.
900.000
694.000
501.000
Frankrijk hFebr. ……… 425.000
488.000
253.000
Nederland 1 Febr……….236.000
189.000
128.000
België
1
Febr..
…………
205.000
228.000
117.000
Engeland 1 Febr
…………
477.000
148.000
179.000
Europa …………3.386.000 2.593.000 2.068.000
V.S. Ati. havens 3Maart … 117.000
100.000
129.000
Cuba 27 Febr. Alle havens.. 684.000
624.000
438.000
Totaal ………….4.187.000 3.317.000 2.635.000
Op J a v a was de markt zeer stil, en kwamen geen afdoe-
ningen van eenige beteekenis tot stand.
II
i e r t e 1 a n d e opendë de markt in kalme, hoewel
prjshoudende stemming, om daarna te verflauwen, waar-
schijnlijk ook ten gevolge der New Yorksche beurspaniek op
de fondsenmarkt. Aan het slot trad echter weder een herstel
in en waren de noteeringen als volgt:
Maart ……….
f
1
6/
4
‘
Mei ……………17
1, alles geboden, met ver-
Augustus ……. ..1
7′
/2
1
koopers / ‘/ k ‘/ hooger
Oct./Dec ……… ..17/
4
J
KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & $ons,
Manchester, d.d. 3 Maart 1926.
Nadat prijzen van Amerikaansche katoen de geheele week
een dalende tendens hadden getoond, kwam hieraan gisteren-
namiddag in Liverpool een einde. Mid-American spot noteerde
9.82, dus vrij dicht bij het laagste punt van dit seizoen n.l.
9.71 op 21 December. De loopende maand futures in Liverpool
varieerden 23 punten tussehen het hoogste en laagste punt
en het slot van gisteren was 18 punten beter dan de middag-
noteëringen. Hedenmorgen opende de m’hrkt 13 tot 19 punten
lager. Egyptische soorten zijn flauwer. Gisteren noteerde
F.G.F. Sakel spot 16.55, dit is slechts 5 punten meer dan het
laagste punt van dit seizoen n.l. 16.50 op 23 December j.l.
Hoewel de export van katoen wat beter is geworden, bedraagt
hij toch nog circa 200.000 balen minder dan een jaar geleden;
verkoopen in Liverpool bedroegen de vorige week slechts
36.000 balen, waarvan 23.150 Amerikaansche, 5.250 Peruvi-
aansche, 2.850 Afrikaansche, 1.650 Braziliaansche, 1.300
Egyptische, 1.050 Oost-Indische, 750 andere soorten.
De Amerikaansche garenmarkt is kalm en- onregelmatig.
Voor spinners van grove nummers wordt het elke week moei-
lijker hun reeds verminderde productie van de hand te doen en
verkoopen beperken zich hoofdzakelijk tot kleine hoeveel-
heden voor spoedige levering. In Medio nummers gaat minder
om, doch voor fijnere nummers wordt wat meer gedaan, hoe-
wel er iets minder vraag is. Men rapporteert goede zaken in
Mule bundles en ook in getwijnde garens voor India, hoewel
in enkele gevallen de geboden prijzen te laag waren; Er bestaat
ook een goede vraag naar getwijnde garens voor binnenlandsch
gebruik. Egyptische soorten zijn over het algemeen weinig
gevraagd. De prijsdaling van het ruwe materiaal heeft een
stagnatie in zaken van eenige beteekenis veroorzaakt en ter-
wijl garenprijzen wat’flauwer zijn, gaat er slechts hier en daar wat om. De flauwere katoenprjzen hebben een temperenden invloed gehad op zaken in de doekinarkt. Indien de vraag grooter was geweest, zou het’effect misschien meer zijn opgevallen; daar-
tegenover zijn fabrikanten, die voldoende van orders voorzien
zijn, niet geneigd hun noteeringen te verlagen en speciaal voor de
lichtere soorten zijn prijzen niet flauwer. Voor zwaardere doek-
soorten, waarvan fabrikanten in een minder ‘gunstige positie
verkeeren, is het ongetwijfeld een goede markt geweest om te
koopen; er is weinig kans op een verdere prijsdaling, want
uitgezonderd bij prjsverschil in het ruwe materiaal, zijn
weinig fabrikanten in staat verdere concessies toe te staan dan
zij reeds gedaan hebben. Indië is nog de beste markt en er
worden goede zaken gedaan. Voor andere markten, zooals de
Straits bestaat een flinke vraag, speciaal voor de fijnere styles.
Over het algemeen kan men zeggen, dat er een goede vraag
bestaat, doch elke dreiging van katoen om de prjsbasis te
veranderen draagt ertoe bij het vertrouwen van koopers aan
het wankelen te brengen.
24Feb. 3 Mrt.
Oost. koersen. 23Feb. 2 Mrt.
Liverpoolnoteeringen.
T.T. op Br. Indië 1161/6
F.G.F.Sakellaridis 17,30 16,35 T.T.opHongkong2/4
2/41/
8
G.F. No. 1 Oomra 7,20 6,35 T.T.op Shanghai 310 310
KOFFIE.
Na het afsluiten van het vorig bericht zakte de termijnmarkt
in overeenstemming met New York, op lagere aanbiedingen
van Brazilië Woensdag nog verder in, doch den volgenden dag
herstelde zij zich eenigszins op het bericht, dat het Brazi-
liaansche Comité tot Verdediging van de Koffie op de markt te
Santos als kooper optrad met het doel om te steunen. Sedert
bleven ten onzen aan de termijnmarkt de noteeringen schom-melend met niet groote verschillen van den eenen dag op den
anderen. Te New York, alwaar het herstel in de eerste helft der
week samenviel met eene belangrijke verbetering in de stem-
ming aan de effectenbeurs, waren de prijsverschillen enkele
dagen veel grooter.
in het begin van de week toonden de Braziliaansche af-
sohepers werkelijk groote neiging tot verkoopen. Gewoon goed
beschreven Superior Santos, die bij het afsluiten van het vorig
weekbericht nog 104/- â. 105/- genoteerd stond, werd voor
ongeveer 102/- aangeboden en zelfs werd in een enkel geval een
bod, van hier uitgeseind tot 100/-, aangenomen. Ook Rio zakte
aanvankelijk een paar shillings in. Aanleiding tot deze flauwe
stemming was het feit, dat niet alleen de Braziliaansohe wissel-
koers, doch ook de binnenlandsche koffieprjzen in Reis verder
gedaald waren. In de laatste dagen echter liep de wisselkoers
iets op en herstelden de Reisprijzen van Rio zich eenigszins,
en naar aanleiding daarvan waren de aanbiedingen van Brazilië meestal ook weder iets hooger.
Ook Indië toonde zich voor Robusta op aflading iets ge-
makkelijker, vooral voor Palembang, waarvan vrij groot aan-
bod tot 49 ct. en later tot 48/ ct. uitgeleverd gewicht voor
Maart/April aflading aan de markt was. Latere verscheping
werd alhier aangeboden tot
‘h
ct. en daarna tot 46
1
/. ct.
voor Juli/September aflading en
453/4
ct. voor October!
December. –
– Uit de in het begin dezer maand verschenen Statistiek van
de Firma G. Dmiring & Zoon te Rotterdam blijkt, dat in
Februari de invoer geweest is als volgt:
1926
1925
1924
Balen
Balen
Balen
In Europa ……………796.000
768.000
777.000
In Ver. Staten van Amerika 1.038.000
603.000
826.000
1.834.000 1.371.000 1.603.000
De Aanvoeren in Europa en in Amerika te zamen gedurende
d eerste twee maanden van het jaar bedroegen 3.423.000.
balen tegen 3.048.000 balen in 1925 en 3.451.000 balen in 1924
De Afleveringen in Februari waren:
244
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1926
1926
1925
1924
Balen
Balen
Balen
In Europa ……………775.000
779.000
843000
-In Ver. Staten van Amerika 925.000
656.000
914.000
In totaal …………….. 1.700.000
1.435.000 1.757.000
• De Afleveringen in Europa en in Amerika te zamen gedurende
de eerste twee maanden van het jaar waren 3.726.000 balen
tegen 3.047.000 balen in 1925 en 3.744.000 balen in 1924.
De belangrijke toename, zoowel van de Aanvoeren als van
de Afleveringen, tegenover verleden jaar in de maand Februari
komt geheel op rekening van Amerika. Europa toont voor de
Aanvoeren slechts een zeer geringe toename en voor de Af-
leveringen zelfs een onbeduidende afname bij vergelijking met
–
het vorigs jaar. –
De zichtbare wereldvoorraad was op 1 Maart 1926 4.788.000
balen tegen 4.802.000 balen op 1 Februari 1926 en 5.156.000
balen verleden jaar (in deze cijfers zijn niet begrepen de voor-
raden in het binnenland van Sao Paulo, welke op 15 Februari
1926 4.204.000 balen, op 1 Februari 1926 4.329.000 balen en
op 1 Maart 1925 3.359.000 balen bedroegen). De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos op
prdmpteverscheping zijn thans ongeveer 103/- & 104/- per cwt.
en van dito Prime ongeveer 105/- & 106/- terwijl zij van Rio
type New York 7. met beschrijving, prompte verscheping,
bedragen 86/6 & 87/-.
Van Robusta op aflading zijn de aanbiedingen op het oogen-
blik ongeveer:
Palembang Robusta, Maart/April verscheping, 48’/ ct.
Juli/Sept.
46’/,
Oct./Dec.
,,
45’/
– W.I.B. f.a.q. ,,
Maart/April
,,
561/2
alles per
1
/
2
KG., elf, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De officieele loco.noteeringen bleven onveranderd 68 ct. per
1
/
2
KG. voor Superior Santos en 58 ct. voor Robusta.
De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt waren
aan de ochtend-eau als volgt: –
Santos-contract
Gemengd Contract
basis Good
11
basie Santos Good
Mrt.
I
Mei
Sept.
Dec.
Mrt.
Mei
Sept.
Dec.
9 Mrt
61
57X
5414
5/8
53
5 t34
491/4
77i
2
,,
6114
581
4
55k’
54
55 52
50
49
23 Febr. 61
59M
578/t
568/
8
55
y
4
548/8
528/
t
51
16
,,
61a/
8
59X
56
55y
4
53718
53
517/
1
50
De slot-noteeringen te New-York
van het aldaar gelden-
de gemengd contract (basis Rio No. 7) waren::
–
Mrt.
I
Mei
I
Sept.
I
Dec.
$
17,70
$
17,46
$
16,4
$16,06
8
Mrt ………
1
,,
,,
18,03
17,88
,,
16,90
,,
16,56
,,
18,52
18,25
17,34
17,07
19
Febr……..
15
,,
,,
18,35
,. 18,-
,,
17,11
,, -16,84
Rotterdam, 9 Maart 1926.
THEE.
Er valt in de afgeloopen week weinig nieuws van de thee-
markt te vermelden. De stemming, weergegeven op de Londen-
sche markt, blijft vast en de prijzen zijn wederom iets gestegen,
eveneens ook voor de ordinaire ioorten.
De gemiddelde prijs op de Londensche markt in de afge-
loopen week bedraagt voor de Britsch-Indische enCeylonthee
tusschen de 1 sh. lod. en 1 sh. 10
1
/,d. per ib. en het is merk-
waardig om te constateeren, dat op dit niveau de prijzen voor
verschillende kwaliteiten zich hoe langer hoe meer binnen
engere grenzen bewegen.
De aanvoeren in Londen bedroegen in Februari ruim 29
1
/
2
millioen lbs., welke hoeveelheid 7 millioen lbs lager is dan die
van de overeenkomstige maand van verleden jaar, terwijl de af-
leveringen ten bedrage van 33,6 millioen lbs de afleveringen
van verleden jaar met ruim 3 millioen lbs. overtreffen. De voorraden in entrepôt te Londen, die-verleden jaar op uit°
Februari nog ruim 219 millioen lbs. bedroegen, wijzen voor
hetzelfde tijdstip van dit jaar een hoeveelheid aan van nog
geen 193 millioen lbs. of 26 miliioen lbs. minder.
Amsterdam, 8 Maart.
RIJST.
De raming van het Burma export excedent is thans
teruggebracht op 2.850.000 tons voor 1926, respectievelijk 240.000 tons minder dan de laatste raming en 550.000 tons minder dan de in 1925 geëxporteerde hoeveelheid.
Deze verlaagde raming en de in het algemeen vrij goede
consumptievraag in het Oosten hebben een vaste stemming
op de Rangoon, Saigon en Siam markten tot gevolg.
De troebelen in China, welke ongetwijfeld de normale
productie van voedingsmiddelen ongunstig zullen beïnvloe-
den, zijn zeker ook een factor, waarmede rekening ge-
houden moet worden.
Hoewel niet geheel zonder invloed, werd de vaste stemming
op de Europeesche markten eenigszins opgeheven door het
aanbod van Spaansche en Italiaansche rijst. Over het algemeen blijft echter de afzet van gepeld wel
bevredigend.
VRACHTENMARKT.
De Amerikaansche graanvrachtenmarkt was zeer flauw en
van-de Northern Range zijn sinds eenige jaren niet zulke lage
vrachten betaald als nu. De meeste bevrachtingen waren voor
belading in New York. Naar U.K. werd handige tonnage ge-
daan tegen 2/- per qtr., zwaar graan, optie Antwerpen/of
Rotterdam 1/10′!
2
, Rotterdam 6 cents per 100 lbs, optie
Bremen of Hamburg 6’/, cents, Maart. Tegen het einde der
week werd zonder resultaat tonnage aangeboden tegen deze
vracht. Naar Rio werd een kleine lading gedaan tegen 18/6 per
ton, begin Maart en een lading van 2650 tons meel werd be-
vracht naar Pyraeus en/of Salonica tegen 21 cents één, 22 cents
twee havens, per 100 lbs., 10/25 Maart.
Van West-Indië ging in suiker niet veel om. De vrachten bleven zakken. Voor booten van middelmatige grootte was
afsluiting alleen mogelijk met vele opties. Een 6000 tonner werd
bevracht per Maart op basis van 15/- IJJ(./Continent, optie
Marseille 16/6, optie New York, Philadelphia of Baltim ore
11 cents per 100 lbs. Een 3000 tonner werd tegen 16/9 bevracht
naar U.K./Continent. Van de North Pacific vallen geen af-
sluitingen te vermelden.
De River Plate leefde op en er werd bevracht voor prompte
belading. De vrachten zijn echter niet gestegen, hetgeen ge-weten moet worden aan de overvloedige tonnage die aa1ge.
boden wordt. Van Buenos Aires en Bahia Blanca werd de lage
vracht van 12/6 geaccepteerd en van Upriver 14/6, alles naar
tJ.K./Continent fnet volle opties. Per 10 April/10 Mei werd 15/9
gedaan. De salpeter vrachtenmarkt veranderde niet. De
eenige afsluiting naar deze zijde is een 7000 tonner Maart/
April, naar Alexandrië tegen 21/-.
De markten van het Oosten waren deze week alle zeer flauw
en bijna zonder zaken. Er werden van Wladliwostock eenige
verdere deep tanks opgenomen voor belading tot Mei/Juni op
basis van 50/- Continent, 57/6 Huil. Naar Europa werd van
Australië niets bevracht. Alleen naar Japan of Shanghai werd
22/6 betaald, optie 2 Japansche havens tegen 9d. extra. Ook
van Burmah was slechts weinig vraag.
Britsch-Indië was levenloos. Van de Madras-kust werden
eenige parcels (totaal 7500 tons) geboekt naar de Middelland-
sche Zee/Continent tegen 25/- kernels. Kolen betaalden Rs. 3.12
Calcutta/Rangoon. Van Zuid-Afrika waren geen maïsorders
aan de markt.
De Donau is kalm en de vrachten neigen tot dalen. Een
kleine prompte boot werd gedaan naar 2 Deensche havens
tegen 18/9. Van de Zwarte Zee bestaat matige vraag. Er werd
bevracht op basis van 12/3 Continent met noordelijke opties. De markt van de Middeliandsche Zee veranderde niet. Een
flink aantal afsluitingen vond tegen onveranderde vrachten
plaats. Erts betaalde: Bona/Rôtterdam 4/4’/,, Glasgow 6/.,
Algiers/Middiesboro 6/6, Melilla/Rotterdam 5/6. In zout is
iets meer te doen en ladingen worden ondergebracht tegen 11/6 naar St. John (N.F.) en naar Monte Video tegen 24/..
Voor fosfaat werd 8/- betaald, Bona/Dublin. De Golf van Biscaye is vast en er is eenig gebrek aan kleine
booten. Bevracht werd: Bilbao/Middlesboro 6/10’/,, Rotter-
dam 5/6, IJmuiden 6/3, Santander/Rotterdam 5/3.
De zaken op de time-charter markt waren beperkt tot
Vereenigde Staten/West-Indië-vaart, doch er ging niet veel om.
Voor een Westkust Zuid-Amerika rondvaart wordt 70 cents
geboden per Maart, op- en teruglevering Ver. Staten.
De Engelsche kolenvrachtenmarkt was vast. De vrach-ten waren o.m.: Zuid-Wales: Antwerpen 3/3, Nantes 4/3,
Constantinopel 15/-, Pernambuco 17/-, Santos 18/3, Buenos-
Aires 19/6 en van de Oostkust: Aalborg 519, Hamburg 3/9,
Rotterdam 3/9, Genua 10/9, Las Palmas 10/-, Santos 18/6.
RIJNVAART.
Week van 28 Februari t/m. 6 Maart1926.
De aanvoeren van zeezijde bleven stationnair. Beschikbare
ruimte bleef ruimschoots voldoende. Stemming bleef zeer flauw.
De ertsvrachten bedroegen gemiddeld met
f
lostijd f1. 0,25/
0,271, en met
f
lostijd f1. 0,35/0,371 per last. Het sleeploon bedroeg f1. 0,22f tarief. De waterstand bleef gunstig.
Ook in de Ruhrhavens bleef de toestand stationnair. Tegen-
over de geringe verschepingen stond ruimschoots aanbieding
van ledige ruimte, waardoor de toestand gedrukt bleef.