Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 384

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 9 1923

9 MEI 1923

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Statistische

.. Beri
*
chten’.

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINCEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE-GESCHRIFTEN

8E JAARGANG

WOENSDAG
9
MEI 1923′

No. 384

INHOUD

Biz.


l

Ti’r DUALISME IN VEEBANI) MET DE IENDIS0HE FINAN-
01EEIE POLITJEE door
Dr.
J. 11.
J3oeke …………
410
De lEtooge Raad en de ,,Koninklijke” door
J.
‘J’ai,/;en.
411
Samenstelling van den lEtoogen Raad van Arbeid door
D. II’udig L.Jsn
…………………………….
413
Aandeelhouders-Crediteuren door
Mr.
11. Al.
it.
&haclee
414
T-l:et Wetsontwerp op de Ruilverkaveling II door
Prof.
Mr.
1.
B. Cohen ……………………………
’41(1
De Nederlandsche In- en Uitvoer in de beide laatste jaren II door
W. E.
Boerm.an …………………
417
1)e ,,beweerde” Anomalie in ons N.untwezen door
i)r.
G.
lloitsem.o,,
met naschrift door
Prof. ,lfr.
ii. W. 0.
Bor’lewijl …………………………………
419
AANTEEKENINGEN:
Nederland en de Volkeubond in de Eerste Kamer.
Rede van Minister van :Earnebeek …………. 420
Loonen in de javasuikerindustrie …………….
421
OvEw,’Icu’r VAN Ti.Joscii in r’riN…………………
423
MAAN
I)CJJPERS:
.Eiiiissies in April
1023 ……………………..423
Postchèue en Ci rodienst……………………
423
Rij kspostspaarbank ………………………..
423
Giro-omzet bij de Nederlandsclie Bank …………
423
Handelsbeweging over dc maand Maart
1923 ……424
S’rTisTIaIcEN EN
Ov1cw/IcfI’I’IcN
……………. 425-432
Geidkoersen

Effecten beurzen.
Wisselkoersen

Goederenhandel. :Bankstaten

Verkeerswezen

INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algem.een Secretaris: Mr. G. W. J: Bruirss.
Reclacteur.$ecretaris van het weekblad:
D. J.
Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam..
Aangeteekende stukken: Bijka.ntoo’r Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postch.èque- en. girorekening
Rotterda.rnNo. 8408.

Abowaemen.tsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nede’rla.nd f 20,—. Buitenland en Koloniën. f 25,-
per jaar. Losse netmm.ers 50 cents.

Leden en d.onatetrs van. het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uit gaainde ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor
zoover daarom,tren.t niet anders wordt beslist.

8 MEI
1923.
In den toestand van. de geidmarkt kv’am nog geen

verandering. De geldv.raag was gedurende de maands-

wisseii:ng opnieuw buitengewoon groot; maar ook da’jr-

na kwam er nog geen. ontspanning. Particulier dis-

conto bleef ongeveer 3
9
/4
pOt.; de prolongatierente’ was
aan liet einde der week iets terugloopepd, maar daaren-

tegen gisteren weder hooge.r, 4 pOt., 3% pOt., 3% pOt.
*

* *

De weekstaat van De Nederlandsche Bank geeft

wederom van een kleine stijging der disconteeringen

blijk. De post binnerilandsche wissels liep van
f 115.0

milli,oen tot
f
183.1 millioen op. Deze vermeerdering

komt voor een-deel voor rekening van den staat; het

tot1 der rechtstreeks bij de Bank geplaatste schat-

kstpromessen nam in de afgeloopen week van
f
34

millioen tot
f
37 mijlioen toe. De beieetiingen dec

Bank noteere])
f
17.4 millioen lagér dan verleden

week. De vermindering van deze post betreft zoowel

deHoofdbank als de Bijbank en de Ageitschappen,

doch geldt ‘nagenoeg u:itsluitend de effectenbeleenin-

geil. De goederenbeleeningen bleven vrijwel op dezelf-

de-hoogte.

Het renteloos voorschot aan het Rijk daalde met

,f
2.9 nilli6en. De zilvervoorraad blijkt met een kleine.

f
300.000,— te zijn afgenomen. De diverse rekeningen

onder het actief en de post papier op het buitnland

noeeren. resp.
f
4.2 millioen en
f
1.2 millioe lager

dan een week geleden. Blijkbaar heeft de Bank das

ook in de afgeloopen week weder voor eenige milijoe-

rien, aan Dollars en Ponden gerealiseerd.

Ook de biljettencirculatie daalde met
f
12.2 mii-

Jioen; de rekening-courant saldi liepen met
f
8.3 mii-

l.ion terug. Het beschikbare metaalsaldo noteert
f
3.8

millioen hooger dan verleden week.

*

*
t

Qe .aling van den Markkoers bleef aanhouden. Nu

de Rejchsbanlc de macht over de markt eenmaal heeft

verloren, valt het haar niet gemakkelijk die te

herwinneni en alle verdere steunpogingen kunnen al-

leen voorkomen dat een. débacle intreedt. In de tweede

9ie]f t der week kon er door dien steun, na een zeer

sterken val, een tijdelijke kleine reactie bewerkt wor-

den, maaz daarna was de stemming opnieuw zeer flauw.

Ook Parijs en België waren deze week flauwer en de

koerswinst van de voorkfgaande week ging weder ge-

heel verloren.

Christiania was opnieuw flauwer en liep nogmnals

een ‘gulden terug.
____________

LONDEN,
5 MESt 1923.

Het einde van de maand heeft dit keer niet een

ejstijving van de geldmarkt met zich gebracht; de

omzet was groot; doch het aanbod van kort crediet was

ruim voldoende, mccle doordat een bedrag van £ 11

millioen rente op 4 pOt. Funding Loan beschikbaar

werd. Daggeld varieerde van 1-1% pOt.; zeven-

dnagsch geld bleef 1% pOt.

‘De ‘disontornarkt was ietwat vaster, doch prima

3-maands papier kon de 2 pOt: niet overschrijdeu.

ugustus Treasury Bilis werden verhandeld â

1’/ie
7
8
pOt.

2-mnds. prima bankaccept 1
”/iu7/
pOt.
3-mnds.

1’Vio-2 pOt.
4-mnds.

2-2
‘/n
pOt.
6-mnds.

,,

,,

,,

2
/ie

/
16
pOt.

410

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

HET DUALISME IN VERBAND MET DE

INDISCHE FINANCIEELE POLiTIEK.

In de nummers 312 en 313 van Economisch-Sta-

tisti.sche Berichten heeft de heer S. Ritsema van Eck

de ui:iificatie-politiek der Indische Regeeriug als

grondoorzaak van de huidige financieele moeilijkhe-

den aangewezen en een staatsin richting overeenkom-
stig de door hem sedert jaren verkondigde staatkun-

dige beginselen op dialistischen grondslag als eeuige,
blijvende redding aangeduid.

Ook Mr. Gerritzen meende als Tweede Kamerlid in

zijn begrootingsrede van December 1922 in de mis-

kenning van het dualisme in de Indische politiek de

oorzaak te moeten zoeken van cle opdrijving der staats-
uitgaven boven de draagkracht van de Indische maat-

s(;happij. Het door hem te dien aanzien ingenomen

standpunt vindt men trouwens uitvoeriger omschre-
ven in zijn voordracht, den llden,December 1920 voor

het Indisch Genootschap gehouden, over de Indische
financieele politiek der laatste jaren. Ik zal mij dan
ook bij de bestrijding van dit standpuu.t in hoofdzaak

op deze rede gronden.

Deze
bestrijding
geldt allerminst het dualistische

beginsel zelf, maar enkel de consequenties, daaruit

door beide genoemde heeren getrokken. De heer Rit-

serna van Eck gaat daarbij het verst. Mr. Gerritzen
toch blijft op economisch terrein, de heer Ritsema

van Eck daarentegen -beschouwt het vraagstuk als

onderdeel van een staatkundig vraagstuk en maakt dus

ook zuiver staatkundige gevolgtrekkingen.
Laat ons dan eerst de economische consequentie

nader beschouwen. Daarbij kan als uitgangspunt wor-
den genomen een zinsnede uit genoemde rede van

Mr. Gerritzen, door den heer R. v. Eck met instem-
ming aangehaald en luidende als volgt:

,,het springt in het oog, niet alleen, dat de kosten der
,,Inlandsche huishouding in cle laatste jaren zoo hoog zijn
,,opgevoercl, dat de Indische maatschappij jaarlijks vele ,,tientallen millioeaen guldens tekort komt om de kosten
,,harer huishouding te kunnen betalen, maar bovendien, dat
,,zij voor een groot deel leeft op kosten van een zeer klein
,,aantal vreemdelingen.”

De heer Ritsema van Eck voegt hieraan toe:
,,Hierin demonstreeren zich twee tendensen der unifi-
,,catie-politiek op financieel gebied. De eerste is, dat het
,,onmogelijk wordt gemaakt, een overzicht te krijgen’over
,,eischen en bijdragen door de twee, zoo diep gescheiden
,groepen van uitheemschen en inheemschen; de tweede is,
,,dat de eene groep, i.c. de inheemsche, voor hare ontvik-,,keling reeds in sterke mate afhangt van de andere groep,a
,,zonder dat dit duidelijk blijkt.”

Het is voor de helderheid gewenscht uit dit betoog

twee praemissen te lichten voor nader onderzoek:
lo. de inheemsche bevolking (98 pOt.) leeft op
kosten van een minieme uitheemsche minderheid

(2 pOt.);
2o. zij parasiteert daarop om de kosten harer huis-
houding te kunnen betalen.

ad
10.
Het is uiteraard
moeilijk
te bepalen, welk

deel der belastingen door de uitheemsche groep wordt
betaald. Evenwel, het komt hier niet zoozeer op het
bedrag aan als wel op de vormen, waarin die belas-
tingen worden geheven. Deze zijn in hoofdzaak dè in-

komstenbelasting, de personeele belasting, de belasting
op het slachten, het zegelrecht, de in- en uitvoerrech-tenen de accijnzen. Men kan nu echter de vraag stel-
len: in hoever worden deze be’lastingen door de uit-

heemsche
bewoners
van Indië gedragen? Een groot ge-‘

deelte van die heffingen toch drukt niet op de uit-

heemsche
ingezetenen,
maar op de uitheemsche
bedrij-

ven
en wordt dus gedragen door allen, die op eenige

wijze bij de uitkomsten dier
bedrijven
betrokken zijn.

Dit geldt niet alleen voor een groot deel van de in.
komstenbelastirig (vennootschappen enz.) en van (Ie
verponding, maar bovendien van het zegelrecht, de in-
en uitvoerrechten en de accijnzen. Hiermee in tegen-
stelling drukken de belastingen, die van de inheem-
sche groep worden geheven, zoo goed als geheel wèl op

de leden dier groep zelf. Het geeft dus een scheeve

voorstelling bij de verdeeling van den belastingdruk

de indische Europeanen en vreemde Oosterlingen en

de Inlanders tegenover eikander te stellen. Voor de
eerstgenoemde groep behooren de ,,uitheernsche be-
!angen” in de plaats te komen en hoewel ik het getal

van de drage.rs dier belangen niet kan begrooten, acht
ik het zeker, dat het héél wat grooter is dan dat van

die uitheemsche ingezetenen van Neder]andsch-
Indië.
1)

ad 2o. ,,,De grief van de uitheemschen”, aldus de heer Ritsema
v. Eck, ,,tegen het tegenwoordig bewind is niet, dat zij moe-
,,ten bijdragen, en soms belangrijk moeten bijdragen, in de
,,ontwikkeling der inheemsche volken, maar wel, dat zij
,,geheel in cle zuiging der inheemsche volksontvikkeling
,,dreigen te geraken en hun eigen basis van bestaan niet
,,meer erkend
zich.
Die inheemsche volksontwikkeling gaat
,,evenwel haar eigen weg, zij is geenszins in alle opzich-
,,ten gunstig voor het uitheenische productieproces en toch
,,ontneemt cle politieke unificatie tusschen uitheemschen
,,en inheemschen aan die uitheemschen het vermogen zich
,,buiten die volksontwikkeling te houden.”

En de heer Gerritzen verklaart:

,,Een millioen menschen. kan onmogelijk cle emancipatie
,,van 40 millioen andere menschen bekostigen. Deze toch
,,zoo eenvoudige waarheid zag de Indische Regeering over
,,het hoofd, toen zij in de vergadering van den Volksraad
,,van 14 Juli 1919, in verband met hare mededeeling, dat
,,de vitale volksbelangen, waarvoor zij zich speciaal be-
,,ijverd heeft, liggen op gebied van het onderwijs, den bur-
,,gerlijken geneeskundigen dienst en cle decentralisatie, uit.
,,riep ,,
N
iemnd
a

zal toch van de Begeering verlangen, lat
zij de noodige maatregelen op dergelijke punten achterwege
,,laat”

Maar nu zou ik willen vra’gn: zijn inderdaad die

,,vitale volksbelangen” de speciale belangen der in-
heemsche l)evollcJn, beoogt die ,,inheemsche voiksont-
vikkeling” inderdaad een eigen belang der inheem-
sche maatschappij, waar de uitheemschen eigenlijk

buiten staan?
Mr. Gerritzen citeert in het begin van zijn voor-
dracht den heer Sibinga Mulder, die als directeur van

landbouw er in den Volksraad op wees, dat in Daen-

dels’ tijd de staatsinkomsten bedroegen
f
314 millioen,

in den
bloeitijd
van het cultuurstelsel
f
68 millioen en

in 1919 ruim
f 400
millioen. Maar later in zijn rede

haalt hij van het Javaansche volksraadlid Raden

Kamil, ,,dezen uitnemenden kenner van zijn land en
volk”, de volgende woorden aan:

,,Voorspoed heerscht alleen bij de uitheemsche bevolkings-
,groepen. Bij de inheemsche echter is geen welvaart te be-
,,speuren. De toestand is nu dezelfde als die geweest is, ja
,,zelfs nog ongunstiger.”

Wanneer men deze beide citaten met elicander ver-
gelijkt, moet men zich toch wel afvragen, of dan in-
derdaad die tientallen millioenen, die in de laatste
decenniën aan de inheemsche bevolking zijn ten koste
gelegd, wel aan haar ontwikkeling zijn ten goede ge-
komen. En wanneer men niet wil aanvaarden, dat het
weggesmeten geld is geweest, moet men de oplossing
zoeken in een in het duister gelaten scheiding tus-
schen uitgaven ten behoeve van de inheemsche bevol-
king en uitgaven in het speciaal belang dier groep.
Naar mijn overtuiging nu is die scheiding voor het
verkrijgen van een juist inzicht van overwegend be-
lang. De geheele basis voor de zienswijze van de heeren
Gerritien en Ritsema van Eckligt in de gelijkstel-
ling vaii ,,uitgaven ten behoeve van inheemsche
be-

volking”
met ,,uitgaven ten behoeve van inheemsche

belangen”,
terwijl in
werkelijkheid
daartusschen een

enorm verschil bestaat. Ook ‘hier moeten, als
bij
de

verdeeling van den belastingdruk, personen en belan-
gen zorgvuldig uit elkaar gehouden worden.

‘) Ik zou Mr. Gerritzen onrecht doen door te verzwij-gen, dat hij naast de vreemden ook ,,het door dezen ge-
exploiteerd vreemd kapitaal” als belastiugdrager noemt; bij zijn betoog houdt hij, echter geen rekening met die toevoe-
ging, hetgeen bevreemdt van iemmid, die in den strijd tegen
cle vennootschapsbelasting aan de zijde van Mr. Treub staat.

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

411

Nemen wij het onderwijs en den burgerlijk genees-
kundigen dienst, onderwerpen van overheidszorg, die
door beide heeren in de eerste plaats als uitsluitend

ten behoeve van de inheemsche bevolking worden

aangemerkt.

Wel
niemand zal ontkennen, dat aanvankelijic het

onderwijs werd georganiseerd ten behoeve van de uit-
heemschen, van hun kinderen, en van het Gouverne-
ment, dat aan inheemsche uitvoerders van zijn politiek

behoefte had. Maar is het thans tot in den grond

anders geworden? Het eigenlijke volksonderwijs neemt

Op
de :[ndische begrootingen een verhoudingsgewijs
zeer bescheiden plaats in. Men weet, veronderstelt

althans, dat de eenvoudige desaman aan een school-
opleiding als door ons geboden geen behoefte heeft,

dat hij daarvan geen nuttig gebruik kan maken. Het
vetdere onderwijs komt dan ook ten bate van een
kleine minderheid. En voor welke doeleinden zal,

naar de overheid verwacht, die minderheid de vruch-
ten van het onderwijs benutten? Waarom wordt hij

dat onderwijs een Nederlaticische, althans niet-in-

heemsche maatstaf aangelegd, het Nederlancisch als
voertaal doorgedreven? Niet zoozeer, opdat de eigen
maatschappij daarvan genieten zal, maar in de eerste

plaats, omdat het Gouvernement in wat de heer Rit-
sema van Eck noemt zijn koloniale sfeer, zijn inter-

nationale functie en voorts de particuliere uitheem-
sche belangen aan aldus opgeleide krachten behoefte

hebben. In ieder geval ontrukt die opleiding de be-
trokkenen aan hun omgeving, zij houdt geen verband
met hun maatschappelijk bestaan. Men klaagt wel
eens over de weinige geneigdheid van de opgeleiden
om den arbeid van hun vaders op te nemen cci voort
te zetten, maar men zou niet weten aan te geven op

welke manier de opgeleiden hun kennis in dat milieu
rendabel zouden kunnen maken. Er valt niet te ont-
komen aan de erkenning, dat de uitheemsche belangen

het sterkst aan het onderwijs richting en voortgang
geven. Natuurlijk beteekent dat niet, dat de inheem-
sche belangen daarbij niet tevens zijn gebaat, maar
wel, dat zij geen aanleiding en doel zijn. En wèl, dat
er geen reden bestaat de onderwijsuitgaven geheel
ten laste van de inheemsche bevolking te brengen.

Eenige cijfers ter illustratie van dit betoog.

Volgens de Indische begrooting voor 1922 waren

cle uitgaven ten behoeve van het middelbaar onderwijs

f
3.550.000, van de artsenscholen
f
830.000, van het

Europeesch vakonderwijs
f
1.260.000 en van de lagere

scholen met het Nederlandsch als voertaal
f
12.066.000.

Daartegenover waren de uitgaven ten behoeve van het

Inlandsch vakondervijs
f
4.000.000 en van het In-
iandsch volksonderwijs (dorpsscholen en tweede klas

scholen)
f
13.070.000 dus in totaal
f
11.070.000.

Van die volks- en vakscholen met do Inlandsche taal
als voertaal werd, volgens het jongste algemeen ver-
slag van het onderwijs in Ned.-Indië, loopende over
1920, door 185.000 leerlingen gebruik gemaakt, van
de instellingen der eerstgenoemde groep echter slechts

door 97.400.
Met den geneeskundigen dienst is het al niet anders.
1-let is geen philanthropie van de uitheemschen, wan-
neer zij een deel van hun helastingpenningen voor
dezen dienst besteed willen zi.en. Behalve het onmid-
dellijk nut van bescherming van het eigen veege lijf
door verbetering van hygiënische toestanden, door

assaineering, door bestrijding van epidemieën, telt ook
het indirecte, belangrijke voordeel, dat in een toename

en in het arbeidskrachtiger worden van de bevolking
gelegen is. Wanneer het juist is, dat de ondernemers-
klasse in de eerste plaats behoefte heeft aan een lan-
delijk hevolkingsoverschot, wanneer vergrooting van
aanbod op de arbeidsmarkt haar een voordeel is,
temeer wanneer daarbij het praestatievermogen wordt
vergroot, dan moet een overheidspolitiek, die de be-

völkingstoename bevordert en beschermt voor haar
commercieele waarde hebben – somtijds wellicht groo-
ter waarde dan voor de inheemsche maatschappij zelf.
Zoo zouden op gelijice wijze andere overheidszor-

gen, irrigatie, politie, wegenaanleg- en onderhoud enz.
in tnadere beschouwing kunnen worden ‘genomen. Tel-

kens blijken ,,maatregelen ten behoeve van de inheem-
sche bevolking” geheel of ten deele uitheemsche be

langen te dienen. Maar telkens blijkt tevens, dat die
tweeërlei belangen, hoe verschillend ook, in die maat-

regelen onontwarbaar zijn dooreengestrengeld.

1-let dualisme in de Indische staatsinrichting en

politiek moet dan ook niet in rasgroepeering zonder

meer worden gezocht, evenmin in een scheiding van

sociaal-politieke middelen, maar enkel in een ge-

scheidenheid van belangen en daarmede van waardee-
ring van het gebruik, dict van die sociale middelen

wordt en kan wordeii gemaakt. Onderwijs, irrigatie,
aanleg en onçlorhoud van veikeersmiddelen, hygiëne,

enz., het zijn alle middelen, die voor beide groepen,
uitheemschen en inheomschen, noodzalcelijk zijn, clie
acih’uiteenloopende belangen dienstbaar kunnen wor-
dii gemaakt. De beteekenis van het dualisme in de
koloniale maatschappij ligt nu echter hierin: dat men

er twee groepen kan onderscheiden, hier gemakshalve

i oheemschen en uitheemschen genoemd, wier geschei-
denheid van belangen een geheel verschillende waar-
deering dier sociale middelen meebrengt.

Hoe die waardeering is voor de bestaande sociale

middelen, valt moeilijk te bepalen. Het aanleggen van

een waardeeringsmaatstaf kan niet anders dan ruw

weg en subjectief geschieden. Een indeeling op dualis-
tischen grondslag van de onderwijsuitgaven, als boven

beproefd, is hoogst gebrekkig. Toöh heeft zij haar
nut als voorbeeld van toepassing der dualistische be-ginselen. Ook daarom, omdat zij de veronderstelling
mogelijk maakt, dat welbeschouwd niet de inheemsche

maatschappij parasiteert op de geldelijke bijdragen

door de uitheemsche groep opgebracht,
maar dat om-
gekeerd de verzorging van de belangen der ‘uitheern-
sch,e groep gedeeltelijk geschiedt met behulp van de

belastingpenningen der inheemsche maatschappij.

Dit wat de economische consequentie van het boven

betoogde betreft.
Wat de staatkundige consequentie daatwan aangaat,
di.e is deze, dat de eenheid van sociale middelen cii de
dooreenstrengeling van de verschillende belangen het
onuitvoerbaar malcen een staatsinriëhting voor Indië

te scheppen als de heer Ritsema van Ecic zich voorstelt,
waarbij de beide groepen de staatstaak onderling ver-
deden en territoriale eenheden worden ingesteld van
de grootte van regentschappen, waarin de inheemsche
belangen onvermengd en zonder voorbehoud hij uit-
sluiting tot uiting komen.

Overal, waar de sociale middelen tweeërlei bela’n-

gen hebben te dienen, waar het dualisnne derhalve aan
den dag treedt, zal de zorg voor die middelen niet aan
een van de beide belangengroepen kunnen worden toe-
vertrouwd, maar zal een evenwicht moeten worden tot
stand gebracht, door de momenteele beteekenis van elk

van de beide belangen bepaald.
J. H. BOEKIc.

Buitenzorg.

DE HOOGE RAAD EN DE ,,KONINKLIJKE”.

Aan het verzoek van de redactie om eens eene uit-eenzetting te geven naar aanleiding van de beschou-

wingen van Prof. Mr. A. S. Oppenheim, onder hoven-
staanden titel in no. 318 van dit tijdschrift opgeno

men, wil ik gaarne voldoen.

Do Koninklijke is voor 60 pOt., de Shell voor 40
pOt. aandeelhoudster zoowel van de Bataafsche als
van de Anglo Saxon. Vbbr 1911 was in overeenstem-ming hiermede de winistverdeeling in de statuten van
de Bataafsche en in die van de Anglo Saxon z66 gere-
geld, dat de Koninklijke 60 pOt., de Shell 40 pOt. van
het dividend genoot. Van de 60 pOt. van het dividend
der Bataafsche, die de Koninklijke genoot, werd
slechts eenmaal belasting betaald, nl. door de Bataaf-
sche, omdat de Koninklijke volgens art. 20, tweedejiid,
der wet op de inkoiiastenbelasting (overeenkornende
met art. 3 der wet op de dividend- en tantièmbelas-
(7

412

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

ting) het van de Bataafsche genoten dividend van

hare uitdeelingen mocht aftrekken. De 60 pOt. van
hot dividend der Anglo Saxon, waarop de Koninklijke
aanspraak kon maken, werden, na in Enge].and door de
belasting te zijn getroffen, ook nog in Nederland be-

last, als de Koninklijke het van hare Engelsche doch-
termaatschappij ontvangen bedrag ging uitkeeren aan
hare aandeelhouders.

Nu bevat de wet op de dividend- en tantièmebelas-
t:ing wel eenige bepalingen, die er op gericht zijn de

buiten Nederland behaalde winst – althans gedeelte-

lijk – hier te lande buiten de belasting te laten, doch
deze bepalingen vinden ten aanzien van de Konink-
lijke geen toepassing. De artt.
21
en
28
stellen de door
eene hier te lande gevestigde vennootschap uitgekeer-

de dividenden, voor zoover die voortspruiten uit door

haar in de koloniën of bezittingen, resp. in het bui-
tenland behaalde winst, voor %, resp. i van de belas-
ting vrij. Eene gelijksoortig(- reductie verleent art.
30
aan vennootschappen, die blijkens te haren name ge-
stelde aandeelen, voor
ten minste negen tiende gedeel-
ton
in het bezit zijn van het uitgegeven aandeelen-
kapitaal eener vennootschap, welke hetzij in oene der

koloniën of bezittingen van het Rijk, hetzij in het bui-
teriland is gevestigd, en aldaar aan eene belasting is onderwoipen die, ten behoeve van de kolonie of be-

zitting of ten behoeve ian den Staat, in eenigen

vorm naar de winst wordt gelieven. De reductie
bedraagt in het eerste geval %, in het laatste geval

van het van – cle dochtermaatschappij ontvangen
dividend.

Dat de Koninklijke een reductie als bedoeld in art.
29
niet kan genieten, is dus uitsluitend het gevolg

van cle omstandigheid, dat haar aandeelenhezit in
cle Anglo Saxon minder dan
9
/
io
van liet aa.ndeelen-
kapitaal dier maatschappij bedraagt.

Ik vestig er hier de aandacht op, dat de wetgever
in de artt.
21-29
de vrijstelling van dubbele belas-
ting heeft beperkt tot %, resp. X
,
van de hier te lande
uitgedeelde Indische, resp. buitenlandsche winst en

dus geheele vrijstelling van dubbele belasting niet
heeft willen toekennen. Verder leert de geschiedenis
van art.
29,
dat de Regeering hij de behandeling in de
Tweede Kamer geen termen vond om tegemot te
komen aan de bezwaren van hen, die vooi de holding

company ook reductie wenschten, indien haar aan-
deelenbezit minder dan
°
/lo van het aandeelenkapitaal
der dochtermaatschappij bedroeg.

De Koninklijke wilde van dubbele belasting geheel
bevrijd blijven. Zij meende dubbele belasting te kunnen
ontgaan door eene statutenwijziging van de Bataaf-
sche, gepaard gaande met: lo. eene statutenwijziging
van de Anglo Saxon;
2o.
eene overeenkomst met de
Shell. Welke die statutenwijzigingen waren en hoe de
overeenkomst luidde, blijkt uit liet in no.
318
opge-
nomen arrest van den Hoogen Raad van
21
Januari
1923
(zie blz.
286). –

Volgens de gevijzigcle statuten zou de Koninklijke
voortaan
95
pCt in plaats van
60
pOt. van het divi-
dend der Bataafsche en slechts
5
pOt. in plaats van
60
pOt. vnu het dividend der Anglo Saxon ontvangen,
de Shell i•esp.
5
pOt. en 95 pOt..

De overeenkomst, die in verband hiermede tussehen
de Koninklijke en de Shell werd aangegaan, zorgde
er voor, dat in de finaucieele verhouding tusschen de
maatschappijen geen wijziging kwam. Hetgeen de

Koninklijke volgens cle nieuwe regeling meer zou ont-vangen dan
60
pOt. van het dividend de.r Bataafsche
+ 60
pOt. van het dividend der Anglo Saxon noest
zij aan de Shell afdragen; ontving zij minder, dan
moest de Shell bijpassen.

De Koninklijke berekende nu hare winst over
1918
als volgt:
1)

‘1)
De cijfers
zijn
ontleend aau ccii in de
N. It.
Ct. van
25
Juli
1919,
Ochtendblad A, overgenomen beschouwing van
de
Ni
,
uwe Financier en Kapitalist over de onderwerpelijke
aangelégenheid.

Dividenden van aandéelen:
Bataafsche, Auglo Saxon en Asiatic
– – f 86.198.125,—
Shell

………………………..

.3.732.301,—
Shell of California

…………….

..
1.152.942,—

Diversen ……………………….

..
228.232,–

Ïnterest en diverse baten …………

5.315.544,-

f 96.677.144,-
Onkosten en Fransche belasting…….
273.609,—

Verlies effecten ………………..

f 96.403.535,-
,

392.599,-
f 96.010.936,-
Coutractueele verplichtingen aan derden
f 23.820625,–

72.190.311,—.

Saldo Ao. Po…………………..

f,

737.716,-

f 72.928.027,-
De post co.,atractueele verplichtingen aan derden
stelt VOOr het bedrag, dat de Koninklijke volgens de

overeenkomst aan de Shell moest uitkeeren. Hij is ge-
lijk aan het verschil tusschen de
35
pOt. van het divi-
dend der Bataafsche, die de Koninklijke, en. de
55
pOt.
van het dividend der Anglo Saxon, die de Shell nu
meer ontving dan vroeger. Daar het totale dividend
der Bataafsche
f 90.000.000
bedroeg, valt hieruit af te
leiden, dat het totale dividend der Anglo Saxon
f 13.962.500,—
moet hebben bedragen.
Het bedrag van
f86.198.125,–,
in de winstberelce-
ning over
1918
opgenomen als dividend Bataafsche,
Anglo Saxon en Asiatic, kan mitsdien als volgt woi–
den gesplitst: –

Dividend Bataafsche
(95
pCt. van

f90.000.000) . ……………

= f 85.500.000,-
Dividend Anglo Saxon
(5
pOt. van
f13.962.500)

…………….

= .,,

698.125,-
Dividend .Asiatic ………………
inhil

Totaal j
86.193.1.25,-

Volgens cle vroegere regeling zou de winstopstelling aldus geweest zijn:

Divideoderi:
Bataafsche
(60
pOt. van
f 90.000.000) = f 54.000.000,-
Anglo Saxon
(60
pOt. van
f 13.962.500) = 8.377.500,-
Asiatic …………………………….nihil
Shell ……………………………..,,
:3.782.301,–
Shell of California …………………..
, 1.152.942.—
Diverseti

………………………….

..
228.232,–

.interest en diverse baten …………….

5.315.544,-

f 72.356.519,-
Onkosten cii Franscliebelastitig ………..,,

273.609,-

f
Verlies effecten ……………….

72.582.910,—
392.599,–

f72.190.311,-
Saldo Ao. Po. ……………….. . ……..
..
737.716,-

f 72.928.027,—

Over
1918
keerde de Koninklijke, blijkens
het arrest, aan liare aandeelhouders uit ..
f 69.764.260,–
Het belastbaar bedrag der tanti6mes en

salarissen bedroeg ………………….

2.037.536,-

Totaal
f71.801.796,-

Hiervan wilde de Koninklijke op grond van art.
3
der wet op de dividend- en tantièmehelasting afge-
trokken zien, als door haai
genoten
ter zake van het
bezit van aandeelen op naam in eeno andere hier te
lande gevestigde naamlooze vennootschap, het door haar ontvangen dividend van. de Bataa.fsche, zijnde
95
pOt. van
f 90.000.000,— = f 85.500.000,—,
zoodat
er niets meer te belasten overbleef.
De belastingadministratie nam hiermede geen ge-
noegert en stelde den aftrek op
f 54.000.000,— (60
pOt. van
f 90.000.000,—),
uit overweging dat de Ko-
n.inklijke in werkelijkheid niet meer dan dit bedrag
als dividend had
genoten,
daar zij de rest
(35 pOt,.)
moest afdragen aan, of verrekenen met de Shell.
De Hooge Raad, die den fiscus in het gelijk stelde,
bleef daarbij getrouw aan zijn leer, dat de Staat aan

den door partijen gekozen vorm niet is gebonden, en
bevoegd, bij de regeling van den aanslag de werk-

hijkheid in plaats te stellen van den schijn. (Vergel.
o.a. het arrest van
23
Maart
1921,
Beslissingen in
Belastingzaken No. 2741).

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

413

Ïn zijne verdedigingvan het standpunt van de Ko-
rrinld.ijke merkt Prof. Oppenheim in de eerste plaats
op, dat als de combinatie Koriiukiijke-Shefl in 1911

hare belangengerneensehap op de door hem aangege-
ven, meer eenvoudige leest had geschoeid, nimmer

eenige belastiugmoeilijkheid zou zijn ontstaan. Ik kan
dit niet toegeven. Eene overeenkomst, als door den

h.ee:r Oppenheim bedoeld, zou de Shell gemaakt heb-
ben tot deelgerechtigde in de winst van de Konink-
lijke voor het bedrag, waarmede clie winst 60 pOt.

van de gezamenlijke winst overtrof en over dit vinst aandeel van de Shell zou zoowel in. Nederland als in
Engeland belasting zijn geheven. Omgekeerd zou, zoo-

dra de vinst van de Shell 40 pOt. van de gezamen-
lijke winst oyertrof, de Koninlclijke deelgerechtigd zijn

geworden in de winst van de Shell. Haar winstaandeel

zou dan eerst in Engeland, daarna hier te lande door
de belasting zijn getroffen.
Do beschouwingen over het vraagstuk der dubbele

belasting, bezien van het standpunt der internationale

combinatie Koninklijke-Shell, mogen het verlclaarbaar
maken, dat men naar een middel zocht om dubbele belasting te ontgaan, zij rechtvaardigen mi. niet (le

poging om langs den omweg van art. 3 der wet, het-
welk alleen ten doel heeft dubbele belasting doo.r den

Nederlandschen fiscus van hier te lande uitgedeelde
wist te voorkomen, eene door de wet niet gewilde

vrijstelling van Nederlandsche.belasting te verkrijgen
voor de uitdeelingen voortspruitende uit uitkeerin-

gen van de buitenlandsche dochtermaatschappij.

Naar aanleiding van den bijval, dien de Hooge Raad
mocht oogsten, omdat dit college zich niet aan ,,con-
structies” had gestoord, maar slechts aan de ,,zaak

zooals zij werkelijk was” – wat Prof. Oppenheim ont-
kent – verkondigt deze de meening, dat evengoed als
op het gebied van het strafrecht, de rechter zich bij
fiscaal recht heeft te stellen op het streng formeele
standpunt. hij verdedigt die meen ing enkel met de op-
merking, dat een strafrechter, die iemand, die weigert
ecu geleend boek terug te geven, wegens .diefstal zou
vetoordeeleni, omdat dit vrijwel op diefstal neerlcomt, even afkeurenswaard zou handelen als eene gemeente, die iemand die er 89 dagen in 1922 en den nieuwjaars-
dag van 1923 had doorgebracht, zou willen aanslaan,
omdat hij toch eigenlijk 90 dagen van het jaar 102

er verblijf heeft gehouden.
1)
De kracht van dit ar-

gdment ontgaat mij. Immers, een gemeentebestuur, dat
handelt zooais Prof. Oppenhim veronderstelt, houdt
zich juist niet aan de werkelijkheid, doch breidt den belastingpiicht buiten de in de wet gestelde grenzen

uit.
Gesteld eens, dat iemand om belasting als woonfo-
rens te ontgaan, een contract sluit met een strooman,
waarbij hij dezen zijn buitenverblijf verhuurt onder
beding, dat de verhuurder gedurende ten hoogste 90
(lagen per jaar van het verhuurde gebruik mag blijven
maken, terwijl de feitelijke toestand blijft zooals hij
was, daa:r de verhuurder gedurende het geheele jaar
de beschikking over het buitenverblijf houdt en de
zoogenaamde huurder geen huur betaalt. Zou Prof.
Oppepheim dan willen, dat de werkelijkheid op zijde
werd gezet voor de formeele bepalingen van het con-tract? Het is gelukkig, dat de Hooge Raad er niet zoo
over denkt als Prof. Oppenheim, andérs zou de dcci’

voor belastingontduiking wagenwijd openstaan.

Prof. Oppenheim betoogt verder nog, dat de Rooge

Raad in zijn arrest van 31 Januari jl.
niet,
heeft ge-

keken naar de ,,zaak zooals zij
werkelijk
is”, integen-
deel de zaak niet volkomen heeft doorzien. Hij acht dc
redeneering, dat de Konirdcijke weliswaar 95 pOt.

1)
Dit voorbeeld is vermoedelijk ontleend aan cle gemeen.
telijke forenseiihelasing.
Zoo
ja, clan is het slecht gekozen.
De belastingplicht van woonforeusen hangt hiervan af, of
zij in het belastiugjaar (van
1
Mei-30 April) al dan niet
in de gemeente meer clan 90 malen nachtvei’blijf houden, of
er gedurende meer dan 90 dagen voor
zich
of hun gezin
cciie gemeubileercle woning beschikbaar houden. Verg. art. 244a, 4e,
der Gemeentewet

van het dividend der flataafsche ontvangt,
maar door

haar overeenkomst met cle Shell. aan deze weder 35
pOt. moet afdragen en clu.s zelve slechts 60 pOt.
ge-

niet,
onjuist, en zoekt voor zijne meening steun in liet

feit, dat het kan voorkomen, dat de Koninklijke niets
behoeft af te staan, of zelfs nog te vorderen heeft.
Als bijvoorbeeld, — aldus Prof. Oppenheim – 95 pOt.

van de winst der Bataafsche
gelijk
is aan 60 pOt. van

de winst van Bataafsche cA Anglo Saxon te zamen,
behoudt de Kojlinklijke haar volle 95 pOt.. En als

95 pOt. van de.winist der Bataafsche minderis dan
60 pOt. der totale winst, behoudt niet alleen de Ko

ninklijice haar volle 95 pOt., maar heeft zij zelfs bo-
vendien nog aanspraak op eene uitkeering van de

Shell. Hier vergist de schrijver zich. De Koninklijke

en de Shell
zijn
eerst ,,quitte”, indien 95 pOt. van
het dividend der Batafsche + 5 pOt. van het divi-
,dehd der Anglo Saxon gelijk is aan 60 pOt. van het
“dividend van Bataafsche en Anglo Saxon te zamen,
en uitkeering van de Shell aan de Koninklijke heeft
eerst plaats, indien 95 pOt. van het dividend der

Bataafsche + 5 pOt. van het dividend der Anglo
Saxon minder bedraagt dan 60 pOt. van het totale di-
idend dier heide maatschappijen. Dit wil dan evenwel

niet zeggen, (lat de Koninklijke haar volle 95 pOt.
behoudt, doch (lat de 35 pOt. van het dividend der
Bataafsche, die de Koninklijice te veel ontvangt, gelijk
is aan, resp. minder bedraagt dan 55 pOt. van het
dividend der Anglo Saxon, die de Shell te veel heeft
ontvangen. Ook voor deze gevallen gaat derhalve de

redeneeriug van den Hoogen Raad op.

Ten slotte wil i.k ei’ nog op wijzen, dat de vraag, of

de Koninklijke ‘ in. 1918 f85.500.000,—, dan wel

f
54.000.000,— als dividend van de Bataafsche heeft
genoten, ook belang kan hebben gehad voor de oor-
iogswinstbelasting. Art. 24 der wet op de oorlogs-winsthelasting bepaalt nI. dat, indien en voor zon-
ver blijkt, dat eeniige vermeerdering van inkomen of
winst een gevolg is van eenige uitdeeling, gedaan door
ccce binnen het Rijk gevestigde .naarnlooze vennoot-
schap of andere vereeniging van personen, wegens
die vermeerdering geen belclsting verschuldigd is.
Heeft nu het dividend, dat de Koninklijke gemiddeld
– in de jaren 1911, 1912 en 1913 van de Bataafsche ge-
noot, niet meer bedragen dan
f
54.000.000,—, dan zou

de statutenwijziging van de Bataafsche een middal hebben kunnen zijn om de helastbare oorlogswinst

over 191.8 met
f
31.500.000,— te drukken.

‘s-Gravenhage, 2 Mei h923.

.

J.
].A1(KE.

SAMENSTELMNG VAN DEN H000EN RAAD

VAN AR.BE.ÎD.

De heer D. Hudig L.Jz. te Amsterdam schrijft ons:

De Veree.oigi ng van Nederlandsch e. Werkgevers heeft
ii hare Mededeelingen, overgenomen in het avondbiad
van het Handelsblad van 3 April 11., hare verwonde-
ring uitgesproken over het advies in zake vraagpu,n-
ten betreffende hedrijfsorganisatie enz., door den Floo-
gen Raad van Arbeid aan den Minister van Arbeid.
Handel en Nijverheid, zijnen Voorzitter, uitgebracht.

Wij lezen daarin:

‘,,Zoo
heeft dan cle H’ooge ilaad van Arbeid uitspraak ge-,,daan over dle vraagpuuteu betreffende bedrijfsorganisatie
,.enz., welke hèm door den Minister van Arbeid waren voor-
,.gelegd en waarover niet lang geleden Commissie XII het
beruchte praeadvies heeft uitgebracht. Met 23 tegen
6
,,stemmen verklaarde cle Baaci zich voor het verhindend ver-
,,klaren, van collectieve contracten; met 19 tegen
7
stemmen
,,nieende de Raad dat cle grondslagen moesten worden ge.
,,legd vooi een wettelijk hedrijfsradenstelsel.”
Deze uitslag is zelfs voor ons, clie toch waarlijk al eettige
,,crvaring met den Hoogen Raad van Arbeid hadden opge-
,,dam, verbluffend. Verbluffend in meer clan édn opzicht.
,,Ji[ier komen aan cle orde de vrangstukken, welkevoor dle
;ontwikkeling van onze industrie van eminent belang zijn
,,ea bij cle stemming over het verbindend verklaren van
oI-
,,lectieve contracten, zijn van de
44
leden slechts 29 aan-
,,wezig.
Alzoo namen
15,
zegge
15
leden, het op hunne ver-

414

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

,,autwoording bij een dergelijke belangrijke kwestie afwezig
,,te zijn.”
,,En wanneer cle vergadering dan vervolgens gaat beraad-
,,slagen over het bedrijfsradenstelsel, verlaten nog eens drie
,,leden de zaal, omdat het hun blijkbaar koud laat, in vcl-
,,ken zin de Raad den Minister zal aciviseeren.
,,Terwijl (le overgroote meerderheid der werkgevers met
,,klem van argumenten betoogde, dat zij van een verbiridend-
,,verklaring der collectieve contracten niet konden en niet
wilden weten, laat de Hooge Raad van Arbeid dit alles
maar langs zijn kant gaan, laat ,,die werkgevers” in hun
,,hemd staan.
,,De Raad gaat zelfs verder: adviseert & la barbe van de
,,felste oppositie van ,,die werkgevers”, tot een wettelijk be-
,drijfsradenstelsel.”

Het is nuttig, ter aanvulling van het bovenstaande,
nog eens
duidelijk te maken, dat van een college als
de Hooge Raad van Arbeid in zijn ,,huidige samen;
stelling” ook niet anders te verwachten is. Juist in

die samenstelling schuilt de groote fout en de regee-
ring zal nooit een
op
liet practisch leven berustend
advies kunnen krijgen, zoolang in die ,,samenstelling’

geen verandering wordt gebracht. Welke toch zijn de
feiten?

Nadat bij Koninklijk Besluit van 4 October 199,
Staatsblad No. 591, de I

looge Raad van Arbeid was
ingesteld, werd het college 14 Februari 1920 door Mi-nister A.aiberse geïnstalleerd, waarbij de Minister den
Hoogen Raad tot taak stelde te zijn:

,,de trait d’union tusschen maatschappij en overheid, een
,,pernianente vertegenwoordiging van het i’olle sociale leven
,,bij de organen van den Staat, een instelling van georgani-
,.seerd overleg tusschen de vereenigingen van werkgevers oh
arbeiders eenerzijds en het Ministerie van Arbeid ander-
,,zijds, beiden voorgelicht door hen die van de sociale wet-
,,geving hun bijzondere studie hebben gemaakt’!

Dit alles Idinkt veelbelovend, maar hoe kan het be-
reikt worden, nu het college, dat der regeering van ad-
vies moet dienen in zake vraagstukken van arbeids-
wetgeving, is samengesteld uit:
ambtshalve 6
ambtenaren,
meerendeels behon-
rende tot het Departement van Arbeid.;
12
sociologen,
inderdaad allen zeer wetenschap-
pelijk bekend staande geleerden, waaronder vele idea

listen, maar eveneens vele theoretici, die met hun
knappe, wetenschappelijke idealen staan buiten liet

practische leven;

0.- 13
werknemers,
allen vertegenwoordigers van

cie vijf groote arbeiderscentralen, ni.:
5 van het Nederl. Verbond van. Vakvereenigingen
(N. V. V.),
3 vn het Bur. voor de R. K. Vakorganisatie,

2 van liet Cbr. Nat. Vakverbond in Nederland,
2 van liet Nat. Arbeidsec.retariaat (N. A.. S.), 1 van het Alg. Ned. Vakverbond (A. N V.).
Hieronder zijn ook eenige Kamerleden;

D. 13
z.g.
werkgevers,
waaronder echter zijn zeven

vertegenwoordigers van landbouw, tuinbouw en mid-
denstand. Do 13 ver tege.i.iwoordigers van w’erkgevers zijn ge-
kozen uit 13 groepen, t.w.:
1 uit cle Verheniging van den Chr.i.stelijken 1-Tanclel-
drijvenden en Industrieelen Middenstand in Neder-
land; 1 uit den Midderistandsboiid;
1 uïi den. Neclerlandschen I3oe.renbond;
1 uit den Nederlandsche.n R. K. Middenstandsbozid
op Fecleratieven grondslag;
1 uit de Vereeniging tot behartiging van cle belan-
gen van cle Limburgsche mijnindustrie;

1 uit den Ohr. Boeren- en Tuindersboud in Neder-
land;
1 uit de Maatschappij voor Nijverheid
1 uit de Scheepvaart-Vercenigingen ,,Noord” en
,,Zuid”;
1 uit de Ohr. Werkgeversvereeniging;
1 uit de Vereeniging van Nederlandsche Werk-
gevers;


1 uit de Alg. R. K. Werkgeversvereeiiiging;
1 uit den Ned. Tuinbouwraad;

1 uit liet Kon. Ned. Landbouweomité.

Vermeld dient verder te worden dat de l:inister
van Arbeid zelf Voorzitter van den Raad is en dat het
Vice-Voorzitterschap, waaraan verbonden is het uit-

brengen van de beslissende stem bij staking van stem-

men, wordt waargenomen door 3 sociologen, t.w. het

Kamerlid Prof. Dr. W. H. Nolens, Mr. Dr. A. L.
Scholtens en Prof. Mr. P. A. Diepenhorst.
Opvallend is, dat de
werknemersleden
gekozen zijn
uit de
5
politieke vakcentralen, die overwegend de

industrieele arbeiders vertegenwoordigen, doch dat de
werkgeversleden
bestaan uit een 18-tal vertegenwoor-
digers van de meest uiteenloopende bedrijven, ivaaron-
der een hieerderheid van’4 landbouw- en 3 midden-

standsvértegenwoordigers, zoodat slechts 6 vertegen-

woordigers van industrie en scheepvaart staan tegen-
over een blok, bestaande uit regeeringsamhtenaren,
werknemersvertegenwoordigers en sociologen.

Is reeds liet aantal vertegeruvoordigers der regee-.
ring en der sociale wetenschap te talrijk, ook de keuza
der overige leden is niet gelukkig.

Wat wil de Minister met den bogen Raad van Ar-
beid in dezen vorm bereiken? Meent hij werkelijk, (at
de regeering op deze wijze ter zake van de sociale

wetgeving een goed en op de practijk van liet leven

berustend advies krijgt? Het is duidelijk, dat slechts
een éénzijdig buiten het practisch leven gaand advies
verkregen kan worden van dit college, een advies

bovendien, dat, gezien liet feit, dat in den bogen
Raad van Arbeid dé
partijen
reeds snel de neiging
hebben zich te rangsehikken naar hunne politieke

overtuiging, bovendien een politiek karakter draagt,

waaraan niet de waarde gehecht kan worden, die eens-
deels de regeering en onze volksvertegenwoordiging

daaraan willen hechten, anderdeels de buitenstaanders daarvan meenen te kunnen verwachten. Als plaatsver-
vangend lid van den Raad heb ik de gelegenheid meer-

malen gehad verschillende vergaderingen bij te wonen

en ik herhaal met anderen, dat de Hooge Raad van
Arbeid ten gevolge van
zijne
huidige samenstelling hij
voorbaat veroordeeld is. D. lluoici
L.JzN.
Amsterdam, 26 April 1923.

AANDEELHOUDERS-CREDiTEUREN.

Ik ben den heer Mr. de Kat dankbaar voor zijne be-strijding
1)
van mijne ,,Opmerkingen over naamlooze
vennootschapsrecht speciaal over preferente aan dec-
len”
2)
niet enkel om den aangenamen vorm waarin cle
bestrijding i.s gekleed, maar vooral omdat zij mij onge-
zochte aanleiding geeft mijn stelling: ,,aandeelhon-
ders-crediteuren” nog eens te verduidelijken.
Vooi een deel behelst-Mr. de Kat’s bestrijding en-
kele onderwerpen, in mijn artikeltje weliswaar aange-

roej-d, doch i’oor cle hoofdstrekking ervai:i niet van
zooveel belang. i.kzal e.r niet te zeer op ingaan. en
niet name over het al of niet weiiseheli.jke van een
trustregeliug hij abu ga ti cl een.i.ngen het woord laten

aan. Mr. Gil,issen.
3)

Alleen ovem- de aanteekoning van Mr. de Kat aan
het slot van zijn. artikel mag ik, v6érdat ik mijn hdofcl-
stelling nader ga verdedigen, een enkel woord zeggen.
Ik had bew-eerd, dat
bij
liquidatie preferente aandee-
le.n v6rgaan hoven gewone aandeelen, althans ,,als de
statuten in o:rde zijn”. De zaak is deze, dat ik in de
talrijke statuten, w’aarvan ik krachtens mijn ambt moet
kennis nemen,
steeds
01)
zéér enkele uitzonderingen
na, aantrof de combinatie: preferent voor dividend èn
p.refereiit voor kapitaal bij liquidatie. En nu bleek
mij, dat in kl de bedoelde uitzonderingsgeva]len de

uitzondering eigenlijk niet opzettelijk was bedoeld (-al werd cli.t achteraf wei eens beweerd), doch enkel
.abu
sief
in de statuten was i.ngesiopen. Mijn beste getiige is overigens Mr. de Kat zelf, in wiens Effectenbeheer

[In het nummer van
4
April
jI.
– Red.]
[In liet nummer van 17 Janu

.]
ari jI.
– Bed
[Zie liet nummer van
IS
April jI. – Bed.]

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

415

(ie druk blclz. 265) ik lees: ,,Bijna altijd gaat prefe-

rentie op het saldo met die ten aanzien der winstver-
deeling gepaard”. Meer heb ook ik eigenlijk niet be-

weerd.
Ik be.paai mij nu verder tot mijn oorspronkelijke
hoofdstelling ,,aandeelhouders-crediteuren”.

Vo)komen was ik mij, dit neerschrjvende, bewust

een paradox te verkondigen, die.velen een juridische

ketterij zonde voorkomen. Wanneer ik immer in de

weinig-begeerenswaarde positie kwam een jong-
merisch examen te moeten afnemen over handeisrecht

en hij zou op de vraag ,,wat is een aandeelhouder?”

antwoorden: ,,een crediteur” – zou ik den jongeling

allicht laten zakken.
Ik weet het opperbest: het is niet zoo volgens ons

Burgerlijk Wetboek en ons Wetboek ‘an Koophandel,
evenmin volgens onze jurisprudentie, noch ook vol-

gens onze leerboeken. Wat
blijft
er dan over? Alleen

het jus cnstituendum?
Mi. nog wat meer en zoo w:il ik dan mijn stelling

nog eci:ts over-forniuleeren:
Zij
luidt dan, – ,,dat op dc
normale opvatting van
het publiek
omtre
.
nt het aan-

deelhouderschap de best passende juridische construc-
tie blijkt, die van het postcurrent crediteürscap”.

Ziehier du.s nog ccii soort recht, naast Wet, jurispru-
dentie en leerboeken – waarover rniin opstel handel-

de, het recht ,,van. liet Publiek”, wil men, ,.,het Recht

der Werkelijkheid”.
En hier ligt dan aanstonds tusschen Mr. de Kat en
mij een diepe kloof. Ziehier wat Mr. de Kat schrijft:

,,Als
men de groote massa ….eenig begrip
wil
bijbren-
geit, moet men begin ten niet ktpitanl en vermogen streng
uiteen te itoit:e,, ….Als lichtzijdc van de huidige malaise
Tung
1110fl
beschouwen het betere begrip, dat het publiek
krijgt van het kapitaal eener naamlooze vennootschap.”

Zie, dit is volgens mij de wereld onderstboven ge-

keerd. Een staal van wat mij toeschijnt – de heer de
:l.at moge mij de uitdrukking vergeven – ,,verkeer-

de juristerij”. Wat recht is, zou door den jurist aan
de ,,groote massa”, aan het ,,publi.ek” moeten worden
oucleri’ezen? Neen, en nog eens neen! omgekeerd:

van
de groote massa,
van
het publiek moeten wij het
loeren, wat recht is. laat ons toc]i niet trachten onze

loerstukkon, onze onderscheidinen aan het publiek op
te leggen, maar liever, omgekeerd, beginnen met te

luisteren wat het ,,publiek” ons heeft te vertellen.
Als lichtzijde der malaise te willen zien, dat een

uit’.i ucling der. juridische wetenschap thans eerst
recht tot het publiek doordringt – waarlijk, heerscht
liie.i. niet bedenkelijke verwarring van steenen en

brood?
Ik heb in een bekend arrest van den Hoogen Raad

crnieend te niogen lezen, dat dit College, aan de
naamlooze vennootschap rechtspersoonlijkheid toe-
schrijvende, zich verklaarde v66r de leer, dat liet we-
xcii dier rechtspersoon moet worden gezocht in het-
geen juri.d:isch heet haar ,,doeivermogen”.
Neen – zegt Mr. de Kat – gij moet den kiemtoon
in liet arrest elders leggen:

.,Zieltier liet ,,wezeil” der naaritlooze i’eitnootsehap
1C(hiitiGC/tSCItC
gebondenheid der aandeelhouders jegens
derdcit”

Het verschil is niet zoo groot; de cciie omschrijving
sluit de andere niet uit. Maar toch wil de formulee-
ring van Mr. de Kat er hij mij niet in. Zij schijnt mij
al. weer ,,ve:rkeercl juridisch”, niet werkelijk. Houden
wij ons aan cle werkelijkheid, en nemen wij nu eens
tot ,,de” naamlooze vennootschap in ‘t oog, maa.r ccii
werkelijk bestaande.

aai
.i
ia
ligt het ,,wezen” der Nederiandscii-Amerj-
knmi mlie Stoomvaart Maatschappij I-Iolland-A merika
Lijm:p?

Volgens Mr. de Kat hierin, – zie boven -, dat wie
een passagebiljet neemt geen vordering krijgt tegen
den reritenier, die een paar aandeèlen heeft.
Volgens mij: in het economisch
kapitaal
der maat-
schappij, dus in haar vloot.
De lezer kieze!

De strijd tusschen Mr. de Kat en
mij
komt neer
op den
strijd
over het probleem, dat volgens prof.
Suyling niet bestaat, liet ,,raadsel van de rechtsper-
soonlijkhieid”. Dit tijdschrift is niet de plaats voor

een verder debat over dit fraa.i – maar wel wat ver-

velend gewordet – juridisch vraagstuk. Ik mag er-

nice volstaan mij een aanhiangr te bekennen van de
leer van het doelvermogen, die mi. van de tallooze

oplossingen liet meest met de werkelijkheid strbokt.

Het wezen- eener Stoomvaartmaatschappij. — haar
schepen; liet wezen eener Maatschappij tot vervaardi-

ging van machines – haar fabriek; liet wezen van een

Bank – haar geld; hier gevoel ik vasten grond onder
de voeten, ,,Man sieht doch wo und wie, Grau teurer
Premud”, u.s.w.

Zeker, de be.teekenis der niet reclitstreeksche ge-
bondenheid van aandeelhouders jegens derden, zal ik niet miskennen.
Zij
volgt onmiddellijk uit het feit
der rechtspersoonlijkheid. Is het wetenschappelijk ver-

dedigbaar dc volgorde andersom te nemen: de rechts-

persoonlijkheid te laten volgen uit de niet recht-
streeksche gebondenheid – een strijd over deze volg-

orde lijkt mij nutteloos; laten wij zeggen, dat de volg-
6rde omkeerbaar is.

De naamlooze vennootschap rechtpersoon; hier ligt
dan aanstonds het voornaamst verschil tusschen de

naamlooze vennootschap en de handeisvennootscitap

onder firma. Ook bij deze laatste – zegt Mr. de Kat
terecht – hebben wij zoo iets als een vermogensafzon-
dering. Volkomen, waar, m.âr de firma heeft gébn
rechtspersoonlijkheid: de firmanten blijven eigenaren
van hetgeen zij afzomideren; de afzondering is niet

volkomen. Anders bij de naamlooze vennootschap: zij
komt te bestaan d66r, èn is’ eigenares vân haar ver-
mogen,
hdcir
eigendom,
niet
het collectief eigendom
der . . . . heden van een vereeniging. Hierop komt
miji*i stelling neer’: i.k verwerp de onderbrenging van
het naanilooze vennootschapsrecht onder het -vereeni-
gingsrecht. Te verkeerder ure mi. heeft men (niet de

Wet, maar onze leerstellige rechtswetenschap, nu
laatstelijk weer prof. Scheltema) aan de naamlooze
vennootschap haar plaats gegeven onder de vereeni-
gingen. –

Hier verheugt het mij Mr. de Kat aan mijn zijde te
vinden. Mijn stelling ,,dat liet karakter der naamlooze
vennootschap als vereeniging van personen meer en

meer op den, achtergrond geraakt” lijkt hem juist.
Te
]nu,
dart heb ik hem voor % gewonnen. De naam-
boze vennootschap niet een vereeniging, maar zoo
iets als een ,,sti.chting”. Maar clan zijn wij er vlak hij

den aandeelhouder niet langer ,,lid” te noemen, maar
,,credhiteur” – .postcurren’t credi teur.
Neen, zegt Mr. de Kat, géén crediteur. 1)e aandeel-
houder heeft wei ,,rechten jegens de miami. vennooi;-

schap, maar een vordering voor zijn storting heeft hij
niet”. Zeker – niet een gewone, te allen tijde opzeg-
bare, geidvorderirig, maar waarom mogen wij niet zeg-
gen, dat de aandeelhouder bij liquidatie een ,,vorde-
ring” heeft voor zijn storting? Hij moet – aldus
Mr. de Kat – den liquidateur aanspreken ,,tot relde-
ning en verantwoording”. :De juridische onderschei-
ding is mij niet onbekend – maar liet is mij ondui-
delijk, welke bewijskracht ervan uitgaat; is het betoog
van Mr. de Kat iets meer dan een kringredeneering?
Ziehier nog eens de hoofdstrekking van mijn stel-
ling: veinoot-zijn en crediteu.r-zijn is lang fliet a1-
toos een tegen i
stellug; de juridische onderscheiding:
ôf :insjder, mede-eigenaar, òf Juitenstaander, crediteur
– wordt telken dage door de werkelijkheid doorbro-
ken. Do Wet zelf, den comnianditairemi vennoot geld-
schieter noemende, leert ons te pogen de tegenstelling
te overwinnen.

Meezeggenschap-liebben en crediteur-zijn gaan vaak
samen. Ohi dit nog op andere wijze te laten zien.
bracht ik nog een bankier en den obliga,tiehouder ten
tooneele. Zeker, liet is niet strikt juist, als men een
obligatiehouder méér de baas noemt dan alle aandeel-
houders bij elkaar; maar zoo in liet algemeen zeide ik

r

416

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

dat ook niet; ik zeide erbij ,,als de vennootschap vast

zit”. Dat de mogelijkheid faillissement uit te lokken

juridisch
nog niet beteekent invloed op het beheer,
is niet voor tegenspraak vatbaar; maar in de werke-

lijkheid is het ánders, daar heeft wie over het ,,jus
‘iitae ac necis” beschikt; in den regel tegelijk daarmee

het hoogste zeggenschap.

Zoo.Iang de vennootschap haar rente hetait, moeten

obligatiehouders er zich toe bepalen in vergaderingen

groote woorden te gebruiken betreffende hun belang-

rijke rechten(?), aan welke door die booze bestuurders

wordt te kort gedaan. Hoogstens kan men een bescher-

mingscomité benoemen, desnoods een paar comité’s.

Maar ánders wordt het, zoodra er voor rentebetaling

geen ponningen zouden zijn. Ook dan blijft
juridisch
de bevoegdheid der obligatiehouders enkel die om te beschikken tot faillissement, maar
practisch is
daar-
mede aanstonds een verregaand m.eezeggenschap aan-

wezig. Mits er een organisatie zij.

Ik hoop nog eens gelegenheid te hebben de stelling
,,aandeelhouders-crediteuren” voor een juridisch tijd

schrift uitvoeriger uit te werkei. Voorloopig moet ik
het laten
bij
de aanduidingen in mijn vorig stukje en

het tegeitwoordige vervat. Vooralsnog heeft Mr. de

Kat – hoe dankbaar ik hem ben voor zijn bestrijding
– mij niet bekeerd van mijn meening: dat de met de

werkelijkheid meest overeenkomstige juridische con-
structie der naamlooze vennootschap is: die van de

rechtspersoon, bestaande
bij
een doelvermogen, waar-

tegenover obligatiehouders, preferente en -gewone

aaideelhouders staan als crediteuren van verschillen-

delL rang. . . T

T..
N.
A. Scciucic.

Rotterdam, April 1023.

HET WETSONTWERP OP DE RUIL-

VERKAVELING.

/
H.

Wij zullen thans den loop van een ruilverkaveling
volgens het Regeeringsontwerp nagaan. Mén begint
met het richten van een
schriftelijke
aanvrage tot
Gedeputeerde Staten der provincie, waarin het com

piex gronden, dat men opnieuw wenscht in te deden,
of het grootste gedeelte daarvan, gelegen is. De aan-
vrage kan alleen dan in behandeling worden genomen,

indien
zij
gedaan is door ten minste een vierde van

hen, die bij het kadaster bekend staan als eigenaren

van of rechthebbenden op de in het complex gelegen
perceelen. Bij de aanvrage wordt overgelegd een kaart, waarop het complex is aangegeven.
Gedeputeerde Staten stellen de aanvragein handen
der Centrale Commissie, die haar onderzoekt en een
advies uitbrengt, dat zich ook over een grooter of
kleiner complex dan op de kaart aangegeven kan uit-
strekken.
Na kennisnemi.ng van het advies stellen de Gedepu-
teerde Staten, in overleg met de Centrale Commissie,
een voorlöopig plan vast vin het complex en van de
wegen en waterlbopen. Aan de hand van dit ‘oorloo
l)ig plan gaat de Centrale Commissie weer aan ‘t werk:
zij ‘vervaardigt een kaart van het complex en maakt
een
lijst
op van hen, die bij het kadaster bekend
staan als eigenaren van of rechthebbenden op de daar-in gelegen perceelen. Copi.eën van deze stukken wor-
den voor een ieder ter inzage gelegd op cle gemeente-
lijke secretarie en van die nederlegging wordt aan het publiek door advertentiën en door aanplakking kennis
gegeven.
Thans is de zaak zoovr gevorderd, dat de beslis-
sing, of de ruilverkaveling al of niet zal.» doorgaan,
kan worden voorbereid. Die beslissing is in handen
gelegd van de meerderheid der betrokken grondeige-
naren of liever van hen, die
bij
het kadaster als
eigenaren of rechthebbenden bekend staan. Dezen wo,–
dn twee maanden v66r den daartoe door Gedepu-
teerde Staten bepaalden dag opgeroepen tot een ve:r-
gaderin, welke door een lid van dat College wordt
gepresideerd. Ter vergadering stelt de voorzitter defi-

nitief vast de grenzen van het complex, alsmede de

binnen dat complex gelegen goederen, die niet i.n de

ruilverkaveling zullen vallen. Want de wet noemt

eenige categorieën van gronden, die buiten ruilver-
kaveling moeten blijven – zooals begraafplaatsen, ge-
denkteekenen, militaire terreinen, bebouwde kommen
van gemeenten -, terwijl
tegen den wil van den eige-
naar,
daarin ook niet mogen worden begrepen gebou-
wen met erven en tuinen, parken, boomgaarden, war-
moezerijen, bloemisterjen, kweekerijen, enz.

De vergadering dient om te beslissen, of tot ruil-
verkaveling zal worden overgegaan. Tot het nemen

van een besluit tot ruilverkaveling wordt vereischt

de toestemming van de meerderhéid der kadastrale ge-
rechtigden; bovendien moeten de perceelen dier meer-

derheid in kadastrale grootte meer dan de helft van

de totale grootte der in de ruilverkaveling begrepen
perceelen bedragen.

Is het besluit tot ruilverkaveling genomen, dan wor-

den de organen benoemd die voor de verdere behan-
deling der zaak noodig zijn. De Arrondissements-

Rechtbank, binnen welker rechtsgebied het complex
of het grootste gedeelte daarvan is. gelegen, benoemt
een rechter-commissaris, onder wiens leiding de ruil-
verkaeling zal geschieden, terwijl Gedeputeerde Sta-
ten overgaan tot benoeming van de plaatselijke com-
missie.

Alle stukken, op de ruilverkaveling betrekking heb-

bende, worden door Gedeputeerde Staten gesteld in

handen van den rechter-commissaris en vervolgens

door dezen in handen van de plaatselijke commissie.

Deze commissie begint met de vaststelling van een zoo
volledig mogelijke lijst van allen, die
bij
de ruilverka-
veling belang hebben. Ook benoemt zij drie personen,
die onder hare leiding de schatting verrichten van de

in de ruilverkaveling begrepen gronden. De grond
wordt geschat door verdeeling in klassen en bepaling
van de waarde per HA. in iedere klasse. –

Het ontwerp houdt verschillende bepalingen in om

te bevorderen, dat de resultaten der schatting ter ken-
nis van de belanghebbenden komen. feder belangheb-

bende heeft gelegenheid schriftelijk zijne bezwaren

tegen de schattingen bij de plaatselijke commissie in
te dienen.
Zijn
er binnen den daarvoor gestelden ter-
mijn geene bezwaren ingediend, dan staan de uitkom-
sten der schatting vast. Worden er bezwaren inge-

diend, dan verzamelt en onderzoekt de plaatselijke
commissie ze en tracht zij omtrent de schatting over-
eenstemming te verkrijgen. Gelukt haar dit niet, dan maakt zij een proces-verbaal op van het verloop der
schatting.

De commissie zendt daarna een afschrift van de
door haar opgemaakte lijst van rechthebbenden met
een afschrift van het proces-verbaal van schatting aan den rechter-commissaris en aan de Centrale Commis-
sie. Het geldt thans te komen tot de definitieve vast-
stelling van de personen der-rechthebbenden en tot op-lossing van de geschillen over de schatting. De rechter-
commissaris bepaalt
tijd
en plaats van een bijeen-
komst, waarin alle belanghebbenden in persoon of bij
gemachtigde voor hem kunnen verschijnen. In die bij-
eenkomst wordt eerst de vaststelling van de recht-
hebbenden en daarna de schatting behandeld. Blijken
er ten aanzien van de vraag, wie rechthebbenden zijn,

geschillen te bestaan en kan de rechter-commissaris partijen niet tot overeenstemming brengen, dan ver-
wijst hij ze naar een door hem te bepalen zitting van
de Rechtbank. Er wordt dan verder voor de Recht-
bank geprocedeerd op de gewone wijze – behoudens
enkele bepalingen tei bevordering van spoed. Op deze wijze kunnen er verschillende processen gevoerd wor

den,
01)
welker uitslag de vrdere werkzaamheden çier ruilverkaveling moeten wachten. Tegen de beslissing
der Rechtbank kan men in cassatie gaan bij den Hoo-

gen Raad. –
Nadat de geschillen over de wederzijdsche rechten zijn uitgevochten, komen di over de schatting aan de
orde. Kierbij is de wijze van behandeling veel een-

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

417

voudiger. Er worden geene schriftelijke conciusiën

gewisseld; maar de partijen worden mondeling door de
Rechtbank gehoord. Deze geeft daarop zoo spoedig

mogelijk hare beslissing, waartegen geen beroep aan

de partijen openstaat.
Thans staan de
lijst
der rechthebbenden en de re-

sultaten der schatting definitief vast en kan worden

overgegaan tot de eigenlijke ruilverkaveling. Deze

vangt aan met de vaststelling van een plan van de wegen en waterloopen. Dit plan wordt ontworpen

door de plaatselijke commissie, maar definitief vast-

gesteld door Gedeputeerde Staten. Het wetsontwerp
stelt zich op het standpunt, dat de eigendom van de
openbare wagon en waterloopen met de daartoe behoo-

rende kunstwerken behoort te komen aan een publiek-
rechtelijk lichaam, dus niet aan particuliere personen.
Gedeputeerde Staten wijzen dat publiekrechtelijk
lichaam aan en regelen tevens het beheer en onder-
houd en de geldelijke gevolgen van een en ander.

Van deze regelingen kunnen de betrokken publiek-

rechtelijke lichamen en de Centrale Commissie in be-

roep gaan
bij
de Kroon.

Zoodra het plan van wegen en waterloopen defini-

tief is vastgesteld, gaat de
plaatselijke
commissie on-

der leiding van de Centraie Commissie, over tot het
opmaken van een plan van ruilverkaveling. In dat

plan worden aangewezen de perceelen, welke ieder in
het vervolg in eigendom zal krijgen, in plaats van die
welke hij tot nu toe de zijne noemde. Het ontwerp
stelt zich daarbij op het standpunt, dat ieder recht heeft
op het verkrijgen van een waarde in kavels, welke tot

liet totaal der waarde van allô kavels staat als de
waarde van zijne – tot het totaal der waarde van
alle opgenomen onroerende goederen. Van deze.bepa-
ling mag slechts worden afgeweken, indien
zij
de tot-
standkoming eener behoorlijke ruilverkaveling in den
weg zou staan. Verschil in waarde wordt in geld ver-
goed. Tegen den wil van den eigenaar mag dit ver-
schil niet meer bedragen dan 5 pCt. van de waarde,

waarop hij recht heeft.
In het ruilverkavelingsplan wordt ook een regeling
opgenomen omtrent de zakelijke rechten en huur-
rechten en over de hypotheken. Er moet gezorgd wor-

den, dat de hypotheken, met behoud van haar rang,
overgaan op de gronden, welke de schuldenaar ver-
krijgt in de plaats van ,die, welke hij vroeger had.
Het plan van ruilverkaveling wordt gepubliceerd
en aan de rechthebbenden bekend gemaakt. Ieder
rechthebbende heeft gelegenheid schriftelijk zijne be-
zwaren in te dienen bij de plaatselijke commissie. Zijn

er binnen den daarvoor gestelden termijn geen be-
zwaren ingediend, dan staat het plan vast. Zijn er be-
zwaren ingediend, dan gaat het op dezelfde wijze als
in het vroegere stdium; de plaatselijke commissie
tracht overeenstemming te verkrijgen; gelukt dat niet,

dan wordt een bijeenkomst gehouden onder leiding
van den rechter-commissaris; blijkt ook dan nog ge-
schil te bestaan, dan verwijst de rechter-commissaris
de zaak naar een zitting van de Rechtbank. De Recht-
bank behandelt de zaak door een mondeling verhoor
en geeft hare beslissing, waartegen
partijen
geene
rechtsmiddelen kunnen aanwenden.
Thans staat het plan van ruiiverkaveling vast. De
plaatselijke commissie zorgt nu, onder leiding van de
Centrale Commissie, voor de uitvoering van het plan
van de wegen en waterloopen en voor de uitzetting
van de grenzen der kavels op het terrein. Tevens doet
zij door een notaris een akte van ruilverkaveling op-
maken, die door den rechter-commissaris en de com-
missie wordt onderteekend en als titel geldt voor de daarin omschreven rechten. Die akte wordt overge-
schreven ten kantore van den bewaarder der hypo-
theken.
Hiermee is de ruilverkaveling afgeloopen. Maar
één werkzaamheid blijft over: de vereffening der daar-
aan verbonden kosten. Vergelijkt men in dit opzicht
het Regeeringsontwerp met dat der Commissie ,,Ont-
ginning”, dan blijkt wel, dat wij leven in een tijd van

bezuiniging. In het Ontwerp van 1910 werd de schat-

kist in ruimer mate voor het bevorderen van ruilver-
kavelingen opengesteld dan in dat van 1923. Volgens

liet R.egeeringsontwerp zal het Rijk dragen alle kosten
van de Centrale Commissie voor zoover deze niet ton

behoeve van een bepaalde ruilverkaveling zijn ge-

maakt, alsmede verschillende kosten voor een ontwor-

pen ruilverkaveling, die niet is doorgegaan. De overi-

ge kosten van ruilverkavelingen worden wel door het
Rijk voorgeschoten, maar weder verhaald op de recht-

liebbenden en over hen omgeslagen, naar evenredig-

heid van de waarde hunner in de ruilverkaveling op
genomen gronden. De terugbetaling geschiedt door op

den grond te leggen een ,,ruilverkavelingsrente” ten

bedrage van 13.6 procent van het verschuldigd be-

drag, te betalen gedurende 10 jaren,
tegelijk
met de

grondbelasting. De tiendrente, te betalen door vroe-
gere tiendplichtigen, is hierbij tot model genomen,
gelijk ook in andere opzichten in de ruilverkavelings-

wet veel aan de Tiendwet is ontleend.

Hiermede hebben wij in het kort het ontwerp be-
schouwd. In een volgend opstel hoop ik enkele opmer-
kingen over het Ontwerp te maken en het met dat
van de Commissie ,,Ontginning” te vergelijken.

(Slot volgt).

1. B.
ColiiiN.

DE NEDERLANDSCHE IN- EN UITVOER iN

DE BEIDE LAATSTE JAREN.

II.

Uit de lange lijst van grondstoffen en haiffabrika-

ten van
oliën en vetten
kiezen we hier enkele van de

belangrijkste ter illustratie; de overige vertoonen
m.eer of minder schommelingen van in- en uitvoer,
welke blijkbaar beïnvloed zijn door de marktprijzen.
Soms is de olieaanvoer het grootst, soms die van de
oliezaden, waartegenover dan veelal weer een ver-hoogde uitvoer van de uitgetrokken oliën en vetten
staat. Katoenzaad werd in ‘t geheel niet ingevoerd.

In tonnen
1922
1

1921

Invoer
1
Uitvoer
1-
Invoer Uitvoer
240500
5111
274040
5328
44589
1215
29247
1782
41225
5089
32644
3843 5719 888
37071
7326 8036 9426 6477 8217

(.+rondnoten

…………

28
71632
963
66029

Lijnzaad …………..

liacaoboonen

………..

2041
83215
31840
64431

Katoenzaadolie ………. Grondnotenolie ……….

1584
2839
2404
1424

Lijnolie ……………….

1330
7685
1539
10058

Cocosnootolie …………
Stearine

……………..

1733
2350
1696
1419
Oleïne

………………

215453
53264
244266
32135
Glycerine

……………
Veekoeken

…………
Zeep ………………
3608
4053
2335
2642
Cacaoboter …………
1030
8747
820
5824

De toeneming van de hoeveelheden in de olie-
industrie bewerkte grondstoffen blijkt o.m. ook uit
den verminderden invoer en den verminderden nit-
vodr van veekoeken. Het binnenlandsch verbruik daar-
van zal toch zeker niet zijn verminderd.

De toestand in de leder-industrie laat zich voor een
belangrijk deel aflezen uit onderstaande cijfers:

In tonnen
1922
1921

Invoer

Uitvoer Invoer
juitvoer

274
8224
843
Looistoffen
…………6851
L
ooistof-extracten

. . .
4980
. 5474
947
7219
997
Huiden (allerlei) ……
22062 23328
21829
2535
1796 1879
1276
Leeren schoenen eur..
4799
130
2720
98
Leder ……………..

Rubberschoenen
339

.

17
345
2
Handschoenen
20
2
14
1,
Ander lederwerk
279
138
248
126

Van alle ingevoerde schoenen kwamen 3833 ton uit
Duitschland en ook het ruwe zool-, lak- en andere
Ieder werd hoofdzakelijk uit Duitschland en ook uit
Tsjechoslowakije ingevoerd.

Ook in de
rubberindustrie
wijst de statistiek op

413

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mej 1923

soortgelijke toestanden. Terwijl de import van ruwe

rubber afnam van 15.398 ton tot 9.208 ton, is de in-
voer van fabrikaten belangrijk gestegen. :Di t wordt
niet gecompenseerd door de toeneming van den uit-
voer dezer artikelen.

Autobuitenbanden
w’orden nog steeds hoofdzakelijk

door Frankrijk en de Ver. Staten ingevoerd. Van de
ruim 900.000 rijwielbuitenbanden
(1921: 600.000
stuks) werd ruim
1/3
deel door Duitschland geïmpor-
teerd, de rest grootendeels dôor België, Engeland en
Frankrijk. i)e
binnenban.den
zien wij echter grooten-

deels ingevoerd door Duitschiarid, en wel van de
1.24 mii. stuks, 1.6 miii. stuks. In onze eigen banden-

export is alleen die van rijwielbuitenbanden in betee-

kenis toegenomen en wel van 129.000 stuks in 1921
tot 213.000 in 1922. In de andere
rubberfabrikaten
zien we den invoer gestegen van 1224 ton in ’21 tot

1821 ton in ’22; de uitvoer steeg veel sterker; vnu
400 ton tot 2049 ton.

In de grondstoffen en producten der
spin- en wee
nijverheid
kunnen we over 1922 bij de katoen en de
wol verschillende bewegingen con stateereri. Welke
mogen blijken uit de volgende grepen uit de statisti-
sche gegevens:

In tonnen
1922
1921

Invoer
Uitvoer
h
­
nvoer
Uitvoer

Jute …………. . …
7465
35
9183
131
Vlas ……………..
….
479
31096
1539
27811
Katoen

…………….

….

25279
445
26065
487
Ruwe wol ………..
93
39
1284
4374
1244
Machin. gewasschen wol
2710
453
2299
462
7
510
5
Wolaf val en kammeling
.439
477
1484
576
Katoenen garens
177
5213
173
4219
Vlas- en hennep-garens
1516
289
1226
153
2651 324
1481
148
3059
2
1527
3

G-ekamde wol
……….497

W
Manufact:olenhalfw
4683
1255
3446
1051
,,

Vlas, enz..
181
157
152
141

Jute-garens

……….

11

Katoen
6737
21230
3756
17467

Wollen garens ……….

4881
2352
3825
1843
Katoenen dekens…..
177
5213
.173
4219
11

Jute

……..

12
51
46
Wollen dekens………101
Vitragegordijnenenz
..
1.027
103
1

696
116

Over het algemeen dus: verminderde aanvoer van
de ruwe stoffen (machinaal gewasschen wol uitge-

zonderd; ook de vlasu-itvoer is toegenomen). Katoe-
nen garens zijn in sterkere mate uitgevoerd evenals de
katoen…n weefsels, waarvan trouwens de invoer is ver-
dubbeld. De invoeren van linnen- en jutegarens en
-weefsels zijn daarentegen in meerdere mate toegeno-

men dan de export daarvan. in de wolindustrie echter
het omgekeerde: stèrk toegenomen invoer van garens
en weefsels.

In de
gemaakte goederen
van allerlei aard (mannen-
en vrouwenboven- en onderkleeding en gebreide goe-
deren) is over het geheel de invoer zeer sterk toege-

nomen en steeds weer is deze import voor verreweg-het grootste deel uit Duitschiand afkomstig. De hee-

In tonnen
1922

Invoer

Uitvoer

1921

Invoer
Uitvoer

Papierhout ………..
88025

6024-

lEl outsljp

………….19393
298 8845
125
25888

..

6
10683 265
Ruw
stroo …………
..3322
97615
66
48740
iouteellulose ………..

Linnen- en kat, lompen
2772
.
23254
3588
10802
Oudpapierenpapierafv
9157 4519
2749
2828
Krantenpapier

……
21961
9872
19065
Schrijfpapier (totaal)
.
20340
14347 12433 11323
.3827

20711
4912
1760
2041
171488
186
92284
Jlorclpapier ………..

Onbedruktpakpapier.
11930
10938
9602 9320
Strookarton
…………..88

Behangselpapier
4817
16
2763
87
Kantoor- en schrijfbeh
881
488 575
317
1145
166
834
158
eplakte zakken
nveloppen

…………

(bedrukt en onbedr.)
2430
218
1881
47
3ndrukteboekwerken
2297
1327
1434
1369

.renconfectiegoederen worden echter voor liet meeren-deel hie.r te lande gemaakt.

Iii de groepen van
hout en houlproducten
enz. is
een toeneming van scheepsbduw- en timmerhout te
bemerken, tegenover een afneming van fijn werldiout.

Daartegenover staat natuurlijk weer een verhoogde
invoer van houtproducten, zooals
meubelen
(van bijtia
15.000 ton tot ruim 25.000 ton). Klompen worden

– als voor den oorlog – in stijgende hoeveelheden uit
België aangevoerd.

De verschuivingen in den in- en uitvoer van pa-

pierproducten en de grondstoffen daarvan,
ziet men
het best uit de hiervoor afgedrukte cijfers.

Tegenover den sterk gestegen import van de meeste
papierfabrikaten, zien we het strookartoi in do cx-

portkolom met een flink cijfer staan. Ook kranten-
papier- en .schrijfpapier-export zijn gestegen.

Brandstoffen:

In tonnen
1922
1

1921

Invoer
.
lJltvoerl
Invöer
Uitvoer

621604.4
1242590
4894313
557369
Steenkolen …………
bunkervr.sch.
312430

696734
,,
Ned.sch

701997

679552
Cokes

…………….
234769
350052
200442
120415
Steenkoolbriketten. ..
197346 74046 173865
322211
]lruinkolen ………..
10
8705

Bruinkoolbriketten …
14
..5247
10
107182
280
Qeraff. Petroleum. .
: .

.6518

170808
22
155993
1135
203845
14122
152486 17136
bunker vr. sch.
23630

22141
Stookolie

………….

11

Ned.sch

83730

58061.
]3enzine …………..
46886
154
38862
520
50806
2861
52801
1095
Gasoline

………….
Turf
.
…………….

..

43416
430
48465
1617
Turfstrooisel ……….
.
3698
47892
4036 30281

De
doorvoer
van steenkolen.
briketten.
cokes
enz.
door ons land, waarbij
overlaing
plaats had, ‘steeg
van ruim 3.62 millioen ton tot ruim 3.85 •mill. ton.
– Bovendien zijn er belangrijke hoeveelheden direct
doorgevoerd van Duitschland naar België en via Bel-
gië naar Noord-Frankrijk. Deze cijfers zijn nog niet
gepubliceerd. (De statistiek van den doorvoer-zonder-
overlading ligt ter inzage op het Centraal Bureau voor
de Statistiek). Evenzoo zijn de in- en uitgevoerde
hoeveelheden kolen in
belangrijke
mate gstegen, zooais
uit de voorgaande tabel blijkt. Het zijn natuurlijk voor
een deel door ons verhandelde vreemde kolen. Toch
nemen in enkele gevallen ook de producten van eigen
mijnbouw een belangrijke plaats in. De door ons uitge-
voerde cokes is grootendeels uit Zuid-Limburg af-
komstig. – De grootste helft ging naar de Fransch-
Lotharingsche hoogovens. Verder behoorden ook Zwit-
serland, Oostenrijk en zelfs I-Iongarije onder onze af-
nemers. Terwijl vreemde schepefi minder bunkerden,
vertoonen de door Nederlandsche schepen ingenomen
bunkerkolen een stijging. In de gebunkerde stookolie
zien we een dergelijke beweging. Benzine vertoont een
verhoogden aanvoer van ruim 20 pOt. Gasoline werd
daarentegen weer minder geïmporteerd. De export
van turfstrooisel- wordt ongeveer gedekt door den in-
voer van turf. –
t Onder de
mineralen
vinden we een uitvoer van
bijna 53.000 ton (1921: 52.000 ton) ijzererts, waar-
• schijnlijk voor een gedeelte teug te voeren tot de
roostingsresten van het voor de chemische industrie
ingevoerde pyriet: 53.000 ton tegen 51.000 in 1021..
De invoer van zinkerts is met rûim de helft toege-
•nomen; in 1922 65.000 ton.
De
kunstmeststoffen
en met name de fosfaten en
kalizouten vertoonen een sterk verhoogden import.
Van superfosfaat overtreft de sedert 1921 verdub-
belde uitvoer echter nog steeds den eveneens verdub-
belden invoer.

Van gewone
metselsteenen,
enz. is de invoer afge-
nomen van bijna 1 mill. ton tot bijna
i/
mill. ton,
terwijl de uitvoer daarvan toenam van 9.000 tot 21.000-
ton. –

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

419

Do invoer van
Ce?Tient
eii van
ongebluschte kalk is

een weinig verminderd; hij bedraagt thans resp.
449.000 en 230.000 ton.

Afgenomen is onze uitvoer van
flesschen;
de in-
voer ervan daarentegen nam toe. Aan
vensterglas is
24.000 ton ingevoerd, tegen 16.000 ton in het voor-

gaande jaar. Van blank spiegeïglas nam de invoer
sterk toe, veel meer dan de export.

Metaaldraadgloeiiampen,
werden 310 ton ingevoerd

(.1921 : 222 ton) en 3.430 ton uitgevoerd (1921: 2.522
ton). –

Thans geven we nog een staatje van den in- en uit-
voer van eenige
ijzer- en staalproducten
en van
koper.
Vooral het koper – een belangrijke grondstof voor vele

industrieën; voor allerlei onderdeelen en vooral in de
electriciteits-nijverheicl – is tegenwoordig van zeer

veel beteeken is.

In tonnen
1922
1921

Invoer
Uitvoer
11
Invoer.
Uitvoer

32599
1163
25775
357
7461.
435
6695
59
In vorm gegoten ijzer en
6634
414
6761
1409
staal

………………
96051.
3411
113989
5569
ZPlaatijzei. onderdeelen
1961
.12
1882
11.9
168709
11.105
1.64104
12312
34270 2866
27160
1453
Staafijzer

…………..

84791
16057
94779
15899
:Balkijzer

…………..
Spoorstaven ………..
Buizen, enz …………
87015
5121
68948
5117
Kachels, forOuizen enz
13048
356
9693
315
Klinkaag., spijkers enz
1.3632
8371
11178
4018
Geëmailleerde artikelen
3754
3034 2630
1423
3289
1300
Schepen enz ……….
52784
3417
53554
5085
Baggerinolens, dokken e.
a. drijv. werktuigen
1166
3015 1433
2287
IJzer constructie werk
14637 10968 15048
12952
IJzer- en staalwerk
.
44679
6401
42737
10185

Ruw

ijzer ……………

1131ik(bladen) ……….
29723
500.
23600
55

Gegoten

staal

………….

2429

.

753
1280
296

Plaatijzer

……………

Roodkoper

(blokken,
stö.ven, buizen enz.)
3527
95
3264
306
Roodkoper-bladen
578
21
376
92
Rooclkop. kabels (blank)
28
1
308
18
Roodkop. draad (blank)
1792
83
2464
49

Locomotieven en …….

11336

.

247
1832
364
Ueelkoper in bladen
894
25
924
50
Geelkoperdraad
482
19
1051.
78

Blikwerk

…………..

Koper en bronswerk.
3296

.

291
4051
99
Oud roodkoper
50
805
88
528
Oud

geelkoper ……..
40611,
184
2063

Geelkoper …………..

Geïsoleerd electr. koper-
draad en -kabels:

….
561


a. met lood geïsol.
15160

21955
3193
b.zonderloodgcïsol 1094


j
1133
Electr. dynamo’s, moto-
ren

enz.

enz ……..
5231
1321
6708
1470
Verbrandingsmotoren
.4832
11096
4758
1304

Onder de landbouwwerktuigen, waarin over ‘t alge-
meen in toenemende mate geïmporteerd werd, vooral
uit Duitschland, vinden we de hoeveelheid ingevoerde maaimachines zelfs verdubbeld. (2118 ton tegen 1045
ton in 1921).

Eindelijk geven we hier nog een staatje van den in-
en uitvoer van
auto’s, motor- en gewone rijwielen:

1922

1921
Aantal stuks.
Invoer lUitvoeril Invoer 1 Uitvoer

Personen-auto’s

3086

155

2843

183

Andere auto’s ………
988

46

728

66
Chassis voor pers. auto’s

237

56

269

50
,,

,, andere ,,

1120

6

287

6
Motorrijwielen

5542

210

5660

178

Rijwielen ………….
166114

6794

170575

8560

Onze uitvoeren hadden voornamelijk plaats nar
Nec?. Oost-Indië. De invoeren geschiedden door
Duitschiand, de Ver. Staten, België, Frankrijk vooral
wat de auto’s betreft. Duitschla.nd, Ver. Staten en
Engeland importeerden vnl. de motorrijwielen. De rij-

wielen werden vii. door De itschiand (141.000) en
:IngiancI (18.000) ingevoerd.

Als slot wijzen we nog eens op de tw’eede en derde
tabel in dit overzicht. De fabrikaten.uitvoer
blijkt
naar
het gewicht te
zijn
toegenomen, naar de waarde te zijn
afgenomen De invoer van fabrikaten was in 1922

naar het gewicht nauwelijks minder dan in 1921; de

waarde verschilde meer. Van dien fabrikateniuvoer

heeft Duitschiand wel een onevenredig groot aandeel
gehad. Ook i,n onzen export naar Indië moet cle ver-

mindering – behalve aan andere oorzaken – vooi een

belangrijk deel worden toegeschreven aan buitenland-
sche concurrentie.
w
E. B.

DE ,,BE’WEEl?DE” ANOMALIE IN ONS MUNT-

WEZEN.

.liict hoofdelement in het betoog van prof. Borde-
wijk, ook ,nu weer in zijn artikel in dit blad van 25

April, is toch eigenlijk niet anders dan dit, dat het
niet recht belcicrlijk is dat, ten gevolge van de Wet

van November 1919, thans in een gulden minder
ru-
ver aanwezig is dan in vier kwartjes. Wanneer de zit-

verprjs nog eens op buitengewonewijze stijgt, zal het
voordeel geven de laatste muntsoort te versmelten,

1
lang voordat dit met de guldens het geval is. Dit
feit of het tegengestelde zal zich alleen dan niet kun-

nen voordoen, wanneei dc verhouding van de hoeveel-
heid zilver in een munt tot de nominale waarde dier
munt voor elk zilveren stuk precies dezelfde is. Zoo-lang dit niet het geval is, spreekt de geachte schrijver
van een ,,anomalie”, die wijziging zou behoeven.

Ik meen nog steeds, dat de gelijkheid der bédoelde
verhouding van heel weinig belang is voor de eenige

beteekenis dier muntstukken, die van ruil-hulpmid-
delen.
1)
De thans bestaande ongelijkheid verstoort
slechts een schoone regelmaat, die men echter
pas ziet, als men eerst tien minuten rekent. Had
men deze verstoring in ’19 achterwege moeten

laten, omdat men toen niet, door een eenvoudige
gehaltewijziging als bij het grove zilver, de innér-
lijke waarde van het 25- en 10-ceutsstuk een flinke
vermindering kon doen ondergaan? Ook mijn ge-
achte bestrjder zal dit niet bedoelen. Was het zilver
Llijven stijgen, dan zou onze zilveren pasmunt –
zooals dan ook overal elders – zijn verdwenen. Men

had dan na een periode van voorbereiding tot geheel
anders samengestelde pasmunt-stukken moeten komen
en als wij iets dergelijks als in ’19-20 nog eens be-
leven, dan zal men zich met dat vraagstuk zeker gaan

bezighouden. Moet men dat nu tusschentijds ook doen?
Voorshands lijkt mij dit niet erg noodig. En zeker
niet om een ,,anomalie” uit de wereld te helpen, die
geen schade veroorzaakt en ook eigenlijk geen inner-
lijke beteekenis heeft. Althans zoo komt het mij, prof. Bordewijk houde mij dit ten goede, voor.

Utrecht, 26 April 1923.

C.
Uo1’rsEIA.

– N a s c Ii r i f t. De discussie tusschen den heer
J-Ioitsema en mij heeft wel dit goede gehad, dat we
elkaar zeer dicht genaderd zijn. De Rijksmuntmeester
heeft het over de gelijke verhouding van de hoeveel-
heid zilver in een munt tot de nominale waarde dier
munt voor elk iilveren stuk. Dien eisch heb ik niet
gesteld, vermits het mij rationeel voorkomt en ook
in de geschiedenis gefundeerd, dat die verhouding
gunstiger is hij de teekenmunt, dan bij de pasmunt.
Zoo was het niet rationeel en onhistorisch, dat in
November ’19 die verhouding werd omgekeerd zonder
dat dit tot de Kamers doordrong. Dit en het in ver-
band daarmee winstgevend laten van pasmuntver-

smelting vormden de aangrjpingspunten van mijn
kritiek en thans is Dr. Hoitsema het daarmede z66

1)
Wat zouden uikkelen rijksdaalders en guldens, waar-
aan enkele Eerste Kamerleden in
1919
hunne aandacht
wijdclen, vreenicle eenden in die gelijke-verhoudings-bijt zijn
geweest!

420

ECONOMISCH.:STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

eens, dat hij, ,,als wij iets dergelijks als in ’19—’20

nog eens beleven” zich met dat vraagstuk wel zal gaan
bezighouden. Wat betreft de opmerking nopens het

verdw’ijnen van onze zilveren pasmunt, wanneer het
ailver was blijven stijgen, – deze is natuurlijk ju.iet,
maar bij den tusschenzin ,,zooals dan ook overal ei

ders” veroorloof ik mij een viaagteeken te stellen,
want overal elders ontstond het versmeltingsvoordeel

door de inflatie, waardoor de nominale waarde zakte

tot ver beneden de
innerlijke
waarde, zelfs van de

slechtste zilveren pasmunt. De zilverprijs kon in wer-
]celijkheid niet z66 laag dalen, of versmelting gaf hier

nog voordeel.
Bij ons ontstond het voordeel echter door het op-
loopen. van den zilverprijs, d.i. aan dec anderen kant
der verhouding tusschen innerlijke en nominale waar-

de. Intusschen: dit is in dit vdrband niet de hoofd-

zaak en het eenige essentiëele verschil tusschen Dr.î

}J.oitsema en mij is, dat ik voor mijn kritiek op den

maatregel van November ’19 de
toen
bestaande om-

standigheden als het daarbij passende kader heb be-
schouwd, terwijl
mijn
geachte opponent den nadruk

legt
op
de
huidige
omstandigheden, die, gelijk ik

reeds schreef in mijn eerste artikel, geën reden geven

tot direct alarm.
n.
W. C. BonoEwijic.

Groningen, 29 April 1923.

AANTEEKEN INGEN.

Nederland en de Volicenbond in de

Eerste Kamer. Rede van Minister va

K a r n e b ee
ic. – De vragen, besproken in de bro-

chure van Mr. A.
A. H.
Struycken, aangekondigd in

het nummer van 11 April jl., blz. 334, zijn ook het
onderwerp geweest van een debat in de Eerste Kamer

op
26 April jl. De plaatsruimte noopt ons tot beper –
king, zoodat wij hieronder slechts de betrekkelijke ge-

cleelten uit de
belangrijke
redevoering van Minister

van Karnebeek naar voren kunnen brengen. Voor het
betoog van de overige sprekers, met name van prof..

Anema, moeten
wij
naar de Handelingen verwijzen.
De heer Anéma had in zijn rede verwezen naar de
tegenstelling Cecil—Balfour. Cecil: de Volkenbond
alles of niets; Balfour: de Volkenbondsidee langza-

inerhand doen doordringen.
De heer van Karnebeek zeide dienaan gaande:

De stelling: de Volkenbonci alles of niets, is natuurlijk
een stelling, die men kan opwerpen, clie echter een clesiclo-
ratuni vertegenwoordigt, maar ik vraag mij af, of dat een
stelling is, waarmede op het oogenblik in den Volkenbonci
practische politiek kan worden gedreven. Men moet niet
vergeten, dat de Volkenbond is een politieke instelling van een zeer eigen aardig karakter, dat hij niet is een instelling,
die een zelfstandig bestaan heeft, die leeft uit eigen kracht
en macht, maal dat hij is een lichaam, waarin georganiseerd
sarnenkornen vertegenwoordigers van meer dan 50 Regeerin-
gen. Het is niet een diplomatieke conferentie, het is ook niet
een Parlement, het is iets sui generis. Maar degenen die er
optreden, zijn daar als vertegenwoordigers van de zienswijze
en de politiek hunner Regeeringen. Waren zij dat niet, dait
hadden zij geen grondslag en clan zou ook de Volkenbond niet
meer zijn dan een of ander – wel is waar belangrijlc –
congres, maar dat in de politiek van de wereld geen gezag
zou hebben. Het is dus juist als vertegenwoordiging van cle
Regeeringen, dat het belangvau den Volkenbond in het
licht treedt.
Maar daaruit volgt, dat de Volkenbonci ten slotte niet
meer zal kunnen doen dan waartoe die Regeeringeu te ra-
men, in dien kring vereenigd, zich op een gegeven oogenblik
ten aanzien van een bepaalde kwestie bereid verklaren. En
wanneer men clan denkt aan den afstand, die er ligt iii
geest, in traditie en in ontikke1ing tusschen de verschil-
lende Staten, die den Volkenboncl vormen, dan kan men zich
verklaren, dat de Volkenbond, die voorloopig misschien niet
heel veel meer kan zijn dan de grootste gemeeae deeler van
hetgeen in cle verschillende landeu leeft, nog niet geheel
beantwoordt aan de verwachtingen van diegenen, clie out-
wikkelicig van cle internationale verhoudingen bezien van
een hoog rechts- en ethisch standpunt.
Mijnheer cle Voorzitter! Dit is het bezwaar van den Vol-
kenbond, dat de idee, die daaraan tea grondslag ligt, nog
niet geheel weerspiegeld wordt in het internationaal bewust-

zijn en in den geest, clie de vhlkerén vervullen. Ten slotte zal
de ontwikkeling, die voor den Volkenbond is veggelegd, af-
hangen van de verbeteringen, die in dec geest van de sa-
menstellende volkeren zullen komen.
[-Eet vraagstuk van den Volkenbond zou ik zelfs nog all-
derswillen stellen. Die instelling en haar actie worden sterk
gecritiseerd door de teleurgestelcien om den Volkenbond heen,
. wieii zij verwijten, dat hij in den wereldtoestand nog niet de
gehoopte verbetering heeft kunnen brengen. Ik zou deze
vraag willen stellen: zou men liever willen, dat de Volken-
bond verdween? Ik zou het nog anders kunnen formuleeren.
Hoe zou het er op het oogenblik in Europa uitzien, wanneer
er niet na den wereldoorlog een Volkenbond in het leven
was geroepen? Hoezou. liet in het internationale leven op
het oogenblik gesteld zijn, wanneer dat eigenaardige ver
eenigingspunt, dat Genève vormt, eens niet had bestaan?
Wanneer die mogelijkheden, die daar in liet leven zijn ge-
roepen om de tegenstellingen te verzoeuen en die nog tot
nadere ontplooiing moeten komen, eens niet ter beschikking
hadden gestaan van de Staten? Wanneer die gelegenheid
niet had bestaan, voor de leidende en met verantwoordelijk-
heicl bekleede Staatslieden om elkaar daar te ontmoeten, met elkaar in aanraking te komen en in onderling overleg
aangelegenheden te bezien, die zij anders alleen maar op ccii
afstand zouden kunnen behandelen?
Wanneer men den Volkenbond in het licht van die vragen beziet, dan moet men niet te lang stilstaan bij de omstandig-
heid, dat de Volkenbond nog niet aan alle verwachtingen
heef t beantwoord. Daarom zou ik den vrienden van den Vol-
kenbond willen verzoeken, hun critiek op die instelling en
hun teleurstelling niet te luid te doen klinken, maar er lie-
ver tevreden mede te zijn, dat het aan den Volkenbonci in de
tegen ivoordige, moeilijke conjunctuur gegeven is te bestaan,
zich le handhaven en te ontwikkelen.
Drie jaar in het leven van een instelling, waarvoor geen
praecedent bestaat in de wereld, is niet veel. In die drie jaar
is ei geen desertie geweest, ofschoon er wel vrees is geweesl;,
dat er desertie zou komen. De Volkenbond heeft zich nume-
riek weten to handhaven en is zelfs gegroeid. Ik erken,dat
de Volkenbond zijn volle waarde nog niet heeft, zoolang die
niet uiiiverseel is.
Dat universalisme van den Volkenbond is een absolute
voorwaarde voor zijn doeltreffendheid en de waarborgen, die
cle Volkenbond in het leven moet roepen, kunnen eigenlijk
niet bestaan, wanneer dat universalisme niet bereikt is.
Maar omdat dit universalisme nog niet is bereikt, is dat
een reden om aan den Volkenboncl te twijfelen en het geloof
daarin te verliezen?
Mijnheer de Voorzitter! Er is in den oorlog geweest een
periode van gedwongen associatie van Staten. De Staten,
door cle politiek gegroepeerd, werden in verband gehouden
onder den druk van de politieke belangen, die op het spel
stonden. Toen de oorlog uit was – en dat is niet ten on-
rechte gezegd bij de laatste debatten in Genève – is eigen-
lijk ingeti-eclen een periode van dissociatie, van ontbinding
en iii deze periode moest de Volkenbond ontstaan en zijn
eemste schreden zetten.
Welnu, de Volkeubond is bij mijn weten de grootste vorm van internationale cohesie, dien de wereld tot nu toe gekend
heeft, en ik zou zeggen, laat ieder, die gelooft in interna-tionalen vooruitgang, ondanks teleurstelling, ondanks de
moeite, die men heeft om den Volkenbonct in de Stateusa-
menleving een overwicht te bezorgen, laat ons ondanks dat
alles aan dien gronten vorm van cohesie, die zoo gemakkelijk
niet terugkomt, als hij vernietigd moct worden of verdwij-
nen, vasthouden en niet tobben over den tijd, dien het zal
kosten omde instelling tot verdere ontwikkeling te brengen.

Enkele oogetablikken later lcwam de Minister naar aanleiding van de door de leden der.Kamer van Emh-
den en Anema gemaakte opmerkingen over het ont
wapeningsvraagstuk op de door den heer Struycken in
het bijzonder naar voren gebrachte quaestie der ga-

rantieverdragen.
De heer van Karnebeek nierkte dienaarigaande op:

ik geloof, dat beide sprekers goed gedaan hebben dit
vraagstuk – het ontwapeningsvraagstuk – ter sprake te
brengen, ook al is het nog niet in staat van wijzen. Het
vraagstuk van cle correlatie van de bewapening en cle garai-
tieverdragen is voor Nederland van buitengewoon belang,
riiaar is van even groot belang voor den Volkenbond zelf.
Nederland komt politiek te staan met dat vraagstuk
01)
een tweesprong en voor den Vnlkenbond rijst de vraag of,
indien deze plannen tot uitvoering mochten komen, daar-
irtede niet zou worden gegeven een blijk van minder vertrou-
wen in den Volkenbnnd en zijn systeem, dat aan dien Vol-
kenbond zelf afbreuk zou doen.
Mijnheer de Voorzitter! let zij mij vergund, hier een

5

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

421

oogenblik bij stil te staan, omdat het ook mijn bedoeling is
de interesse van de Nederlandsche publieke opinie voor deze
vraagstukken op te wekken. Wanneer hetzij in September
van dit jaar, hetzij in September van het volgénde jaar
Nederland met betrekking tot deze vraagstukken in Genève
zich zal moeten uitspreken, (lan is het noodzakelijk, dat de Nederlandsche delegatie de Nederlandsche publieke opinie
achter zich weet. Want wat is het dilemma? Nederland,
gaat het niet mede, zou kunnen krijgen het odium, dat het
de vermindering van bewapening in den weg staat, en, gaat
liet s’el mee, dan wordt het wat zijn eigen politieke positie
betreft een anderen koers uitgedreven, die door de Neder-
landsche publieke opinie dunkt mij onder de oogen moet
worden gezien.
Mijnheer de Voorzitter! liet oogenblik is nog niet geko
men om een speciale uitspraak te geven. De uitwerking vau
de motie, die in Genève is aangenomen geworden, de motie
iil. van brd Robert Cecil, heeft eerst in Febr. van dit jaar
den Volkenboiid bereikt en is op het oogeublik in onderzoek.
l)e Nederlandsche Regeeriiig is geroepen, zoo mogelijk vôÔr
1 Juni, blijk te geven van haar indruk niet betrekking tot
deze voornemens en deze problemen. De Nederlandsche lie-
geering zal zich aan dat verzoek iet onttrekken, maar wel
mag men hopen, dat, zoo mogelijk, vOfr dien tijd de Neder-
landsche Regeering nog nadere gegevens zullen bereiken met
betrekking tot de wijze, waarop de commissiois temporaire
zich de eventueele uitvoering van deze denkbeelden van brd
Robert Cecil, neergelegd in zijn plan, denkt.
Mij kan natuurlijk nu reeds een beschouwing leveren over
de motie, welke in Genève is aangenomen eis welke niet verder ging dan de aanhangig-making van het denkbeeld
alleen; maar waarop het aankomt, dat is de wijze .van uit-
voering en, wil men in zijn oordeel niet mistasten, dan is
liet van belang daarmede rekening te kunnen houden.
1k ben van oordeel, dat met betrekking tot dit vraagstuk
door Nederland de grootste voorzichtigheid moet worden be-
tracht en wel om verschillende redenen, ook omdat het voor
mij nog zoo zeker niet is, dat het systeem van garantie-
verdragen tot de door het pnct geëischte vermindering van
bewapening zal voeren.
De tijd laat niet toe bij de quaestie lang stil te staan en
het oogenblik is daarvoor eigenlijk nog niet gekomen, maar
wel mag ik ii.s dit verband nu reeds op het volgende terloops
wijzen.
Er staan in de motie, die te Genève werd aangenomen en
den grondslag vormt, een paar woorden, die van belang zijn,
nl., dat die garantieverdragen zullen worden gebouwd op den
grondslag van een plan préétabli, m.a.w. er zal een militair
plan moeten worden gemaakt en in dat plan zal aan iedere
partij bij het algemeene, regionale of partieele verdrag zijn
aandeel worden toebedeeld. Iedere partij zal zich er op moe-
teh inrichten te voorzien in den eisch, welke hem overeen-
komstig zijn aandeel wordt gesteld. De vraag is ten slotte
dan nog hoe en door wie contrôle zal worden uitgeoefend.
Mijnheer de Vorzitter, bij mij rijst de vraag, tot welke ge-
volgen dit leiden kan.
Er staat in die resolutie verder nog iets anders, dat aan
de aandacht van degenen, die zich nset dit vraagstuk bezig
hielden, tot dusver is ontgaan.
Er staat:

,,Cependant, dans des cas
00,
pour des raisous histo-
riques, géographiques ou autres, un pa’s court tout parti-
culièrement risque dôtre attaqué, des mesures spéciales
devront ètre prises pour sa défeuse, en ezécution du plan
précédent.”

D.w.z., het kan zelfs zijn, dat in de algemeene, partieele
of regionale combinatie speciale verplichtingen van mili-
tairen aard zullen worden opgelegd aan die Staten, die in de nabijheid zijn van een land, dat te recht of ten onrechte ver-
meent aan bijzondere gevaren te zijn blootgesteld. Ook dit
verdient cle aandacht.
Dat zijn elementen, waarop ik thans niet verder zal in-
gaan, maar die in deze phase reeds verdienen niet onopge-
merkt te blijven en naar mijn overtuiging het betrachten
van groote voorzichtigheid dubbel rechtvaardigen.
Mijnheer de Voorzitter! Wanneer de Nederlandsche lie-
geering haar oordeel omtrent dit punt zal hebben gevestigd,
zal zij niet nalaten daarvan naar buiten blijk te geveli. De
Nederlandsche Regeering heeft reeds met betrekking tot dit
probleem ingewonnen het advies van de u bekende Com-missie voor Volkenrechtelijke vraagstukken. Dit advies is
ingekomen eis ik zal dat te zijner tijd publiceeren, en ik
hoop, als het zoo ver is, dat de Nederlandsche publieke
opinie aan de quaestie haar aandacht zal wijden..

Ten slotte nog enkele woorden van den Minister
over de zeifstandigheidspolitiek:

Mijnheer de Voorzitter! Ik kom thans tot de zelfstandig-

heidspolitiek, de politiek van Nederland te midden van
andere landen. Prof. Anerna heef t de strekking van mijn
betoog volkomen juist begrepen : door mij werd niet ingeluid
een nieuwe politiek, maar door mij werd gezocht naar een
juiste benaming van de politiek, die voor Nederldiid was
weggelegd. Heb ik dien geachten afgevaardigde wel begrepen
dan was het de bedoeling van zijn rede de vraag te stellen of
die zelfstandigheidsgedachte de Nederlandsche politiek zou kunnen brengen in een toestand van isolement, en of Neder-
land daardoor zou kunnen worden afgehouden van de ver-vulling van een taak, die voor Nederland meer eigenaardig
is weggelegd geworden, isl. van medewerking aan den uit-
bouw van de rechtskundige ordening in de Statensamen-
leving en van liet doen gelden door die rechtskundige orde-
niiig van invloed op de machtsverhoudingen in de wereld eis
op de machtspolitiek der Staten. Ik heb in de Memorie van Antwoord doen uitkomen, dat dat begrip van onze politiek
allerminst behoeft te leiden tot isolement. Dat begrip brengt
mede, dat Nederland zichzelf zij; dat Nederland in zijn
optreden in de Statensamenleving sta op eigen beenen en
niet lenne naar rechts of naar links. Ik heb uiteengezet, dat
het voor Nederland daarom van zooveel belang
iS
om dle
politiek te volgen, wijl het daardoor deelachtig kan worden een vertrouwenspositie, die het in staat stelt om zich op het
gebied van reehtskundige ontwikkeling des te beter te
doen gelden. Het moet zoo worden, dat iedere Regeering
vete en er van overtuigd zij, dat, wanneer men met Nader.
land te maken heeft, men met Nederland alleen heeft te
doen, dat men hij Nederland kan komen met een exposé van
overwegingen zonder voorbehoud te maken, met het oog
01)
de mogelijkheid, dat Nederland in de politieke belangens-
feer van anderen is opgenomen.
Ik geloof, dat Nederland zich langzamerhand die positie heeft weten te verwerven. Hetgeen Nederland ten deel ge-
vallen is op het gebied der rechtskundige ordening in de
Statensamenleving is niet onbelangrijk geweest. Nederland is op het oogenblik de plaats, waar zeer belangrijke rechts-
instituten zijn gevestigd geworden en het treft, .dat, wanneer
in of buiten den Volkeubond commissies in het leven wor-
den geroepen of maatregelen worden genomen, die op het
gebied van de rechtskundige ordening der Staten-samenle-
ving van belang zijn, men gaarne zijn toevlucht neemt tot
iemand uit Nederland, omdat men wel weet, dat de mccle-
sveiking van Nederland is een onbevangene.

Looaen in de Javasuikerindusrie. –
Het Jaarverslag over 1921 van het Algemeen
Syn-
dicaat van Suikerfnbrikanteu in Nederlandsch-Indië
bevat, nevens verschillende gegevens, die in den
tekst van het verslag worden aangetroffen, een aan-
tal bijlagen, waaraan tal van cijfers zijn te ontieenen.
Hieruit blijkt, dat aan grondhuur achtereenvolgens
werd betaald:

in
1917..
. . f 11.739.595,35

in
1920. . . –
f
13.179.814,89
,, 1918. . . . ,, 12.317.540,37

,, 1921.. . – ,, 14.763.841,60
,, 1919….

10.901.093,77

Voor wat de Gouvernementslanden – dus de Resi-
denties buiten
Solo
en Djokja – aangaat, houden
deze cijfers in een bedrag resp. over deze vijf jaren
ad
f
42,23,
f
52,75,
f
56,88,
f
60,69 cii
f
66,96 per
bouw vermaien riet. Het betrekkelijk lage totaal-cijfer
over 1919 wordt in dit verband door de vrijwillige
inkrimping van de suikerarealen voldoende verklaard:
Aan bonen aan de Inlandsche bevolking werd ach-

tereenvolgens betaald: –

in
1917..
. – f
59.335.216,14

in
1920.. . –
f
75.175.040,19
1918…. ,, 60.807.788,35 ,, 192!
.. . . ,,
99.069.063,90
1919 ……52.424.432,45

Deze cijfers komen voor alle Residenties, dus ook
voor Solo en Djokja, neer op een uitkeering van ge-
middeld resp.
f
266,—,
f
268,37,
f
284,09,
f
360,44 en

f
451,57 per bouw vermalen riet. Voor wat 1919 betreft,
geldt voor het totaal bedrag dezelfde opmerking als
met betrekking tot de grondhuur. Bovendien moet
worden opgemerkt, dat deze cijfers zijn verzameld
voor oogstjaren; het totaalcijfer voor 1920 geeft dus
aan de bonen, betaald voor den aanplant, in 1019 in
den grond gebracht en in 1920 vermalen, wellde bonen
dus voor een aanzienlijk deel nog in het kalender-
jaar 1919 werden uitgegeven, zoodat de groote stij-
ging der bonen, welke in het kalenderjaar 1920
plaats vond, in het vermelde totaal-bedrag ad ruim

f
15 millioen slechts gebrekkig tot uiting komt.

422

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

Dit blijkt het duidelijkst door de vergelijking van
de totaalcijfers van
1920
en
1921.

Voor d.g. leveringen is door de industrie aan de

Inlandsche bevolking uitbetaald achtereenvolgens:
in
1917….
f

5.194.965,83

in
1920….
f

7.188.705,83

1918 ……4.661.015,28

,, 1921….,, 10.442.598,98
,, 1919…. ,,

4.565.437,80

of resp. gemiddeld
f
23,29,
f
20,57,
f
24,81,
f
34,47 en

f
47,59
per bouw vermalen riet.

t

Uit een en ander
blijkt,
dat aan grondhuren, bonen
en leveringen aan de Inlandsche bevolking in totaal
betaald werd:

in
1917….
f
76.269.776,—

in
120.
. . . f
95.543.559,-

,, 1.918. . . . ,, 77.786.343,—

,, 1921 ……124.275.502,-
,, 1919 ……67.890.962,-

Alle deze cijfers betreffen in de jaren
1917, 1918. 1919,
1920
en 1921
resp.
223.064; 226.544; 184.534; 208.564;
219,388
bouw’s, van resp.
180, 183, 173, 113
en
177
fabrieken.

Gemiddeld per bouw w’erd dus aan grondhurcu,
bonen en leveringen, betaald:

in
1917………..
f
342,—
in
1920 ………..
f
458,-
1918 ……….. ,, 343,_ ,, 1921 ………..,,
566,-
1919 ……….. ,,368,-

l3erekent men op basis van deze gegevens het totaal

aan betaalde bonen, leveringen en grondhuren door
de geheele Java-industrie, dan
krijgt
men voor in de
jaren
1017, 1918, 1910, 1920
en
1921 op
Java resp.
werkende
185, 1.86, 184, 184
en
183
fabieIcen, de vol
geude cijfers:

in
1917….
f
78.388.325—

in
1920….
f
101.618.583,-

1918 ……79.061.529,—

,, 1921……, 128.488.231,-
1919. . . . ,, 72.207.728,-

Het betrekkelijk laag totaal-cijfer over
1910
moet,
als gezegd, worden in verband gebracht met de vrij-
willige inkrimping van de suikerarealen in
1918.
Ten slotte werd voor de verstrekking van rijst of
andere voedingsmiddelen beneden kostprijs aan de
Iniandsche bevolking uitbetaald in
1910
door totaal
122
fab&ieken
,f
511.641,58
of gemiddeld
f
4.193,80 pe.
fabriek. In
1920
door 135
ondernemingen
f
1.104.045,70
of
f12.629,22
per fabriek; in
1921 door
118
onder
nerningen
f
986.071,66
of
8.364,22
per fabriek.

Het Koloniaal Verslag
1922,
dat dus betrekking
heeft op het dienstjaar
1921,
heeft in zijn opgave van
cle uiikeeringen door de suikerindustrie aan de In- –
landsche bevolking, deze gesplitst naar de verschil-
lende Resideuties, waarin suikerfabrieken voörkornen:
Dit leidt tot het volgend overzicht:

Aan Inlanders betaald:
wegens

Gewesten:
wegens
grondhuur
.

wegens
bonen
gedane
leveringen
Gid.
Gid.
.

Gid.
Cheribon
665.920,92
5.065.708,61
738.073,53
Pekalongan
1.828.984,06
9.256.123,12 1.638.180,94
Semarang
830.759,36 7.734.214,95 666.400,22
Soerabaya
2.696.495,775 18.316.122,13
5

1.748.344,02
Pasoeroean
1.946.369,52
1.7.392.8 14,85
2.346.011,88
Besoeki
724.988,07 4.147.671,46 487.124,85
Banjoemas
785.874,24 3.376.671,24
172.940,82
Kedoe
540.783,22
2.428.105,58
.

45.589,40 Madioen 430.023,89 4.990.574,94
526.986,30
Kediri
1.623.296,28
11.000.998,—
1.042.040,-
Djokjakarta
1.326.443,44 6.463.788,63
694.441,54
Soerakarta
1.403.951,83
7.681.271,07 581.861,38

Totaal. . .
14.803.855.20

97.854.154,58

10.687.994,88

Ui.t de’slo’tcijfers van dit staatje blijkt, dat – reke-
ning houdende met het totaal aantal fabrieken, waar-
op de cijfers betrekking hebben – overeenstemming
aanwezig is tusschen de
cijfers,
die de samensteller
van het Koloniaal Verslag heeft verkregen en die,
welke in het Jaarverslag van het Syndicaat worden
aangetroffen. Een vergelijkig van de totaal-cijfers
van voorgaande jaren geeft een gelijk resultaat; im-
mers blijkens het Koloniaal Verslag werd over
1920
aan bonen en gedane leveringen totaal uitgekeerd
ruim
f
004 millioen; over
1919
bijna
f
58Y2
mil-

lioen; in het Jaarverslag van het Syndicaaf zijn deze
beide bedragen kleiner.

Terrneuigvuldigt men den
kostprijs
met het totaal-
cijfer van den oogst, dan verkrijgt men per jaar de
totaalkosten van den oogst. De kostprijs over
1911,
1918, 1019
en 1920
bedroeg resp.
f
6,38,
f
7,50,
f
8,30
en
f
14,50
(exclusief belastingen)
1);
de oogst resp.
‘ruim
29Y2
millioen pieols; ruim
28Y2
millioen icois;
ruim
21V2
millioen picols en bijna
25
millioen picols.
Globaal berekend zijn de totaalkosten van den oogst
dus achtereenvolgens:

in
1917….
f
188.226.000,—
in
1919….
f
181.505.000,- 1918..
.. ,,
215.397.000,— ,, 1920…. ,, 362.459.000,-

De kosten, bestaande uit groudhuur, bonen en leve-

ringen der Inlandsche bevolking, hebben dus achter-
eenvolgens:

in
1917
ongeveer….
41K
0
/0
in
1919
ongeveer….
39f
01

,, 1918 – ,,

. . . . 36
2
1
3
oj
0

,, 1920

. . . . 28

o/

van de totaalkosten uitgemaakt.

Een betrekkelijke daling valt in
1920,
in vergelij-king met
1919, op;
dit vindt zijn oorzaak in het ver-
schijnsel, reeds hooger gememoreerd, dat de cijfers zijn
verzameld voor oogstjaren en dat dus het totaalcijfer
van
1920
aangeeft de bonen, betaald voor den aan-
plant, in
1919
in den grond gebracht en in
1920
ver-
malen. De totaalkosten van den ‘oogst
1920
geven dus
wel weer de aanmerkelijk verhoogde bonen van het

Europe’esch en het Inlaudsch fabriekspersoneeb, maar

niet van het overig Inlandsch personeel; deze zijn
berekend naar de bonen van
1919.
Het bewijs daarvan is voor
1921
te vinden; de kost-
prijs over
1921 is
nog niet nauwkeurig bekend, maar
kan wellicht
f
12
(exclusief belastingen) bedragen,
in welk geval – over een oogst van ruim
27Y4
mib-
lioen picol – de bonen en leveringen voor dle In-
landers ongeveer
34
püt. van de totaalkosten uitma-
ken; de grondhuur inbegrepen bijna
30
pOt.

1)
De gemiddelde verkoopcijfers van den oogst der Java-
suikerinclustrie, voorzoover de fabrieken zijn aangesloten bij
de
V.
1. S. P., zijn over
1917 f 10,38,
over
1918
f
8,60, over
1919
f
17,66,
en over
1920 f33,65.

ONTVANGEN:

De Holland-Amerika Lijn
1873-193,
door Dr. M. G.
de Boer. Rotterdam,
1923. –

Ter gelegenheid van haar vijftigjarig bestaan, onlangs ge.
vierd, heeft de Holland-Amerika Lijn een gedenkboek uit-gegeven, waarin haar geschiedenis wordt beschreven door
Dr. M. G. cle Boer, den schrijver van de ,,Geschiedenis der
Amsterdamsche Stoomvaart”.
Op vlotte wijze beschrijft de samensteller de ontwikkeling
der maatschappij met haar op- en neergangen, verschijnsel,
dat, naar de Directie in haar voorwoord releveert, in het
algemeen aan het scheepvaartbedrijf, doch wel speciaal aan
de Amerikaansche vaart, gelijk nader toegelicht wordt,
eigen is.
I’let werk, dat typografisch keurig is verzorgd, is met tal
van aardige illustraties versierd, terwijl enkele grafische
voorstellingen een aanschouwelijk beeld geven van den groei
der onderneming. –

Schetsontwerp voor een hogoven-, staal- en waiswerk
op Celebes
(met
9
teekeningen), door den inge-
nieur bij den dienst van den mijnbouw, Alex L.
ter Braake, m.i.; Dienst van den
Mijnbouw
in
Nederlaudsch-Oost-Iudië, Verslagen en Mededee-

lingen betreffende Indische Delfstoffen en hare
Toepassingen, No.
15.;
Landsdrukkerj, Welte-
vreden,
1923.

Statistiek der” Bevolking van Anssterdan-s tot
1921;
Mededeelingen van het Bureau van Statistiek der
Gemeente Amsterdam, No.
67;
Amsterdam,
1923,
Johannes Müller.

De Melkvoorz’iening van Amsterdam,
Uiteenzettingen
van de Vereeniging voor Zuivelindustrie en Melk-
hygiëne naar aanleiding van het Rapport van de
Commissie van Onderzoek inzake het instellen
van een Gemeentelijk Melkbedrjf te Amsterdam;

9
Mei
1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

423

Vereeniging

voor

Ziiivelindustiie

en

l:ellhy-
MAANDCIJFERS.
giëne, den Haag.

Ezchangc 1?ates of

the

World.
door

IDmil Dieset:i,
EMISSIES IN APRIL 1923.

January ist 1914–December 3.st 1921, Alexandiia,
Prov. en Geiiieenteljjke Leeningen
.
f

4.131.750,-

Amsterdam, Atheris, Bangkok, Batavia, Belgrade,
zijnde:

.
Noord-Brabant
f 4.200.000,— 5X o,’
&
,
Berlin (Hamburg), Bombay, Brussels (Antwerp),

obi.

A 9881
8
O/.
Budapest,

Buenos-Aires,

Bucharest,

Calcutta,
Cape Town, Christiauia, Constantinople, Copen-
Bank- en Credietinstellingen ……

980.000,-

hagen,

He]singfors,

Hongkong,

Lima,

Lishon,
zijnde:
Maatschappij voor temeente Crediet
:Londoi,

Madras,

Madrid,

Manila,

Melb6urne,
,

f 1.000.000,— 54
0
/0
obi. á
98
010
.
iMexico, Montevideo, Montreal, New York, Paris,
Hypotheekbanken …………….892.500,-
,,
Petrograd, Pragne, Reval, Reykjavik, Riga, Rio
zijnde
:
.
de Janeiro, Rome, Shanghai, Singapore, Sofia,
Overijselsche I-Iyp.bank
f 450.000,-
Stockholm, Valparaiso, Vienna,
Warsaw,
Zurich.
aand.
A
115 °Io; f 300.000,—
aand.
Yokohoma,
Tolu9ne Ii,
Daily: Alexandria, Athens,
á
125

Bangkok, Batavia, Belgrade, Brussels, Bucharest,
Industrieele ondernemingen ……975.000,-
,,
Budapest,

Hongkong,

Madrid,

Montreal,

New
zijnde:
York, Pragne, Shanghai, Singapore, Sofia, Vien-
Nederl..Indische

Gas-Maatschappij
na, Warsaw; A/S Ökonomisk Literatur, Klingen- f 1.000.000,_ 5y,
0/

obi.
1. 97X o/.

berggaten 9,

Christiania, Norway;

erkrijgbaar
bij N.V. H. A. Kramers en Zoon’s Boekhandel,
Totaal….
f

6.979.250,—

Rotterdam, Prijs
f
6,—
.

.
Totaal dei emissies in Januari ……
f

86.663,725,-
De Theoretische Grondslag der Progressieve Winst-
Februari ..,,

5.757.500,-
belasting.
door J. van Gelderen; Publicatie No. 1
Maart

,,

4.765.840,-
van de. vereeniging ,,De Taak”; Décember 1922,
April

6.979.250.-
,,
0. Kolff
&
Co., Batavia—Weltevreden.


.

Algemeen Totaal.
.
f

104.166.315,-

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.
Bovendien:

J o u r n al d e s E c o n o m
i
s

e s.

Parijs, 15
f
50.500.000,— 3m.
Schatkistpromessen
a f

990,31
15.610.000,— 6/ni.

,,

980,75
Februari 1923.
16.950.000,— 4

0
/0
Schatkistbiljetten

1000,-
Yves-Guyot,
Les inquiétudes de Pangloss;
Y.-G.,
Le
,,

7.806.000,_ 4

oh

1000,_
rapport

du

gouverneur

de la

Banque de France;
S. Aberda,n,
L’effondrement financier de l’Autriche;
t.
R. Go//heb,
La situation internationale des impôts;
POSTCHEQUE EN GIRODIENST.
_________________

J. B. Le gros,
Chrouique de l’inflation;
G. de Nouvion,
Le

Chili;

B. L.

L. E.,
La Ligue du libre-échange
November
1922
11

November
1921

(février 1923).
Aantal

Bedrag
Aantal

Bedrag

S o c
i
a 1 e V o o r
z
o r g.

Amsterdam, Februari!
Aantal rekenin.
Maart 1923.
J. R. Snoeck Henkernans,
Lely-Talma-Groeneveld;
Stortingen

127.170.721

277.465

94.197.634
.
Mr. M. J. A. Mol/ver,
Bedrijfsorganisatie. 1; De stem
Overschrijvingen:

796.079
der werkgevers;
Dr. E. B. F. F. Baron Wittert van
0.
bijgeschreven

365.829.938

177.657 259.814.980
.1-loo gland,

Waarschuwend

woord

tegen

gevaarlijke

gen op u
0
…….84.256

49.330

b. afgeschreven

366.090.135

194.074 260.563.679
plannen ten aanzien van de Sociale verzekering;
c. c’.
Afschrjviugea

584.795

A. Last,
Arbeidsinspectie;
Jac. Bakker,
De
jn0jflg

.wegens cheques.

82.602.335

1.14.159 122.444.971

van cle Arbeidswet 1919 voor de volwassen kantoorbe-
Totaaltegoedreke.

dienden;
Dr. J. D. Hef/ing,
Iets over ziekteverzeke-
uinghoudersopu°.

279.207.643

124.364.691

ring.

.
De

Socialistische

Gids.

Amsterdam,
RLIKSPOSTSPAARBANK.

MAART 1921
1922
1923
Maart 1923.

bevat o.a.:

Cl. Nöpel,
De bedrijfsradenvet

en

bedrij fsraden-
f

10.183.635
f

9.360.691
f

9.305.583

beweging in Duitschiand;
J. v. d. Wijk,
Het bevol-
Terugbetalingen …
Tegoed der inleggers
10.949.428,,
1 1.Ô12.015,,
10.532.798

kingsvraagstuk, III;
Prof. Mr. W. A. Bonger,
Ver-
op ultimo ……….
277.240.924,,
85.038.611
,,297.673.796
mogen en inkomen in Nederland gedurende den oor-
Nom. bedr. der uitst.
logstijd (1913-1920) II.

Inlagen …………

staatsschuldboekjes

B a zo k-A r c h i v. – Berlijn, 15 Febrüari 1923.
,,

43.312.950,,
45.068.950,,
44.956.900

Dr. E. W. Schmidt,
Die Reichsbank und ihre Gold-
Spaarbankboekjes:

milliarde;
Dr. J. Keszler,
Die Verteuerung des Bank-

op ultimo

………

Aantal nieuw
uit
gegeven
verkehrs;
Dr. Bau,
Zur Frage der Haftung der Ban-
Aantal

geheel

af-
10.120
10.138
9.113

ken gemiisz
§
18 Abs. 7 des Erbschaftssteuergesetzes

1

betaald
10.862 15.266
9.192
bei Gemeinschaftskonten;
Dr. W. Koeppel,
Stempel-

Aantal in

omloop
rechtliche Fragen;
Dr. Holzapfel,
Noch einmal: Gold-

op ultimo
1.914.537 1.923.392
1.939.820
hypotheken-Probleme.

Journal of the Institute of Bankers.
GIRO- OMZET BIJ
DE NEDERLANDS
CHE BANK.

Londen, Maart 1923.
Maart
1923
Maart
1922
bevat o.a.:

..
E. R. Long,
The future position of women clerks
Posten
1

Bedrag
Posten
1
Bedrag
in banks;
P. H. Carter,
How to read a balance sheet;
D. D. Fraser,
Faculty of commerce at the University
Voor reke. ninghouders
53.880
fi.665.106.000
52.369
f2.lOS.616.000
of Manchester;
A. W. Kiddy,
International debts and
international trade.
vaarvan door

j de

11.-bank
0 n ze E e uw.

Haarlem, Maart 1923.
plaatselijk.
31.715
,,1.324.782.000
28.656

,,
1.774.881.000
bevat o.a.:
Ter voldoe-
Jhr. Mr. H. Sonissaert,
De bindende bedrijfsrege-,
nig van
Ing en het verbruikersbelang.
Rijksbelast.
2.664
,,

5.479.000
2.061

,,
8.724.000

424

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

HANDELSBEWEGING OVER DE MAAND MAART 1923

(
volgens de groepen der naamlijst van goederen, opgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.)

Invoer Uitvoer
Saldo invoer
Saldo Uitvoer
Groepen
Gewicht
Waarde
1h
G
e_
w
iht
Waarde
Gewicht

Waarde

11

Gewicht
i

Waarde

K.G•.
Gulden
K.G.
,
Gulden
K.G.
Gulden
liG.
Gu1den
T Dieren en dierlijke
8806.724
44.853.570
25.079.600


29.428.323
16.272.876
II Plantaard.

voort-
producten ……….15.425.247

brengselen …….
240.264.595
44.830.481
115.325.622 11.613.535
124.938.973
33.216.946


Illa Mineralen,metalen

en niet in andere
groepen

opgeno-
men fabrik. daarv.

765.781.405
25.436.086
418530.778
1

10.903.698′
347.250.627•
14.532.383


I1Ib Gouden en zilveren
munt en muntmat
1,10255
5.618.109
13.765
606.941 96.490
5.011.168


IV Meel en nieelf abri-
20.096.895
3.380.993
17.953.918
2.810.421
2.142.977
570.572


V Chemische prôduc.
katen

…………..

ten,

geneesmidde-
len, verfwaren en

kleurstoffen
28.397.363
4.086.420
9.255.637 3.796.973
19.141.726 289.447


VI Olie,hars,was,pek,
teer en distillatie-
productenvanteer;
fabrikatenvandeze

stoffen, n.a.g
57.785.093
8.103.640
31.023.351
2

10.492.956
2

26.761.742


2.389.316
VII Hout en fabrikaten
van hout en derge-
lijke stoffen; meu-
helen va.s… …..
51.763.070 5.061.920
2.894.401
547.265
48.868.669
4.514.655
– –
VIII Huiden, vellen, Ie-
der, lederwerk en
schoenwerk

..

2.160.612 4.402.830
2.108.255
3.319.896
52.357 1.082.934
– –
IX Garens,

touw en

touwwerk,weefsels
en stoffen, kleede-
ren en modewaren
8.340.688
25.809.905
4.930.497
13.676.7671
3.410:191
12.133.1.38


X Aardewerk, porse-
lein,

pottenbak-
kerswerk,

gebak.

ken steen en andere

25.256.886
1.224.943
19.046.541
854.889
6.210.345
370.05′


XI Glas
…………
3.254.574
793.356
1.624.477
462.316
1.630.097
331.040
– –
kunststeen ………

6.860.872 2.611.343
22.740.182 3.580.559


15.879.310 969.216
XII Papier ………….
XIII Voedings-

en ge-


notmiddelen,

niet
genoemd in de groe-
pen 1, II, IV en VI
36.543.830
14:793980
31.436530
12.311.965
5.1.07.294
2.482.015
– –
XIV Rijtuigen, voertui- gen, vaartuigen en
luchtvaartuigen -.
13485.026
3958008
638.657
602.693

12.846.369
3:355.315
-.

XV Andere

goederen
dan gebracht onder
de groepen

1 tot
en met XIV …..
,

13.234261
12.148.722
9.203.729
6.923.81
4.030.532 5.224.908
– –

1.288.760.672
TT.067.460
731;579T16
107.584.288
557.180.756
63.483.172


Totaal ………

Handelsbew. zond. goud.

-‘
en zilv. muntenmunt.
mat. (opgen. in gr.IIIb
1.288.650.411.7
165.449.351
731.566.15]
106.977.347
557.084.26,6
.58.472.0.04

OVERZICHT
van
de waarde
van den In-
en Uitvoer
voor elke
maand van
het loopende
jaat

en de
drie daaraan
voorafgaande
jaren,’met
uitzondering
van
Munt enMuntmateriaal,
in,guldens.

Invoer Uitvoer
Maanden

1920

1921

.1922

‘1923
1920

1921

1922

)

1923.

1);2)
1)

2)
1) 2)
– .
1)

2)
Januari

……
256.207.615
214.136.278
152.495.668 173.045.849
135932785
115.835.310

86.106.447 91.487.819
Februari ……
233.591.043
170.369.270
152.353.594
162.189.535 113.309.645
120950.498
84.204248
94.601.855
187.916.138
213.830.220
180.328.763
165.449.351 68.210-466
-1.07204M62
112.879.875
.
1.06.977.347

Tot.

Jan….Mrt
677.714.76
598.335.768
485J78.0
500.684.735
317.452.896
343.996.470
283.190.570
293.067.021

April ………
203.592.812
195.772.702 167.451.702

99.448.337
108.819.697
92.729.841


298.514.162
168.114.951
194.080.257

170.393.137
93.818.710
108.423.679

Juni

………
345.402.373
188.559.719 150.899.735

179.478.445
120.815.908
100.680.880

Juli

……….
314.861.366
170.674.007
163.863.700

177.114.1.62
105.420.129 104.572.575

Maart ……….

Augustus …..
267.956.122

..

186.640.179 178.807.927


130.018.883
142.544083
99.442.892

Mei

…………

September
317.368.670

..

..

197.271.439 164.616.506

165.965.569
1.35.749.765
115.612.131

October …….
337.338.332
179.043.171
186.643.442
,.


148.140.438 114.694.641
112.003-008

November …..
270.811.334

..

1.75.806.364
172.295.111

156.557.011
106.623.879
104.350.396

December …..
302.154.125
..
..

180.000.903 163.762.355 156.922.833
97.115.318
100.225.239

11.221.231.211


Totaal ….

3.335.714.092 2.240.219.103 2.027.598.760

1.701:491.711 1.369.5(8.600

..

‘1) Hieronder zijn niet begrepen de bunkerkolen voor Ned. schepen.

2) Flieronder is niet begrepen de bunkerolie voor Ned. schepen.

S

9 Mei 1923

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

425

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

C’E-LDKOERSEN

BANK-DISCONTO’S!

Ned gDisc. Wissels.
4 18Juli ’22 Zwits.Nat.
Bk. 3
17Aug.’22
Bel.Binn.Eff.4
18Juli
’22 Belg. Nat. Bk. 51
22Jan. ’23
Vrsch.inR.C. 5
18Juli ’22
Bankv. Spanje 5
23Mrt. ’23
Bk. van Engeland 3
13Juli
’22 Bank v. Itiië5f 11Juli
’22
])uitsche Rijksbk. 18
23Apr.
’28 F.Res.13k.N:Y.4f
23Feb.
’23
13k. van Frankrijk 5i
11 Mrt. ’22
Javasche Bank 3f
1Aug.’09
Nat. 113k. v. Oostenr. 9′
1 Jan. ’23
Hong. ]3ank. . 12
25Apr.’23
Nat. Bk. v. Denem. 6
1Mei ’28
Bk.vanTsjecho-
ZweedschRijksbk. 41
1Juli ’22
-slowakijë .. 5 15Jan.
’23
13k. van Noorwegen 0
1Mei ’23

OPEN MARKT.

Dato
1

Amsterdam
Londen
Part.
disconto

1

Berlijn
Part. Parijs Part.
N. York
1

Cali.
Part. Prolon.
disconto gatie
disconto
dise.
monet,

5 Mei

’23
3(
33,
– – –
5_51
1)

30A._5M’23
35_
3
.
i-4

-.

4_0%
13-28 A.
1
23
3y
4

3_4
171_2


4
.5_
6
X
16_21

,,
1
23
3%_%
3%
1+*_2118
– –
4-514
1-6 Mei’22
431%
4_5
2%_
8
18
– –
3-5
2.7 Mei ’21
4% _%
4-4%
5
8
18


6_7

20_24J1i’14
2%_%
211_44
2%
154 _2%
1)
Noteering van
4Mei’

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

IDe sterniniug
01)
(le wisselmarkt was deze week zeer flauw.
Niet alleen dat Marken.en Francs aangeboden waren, maar
ook Ponden en Dollars liepen terug. Geopend- op en. 11,86
werd Londen Vrijdag een oogetiblik voor 11,81
1
/
2
afgedaan.
Dollars daalden tot 2,55 als laagste punt. Parijs en België
verloren ongeveer liet geheele avance van de vorige week, liepen zelfs een oogenblik tot 16,77%, resp. 14,47% terug.
Daarna trad een klein herstel in; zij waren heden op.
nieuw flauwer. Marken volgden ongeveer dezelfde lijn, al-
hen was cle daling voor dezen wissel aanmerkelijk grooter
en trad hernieuwde daling reeds Zaterdag in. Skandinavië
was opnieuw zeer flauw voor Christiania, niaar ook voor de
beide andere hoofdplaatsen .terugloopencl. Zwitserland ver-
loor ongeveer 34 pCt. Ook Spanje liep iets

terug. Buenos
Aires niet veel veranderd; maal- Indië eveneens flauwer,
heden 97% tiangebodei.
S Mei 1923.

KOERSEN IN NFIDERLAD.

Data
Londen
S)
Parijs

Berlijn
t
)
Weenen

)
Brussd
)
New
York’)

30 April 1923..
11.85*

17.35
0.0080
0.0036
14.88 •
2.56
1 Mei

1923..
11.851.
17.271
0.0082
0.0036
14.901
2.55f
2

,,

1923..
11.85*

17.05
0.00761

0.0036 14.831
2.55k
3

,,

1923..
1 l.84
1687f
00067f
0.0036
14.64
2.55%
4

,,

1923..
11
.
82
f
17.12f
0.00691
0.0036
14.79
2.55%
5

,,

1923..
11.821

17.10

000741
0.0036


Laagste d.w.
1)

1 1.81
16.92f
0.00621

0.0035
14.471
2.55
ELoogste
,,

,,

1)
11.864
17.35
0.00861
0.0037
14.971_
2:56%
18April1923. –
11.86
17.40
0.0086 0.0036
14981
2

2.56*
2

11

,,

1933..
11 88f
16.97
0.0098
0.0036
14.71e
2.55h iiuntpaiiteit. –
12.10*
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48%’

) Noteering te Amsterdam. “) Noteering te Rotterdam
‘) Particuliere opgave.
2)
Noteering van
27
April.
8)
Idem
van
20
April.

Da a
Stock. 1
helm°)
Kopen. I
hagen
9
)
1

Chris.
ttania°)
Zwitser.
l
an
dt)
Spanje
1

1)
Bataota 91
telegrafisch

30 April 1923
68.50 47.85
44.40
46.35
39.071
98% _98
1 brei

1923
68.30 47.85
43.80
46
.
27
1
39.07f
97%- 98
2

1923
68.20
48.15
43.70
46.15 39.05
9734 -98
1923
68.20
4810′
43.80 46.10
38.90
4

1923
68.20
47.95
43.65
46.071
38.90
9714-97*
5

1923
68.10 47.80 43.50
46.15 38.90
9734 _971
L’ste d. w.
1)

68.-
47.45
43.40
46.-
38.90
9 7Y
4

H’ste

,,

,,

1)
68.55
48.30 44.70 46.50
39.15
98%
28 April 1923
68.55
48:-
44.50
46.50
39.071
98_9834
21

,,

1923
68.35′
48.30 45.80 46.371
39.15
9898%
Muntpariteit.
66.67
66.67
66.67-‘
48.-
48.-
100

) Noteering
Le Amsterdam.
8)
Particuliere
opgave.

KOERSEN TE ‘NEW YORK.

D t
a a
CahliLond.j
(In ,f’ per.f)
ZichiParijs
(In ets. p.frs.)
Zicht Brl9n
(in ci. p. Mrk.) ZichtAmste,d
(in ets. p. gid.)

5 Mei’

1923
4.62.50
6.66
0.0029
39.12
Laagste d. week
4.62.50
6.61
0.0027%
39.06
Hoogste ,

,,
4.64.-
6.75
0.0034
39.18
28 April

1923
4.63.50
6.77 0.0033%
39.07
21

,,

1923
4.65.50
6.65
0.0037%
39.12
Muntpariteit . –
4.86.67
19.30
23.81%
40i1

KOERSEN VANDE VOLGENDEPLAATSEN OP LONDEN

Pl,atscn en

Notmerings- 21
‘April 28Ap,il 30 April5 Mei23
1
5Mei
Landen

eenheden

1923

1923
1
Laagste
1
Hoogste

1923

Alexandrië . .
Piast. p. £
97151,
97151
97151,
97151 97851
°Illangkok…
Sh.p.tical
1110
1110 1110 1110
1110
B. Aires’) . .
d. p. $
42291
33

4271
8

42i31
43
427
Calcutta .

. .
8h. p. rup.
11431,6
]/47/35
1
1
43
1
32

114%
114
1
1
8

Constantin. –
Piast. p. £
725 765
720 750 760
Hongkong . .
id. p. $
214
1
1
31

21491
33

21371
8

214t51,
0

214
15
;
32

Lissabon’) . .
d. per Mil.
29132

25
11g

2
8
1
16

2
51
29
1
32

Madrid …..
Peset. p. £
30.341
30.321
30.30
30.45
30.361
d. per $
25
25 24
26


25
Montevideo 1)
.

id.
42% 42%
43
4234
Montreal


$ per £
4.74%
4.72%
4.71
4.73%
4.71%
Praag ……
Kr.p.
156%
156
155
157
156

Mexico

…….

R.d.Janeiro 1)
d. per bijl.,

..

‘/32
5% 5%
5191
3

5I71
2

.ires p. £
94
94′
94
95
1
94%
Shanghai – . .

..

Sh. p. tael
312
31291,
0
312
3/3%
313

Rome ………

Singapore…
id. p. $
2143,
214
3
1
19

2141
214
7
1
33

21431
Valparaisol).
peso p. £
37.40
37.10
36.10 37.00 36.10
Yokohama ..
Sh.p. yen
211
1
1
8

‘21131
8

21111
8

21191
211171
33

Koersen der’voorafgaande dagen.

) Telegrafisch ‘transfert.
2)
90 dg.

NOTEERING. VAN ZILVER.
te Ln,iden

N. York
te
Londen
N.Y,rk 5 Mei

1923..

32
1
51
16

67%
,
6 bles
1922..
35 69
28April 1923..

32151
67s,
7 Mei
1921..
35%
62%
21

,,

1923..

3281
66%

20Juli
1914..
24151
54119

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 7 Mei 1923. Activa.’
Binneni. Wis-j ll.-bk.
f
89.894.999,93
sels, Prom.,B.-bk.

,, 33.624.515,55
enz:in disc. 1 Ag.sch: ,, 59.541.91 9,64

f 183.061.435,12
Papier o.h. Buïtenl. in disconto ……..

Idem eigen portef..
f
83.706.455,-
Af :Verkochtmaar’voor
debk.nonietafge1.

83.706.455,-
Beleeningen L-bk. f 35.024.575,88
mcl: vrsch. 13.-bk. ,, 7.240.511,69
in rek.-crt. g.sch. 99.964.724 37
op onderp.
fl42.22fi.8ll ,94

Op Effecten …….

fl3l.557.SlI,94
Op Goederen en Spec. ,, 10672.300,-
,,

142.229.811,94
Voorschotten a. Is. Rijk …………….
..11.936.517,-
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.390,-
Muntmat., Goud ..,,525.550.137,91

f
581
.
789
.
527,91
.


Munt, Zilver,
enz..

,,

7.831.711,14
Muntmat., Zilver

Effecten
589.621.239.05

Bel.v.h.Res.fonds –
f

5.650.646,93
id.van 11
5
v. h. kapit.,,

3.966.813,50
9.61 7.460,43
Geb.enMeub.derBank

T.
4.522.000,-
Diverse

rekeningen

……………….
,,

25.983.605,77

fl.05Q.678.524,3l
Passiva

Kapitaal

….

……………………
f

20.000.000,-
Reservefonds

……………………..
5.660.599,75
Bijzondere

reserve ……………….
..

1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop …………..
,,

976.722.350,-
Bankassignatiën in omloop ………..
………134,58
Rek.-Cour.j Het Rijk
f


saldo’s:

‘l Anderen,, 25.494.385,38
,,

25.494.385,38
Diverse

rekeningen ………………
..

19.749.473,27

fl.OSO.
61
S.
52

1,3
l
Beschikbaar metaalsaldo ………….
f

388.207.077,77
Op
de
basis
van
2
1,
metaaldekking..
..
,,

187.588.503,78
Minder bedrag aan.bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is.
,,1.94 1.035.385,-

426

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

NED. BANK
7
Mei 1923
(vervolg).
Voorna&mste
posten in duizenden guldens.

Data
Goud
Zilver
Bank
biljettn
Andere
Opei3Chbare
schulden
581.790
7.832
976.722
26.871
8.099
988.881
33.944 581.790
8.281
939.612
36.750

7

Mei

1923 ……..

581.790
8.075
953.783
41.141

30

Apr. 1923 …….581.790
23

,,

1923 …….

9

,,

1923 …….
581.790
6.353
958.075
42.070
16

1923 …….

605.889
5.521
1.040.788
34.892
8

Mei

1922 …….
605.948
13.402
1.082.722
58.949
9

Mei

1921 …….

25

Juli

1914 ……
162.114
8.228
310.437
6.198
1

Hiervan
1
1

Beschk.
1

Dek.
Data
1

b°”
Schatkist-
1

Belee.
1

baar
1

kings-
1

promessen
ningen
1

Metaal-
1
percen-
disconto’s
rechtstreeks
1

saldo
1

lage

7

Mei

1.923 183.061
37.000.
159.622 388.207
59
30 Apr. 1923
84.933
34.000
159.622
384.627
58
23

1923
170.504
22.000
124.154
394.102
60

16

1923 163.605
22.000
134.153
390.184
59
9

1923
154.043
17.000
137.413
387.218
59

8 Apr. 1922
239.952
39.000
132.073
395.599
60
9 Apr. 1921
272.644
114.000
208.657
390.278
54

25 Juli

1914
67.947
14.300
61.686
43.5211)
54
1)
Op de basle ‘van
2
1
5
metaaldekking.

Uit de ‘bekendmaking van
den
M
i
n is t e r
v a n F
i
n a
ci ë n

blijkt, ‘dat uitsto’nden op:

1
30Apr. 1923

t
7 Mei 1923.
Aan schatkistpromessen
f
351.65O.000,-

f
354.4lO.000,-

waarv. direct bij Ned. Bk
,, 34.000.000,- 37.000.000,_
t

Aan shatkistbiljetten
224.613.000

1

2 16.633.000,-
ns
Aanzilverbo

……….
28.597.686,-
27.905.794,50′

Onder de vlot.tende schuld is begrepen:
Toorsch. aan
de Koloniën
,,282.922.000,-
.
1
281.039.000,-
VoorschotaanGemeeuten’
28 Febr. 1923
31 Mrl. 1923
voor door Rijkvoor hen
97.311.255,60
97.537.646,93
te heffen Ink. belasting)
30 Apr. 1923

7 Mei 1923
Tegoedv. d. Postc.
&
G. dst

‘,,l
13.365.940,23I

,,1 13.GS3.96l,OSr
1)
Waarvan
f
32.806.100 vervallen op of na 1 April
1927.

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken
zijn
telegraiLsch ontvangen.

Data
Goud
1
Zilver
B
&
an

,jeen
.
Andere
opeischb.
•_,,,_..

Beschi&b.’
metaal-
,,,.

28Apr.1923

223.000

262.000 109.500 148.700
21

1923

222.250

263.500 110.000 147.550
14 ,, 1923

222.250

266.500 105.500 147.850

31Mrt. 1923 ‘11.014

60.6
6
6 261.357 100.766 148.182
24

1923 160.972

60.299 261.069 101.669 149.481
17

1923 159.046

59.948 264.411 100.865 146.615

29Apr. 1922 141.273

44.463 262.192

97.919 114.284
30Apr. 1921 225.012

13.565

313.568 155.635 145.019

25 Juli1914

22.057
1
31.907
1
110.172

12.634

4.842
2

Data
Dis-
conto’s
Wissels,
1

hutten
N.-Ind.
betaalbaarj

1
t Belee-
1
nzngen

Voor.
schotten
aan het
Gouv.nem.
Diverse
reke-
ningen
1)

1

Dek.
kings-
perCen-
lage

28Apr. 1923
161.430 24.200
*** 60
21

1923
156.510 16.000
*e
00
14

1923
149.290 10.900
60

31Mrt.1923 367I
31.727T60T13
8.775 38.858
60
24

1923
36.3971

32.910J
61.287
8.341
29.11Q,
6i,
17

1923 36.3461
34.0371
63.073
8.527
30.984
60

29Apr. 1922 35.3101
i9.2551
87.205

51.303
.52
30Apr. 1921 37.457
.22.6871
.

92.712
60.703
33.478
51
25 Juli1914

7.259
6.3951

47.934
6.446
2.228
44

‘)
Slultpost activa.
1)
Basis
2
15
metaaldekking.

CURAÇAOSCHE
BANK.
Voornaamste oosten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu. Dis-
sotten
Diverse
reke.
Diverse
reke-
tie
conto’s
an de
kolonie
ningen
1)

ningen
2)

1 Maart

1923
663
1.215
128
286 667
134
1 Februari

19231
675
1.213
73
337
802
360
1 Januari

19231
666 1.178
74
329
879
377′
1 December 1.9221
678
1.326
77
322
870
327
1 Maart

19221
759
11.127
79
1

272 552
142
-, QIUII4JWÖI. UCI’ IJaes.vu.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK’VAN ENGELAND.
Voor’naa.mste posten, onder bijvoegin.g der Currency
Notes,

in duizenden pond sterling.

Data


Metaal
Circulatie
Currency Notes.

Bedrag
Goudd. Gov. Sec.

2 Mei

1923
127.521
124.192
***

25 April1923
127.519 122.779
283.970
27.000
239.463
18

,,

1923
127.521
122.380
285.565 27.000 241.335
11′

,,

1023
.127.517
122.911.
287.607
27.000 243.415
3 Mei

1922
128.874
122.091
301.328 28.500 261.627
22 Juli

1914
40.164 29.317
11
– – –

Data
Gov.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
1

Other
Depos.

Reserve
Dek.
kings-

2 Mei ’23
45.359
70.130
13.235 107.636
23.070
19,01
25 Apr. ’23
48.206
67.605
14.006 108.641
24.4901
19,96
18

,,

’23
51.299
67.406
14.103
111.815
24.8911
19,76
11

. ,,

’23 48.444
68.884
16.116 107.872 24
.
3
561
19,64
3Mei ’22
63.543
74.969.
14.356
131.604
25.2331
17,20
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
2
9.
2
971
5231
8

.1 vernouolng tus8cllen 1eserve en Deposits.
DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging Ider Darlebens-
kassenscheine, in millioenen Mark.

Data
Metaal
,Joarvan
Goud
Waarv.

b,.,
Bu,il.
circ.b n
r’.assen-
scheine
Circulatie
Dek-
king.,-
i
perC.

30
Apr.

23I14.51

7
920 217
1.464.270
6.545.984
23
23

,,

’23
14.014
920
165
1.363.365
6.096.053
23
15

,,

’23
11.698
1.005

184
1.239.227
5.837.965
21.
7

,,

’23
9.131 1.005
165
1.300.508
5.624.113
23
i)
April’22
.1.020,
1.001.
47
.

3.899
140.420
3
23 Juli

‘141
1.691
1

1.357

651
1.891
93


1
wi55 Is
Darlehens.

kassenscheine
Rek. Crt.
1
Totaal
1
Handels. 1 Schatkist-

1
Totaal

In kas bij de

wissels

papier
uitgegeven Rijk8 bank

9.211.016 2986.117
1
6.225.899 3854.275

***

***

8.577.858 2758.191 5.819.667 3671.859 1376.200 1.363.600 8.027.543 2586.548 5.440.995 3154.560 1252.100 1.239.200 7.221.422 2423.182 4.798.240 2687.804 1313.200 1.300.510

158.021

2.403

155.618

31.616

13.182

3.878
751
,

751


Onbelasl. Bovendien verpand op 23 April
1923 81,9 milI., 01)
30
April 1923
058 miii.
Dekking
der circulatie door metaal en
Kassenscheine.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in dui.zenden fra.ucs.

1
Waarvan
.

Te goed

.Buit.gew.
Data

Goud.

in het

Zilver

in het

voarsch.
Buitenland

Buitenland J old. Staat

3 Mej ’23 5.536.861 1.864.345 292.083

597.513 23.000.000
26Apr.’23 5.536.764 1.864.345 292.024 596.628 22.500.000
ID

’23 5.536.605 3,864.345 291.979

596.692 22.800.000

4Mei ’22 5.527.103 1.948.367 282.872

629.697 J22.800.000

23 Juli’14 4.104.390

039.620

– 1

b
Wissels
Uitge.
stelde
Wissels
Belee-
n,ngrn
1

.
Bankbil-
jeiten
Rek.
Cl.

Parti.
culleren

Rek.
Cr1.
Staat

a
3.234.785
‘21.682

2.11.9.1.4436.902.486
2
.
2
85.7781
18.1,10
2.638.454
22.102

2.142.555 36.547.982 2.088.909
27.177
2.532.350
22.446

2.127.836 36.823.777 2.000.164
19.506
2.954.531
40.3119

2.254.176

36.178.276 2.433.951
115.940.

1
1
.541.980
.

.

769.4001

5
.
911
.
91
01

942.570 400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste
Bosten
in duizenden franes.
Metaal
1
Beleen. Beleen.
1

Binn.
1
Rek.
Data
mcl.
buitenl.
1

van
t
buitenl. van
prom. a’.
1

wissels
1

en
1

Circu-
latie
Crt.
saldi
1
vorder.
pravinc.
1

heleen.

1
Partic.

347.079184.653
480.0001
’23
3 Mei
914.142
6.846.950
86.157
26Apr.’23
347.648
84.6531480.000
830.609
6.869.523
109.338
19

,,

’23 347.342
84.6531480.000
818.638
6.858.492
138.947
4 1X1.ei’

221327.358
84.653j480.000
600.37216.319.846
214.622

– –

1-

Z’
7•

.-

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

427

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten
in
duizenden idollars.

Goud000rraad
t
F.R.

Data
Zilver

[

Notes in
____

Totaal
Dekking
i7ï
dc.
circu-

bedrag
F. R. Notes
buiten!.
1
_________
1.11,

18 Apr. ’23
3.082.622 2.096.360

95.920 2.20.251.
Ii

’23 3.085.759 2.103.719

98.680 2.231.041
4

’23
3.069.495 2.066.795

103.522 2.240.951

119 Apr. ’22
2.298.071
1.481.410

194.733 2.856.700

1
Goud-
1 Am
lge.
Data
iV’tuel,
Totaal
1

Gestort

1
Dek-
1

Dek-
Dcpo3itd,
Kapitaal

1
kings
bingo-
__________

pete.
5)

18 Apr. ’23
920.909
1.991.001 108.649
1

73,2 75,5
11

’23
897.039
1
1.942.131 108.683
73,9 76,3
4

’23
955 1.09
1
1.988.606
108.647
72,5
75,0

19 Apr. ’22
6401 10
1.852.860
104.221
74,1
77,3
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden:
F. R.
Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voonnaamste posten in duizenden idollare.

Totaal
Reserve

Waarvan
ania

uitgezette

olaat
Data

hij de

.

time

banken gelden en F. R. bonk, deposito,

depo,tts
beleggingen

Ii
Apr.
23

777 11.825.036 1.387.452 1.5.538.839 3.951.362
4 ,, ’23

777 11.879.619 1.406.993 15.538.636 3.989.247
28Mrt. ’23

777 16.497.611 1.394.778 1.5.367.802 3.948.420

12Apr.
‘221
802 108567251 1.311.739 13.850.471 3.142.975

Aan het eind van ieder kiwairtaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 7 Mei 1923.

.1 let Duitsche aanbod in zake cle betaling der schadeloos-
stelling heeft tot nu toe geen goede pers gehad, doch cle uit.
werking op de internationale beurzen is uiterst gering ge-
weest. Bijna niemand buiten de Duitsche grenzen heeft dan
ook gedacht, dat het verloop anciers zou zijn; over het
algemeen heeft men de nieuwe Duitsehe nota tevoren reeds
gedoodverfd als een poging om weder in contact te komen met de Geallieerden. Behalve – in Duitschlnud zelve. Daar
te lande begint men den druk der Ruhrbezetting zdö aan
den lijve te ondervinden in verschillende vormen – duur
geld, daling valt liet eigen betaalmiddel, duurder worden
vnu den import en belemmeiing valt den export – dat men
in vele kringen liet aanbod der regeering beschouwde, zonals
cle traditioneele stroolialm door. cleit direnkeling wordt be-
groet. Toen echter bleek, dat de hoop, voorloopig ten minste,
jclel zon blijken, heeft deze teleurstelling zich oiiniiddcllijk
omgezet in een hernieuwde daling van den Markenkoers en
ccii geweldige stijging van do aandeelenmarkt. Meer nog
liet laatste clan liet derste; iii verhouding zijn de fondsen-
koersen veel sterker gestegen dan de prijzen der buitenland-
sche deviezen. Duur geld noch pessunistische beschouwingen
omtrent de naaste toekomst der :Dtutsclie industrie hebben
kii liiie
Ii
verli nderen, cia t aan ile beurs te Berlijn zich een strooiii van koop-orders moncentreerde. Wel echter is liet
01
vallend, dat deze keer cle hausse niet is uitgegaan van
orders uit het publiek of uit liet buiteulaud, doch dat cle
beroeps-speculatie zich liet eerst heeft vergewist van
sclinarschte aan materiaal en vad.i de algemeen heerschende
stemming. De aankoopen van deze zijde hebben natuurlijk
andere kringen gestimuleerd en zon heeft zich toch ccii
nieuwe liausse.teiidejis kunnen baanbrekeu. Dat de onder-
grond minder vast was, is overigens beivezen door de re-
actie, die tegen het slot der bericlitsperiocle heel t plaats ge-
vonden. De beroeps-speculatie heeft van den kooplust van
het pnbliek gebruik gemaakt om het goedkoop verworven
materiaal niet aanmerkelijke winst te verkoopen, doch
klaarblijkelijk was liet aanbod van deze zijde wat al te
scherp, zoodat sleclitstegen reageerende prijzen plaatsing
kon worden gevonden. Niettemin bleef het koerspeil toch nog
zeer aanmerkelijk boven dat van de vorige week; het be-
kende indexcijfer der Frkf. Ztg. toont uh. een stijging aan
van 8824 tot 10251. Sterker bewijs, dat cle jongste disconto-
S

vorhiooging absoluut geen uitwerking gehad heeft, is moei-
lijk te geven.
Te P a r ij s is de stemming over het algemeen niet gi
dl-
stig geweest, ondanks demh steun, dien de politiek van Poin-

card vrijwel in alle kringen der bevolking mag vinden.
Onlangs is dit w’eder tot uitdrukking gekomen in een uit-
spraak van de conseihs gdadraux, die vrijwel unaniem zich ten gunste van het tegenwoordig bewind hebben uitgespro.
ken. Doch de markt te Parijs wordt voor een groot deel
beheerscht door de schommelingen op de valuta-markt en
deze zijn in cle afgeloopon week zooclanig geweest, dat de
fonclseiimanlct geen aanleiding tot een hausse heeft kunnen
viiiden. Voor den algemeen-econonuisclien toestand van het
land mag dit verschijnsel alleszins verheugend worden ge-
imoemd
;
de vaste w’isselkoers is in dit geval niet een uit-
‘loeisl van speculatie of van een ingrijpen door de regee-
ring, doch is een weerspiegeling van den stellig verbeterden
toestand van den Franschen handel en van de Frausche in-
dustric. In veel geringer *iate dan enkele maanden geleden
wordt voorts de nadruk gelegd op de importen van steen-
kool en cokes uit het Ruhirgebied
;
sinds verschillencle hoog-
ovens w’eder aangeblazen konden worden is nien klaarbhij-
kelijk tot de conclusie gekomen, dat het hoofddoel der he-
zetting in een andere richting moet worden gevonden. i)e betere situatie in Frankrijk heeft zich ook afgespiegeld in de cijfers van den buitenlanilschen handel over het eerste
kivartaal 1923, welke, zoowel ten. aanzien van de waarde
als met betrekking tot liet gewicht, voorciitgang aantoonen in vergelijking met dezelfe periode van 1922. Toch konden
deze omstandigheden gedurende de afgeloopen week niet hun
vollen invloed doen gelden
;
de groote onzekerheid ten op-
zichte vaii de politiek der eerstkomende weken en, dienten-
gevolge, teui aanzien vuiÏl cle valuta-markt, weerhield het pit-
bhiek valt liet aangaan van groote enggemeiuten.

Merkwaardig is het, dat ook de beurs te L o n d e ii niet
opgewekt is geweest. Wel bleven ook thans eerste klasse
beleggingswaarden over de geheele linie gevraagd, doch waar
de eigenlijke handel zich in hoofdzaak beweegt om de meer
speculatieve afdeelingeu en deze eerder lusteinos van tooji
u’aren, met geringe omzetten, bleef liet gelieele aspect van de beurs een stil aanziea’behouden.
Dit is niet toe te schrijven aan intrinsieke factoru, daar deze voor Groot-Brittannië, althans voor zooverre zij de
beurs kunnen affecteeren, bij voortduring bevredigend blij-
ven. Vrijwel- alle takken van industrie, met uitzondering
van cle textiel-nijverheid, kunnen zich in groote bedrijvig-
heid verheugen; vooral de steenkool-mijnen zijn in het bezit
van zeer groote orders, zoodat thans zelfs dc mijnen niet
steenkool van slecht gehalte iii exploitatie zijn genomen.
Doch de houdling van de markt te New ‘York heeft een
waarschuwing gevormd tegen al te ver doorgevoerde Icoers-
oïiclrjvingen. Teieer, waar de stemming van petroleum-
waarden, die immer een grooten invloed uitoefenen op het
ganschie aspect van de Londensche beurs, in verband met de kortehings doorgevoerde prijsverlagingen voor Peunsylvania en Mid-Continent petroleum zeer lusteloos is geweest.
Van N e iv Y o r k is gedurende cle laatste dagen een on-
rustige stemming uitgegaan, die bij oppervlakkige beschou-
icing wellicht vreemd moge aandoen – gezien het feit, dak
de Vereenigde Staten zich nog steeds in een periode van
uiterste hoog-çonjunctuur bevinden – doch die voor meen
ingewijden toch niet onverwacht is gekomen. Ook hier ter
plaatse is reeds bij herhaling gewezen op de omstandigheid,
dat de bedrijvigheid in de Unie voor een zeer groot deel het
gévolg was van de verwaarloozing, die gedurende den oorlog
tal van ondernemingen noodgedrongen hadden moeten oii-
dergaan en die tliatis tot eiken prijs moest ivorchen goedge-
maakt. De prikkel tot een volledig herstel werd verscherpt
door de- geweldige goudh-importen (in liet eerste kwartaal
van 1923 is per saldo nog 37 millioen dollar aan geel metaai
ingevoerd)
;
al de spoorwegen openden door hun bestellingen
01)
nieuw rollend materiaal den weg tot i ndcistrieele acti-
viteit. En hoewel nien op dit oogemibhik nog geen einde ziet,
hoewel bv. de staal-fabrieken voor de eerstkomende maan-
dcii ruim van ordlers zijn voorzien en cle Steeltrust voor liet eerst sinds twee jaren liet dividend 01) de gewone andeeleii
inderdaad heeft verdiend, zijn serieuze kringen beangst voor een mogelijke plotselinge depressie, -indien i5p een gegeven
moment mocht blijken, dat liet binnenland geen afzetgebied
meer kan vormen, omdat het achterstallige is ingehaald en
dat het buitenlaud voor aîmietgebied nog niet iii aanmerking
kan komen in verband niet den nog hieerschenden chaos in
politiek en econoniischi opzicht. Maatregelen, die beraamd zijn
tegen den termijnliandel, als bijv. in suïlcei-, hebben op de
markt geen enlcelen invloed uitgeoefend; men is er zich aan
de overzijde van den Oceaan tegoed van bewust, dat derge-
lijke elementaii’o voorwaarden van den handel in liet al
g-
meen zich toch niet door ivettelijke maatregelen laten on-
derdrukken. De speculatie echter heeft wel rekening geliou-
den met de bovenvermelde overwegingen, zoodat de tendens
in Walstreet aan den flauwen kant is geweest.

T e n o n z e n t zijn de stemmingen van New ‘York en van

428

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

Londen dadelijk overgenomen. Ook hier is de beleggings-
markt in het geheel niet aangedaan; integendeel bestond
voor deze aldeelingen
OIIUW
Vrij groote vraag, welke te-
gen het slot der week iets afnam, doch niet zoodanig, dat
(le behaalde voorcieelige verschillen weer verloren gingen.
Vooral voor binnenlandsche staatsfondsen was cle animo
Vrij groot, in verband met de ruimere geld.markt en de ge-
ringer vraagnaar crediet voor industrieele doeleinden.

30 Apr. 4 Mei 7 itiei
Riizig of
daling.

6
o/
Nederland 1922 . . . . 10101
16
102% -102!1

±
)4
5

o

,,

1918 . . . . 92y
4

93

+ 10116

4)4
0/0

,,

1916 . . . .

9151

9171
8

9184

-1-
‘is
4

o/

,,

1916 : …

841

84T1

Sn

+
11/10

3%
0
/0

,,

..
.

74’1

74)4

75)4

+
181
8

3

0
/0

,,

. .

65o

66)4

66,18 +
)4
2)4
0
/0
Cert. N.W.
S. ……
55
‘/

55%.

55118 +
11
16

7

0
/0
Oost-Indië 1921

102”f 102I11 102%
+
1
116
6

01
0

,,

19194 . . .

9981

99

98’5/ – 81

5

0
/0

,,

1915 . . .

9511

95

95
h/o
4
0
/0
Oostenr. Kronenrente 1%

%

71

5
0
/0
Rusland 1906

4%

4%

4%

4

0/
Rusi. bij.11ope & Co

471,65,116

±
i811

4
ol
o
Japan 1899 ……..73

5

ol. Brazilië 1895 ……50

51)4

+ 1)4

S

ol. San Paulo 1921. . .

973„

9771
s

98’/

6 ol
o
Amsterdam 1920.. . 10151 101%

– 118
7 ol. Rotterdam 1920. … 103% 103′
5
1 103% +
De verminderde vraag naar erediet door de Neilerlandsche
ioijverheicl heeft in diiect verband gestaan met den toestand
in Duitschiand. Velen zijn bevreesd, dat cle daling van de
Mark de Duitsche industrie opnieuw een voorsprong zul
kunnen verschaffen en. zij nemen in verband hiermede een
afwachtende houding aan. Dit heeft zich ter beurze weer-
spiegeld in een reactie voor cle betrolcken aandeelen.
Voor de overige markte’n was niet het Oosten, doch liet
Westen aanleiding tot een minder geanimeerde houding.
En cle eerste_ plaats leden
pCtroleuno-aandeele?s
onder den

druk, die van New York en
van
Londen uitging; vooral het
hoofctfonds, aandeelen Koninklijke Petroleuni Mij., moest
aan groeten verlçoopdrang het hoofd bieden. –
Ook de
suikera.fdeeling was
niet opgewekt. De aanvrage
om een ,,injunction” tegen de New York Cel f ee and Sugar Exchange ende New York and Sugar Clearing Associatioro
heeft weliswaar ook hier niet de allergeringste verwarring
gesticht, doch de uiterst speculatieve positie, ivÊsarin 1e
Cuba-markt schijnt te zijn gekomen, heeft bona-fide koopers
uit cle markt gehouden, terwijl cle speculatie door het alge-
ineen aanzien vnn de beurs niet licht geneigd was, zich in
omvangrijke mate te interesseeren, bij welke afdeeling dan
ook. Dientengevolge bleef de tendens op de suikermarkt
bom.

30 Apr. 4 Mei 7Mei
Riizng of
daling.
Amsterdamsche Bank …. 129% 1.29% 128% —
Incasso Bank

…………
94
93%


)4

Koloniale Bank

……….
179%
173
7
1
175

4%
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
140%
138a1
138
_2%
Rotterd. Bankvereeniging
97

97

Amst. Superfosfaatfabriek.
45

40%

4%

Van Berkel’s Patent ……
47% 48%
50%
+
2%

Gouda Kaarsen

……….
100 97%
98%

1%
lloll.Draad.enKabelfabriek
74
70
,
1
8

72
—2
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand.
66)4
66% 66

)4
pr. aand.
77)4
75%
768/
s


1
‘is
Leerdain Glasfabrieken ….
46)4

46
— y
Philips’ Gloeilampenfabriek
263 263
262)4
—%
Vereenigde Blikfabrieken..
105
102%.
103%

1%
Vereen.Chemische Fabrieken
46%
43

3
CompnniaiIercantil Argent.
1531
15
15

Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
190)4
181%
182%

8%
Handelsver. Amsterdam ….
483%
473 477

6%
ilandeisverg. Reiss & Co…32%
30 30

2%
Int. Crediet- en llandclsverg.
Rotterdam

…………
188 185
182
—6
Linde Teves & Stokvis
. . . .
78)4
77′
76)4
—2
Tels
&
Co’s Handel-Mij
9%
9%
9
±-%
Redjang Lebong Mijnb.-Mij.
97
107%
106
+
Gecons. Roll. Petroleum-Iclij.
130
128’1 126%

3)4
Kon. Petroleum-Mij .

……
384 380
372%.

11%
Orion Petroleum-Mij…….
Afgest. Aand.
33% 33%
34
+ %
Amsterdam-Rubber-Mij
. . . .
165%
159)4
159%

6
Nederl.-Rubber-Mij.

……
78%
75%
75

3%
Oost-Java-Rubber-Mij.

. . . .
226
210% 215
—11 Deli-Batavia Tabak Mij.

..
324
317%
321%
—2%
Deli-Maatschappij

….. …
288%
284
284%

4%
‘Senembah-Maatschappij

..
320 316
‘311%
—8%

Ook
o

ubbcrwaarden
bleven min of meer verwaarloosd, ter-
wijl de
tabalcsrnar/ct
vrijwel niet reageerde op de gunstige
prijzen, ter jongste inschrijving behaald.
Alleen op de
scheepva.art

a.fdeeling
konden eenige gun-
stige uitzonderingen worden geregistreerd; over het alge-
meen trouwens was cle stemming bier wat vaster clan op de overige afdeelingen het geval is geweest. Met name bestond
weder belangstelling voor de ,,liehtere” soorten als aaudee-
len Koninklijke Hollandsche Lloyd, waarbij allerlei onbe-
vestigde en oncontroleerljai

e geruchten een rol hebben ge-
speeld.

30 ipr. 4 Mei 7 Mei
Rijzing of
daling.
Holland-Amerika-Lijn …. 114

114
,,gem.eig 101% 100

100

— 1%
iollandsche Stoomboot-Mij. 27%

26
1
4

26% + %
Java-China-Japan-Lijn …. 92


Kon. Hollandsche Lloyd ..

6

Sio/,

Sh + 271s
Kon. Ned. Stoomb.-Mij ….. 77

— .

72)4 + 4%
Konink.Paketvaart-Mij.

110% 107 11107% + 2%
Maatschappij Zeevaart

65


Nederl. Scheepvaart-Unie . lES

116% 1.1671 +
1I/
Nievelt Goudriaah …….. .109)4 109

107% – + 2
Rotterdamsche Lloyd. ….. .130% 133% 134

—3%
Stoomv.-Mij. ,,Nederland” . 151% 150% 153 . + 1%

,,Noordzee” . 40

De
A.sn.erikaansche markt
was voor cle meeste aan onze
beurs verhandelde waarden in reactie; de afdeeling ten
o,,zent volgde de aanw’ijzingcll van Nev York. –
30 Apr. 4 Mei 7 Mei
Riizing of
daling.
Arneric. Smelting & Refining 65%

63

62% — 2%
Anaconda Copper ……..1007/
16
96%

97)4 _2io
Studebaker Corp. …..
…125% 122

12271

—2
5
/s’
Un. States Steel Corp…..107% 105

i05a

— 231
Atchison Topeka ………. 105% 106

104

— 1%
Ene ………………..110/
8

11%

1-1%

+ ‘/
So,uthern Pacific ………. 95y
4

92

92

— 3%
Union Pacific ………… 14311
8
141%

1.40% — 2718
Int. Merc. Marine orig. gew. 10s,’,

1081
16
10


°
/
is
-pref. 36 l/j

34
18

32
,
1
8

De
gelolnsarkt
was ruim, hoewel dekoers van het geldt niet
sterk daalde; prolongatie doorgaans 3% pCt.

GOEDERENHANDEL,

GRANEN.

8 Mei 1923.
Onder aanvoering van de Noord-Amenikaansche markten
l’i-acht deze week voor alle graansoorten Vrij belangrijke
prijaverlagingen, clie vooral in de laatste dagen van betee-
kenis werden. Tot cie hoofcloorzaken behoort wel het, zoo-
wel voor de te velde staande wintertarive als voor den uit-
zaai der zomertarwe, veel betere weder. In Westelijk Kansas
is eindelijk regen gevallen en ofschoon het seizoen te ver.
gevorderd is voor radicale verbetering, is het voor eenig her-
stel nog niet te laat. Ook in andere streken, waar over de
vooruitzichten, van de wintertarwe geklaagd werd, ziet het
er wat beter uit en ofschoon het winterverlies Vrij algemeen geschat wordt op 13 tot 15 pCt. en verschillende particuliere
oogstramingen naar den stand op 1 •Mei nog belangrijk
beneden liet regeeringscijfer van 1 April blijven, werden ook optimistischer schattingen gepubliceerd en zelfs denken som-
migen aan de moglijkhc-id, dat dd opbrengst weinig zal
achterblijven bij die van het vorige jaar. Ook de verwach
tingen over de met zomertarwe bebouwde oppervlakte in de
Vereenigcle Staten loopen sterk uiteen. Sommigen rekenen
op een achteruitgang tegenover liet vorig jaar van ongeveer
15 pCt., doch de laatste berichten melden, dat er alle kans
bestaat op een inhalen van den achterstand. Ook in Canada
is het weder veel gunstiger geworden voor den uitzaai.
Daarbij komt, dat het steeds waarschijnlijker wordt, dat
men in Noord-Amerika het nieuwe seizoen zal ingaan met
een groeten voorraad oude tarwe, nu Europa slechts in be-.
scheiden mate tarwe koopt en in den – politieken toestand
daar nog steeds geen ontspanning op til schijnt. De flauwe
stemming, die zich reeds in de vorige iveek van de Amen-
kaansche markt meester maakte, werkte verder door en leid-
de tot groote prijsverlagingen te Chicago, zoowel voor tarwe
en rogge als voor maïs. Het sterkst was de val voor rogge, waarvan de Mei-termijn 6, de Juli-termijn 6% cent per .56 lbs. daalde, een verlaging van o1geveer 734 pCt. sedert 30
pril en zelfs van ongeveer 12 pOt. sedert het hoogste
punt der laatste maanden, dat half April werd bereikt. De
belangrjke rogge-inkoopen der Duitsche regeening, ook nog
in het begin dezer week, doch die de laatste dagen werden
gestaakt en de goede kooplust, dien ook Nederland nu en dan
toonde, hebben dien val niet kunnen tegenhouden. Verwon-

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

429

derlijk is dit eigenlijk in mindere mate dan de groote stand-
vastigheid, die de Amerikaansche roggemarkt langen tijd
heeft bezeten. De voorraad rogge in de Vereenigde Staten is
namelijk will zeer grooten omvang en reeds langen tijd
viel te voorzien, dat daarvoor geen voldoende export-vraag
bestaat, vödr de &lroleesche oogsten beschikbaar worden.
De zichtbare voorraad bedraagt ruim 21 millioen bnshels.
tegen 834 millioen in 1922 en
134
millioen in 1921 en het
ligt voor de hand, dat voor zulk eea hoeveelheid rogge bij
wekelijksche versehepingen van 500.000 tot 800.000 bushels
vSSr Juli/Augustus, geen voldoende emplooi te vinden is,
vooral daar in Amerika zelf nog steeds weinig rogge wordt
gebrtnkt. Daarbij komt (lan nog de Canadeesclie voorraad, clie op 31 Maart bijna 10 millioen bushels bedroeg, terwijl
bovendien Rusland reeds in flinke mate tot de roggevoor-
ziening van .Duitschland bijdraagt. De prijzen, die de Anle-
rikaansehe verséhepers voor rogge vragen, zijn deze week
iii mindere mate gedaald dan de termijnmarkt te Chicago,
daar in die prijzen reeds eerder, althans gedeeltelijk, de oor-
zaken waren verdisconteerd, clie nu tot cle verlaging te Chi-
cago meewerkten. 1

leden echter zij ii ook verschepers belang-
rijk lager aan de markt.

Voor tarwe daalde de Mei-termijn te Chicago van 1.22%
cent per 60 lbs. op 30 April tot 116% cent op 7 Mei, Juli
van 122 tot 1157/
s
. Daarmee is de geheele verhoogiug, die
begin Maart inzette, weder verloren gegaan en de tarwe-
prijs sedert de hooge prijzen van ipidden en einde April
7 t S pCt. gedaald. In Europa heeft de prijsverlaging zich
tot nog toe niet in die mate- doen gevoelen, omdat verschil-
lende landen daar reeds geruimen tijd vooral Plata-tarwe kochten, die goedkooper was dan Noord-Amerikaansche
en waarvan de prijs aanvankelijk mizider is gedaald. De ii.r-
gcntijnsche terrnijnmarkton vielen geleidelijk van 30 April
tot 6 Mei 15 0. 20 centavos per 100 KG., doch den 7dec werd
ook daar het Noord-Amerikaansche voorbeeld gevolgd met
een daling van 20 t 30 centavos per 100 KG. Wel werd
voor Europeesche koopers Plata-taiwe nog wat goed-
kooper door daling in cle zeevrachten, doch deze verlaging
doet zich vooral gevoelen voor latere aflading, waar voor in
Europa minder belangstelling bestaat dan voor spoedige
partijen .Duitschland kocht een lading Plata-tarwe op
Mei/Juni, doch ov’erigens werd, wat La Plata aangaat, bij-na uitsluitend spoedige tarwe gekocht, – waarvan ook Por-tugal een lading opnam. Tarwevoorraden zijn in de meeste
Europeesche landen niet groot en ook het aanbod in stoo-
iiiencle partijen is beperkt. Daarin ligt de voornaimste

oor-
zaak van het betrekkelijk standhouclen der tarweprijzen in
Europa tegenover de prijsverlaging in de uitvoerlancleii.
‘ooral in Engeland was de geheele week vooi spoedige
tarwe goede vraag en kwam tot geleidelijk dalende prijzen
een flinke omzet tot stand, liet is dan ook wel opmerkelijk,
dat van de toch ruime tarweverschepingea van deze en de
vorige week slechts een betrekkelijk klein gedeelte voor En-geland bestemd was Daarentegen was een derde der geheele
hoeveelheid voor Italië, waar clan ook de markt gedrukt is

Noteeringen.

Chicago
,
Buenos Agres
Data
Taru.,e
Man
1

Haver
Tarwe
Man
Lijnzaad
Mei
Mcl
Mei
Juni
juni
Juni

5 klei ’23

118
77%
44
11,95
8,55
21,60
28Apr.’23

123i,
79
4481
8

12,10
8,50
22,15
5Mei’22 139%
62
37%
13,80
8,20 22,10
5 Mei’21

144% 59%
36%
17,15
1
)
7,45
16,-
2)
Mei ’20 300
183%
105%
25,_
1)

10,95
28,701)
20 Juli’14

82
5611
a
36%
9,40
5,38
13,70

1)
per Mei.

door groote aanvoeren en reeds neiging bestaat tot verkoop
naar buiten. Oogstberichten in Europa en ook in Noord-
Afrika blijven algemeen gunstig. Wat de uitvoerlanden aan-
gaat, komen slechts klachten uit Australië, dat nog steeds onder droogte te lijden heeft. Geleidelijk komen evenwel
uit verschillende gedeelten van het Gemeenebest berichten
over regen, die echter niet algemeen genoeg is om de klach-
ten te doen ophouden.
Ook voedergranen zijn lager met kleinen omzet, zoowel
door de algnieen flauwe stemming in Noord-Amerika als
door de geringe vraag in de importlanden wegens den on-
zekeren politieken toestand, dalende wisselkoersen en voor-
al het zachte weder. Mais daalde te Chicago van 30 April
tot 7 Mei voor den Meitermijn 3% cent per 56 lbs., voor
Juli zelfs 4% cent of 4 Ii 5 pCt. en is nu op 77 en 77
3
/8
cent per bushel weder ongeveer op het niveau der eerste
week van April aangekomen. Het report voor Juli, dat
toen 2 t 3 dollarcent bedroeg, is echter bijna geheel verlören
gegaan, ‘wat men zal moeten verklaren uit de kleine aan-
voeren en den beperkten zichtbaren voorraad. Speciaal aan
de kust is in Noord-Amerika de maisvoorraad klein en de
verschepingen blijven dan ook. beperkt, evenals trouwens
het verschepingsaanbod. Bij den dalenden prijs te Chicago
heeft die omstandigheid ,èchter op de Europeesche markt
geen stimuleerenden invloed, daar in de eerste plaats in
Engeland, Nederland en Duitschland, de voornaamste vr-
brnikers van Noord-Amerikaansche mals, de vraag niet
groot is en speciaal Duitschland zeer weinig koopt, doch
tevens wegens de toenemende Argentijnsche verschepingen.
Deze bedroegen deze week met 184.000 quarters het dubbele van de Noord-Amerikaansche hoeveelheid. Wel was daarvan
bijna 100.000 quarters bestemd.voor Frankrijk en Italië en
niets voor Engeland direct (23.000 qrs. voor orders), doch op
de Engelsche maïsmarkt liet toch de toenemende oogstbe-
weging der Argentijnsche maïs haar invloed gelden. Wel be-
taalde

naast Antwerpen ook Engeland aanvankelijk nog
hooge prijzen voor spoedige nieuwe La :Platamaïs, doch de
omzet was niet groot. Eenige verbetering onderging daar
de belangstelliug voor parcels op aflading en behalve in
Zuici-Afrikaansche soorten werd ditmaal ook La Platamaïs
op zomeraf lading aan de Engelsche markten veder geregel-
der verhandeld. Op het vasteland is daarin de omzet nog
steeds klein. Ook voor spoeclige La Platamaïs bestaat daar
trouwens niet veel kooplust, behalve nu en dan in België,
waar evenals in de meeste jaren voor cle eerste aanvoeren
van nieuwe La PlatamaXs goede prijzen te maken waren.
Door de grootere aanvoeren van maïs in Argentinië kon, on-
danks de belangrijke toename in de verschepingen, ook
nog de voorraad in de havens met 10.000 ton toenemen. De opbrengst van den nieuwen oogst wordt door het Ministerie
van Landbouw geschat op bijna hetzelf de cijfer als het
vorige jaar, doch wegens een kleiner overschot van oude
mais en een verwachte toeliame vui liet binnenlandsch ver-
bruik, heet het uitvoersurplus belangrijk kleiner te zijn.
Aan de termijnmarkten te Buenos Aires en Rosario bleve

Locoprijzente Rotterdam/Amsterdam.

Soorten

1

7 Mei

30 April
1

8
Mei
1923

1

1923

1922

Tarwe*
.1)

13,50
13,95 15,35
Rogge (No. 2 Western)
1)

10,85
.

10,85
14,-
Maïs (La Plate) ………
2
)

214,- 215,- 217,-
Gerst (48 Ib. nialting) …
2)

185,- 187,-
226,-
Haver (38 Ib. White cl.).
.1)

10,70
10,80 11,50
Lijnkoeken (Noord.Ameri-

k’avan La Plata-zaad)
1)

11,10 11,15
16,-
Lijnzaad (La Plata)
– . –
.3)

440,- 461,- 467,-
1)
p. 100 1ÇG.

2)
p. 2000 KG.

3)

per 1960 K(„.
*)
Nr. 2 U.ardjRed Winter Wheat.

_
-:

AANVOEREN in tons van 1000
KU.

Rotterdam Amsterdam
Totaal
Artikelen.
29April15 Met
Sedert
Overeenk.
29Aprif15Mci
Sedert
Overeenk.
1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
1923
1 22

Tarwe

……………..
11.390
244.641
323.744
-.
17.811
25.616
262.452
349.360
1.702
148.660 21.982

485


149.145
21.982
222 5.050
8.149



5.050
8.149
8.5Sh
221,286
403.240

32.637
53.630
253.923 456.870

Rogge

………………
]3oek’,veit

……………

4.Q65
58.888
43.664

4.127 2.505
63.015 46.169
2.661
29.559
.

29.940

533
50
30.092
29.990

Maïs

………………
Gerst ………………

1.472
50.479
61.924

41.520 45.833 91.999
107.757

Haver

……………..
Lijnzaad ……………..
Lijukoek …………..
1
78.568
51.304


1.547
78.568
52.851
Tarwemeel ………….
..855
2.539
26.230
19.397

3.377 3.743
29.607
23.140
ni
Andere

eelsoorten
. . ..

627
4.199


1.460 627
5.659

ft

430

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

cle prijzen bijna de geheele week zeer standvastig en ver-
sehepers verlaagden in den loop der week dan ook nauwe-
lijks hun prijzen. Wel. wordt Mei-af lading dringend aange-
boden en men mag aannemen, dat de vermeerdering in de
verschepingen blijvend zal zijn, terwijl ook de Donau ge-
regeld met maïs aan de markt is. Op 7 Mei was echter ook
mais in Argentinië flauw, met prijsdalingen in de termijn-
markt voor Juni en Juli met 15 h 25 centavos per 100 KG.
G er s t ontmoette deze week zeer weinig belangstelling.
De Donau laadde veel gerst af en drukt daarmee de markt
in Nederland en België, naast Duitschland reeds geruimen
tijd de voornaamste afzetgebieden van Donau- en Russisehe
gerst. Deze week ontbrak dikwijls de vraag naar gerst
geheel en slechts nu en dan, bij daling in den Frankenkoers,
konden via Antwerpen zaken iii Donaugerst naar Neder-
land worden gedaan. De laatste dagen laten zich echter ook
daardoor Néderlandsche koopers niet meer verlokken en de
bedngbare prijs daalde daardoor, nu ook België zelf al even-
min als Duif schland belangstelling voor gerst toont, vrij
aanmerkelijk. Engeland kocht kleine hoeveelheden Noord-
Amerikaansche soorten en tevens Noord-Af rikaansche gerst
01) zomerafladiug. Zoowel Algiers als Tunis en Marokko
offieeren gerst, daar in geheel Noord-Afrika een ruime
oogst wordt verwacht.
1 –
Ook h a v e r wordt van A
,
giers aangeboden en reeds kwa-
men daarin zaken naar Engeland tot stand. Daar was de
kooplust voor haver nu en dan w’eder Vrij bevredigend, doch
op het vasteland wordt slechts weinig haver gekocht. In
België ontwikkelde zich eenige handel in Donauhaver, ook naar Nederland. Onder de haver exporteerende landen ver-
scheepte deze week de Donau dan ook cle grootste hoeveel-
lieicl, terwijl van Argentinië de verschepingen zeer klein
waren en slechts 1600 ton bedroegen, tegen 8000 ton van’
den Donau.

SUIKER.
De suikermarkt te New York was de afgeloopeti week
zeer nerveus gestemd, hetgeen tot uitdrukking kwam in de
bijna dagelijksche groote fluctuaties. Zoo werden Spot Gen-
trifugals genoteerd niet d.c. 8,03, 8,05, 7,78, 7,41, 8,54, ter-
wijl Juli noteerde d.c. 6
2
20, 5,70, 6,06; September noteerde
cle. 6,30, 5.75, 6,15; December noteerde dc. 6,40, 5,25, 5,62;
Maart noteerde dc. 5,88, 4,20, 4,62. Het is, naast de onze-
kerheid omtrent de regeeringsmaatregeleu, ook de pers-
campagne tegen dure suiker, die niettegenstaande de krsch-
tige statistische positie van het artikel tot groote realisaties
door haussespeculanten leidde.
In Cubasuiker kwamen zaken tot stand tot 6,12y c., da-
lende tot 5,87Y2 c. c.&.f. New York.
De C u b a statistiek luidt als volgt:

1923

1922

1921
Tons Tons Tons
Weekontvangsten 28 April ’23 122.662 198.664 133.251
Tot. sedert 1Dec. ’22-28April’23 2.668.534 2.304.117 2.1 63.704
Aantal werkende fabrieken 87 163 195
Weekexport 28 April ’23

121.140 157.391

63.477
Totaleexport 1jan.-28 April’23 1.912.385 1.307.627 1.091.227
Totale voorraad 28 April ’23

756.155 1.084.047 1.109.264
Aan liet einde der week waren nog maar 65 fabrieken
aan het werk, terwijl 117 fabrieken afgemalen waren met
eene productie van ongeveer 290.000 fons minder dan ver
leden jaar. De voorraden zijn dank zij het snellere vervoer
naar en uit de havens belangrijk minder dan het vorig jaar.
De stemming in Amerika beïnvloedde ook de overige sui-
kermarkten en allerwegen kwamen groote fluctuaties voor.
Zoo w’erd o.a. op J a v a in de tweede hand Juli Seperieur
van dit jaar verkocht tot f20,75, daarna tot
f
20,874
en clan weer tot
f
19,75 oploopend tot f 20,—.
De V:JS.P. verkochten nog flinke kwantiteiten uit oogst
1924 tot
f
16,50 voor Superieur en
f
15,50 voor No. 16 en hooger en Muscovados, zoodat thans ongeveer 9 millioen pi.
cols zijn verkocht.
F. 0. Licht heeft eene voorloopige raming gepubliceerd
van den uitzaai van beetvortelen in Europa, welke wijst op
eene vermeerering van 16 pCt. vergeleken bij verleden jaar,
exclusief Rusland.
Van de markt h i e r te 1 a n de valt gedurende de afge-
loopen bérichtsweek weinig nieuws mede te deden, de stem-ming was de geheele week afwisselend vast of flauw te noe-
men, met al of geen aanbod. Prijzen bewogen zich voor Mei
tusschen
f4O,—
en
f42,—,
Augustus f 36,874 en
f
3850
en December tusschen f 29,38
V,
en
f
31,123′. Er ging wei-
nig om w’egens de geringe animo, welke zich van de zijde der speculanten toonde. Toen aan liet slot der week Amerika weer
lager afkwam, daalden hier prijzen circa
f
2,— en sloot de
markt flauw gestemd met prijzen als volgt: Mei f39,—,
Augustus
f
35,62v, en December
f
28,75. De omzet bedroeg
4000 tons.

NOTEERINGEN.

Amster-
Londen
New York
96pCt.
1
White Java
Amer. Gra-
Data
dam per
Tate, 1
f.o.b. per
nulatedc.I.f.
Ccntri.
Cubes 1
No. 1
Juni/Juli

April/Mei
Mei
fuga!,

Sh. Sh.
5h.
$ ets.
3 Mei ’23
f
4I.
‘/6
711_
2819
3816
7,87
26 Apr. ’23
J391
16

7019 301134
3816
8,54
1
)
3 Mei ’22
,,2331 5219
17110
20/134
3,98
3 Mei ’21
,,

701.
221_
3219
5,25
4 Juli ’14
1
,11
13
1I
181_
.

– –
3,26

KATOEN.

Noteeriag voor Loco-Katoen.

(Middlin.g Uplands).

5 Mci21

New York voor
Middling . . . 26,85e 28,35e 27,30e 19,80e 12,95e
New Orleans
voor Middling 26,50 e 28,— e 27,25 e 18,12e 11,63 c
Liverpool voor
Fy Middling
1
14,88 d’ 15,56 d
2,
15,28 d, 11,15 d

8,17 d
1)
4 Mei 1923.
2)
27 April 1923.
3)
20 April j923.

Ontvangsten -in-
en
uitvoeren . van Amerikaansche havens.

(In dulzendtallen balen)

1
Aug.
’22
Overeenkomsilge perioden
tot
5Mei 23
1921.’22

1

1920-’21

Ontvangsten Gulf-Havens.
4402
3827
4262
,,

Atlant.Havens
1087
1502
1300
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1234 1354
1375
‘t Vasteland.
3050 3483
2799
Japan

….

– –

Voorraden in duizendtallen
4Mei’23
5
filei ’22
6Mei’21

439
894
1.493
565 947
1472
Amerik. havens ……….

New York

……… . ….
118 130
Binnenland …………..

New Orleans …………
.59′
1,22
1

233 400
Liverpool

…………….
688
907 986
1)
27 April 1923.

Marktberioht van de Heeren Sir Jacob Behrens & – Snns,
Manchester, d.d. 2 Mei 1923.
Gedurende de afgeloopen week hebben nog al fluettiaties
in Amerikaansche katoen plaats gevonden, en’ ten gevolge
hiervan en eveneens door verkoopen uit het Zuiden zijn no-
teeringen in Liverpool ongeveer 40 pttnten gedaald. T

Jet ver-
schil tussehen Mei- en Januari-levering is nog ongeveer 2 d.
per. lb
., hoewel de voorraden klein zijn en bij slechte oogst-
berichten gemakkelijk weer een stijging zou kunnen plaats
hebben. In het district ,,Fall River” wordt de productie in-
gekrompen, terwijl het ook in Manchester.
– in zaken zee,
kalm blijft, zoodat de vraag naar Amerikaansehe katoen
slechts van heel weinig beteekenis is. Voor Egyptische ka-
toen blijft cle vraag voldoende, doch prijzen zijn lager.
De vraag naar Amerikaansche garens voor binnenland-
sche consumpie is bevredigend, hoewel fabrikanten alleen
voor directe behoefte koopen. Prijzen zijn over het algemeen
wel vat lager, hoewel spinners hardnekkig trachten hun
marge te verbeteren, doch tot nu toe nog geen clekkende
prijzen kunnen maken. De exportvraag is slechts speciaal
voor buudelgaren. Koopers voor den Levant hebben alleen ge-
langstelling voor goedkoope voorraden en kunnen de tegen-
woordige vraagprijzën niet betalen. Van Indië en China
komen geen orders binnen, terwijl de vraag van het Con-tinent zich tot enkele soorten beperkt. Ook in Egyptisehe
garens gaat weinig om, hoewel de prijzen vrij vast blijven.
In de doekmarkt is dé stemming nog verre vnu gunstig.
De daling in prijzen van Amerikaansche katoen schaadt
veer het vertrouwen op de overzeesche markten en gpeciaal
in stapels durft men niet te koopen. Van Calcutta bestaat
nog vel belangstelling voor gebleekte goederen en dliooties,
doch tot nu toe is er slechts weinig gekocht. China zendt wel orders in fancies en voor deze markt zijn
verschillende partijen verkocht. Door de vaste liouding van de spinners kunnen prijzen zich wel handhaven en over liet
algemeen zijn prijzen van manufacturen niet lager, zooals
men op de overzeesche markten wel gehoopt had. Het blijkt
dan ook wel, dat er wel degelijk behoefte bestaat aan ma-

9 Mei 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

431

nufactureri, doch dat men op het oogenblik nog niet het
voldoende vertrouwen heeft in de tegenwoordige prijsbasis.

25 April
2 Mei

Oost. koeuen.

24April
1 Mei
Liverpoolnoteeringen.

T.T. op Indië

11411, 1j4
F.G.F.Sakellarides 17,25 16,75 T.T.opllongkong214

2/4k
G.F. No. 1 Oomra 8,75 8,75 T.T.op Shanghai 3,271
s
3/334

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff
& Witkap, Leonard Jacobson & Zcnien en
G.
Bijdendijk).

Noteeringen en voorraden.

Rio

t

Sanio,
Data1

Voorraa
1

1
Wi3.,elkoer,
Voorraad

Prij,
1

d
No.7
1

1
No.4

5 Mei

19231
926.000

22.125 1.485.000
23.500
5
5
1
28 April1923
943.000

22.750 1.541.000
2)
55/
8

21

,,

1923
1)

1)

1)
1) 1)
5 Mei

1922
.
1.710.000

15.725 2.688.000
19.100
7

l
lo

Ontvangsten.

Rio
Sanio, Data
.4fgeloo pen
Sedert
Afgdoopen
Sedert
week
1 Juli
W.
1 Juli

5 Mei j923
..10.000

1
2.352.000
1
21.000
6.273.000.
5 Mei 1922 …..
31.000

3.437.000

123.000
7.378.000

‘) :ieestdag.
2)
Niet genoteerd.

Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.

Zichtbare voorraad op
1.
Mei 1923 in duizenden balen.

1923
1922
1921
1920
1.919

Voorr.ad in Europa..
1.900
2.324
1.904
2.000
1.206
Stootnend JBraidlië
. .
533
525 567 702
1.642
n. Europa

Oo4t-:1.’ndië.
5
iS
9
1 –
120

2.438 2.867
2.480
2.708 2.968

Voorraad Ver. Staten
1.033
1.011.
2.104
1.809
1.177
Stoomend
naar

Brazilië ..

1.64

630

499

283

546
Ves’.StatenJ

3.635
4.508
5.083
4.800
4.691
Voorraad in Rio
936
1.716 590 344
707
Santos.
1.535
2.598 2.867
2.414
5.776
J3aliia
.
17 15
40
23
35

Totaal

…..
6.123 8.837
8.580
7.581
11.209
01)

1

AprIl ……….
6.984
9.140
8.687
8.174
11.799

1922 1921
1920 1919
1918

01)

1

Juli

……….
8.639
8.’î00
6.750
10.336 11.702

THEE

(Opgave van den makelaar J. van Rek.)

Bericht van den afloop Theeveiling op 26 April 1923.

Aanbod in veiling bestond uit:

Heden:

7239, 9012, 2014 kn. Java thee
5086, 31612,

Sumatra thee
31812,

China thee
1.217, 3012,

ex voorg. veiling

Totaal. . 14542, 75412, 2014 kn. thee.

27 April 1922:

6963, 33512, 2014 kn. Java thee
3694,

,, Sumatra thee
1283,

, ex voorg. veiling

Totaal. . 11940, 33512, 2014 kn. thee.

Aanbod 1. Januari ji. tot heden:

1922

1921

Java thee

, 54117 kn.

54386 kn. 105860 kn.
Sumatra thee

20139

13121 ,,

3384
Voorrek.belangh. 10.97

4450 ,,

1482

rJotaa1
75353 ku.

71957 kn. 110726 kn.

0cm.
per veiling.

12559 , .

11993

18454

China thee …
….

9346/2 ,,

10012

i)e stemming iias voor bladtheeën zeer kalm, voor gruis
flauw, liet verloop traag, meer nog dan in vorige veiling
werd
01)
smaak gelet cii verloren de minste kwaliteiten
het meest in prijs.
De zeer goed smekende Oranje Peeco’s bedongen circa
vorige prijzen, de goede kwaliteiten liepen 1 k 2 cents, de
mindere soorten 2
ti
4 cents lager, enkele meer.

Pecco’s, Pecco Souchon’s en Souchon’s verloren 1 tot 5
cents, waarbij de goede en prima kwaliteiten het minst.
Verschillende Gebroken Pecco’s en Gebroken Oranje Pec-
c&s werden belangrijk lager afgegeven, velen bleven 7
li
S cents onder de prijzen van drie weken geleden.
De biedingen voor Gebroken thee, Fannings en i)ust wit-
ren zeer onregelmatig en het prijsverlies voor velen zeer lie-
langrijk.
Voor Witpunt was geen vraag.
Van de 31812 kn. vonden 217/2 kn.’ tot circa taxatie koo.
1)erS.
1555 en 2039, 101/2 kn. werden opgehouden.
Zoo mogelijk zullen in volgende veiling, 17 Mei e.k. 12 ?t
13 duizend kii. Java en Sumatra thee worden aangeboden.

NEDERLANDSCH-INDISCHE THEE.

(Opgave Pakhuismeesteren van de Thee.)

(Herleid tot 111 Kisten.)

Voorraad 31 Maart 1923 ………….31.075

Sedert aangévoerd ………………..21.440

52.515
Sedert afgeleverd …………………

12.006

Voorraad heden ………………….40.509

Waarvan in de eerste hand …………14.351.

Amsterdam, 30 April 1923.
.

RUBBER.

De flauwe stemming, die in de afgeloopen week de
rubbermarkt kenmerkte, veroorzaakte een verdere daling
der prijzen. De markt werd voornamelijk gedrukt door
groot aanbod op de Londensche termijnmarkt. Belangrijke
liquidaties van een firma, die in moeilijkheden verkeerde,
vonden plaats.
De markt sluit op de volgende noteeringen:
einde voorafgaande week:
Prima Crêpe

Mei …..854 ct.

………… 85

ct.
Juni . . .

864

………….. 86

,,
Juli/Sept 85

,

…………87%
Smoked Sheets Mei …..88

…………..93
Juni . . . 87 Y,
, .
93%
Juli/Sept 86% , .
93%
S Mei 1923.

COPRA.
De markt was deze week aanvankelijk flauw, doch later
weer wat beter gestemd.
Het aanbod van stoomend blijft gering.
i)e noteeringen zijn:
Java f.m.s. stoomend …………..
f
35,-
Maart/Mei …………,, 34,50
April/Juni afl ……….. ,, 34,50
7 Mei 1923.

VETTEN EN OLIËN.

(Ontleend aan ,,Cerealia”).

O 1 e o o i 1 stil. Prompte aflading Extra’s
f
85. Prompte
aflading tweede soorten
f
79, Juni-afladiug tweede soorten j 79, stoomende Extra’s
f
85, loco Extra’4
f
85, loco tweede
soorten
f
79, loco Mutton
f
64.
P r e m i e r J ii s. Noorcl-Amerikaansche Extra Oleo
Stock, prompte aflading
f
80%, tweede soorten
f
75. Stoo-
nende Extra Stock
f
80%, loco Prime Stock
f
73%. Zuid
Amerikaansche Premier Jus, prompte afladiiig
f
58, Prime
f56, Loco La Plata Extra tot
f
56%, tweede soorten tot
f55 gedaan. Stoomendd La Plata Extra
f
57%, tweede
soorten
f
56. Loco Kratten Extra
f
59; loco Australische
Beef Jus
f
55.
E e t b a r e t al k. Loco Zuid-Amerikaansche
f
55.
o
1 ê o S te a r i n e. Noord-Amerikaan sclse Oleo Stearine,
prompt
f
62%, later gedaan tot
f
61%. Loco Noord-Amen-
kaansche
f
64%.
C o o k i rig f a t. Loco en stooniend, La Plata
f
53; La
Plata in kisten, stoornencl
f
55.
T ccli n i s clie ta ik. Prompt van Engeland 41/- tot
4.31-. Matadero, op aflading £ 40/-/-. Loco La Plata T.
f
48,
loco La Plata III
f
44.
H a r d v e t. Plantaardig hardvet, 401420, Hollandsci 1 ii-
brikaat,
f
56 f.o.b.
N e u t r all a r d. Loco f80, op afladiug Choice
f
79.
Stoomende Choice
f
80.
1′ u r e L ar d. Prompt en Mei-aflading kisten tot $ 28
gedaan cii zoo verder aangeboden. Prompte aflading ties-ces,

f
71%, loco ki.ten
f72,
tubs
f
74%.
Spek. Prompte aflading: D.S. lat backs 8110
f
63%,

1 .

.’

432

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Mei 1923

10112
f
64, 12/14
f
65/, 14/16
f
67,
16118 f
681,4, 18/20
De waterstand bleef steeds vallend, zoodat met
ce.
2.20 M.
j
.
7034, 20/25
f
723′.


naar den Bovenrijn afgeladen kon worden.
c
o m
p
0 U
nd L a r d. Prompte levering,
f
64.
De ertsvrachten bedroegen
f
0,5010,60 met
Y
4
en
34 los-
K
a t o e ii o 1
i
e.

Amerikaansche

Boterolie

Nov/Febr. tijd en 1

ets. per ton en per dag voor evtl. liggeld. Hier-
f
60, loco Engelsche Wesson 44
f
63, loco Engelsche geraf-
voor werden hoofdzakelijk Duitsche schepen gecharterd.
fineerde olie
f
58.
De daghuren voor Hollandsche schepen naar de Rijnsta-
ci
e r a f 1.

C o c o s v e t.

Maart/April in bbls.
f
59, f.o.b.
tious bedroegen 2 cts. per ton.
R u w e

C o c o s o 1 i
e.

Afladiug Ceylon
£
49/-1-, Cochin
Het sleeploon 65 ets. tarief.
£
50/-/-.

Inlandsche ruwe, basis 3 pCt., max. 5 pCt.

f.f.a.

f
53.

.
INKLARINGEN.
G e r a f f.

A r a c Ii
i
d eo 1
i
e.

Prompt in vaten
f
64.
IJMUIDEN.
0 e r a f f.

S e s a m o 1
i
e.

Prompt in vaten
f
64.
April 1923
April 1922
c
e r a 1 f. S o
y
a o 1
i
e.

Prompt in vaten
f
58 f.o.b.
R u w e Soyaolie. Aflading in bbls. Febr./Mrt. £4O/-/.
Landen van
A

1
1
.
Rotterdam, 5 Mei 1923.

.
h e r k o in s t
schepen
N. R. T.
schepen

N. R. T.

.. Binneni. havens
4
4.264
16
21.759
.

STEENKOLEN.
.

(Veertiendaagsch overzicht).
Groot.Brittaniiië
108
69.781
107
87.614
Sedert ons laatste

marktbeiiciit is opmerkelijk de val
“Dititsehiand
44
69.866

48
62.577
die heeft plaats gevonden op de Schotsche markt, waar de
Noorwegen
3
897
5
2.126
prijzen,

vooral

voor

grove kolen,

flink gedaald

zijn.

De
Zweden
7
3.569
3
1.078
Durham en Cardif 1 markten blijven in Odn doen, behalve
Denemarken
5
3.759


misschien de Cardiffmarkt, die wat flauwer gestemd is.
Finland
2
1.016
7
3.164
Moeilijkheden met de arbeiders vallen niet te rapportee-
3
5.298
7
8.170
ren en ook wordt niet verwacht, dat de prijzen zullen of-
Frankrijk
3
5.236
4
1.984
brokkelen nu het conflict in de Ruhr nog oven ver van zijn
Spanje ………
6
5.132
7
6.789
oplossing schijnt als een maand geleden.
Portugal
2
1.275
4
2.295
De prijzen zijn als volgt:
1
51.4

Northumberland Ongezeefde …………

f
22,75.
Levant
2
2.429
2
1.700
Durham

Ongezeefde

………………

,, 23,10.

België

………..

Italië ………….

Midd. Zeeh
,And.
2
2.755
– –
Cardiff

Ongezeefde

…………………

.,,
23,–.
Ov.Westk.Afrika
2

5.631
2
2.203
Schotsche

Gezegde

…………………

..TS;75.
Oostkust Afrika
2
5.721
T
1.7311.
.Gietcokes

…………………………… …46;-.
»Voor-Indië
2
8.062

Alles per tQn van 1000 KC4.,’franco Rotterdam/Amsterdam.
Ned. Oost-Indië
7
28.915
Ii
49i0
Markt onzeker.
Andere Aziat. Ii
2
7.969
– –
8 Mei 1923.

Vereen. Staten
5
18.762
3
6.851
Canada

1
1.916
METALEN.
Midden-Amerika
3
7.805

Loco-Noteeringen te Londen:
Ned. West-Indië-
Koper

Ned. Antillen
5
10.527
5
0.805
Data

•St
<

0
rd

Electro-

Tin

Lood

Zink
d
aa
lytisch
Brazilië
2
4.839
3
.9.348′
__
Argent., Urug..
.
2
2
11.520
8.506
2
1
7.064
2.228
7 Mei

1923..
70.1210
1

79.151

210.716
25.fL
32.216
30April1923..
70.101_
79.151_ 210.1716
25.151_
.32.51_

Chili …………

Totaal

. . .
226
294.048
239
287.511
23

,,

1923.
.
72.1716
81.5/_

212.1716
26./_
33.1710
16

,,

1923..
73.101_
81.216

214.216
27.716
35.-
Periode 1 Jan.-
8 Mei

1922..
60.716
66._/_

149.716 24.716 27.216

30 April

. . .
956
1.140.972
870
984.304
20 Juli 1914..
61._/
145.151_
19._/_
21.101_
Nationaliteit

Nederlandsche
129
211.435
110
175.652
VERKEERSWEZEN
Britsche

… ….
45
41.450
63
65.080
VRACHTENMARKT.
S
.D’uitsche
29
17.296
42
20.860
Door u itstedigheic1 van onzen medewerker kunnen wij tot
Noorsche
6
3.083
6
4.471
ons leedezi»i ‘deze week geèn oerzicht der vracbteiimarkt
Belgische
1
3.227


publiceeren.


Fransche
1
1.340


GRAAN.
Zweedsohe’ .’
Deensche
6 5

.

..

3.680
3.433
5
1
2.232
696
‘Petra
“ij7′
ir

San Lo,cnzo
Vereen. Stateh
2
8.197
3
13.005

‘Data
Rotte,.
Andere
2
907
3
4.915
.

…..
R
onden
.
om
dam
Roll,,.
Bristol
Rotte,-
Enge-
226

(Vereenigde

294.048

Scheepsagenturen

239
dam
Kanaal
dam
land
Totaal

.

287.511

van

30 A.-5 Mei 1923

201

2

3,25
1

-216

331_ 331_
Halverhout
&
Zwart en
Zurmüklen
&
Co.)
23-28 April 1923

3,25

2/6

30110 30110
1-6 Mei

1922

3,121′

413

3216
3216
DEL.I’ZIJL.
2-7 Mei

1921
Juli 1914

616

6/6

501
Ii. d.

713

1/11M

111:j(

1217

501_
121
Landen van
April 1923
April

922

KOLEN,
herkomst
_________________
Aantal

N.R:T.
schepen
Aantal

N.R.T.
schepen
d
Carifi
Oojtk. Engeland

Data
Binneul. havens.

1
4.794
1
2.229

La
Bordeaux
Genua
ort
al
Plato

iwtter-
am Co
t en-
urg

.,
Uroot.Brittannie
6
3.925
2
1.092
Rivier
Duitschiand
. . . .
Zweden
Denemarken..

5 5

526 758

6
1.
1

1.427
538
49
30 A.-5 Mei ’23

019

101I1

1111

1319

5i6

71_
23-28 April ’23

616

111_

1113

136

6/_

816
ilelgië
1
29.7


’22
1-6 Mei

616

1216

1413

.14/

513

81_
18
10.300
ii
’17/6
2-7 Mei

1
21

– .
Totaal’ …..
5.335
Juli 1914 Ir. 7,-

71

713

1416

312

.

41_
Nationaliteit
1)
$
per ton kolen.

2)
per ton d.w.
Nederlandsche.
.
10
9.017

5
3.539

RI TMFAART
Britsche
1
297
– –

Week van 30 April-5 Mei 1923.
Duitsche
‘weedsche

5
2
785
201
6

1.796

De aanvoeren van zeezijde waren zeer gering en beston-
18
10.300
11
den hoofdzakelijk uit kolen, hoewel een enkele ertsboot bin-
Totaal
5.335
neukwam.

(A. van
Dijk.)

Auteur