21 MAART 1923
UTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Eéonomisch~Statistische
Beri*chten
*
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINCEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
8E JAARGANG
WOENSDAG 21 MAART 1923
No.
377
INHOUD
Blz.
Mededeeling van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart
250
OCEAANVRACHTEN
EN
HET RABATSYSTERM door
A. Volz
. .
250
De
Steenindustrie 1 door
A. F.
Muller
…………….
252
Talma of Groeneveld? II door
C.
$meenlc
…………
254
Werkloosheidsverzekering en Steunregeling in 1923 11 door
Mr.
H. J.
Morren
…………………………..
257
Londensche Correspondentie
259
De
Rijksmiddelen
…………………………….
260
AANTEEKENINGEN:
Tijdelijke beperking van den invoer van schoenwerk..
261
Oceaanvrachten en het Rabatsysteem
…………..
262
MAANDCIJFERS
Overzicht der Rijksmiddelen ………………….
263
STATISTIEKEN
EN
OVERZICHTEN
264-272
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goedérenhandel. Bankstaten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruiivs.
Redacteur-Secretaris van het weekblad:
D. J.
Wan8ink.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 1132, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 8000. Postchèque- en girorekening
RotterdarrtNo. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 130,—. Buitenland en Koloniëiv f 25,-
per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Adrrtenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonne
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh, & van Dilmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.
20 MAART 1923.
Ook deze berichtsweek was de éeldmarkt weder
zeer ruim en daar er slechts zeer weinig wissels aan-
geboden worden blijft de rente voor particulier dis.:
conto regelmatig terugloopen. Vrijdag werden enkele
posten zelfs voor
29
pOt. afgedaan. Daarna was
men in afwachting van de inschrijving op het chat-.
kistpapier iets meer terughoudend, maar zoodra de
zeer gunstige afloop, vooral voor het zesmaands-
papier, was bekend geworden, werd opnieuw voor
2% pOt. afgedaan. De prolongatie-noteering was in
het midden der week iets hooger, maar liep daarna
eveneens weder terug en sloot op 2Y2 pOt.
*
S
*
Bij de inschrijving op de 70 millioen schatkist-
papier werd in totaal ingeschreven voor
f
110.325.000.
Toegewezen werden
f
38.660.000 3-maandspromessen
â
f
992,44 of circa pOt.,
f
16.780.000,— zes-
maandspromessen â
f
985,— of circa 2
13
1
pOt. en
f
14.560.000,— biljetten â
f
1.002,50 of circa 4 pOt.
De weekstaat van De Nederlandsche Bank geeft
ditmaal geen wijzigingen van beteekenis te zien.
De post binnenlandsche wissels vertoont een daling
van
f
500.000. De beleeningen blijken daarentegen
met
f
2.3 millioen te
zijn
opgeloopen. Deze stijging
betreft zoowel de Hoofdbank als de Bijbank en de
Agentschappen en geldt uitsluitend de effecten-
beleeningen.
Het renteloos voorschot aan het Rijk bleef na-
genoeg onveranderd. De zilvervoorraad nam met
ruim
f 1.1
millioen toe;de post papier op het buiten-
land steeg met
f
1.8 millioen. Tegelijkertijd daalden
de diverse rekeningen onder het actief met bijna
f
13.3 millioen. Blijkbaar heeft de bank dus in de
afgeloopen week vrij belangrijke bedragen aan dollars
en ponden gerealiseerd.
De biljettencirculatie liep van
f
944.4 millioen
tot
f
935.5 millioen terug. De rekeningcourantsaldi
bleven vrijwel op dezelfde hoogte. Het beschikbaar
metaalsaldo steeg met
f
2.9 millioen.
*
S
*
De wisselmarkt was wederom vrij stil. Beweging
van belang kwam alleen voor in francs, die met een
vasten ondergrond weder vrij belangrijk schommelden.
Het hoogste punt was op
Vrijdag,
toen voor Parijs
tot 16,15 werd afgedaan, waarna de koers weder op
circa 15,80 inzakte, om gisteren opnieuw op 16,15 tot
16,35 te komen. De marge tegen Brussel werd op-
nieuw grooter en bedroeg
somtijds
tot
f 2,30 per
100 francs. De overige koersen waren zeer stationnair,
met uitzondering van Skandinavië, waarvan vooral
Kopenhagen zich niet onaanzienlijk van de in de
laatste weken geleden verliezen kon herstellen.
LONDEN, 17 MAART 1922.
Met het einde van het financieele jaar in zicht is
de vraag naar geld groot gebleven. Des Woensdags
moest het tekort wederom bij de Bank of England
worden opgenomen, doch op Donderdag trad een
reactie in, daar er groote bedragen aan Treasury
Bills vervielen en de Koloniale Banken als geld-
gevers in de markt kwamen. Daggeld noteerde 2-3
pOt, doch het overgroote deel der zaken werd â 25′
pOt. afgedaan; op de laatste twee dagen der week
kon evenwel niet meer dan 13′ â 2 pOt. gemaakt
worden.
De discontomarkt was ietwat flauwer, daar de
51
250
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
Banken eerder koopers van wissels waren en men
na de kwartaaiswisseling ruim geld verwacht.
Treasury Buis 3 maands 2/16 pOt.
2, 3 en 4 maands prima bankaccept 29/8’—/16 pOt.
6 maands idem 2116-3 pOt.
MEDEDEELINCi VAN DE CENTRALE COMMISSIE
VOOR DE RIJNVAART.
Ilijclroinetrische dienst.
Bij besluit van de Centi-ale Coin-
missie voor de Rijnseheepvaart van 23 Juni 1921 (prot. 2)
was overeengekomen een sub-commissie te benoemen, ten-
einde de mogelijkheid, zoowel als de wenschelijkheid van een
eventueel in te stellen hydrometrischen dienst te onder-
zoeken.
Deze sub-commissie, bestaande uit: de heeren Spiess en
Gelinsky voor Duitschiand, Royers voor België, Rabut voor
Frankrijk, Stoel voor Nederland en Gelpke, voor Zwitserland
(deze laatste, welke zijn ontslag ingediend heeft, is intus-
schentijds vervangen door den heer Bertschinger), kwam voor
het eerst bijeen te Straatsburg in het Palais du Rhin op den 24sten October 1921. Alle leden waren aanwezig, behalve
cle heer Royers, welke zich had laten excuseeren, terwijl
bovendien de heeren Detoeuf en Hostie de vergadering bij-woonden. De vergadering werd gepresideerd door den heer
Stoel, afgevaardigde voor Nederland.
De sub-commissie heeft de eventueele instelling van een
hydrometrischen dienst hoogst wenscheljk geacht, indien
men zou kunnen aantoonen, dat, in verband met het waar
nemen van de waterstanden, het debiet en de snelheid vnu
de voortpiatitingsgolf, voldoende zekerheid omtrent de voor-
spellingen zou verkregen worden, welke bovendien tijdig
vooruit zouden moeten geschieden in verband met het reg&
len van reizen, enz.
Zij ontveinst zich niet de moeilijkheden te onderschatten,
welke gepaard gaan met het doen van voorspellingen, zooals
bijv.:
10.
cle inwerking van den loop der secondaire wateren; 2o. de storende werking der hydro-electrische machines,
welke niveau-verschillen van 60 eM. op één dag kunnen
veroorzaken;
3o. de veranderingen in den vorm van het rivierbed.
Toch was de sub-commissie van oordeel, dat deze moei
ljkheden geen belemmeringen mochten zijn voor het verder
in studie nemen van het vraagstuk. Het grootste gedeelte
van het debiet van den Boven-Rijn wordt gevormd door
den Rijn zelf, de Aar, de Limmat en de Reuss, alwaar men
wnarnemingsposten kan instellen, tea einde de eventueele
gegevens te verstrekken. De ondervinding alleen kan aan-
toonen, in hoeverre het mogelijk is rekening te houden met
den storenden invloed der secondaire zijrivieren en der hy-
dro-electrische machines. Voor het oogenbik moet men zich
beperken tot het groncivraagstuk: de voorspelling van de
minimum-waterstanden tusschen Bazel en Straatsburg.
De sub-commissie acht het meest wenschelijk als volgt te
werk te gaan:
Men zou inlichtingen moeten ontvangen van de belang-
rijkste waarnemingsposten in het Rijngebied, welke inlich-
tingen betrekking zouden moeten hebben op de waterstan-den, het debiet en eventueel op regen en sneeuwval.
De sub-commissie zou zich van tijd tot tijd moeten ver-
eenigen om kennis te kunnen nemen van de ontvangen in-
lichtingen en te trachten de posten, gelegen aan de, mon-
ding der meren en die beneden Bazel en Straatsburg met
elkaar te verbinden. Op deze basis zou men dan verder
kunnen werken en de nauwkeurigheid van een en ander
zoo ver mogelijk doorvoeren, ten einde de waarnemingen
ten slotte een practische waarde voor de scheepvaart te ge-
ven. Een lid der sub-commissie, verblijf houdende te Straats-
burg, zou belast kunnen worden met het verzamelen, uit-
werken, enz. der gégevens. In cle vergadering der Centrale
Commissie van 16 December 1921 werd een en ander goed-
gekeurd, terwijl de sub-commissie verzocht werd met hare
studie in de richting, zooals uiteengezet was geworden,
voort te gaan. De tweede vergadering der sub-commissie
heeft ‘plaats gehad te Bern den lOen Maart 1922 en cle derde
den 29en November 1922 to Straatsburg.
Na een breedvoerige discussie over het vraagstuk heeft
cle Centrale Commissie op den 13en December 1922 de vol-
gende resolutie aangenomen:
,,De Commissie neemt nota van het rapport, ingediend
,,door den President van het technisch comité en behoudt
,,zich voor, later, nadat resultaten verkregen zullen zijn, de ,,voorgestelde werkwijze naar waarde te schatten.”
OCEAANVRACHTEN EN HET RABAT-
SYSTEEM.
In Engeland verscheen onlangs het ,,Final Report of
the Imperial Shipping Oommittee on the Deferred
Rebate System”, dat uitgebracht werd door eene com-
missie naar aanleiding van klachten van de Austra-
lische Regeering en van andere geïnteresseerde
partijen over het rabatsysteem der Stoomvaart Maat-
schappijen. Dit verslag is ook voor den Nederlandschen
en Nederlandsch-Incljschen overzeeschen handel van
het grootste belang en alleszins waard om aan eene
nadere beschouwing te worden onderworpen.
In de eerste plaats zij vermeld, dat de hier bedoelde
commissie op 15 Juni 1920 door den toenmaligen
Prime Minister Lloyd George werd ingesteld en be-
stond uit 14 leden en wel één afgevaardigde van elk
dei- volgende Departementen, resp. Regeeringen:
Ministerie van Koloniën, Ministerie voor Indië, Board of Trade, Regeeringen van Oanada, Australië, Nieuw-
Zeeland, Zuid-Afrika, New-Foundland en vijf onaf-
hankelijke, bekende kooplieden onder Voorzitterschap
van Sir H. J. Mackinder M. P. met Mr. E. J. Elliot
van den Board of Trade als Secretaris.
Het zoogenaamde rabatsysteem der scheepvaart –
maatschappijen bestaat daarip, dat aan afschepers,
die zich er toe bepalen uitsluitend met eene zekere
combinatie• van stoomvaartmaatschappijen te ver-
schepen, eene reductie op de vracht wordt verleend
van 10 tot 20 pOt. Deze reductie is echter niet
dadeljk betaalbaar na afloop van een bepaalden
termijn, waarin men van geen andere schepen gebruik
heeft gemaakt, doch eerst 6 maanden na afloop van
dezen termijn, mits ook intusschen met geen andere
booten vei-scheept wei-d. Dit verklaart den naam
,,deferred rebate systeia”.
Dit ,,deferred rebate system” is wettelijk verboden
door de
Australische
Regeering voor uitgaande lading
van Australië, verder heeft de Regeering van
Zuid-
Afrika
in 1911 in verband met het mailcoutract
zekere bepalingen uitgevaardigd, die tegen het rabat-systeem ingaan,
terwijl
in de
Vereenigde S’t al en van
Amerika
dit systeem onwettig verklaard werd door
de Merchant Shipping Act van 1916 en de Act van
1920 voor alle lading – zoowel uitgaande als binnen-
komende. –
Bovenbedoelde commissie ging
bij
haar onderzoek
zeer zakelijk en onpartijdig te werk. Als basis dienden
haar de uitkomsten van de Royal Commission on
Shipping Rings, die zich van 1906 tot 1909 met het-
zelfde onderwei-p onledig hield en deze werden aan-
gevuld door nieuwe getuigenissen van vooraanstaande
mannen op handeisgebied – zoowel van de zijde der
reeders als der afschepers, terwijl intussehen boven-
staande wetten in verschillende landen gepasseerd
waren, waarmede rekening gehouden moest worden.
Voor enkele andere landen waren aan afschepers
faciliteiten toegestaan, zooals in den handel met
Oost-Afrika,
waar het rabat over telkens 4 maanden
na afloop van 4 maanden betaalbaar werd gesteld,
terwijl voor den ,,Homeward Trade” met de
Straits
iS’ettlemenis
bepaald was, dat afschepers om de drie
jaren de
vrijheid
zouden hebben uit de Oonferentie
te treden, zonder hun recht op rabat op de tot aan
dezen
termijn
betaalde vrachten te verliezen. Deze
gelegenheid werd gegeven in 1911, 1914, 1917 en 1920.
In
Zuid-Afrika zag tengevolge van de Regeerings-
bepalingen tegen het rabatsysteem, eene overeenkomst
tusschen afschepers en stoomvaartmaatschappjen het
licht, waarbij de afschepers hunnen vollen steun aan
de conferentielijnen toezegden. Hiervoor garandeeren
de stoomvaartmaatschappijen geregelde afvaarten op
bepaalde data en voldoende ruimte voor de gewone
behoeften van den handel, stabiliteit der vrachten,
die in het contract opgénomen worden en die niet
gewijzigd mogen worden zonder gemeenschappelijk
overleg. De overeenkomst geldt telkens voor één jaar
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
251
met een opzeggingstermijn van zes maanden. Deze
overeenkomst is belangrijk genoeg om in haar geheel
overgenomen te worden en men vindt haar in het
huidig nummer onder ,,Aanteekeningen”.
Alvorens hierop nader in te gaan is het wenschelijk
het wederzijdche standpunt van reeders en afschepers
ten opzichte van het ,,deferred rebate system” duidelijk
uiteen te zetten.
De klachten der af schepers komen in hoofdzaak
hierop neer, dat het uit dit rabatsysteem voor de
conferentielijnen voortspruitende monopolie leidt tot
het vaststellen van te hooge vrachten, waardoor
concurrentie met de voortbrengselen van andere lan-
den
moeilijk
of zelfs onmogelijk gemaakt kan worden;
dat het afschepers in
tijden
van groot aanbod van
lading en gebrek aan conferentieruimte niet mogelijk
is gebruik te maken van door ,,outsiders” aangeboden
ruimte;
dat het rabat te laat betaald wordt, waardoor
vooral de groote afschepers een aanzienlijk kapitaal
renteloos vastieggen, resp. aan reeders als werk-
kapitaal verstrekken;
dat wanneer de
lijsten
ter reclameering van het
rabat niet binnen een bepaalden betrekkelijk korten
tijd ingediend waren, afschepers elk recht op dit
rabat verliezen.
Hierop werd door reeders in het midden gebracht,
dat zoogenaamd te hooge vrachten terug te voeren
waren en in de aangehaalde speciale gevallen ook
verklaard werden door bijzondere omstandigheden
van tijdelijken aard;
dat van een monopolie
moeilijk
sprake kan zijn,
waar het afschepers vrij staat met andere booten
te verschepen indien
zij
afstand willen doen van de
10 pOt. rabat over de afgeloopen 6 tot 12 maanden;
dat dit rabat betrekkelijk gering is in vergelijkirg
tot de effectief betaalde vracht;
dat wanneer de conferentieljnen binnen rede-
lijken termijn niet voldoende ruimte disponibel
kunnen stellen, door afschepers vergunning gevraagd kan worden voor het charteren van stoomers, waarbij
toegegeven werd, dat de uitdrukking ,,binnen rede-
lijken tijd” zeer rekbaar is;
dat reeders de rabat-betaling zoolang moeten uit-
stellen om zoowel afschepers als reeders te behoeden
voor de concurrentie van nieuwe
lijnen
en de daar-
mede gepaard gaande desorganisatie der vrachten;
dat van renteverlies resp. vergoeding van rente op
de rabatgelden door de reeders geen sprake kan zijn,
omdat het rabat als een deel van de vracht beschouwd
moet worden, waarop afschepers geen recht hebben,
tenzij
zij
aan bepaalde condities hebben voldaan. Deze laatste redeneering mag in theorie juist zijn,
in de practijk gaat zij echter niet op tegenover den
koopman en afscheper, die in
zijne
prijscalculaties
het rabat van de te calculeeren vracht moet aftrekken,
waar dit rabat bij sommige artikelen niet alleen
gelijks taat met zijne geheele commissie op de transactie,
maar deze zelfs nog overtreft. Het wordt dan een
feit, dat de koopman niet alleen
zijne
geheele winst
gedurende 6 tot 12 maanden renteloos aan de reeders
afstaat, maar zelfs nog een gedeelte van zijn kapitaal
erbij geeft, welke gelden den reeders als goedkoop
werkkapitaal dienen.
Ook is het niet juist om zich op het standpunt
te stellen, dat het hier geen echt monopolie, doch
slechts een quasi monopolie geldt, waaraan afschepers
zich door opoffering van het rabat kunnen onttrekken.
Dit offer is juist zoo groot gemaakt om afschepers
te beletten het te aanvaarden. Hoe verschillende
Regeeringen over dit punt denken,
blijkt
dan ook
uit de wetgevingen tegen het ,,deferred rebate system” in bovengenoemde landen.
De voordeelen, die van reederszijde voor het
rabatsysteem worden aangevoerd zijn:
Behoefte aan eenen geregelden, veelvuldigen en
doelmatigen dienst,
stabiliteit der vrachten,
gelijkheid van bediening aller afschepers,
geen bevrachting voor rekening van reeders.
Deze voordeelen worden door de afschepers erkend,
doch niet alle afschepers
zijn
het ermede eens, dat
die door geen ander middel dan het ,,deferred rebate
system” te verkrijgen zijn..
Als brandpunt werd dan ook door de Imperial
Shipping Oommittee het vraagstuk beschouwd, welke
omstandigheden noodig zijn om eenen geregelden,
veelvuldigen en doelmatigen dienst tot
redelijke,
ge-
lijke en stabiele vrachten te secureeren en welke verzekering van bljvenden steun van de
zijde
der
afschepers noodig is om reeders daartoe in staat
te stellen.
Daarvoor werd in de eerste plaats handhaving
van het systeem van vrachtenconferenties, in tegen-
stelling met de oude, onderlinge concurrentie van
stoomvaart-maatschappijen, als eene
noodzakelijke
in-
stelling der moderne scheepvaart aanbevolen. Tevens
werd de noodzakelijkheid erkend, dat deze vrachten-
conferenties eenige zekerheid van bljvenden steun
door de afschepers verkrijgen ter wering van storen-
de concurrentie voor ,,berth cargo” van de zijde
van buitenstaande reeders.
Hiermede. kwam men voor de vragen te staan of
er een andere uitweg bestaat om hiertoe te geraken,
behalve het ,,deferred rebate system”, en welke voor-
tellen gedaan kunnen worden om de aan dit of elk
ander systeem verbonden nadeelen voor afschepers
tot een minimum te reduceeren.
Daarbij trad dan vanzelf het ,,agreement system”,
zooals dat in Zuid-Afrika ingevoerd is, op den
voorgrond. Zooals reeds gezegd vindt men eene copie
van deze overeenkomst tusschen reeders en afschepers
onder ,,Aanteekeningen” in dit nummer. De reeders
vinden dit z.g. ,,Agreement system” minder afdoende
dan het ,,Rebate system”, al geven
zij
toe, dat het
in den Zuid-Afrikaanschen outward trede” bevredi-
gend werkt. De handel, vertegenwoordigd door de
,,South African Trade Association”, is daarmede
echter zéér ingenomen.
Zoo kwam de Imperial Shipping Oommittee tot
de volgende aanbeveling, die hier woordelijk zij weer-
gegeven:
,,49.
On further consideration we have accordingly come
,to the conciusion that in the adoption of such an agree
,,ment system as en alternative, a solution—or at least en
-,,aveaue to
a
solution—of this vexed question of deferred
,,rebates may be focind. The deferred rebate system is
,,plainly open to certain objections, and although the agree-
,.ment system is equally open to objections,
we reconsmend
,,thet it should be given to shippers as a running option.
,,Individual shippers should have the choice
(a)
of binding
,,themselves by means of en agreement over a certain period
,,or by a running agreement subject to a certain period of
,,determination or
(b)
of remaining under the deferred
,,rebate system. Both systems could therefore be
in
oper-
,,ation simultaneously, but sil shippers would be held by one
..or
other method.
50.
It must he understood that, in arriving at this
,,conclusion, we do so without in any way committing our
,,selves to the suggestions as to details which are containeil
in the shipowners’ reply. It is dear, however, that certain
.safeguards would be necessary. 1f a real choice of systems
is to be left to the shipper, partieular care must be taken
that as far as possible the net financial resuits,
ie.,
the net
,,freights and the net liability for breach of the conditions
,,of either system, should be the same in both cases.
,,51. In the case of the South African agreement, no
.,penalties are provided for any infraction of its terms by
,,either party to it, though if anything occurs to disturb
,,tlje stability and eqiiality of rates and effective measures
to protect the signatory shippers cannot be agreed upon,
,,the shipper or the shipowner may withdraw from the
,.agreement at short notice. Though this absence of penal-
ties may correspond with the special circumstances
of
,that trede, ve consider that it would generally be neces-
,,sary in other trades that the agreement should define
,,penalties, whether by way of liquidated damages or other ,,method, which would attach to breaches of the agreement
,,by either party to it.
252
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
,,52.
As regards the machinery whereby this option could ,,be efiectively given to the shippers, we have already stated
,,that in ocr view the agreement must be with the indivi-
,,dual shipper, but at the same time it is dear that the
,,terms of the agreement must be settied between repre-
,,sentative bodies of shipowners and shippers for each
,,trade. The actual contract would be made in each case
,,between an individuni shipper and nu individual line
,,belonging to the Conference.”
Hierdoor zoude de verhouding tusschen reeders
en afschepers in een geheel ander licht komen te staan,
vooral waar de Commissie de. volgende recommen-
datie er aan toevoegt:
In conclusion then, our second recommendation is ,that
for every trade route the ship pers should take steps to
,,forn representative Associations
whose function shoiild
,,be to meet the Conferences, their already constituted
,,counterpnrts among the shipowners, with a view
(a)
gene-
,,rally to the discussion and amicable settiement of any
,,outstanding differences and of questions of mutual concern
,,as they may arise and
(b)
in particular to the exercise
,,of the option, if desired by any appreciable proportion of
,,the trade, between the rebate and agreement systems and
,,the . negotiation of the specific terms of such systems.
We consider it very important that the Associations
,,mentioned above shou]d be formed, not only in the Mother
,,Country, but also in the Dominions, India and the Colo-
,,nies. We think that shipowners should have direct re
,,Iations vith such Overseas Associations so as to facilitate
,,mutual understanding and the discussion and settlement of
,,differences. Associntions in Great Britain and in the
,,Dominions would naturally be in close touch with one
,,another and arrange for a frequent and regular inter-
,,change of views on matters affectiug their trade. This
,.would not fail to enhance the value of the vork of each
,,jssociation.”
Hiermede zijn de voornaamste punten uit het
overigens zeer lezenswaardig en met de bijlagen 56
pagina’s omvattende verslag van de Imperial Shipping Committee zoo beknopt mogelijk behandeld.
Het is zeer te hopen, dat ook de Nederlandsche
en Nederlandsch-Indische handel en scheepvaart daar-
uit de gevolgen zullen trekken en de zoo hoog noodige
wijzigingen iii de bestaande verhoudingen en toe-
standen zullen aanbrengen. Het is onnoodig en ook
niet wenscheljk om over de veelvuldige klachten van
de
zijde
der afschepers, vooral in Nederlandsch-Indië
en den gespannen toestand tusschen reeders en af-
schepers – speciaal gedurende de oorlogs- en na-
oorlogsjaren – hier nog eens uit te weiden. Veel
had vermeden kunnen worden, wanneer men zich toen
reeds op het standpunt van twee contracteerende
partijen met
gelijke
rechten had weten te stellen,
instede van dat reeders resp. hunne vertegenwoordi-
gers op Java het recht van den sterkste hadden
toegepast. Nu de gemoederen in den laatsten tijd
weer wat tot bedaren gekomen zijn, is het oogenblik
gunstig om tot betere toestanden te geraken. Belang-
rijke en ingrijpende kwesties, den geheelen handel
rakende, mogen niet meer door de vrachtenconferen-
ties
alleen
geregeld worden, doch daarover dient
overleg gepleegd te worden met koopman en producent
resp. hunne organisaties, waarvan op den duur èn
afschepers èn reeders zullen profiteeren. Op het
oogenblik vraagt b. v. het suikervervoer naar Britsch-
Indië dringend om herziening, waar te hoog gehouden
vrachten het indringen van ,,outside” scheepsruimte
mogelijk gemaakt hebben, waardoor een groot gedeelte van den handel van de aan conferentiebooten gebonden
Nederlandsche en Engelsche firma’s in handen over-
ging der ,,vrje” Britsch-Indiërs. Hier staan afsche-
pers dus in zooverre geheel op het standpunt van
reeders, dat het varen van ,,outsiders” vermeden
moet worden, maar door eene onoordeelkundige
politiek van vaststellen der vrachten door de reeders
zien de geregelde afschepers hunnen handel verloopen.
Intusschen hebben de
bij
handel en scheepvaart
op Australië betrokken
partijen
in Engeland reeds
uitvoering gegeven aan de recommandaties van de
Imperial Shipping Committee en eene overeenkomst
opgemaakt, waarbij beide partijen
wel kunnen varen.
Mogen Nederland en Java het goede voorbeeld spoedig
volgen. A. V.
DE STEENIND USTRIE.
i.
De heer A. F. Muller, Secretaris van de Neder-
landsche Vereeniging van Fabrieksarbeiders te Amster-
dam, schrijft ons:
De baksteenindustrie werkt onder normale om-
standigheden met ongeveer 16000 arbeiders. Thans
ziet het er in dezen belangrjken tak van nijverheid
voor verreweg de meeste belanghebbenden donker uit.
Voor de oogenblikkelijke, buitengewoon slechte
verhoudingen is als oorzaak een samenloop van om-
standigheden aan te wijzen. Na een tijd van slapte
gedurende den oorlog trad gaandeweg een periode
van toenemende drukte in, voornamelijk als gevolg
van bedrjvigen woningbouw. De
cijfers
van de ver-
leende bouwcredieten geven eenigermate een beeld
van deze betere verhoudingen voor de steeniudustrie.
Ik neem de cijfers, welke Mr. J. Kruzeman geeft in
het Aprilnummer van de ,,Vragen des Tijds”.
In 1918 werd door het
Rijk
aan voorschotten voor
Woningbouw verstrekt 37 millioen gulden. Voor 1919
beliep dit bedrag reeds 74 millioen, het volgende
jaar 111 millioen. En voor de eerste zes maanden
van het jaar 1921 een bedrag van 112 millioen. Voor
‘t geheele jaar 1922 een ronde som van 220 millioen gulden. Voorts moet hierbij in aanmerking genomen
worden dat de jaren 1919 en ’20 ook nog een zekere
industrieele bedrijvigheid te zien gaven. Voor de
steenindustrie was er werk aan den winkel.
:De fabrikanten joegen de
prijzen
van steen zoo
hoog mogelijk op. Mede daardoor lokten zij den
buitenlandschen concurrent uaar hier.
De cijfers van de ingevoerde metselsteenen leggen
daarvan getuigenis af.
Invoer van metselsteenen in de jaren
1910
tot en met
1921.
”
Totale
invoer
in stuks
Invoer uit
België
in stuks
Invoer uit
Duitschiand
in stuks
Invoer uit
andere landen
in stuks
1910
146.146.000 121.670.000 18.275.000 6.201.000
1911
143.261.000 109.260.000
24.760.000
9.241.000
1912
145.165.000 106.340.000
28.630.000
10.195.000
1913
140.360.000
100.060.000
32.640.000 7.660.000
1914
135.700.000 104.315.000
24.235.000
7.150.000
1915
73.616.000 59.844.000 9.771.000 4.001.000
1916
159.195.000 133.844.000
22.015.000 3.335.000
1917
116.281.000 105.318.000 10.955.000
8.000
1918
18.675.000
12.695.000
5.973.000
7.000
1919
114.481.000
101.280.000 13.200.000
1.000
1920
240.274.000
199.090.000
40.908.000
276.000
1921
475.287.000 358.119.000
117.168.000
Waarde in Guldens
1917
f
1.205.329
f
940.018
f
263.965
f
1.346
1918
595.584 ,,
240.069
355.415
109
1919
2.483.150 ,, 2.002.338
480.000
296
1920
6.392.628
1 ,,
4.915.831 ,, 1.457.225
19.572
1921
1
10.538.794 ,, 7.657.328
2.862.366 ,, 19.100
De
cijfers
van 1910 tot 1916 bevatten den invoer
van alle soorten metselsteenen benevens den invoer
van vuurvaste steen.
De cijfers van 1917 tot 1921 bevatten den invoer
van alle soorten metselsteen behalve den invoer van
vuurvaste steen.
In 1921 dus een invoer van 475 millioen steen.
Meer dan het viervoud van de hoeveelheid welke in
1919 werd ingevoerd.
Men mag aannemen dat de woningbouwbedrijvig-
heid op zichzelf wel een prikkel was voor buiten-
landsche fabrikanten om hier afzet te vinden, te eer,
aangezien vooral België hier oude relaties heeft.
Toch had men mogen onderstellen dat de invoer
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
253
van steen uit den vreemde niet zou zijn toegenomen.
Vl6r den oorlog was de kwaliteit van Belgische
kleisteen en Nederlandsche kalkzandsteen ongeveer
aan elkander gelijk, ul. van beide slecht. Nu echter
is de hardheid en vastheid en daarmee de duur-
zaamheid van de Ned. kalkzandsteen dusdanig ver-
beterd, dat ze de Belgisôhe kleisteen in deugdelijkheid
aanmerkelijk overtreft. Bovendien is de productie-
mogelijkheid onzer eigen industrie aanzienlijk toe-
genomen. Daardoor behoefde het vooroorlogsche tekort
niet meer aanwezig te zijn en was er ook in werke-
lijkheid niet.
Juiste cijfers over onze voortbrenging van steen
bezitten we niet; wel echter betrouwbare schattingen.
V55r den oorlog leverde onze kleisteenfabricage
12 â 1300 millioen steen. In 1920 was dat aantal
1400 millioen, terwijl in 1921, op tal van fabrieken
met kunst- en vliegwerk, de productie werd opgevoerd
tot rond 1800 millioen steen. Daarbij kunnen nog
plus minus 200 millioen kalkzandsteenen worden
gevoegd; ook meer dan normaal. Bezien we dus dn
cijfers van meerderen invoer en hoogere productie
dan krijgen we voor 1921 een overschot boven het
normale kwantum van 7 â 800 millioen steen.
Allereerst dient hierbij te worden vastgesteld, dat
steenen in 1921 gevormd, grootendeels bestemd zijn
voor het verbruik in 1922 en voor een belangrijk
deel zelfs eerst in 1922 zijn opgebakken. In dit jaar
nu is de productie van steen weliswaar geringer geweest
dan in 1921, maar toch stellig nog boven het normale
uitgegaan. De invoer van steen is aanmerkelijk geringer
maar eveneens nog iets boven het normale. Van
Januari tot en met October 1922 werden ingevoerd
uit Duitsehland 104.395 x 1000 KG. Uit België
201.853 x 1000 KG. Dat is in ronde cijfers 150
rnillioen metselsteenen en klinkers. Met zekerheid kan wordén vastgesteld dat productie en invoer de
vraag verre overtrefien.
De totale invoer over het geheele jaar 1922 beliep 321.464 x 1000 KG. tegen in totaal 974.269
X
1000
1(0. in 1921.
De laatste maand van het jaar 1922 was de invoer
even 6000 ton tegen gemiddeld 26.000 ton over het
gehecle jaar en rond 81.000 ton per maand over 1921.
De fabrikanten zelf schatten den voorraad niet-
verkochte steenen op de fabrieken aanwezig op
800 millioen. Nemen we aan, dat deze schatting aan
den hoogen kant is, dan nog staat toch wel vast,
dat de fabrikanten meerdere 100-millioenen steenen
op hun tasvelden hebben staan, waarvoor ze geen
emplooi weten te vinden.
Na de sterke ontplooiing van de
bedrijvigheid
in
de bouwvakken tot de eerste helft van het vorig jaar is
nu de groote inzinking gekomen.
Terwijl
de rijks-
voorschotten voor 1921 de 200 millioen gulden te boven
gingen
zijn
zij voor 1922 teruggebracht tot 80 mjllioen
gulden en zullen zij dit jaar 40 millioen gulden zijn.
We moeten rekening houden met sterke prijsdalingen
van cle bouwmaterialen en ook met vermindering van
de bonen der bouwvakarbeiders. Met het voor 1923
toegestane crediet van 40 millioen gulden kunnen
in dit jaar aanmerkelijk meer woningen gebouwd
worden, dan zulks met een
gelijk
bedrag in 1920 of
’21 het geval was.
Toch is dit geenszins toereikend om de steen-
industrie goede hoop op de naaste toekomst te
kunnen geven. Bouw van nieuwe en uitbreiding van
bestaande fabrieken staat zoo goed als geheel stil.
Ook voor de straatklinkers is een verminderde afzet
ingetreden door toenemend gebruik van buitenlandsch
materiaal voor onze wegen. Het plotseling enorm
in omvang toegenomen verkeer met zware lastauto’s
eischt, zoo meenen velen, een hechtere bestrating
dan met onze klinkers
mogelijk
zou zijn. Van Jan.
tot Oct. 1922 werd 742.040 ton keien en steenslag uit het buitenland ingevoerd; over het geheele jaar
855.711 ton tegen 676.927 ton in 1921.
Dan zijn er nog de bonen van de bouwvakarheiders,
die mede remmend op den woningbouw en daardoor
op den afzet van steen inwerken. De naaste toekomst
ziet er
klaarblijkelijk
slecht voor de steenindustrie uit.
De vraag of de fabrikanten zelf vrij-uit gaan,
kan niet bevestigend worden beantwoord. Ook nu
nog zoeken de fabrikanten verlichting van den druk
der tijden grootelijks in de verkeerde richting. Schier
alle fabrikanten trachten opluchting te krijgen door verlaging der bonen en een langeren werkdag.
Stellig zullen vele ondernemers aannemelijk kunnen
rnakei, dat de beide hier genoemde maatregelen
verlichting in een slechten bedrijfstoestand zouden
brengen. Men kan echter niet ongestraft zekere
grenzen overschrijden. Te hooge bonen en te ruime
winsten zullen stellig nadeelig zoowel op de bedrjfs-
als op de maatschappelijke verhoudingen inwerken.
Bij de beoordeeling van het loon mag men twee
factoren niet veronachtzamen. Vooreerst, dat het
loon toereikend,
zij
om in
noodzakelijke
levensbe-
hoeften te voorzien, en vervolgens, dat het loon is
overeenkomstig den aard en de soort van den arbeid.
Nu eischt het werk op een steenfabriek ongemeen
groote lichamelijke inspanning. Het is zoowel zware
lichamelijke arbeid als routine-werk. Laat ik zulks
met een voorbeeld toelichten.
Een steenpers vereischt eene gemiddelde bediening
door 10 á 11 volwassen mannen en 5 jongens. De
gemiddelde productie (tegenwoordig althans) is per
pers in een werkdag van 8 â 8Y2 uur 34.000 steenen.
De man, die aan de pers den naam van ,,afstrijker”
draagt, kan wel geen seconde verloren doen gaan,
maar heeft toch niet bepaald het zwaarste werk.
Hij moet echter in de 8
t
84 uur een gewicht van
rond
tachtig duizend
KG-. verplaatsen van de pers
op de hittenkar en
hij
moet bovendien van ongeveer
6.000 zessteensvormen de overtollige klei afstrijken.
Alleen physiek krachtige nienschen met veel ,,Aus-
dauer” kunnen dezen arbeid volhouden.
De arbeid van het z.g. .,ovenpersoneel”, de in- en
uitkruiers is nog afmattender en bezwaarlijker.
Deze menschen toch, die onafgebroken in een ge-
jaagd tempo een kruiwagenlast torsen van rond
160 KG.,
zijn
daarbij blootgesteld afwisselend aan
de hooge, dikwijls schier ondraaglijke temperatuur
van den oven en de wisselingen van de weersgesteld-
heid buiten.
Het is
duidelijk,
dat zulke arbeid krachtige voeding
eischt en men niet beneden zekere loongrenzen mag
afdalen.
De Bond •van R.-K. Steenfabriekai’beiders ,,St.
Stephanus” stelde onlangs aan 18 fabrieken een
onderzoek in naar de weekverdiensten van het machine-
personeel (de arbeiders van de steenpersen). I)e ge-
middelde weekverdienste beliep dezen zomer voor
deze 18 fabrieken langs Waal en Maas
f
16,–.
Alles in stukwerk.
Een onderzoek door de Nederlandsche Vereeniging
van Fabrieksarbeiders ingesteld aan fabrieken langs
Rijn en IJsel gaf voor deze categorie arbeiders een
weekverdienste van rond
f
17.— per week. En een
onderzoek, ingesteld door de twee vorengenoemde
organisaties samen met eene derde vereeniging van
werknemers, gaf voor alle categorieën arbeiders van
steenfabrieken een gemiddelde veekverdienste over
het geheele jaar van
f
22.—.
April 1922 zijn alle bonen met 10 pCt. verminderd.
De werkgevers eischen nu eene verdere verlaging van
niet minder dan 25 tot 50 pOt. voor de verschillende
categorieën. Bovendien eene 55-urige werkweek.
Een blik op de bonen en den te verrichten arbeid
doet o. i. zien, dat men dan den boog te strak spant.
Eene werktijdverlenging boven den thans langs de
groote rivieren geldenden
werktijd
van 50 uren in
den zomer en 48 uren in den winter brengt noch
meerdere, noch ook goedkoopere productie.
Yôôr 1919 was de werktijd in deze industrie on-
254
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
gelimiteerd. Buitensporig lange werktijden waren
regel. In den zomer zelfs van des morgens 5
t
6
uur tot des avonds 8 uur; met korte rustpoozen en
schafttijden.
De in 1919 ingevoerde 50-urige werkweek voor
den zomer en 45 uur voor den winter was een ont-.
zaglijke sprong naar omlaag. Toch is hier de werk-
tijdverkorting gepaard gegaan met verhooging van
deproductie. Enkele cijfers mogen die bewering staven.
Wij noemen hieronder een aantal fabrieken gelegen
aan den Boven-Ijsel. Wij nemen opzettelijk deze
fabrieken, omdat daar in 1920 en 1921 niet langer
dan 45 uur per week werd gewerkt.
Krachtens een desbetreffend Werktijdenbesluit kan
de werktijd voor de steenfabrieken in den zomer
55 uur zijn. De organisatie van werkgevers en werk-
nemers sloten een overeenkomst op een 50-urige
werkweek. Op de ondergenoemde fabrieken kwamen
evenwel de bedrijfsleiders met de arbeiders overeen,
dat ondanks de getroffen overeenkomst niet langer
dan 45 uur zou worden gewerkt. De fabrikanten zelf
maakten hiertegen geen bezwaar. Merkwaardig is nu, dat de voor 1922 toegepaste 50-urige werkweek geen meerdere productie aanwijst.
Hier zijn de gemiddelde cijfers:
Ongelimiteerde
Werktijdverkorting
werktijdtot.
45
uur pci week –
.!fabriek
.
–
Productie in
1918 Productie in 1919/
(per pers.)
1920en.1921 (p.pers.)
Muizenberg, Latum
30 Ii
32.000
30
S 34.000
Meyl Dekker
28
32.000.
34
40.000
Rohert Jansen
28 ,,
32.000
34
,, 38.000
,,De Mars”
30
,, 36.000
30
38.000
,,Den Durk”
30 ,, 34.000
32
40.000 J.
Vos,
Velp
28
32.000
32
36.000
Houden we de laatstgenoemde fabriek even vast.
Deze werkt met
vijf
persen. De gemiddelde méér-
dere productie was hier 4000 steenen per pers.
Ondanks dus den aanmerkelijk verminderden werktijd
werd eene meerdere productie verkregen, van 20.000
steenen per vollen werkdag. Vermeerdering van per-
soneel had evenmin plaats, met uitzondering van
tijdelijke toevoeging van een z. g. modderkruier, als
regel wanneer de klei verder dan 20 Meter van de
pers
verwijderd
lag.
Dit resultaat werd verkregen door betere en snellere
persen en doordat de arbeiders bereid waren tot de
uiterste inspanning te gaan. Ook voor het oven-
personeel is eene zeer belangrijke stijging van de
productie te constateeren.
Pikken wij er willekeurig een paar fabrieken uit.:
De ,,Blauwe Kamer” tusschen Wageningen en
Rhenen aan den Rijn.
Verwerking van steen per man en per week.
1918 45.000 steen per man en per week.
1919 47.000
1920 50.000
1921 53.000
1922 58.000
Fabriek ,,De Koebongerd” te Wageningen.
Op dez,e fabriek wordën in een z. g. ,,rondgang” 400.000 steenen verwerkt. Zulk een rondgang ver-
eischte in 1918 veertien dagen werk. In 192011921
werd zulk een rondgang eveneens van 400.000 steenen
gemaakt in 11 werkdagen en met één man minder.
Deze beide fabrikanten behooren tot de best betalen-
den en hebben door middel van premies de intensivi-
teit van den arbeid hunner werklieden tot de hoogst
mogelijke grens opgevoerd. De premies zijn inmiddels
teruggenomen. De hier geschetste verhoudingen ko-
men
vrijwel
voor alle ring- en vlarnovens in aan-
merking. . .
Nu hebbeh de steenfabrikanten nooit te klagen
gehad over arbeidsmoebeid en arbeidsonlust. Integen-
deel; de cijfeis wijzen het uit, hebben zij hupne
werklieden steeds bereid gevonden hunne krachten
tot de uiterste grens in te spannen.
De arbeid is hier dermate verdicht, dat de werk-
kracht van een etmaal in de 84 uur volkomen
wordt opgebruikt. Men kan hier wel den werktijd
verlengen, maar niet de werkkracht uitzetten of op-
voeren. Het tempo zal dalen overeenkomstig den
uitgezetten werktijd.
Eene verlaging van de bonen zou, als het werk
verder op den ouden voet voortgang kan hebben,
uiteraard tot goedkoopere productie leiden. Echter
hoede men zich ook te dien aanzien voor te hoog
gespannen verwachtingen. Aan arbeidsloon kosten
thans 1000 steenen om en bij de
f
7,50. Wie nu de weekinkomsten nog eens nakijkt, zal toegeven, dat
hier niet veel te bereiken valt. Maar zelfs dis dat
wel zoo was, dan nôg zou men den fabrikanten moeten
ontraden op dezen weg verder heil te zoeken.
Nog erder verlaagde bonen zullen de physieke kracht
door onvoldoende voeding voor dezen zvaren arbeid
ondermijnen. Men drijft bovendien de overigens zoo
werkvaardige arbeiders naar den vroegeren chaoti-
schen toestand. Het onbesuisd, onbekookt plotseling
ueergooien van het werk, hetwelk vroeger op de
steenfabrieken aan de orde van den dag was, roept
men weer in het leven. De fabrikanten, die overeen-
komsten hadden gesloten, hebben er meer dan eens
hunne ingenomenheid mede betuigd, dat gedurende
de drie contractjaren 1920, 1921 en 1922 deze be-
drjfstorende voorvallen zoo goed als geheel inge-
toomd waren.
A. F.
MULLER.
(Slot volgt).
TALMA OF G1?OENEVELD?
II.
(Slot.)
Mr. Groeneveld gaat in ,,de richting van Staats-
pensioen” en verwijdert zich van de verzekering. De
werkgevers betalen een zeker bedrag, dat evenwel
geen
direct
verband houdt met de renten, die hun
arbeiders zullen ontvangen. Zij moeten een zeker per-
centage storten van het
totale loonbedrag, dat zij we-
kelijks uitkeeren. Het is meer een verzorgingsbelasting
dan een premie. Een ,,belasting”, die men evenwel
0
1)
groote schaal zal trachten te ontduiken, tenzij een
dure contrôle de ontduiking zooveel mogelijk verhin-
dert. Men rekcne hier met de massa kleine bedrijven
in de stad en op het platteland. En men vergete ook niet, dat de rente vaststaat, ook al is er niet
geregeld J)remie betaald!
Het is niet een
zoelien
naar consequenties, wan-
neer men de opmerking maakt: waarom blijft Mr.
Groeneveld
halverwege staan? Waarom geeft hij niet
in overweging, om hetgeen noodig is voor de ,,verzor-
ging” via de belastingen van de werkgevers te innen?
Hij zou zelfs nog meer kunnen ,,vereenvoudigen” door
de ,,verzorgingsbelasting” niet alleen van de onderrie-
mers, maar van âlle belastingplichtigen te innen. Af-zonderlijke vermelding op het belastingbiljet zou ten slotte niet noodig zijn.
Nu zal dit ,,perspectief” niet zoo heel gemakkelijk bereikt worden. Aan de ouderdoms- en invaliditeits-
verzorging zijn enorme kosten verbonden. En de Mi-
nister van Financiën, die den belastingdruk met zeer
vele millioenen zou willen verzwaren, zal vooreerst nog niet optreden. Maar het streven in deze richting
wordt onmiskenbaar door het stelsel-Groeneveld be-
vorderd. Men kan elk oogenblik de laatste resten van
de ,,verzekering” opruimen. Geen principieele, slechts
financieele redenen behoeven daarvan te weerhouden,
indien eenmaal het
ste]sel-Groeneveld
is aanvaard.
Een breed principieel betoog tegen de ,,verzorging”
en v66r de ,,verzekering” zal ik in dit verband niet
leveren. Ik erken ook, dat het van allerlei factoren
afhangt, of men in een bepaald land en onder be-
paalde omstandigheden de verzekeringsgedachte meer
of minder consequent kan toepassen. Is men in de
gelegenheid, om de verzekeringsgedachte te doen
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
255
triumfeeren, ligt daarvoor in het ,,historisch-gewor-
dene” geen verhindering, dan behoort men m.i. de ge-
boden kans te grijpen. Immers is het niet wel voor
tegenspraak vatbaar, dat de verzekering
hooger
staat
dan de verzorging. Zij versterkt het verantwoorde-
lijkheidsbesef: van, werkgevers en wèrknemers, levert
het meeste pofijt op voor wie trouw en geregeld
heeft gewerkt, en beïnvloedt gunstig do positie der
arbeiders in het bedrijfsleven. Ook maakt zij, zooals
de practijk zal leeren, financieel-betere regelingen mo-
gelijk. Ten onzent nu ligt er in het gebeurde met de
vorzekeringswetgeving zeker geen dringende reden,
om op de lijn der verzorging over te gaan. De recht-
sche partijen zullen daaraan ook wel geen oogenblik
denken. Zelfs zullen
zij,
naar ik vermoed, aan de hand
van Mr.
Groeneveld
niet één stap in deze richting
willen zetten. De verzekering, waarin zij een stuk
volkskracht
zien, zullen zij niet . wenschen prijs te
geven.
• Groot zijn voorts de practische bezwaren tegen de
,eenheidsrente”. Het systeem-Talma sluit zich door
zijn verschillende reuten, die verband houden met het
loon, meer bij het leven aan en zal dan ook door de
arbeiders als veel billijkcr worden beschouw’d.
De loonklassen-indeeling in çle bestaande Invalidi-
teitswet is verouderd. Zij is gebaseerd op de geldloo-
.iien van v66r den oorlog. Herziening is eisch. zoodra
de financiën het even toelaten. Het is een onhoudba-
ren toestand, dat voor de groep van
f 900
tot
f
3000
slechts één premie en één rente geldt. Meerdere dif-
ferentiatie is in overeenstemming met het werkelijke
leven.
Mr.
Groenev old wil
géén differentiatie. Zijn een-
heidsrente van
f
4 bij invaliditeit en van
f
3 bij ouder-
dom beteekent voor de massa der arbeiders in de toe-
komst achteruitgang. Ook bij ongeregelde premiebeta-
ling – 40 weken per jaar bijv. – varieert in de Wet-
Talma de uitkeering van
f
113,60 (laagste loonklasse)
tot f272,64 (hoogste loonklasse). Bij 50 jaarpremiën
worden deze bedragen respectievelijk
f
142,— en
,f
340,80. Nu blijft natuurlijk niemand zijn geheele
leven in de laagste loonklasse (beneden de
f
4,80 per
week). De wijziging in de looncijfers sedert 1914 heeft
ten gevolge gehad, dat zeer velen reeds spoedig in de
hoogste loonklasse (boven de
f
18) komen. Ook al da-
len de geldloonen niet onbelangrijk, dan mag men
toch wel aannemen, dat over een aantal jaren het
gemiddeld
ouderdomspensioen circa
f
5,— zal bedra-
gen. Komt het spoedig tot een nieuwe loonklassenin-
deeling, dan is een hooger cijfer bereikbaar. Mr.
G-roeneveld
drukt in
zijn
systeem evenwel alles neer
tot het lage peil van
f
3,— en
f4,—
per week! Hij
meent dan ook, dat de lasten, welke thans voor den
Staat en het
bedrijfsleven
uit de Invaliditeitswet
voortvloeien, ,,zeer waarschijnlijk niet onbelangrijk
zullen verminderen”. Nu zal dit stellig een
vergissing
blijken te zijn, zooals ik reeds liet gevoelen en nog
nader zal aantoonen. Maar toegestemd moet, dat de
eenheidsrenten
van Mr.
Groeneveld
voor de arbeiders
achteruitgang beteekenen. Er wordt ,,bezuinigd” op
de reeds lage renten. Alleen in de eerste jaren za]
het
systeem-Groeneveld
voor sommigen eenig voordeel
kunnen opleveren. Ook kan het gunstig zijn voor de-
genen, waarvoor bijna nooit premie wordt betaald.
Voor alle andere arbeiders is er straks schade.
Maar hoe staat het nu met die ,,vermindering vnu
lasten” ook voor den Staat?
Het vervallen van de individueele registreering der
verzekerden maakt het mogelijk, dat personen, die
nimmer in loondienst zijngeweest, met de welwillende
medewerking van den een of anderen ondernemer,
een loondienst constriieercn en zich om een rente
komen meldcn, zoodra invaliditeit dreigt of de pen-
sioegerechtigde ‘eeftijd nadert. De practijk van
art. 369 heeft dienaangaande wel een en ander ge-
leerd WTorden geen scherpe, kostbare contrôlemidde-
len toegepast, dan is eene herhaling vn het gebeurde
in 1913 zonder ceiligen twijfel te duchten.
• Daar gaat al een deel van de som, die Mr.
Groe-
neveld
opde administratiekosten denkt uit te sparen!
Maar er is meer!
Het ,,collectieve verzekeringssysteem” leidt, zooals
ik reeds opmerkte, tot ontduiking van de geregelde
premiebetaling. Ook wordt daardôor verhinderd een
behoorlijke contrôle over personen, die blijvend inva-
lide dreigen te worden, maar die door tijdige en goede
behandeling nog voor deze ramp bewaard kunnen
worden. Dit zal de invaliditeitsverzekering ook
duur-
der
maken.
• Het verschil tusschen de invaliditeits- en de ouder-
domsrente kan voorts leiden tot gevolgen, die Mr.
Groenev old
blijkbaar niet heeft voorzien.
Hij
heeft
niet durven voorstellen een invaliditeitsrente van
f
3,—. Dat zou al te zeer een achteruitgang
zijn
ge-
weest, vergeleken met hetgeen de
wet-Talma
reeds
aanstonds biedt. Een ouderdomsrente van
f
4,— zou
dadeljk leiden tot financieele consequenties, die in
de huidige omstandigheden zeker niet door ,,Finan-
ciën” aanvaard zouden worden. Bovendien is er, voor-
al in een verzorgingssysteem, wel wat voor te zeggen
om de invaliditeitsrente niet, onbelangrijk hooger te
stellen dan de ouderdomsrente. Invalide ken men wor-
den op vrij jeugdigen
leeftijd,
wanneer de zorg voor
een gezin nog heel zwaar drukt.
– Maar nu heeft cle heer
Groeneveld
blijkbaar niet
voorzien, dat er
bij
doorvoering van zijn systeem een
sterke aandrang zal komen bij ouderen
0111
de – hoo-
gere – invaliditeitsrente te
verkrijgen.
Wie op 64-
jarigen
leeftijd
,,invalide” wordt verklaard, ontvangt
voortaan
f
4,—. Wie zonder meer doorwerkt tot zijn
65ste jaar
krijgt
slechts
f
3,—!
Natuurlijk zijn er wel middelen, om dit gevolg te
keeren. Men kan bijv. de invaliditeitsrente
bij
het be-
reiken van den 65-jarigen leeftijd in een ouderdoms-
rente omzetten. Maar doet men dit, dan wordt de re-
geling weer heel wat
–
ongunstiger voor de arbeiders
clan de
wet-Talma.
Wil men fraude op groote schaal voorkomen, dan moet men dus scherp controleeren of iemand in een
bepaald tijdvak wel een bepaald aantal weken heeft
gewerkt, en als ,,arbeider” in den zin der wet kan
worden beschouwd. Die contrôle zal heel moeilijk zijn.
Maar bovendien moet men zich in dit systeem strikt
beperken tot de
loonarbeiders,
voor wie de premie
door de werkgevers wordt betaald. Volgens de wet-
Talma
kan een verzekerde, die ophoudt ,,arbeider” te
zijn, de verzekering voortzetten. Hij kan zelf de pre-
mie
blijven
betalen. Men vindt in de
wet-Talma
ook
de rechten van vroegere verzekerden gewaarborgd. In
een collectief systeem kan dat alles niet. Immers cle
individueele boeichouding ontbreekt!
Dit schijnt mij een groot niaçleel. Bovendien staat
men hier voor de vraag: hoe te handelen met de ver-kregen rechten van de thans verzekerden? Mr.
Groe-
nov old
lost in zijn schema al die moeilijkheden niet op.
Hij spreekt er zelfs niet over!
Mijn conclusie is, dat het
systeem-Groeneveld
prin-
cipieel niet zonden bedenking is, practisch tot em-
stige moeilijkheden leidt, voor breede groepen van
arbeiders nadeel oplevert en geen bezuiniging op de
uitgaven ten gevolge zal hebben. Wat aan den eenen kant wordt gewonnen, gaat aan de andere zijde weer
verloren.
Zoo mogelijk nog meer practische bezwaren heb ik
tegen de collectieve ziekteverzekering.
Ook hier ducht ik veel
fraude.
Groote moeilijkhe-
den leveren de losse arbeiders op. Is er veel fraude,
woidt dientengevolge de premie-ontvangst minder
dan
bij
het stelsel van individueele verzekering, dan
gaat het voordeel der besparing op de administratie-
kosten geheel verloren.
Het systeem-Groenovold, in verband met de daarbij
gedachte
organisatie,
kan ook leiden tot groote moei-
lijkheden en tot vermeerdering van kosten ten aan-
zien van de
uitkeering
bij
ziekte.
256
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
De geheele premie voor •de ziekengelduitkeering
wordt gebracht ten laste van den
werkgever.
De plaat-
selijke ziekenkassen, door de arbeiders zelf beheerd,
verdwijnen. De verzekering wordt gedragen door de
gecentraliseerde bedrijfsvereenigingen. Het gevaar
der simulatie, dreigt grooter te worden. Tenzij de
werkgevers, die voor de ziekengelduitkeering veelal
moeten zorgcJ cle contrôle ter hand nemen. Maar dan
urordt dcze een aanleiding tot voortdurende wrijving
lusschen werkgevers en arbeiders. Heel bedenkelijk!
Deze toestand zal
hier
leiden tot aantasting van de
rechten der arbeiders, tot het verwaarloozen van
schijnbaar onbeduidende ziektegevallen, die straks
enistigé gevolgen
blijken
te hebben, en
daar
tot het
voorwenden van ziekten. Het laatste dreigt vooral bij
losse, ongeorganiseerde arbeiders, indien alle contrôle
van
plaatselijke
kasbesturen öntbreekt. En meer spe-
ciaal valt het te duchten in tijden, waarin de werk-
gelegenheid beperkt is. Men heeft ook elders derge-
lijke verschijnselen waargenomen. Vandaar, dat men
in het buitenland veelal afkeerig is van gecentrali-
seerde bedrijfsvereenigingen als dragers van de ziek-
teverzekering en meer beteekenis toekent aan territo-
riale, liefst plaatselijke kassen, waarbij ook contrôle
door de arbeiders mogelijk is.
Ten einde aan allerlei moeilijkheden te ontkomen,
zal men in het
systeem-Groeneveld
ten slotte het recht
op uitkeering wegens ziekte
bij
werkloosheid, staking
of uitsluiting wel gaan uitschakelen. Practisch leidt
daartoe in vek gevallen ook de uitbetaling door den
werkgever
van het ziekengeld. Maar gaat het deze
richting uit, dan
blijkt
duidelijk, dat het systeem in
menig opzicht voor de arbeiders
ongunstiger
is dan
het stelsel der bestaande Ziektewet, al wordt dgn
ook de premie geheel voor rekening van den werk-
gever gebracht.
Wat dit laatste betreft, de vraag dringt zich op,
of het wensehelijk is den arbeider
wettelijk
van alle
premiebetaling vrij te stellen.
Van groote. beteekenis is de wettelijke prerniever-
deeling in de Sociale Verzekeringen niet. Wordt de premie gedeeltelijk voor rekening van den arbeider
gebracht, dan zal daarin voor hem een prikkel liggen, om bij de eerste de beste gelegenheid hiervoor in een
loonsverhooging compensatie te vinden of ook, om bij
collectief contract een gunstiger regeling te bedingen.
Of hem dit gelukken zal hangt natuurlijk van allerlei
omstandigheden af: van de economische positie van
het bedrijf, van de kracht zijner organisatie, enz. En wordt de premie wettelijk geheel voor rekening van
den werkgever gebracht, dan zal deze bij de loonre-
geling stellig in aanmerking nemen, wat
hij
reeds
voor de arbeiders moet betalen aan premiën voor on-
gevallen, ziekte en invaliditeit. Het is dan zeer wel
mogelijk, dat een loonsverhooging kleiner, of een
looiivenlaging grooter wordt dan in andere omstan-
digheden het geval zou zijn. Feitelijk betaalt de arbei-
der dan toch de premie geheel of gedeeltelijk, ook al
stelt de wet hem formeel vrij.
Op zich zelf gevoel ook ik veel voor een regeling,
waarbij op
het bedrijf
de geheele premielast wordt
gelegd. Theoretisch is dit goed te verdedigen. Zooals
het wekelijkseh loon uit het
bedrijf
komt, moet ook
in dagen van ziekte liet levensonderhoud van den ar-
beider en van zijn gezin uit de bedrjfsopbrengst wor-
(en gevonden. De gezamenlijke ondernemingen moe-
ten daarvoor, in den vorm der premiebetaling, reser-
‘eeren.
Ook is de
wettelijke
regeling practisch niet geheel
onverschillig. Vooral niet in de overgangsperiode en
voor de.zwakgeorganiseerde groepen. Het is volkomen
juist, dat de premie, hoemn de zaak in de wet ook
regelt, uit het bedrijf komt. Zooals ook het loon. Maar
ten slotte is. er nog zoo iets als de
verdeeling
van de
hdrijfsbbiegst tuschen werkgever en arbeider!
1-let bedrag, dët voor de geldelijke waardeering van
den arbeid in den vorm van• loon en premie
kan
wor-
don uitgegeven, staat niet steeds met absolute zeker-
liejd vast. Het schommelt veelal tussehen een zeker
minimum en een maximum. En op die verdeeling
tusschen werkgever en arbeider nu
kan
de wettelijke
regeling in zake de premiebetaling eenigen invloed
hebben. Groot mag die invloed niet
zijn,
ten eenen-
mate
zonder
beteekenjs is het wetsvoorschnift niet.
Bij de beoordeeling van dit •vraagstuk moet meii
voorts in aanmerking nemen, dat sedert 1912 in vele
collectieve contracten
Vrij
gunstige regelingen zijn
opgenomen. Eindelijk is hier van invloed het aanbod
der groote werkgevers
bij
de besprekingen over het
bekende plan
Post huma-Kupers.
Toch pleiten voor het mede-betalen der arbeiders
krachtige argumenten.
Het argument is voor mij, dat
bij mede-betalen ook het
,,medezeggenschap”
der ar-
beiders veel steviger is gefundeerd. De Duitsche ar-
beiders hebben dat gevoeld.
Bij de uitvoering der invaliditeitsverzekering is dc
medewerking der belanghebbenden uiteraard van wei-
nig beteekenis. Maar bij de ziekteverzekering staat
het gansch anders. Daarbij komen tal van quaesties
voor. De Ziektewet-Talma laat bovendien aan de uit-
voerende organen veel ruimte van beweging. Komt cr
een regeling, waarbij
wettelijk
de werkgevers alles voor
hun rekening nemen, dan is het zeer verklaarbaar, dat
men aan de arbeiders slechts een schijn van medezeg-
genschap laat. In het systeem-Posthuma-Ku pers-
Groeneveld is het medezeggenschap der direct belang
–
liebbenden vrijwel tot nul gereduceerd.
Daarmede kan ik onmogelijk acoord gaan.
Mede-betalen verhoogt ook de belangstelling.
Bovendien schijnt contrôle, mede door de arbeiders
zelf uitgeoefend, het beste middel om simulatie té
voorkomen. Mits zij ook de voerdeelen van een deugdé-
]ijke contrôle genieten, hetzij in den vorm van een
lagere premie, hetzij in den vorm van hoogere uitkee-
ring. Hier kan het instituut der
plaatselijke
kassen
uitnemend werken.
Al deze overwegingen leiden mij tot de conclusie,
dat voor het mede-betalen der arbeiders speciaal bij de
ziekteverzekering veel pleit. Het practisch bezwaar,
dat ik hiervoren aanduidde, kan worden ondervan-
gen, indien de genees- en heelkundige verzorging
wordt opgenomen, en de arbeider niet meer aan af-
zonderlijke zieken(dokters)fondsen behoeft te contri-
bueeren.
liet systeem-Groeneveld
zal
m.i.
ook hier niet dc
,,bezuiniging” brengen, die de ontwerper zoo gaarne
wil bereiken.
Over de
organisatie-vragen
kan ik niet uitvoerig
spreken. ik zou dan op to veel ruimte beslag leggen.
Bovendien heeft de heer
Linciner
1)
op uitnemende
wijze aangetoond, dat Mr.
Groeneveld
ten onrechte
stemming maakt tegen de Overheidsorganen.
Een dogmatische voorkeur voor Overheidsinstitu-
tea heb ik geenszins. Gaarne wil ik gebruik zien ge-maakt van de krachten, die in deaatschappij aanwe-
zig zijn.
Mits
de
rechten der verzekerden volledig zijn
gewaarborgd en het
doel
van de sociale verzekering
niet uit het oog wordt verloren, is ook voor mij dât
stelsel het meest aantrekkelijk, hetwelk de kosten van
administratie tot een minimum beperkt.
Voor Mr.
Groeneveld
schijnt evenwel de ,,goed-
koope” (?) organisatie meer doel dan middel. Voor
mij staat de quaestie precies andersom. Ik wensch niet
de verzekering te denatureeren ter wille van de orga-
nisatie, maar die Organisatie zoo te maken als de
goede uitvoering der verzekering het eischt.
Men moet vragen: welke organisatie past het best hij de materie, waarover het gaatl Deze organisatie,
waarbij met den
aard der verzekering wordt gerekend,
zal ten slotte ook het meest economisch zijn.
Bij de ziekteverzekering past m.i. het systeem van
de_Bedrjfsvereenigingen heel slecht. Men
krijgt
daar-
1)
[Zie pgns.
110
en
138
van dezen jaargang. – Eed.]
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
257
bij de wonderlijkste toestancien. Men heeft ]andeiijke
Bedrjfsvereenigingen, dus een indeeling der verzekei-
den naar
beroepen.
Maar nu zullen er ook werkgevers
zijn, die zich niet bij een Bedrijfsvereeniging aanslui-
ten. Voor de verzekering van hun arbeiders moet de
Raad van Arbeid, een volgens het
territoriale
begin-
sel levend orgaan, optreden. Dât wordt duur!
Voor de Ziekteverzekering heeft men vooral
plaat-
selijke
kassen noodig, onder toezicht van de Raden van
Arbeid, die eventueel ook voor herverzekering zorg-
dragen. Alleen bij plaatselijke kassen, door de arbei-
deis bestuurd, kan een deugdelijke contrôle worden
geoefend en is de verzekering ook van losse arbeiders
niet al te moeilijk. Er zijn voorts ,,bijzondere kassen”, opgekomen uit
het particulier initiatief. Waarom moeten deze kassen,
alleen ter wille van de Bedrijfsvereenigingen, ver-
dwijiien?
Niet denkbeeldig acht ik voorts het gevaar, dat een
uitvoering van de ziekteverzekering door Bedrijf s-
vereenigingen tot de toepassing van selectie zal leiden.
De medewerking der direct belanghebbenden betee-
ken t bij de gecentraliseerde Bedrijfsvereenigingeri niets. Ook wat dit betreft, is het stelsel-Talrna verre
te verkiezen.
Voor de Ongevallenverzekering is het systeem der
Bodrijfsvereenigingen desnoods te aanvaarden.
Mits
ook hier wordt vastgehouden aan het beginsel, dat de
verzekerde zijn recht op uitkeering ten slotte kan doen
vaststellen door een onafhankelijk Overheidsor gaan.
De Invaliditeitsverzekering durft Mr.
G’roeneveld
niet bij de Bedrijfsvereenigingen onder te brengen.
Heel begrijpelijk! Voor dezen tak van Sociale Verze-
kering moeten er eenige Raden van Arbe.id blijven.
Mr.
Groeneveld
motiveert dit met een beroep op het
feit, dat de werklieden herhaaldelijk van patroon ver-
anderen. Waarom behoeft met deze omstandigheid niet
hij de ziekteverzekering te worden gerekend?
Alléén voor de Invaliditeitsverzekering zou ik de
Raden van Arbeid niet willen handhaven.
Zij
kunnen
alleen
levende
organen worden, wanneer zij door de
Ziekteverzekering een belangrijke
taak
krijgen
te ver-
vullen.
Hoewel tegenstander van het
plan-Groeneveld, sta
ik sympathiek tegenover het streven naar vereenvou-
diging en bezuiniging. Het eenvoudige ,,zegelsplakken”
is voor vele arbeiders onmisbaar, indien men de ver-
zekeringsgedachte wil handhaven. Wel is voor som-
mige groepen van
vaste
arbeiders een andere wijze van
betaling
mogelijk.
Een betaling, aan de hand van loon-
lijsten, van de totale premie voor Mle verzekeringen
kan, onder bepaalde voorwaarden,
mogelijk
worden
gemaakt. Bij een goede organisatie kan men adminis-
tratieve dubbele contrôle vermijden. De werkgever
moet in elk geval slechts met één orgaan en met één
contrôle voor alle verzekeringen te maken hebben.
Talma
heeft dat gewild. In diens
lijn
ligt ook, dat de
mogelijkheid wordt overwogen, of men de Raden van
Arbeid niet mede dienstbaar maken kan aan de uit-
voering van wetten rakende de
arbeidersbescherming.
Wellicht kan hier door combinatie van diensten be-
sparing worden verkregen.
Rustige bestudeering van de orgariisatievragen
moet m.i. tot de conclusie leiden, dat de organisatie-
Talma,
zij het dan op enkele punten gewijzigd, de
vrucht is van meer nadenken dan het plan-Groen e-
veld.
Moge men overigens niet al te lang studeeren! De
Ziektewet-1912 moet, liefst gecompleteerd met de
genees- en heelkundige verzorging, nu eindelijk eens
spoedig worden ingevoerd!
C.
SMEINK.
Arnhem.
WERKLO OSHEIDS VERZEKERING EN STEUN-
REGELING IN 1923. (Slot)
B.
Steunregelingen.
Toen in 1919 het Kon. Nat. Steuncomité tot
liquidatie besloot en
zijn
taak grootendeels door de
Regeering werd overgenomen, werd in de toelichting op de betreffende wetsvoorstellen door de Regeening
opgemerkt, dat een tusschenvorm tussehen werk-
loosheidszorg en armenzorg niet langer toelaatbaar
was. Ik breng hier nog eens het gedenkwaardige
woord van Minister Aalberse in herinnering, door
hem op 12 September 1919 in de Tweede Kamer
gésproken, dat voortaan de trein langs twee rails
zou voortrjden: de werkloosheidszorg en de armenzorg.
Ehter was de Regeering zich, terdege bewust, dat
men nog in een overgangstoestand verkeerde, en zij
vond hierin aanleiding om de kosten van armenzorg,
die volgens de Armenwet geheel op de burgerlijke,
kerkelijke, bijzondere en gemengde instellingen van
weldadigheid drukken, voor een deel ten laste van
het Rijk te brengen in den vorm van subsidies aan
de gemeentebesturen. De liquidatie van het K. N. S.
zou ul., naar verwacht werd, genoemde instellingen
voor veel werk en groote uitgaveil plaatsen. Uit-
drukkelijk werd erop gewezen, dat de Regeering er
niet aan dacht door deze subsidieering iets aan de
beginselen der Armenwet te veranderen.
De hierbedoelde subsidieering werd kort na Juni
1920 beëindigd. De heerschende crisis was evenwel
oorzaak, dat in de practijk van de hiervoor vermelde
denkbeelden – voor normale toestanden geheel
juist – in verschillend opzicht moest worden af-
geweken.
Werd er nI. in 1919 en begin 1920 voor uit-
getrokken en nog-niet-rechthebbende leden van werk-
loozenkassen door deze kassen gezorgd, deze maat-
regelen waren van zeer tijdelijken aard. Zij namen
geleidelijk in de maanden Mei en Juni 1920 een einde. Moest men nu werkwillige, vakbekwame
arbeiders, die op uitkeering uit een werkloozenkas
geen aanspraak meer konden maken naar.de organen
van armenzorg verwijzen? In allerlei kringen zag
men het ongewenschte hiervan in en zoo werd wederom
de kiem gelegd voor een tusschenvorm tusschen
verzekering en armenzorg: de steunregeling.
Zij
heeft dit groote verschil met de verzekering, dat men geen premie betaalt en naar een meer individueelen maat-
staf uitkeening ontvangt. Zij heeft dit verschil met
armenzorg, dat zij gebaseerd is op een bepaald tarief,
waarbij met gezinsinkomsten wordt rekening gehouden,
zij het niet geheel volgens den maatstaf der artt. 28
en volg, der Armenwet.
Toen de Werkloosheidsverzekeringsnoodwet in Juni
1920 ophield van toepassing te zijn, werden steun-
regelingen vastgesteld voor uitgetrokken sigaren-
makers, diamanthewerkers, havenarbeiders en Noord-
zeevisschers. Deze kring breidde zich gaandeweg uit
en ook anderen dan uitgetrokkenén werden gesteund,
totdat in de circulaire van den Minister van Binnen-
landsehe Zaken van 7 December 1921 een samen-
vatting van de geldende steunregeling, voor 1922,
werd gegeven. Enkele hoofdpunten van deze circu-
laire zal ik hier noemen, om het verschil met de
regeling welke voor 1923 werd getroffen beter te
doen uitkomen.
De circulaire somde een groot aantal bedrijven
op, waarin algemeene cnisiswerkloosheid heerschte.
Aan werklooze arbeiders, uit die
bedrijven
afkomstig,
kon met subsidie van
Rijkswege
door de gemeente-
besturen steun worden verleend.
De gesteunden werden onderscheiden in vier
categorieën:
uitgetrokkenen d. w. z. zij, die gedurede het
reglementaire adntal dagen uitkeering uit hunne
werkloozenkas hebben genoten;
dubbel-uitgetrQkkenen d. w.
i.
de sub a bedoelde
personen, die tevens gedurende een bepaald aantal
dagen steun krachtens een steunregeling hebben
genoten;
zij, die reglementair op uitkeering uit een werk
loozenkas nog geen recht hadden;
ongeorganiseerden d. w. z. niet-leden van een
werkloozenkas.
258
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
Regel was, dat het Rijk van den steun aan de sub
a genoemden de helft vergoedde, van den steun aan
de sub b, c en d genoemden niets.
De maximum-uitkeeringsbedragen werden in de
circulaire genoemd. Zij hingen af van de gemeente-
klasse en waren verschillend voor gehuwden (kost-
winners) en kostgangers. Wanneer een ondersteunde
of een lid van zijn gezin inkomsten had, werd
24 daarvan op den steun in mindering gebracht.
Voorts was bepaald, dat gehuwden (kostwinners) en
kostgangers niet meer zouden mogen ontvangen dan
resp. 65 en 60 püt. van hun loon. Uit elk gezin
mocht slechts één persoon ondersteuning ontvangen.
Ongehuwde vrouwen (niet-kostwinsters) die voor
huishoudelijke werkzaamheden geschikt waren, kregen
geen steun.
Voor de hierboven sub b, c en d genoemde cate-
gorieën golden lagere uitkeeringen dan voor de
uitgetokkenen.
De duur der uitkeering was voor uitgetrokkenen
bepaald op resp. 24 en 18 weken voor gehuwden
(kostwinners) en kostgangers.
Waar het aantal ondersteunden vail genoegzaam
belang was, werden commissies voor steunverleening
in het leven geroepen (waarin ook de arbeiders
vertegenwoordigd waren) die over toekenning van
steun beslisten. Zij moesten daarbij met de behoeften
der gezinnen, geval voor geval te beoordeelen,
rekening houden.
In den ioop van 1922 werd de algemeene machti-
ging aan de gemeentebesturen ingetrokken en be-
paald, dat verdere steunverleening met Rijkssubsidie
slechts zou mogen geschieden na toestemming van
den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Het is hier de plaats om te vermelden, dat de
Minister van Binnenlandsche Zaken er zich steeds
tegen heeft verzet, dat steun zou worden verleend
aan uitgetrokken typografen, omdat z. i. de werk-
loosheid in de grafische bedrijven, althans ten deele,
een gevolg was van de prijsovereenkomst, waarvan
de handhaving steunt op het bestaande collectief
contract. De gevolgen van dat contract behoorden, naar de Minister meende, in hun geheelen omvang
te worden gedragen door de beide
partijen,
die het
contract sloten en niet door de Overheid, Staat en
Gemeenten. Eene steunverleening aan deze personen
zou dan ook c. q. moeten plaats hebben overeenkom-
stig de Armenwet.
Deze aangelegenheid bracht de heer van den Tempel
bij zijne interpellatie op 15 November 1922 opnieuw
in de Tweede Kamer ter sprake. Nadat nog door de
heeren Smeenk, Snoeck Henkemans, Schaper, Kuiper,
Marchant en Mej. van Dorp, vertegenwoordigers
van verschillende richtingen, hierover het woord was
gevoerd, en gewezen op de onjuistheid van het tot
dusver ingenomen standpunt, diende de heer van
den Tempel een motie in (door den Minister overbodig
genoemd) waarbij de Kamer uitsprak, dat het niet
wenschelijk is,
bij
de steunverleening uitzonderings-
maatregelen toe te passen ten aanzien van de werk-
boze typografen en de Regeering verzocht haar
houding dienaangaande nader te overwegen.
Deze motie werd aangenomen zonder hoofdelijke
stemming.
Bij circulaire van 19 Dec. 1922 werden de vroeger verschenen circulaires opnieuw samengevat en daar-
in vindt men dus de regeling, zooals zij thans geldt.
Het groote verschil met de vorige regeling is, dat
de toekenning van subsidie aan de gemeenten slechts
geschiedt, indien en voorzoover de financieele toestand
der gemeente daartoe aanleiding geeft en als geen
of niet voldoende werk kan worden verschaft.
Voorts
zijn
de tarieven van ondersteuning niet in
de regeling opgënomen, doch moeten de gemeenten te dien aanzien den Minister voorstellen doen.
Deze tarieven (weekbedragen)
zijn
intusschen niet
ongewijzigd gebleven, hetgeen het volgende overzicht
moge aantoonen.
1 Gehuwden en
1
knstwïnnersjn
1
Koteangersin
1
Ongehuwden bij
ouders thuis in
Jaar
1
gemeenteLla,e
gemeenteklasse
gemeenteklasse
II liii
1
1 IIIIIIIj 1 1 II 1 III
Gid. Gid. Gid. Gid. Gid. Gid. Gid. Old. Gid.
1921
15,— 13,50 12,— 11,— 10,— 9,— 5,50 5,— 4,50
1922
13,50
12,— 11,— 10,— 9,— 8,–
uitgesloten van steun
Aan gehuwden en kostwinners werd boven deze
bedragen, zoowel in 1921 als in 1922,’een bedrag
toegekend voor elk gezinslid boven tweé (tot een
maximum van tien) groot in gemeente le, 2e en 3e
klasse resp.
f
1,50,
f
1,35 en
f
1,20.
Zooals reeds wérd opgemerkt, is voor 1923 geen
algemeen geldend tarief vastgesteld. De bedragen der
ondersteuningen zullen echter eer lager
zijn
dan
hooger; –
Men kan dus hieruit zien een streven om de sub-
sidieering van Rijkswege in de kosten van gemeente-lijke steunregelingen, die slechts een overgangsmaat-
regel is, zoo beperkt mogelijk te houden. Eerlang
toch zal men moeten terugkeeren tot den regel: ôf
werkloosheidszorg ôf armenzorg. In dit verband moge
worden melding gemaakt van een besluit van Ged.
Staten van Friesland van 18 Januari 1923, waarbij
niet werd goedgekeurd een besluit van den gemeen-
teraad van Leeuwarden om een commissie in te
stellen om aan werkloozen uit de gemeentekas steun
tè verleenen, o. a. omdat liet strijdt met art. 30 der
Armenwet, dat voorschrijft, dat op verzoeken om
ondersteuning moet worden beslist door het bestuur
van de burgerlijke instelling van weldadigheid. Ged.
Staten oordeelden, dat, wanneer de zorg voor werk-
loozen niet kan worden ondergebracht onder de door
Wet en Kon. besluit – geregelde werkloozenzorg, er
voor de Regeering slechts deze twee wegen openstaan:
ôf de regeling uit te breiden door wijziging van Wet
en Kon. besluit ôf de zorg te rangschikken onder
en te behandelen als individfialjseerende armenzorg, waarvoor de bepalingen der Armenwet gelden. Deze
diende te worden gehandhaafd en bleek
zij
niet
houdbaar, te worden gewijzigd.
Voorzoover de gemeenten geen subsidie van Rijks-
wege in de kosten harer werkloozenuitkeeringen ont-
vangen, zijn zij uiteraard niet wettelijk gebonden
aan de bepalingen die in bovengenoemde ministeri-eele circulaire voorkomen. Het preventieve toezicht
van Gedeputeerde Staten en het repressieve Koninklijke
vernietigingsrecht kunnen voorkomen, dat maat-
regelen van gemeentebesturen te dezen aanzien, hoe
goed op zichzelf ook bedoeld, niettemin een verkeerde uitwerking hebben.
Een combinatie van beide systemen: verzekering
en steunregeling, vindt men in de door sommige
gemeentebesturen toegekende toeslagen op uitkeerin-
gen uit werkloozenkassen. Uit het niet goedkeuren (in beroep) door de Kroon van een besluit van den
raad der gemeente het Bildt, strekkende om zoodanige
toeslagen te geven (K. B. van 21 October 1921)
bleek, dat de Regeering deze aanvulling niet gewenscht
achtte. Latere besluiten van dien aard werden ge-
schorst en ten slotte door de gemeentebesturen in-
getrokken, zonder dat het tot vernietiging behoefde
te komen.
Bij de interpellatie van den Tempel heeft de
Regeering zich over deze zaak nader verklaa’rd.
Minister Aalberse zeide nl.:
,,Men kan hier niet twee regelingen door elkaar laten
loopen. Men heeft de verzekering, die men wil behouden,
maar dan moet men
ook het zuivere beginsel van verze-
kering, dat uitgekeerd wordt, afgezien van de grootte van het gezinsinkomen, laten gelden, niet alleen dan wanneer
dat in het financieel voordeel is van dengeen, dien het
treft, maar ook dan wanneer dit niet in zijn voordeel is
en hij misschien buiten de verzekering een hooger bedrag
zou krijgen. Ik acht het een gevaarlijk precedent, wanneer
wij in dit geval van het verzekeringsbeginsel op grond
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
259
van philantropische overwegingen zôuden afwijken, hetgeen
bovendien zeker niet in het belang zou zijn van een ge-
zonde ontwikkeling der werkloosheidsverzekering.”
,,Ik
wil
er echter wel bijvoegen, dat, wanneer er zeer
bijzondere omstaiidigheden aanwezig zijn, waardoor een gemeentebestuur ten deze een speciale regeling voor een
geval meent te moeten treffen, de Regeering zich in dat
geval daartegen in de toekomst niet zal verzetten. Dit
is dan echter zuiver gemeentelijk, maar in de verzekerings-
kassen kan van het verzekeringsbeginsel niet worden
afgeweken.”
Vooral voor groote gezinnen schijnen de uitkee-
ringen uit de werkloozenkassen, zooals deze thans
zijn, wel wat laag te zijn en zoo is te verklaren de
drang, die ei- voornamelijk van arbeiderszijde op de
gemeentebesturen wordt uitgeoefend, om door toe-
slagen van gemeentewege de uitkeeringen wat te
verhoogen.
Reeds meermalen zijn er stemmen opgegaan om
in dezen
tijd
de verzekering als zoodanig stop te
zetten en haar
tijdelijk
door een steunregeling te
vervangen, totdat,
bij
het aanbreken van meer nor-
male tijden, de verzekering tot regelmatig function-
neeren weder in staat zal
zijn.
Over het voor en
tegen van een dergeljken maatregel wil ik hier niet
uitwijden, doch wel wil ik erop
wijzen,
dat het niet
onomstootelijk vaststaat, dat, zooals veelal beweerd
wordt, deze maatregel goedkooper is.
De uitkeeringen krachtens steunregelingen zijn,
vooral voor talrijke, jonge gezinnen, in den regel
hooger dan die uit de werkloozenkassen, de uitkee-
ringsduur is langer, den
wachttijd
kent men niet.
Daartegenover staan de gevallen, dat een steunuit-
keering hetzij niet, hetzij slechts gedeeltelijk wordt
gegeven als er gezinsinkomsten zijn. Maar wat vooral
van belang is, de arbeiders betalen in de kosten der
steunregelingen niets, doch wel een belangrijk deel
in de kosten der verzekering, hetgeen op den duur
een aanzienlijk kapitaal uitmaakt.
Goede, vergelijkbare gegevens op dit punt ont-
breken helaas.
H. J.
MORREN.
Februari 1923.
LOZVDENSCHE CORRESPONDENTIE.
Eenige vraagstukken niet betrekking tot de org’ni-
satie van het Britsche Rijk. (Slot).
Onze Londensche correspondent schrijft ons dcl.
11 Maart 1922:
Toen de kwestie der
landverhuizing naar de an-dere deelen van het Rijk
1)
hier na den oorlog voor
het eerst werd opgeworpen, werd zij bijna geheel
beschouwd als een vraagstuk, hoe de mannen en
vrouwen, die – doordat zij direct of indirect bij de
oorlogvoering betrokken waren geweest – smaak in het leven in do open lucht hadden gekregen en zich
derhalve in één der Dominions wilden vestigen, in staat te stellen zulks te doen. Eerst langzamerhand
stelde de economische depressie de regeering voor de
breedere vraag, waardoor de huidige emigratiepoli.-
tiek als de logische ontwikkeling van de pogingen tot
meer juiste verdeeling van de bevolking over het ge-
heele Rijk beschouwd kan worden.
Te dezen aanzien vertoont de publieke opinie van
thans overeenkomst met die in de jaren na den Na-
poleontischen oorlog. Toen als nu had men het gevoel
dat het land overbevolkt was en
gelijk
nu werd in
twee richtingen naar verbetering gestreefd. In de eer-
ste plaats werd aangedrongen op kleinere gezinnen.
Het is waar, dat kunstmatige beperking der geboorten geen deel van Malthus’ leer uitmaakt, terwijl zij thans van vele zijden wordt bepleit, doch anderzijds bestaat
er ten opzichte van het vraagstuk, dat aan dit allies
ten grondslag ligt, veel overeenstemming. Het tweede
punt, waarop deze bestaat is de bevordering der emi-
gratie naar de andere deelen van het Rijk.
1)
[Vergelijk pgn.
591
en
611
van den vorigen jaargaug.
– Red.]
Indien men dit vraagstuk in het algemeen beziet
doen zich twee groote moeilijkheden voor. In de eerste
plaat zijn de emigranten in groote hoofdzaak stede-lingen, terwijl de Koloniën voor alles personen ver-
langen, bereid en geschikt voor landarbeid. De tweede
algemeene moeilijkheid is het gezinsvraagstuk, aan-
gezien de ervaring heeft geleerd, dat zelfs daar, waar
de man met zijn gezin bereid is zich op het platte-
land te vestigen, het voor hem niet gemakkelijk is
werk te vinden tegen een loon, dat zijn geheele gezin
i.n staat stelt ervan te bestaan. Het vraagstuk is er
dus in het algemeen een van opleiding en kapitaal.
Ofschoon de emigiantenstroom naar de Dominions
voor. den oorlog eenigszins rijkeljker ging vloeien, ble-
ven de Vereenigde Staten het groote aantrekkings-
(entrum.
• Sinds den oorlog is men nog aan andere vraagstuk-
ken dan bovengenoemde twee aandacht gaan schenken
en wel in de eerste plaats aan de bevordering der emi-
gratie van vrouwen en vervolgens aan die van kinde-ren, opdat deze opgevoed zouden worden in een om-
geving, die hen geschikt maakt voor het leven op
het platteland. Door emigrhtie op jeugdigen leeftijd
vermijden zij het moeilijké aanpassingsproces aan
vreemde omstandigheden, dat het lot is van de vol-
wassen emigranten.
Nadat de vergadering van de eerste ministers uit
de verschillende deelen van het Rijk zich voor sa-
menwerking had uitgesproken en de Engelsche regee-ring had verzocht zich de noodige vôlmachten te doen
verstrekken, ten eind voor haar deel te kunnen mede-
werken bij mogelijke plannen van samenwerking,
waarover men het eens zou worden, nam het Parle-
ment in 1922 de Empire Settlement Act aan. Krach-
tens deze wet mag een bedrag van niet meer dan £ 3
‘millioen jaarlijks worden uitgegeven voor de in de
wet omschreven doeleinden, welke samenwerking om-
vatten met openbare en particuliere instellingen hier te lande of in de Dominions
bij
het vormen van ont-
ginnings- en kolonisatieplannen of van plannen voor
de vergemakkeljking dezer laatste of van emigratie
door tegemoetkoming in de passagekosten, voorschot-
ten voor de eerste periode na aankomst in het nieuwe
land, opleiding of anderszins. Niet meer dan de helft
van de kosten van een dergelijk plan mag ten laste
van de Schatkist komen en het Departement van Kolo-
niën moet zich van de goedkeuring van deze laatste
verzekeren, alvorens het zich met eenig plan gaat
bezig houden,
terwijl
bovendien geen hulp zal wor-
deû verleend vöor een periode van meer dan vijftien
jaar na het aannemen van de wet.
Het laatste rapport van het Empire Settlement
– Committee, het centraal college op dit gebied, bevat
zeer veel belangrijk materiaal, hoewel het ook aan-toont, dat er nog zeer veel te doen valt. Met betrek-
king tot Canada’) blijkt niet duidelijk, dat de or-
ganisatie, welke aan volwassen mannen, hetzij ge-
trouwd of met een gezin, bijstand verleënt, voldoende is om het vooruitzicht voor voor emigratie in aanmer-
king komende personen in Engeland aantrekkelijk te
maken. Verklaard wordt echter, dat de toestand ten
aanzien van het toezicht op vrouwelijke emigranten
voldoende is.
Wat Australië aangaat hier is de toestand niet zoo
gunstig als in Canada: ,,De regelingen voor ontvangst
en vestiging van, zoowel als voor de zorg voor emi-
granten na hun vestiging schijnen aanzienlijk minder
volledig te zijn dan in Canada.”
Terwijl
in Zuid-
Afrika
2)
de regeling met betrekking tot de vestiging
van vrouwelijke emigranten voldoende is, maken do
economische toestanden in dit gebied het uiteraard on-
geschikt voor algemeene emigratie en het is dan ook
een feit, dat de Unie van den beginne duidelijk heeft
doen blijken, dat door de omstandigheden aldaar
1
[Vergelijk pgn.
1111
van den vorigen jaargang. —Red.]
) [Vergelijk pag. 228 van dezen jaargang. – Red.]
260
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
sameuwrerkiiig op den voet, zooals de andere Domi-
nions deze bedoelen, is uitgesloten.
Ondanks den officieelen zegen, dien de kinderemi-
gratie heeft ontvangen, is de arbeidersklasse er sterk
tegen, hetgeen blijkt uit de felle critiek onlangs door
de Labour Party op het denkbeeld in het Lagerhuis
uitgeoefend, terwijl tot dusverre de droom de werke-
lijkheid in sterke mate heeft overtroffen. De Commis-
sie gaat zoover, op te merken, dat zij weinig verwach-
tingen koestert ten opzichte van de gunstige ontwik-
keling der nieuwe politiek, tenzij de emigratie van
kinderen en jeugdige personen in zoodanigen omvang
geprikkeld wordt, dat zij een aanzienlijk deel – b.v.
iiiet minder dan een derde – van de geheele emigra-
tie vormt. In Canada alleen worden tienmaal zooveel
kinderen gevraagd, als tot dusverre in eenig jaar zijn
uitgezonden. Het hoogste getal is tot dusver 1400 per
jaar. Het is
duidelijk,
dat te dezen aanzien nog bijna
alles te doen valt.
Tot de
scheepvaart
overgaande, die het tweede, de
verschillende deelen van het
Rijk
samenbindende,
groote belang is, te dezen aanzien heeft het Imperial Shipping Committee een belangrijk rapport het licht
doen zien. Het college werd in Juni 1920 ingesteld
als resultaat van een esolutie der Imperial War Con-
ference van Juli 1918, waarin de meening werd uitge-
sproken, dat de overeenkomsten op scheepvaartgebied
binnen het
Rijk
een onderzoek vereischten en de in-
stelling van een Imperial Investigation Board tot dat
doel wenschelijk was. Deze zou bevoegdheid moeten
hebben een onderzoek in te stellen naar vraagstukken
met betrekking tot oceaanvrachten en scheepvaartfa-
ciliteiten, alsmede naar verbetering der verbindingen
ter zee tusschen de verschillende deelen van het Rijk,
speciaal met betrekking tot grootte en type der sche-
pen en de toegangsmogelijkheid voor schepen van een
bepaalde tonnage tot de diverse havens.
Behalve een groot aantal speciale klachten heeft de
commissie tot dusverre de volgende kwesties onder het
oog gezien.
In de eerste plaats die van uniforme wetgeving met betrekking tot de beperking der reedersaansprakelijk-
heid in de connossementen. Te dezen aanzien is de toestand in de Dominions en hier te lande zeer ver-
schillend. Terwijl in Groot-Brittannië de reeders zich
voor bijna geen enkel risico meer aansprakelijk stel-
len door middel van allerlei clausules in het connos-
sement, is in de Dominions hun positie gelijk aan die
van hun collega’s in de Vereenigde Stâten. De Com-
missie heeft de wenschelijkheid uitgesproken van een
uniforme wetgeving voor het Rijk, die de Britsche
reeders ongeveer in de positie zou plaatsen van die
in de Dominions.
In de tweede plaats is de kwestie der vrachtrabatten
in een afzonderlijk rapport behandeld (Cmd. 1802;
1023).
1)
Deze kwestie is sinds de dagen van de Royal
Commission on Shipping Rings een twistappel ge-
weest tusschen de regeeringen der Dominions en de
confereutieli.jnen zoowel als tusschen deze laatste en
afschepers. De regeering van Zuid-Afrika doorbrak
het systeem door de mailcontracten als dwanginstru-
ment te gebruiken, terwijl de Australische regeering
als speciale grief heeft, dat de staatslijn van het lid-
maatschap der conferentie werd uitgesloten, ten ge-
volge van de Australian Industries Preservation Acts,
die vrachtrabatten onwettig verklaren.
Het Shipping Committee wijst erop, dat een oplos-
sing aldus gevonden kan worden, dat afschepers de
kèus gelaten wordt tusschen het rabatsysteem en het
systeem, ten aanzien waarvan men in Zuid-Afrika tot
overeenstemming is gekomen, eener regeling tusschen
vereenigingen van afschepers en de scheepvaartmaat-
schappijen.
Dergelijke
overeenkomsten bepalen, dat af-
schepers de lijnen volledig zullen steunen,
terwijl
de
laatste zich verbinden tot regelmatige afvaarten en
stabiele vrachten. Het hoofdverschil tusschen de twee
1)
Vergelijk pag.
250
van dit nummer. – Bed
stelsels is de. afezigheid van een uitgesteld rabat,
aangezien de vracht netto betaald wordt en het ver-
schijnsel der aan afschepers te restitueeren groote be-
dragen in handen der scheepvaartmaatschappijen, ver-
dwijnt. De Commissie is van meening, dat het in het
algemeen niet mogelijk zal zijn dit optie-stelsel in te
voeren, zonder daarin tevens strafbepalingen voor
contractbreuk op te nemën. Zij wijst er tevens op, dat
op iedere handelsroute afschepers stappen behooren te
doen, vertegenwoordigende lichamen te vormen, die
met de conferenties zullen kunnen overleggen, ten
einde twistpunten, voortvloeiende uit overeenkomsten of rabatstelsels, bij te leggen.
In de derde plaats heeft de commissie een voorstel
geformuleerd voor de instelling van een
per fftanen.te
organisatie.,
die haar plaats zal innemen. Deze orga-nisatie zal een gesalarieerd voorzitter hebben en zal
zoowel den handel en de scheepvaartmaatschappijen
als de regeering vertegenwoordigen. De commissie
wijst op de noodzaak te voorkomen, dat het werk
van dit nieuwe college ten deele samenvalt met dat
van de reeds bestaande departementen, een noodzaak,
waarvan haar eigen ondervinding in de laatste jaren
haar heeft overtuigd.
DE EIJKSMIDDELEN.
In dit nummer treft men aan het overzicht van
de opbrengst der Rijksmiddelen over de maand
Februari 1923, vergeleken met de overeenkomstige
cijfers van Februari 1922.
De oorlogswinst- en verdedigingsbelstingen brach-
ten tot dusver in totaal op
f
1.127.691.570, waarvan
f
791.805.104 op rekening komt van eerstgenoemde
heffing.
De gewone middelen brachten in de afgeloopen
maand
f
35.915.105 op tegen
f
30.138.215 in Februari
1922 en vertoonen mitsdien eei vooruitgang van
f
5.776.890, wanneer men de opbrengst van den
tabaksaccijns ad
f
1.414.694, welke in Februari 1922
nog geen baten afwierp, mede in aanmerking neemt.
De totale opbrengst in de afgeloopen maand over-trof de raming met een bedrag van
f
2.127.188.
De opbrengst over de eerste twee maanden van 1923, den tabaksaccijns in aanmerking genomen,
overtrof de opbrengst over de overeenkomstige maan-
den van 1922 met een bedrag van
f
10.036.577,
terwijl de raming met een bedrag van
f
5.997.412
werd overschreden.
Dat de opbrengst over de eerste twee maanden
van .1923
bijna
6 millioen gulden boven de raming
bleef, is geheel te danken aan de ontvangsten uit
de Rijksinkomstenbelasting. Deze ontvangsten be-
droegen
f
9.875.060 meer dan de raming. De overige
middelen brachten derhalve
f
3.877.648 minder dan
de raming op. Neemt men in aanmerking, dat in
de ontvangsten uit de Rijksinkomstenbelasting de
economische inzinking nog niet tot uitdrukking komt
en dat die ontvangsten bovendien zoowel door ver-
mindering van den achterstand als door het systeem
def voorloopige aanslagen een abnormaal karakter
dragen, dan
blijkt
wel, dat er geen aanleiding be-
staat uit den loop der middelen over de eerste twee
maanden van 1923 optimistische conclusies te trekken
voor de toekomst.
In
vergelijking
met Februari 1922 vertoonden in
Februari 1923 alle directe belastingen met uitzonde-
ring van de vermogensbelasting een hooger opbrengst-
cijfer.
Bij de vergelijking van de ontvangsten uit de
Rijksinkomstenbelasting mag echter niet uit het oog
worden verloren, dat de bedragen zich als volgt over
de verschillende dienstj aren splitsen:
Jan. en Febr. 1922 Jan. en Febr. 1923
192011921
f
3.071.663
f
1.348.912
192111922
14.165.894
,,
6.507.803
192211923
. –
,, 13.685.070
Opvallend is de sterke toeneming van de dividend-
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
261
en tantiémebelasting. Den laatste tijd toch liep dit
middel sterk terug; zoo was de vorige maand de
opbrengst slechts
f 637.031
tegen
f 1.169.516
in
Januari
1922.
Waarschijnlijk is de hooge opbrengst
te danken aan eenige bijzonder groote aanslagen.
Van de accijnzen brachten de suiker- de zout- en
de geslachtaccijns meer op dan in de overeenkomstige
maand van het vorig jaar. De meerdere opbrengsten
bedroegen respectievelijk
f318.118, f26.936
en
f60.501.
Voor de verhooging van den suikeraccijns is geen
bepaalde oorzaak aan te geven, evenmin als voor
die van den geslachtaceijns. De verhooging van den
zoutaccijns staat waarschijnlijk in verband met het
feit, dat de invoer van Duitsch zout als gevolg van
de beperking van het verkeer vertraging ondervindt,
waardoor meer binnenlandsch zout gekocht wordt.
De zegelrechten brachten
f 1.421.816
op, tegen
f 1.148.501
in Februari
1922.
Dat de beursbelasting
f 322.587
opbracht tegen
f 138.979
het vorig jaar,
wijst er op, dat de handel ter beurze toeneemt. De
registratierechten verminderden van
f 2.133.652
tot
f 1.417.722.
Ten slotte
zij
nog vermeld, dat de invoerrechten
en de loodsgelden onderscheidenlijk toenamen met
f 122.620
en
f 40.613.
De statistiekrechten daaren-
tegen leverden voor de schatkist in de afgeloopen
maand
f 11.338
minder op dan in Februari
1922.
Voor deze verschillen is
moeilijk
cen bepaalde reden op to geven.
AANTEEKENINGEN.
Tijdelijke beperking van den invoe? van
S c h o en werk.
– Het Centraal Bureau. voor de
Statistiek publiceert onderstaand overzicht van de
productie der schoenindustrie:
1.
Iv.
Alle ondernemingen, welke
Uitsl,tiio,,d Kaatslieuvel.
aan het Bureau opgaven ver•
strekten en in het jaar van
Ondernemingen, welke in het
telling minstens 1000 paren
jaar van telling minstens 1000
vervaardigden.
paren vervaardigden.
laar.
–
._.
0
‘0
.
m
to
ng
02,
t,
–
ed)
-.
n
0.
o ‘-
°,
‘
‘
5
2
–
oX
c,
”
a
0
1913
– –
– –
–
– –
–
1917
533
–
6.860
45.309
131
–
1.273
6.651
1919
383 8.827
4.929 51.044
85
1.125
616
5.741
1921
338
8.468 4.992 39.478
73
1.076
627
4.636
II.
III.
Ondernemhigen, welke op pIm.
Ondernemingen, welke op pim.
15 Sept. 1921
meer dou 100
15Sept. 1921,
50-100
arbeiders
arbeiders in dienst hadden en •n dienst hadden en over 1913,
over 1913, 1917, 1919, 191 en
1917, 1919, 1921 en 1922 opgaven
1922 opgaven verstrekten,
verstrekten.
Jaar.
•
‘
0
o
‘0
,.,
.
ee
‘
t..
0
0
t.
ee
ot.
OsO
nat,
cs
9
0
,O..
.
5
.
5Q
O.
u
.2X
X
0″
X
nO
et,
<‘0
<
40
<
<‘0
<
1913
15
–
1.698
5.354
24
–
1.063
3.162
1917
15
–
1.851
13.378
24
‘
1.203
8.755
1919
15
2.38
1.540
17.030 24
1.507 910
9.321
1921
15
2.410
1.514 13.186
24
1.678
982
7.881
1922
15
1.377
1.312
9.372
24
1.073
824
5.357
Het Bureau voorziet de cijfers van de volgende
toelichting:
Ten aanzien van de tellingen over 1913 en 1917 kan in
het algemeen gezegd worden, dat, bij gebreke van een be-
drijfstelling, niet alle ondernemingen bekend waren; voorts,
dat over het geheel alleen dan nadere inlichtingen over
de ontvangen opgaven zijn ingewonnen, wanneer er tusschen
de waarde en de hoeveelheden der productie of tusschen
de hoeveelheden producten en verbruikte materialen geen
redelijke verhouding bestond. Dikwijls moest bij gebreke
van eene behoorlijke boekhouding met een sch’atting der
verlangde gegevens genoegen genomen worden. Daar met
betrekking tot 1913 in tal van gevallen in het geheel geen
opgaven verkregen konden worden, zijn voor dat jaar alleen
de cijfers nopens de grootere fabrieken in den staat opge-
nomen. Aangenomen kan worden, dat de gegevens over
1.917 betrouwbaarder en vollediger zijn dan die over 1913,
omdat de boekhoudingen der schoenfabrikanten onder den
drang der crisismaatregelen wel verbeterd waren.
Aan de gegevens over 1919 kan meer waarde dan aan
die der vroegere jaren worden toegekend, aangezien toen
vele ondernemingen, waaronder in de eerste plaats die,
welker opgaven niet door brief wisseling verbeterd en aan-
gevuld konden worden, bezocht zijn.
Het onderzoek over 1921 vond in hoofdzaak op dezelfde
wijze plaats als dat over 1919; het is op dit oogenblik
door bijzondere omstandigheden nog niet geheel beeindigd,
zoodat de over 1921 hierbij verstrekte gegevens een
voor-
loopig
karakter dragen. Aangezien evenwel de opgaven van
meer dan twee derde (waaronder vrijwel alle ondernemingen,
welke in 1921 met minstens 50 arbeiders hebben gewerkt),
der voor telling in aanmerking komende ondernemingen
reeds zijn gecontroleerd, zullen de definitieve cijfers waar-
schijnlijk niet belangrijk van de voorloopige afwijken.
De voorloopige cijfers over 1922 zijn hoofdzakelijk ter
plaatse door het Bureau verzameld. Zij werden, in verband
met den beschikbaren tijd, uitsluitend gevraagd aan de
ondernemingen, welke op ± 15 September 1921 minstens
50 arbeiders in dienst hadden en ook over 1913, 1917,
1919 en 1921 inlichtingen verstrekten. –
De boekj aren van sommige ondernemingen vallen niet
saien met de kalenderjaren. Dientengevolge hebben de
opgaven over 1922 in deze gevallen betrekking
01)
een
gedeelte van 1921 en een gedeelte van 1922.
Ten aanzien van de aantallen
arbeiders zij opgemerkt,
dat in 1919 de thuiswerkers in vasten dienst zijn mede-
geteld, in 1921 en 1922 daarentegen niet.
liet aantal arbeiders op ± 15 September 1922 betreft
uitsluitend ‘hen, die toen inderdaad werkzaam waren. Het
kwam meermalen voor, dat de arbeiders wegens slapte
beurtelings werkten; zij, die op genoemden datum niet
werkten (wachttijd hadden, enz.), zijn niet medegeteld.
De aantallen paren (en de waarden) op den staat ver-
meld, hebben betrekking op de
gefabriceerde
en niet op
de verkochte artikelen.
Ad rubriek 1.
Deze rubriek bepaalt zich tot de onder-
neiningen, welke minstens 1000 paar schoenen vervaardigen,
omdat in 1921 de kleinere ondernemingen buiten de telling
bleven.
Voor 1921 zijn nog geen opgaven ontvangen van 15
ondernemingen van betrekkelijk kleinen omvang.
Ad rubriek Ii en iii.
Deze rubrieken stellen in staat
tot vergelijking van de productie van resp. 15 en 24 onder-
nemingen, voor welke over de vijf jaren gegevens beschik-
baar zijn. Deze cijfers zijn tot en met 1921 definitief.
Volledigheidshalve zij medegedeeld, dat er in 1921 in
totaal 17 ondernemingen waren met meer dan 100 arbeiders.
Ad rubriek IV. Deze rubriek betreft uitsluitend
Kaats-
heuvel,
het grootste centrum van midden- en kleinbedrijf
(Ier schoenindustrie. De cijfers van 1921 zijn, op die van
1 onderneming na, definitief. De productie in 1913 is op
grond van onvolledigheid uit den staat weggelaten. Over
1913 konden slechts van 52 ondernemingen inlichtingen ver-
kregen worden; deze produceerden in dat jaar 740.000 paar.
Indien men uit bovenstaande gegevens den
prijs
per
paar in de diverse jaren berekent en voor deze, als-
mede voor totale verkoopwaarde en productie index-cijfers berekent, verkrijgt men het volgend overzicht.
Voor de groepen II en III is zoowel
1913
als
1917
als uitgangspunt genomen.
It)
1V
Indexcijfers
Indexcijfers
Jaar.
to
n
😮
P10
1917,
100 100
100 f
6.60 100 100
100
f
5.22
1919 71.9 112.6 157.0
10.36′ 48,4
86.3
178.4
9.32
1921
72.8
87.1
119.8 ,, 7.91 49.4
69.7
141,9
7.39
) Voor de hieronder vallende ondernemingen, verg. meii
vorenstaande staatj es.
262
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
11*)
]11)
Itidexcijfers
Indexcijfers
Jaar.
0.0
0
–
0
0.0
o
v
0
0
CQ
0.
0
–
x
😮
1917
100
100
100
f
7.221
100 100 100
f
7.28 1919 83.2
127.3
153.1
11.06
75.6
105.4
140.7
,, 10.24
1021
81.8
98.6
120.5
8.71
81.0 90.0
110.3
,,
8.03
1922
70.9
70.05
98.9
7.14j
68.5
61.2
89.3
,,
6.50
II
)
III
)
lndexcijfers lndexciifers
1.
,
o
0
0 00
0
0
0.
0
Jaar.
0
–
.
94
:0
1913
100 100 100
f
3.15I
100
100
100
t
2.97
1917
109.0
249.9
229.1
,,
7.22
131.2
276.9
245.1
,,
7.28 1919
90.7
318.1
350.7
,, ii.üI
85.6
294.8
344.8
,, 10.24
1921
89.2 246.3
276.2
8.71
92.4
249.2
270.4
8.03
1922
77.2
175.0
226.5
7.14
77.4 169.4
218.9
6.50
*) Voor de hieronder vallende ondernemingen verg. men vorenstaande staatjes.
De moeilijkheid der industrie is: te hooge productie-
kosten, om met den goedkoopen invoer te kunnen
conurreeren.
Wanneer men bovenstaande prijzen per paar in
1922 vergelijkt met die van geimporteerd schoen-
werk, welke de M. v. A. noemt voor Januari,
Februari en de eerste twee weken van Maart 1923,
ni. resp.
f
3.20,
f
2.95 en
f
3.27, dan moeten de
prijzen van het Nederlandsche schoeisel, gelijke kwa-
liteit voorondersteld, nog zeer aanzienlijk dalen,
wil concurrentie mogelijk worden.
Noch de M. v. T., noch de M. v. A. bevatten echter
gegevens, voldoende om te beoordeelen, of de productie-
kosten
werkelijk
een minimum hebben bereikt. Een gemiddeld loonniveau in 1923 van 102 pOt. boven
1914 (M. v. T.) wekt eenigen argwaan. Intusschen kan hier geen definitief oordeel worden uitgesproken, daar
op de vraag, of de bonen in deze beide jaren
,,redelijk” waren (in den zin van verband hielden
met andere bonen in de streek, waar de industrie
gevestigd is, den vorm, waarin zij wordt uitgeoefend
en de belooning van ander werk, waarvoor dergelijke
bekwaamheid wordt vereischt),
bij
gebrek aan ge-
gevens geen antwoord kan worden gegeven. Over de
verdere productiekosten ontbreken alle opgaven.
Het effect dezer hooge kosten is een gedaalde
productieomvang,
bij
de fabrieken van tabellen II
en III in 1922 slechts ruim 77 pOt. van dien van
1913 bedragende. Volgens de M. v. T. is hierbij nog
een deel productie op voorraad. Met dat al is van
een vernietiging der binnenlandsche productie door
de buitenlandsche concurrentie toch geen sprake 1
Gegeven de malaise in de kbompenindustrie (M. v. A.)
is de onderstelling niet gewaagd, dat de goedkoope
schoenen ten deele de klompen vervangen en dus niet
in hun vollen omvang concurrentie voor de schoen-
industrie beteekenen.
Het verschil met het hoogtepunt in 1917 bedraagt
aanzienlijk meer. De kunstmatige bescherming der
oorlogsjaren heeft wellicht ook geleid tot een ver-grooting van de capaciteit der schoenindustrie, als
van zoovele andere, waarop thans eens noodzakelijk
redres moet volgen. Het argument van te snelle uit-
breiding in oorlogsjaren, dat de M. v. A.
tegen
be-
scherming der klompenindustrie aanvoert, geldt dus
allicht ook ten deebe voor de schoenindustrie.
Zeer interessant zijn verder de cijfers uit de oorlogs-
jaren.
Terwijl
de productieomvang van 1917 tot 1919
daalt met resp. 28,1, 52,6, 16,8 en 24,4 pOt. van die
in 1911 (Tabellen 1, IV, II en III)
stijgen
de
prijzen
per paar met resp. 57,0, 78,4, 53,1 en 40,7 pOt.! Het
ligt voor de hand hier te eoncludeeren tot een af-
schrikken van koopers door te hooge prijzen. Inkrim-ping der productie, blijkens de cijfers van Tabellen II
en III zelfs tot 9,3 resp. 14,4 pOt. beneden den omvang
van 1913, leverde toen blijkbaar geen bezwaar op, on-
danks de naar blijkt uit de cijfers voor 1917 t.o.v. 1913
vergroote capaciteit van middengroot- en grootbe-
drijf.’) Wellicht, dat ook verband gelegd kan worden
tusschen de in de M. v. A. gereleveerde uitbreiding
der kbompenindustrie in de oorlogsjaren en deze in-
krimping der schoenenconsumptie. Want al hebben de
cijfers van het 0. B. S. slechts betrekking op
gefa-
briceerde
en niet op verkochte hoeveelheden, toch zal
bij een conjunctuur als die van 1919 wel niet van pro-
ductie op voorraad sprake zijn geweest!
Vergelijkt men nu de
rproductiecijfers
van mid-
dengroot- en grootbedrjf in 1922 met die over 1919,
dan wordt de daling, derhalve ook de huidige toe-
stand, veel minder ernstig dan
bij
vergelijking met
1913. Met de thans volgens de M. v. T. plaats vinden-
de productie op voorraad dient echter rekening te
worden gehouden.
De zoo juist vermelde
cijfers
roepen de herinnering
wakker aan den gouden tijd der schoenindustrie, den
tijd, toen het ook den wollenstoffenfabrikanten, sinds
lang candidaten voor protectie, zoo naar den vleeze
ging.
Zijn de reserves, voor de vorming waarvan toen alle
gelegenheid heeft bestaan, reeds geheel opgeteerd? Op
deze vraag o.m. mag de gemeenschap toch een antwoord
verlangen, alvorens
zij
de schoenindustrie gaat steu-
nen. De van regeeringswege aangevoerde onvolledige
gronden wettigen den voorgestelden maatregel niet.
Zoolang belanghebbenden niet steviger argumentee-
ren bestaat er geen reden om de consumenten binnen
vier jaren voor de tweede maal het kind van de rekening
te doen worden. – W.
‘) Het is niet duidelijk, hoe de M. v. T. kan spreken van een productie in
1919,
die zeer normaal was en die van
1913
slechts met 14 pOt. overtrof.
Oceaanvrachten en. hei Rabatsysteem.-
In verband met het artikel over dit onderwerp op
pag. 250 van dit nummer, volgt hieronder de tekst
van het
Alemoranduin.
of Agi
eenient
between the undersigned South
African shippers and the undersigned regular Steam-
ship Lines trading to the Union Ports of South Africa.
This Agreement is entered into for the purpose of
maintaining regutar Steamship services from the United
Kingdom and the Continent (Bordeaux to Hamburg, both
inciusive) to the South African Union Ports, with stability
of 1 reight anti equality of rates to large and small shippers
alike, and in fixing the rates regard shafl be had to the
rates in other Overseas Regular Trades.
The undersigned. Shipowners hereby agree to supply
Steamers to maintain the present regular berth sailings to
the Union Ports of South Africa, and to provide sufficient
tonnage for the ordinary requirements (including a natural
increase) of the trade. Steamers to sail on the advertised
dates as far as practicable, full or not full.
The rates of freight upon the revival of the Agree-
ment shall be the following basis berth rates which have heen agreeci with the South AfricanTrade Association:-
Capetown Mossel Bayl)
and
East London
Algoa Bay. and Natal.
Goods rated in present Tarifi at
90s.-
(Capetown basis)
808.
85s.
Goods rated in present Tariff at
709.-
(Capetown basis)
609.
65s.
Mail Steamer rates (exclusive of primage) shall not be
more than
5s.
per ton in advance of rates by other stea-
mers.
The above rates come into force a.fter the 31st March,
1919
(with
5
per cent. primage in respect of Mail Steamers
only), but without rebates for all descriptions of cargo.
The Shipowners reserve liberty to revise rates as circum-
stances may require, but they shail not without consult-
ation witli the South African Trade Association make any
general altornation in rates. In the event of no mutual
1)
Note.-These rates have been subsequently revised hy
Agreement with the South African Trade Association.
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
263
agreement for an alternation in rates being reached the
matter shail then be submitted to arbitration.
In consideration of the Shipowners supplying and
maintaining the regular services, the undermentioned
Shippers agree to give their entire support to the under-
mentioned Steamshïp Lines from the United Kingdom and
Continent (as defined in Clause 1).
In the event of anything occurring to disturb the sta-
bility and equality of rates the undersigned Shipowners
vill forthwith take effective measures in consultation and
agreement with the South African Trade Association to
protect the interests of the Signatory Shippers, and should
no agreement be arrived at within fourteen days then any of the signatories thereto may withdraw from this Agree.
ment
UOfl
giving thirty days notice, but such notice shail
be void if during the currency of samé an agreemeut is ar-rived at. It shali, ievertheless, be competent for the parties
by mutual consent to extencl the time, for a period not
exceeding thirty days, for the purpose of ariving at an
agreement, and any notice of withdrawal given shail bo
void ii during such extension an agreement is arrived at;
but such witlidrawal shail not invalidate this Agreement
between the remaining signatories.
This Agreement shell not apply to large parcels of
cargo not being merchants’ berth cargo, but the shïpowners
agree not to make special errangements at preferential
rates to the prejudice of those shippers signing this agrec-
ment, as regards the carrying off of such cargo, except
ivith concurrence of the South African Trede Association.
This shall not apply to railway material. In the event of
any disagreement between the Shipowners and the South
AfricaLi Trade Association as to what is not merchants’
berth cargo, the sanie to be submitted to arbitration.
The shipowners shali be at liberty to suspeud their
obligations inider this contract in the event of any de-
elaration of war, or of war breaking but between any two
or more first-class powers, or in the event of any revo-
lution, riot, civil commotion, strike, bek-out, or labour
dispute rendering it impractiable for them to carry out
the said obligations.
The shipowners undertake not to carry cargo on ship’s
necount, except coals to fili up.
0. Notwithstanding anythiug in this Agreement any
shipper shall be at liberty to ship by sailing vessels. 10. All alteratjons in and additions to the tariff of rates
of freight to be communicated to the South African Tra,le
Association as hitherto.
ii. Shippers signing this Agreement are to give the
shipowners a list of marks on whose behalf they are willing
to come under this Agreement, and if there be any cor-
porations, compauies, firms or individuals for whom the
said shippers act who refuse to come into this Agreement,
the said signing Shippers shali not be prejudiced thereby
so far as their deelared assenting marks are concerned,
and the same shali apply to any withdrawal allowed by the terms of this Agreement.
12. This Agreement is to continue to 31st December, 19.
ancdb is subject to six months notice thereafter by any of
the parties hereto for themselves only; provided, however,
that in the event of this Agreement not securing stability
and equality of rates (apart from Clause 5), the ship-
owners and the South AfricanTrade Association shali meet
lo discuss the situation, with a view to such modification
being made as may be considered necessary, and in the
event of no satisfactory agreement being arrived at, any
of the signatories hereto, for themselves only, way withdraw
therefrom on giving three montbs’ notice; and provided
further that this Agreement may be terminated by any of
the parties for themselves only, on giving fair and reason-
able notice in, the event of its being held to be a contra-
vention of the Post Office Act, 1911. The Union-Castle Mail
Steamship Company, Limited, may withdraw from this
Agreement on giving fair and reasonable notice, but their withdrawal shell not otherwise terminate this Agreement,
and Shippers shail have the lïberty to ship by the Union-
Castie Mail Steamship Company, Limited, from the Con-
tinent, Middlesbrough, London and Southampton.
(Merchant’s Signature) ………………..
(Sleaxnship Lines)
Date …………….19….
Ruimtegebrek vee-hindert ons het tweede gedeelte
van het
Chronologisch overzicht van de verlagingen,
welke de tarieven voor het vervoer van goederen,
over de Nederlandsche Spoorwegen sinds Juni 191
hebben ondergaan,
te plaatsen. – Red.
OVERZICHT
DER
RIJKSMIDDELEN.
(In Guldens).
L
Februari
1923
__________
‘Sedert
1 Januari
1923
Overeen.
bomsilge
p
enodè 1922
Directe belastingen.
Grondbidasting
433.258
1.121.313
1 075.482
Personeele belasting
1.394.471
3.458616
2516.557
Iiikomteiibelssting
10.681.853
21.541.785
17.321 595
Dividend en tantième
3.322.476
3959.507
L828.882
Vermogensbelasting
446.472
979.209
1.626.099
Accijnzen.
3.237.383
7,064.478
7.595.732
44073
109986 138543
3:838.705 7.510.174 9.285.247
belasting
……….
122 954
299.945
217.348
Suiker
…………….
257.076
538.590
591.462
Gdisti11eerd
……….
745.502
1.655.738 1.460.244
Zout …………………
Bier
………………..
1.414.694
3.514.143
–
Geslacht
…………….
Belast. op speelkaarten
9.453
16.075 15.197
Tabak
……………..
Indirecte belastingen.
Zegelrechten
‘I.42L816
2
2.892.4438
2.681.484
Wijn …………………
Registraticrechten
. . . –
1.417.722
2967.865
3.74L226
3.171 583
8.061.471
5.823.190
2.972.163
5.913.476
5.858.711
Gouden en
zil
veren
werk en
72.428
146.694
149.288
Successierechten ……..
Essaailoon
71
168
175
Invoerrechten
………..
257.835
589.381
578.558
Belasting ……………
143954
140.859
iStatistiekrecht
……….
Mijnen
…………….
68.808
Domeinen
…………
1
62.889
378.132
277 346
Staatsloterj
………..
170.999
188114
187.443
Jacht en visseherij
335
867
820
250.087
521.123 425 182
35915.105
73.573.245 63.536.668
Loodsgelden
…………
Totaal
……….
ii Hieronder begrepen t 322.587 vegeis zegelrecht van
nota’s van makelaars en conluiissonriairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).
2) Idem
f
594.393 Idem
1
347.231
BELASTINGEN IN VERBAND MET DE BUITEN
–
GEWONE OMSTANDIGHEDEN.
Februari 1923
1
Sedert
1 Januari 1923
Verdedigingsbelasting la ….
133.783
293.188
Verdedigiogsbelasting Ib
.. . .
770 304
1.567 081
‘erdedigingsbelasting II ….
2.707.092
5.777491
3.611.179
7.637.760
Oorlogawinatbelasting
13.038.449
,
13.974.111
1
UJfUENTEN VUO1
HETLEENINGEONDS
1914.
Overeen.
–
Febn,ari
Sedert
1923
1
1 Jan uor, komstige
1923
periode 1922
Directe belastingen.
Grori(1bebastiiig
88.621
227.327
216.099
Personeele belasting
282.209
684063
541.983
Ikomstenbelasting
3.077.319 6.041.794 4.783.814
Vermngeusbelsstii.g
111.388
244.518
400.528
1.096.417
1.306.637
603.531
Dividend- en tantième-
Accijnzen
–
belasting ………..
477
1.412.896
1.519146
Suiker
……………647
.
8815
21997
27.709
Wijn ……………..
Gedist. (biuu.- en buiti.)
383.871
751.017
•928.525
indirecte belastingen
– Zegelrechtvanbuitl.eff
31.356 51.265
10.949
Totaal
5.727.473
10.741.514
9.032.284
SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND.,
PERSÇ)NEELE-, INKOMSTEN- EN VERMOGENS-
BELASTING SEDERT 1 JANUARI 1923.
Grond.
Personeele
Inkomsten-
Vermogens.
Dienstjaren.
belasting.
belasting
belasting.
belasting.
1919120
‘
70
1920121
353
15309
1.348.912
8.472
1921122
6.409
136.899
6.507.803
36 987
192223
1.061.736
3.303.332
13.685.070
933.680
1923124
1
52 815
–
-__
3.076
–
Totalen ..
1.121.313
1
3.458.616
1
21*.5411.7851
979.209
264
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
heteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
N
d
(Disc. Wiseels. 4
18Juli
’22
Zweedm.R.ksbk
S 10Mrt. ’22
Bk Bei.Binn.Eff. 4
18Juli
’22 Bk.v.Noorw.. 5
17Aug.’22
Vrsch.inR.C. 5
18Juli
’22
Zwits. Nat. Bk. 31
2Mrt. ’22
Bk. van Engeland 3
13Juli
’22
Belg. Nat. Bk. 5
22Jan. ’23
Duitsche Rijksbk. 12 18
Jan. ’23
Bank v. Spanje 5
1
18Mei ’22
Bk. van Frankrijk
5*
22Feb.
’23 Bank v. Italië 6
20Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk. 8
2Bept.’22
F.Res.Bk.N.Y.
4
*
23
Feb. ’23
Nat. Bk. v. Denem. 5
25Apr.’21
Javasche Bank
3
*
1Aug.’09
OPEN
MARKT.
Dak
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
1
ParUs
~
Part.
N.
York
Call-
Part
Prolon.
diiconto
gatie
disconto
disconto
disc. moncu
17 Maart’23
21-3%
3 2%
48/
t
–
4%_4*1
12-17 M.
1
23
2
5
15-3
i
/
234
–
334
234
–
48/
–
434-6
5-10
,,
‘233-34
234-334
28/
a
_34
4-/8
–
434-5%
26 F.-3M.’23
311_81
314-4
2e/s
418
–
434 -5%
13-18 M. ’22
4
5
1t
4-14
311_34
4
–
118
–
3-4 14-19M.’21
4
1
/34
4-5
634
48/
–
6-
7
20-24Julj’14
234
–
34
234
–
34
211,_%
2%
534
734
t
)
Noteering van 16 Maart.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
Londen was ook deze week wederom zeer stationnair. De
stemming
was
iets flauwer maar de koers kwam toch niet
onder de 11,89. Ook in New York waren de veranderingen
zeer gering. Voor dezen wissel
was
de stemming echter
eerder vaster en de koers liep een paar punten per mille naar
boven. Berlijn was onveranderd, meestal werd 0.0121% ge-
noteerd. De meeste belangstelling was voor francs. Vooral
in het midden der week was de stemming vast, zoodat
een oogenblik Parijs voor 16,15 werd afgedaan. Wel is
waar liep de koers daarna weder tot 15,80 terug, maar
heden trad een nieuwe stijging in, die bij onregelmatig
verloop en herhaalde wisselingen ten slotte den koers op
16,30 á 16,35 bracht. Ook Belgische francs liepen, zij het
met steeds grooter verschil tea nadeele van België, ge-
lijkelijk naar boven. Skandinavië vast vooral voor Kopen.
hagen. De overige wissels bijna onveranderd. 20 Maart 1923.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
Londen
•
Parijs
‘)
Berlijn
)
Weenen
)
Brussel
)
New
Yor&’)
12Mrt.
1923..
11.90 15.36 0.0121
0.0035
13.29
2.52%
13
,,
1923..
11.89*
15.27*0.0
121*0.0035*
13.17*
2.52
71
s
14
,,
1923..
11.89*
1532
40
.
0122
‘
0
.
0035.13
.
17
*
2.53k
15
,,
1923..
11.89*
1560
0.0121*0.0035*13.37
2.53t1
16
,,
1923
11.89*
16.10
0.0121*0.0035*13.84
2.53+*
17
,,
1923
11.89*
15.85
0.0122 0.0035*
–
–
Laagsted. w. ‘)
11.88* 15.20
0.0121
0.0034
13.10
2.52%
Eoogste
,,
,,
‘)
11.90
16.15
0.0123
0.0038
13.90
2.54
10 Mrt.
1923.
11.89* 15.27*
0.0121* 0.0036
13.17*’
2.52+*
3
,,
1923..
11
,
89*
15.35
0.0112
0.0035k
13.46*’
2.52+*
i’Iuntpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
12.48
2)
Noteering
te Amsterdam.
22)
Noteering
te Rotterdam
Particuliere opgave.
Noteering van 9 Maart
t)
Idem van 2 Maart.
D
t
a
Stork.
l,olm)
Kopen.
hagen”)
Chris.
tiania”)
Zwitser.
land”)
Spanje
t
)
Batavia
t)
telegrafisch
12 Mrt. 1923
67.20 48.20
45.77*
47.20 39.15
98-98%
13
1923
67.30
4825
45.75
47.17*
39.-
98-9834
14
1923
67.35
48.45
45.95 47.17*
3895
98-9834
15
1923
67.50
48.75
46.20
47.15
38.97*
98-9834
16
1923
6760
48.80
46.15
47.25
39.17*
98-9834
17
1923
67.55
49.90 46.10
47.20 39 15 98-9834
L’ste d. w.
)
67.15
48.10
45.45
47.10
38.90
98
11’ste,,
,,
1
)
6755
48.95
46.25
47.30
39.30
9834
10 Mrt. 1923
67.30
48.20 45.80
47.22*
39.25
9734
3
,,
1923
67.20 48.75
46.50
47.40
39.45
9734
Mluntpariteit
66.67 46.67
66.67
48.-
48.-
100
2)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
KOERSEN TE
NEW
YORK.
D
a a
i
CableLond.
(in
,$”
peri)
1
Zicht
Parijs
(in
cl,.
p.frs.)
1
Zicht Berlijn
(in
cl.
p. Mrk.)
Zid,tAm,ierd.
(in
ds.
P. g!d.)
17 Maart
1923
4.69.62
6.31
0.0048
39.46
Laagste d. week
4.68.62
6.03
0.0048 39.46
n:oogste
,,
,,
4.70.50
6.31
0.0049
39.58
10 Maart
1923
4.71.-
6.04
0.0048 39.62
3
,,
1923
4.70.50
6.12
0.0044
39.55
Muntpariteit
..
4.86.67
19.30
23.813/,
1
40/
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Plaatsen en
Landen
Notserings.
eenheden
3
Maart
1923
10
Maart
1923
12117
Maart
’23
117
Laagste Hoogste
Maart
1
1923
Alexandrië..
Piast. p.
97
15
1
39
I 97
15
1
9715181
97151
3
9715/,
~
119
1
1
10
“Bangkok
..
Sh. p. tical
1/9s/
119
51
1n
119
5
1t
1/91
B.. Aires’)..
d. p.
$
4381
43
1
/
42
81
1
3
43
1
/
43
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup. 1141
5
,
1141
5
1/4u/
114
1
1
8
1141
35
Hongkong
..
id. p.
$
213
9
1
5
213
0
1
i6
2/3%
214%
2141
Lissabon
. . ..
d. per Mii.
281
2182
2
8
1,
2
3
1,
e
2
1
1
Madrid
….
Peset.p.
30.15
30.31
30.30 30.55
30.38
•Montevideo’
d. per
$
4334
43
42151
16
4351
43
3
1
Montreal….
$
per £
4.78
3
18
4.79%
4.79
4.81
4.80K
R.d.Janeiro.
d. per Mii.
5
8
1i0
5%
S”/is
5
18
11s
5
25
182
Lires p. £ 97″/
98
34
96%
98%
977
11
,
Shanghai….
Sh. p. tael 3/1%
3
1
2
1
/
3/IK
3/3%
3)2%
Rome
…….
Singapore
..
id. p.
$.
2
1
48/
1
.
2/48/
1
s
2
1
4
1
1
a
2/4%
2/4
1
/
1
•Valparaiso..
peso p. £ 37.50
36.70
35.70
36.70 36.50
Yokohama
..
Sh. p. yen
2/0″j,
5
2/0″!,,
2101
8 12/0″/,,
2/0%
• Koersen der voorafgaande
dagen.
t)
Telegrafisch transfert.
NOTEERING VAN ZILVEB.
Noteering te Noteering
te
Londen N. York
Londen
N.York
17Maart1923
32
5
1
6734
18Maart 1922
–
3981,
6418
10
,,
1923
32e
1it
67%
19Maart1921
3334
57%
3
,,
1923
31′
1
1
66
1
18 20
Juli
1914
24
1
/i6 54
1
19
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 19 Maart 1923.
Activa.
Binnenl.
Wis
–
(
H;-bk.
f
43.010.374,87
seis, Prom.,
B.-bk.
,,
34.662.121,21
enz. indisc.
Ag.sch.
,,
58.642 840.72
136.315.336,80
Papier o. h. Buitenl. in disconto ……..
–
Idem eigen portef.. fl13.945.438.-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgei.
–
113.945.438,_
Beleeningen
H.-bk.
f
18.601.076,67
mcl.
vrsch.
B..bk.
,,
6.827.396,96
in rek.-crt.
Ag.seh.
,,
82.202.629,82
op onderp.
fl07.631.103,45
Op Effecten
……
(106.739.703,45
Op Goederen en Spec.
891.400,-
107.631.103,45
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,
12.125.949.?4
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.410,-
Muntmat., Goud
..
,,525.550.137,91
f581.789.547,91
Munt, Zilver, enz..
7.135.163,14
Muntmat.,Zilver
–
Effecten
588924711,05
Bel.v,h.Res,fonds..
f
5459.646,93
id. van
1/
v.h.kapit.
,,
3.983.513,50
964316043
Geb. en Meub. der Bank …………….
4.52 2.000,-
Diverse rekeningen
………………
,,44.505.332,84
f1.017.613.031,81
Passi va.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
…. . ……………….
,,
5.660.599,75
Bijzondere reserve ………………..
.
,
1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
935.480.975,-
Bankassignatiën in omloop
……….
,,
1.453.006,10
Rek.-Cour.
‘,
Het Rijk
f
–
saldo’s:
J
Anderen
,,
36.180.033,02
36.180.033,02
Diverse rekeningen ………………
.
,
17.162.836,61
fl.017.613.031,8!
Beschikbaar metaalsaldo …………..
(
393.606.320,94
Op de basis van
21
metaaldekking….
,,
198.983.518,12
Minder bedragaan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd ie..
,,1.968.031.600.-
21
Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
265
NED. BANK 19 Maart 1923
(vervolg).
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN. 1)osten
.
Voornaamste
in dudnddll_guidnns
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, nudor bijvoegitg der Currency Notes,
Dato
Goud
Zilver
Bank
Andere
opcl3chba,e
bj!Jffn
1
schulden
in duizenc1en pond sterling.
19 Mrt. 1923
581.790
7.135
935.481
37.633
Curiencij_Notes.
12
1923……
581.790
6.016
944.420
37.355
Dato
Metaal
Circulatle
Bedrag
Goudd.
Goo. See.
5
.,
1923
•
581.790 6.394 958.108
34.961
14 Mrt.
1923
127.509
122.996
281.039 27.000 236.373
26
Febr. 1923…..
581.790
7.448
939.834 30.994
19
,,
1923
581.790
8.360
941.885
31.651
7
»
1923
127.508 123.468
281.156
27.000
236.451
20 Mrt.
1922
605.953
7.156
961.770
38.892
28 Febr. 1923
127.504 123.940
297.101
27.000 234.696
21
Mrt.
1921
636.119
17.831
1.025.268
45.475
21
,,
1923
127.499 122.042
279.383
27.000
236.575
25
Juli
1914
…….
162.114
1
8.228
310.437 6.198
15 Mrt.
1922
22 Juli
1914
128.775
40.164
121.758
29.317
300.39
–
28.500
–
260.804
–
– –
Totaal
–
ïi
–
;;;
–
:
– –
iikT
Data
bedrag
Schatkist-
&lee-
baar
kings-
____________
_______
________ ________ _________ _______________
Data
Gov.
Sec.
Other
1
Sec.
Depos.
Public
Other
Depos.
Reserve
1
Dek- *ings.
disconto
i
promesjen
rechtstreeks
ningen
Metaal.
saldo
percen-
lage
19
Mrt. 1923 136.315
–
107.631
393.606
61
Pete.
t)
14
Mrt. ’23
48.452
70.650
15.623
109.495
24.263
1
19,39
12
,,
1923 136.838
–
105.297
390.755
60
5
,,
1923
185.833
48.000
108.650
388.874
60
7
,,
’23
47.412
70.394
15.868
107.491
23.790
19,28
26 Febr.
1923
160.1
18
22.000
105.339
394.376
60
28 Febr.’23
47.283
79.107
20.907
110548
23.319
17,73
19
,,
1923
186.125
48.000
105.774
394.747
60
21
,,
’23
47.317
74.435
22.036
106.792
25.207
19,36
20 Mrt.
1922
190.985
17.000
163.065
412.237
61
15 Mrt.’22
47.134
80.133
18.936
115.613
25.467
18,98
21
Mrt.
1921
193.858
50.000
207.826
439.009
61
22Juli
’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
521
25 Jul.
1914
67.947
14.300
61.686
43.521
1
)
54
‘) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
1)
0p de basiB van
2
15 metaaldekking.
Uit dc bekendmaking van den M i n i st er v a n F
i
na n-
DUITSCHE RIJKSBANK.
ci
ë n
blijkt, dat uitstonden op: oornanmste posten, onder iijvoegi.ng der Darlehens-
kassenscheine, in millioenen Mark.
1
12
Met.
1923
19
MrI.
1923
Aan schatkistpromeseen.
f386.620.000,-
f385.310.000.-
1
Dek.
waart’, direct bij Ned. Bk.
1
–
–
Data
Metaal
Daarvan Goud
Kassen.
scheinc
Circulalie
1
kings-
Aan schatkistbiljetten ..
200.388.000,-
,,200.357.000,-
perc.
1)
–
Aan zilverbons ………,, 28.207.478,-
,, 28.519.959,-
7 Mrt. ’23
1.074
1.005
733.246
3.871.256
19
Onder de vlottende schuld is begrepen:
28 Febr. ’23
1.074
1.005
708.305
3.512.788
20
Voorsch. aan de Koloniën
1
,,280.346.000,-
,,280.933.000,-
23
,,
’23
1.074
1.005
668.683
3.123.540
21
15
,,
’23
1.074
1.005
593.632
2.703.795
22
VoorscbotaanGemeenten}J
31
Jan.
1923
28
Febr.
1923
voordoorRijkvoorhen
,, 97.836.024,80
,, 97.311.255,60
7 Mrt. ’22
1.014
996
5.156
121.930
5
te heffen lak. belasting
1
23 Juli
’14
1.691
1.357
65
1.891
93
12
Mrt.
1923
19
Mrt.
1923
Tegoed v.d. Postch.
&
G.dstl
98.127.217,60
98.117.217,60
1)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenscheine.
JAVASCHE BANK.
Dor! hens.
Wissels
kassenscheine
Voornaamste
posten in duizenden guldens. De sainengetrok-
Rek. Cr1.
1
kcii cijfers dor laatste weken zijn te•egrnfïsch ontvangen.
Totaal
Schatkist.
1
Totaal
in ka, bij de
wissels
1
papier
uitgegeven
Rijks bank
Bank
Andere
LchikbT
Data
Goud
Zilver
biljettn
1
opetschb.
metaal.
,
5.550.800 2034.469 3.516.331 1972.198
746.300
733.200
schulden
saldo
0
4.776.705 1829.341 2.947.364 1582.981
721.000
708.300
0
4.096.186 1651.883 2.444.303 1289.485
681.600
668.700
10Mrt.
1923
219.000 266.500
100.500 145.600
3
,,
1923
218.500 264.500
104.000 144.800
3.646.191 1345.143 2.301.048 1165.180
606.800
593.600
24
Feb. 1923 218.500
262.000
111.000
143.900 132.884
1.975
130.909
22.334
13.227
5.039
10
Feb.
1923
158.585
58.923
263.818
104.542
144.254
7,511
751
–
944
–
–
3
,,
1923
158.985
58.366
259.261
108.310
144.543
27 Jan. 1923
156.131
58.057
259.718
102.498
142.433
BANK VAN FRANKRIJK.
II
Mrt. 1922
143.095
37.347
272.361
72.479
112.150
posten in duizeiiden franes. I2Mrt.
1921
225.310
11.512
338.078
135.917
142.247
Waarvan
Tegoed
Buit.gew.
25Juli1914
–
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842′
Data
______ _____
Goua
in het Buitenland
Zilver
I. het
Buitenland
a/l.
voorsch.
Staat
-_
Wissels.
1
–
–
1
Dek. Dat0
Dia-
buiten
conto’s
1
N..ind.
1
Be!ee-
ntngen
schalt
en
het
aan
Diverse
reke.
1
kings.
1
15Mrt,’23 5.535.962
1.864.345
290.948
598.150 23.400.000
betaalbaarl
Gouv.nem.
”
ingen
percen-
‘
toge
8
,,
’23 5.535.868
1
’23 5.535.840
1.864.345 1.864.345
290.828 290.703
598.970 23.500.000 599.087 23.700.000
‘
–
10Mrt. 1923
15410
9.300
**
60
3
1923
16Mrt,’22 5.525.747
1.948.367
281.592
632.902 21.200.000
,,
154.720
9.400
CCC
59
24Feb.1923
163.750
12.300
59
juli’
14
1
4
.
1
.
i
0
–
639.620
–
–
–
Wissels
Uitge.
stelde
Belee.
1
Bonkbil.
Rek. Crt.
Pont.
1
Rek.
1
Cr1.
–
10Feb.
1923 35.725
32.6131
73.396
12.127
24.151
59
3
,,
1923 35.012
32.2091
71.764
14.195
23.362
59
,…
‘
Wissels
ning
jetten
culieren
Staat
27Jan. 1923 35.914
30.8691
73.482
11.973
22.741
59
_______ _______
2.067.041
24.712
2.099.201
37.554.740
2.067.041
38.247
11
Mrt, 1922 37.776
20.0471
88.901
4149
31.229
52
12
bijt.
1921
36.763
25.3011
111.090
47.297
32.339
50
2.683.977
24.865
2.124.944 37.822.818 2.140.612
32.249
cr
3.176.658
25.306
2.029.434 37.434.065
2.403.116
16.935
‘
25Juli1914
7.259
6.395j
47.934
6.446
2.228
44
<
2.833.826
48.436
2.402.903 35.660.374 2.124.881
68.550
1)
Sluitpost activa.
)
Basis
2
1
metaaldokking.
)
Creditsaldo.
11.541.980
•-
769.400
5.911.910
942.570 400.590
DE SURINAAMSCHE BANK. Voornaamste posten_in duizenden guldens. _____ BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste, posten in duizenden francs.
____________
_________________
Andere
1
Div. reke.
Data
Metaal
Circulatie
opeischb.
1
Disconto’s
t,’ge’)
Metaal
Beleen.
1.T’
1
Binn.
schulden
Data
mci.
van van
1
wissels
Circu.
‘
Rek.
C’rt.
10
Feb. 1923.
. ..
1.184
1.696
940
1.212
479
buiten!.
saldi
vorder.
buitenl.
prom. d
provinc.
en
1
beleen.
latie
pantic.
3
,,
1923…,
1.199
1.829
910
1.224
460
27 Jan.
1923
…
1.209
1666
1.038
1.227
437
‘
15 Mrt. ’23 344.851
84.653
480.000
862.951
6.890.617
148.911
11
Feb. 1922
,,.
1.474
2.157
888
1.097
1.097
8
,,
’23
346.287
84.653 480
000
890.348
6.890.877
148.705
25Juli 1914
.,.
645
1.100
560
735
396
1
,,
’23 348.513
84.653
480000
913.177
6.964.853
122.976
t)
Sluitpost der activa.
16Mrt.’22 326.071
84.6531480.000
668.624
6.272.088
249.547
266
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Goudi,00rraad
F.R.
Dato
Zilver
1
Notes in
Totaal
t
1
27T
cle.
1
circu-
______________
bedrag
1
F. R. Notes
bulten!.
1
lotie
28 Febr.’23
3072.813
2.166.194
–
128.78712.246.943
21 Jan. ’23
3.075.242
2 197.717
–
128.3672.260
497
14
,,
’23
3.078.497
2.204.156
–
140.464j2.243.603
1 Mrt. ’22
2.951,434
2.049.755
–
129.35912.196.983
t
(7oud.
1
Daia
Wissels
Totaal
Gejtort
1
Dek-
1
Dek-
Deposito’s
Kapitaal
1
kings
king,.
peTe.
‘)
lpe,c.’)
28 Febr. ’23
803.438
1.952.317
108.867
73,2
76,2
21
Jan.
’23
810276
1965.914
108.874
1
72,7
75,8
14
,,
’23
837.915
2.030.692
108.373
72,0
753
1
M-t.
’22
803.277
1.818.442
103.736
73.5
767
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden: F. R. Notes en netto deposlto.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
hij
Re3erve
de
Totaal
Waarvan
time banken
gelden
0fl
beleggingen
F. R. banki
deposito’s
deposits
21
Feb. ’23
778
11.531.743
1.425.098
15.317.273
3.772.556
14
’23
778
11.508.696
1.483.766 15.454.326
3.727.654
7
’23
70
11.439.377
1.429.953 15.342.366
3.722.762
21 Feb. ‘221
806
1
0.850.5141
–
1.268.930
13.637.085
3.091.027
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 19 Maart 1923.
Ook gedurende de achter ons liggende berichtsperiode is het algemeen aanzien van de groote internationale beurzeu
slechts weinig veranderd. De tendensen, die thans reeds
sinds geruimeu tijd de fondsenmarkten beheerschen, hebben
ook verder hun invloed doen gelden. De oorzaak moet na-
tuurlijk worden gevonden in de omstandigheid, dat de
nek-
ting-gevende factor, de bezetting van het Ruhrgebied, nog
stee.s dezelfde• kracht heeft behouden en bovendien nog
geen vooruitzichten op eenige wijziging vertoont. Alleen de
effectenmarkt van New York heeft een lichte verandering
te aanschouwen gegeven. In tegenstelling met de houding
van de jongste maanden, was er eenige weifeling te onder-t scheiden, die echter reeds spoedig plaats heeft moeten ma-
ken voor een nieuwe aera van vaste koersen en van acer.
ruime omzetten. Veroedeljk moet de aarzekng worden
toegeschreven aan de nawerking der disconto-verhooging
van de Federal Banks te New York en te Boston, welke
s..oto verkoogg echter eer,er is doorgevoerd als waar-.
schuwing tegen een te sterke uitzetting van credieten ten
behoeve van de effectenmarkt, dan als daadwerkelijke rem
op den omvang van de gansche geldrnarkt. Toen dit dan
ook tot Walistreet was doorgedrongen, werd de ruime ban-
‘el daeliik hervat en stond ook niets meer een verdere
koorsverheffing. van ,de verschillende waarden in den weg.. Verwondering behoeft dit waarlijk niet te wekken, indien
men de berichten uit de verschillende industrieën slechts
beschouwt. Vrijwel van alle bedrijven komen rapporteu om-
trent een meer dan bevredigenden gang van zaken binnen.
En in aansluiting hieraan toonen de exploitatie-resultaten
der verschillende spoorweg-systemen ook grooten vooruit-
gang. Over het jaar 1922 hebben 18.groote spoorwegstelsels
in de Unie $ 507.675.273 verdiend, of moer dan $ 90.000.000.
meer dan over het jaar 1921. Het rendement bedroeg in
1922 5
3
/
4
pÇt., welk betrekkelijk hoog percentage echter
hoofdzakelijk door de zeer gunstige verhoudingen van de
laatste mnandeu van 1922 werd bereikt.. Immers in den
aanvang van het afg&oopen jaar bedroeg het rendement
niet meer dan 2% pCt. Waar de hoog-conjunctuur derhalve
nog slechts van betrekkelijk jongen datum is, geooft men
in de Unie rekening er mede te mogen houden, dat de op-
gewekte stemming van thans nog wel eenigen tijd voort..
gang zal hebben. Ook ter beurze. De eenige rem zou de
geidmarkt kunnen vormen en daarom heeft de bovenver-
ntelde discontu-verhooging dan ook zooveel gewicht in de schaal gelegd. In. verband met de buitengewone bedrijvig-t
heM wordt er thans van vele zijden op aangedrongen de
un-
migratie-bepalingen te verzachten, waardoor meer buiten-
landsche werk.krachten ter beschikking zouden komen. Er
zijn reeds twee desbetreffende voorstellen bij het Congres
ingediend, welke echter beide zeer scherpe tegenkanting van
de vakvereenigingen ondervinden. Het zal zeker interessant
zijn het nader verloop te bestudeeren, zoowel ten aanzien
van den invloed op de conjunctuur in de Vereenigde Staten
als met betrekking tot de internationale positie, waarin de
arbeiders zich bevinden.
De overige beurs-centra hebben zich feitelijk in niets
van de voorgaande periode onderscheiden. Te B e r Tij ii
zijn de variaties uit den aard der zaak gering gebleven, nu
men er van Regeeringswege in geslaagd is het niveau der mark tijdelijk te stabiliseeren, ondanks het feit, dat weke-
lijks van 300 tot 400 milliarden papienniarken bij den oitt-
zaglijken biljettenomloop worden gevoegd. De inschrij-
vingen. op de z.g. ,,dollar-leening” .zijn thans opengesteld,
doch er is nog. niets bekènd gemaakt omtrent het vermoe-
delijk resultaat; inmiddels schijnt het geheele apparaat van
den buiten]andschen deviezen-hauclel vrijwel stop te zijn ge-
zet, tot men omtrent den uitslag der leening een over-
zicht zal hebben verkregen. Het spreekt eigenlijk vanzelf,
dat onder deze omstandigheden de lust om groote zaken
aan de beurs te ondernemen, niet heel omvangrijk kan zijn,
temeer, waar men het percentage werkloozen ziet stijgen en
men zelfs reeds eenige maanden faillissementen van betee-
kenis heeft kunnen aanschouwen, hetgeen in de laatste
jaren in Duitschland zon goed als niet is voorgekomen.
Niettemin zijn er nog enkelen, die, niet gehinderd door
schaarschte op de geldmarkt en rekening houdend met de
wankele basis der tegenwoordige mark-stabilisatie, aankon-
pen doen effectueeren. Dientengevolge heeft het algemeen
niveau voor de achter ons liggende week dan ook een stij-
ging kunnen aantoonen; het index-cijfer is geklommen van
4678 tot 5474.
De markt te P a r ij s heeft zich min of meer losgemaakt
van het nationale betaalmiddel, nu dit in de laatste dagen
een zon merkwaardig vaste houding aan den dag heeft ge-
legd. Ontdaan van dezen factor was het mogelijk een zui-
veren kijk op de houding van Fransche financieele krin-
gen te krijgen en hierbij is reeds dadelijk opgevallen; dat
er van pessimisme geen sprake is geweest. Weliswaar drukt
liet op de markt, dat een aantal hoogovens gedoofd moes-
ten worden en dat de resultaten van het Ruhrgebied niet
z156 gunstig zijn, als men zich wellicht enkele maanden ge-
leden had voorgesteld, doch men is over het algemeen vol hoop, dat na de aanvankelijke teleurstellingen een tijd van
dubbel rendement zal komen. Het valt natuurlijk zeer moei-
lijk te beoordeelen, of deze opvatting op bepaalde feiten is
gegrond; ook is het onmogelijk te zeggen, in hoeverre de
ter beurze van Parijs circuleerende geruchten omtrent reeds
in gang zijnde geheime onderhandelingen waarheid bevat-
ten. Het is echter wel teekenend, dat in ]i’ransche berichten
bij voortduring de aandacht wordt gevestigd op de bereid-
willigheid om Duitsche voorstellen in ontvangst te nemen,
waartegenover dan van Duitsche zijde steêvast de mede-
deeling komt, dat men tot het bitter eind zal volhouden.
Alleen de toekomst zal ons kunnen leeren, in hoeverre men
hier met tactische zetten op het politieke schaakbord heeft
te doen. Feit is het inmiddels, dat de Parijsche beurs die
toekomst met zeer veel vertrouwen tegemoet ziet.
De beuis te L o n d e n is vrij lusteloos geweest, onder
leiding van verschillende petrolenmwaarden, o.a. Mexican
Eagle. Tegen het slot der benichtspeniode kwam voor andere
oliewaarden een geringe verbetering tot stand in verband
met het bericht, dat in Venezuela een nieuwe sonde zôu
zijn aangeboord, waarvan de productie, die van alle tot nu
toe bekende sondes in de schaduw zou stellen. Overigens
bleef de markt bom, zonder groot aanbod en zonder be-
paalde ,,features”.
Ten o n z e n t was de stemming voor Staatsfondsen op-
nieuw ‘zeer opgewekt. Weliswaar waren de koersverbeterin-
gen voor de inheemsche soorten slechts fractioneel, doch
dit is slechts natuurlijk, na de rijzing, die reeds plaats
heeft gevonden. Bovendien werkte de houding van de geld-
markt niet mede. Dat desondanks de stemming zon vast
kon blijven is wel een bewijs voor de liquiditeit van onze
kapitaalmarkt, waar de vlottende beschikbare middelen bo-
venclien geen vol emplooi in handel en industrie kunnen
vinden.
12 Sint. 16 Mrt, 19 Mrt.
Rijzingof
dalin
g
–
6
ol
o
Nederland 1922 ……
looil
e
10111
8
101118 +t
5
°/o
,,
1918 ……89/
. 900/
8
90l’
+ 818
4
’12
0
/0
,,
1916 ……. 88,14
89
89
+ %
4
0/
13
1916 ……8234
829
82
7
1
+/
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
267.1
12 Mrt. 16 Mrt. 19 Mrt.
3′
2
0
/
0
Nederland
72
7
18
73%
73
+
1
18
3
%
,,
64
1
18
64
5
/
64
81
8
+ %
21
12
0/
0
Cert. N.W. S.
………
54/8
5411
5
5371
_%
7
0
/
0
Oost-Indië 1921 ……
IO2I
8
/
i
102t
5
/io
I021
–
6
0/
,,
1919
……
97%
971
97%
5
%
,,
1915 ……
93% 93%
93%
4
o/
0
.Oostenr.Kronenrente
i
V4
– –
5
o/
Rusland 1906
………
4e/s
481
t
4%
–
4
o/ Rus!. bij Hope
&
Co
4
1
18
–
–
4
O/
Japan
1899 …………
68%
–
–
5
o,i
o
Brazilië
1895
………
537/
s
5401t
53%
–
8
o/
San Paulo
1921 ……
97%
–
979
6
0
/
0
Amsterdam 1920……
102
101%
101111
–
7
oj
Rotterdam
1920 ……
l02/
103
102%
+
/a
De
aandeelenmarkt is
sterk verdeeld geweest. De meeste
aandacht concentreerde zich gedurende het grootste gedeelte
van de week op scheepvaartwaarden. Omtrent het directie-
voorstel der Kon. Hollandsche Lloyd, nl. om obligatiehou-
ders voor 35 pCt. van cle vaarcle hunner obligaties in een
td
vestigen hypotheek te doen deelen, zijn levendige discus-
sies in goed bezochte vergaderingen gehouden, in welke men
echter nog tot geen conclusie is gekomen. De waarden der
maatschappij hebben zich inmiddels op het verlaagde peil
kunnen handhaven. Aandeelen H’ollandsche Stoomboot
hebben zeer sterk gevarieerd, doch verlieten de week toch
vrij opgewekt, nadat het meer en meer vasten vorm aan-
nemeud gerucht van hulp, door de firma Wm. H. MUller &
Co. te verleenen, als een tooverstaf had gewerkt. De beroe-
ring, door deze twee aandeelensoorten gewekt, was natuur-
ljjk niet bevorderlijk voor de rust van de overige aandeelen
van deze rubriek. Als gevolg hiervan waren de meeste slot-
koersen in deze afdeeling dan ook lager.
12 Mrt. 16 Mrt. 19 Mrt.
Rij:ingof
Holland-Amerika-Lijn ……116% 112
114
– 23i
,,gem.eig 106% 10134 102% – 4
Hollandsche Stoomb,00t-Mij. 26
18
1
1
%
23
– 2%
Java-China-Japan-Lijn ……90%
88%
–
– 2%
Kon. Hollandsche Lloyd •
41
4
7
18
418/
10
+
1
/
10
Kon. Ned. Stoomb.-Mij ……. 70%
–
69% –
Konink.Paketvaart-Mij. … 106
105% 104
—2
Maatschappij Zeevaart ……65
57
–
– 8
Neder!. Scheepvaart-Unie… 109% 109% 108% – 1
Nievelt Goudriaan …………108
107
109
+ 1
Rotterdamsche Lloyd………129
128
125
—4
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”… 140
140
137% – 2%
,,Noordzee” … 42
–
40118 – 1718
Ook cle
tabaksmarkt
heeft scherpe ups-and-downs mede-
gemaakt. Nadat de beweging, zooals die in het vorig over
–
icht te dezer plaatse reeds is geschetst, verderen voort-
gang had gemaakt, ontstond op den laatsten dag der be-
richtsperiode plotseling hernieuwde vraag, die wellicht in
het leven is geroepen door dekkingsaankoopen van de con-
tramine, die in de tabaksmarkt bij een dalende richting
vrijwel steeds werkzaam is.
Vast was over het algemeen de
suikerinarkt,
hoewel het
bericht, dat de V. J. S. P. reeds doende is voorraden uit den
komenden oogst te verkoopen tot winstgevende prijzen, toch
niet een zoo krachtige uitwerking heeft gehad. De prikkel
ging in dit verband uit van Indië, dat in aansluiting aan
deze V. J. S. P.-verkoopen vrij omvangrijke kooporders heeft
gezonden. Gebrek aan materiaal bestond aan onze beurs
echter niet, zoodat aan de aanvragen grif kon worden vol-
daan bij slechts matig stijgende koersen.
De
rnbbermarkt is
zeer kalm gebleven in aansluiting aan
het stabiel niveau voor het ruwe product. Alleen tegen het
einde der berichtsweek ontstond iets grooter belangstelling, doch meer in het bijzonder voor aandeelen Amsterdam rub-
ber en Nederlandsche rubber, als gevolg van het aanbod van
eerstgenoemde maatschappij tot overname van laatstgenoem-
(ie. Ter beurze wordt deze amalgamatie gunstig beoordeeld.
De
petroleumafdeeling
was vrijwel op den achtergrond ge-
drongen, nu, ondanks het willig aanzien van de NewYork-
sche beurs, zelfs daar aandeelen Koninklijke Petroleum
achter zijn gebleven.
I2Mrt. 16Mrt. 19irt.
°
Rijzing
Ameterdamsche Bank
……
125
125%
124%
—%
Incasso Bank ………………
94%
95%
–
+
1
Koloniale Bank ………… …
172%
172
177
8
18
+
47/s
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
142
142
143%
+
1%
Rotterd. Bankvereeniging…
931
949
941
+ %
Amst. Superfosfaatfabriek..
35
—
—
Van Berkel’s Patent ………
34% 34%
34%
+ %
12 Mrt. 16Mrt. 19Mrt.
Gouda Kaarsen
……………
104
–
103
—
1
Holl.Draad- enKabelfabriek
80
79%
80
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand
54%
57
3
18
57
+
2%
pr. aand
67%
72
70%
+
3%
Leerdam Glasfabrieken ……
37%
38
449
+
7%
Philiji’ Gloeilampenfabriek
243
236
—
—
7
Vereenigde Blikfabrieken…
98
–
97%
–
Vereen.Chemische Fabrieken
37%
—
–
CompaniaMercantilArgent.
10
1418
12718
+
2
7
11
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
I761
175
8
18
180%
+
3
7
18
Llandelsver. Amsterdam ……
475%
472%
483%
+
8%
Handelsverg. Reis
&
Co…….
30
28% 28%
—
1%
Int. Crediet- en flandelsverg.
Rotterdam
………………
176
–
177
+
1
Linde Teves
&
Stokvis ……
78
7
/
s
78%
—
—
Tele
&
Co’s Handel-Mij …….
6/s
68/
t
7
+
5
18
Redjang Lebong Mijnb.-Mij.
1021
—
–
Gecons. Hol!. Petroleum-Mij.
123
I201
I20/o
–
2’1
Kon. Petroleum-Mij. ………
404%
403%
399%
–
5%
Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand.
29%
29% 29%
Amsterdam-Rubber-Mij ……
150%
I438/
147%
3%
Nederl..Rubber.Mij.
………
69
6534
71%
+
234
Oost-Java-Rubber.Mij.
……
217%
208%
215%
—
2%
Deli-Batavia Tabak Mij.
…
324%
307
321%
–
3
Deli-Maatschappij
…………
306%
292%
298%
—8
Senembah-Maatschappij
…
352
328
341%
–
10%
De
Aonerikaansche markt
reageerde
eenigszins
op
de
aanwijzingen van Wallstreet,
doch herstelde zich spoedig.
12 kirt.
16 Mrt.
19 Mrt.
Americ. Smelting
&
Refining
67%
67/
67
—
Anaconda Copper
…………
106%
1069
1071
+
l/o
Studebaker Corp
.
…………
124
12781
s
128
+
4
Un. States Steel Corp. ……
l09/
109%
109
—
1
18
Atchison Topeka ……………
107%
—
107
—34
Ene
……………. …………..
12%
1 2°/s
121/
—
Southern Pacific…..
……….
97
974
989
+
1%
Union Pacific ………………
147
148%.
I481
+
118
Int. Merc. Marine orig. gew.
1111
16
11%
1128182
+
15
32
pret.
43
1
1
44s1
441/je
+
11/10
De
geidmarkt
werd iets stroever
;
prolongatie 3% pCt.
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
20 Maart1923.
De tamelijk matige tarweverschepingen der laatste weken
hebben ten gevolge gehad, dat verschillende landen van
Europa als koopers in de markt hebben moeten komen. Wij
schreven hierover reeds in ons vorig overzicht. Gedurende
de afgeloopen week zijn de zaken in ladingen tarwe vrij
levendig geweest, vooral Frankrijk ging voort, tarwe te
koopen, terwijl ook Duitschland nu en dan in de markt
was. In het begin van de nû aangevangen week, was even-
wel de vraag sterk verminderd en hoofdzakelijk ten ge-
volge hiervan, liep ook de noteering in Amerika, die aan-
vankelijk opgegaan was, wederom terug, zoodat de Mei-
termijn te Chicago, die op 12 Maart op 120% sloot, op 19 Maart 121 noteerde. Voor den Juli-termijn, dit is de
eerste termijn van den nieuwen oogst, waren de noteerin-
gen resp. 115% en 116. De berichten uit Noord-Amerika
werpen weinig nieuw licht op den toestand. Ongetwijfeld
heeft een belangrijk gedeelte van de met wintertarwe be-
zaaicle oppervlakte geleden door droogte, doch Vrij algemeen
wordt verwacht, dat de stand mede zal vallen zoodra het
voorjaarsweer intreedt. De zichtbare voorraad in de Ver-
eenigde Staten en Canada verminderde slechts zeer weinig, minder dan gewoonlijk om dezen tijd van het jaar het geval
is. Het feit, dat cle verschepingen van Ai-gentinië in de
afgeloopen week aanmerkelijk geringer waren, gaf aanlei-ding tot eenige prijsverhooging in Noord-Amerika, aange-
zien men hoopt, dat wederom spoedig Amerika verreweg
het grootste gedeelte van de tarwe voor Europa zal hebben
te leveren. In de afgeloopen week was de uitvoer van cle
Vereenigde Staten en Canada iets meer dan die van alle
andere landen te zamen. Dat Rusland vdÔr den nieuwen
oôgst nog tarwe zal uitvoeren, lijkt onwaarschijnlijk. Ge-zien het feit dat dit jaar reeds rogge en gerst in niet onbe-
langrijke hoeveelheden wordt aangeboden, zou het niet te
verwonderen zijn, indien het volgend jaar Zwarte Zee-tarwe
wederom op het menu zou komen. De prijzen van tarwe
liepen in Europa over het algemeen iets op ten gevolge van
de vastere vrachtenmarkt, die haar oorzaak vindt in de
groote hoeveelheid kolen clie nu weder van Amerika naar
268
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
Nvteeringen.
Chicago
1
Bueno3 Ayrei
Data
TarweMay3
Haver
Ta,we
MaTs Lljnzaad
Mci
Mei
Mej
Maart
Maart
Maart
17 v1rt.’23 122
1
/8
75
1
18
45
8
18
11,70
8,60
19,70
10 ,,
’23 119
8
1e
74%
44
1
/
11,65
8,45
19,90
17 Mrt.’22 138%
62%
39
1
/
13,401)
8,20
20,501)
12 Mrt. 21 161
1
19
68%
43’/
17,252)
8,75
15,302)
17 Mrt.’20 315
1959
107
24,45e) 11,50) 27,95e)
20 Juli’14 82
1
56
36
9,40
5,38
13,70
1)
per April.
) per Mei.
8)
per Juni.
AANVOEREN in
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Soorten
t
19Maart 1 12Maart
1
20Maart
1
1923
1
1923
1
1920
Tarwe
…………..
1
)
13,-
12,75
15,75
Rogge (No. 2 Western)
1)
10,60
10,50 13,50
Mais (La Plata)
……’)
214,-
202,-
242,-
Gerst (48 ib. malting) ..’)
180,-
178,-
221,-
Haver (38 lb. whitecl.)
.
.)
10,20 10,10
11,-
Lijukoeken (Noord-Amen.
ka van La Plata-zaad)
1
)
12,40 12.90
18,10
Lijnzaad (La Plata)…. s)
415,-
420,- 460,-
1)
p. 100
K.G.
1)
p. 2000
K.G.
8)
per 1960
K.G.
•) Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.
,O1LS VWI1
1000 KG.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen.
11117 Maart
1
Sedert
1
Overeenk.
II
11117 Maart
Sedert
t
Overeenk.
1923
1923
1
Jan. 1923
1
tijdvak 1922
II
1923
1 1 Jan. 1923
1
tijdvak 1922
II
122
•
12.170
181.008 106.420
4.601
14.780
1.215
195.788
107.6351,
11.364
134.571
5.471
–
– –
134.571
5.471l
Boekweit …………..
873 3.194
5.756
–
–
–
3.194 5.756
11
Tarwe ……………….
Rogge
……………….
8.565
169.244
215.974
–
24.901
41.265
194.145
257.239
4.805
….
35.291
21.030
–
4.127
2.059
39.418
23.089
Mais
………………
.
4.923
20.061
9.867
235 463
30
20.524
9.897
2.980 25.610
36.449
–
30.261
25.078
55.871
61.577
Gerst
………………
Haver
……………..
6.800 46.270
37.943
–
1
–
757
46.270
38.700
Lijozaad ……………
Lijnkoek ……………
458
15.755
8.929
–
2.826
2.897
18.581
11.826.j
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten
144
383
2.437
–
–
1.045
383
3.482
Tr
Europa vervoerd moet worden èn die de geheele beschik-
bare ruimte, voor zoover het te charteren booten betreft,
opneemt. Het graanvervoer is dus tijdelijk vrijwel geheel
op de Lijn-booten aangewezen, hetgeen bij eenige meerdere
opleving van de vraag wel spoedig tot een verdere verhoo-
ging der vracliten zal kunnen leiden; ongetwijfeld zou dit
ten gevolge hebben, dat wederom verschillende opgelegde schepen in de vaart zouden komen, zoodat een groote ver-
hooging nauwelijks te verwachten is. Ook in Argentinië
waren de vrachten iets vaster, doch de vraag naar ruimte
van de zijde der verschepers was nog slechts gering, waar-door de verhooging geen groote afmetingen aannam.
M al s. De versehepingen van dit artikel zijn in den
laatsten tijd zeer aanzienlijk afgenomen. De hoeveelheid,
clie Argentinië in de afgeloopen week afzond, was geheel onbeteekenend en het is dan ook niet te verwondereu, dat
voor de weinige ladingen La Plata-maïs, die nog te koop
zijn, hoogere prijzen betaald werden. Op dit oogenblik zijn
nog slechts twee ladingen aangeboden, waarvan één doör
her-verkoopers, die evenwel waarschijnlijk besluiten zullen,
de lading naar hun eigen haven, namelijk Antwerpen, te
clirigeeren. Ook de verschepingen van Noord-Amerika vielen
al en er viel ook voor de Noord.Amerikaansche maIs wel
eenige meerdere vraag te bespeuren, ofschoon toch de om-
zet over het geheel genomen zeer te wenschen overliet. De
prijzen zijn in Europa nogal aanzienlijk verbeterd. Ii
Chicago zijn ze sinds 12 Maart, na een aanvankelijke daling,
gevolgd door een grootere stijging, ten slotte weder op den-
zelfden prijs terecht gekomen. Argentinië, dat weliswaar
een kleinen oogst verwacht, zal waarschijnlijk spoedig aan-
vangen dezen oogst te verschepen. Dientengevolge mag men
reeds in het begin van cie volgende maand grootere ver-
schepingen van dat land tegemoet zien. Aangezien de
mais van den ouden oogst niet meer van bijzonder goede
kwaliteit is, zullen verschepingen van den nieuwen oogst in Europa zeer welkom zijn.
Zuid-Afrika blijft verkooper van verschillende maissoor-
ten voor verscheping gedurende den a.s. zomer. Gezien de slechte vooruitzichten van den Argentijnschen oogst is het
inderdaad te hopen, dat Zuid-Afrika met een flink export-
surplus voor den dag komt.
Voor ge r s t verbeterden de prijzen iets gedurende de
afgeloopen week; de vraag blijft evenwel onbevredigend en
het gevolg is dat de nog steeds vrij ruime verschepingen
van den Donau slechts met moeite worden opgenomen. a v e r fluctueerde slechts weinig. De prijzen. eindigden
vrijwel op hetzelfde niveau als een week geleden. In En-
geland bestond aanzienlijk betere vraag voor La Plata-
haver dan op het Continent, zoo zelfs dat dit artikel van
het Continent naar Engelsche havens verscheept werd. Ook
in de afgeloopen week bleef de stemming voor lii ii z a a d
vast; de verschepingen waren wederom zeer groot, doch de
helft was weder bestemd voor Noord-Amerika. De olie
markten waren eenigszius aarzelend, doch bij gebrek aan
voorraden bleef de grondtoon vast; de terugloop der prijzen
voor lijnkoeken weerhoudt de olieslagers op ruime scha1
iii te knopen.
N
e d e r 1 ci n cl. Ouze fabrikanten blijven belang stelleii
in spoedig te leveren tarwe, ofschoon de prijzen van meèl geen rekening laten. Aangezien hun voorraden tarve sterk
vermindercl zijn, zullen spoedig grootere zaken te verwach
–
ten zijn. .
De locale m al s m a r k t was vast gestemd; zoowel vooi
loco.maïs als voor Noord-Amer. maïs werden hoogere prij.
zen betaald. De omzet was evenwel beperkt, doch aangeziii
het verbruik blijkbaar grooter was dan de aanvoeren, kod
van den localca voorraad een en ander afgewerkt worden;
deze blijft evenwel nog zeer ruim.
Mccle in verband met den hoogeren koers voor franes
verbeterden de prijzen voor gerst. Ook in Noord-Amen-
kaansche gerst kwamen eenige zaken tot stand. In havr
kwamen slechts kleine afdoeningen tot stand, tot iets hoo-
gere prijzen. Lijnzaad bleef, evenals elders, vast gestemd;
ei werden regelmatig partijen stoomend of spoedig af te
laden zaad verkocht, doch de omzet was niet bijzonder
groot.
SUIKER.
NOTERINGEN
De markt in A m e r i k a bleef zeer vast gestemd zonder
dat de noteeringen noemenswaard veranderden. Belangrijke
transacties vonden plaats tot de door Cubaplanters ge-
vraagcle prijzen. De markt sloot op volgende noteeringen:
Spot Centnifugals d.e. 7,40; Mei d.c. 5,70; Juli d.c. 5,92;
September dc. 6,05 en December d.c. 5,84.
De C ci b a -statistiek geeft de volgende cijfers te zieft:.
1923
1922
1921
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten 10 Mrt. ’23 196.326 187.401 :147.364
Tot. sedert 1Dec. ’22-10 Mrt. ’23 1.542.620 1.026.281 1.116.485
Aantal werkende fabrieken
180
177
189
Weekexport 10 Mnt. ’23
158.391
83.269′ 97.927
Totale export 1 Jan..10Mrt.’23 1.044.582 430.116 516.661
Totale voorraad 10 Mrt. ’23
497.944 876.948 688.371
1)
Export Oude Oogst
89.747
In verband met de meer gestabiliseerde en vaste markt
te New Vork kwamen ook
01)
andere wereldmarkten meer
zaken tot verhoogde prijzen tot stand.
Amster.
Londen
New Ydrh
96pCt.
t
White Java
Amer. Gra
Data
dam per
Maart
Tate3
Cubes
f.o.b. per
1
nulatedc.t.f.
Centri-
Mrt./APr.
Juni/Juli
Maart/April
No.
/
fugals
Sh.
Sh.
Sh.
Sh.
$cts.
15 Mrt. ’23
f37.-
6519
3119
2613
3219
7,40
8
,,
’23
,,34%
6513
27/9
251-
321-
7,40 15 Mrt. ’22
,,22%
521- 231-
17179
1919
3,92
15 Mrt. ’21
,,
–
7216
3416
3316
3916
5,99
4
Juli
’14,,11
1
1,
181-
–
–
–
3.26
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
269
In E n g e 1 an d luidt de nieuwe Board of Trade statis-
tiek als volgt:
Februari.
Jan./Febr.
1923
1922
1923
1922
Tons
Tons
Tons
Tons
Import Riet …………74.272 124.148 169.850 200.324
Beet …………-
–
–
–
Geraffineerd
14.173
27.930
49.418
57.850
Totaal…………………88.445 152.078 219.268 258.174
Voorraad in Entrepot 206.000 128.250
–
–
32
in Raîfinader.
49.750
21.350
–
–
Opbrengst 89.009 66.525 162.232 148.272
Tot. binn. Consumptie 124.686 109.745 241.344 238.784
Totale Export ………2.243 2.842 3.763 4.330
Voorr. op 31 Januari 288.900 116.950
28 Febr. ,,, 253.950 149.600
Ook daar te lande kwamen flinke transacties tot stand.
Raffinadeurs kochten belangrijke kwantiteiten ruwsuiker
van Amerika en Java, waarbij zich ten opzichte van laatst-
genoemd land de belangstelling voornamelijk op Mei/Juni
afscheep concentreerde.
Op J a v a heeft de markt een zeer vast aanzien en lie-
pen prijzen verder op. tJit oogst 1923 zijn thans 24Y mil-
lioen picols verkocht, hetgeen nagenoeg den geheelea ooget
vertegenwoordigt. De laatste hiervoor door de V.J.S.P. be-
dongen prijzen waren
f
18,50 voor Superieur,
f
16,50 voor
No. 16 en hooger en hetzelfde voor Muscovados. Voor dis-
ponibele witte suiker werd
f
21,- betaald, voor Mei leve-
ring uit den nieuwen oogst
f
20,-, voor Juni levering
f19,50 en voor Juli
f
19,-.
Dc afschepingen van suiker uit oogst 1922 in Januari
en Februari, vergeleken met die van het vorig jaar waren
als volgt:
1923
1922
Januari ……….165.000
100.000 tons
Februari
33.200
38.000 ,,
Eet evenement van de week was op Java het begin der
verkoopen uit oogst 1924. Nadat Japansche firma’s reeds
eenigen tijd daaromtrent in onderhandeling waren, verkocht
de Trust de eerste leveringen uit den oogst 1924 tot
f
15,-
voor Superieur,
f
14,- No. 16 en hooger en
f
13,75 voor
Muscovados. Totaal moeten ruim 2 millioen picols op deze
basis verkocht zijn aan Europeesche, Japansche en Chinee-
sche exporteurs.
H j e r te 1 a n de kenmerkte zich de markt door eene
zeer villige stemming en noteeringen liepen op tot de in den
laatsten tijd nog niet gekende prijzen van
f
37y
4
voor
Maart,
f
37% voor Mei en
f
351% voor Augustus. Hierna
trad eenige reactie in en brokkelden prijzen af. In den loop
der week kwamen de eerste transacties voor October- en
November-levering tot stand, tot prijzen van resp. f29
en
f
28,874. Aan het einde der week was de stemming prijshoudend en de markt sloot met prijzen van
f
37,-
voor Maart; f36% voor Mei; f35,- voor Augustus en
ƒ
28y
4
voor December. De weekomzet bedroeg circa 3500
tons.
KATOEN.
Noteerin.g voor Lco-Xatoen.
(Middling Upiands).
17M,L’23 IOM,t.’23 3Ma.’23 17M,t.’22 17,11,1:21
New York voor
1
1
Middling .. 31,30e 30,75e 30,90c 18.40e 11,60e
New Orleans
voor Middling 31,- c 30,75e 30,50 c 16,75e
II.-
c
Liverpool voor
Fy Middling 116,65
d’
16,70 d’ 16,54 d
3
11,- d
8,11
ij
1)
16 Maart ‘) 9 Maart
8)
2 Maart.
Ontvangsten in- en uitvoeren zuin Amerikaamsche havens.
(In dulzendtallen balen)
1 Aug. ’22
tot
17Maart’23
Ooereenkom,lige perioden
–
1921-122
1
1920721
Ontvaugsteu Gulf-Havens..
4189
3300
3706
11
Atlant.Havens
980
1253 1075
Uitvoer naarGr. Brittannië
1201
1061
1213
‘t Vasteland.
2691
2952
2398
Japan etc…
–
–
–
Voorraden in duizendtallen
1
17 Maart ’23)17
Maart22
18Maart’21
Amerik. havens………,
674
1039 1390
Binnenland …………..
791
,
1242
1604 1)
86
128
New York
……………64
New Orleans …………
.
.
243
411
Liverpool
……………
.461)
448 960
1020
) 9
Maart
‘3.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Soas,
Manchester, d.d. 7 Maart 1923.
Prijzen van Amerikaansche katoen waren tegen het einde
der vorige maand iets flauwer, maar zijn sedert opnieuw
gestegen tengevolge van de goede vraag uit de industrie.
Ook Egyptische katoen is deze week wat vaster.
De vraag naar garens voor binnenlandsch gebruik is
beter, hoewel Spinners in verband met de voorgestelde
productievermindering hun prijzen trachten te verhoogen.
Koopers zijn echter nog zeer huiverig om deze hoogere
prijzen te betalen, vooral nu voorraden van alle nummers
nog voldoende groot schijnen, zoodat men in de meeste
gevallen nog wel directe levering kan krijgen. Er is nog
al vraag van Indië, doch de prijzen zijn zeer slecht, zoodat
dan ook niet veel zaken tot stand komen, behalve in
Egyptische garens, die in verhouding goedkooper zijn.
Biedingen van China zijn over het algemeen veel te laag,
zoodat men haast moet aannemen, dat deze niet serieus
bedoeld zijn. Amerikaansche getwijnde garens worden
dringend aangeboden, doch voor Egyptische garens is de
positie voor Spinners wat beter. Noteeringen van Amen-
kaansche garens zijn ongeveer Y
2
d. hooger dan een week
geleden, terwijl Egyptische garens onveranderd in prijs
zijn. Voor fabrikanten blijft de toestand zeer ongunstig
door de zeer hooge prijzen van ruwe katoen en de lagere
noteeringen voor den nieuwen oogst.
Prijzen van manufacturen zijn deze week opnieuw hooger
De vraag is niet onbevredigend, maar terwijl doek-
prijzen hier steeds hooger worden blijven de biedingen van
de overzeesche markten in vele gevallen onvoldoende, niet-
tegenstaande voorraden over het algemeen klein zijn. Tot
nu toe vindt men dikwijls nog wel fabrikanten, die deze
verliesgevende prijzen wel aannemen om hun touwen niet
stop te moeten zetten. Eet is dan ook wel waarschijnlijk
dat prijzen van manufacturen spoedig zullen stijgen, indien
de vraag eenigszins zou toenemen. Er zijn dan ook deze
week niet veel zaken tot stand gekomen en prijzen blijven
onveranderd zeer vast.
Manchester, d.d. 14 Maart 1923.
Prijzen van Amerikaansche katoen hebben gedurende de
afgeloopen week slechts weinig gefiuctueerd en verbruikers
konden in Liverpool goedkooper koopen; naarmate echter
het seizoen voortgaat zijn spot noteeringen in Amerika
vaster gestemd en de schatting van gisteren van de
National Ginners Association, die het verbruik van de
Amerikaansche fabrieken gedurende Februari op 551.000
balen stelde, werd over het algemeen als bullish beschouwd
en veroorzaakte een aanzienlijke stijging voor den ouden
oogst en een kleine verhooging in nieuwe oogstmaanden. Over de vermeerdering van den aanplant varieeren de be.
richten van 10 tot 25 pCt., en in sommige districten schijnen
werkkrachten schaarsch te zijn. Over de boliweevil wordt
in enkele streken meer geklaagd dan in andere, doch men
heeft hiertegen zooveel mogelijk maatregelen getroffen.
Egyptische katoen wordt goed gevraagd tegen verhoogde
prijzen, niettegenstaande de groote aanvoeren in Alexandrië
en de vooruitzichten op een vroegen nieuwen oogst.
Naar Amerikaansche garens bestaat bij de tegenwoordige
prijzen weinig vraag en de verminderde productie gaat zelfs
niet in consumptie. Spinners doen hun best hun positie te
verbeteren, hetgeen echter zeer moeilijk gaat daar men
over het algemeen de tegenwoordige prijzen niet wil be-
talen, zoodat men wel een periode van slapte kan ver-
wachten tot de aanvoer van het ruwe materiaal wat
grooter wordt. Voor binnenlandsch gebruik bestaat ook
slechts weinig belangstelling, terwijl de vraag voor export
zich tot enkele nummersvoor Indië beperkt, voornameijk enkele en getwijnde Egyptische garens. De voornaamste,
nummers die gevraagd worden zijn no. 40160 voor de
ververjen alsook 80
J
2 en 100/2 ruw. Holland toont belang-
stelling voor cops, hoewel de nummers beneden 30 moeilijk
verkocht kunnen worden. Op een algemeene vergadering
van katoenspinners gisteren in Manchester gehouden werd
een besluit genomen, dat men geen garens meer beneden kostprijs zou verkoopen. Spinners van Egyptische garens
werken normaal en verlangen in enkele gevallen een
lateren levertijd voor hun productie, echter uitsluitend
270
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
voor twist en wef t, daar voor bundelgarens slechts een
matige belangstelling bestaat.
De strijd over de doekprjzen duurt voort. Er is vol-
doende vraag speciaal van Indië en het Verre Oosten,
doch prijzen worden er niet beter op en wat Indië betreft
worden de limites vandaar zelfs verlaagd, zoodat er slechts
weinig zaken tot. stand komen. Er schijnt
wel
een behoefte
aan manufact’uren te bestaan en zoodra de prjskwestie
geregeld is en het vertrouwen weer eenigszins is terug-
gekeerd zullen zaken zich ongetwijfeld weer op gezondere
basis ontwikkelen. Door de algemeene politieke onrust op
het vasteland kan men geen onmiddellijke verbetering
van den toestand verwachten en de eenigste troost is, dat
de algemeene handel van ons land in een gunstiger positie
schijnt te
zijn.
7
Maart 14Maart Oost. koersen. 6 Maart 13Maart
Liverpoolnoteeringen. T.T. opindië 114 .’/4z’a
F.G.F.Sakellarides 17,60 17,95 T.T.opUongkong213 2/3% G.F. No. 1 Oomra 9,85 10,— T.T.op Shanghai 3113, 3/2%
KOFFIE.
(Mededeeling van de
Makelaars
G. Duuring &
Zoon, Kolff
& Witkamp, Lecmard Jacobson & Zonen en G. Bij clendijk).
Noteringen en voorraden.
Data
Rio
Sonto,
Wi,selkoer,
No.4
Voorraad
Prijs
No.7
1
Voorraad
I
–
Priji
17 Mrt.
1923
1.118.0001
23 150
1
2 3.2 75
2.001.000123.700
525′
”
182
10
,,
1923
1.175.000
1.921000
1
23.800
‘
8′
Ia.
3
..
1923
1.233.000
22.475
2.001.000
23.700
5/
17 Mrt. 1922 1.856.000 113.900 2.745.000 117.400
71t/15
Ontvangsten.
Rio
Sanio,
Data
Afgdoopen
Sedert
Afgeloo
pen
Sedert
week
1
Juli
1
week
1
1
Juli
17 Mrt. 1923….
22.000 2.279.000 136.000 5.791.000
17 Mrt. 1922….
70.000 3.147.000
146.000 6.247.000
THEE.
(Opgave van den makelaar J. van Eck.)
Bericht van den afloop Theeveiling. op 22 Februari 1923.
Aanbod in veiling bestond uit:
Heden:
10874,
6012, 2014 kn. Java thee
3588,
,,
Sumatra thee
148412,
China thee.
26712,
,,
ex voorgaande veilingen.
Totaal.. 14462, 181112, 2014 kn. thee.
23 Februari 1922:
4805,
2014 kn. Java thee
3982,
Sumatra thee
10012,
,,
China thee
975,
,.
ex voorgaande veilingen.
TotaaL. 9762, 10012, 2014 kn. thee
Aanbod 1 Jan. ji. tot heden:
1922
1921
Java thee
28482 kn. 32877 ko. 56271 kn.
Sumatra thee 8966
6502
,,
1028
voorHand.rek. 316
,.
288
.,
1161
Totaal ……….37764 kn. 39667 kn. 58460 kn.
Gem. pèr veiting
12588 kn. 13222 kn. 19487 kn.
China thee
642612 kn.
10012 kn.
De veiling had een zeer vast en vlug verloop.
Uit de geboden prijzen bleek~ dat’ er meer op kwaliteit
werd gelet dan in voorgaande veiling, zoodat de stemming
schijnbaar iets onregelmatig was.
Oranje Pecco’s bedongen naar kwaliteit 1 tot 10 ets, boven
taxatie.
Pecco’s en Pecco Souchon’s werden tot een 2 á 4 cts.
hoogeren prijs verkocht.
Java Gebroken Pecco en
.
Gebroken Oranje Pecco waren
gemiddeld 3 á 4 ets. hooger, een enkel partijtje bracht 7 ets.
meer op.’
Sumatra Gebroken Pecco en. Gebroken Oranjo Pecco
daarentegen bleven iets onder vorige prijzen.
Dust en Sumatra fannings waren iets lager, Java fannings
prijshoudend.
Gebroken thee iets vaster.
Voor de Witpunt was. goede vraag en (leze werd tot circa taxatie geheel verkocht.
De aangeboden China theeën zoowel in hoofd- als naveiling
vonden alle koopers. Het meerendeel bedong iets boven
taxatie.
In volgende veiling op 15 Maart e.k. zullen worden aan-
geboden
bijna
13000 kn. Java en Sumatra thee en 94312 kn.
China thee.
KAPOK.
(Opgave van de Makelaars Gebre. van der Vies, Amsterdam.)
Kapokstatistiek op 28 Februuari 1923.
Voorr. Aanv.
Verk.
Voorr.
Importeurs:
1 Jan. tot,
tot
op
1923 28 Febr. 28 Febr. 28 Febr.
H. G. Th.
Crone ……..
–
2171
2153
18
Edgar & Co………….
.
400
400
–
Van Eeghen & Co.
……
–
1784
1784
–
N .V.Ha’ide1 enCultuurMij.
v/h. Smidt & Amesz q.q.
Edgar &
Co’s Handel
Mij. Soerabaja ……..
273
454 727
–
Hnd.Venn.v/h.Maintz&Co
–
7 7
–
Hoviiig&Beer ……….
72
210
282
–
Koning, Teves & Co…..
–
50 50
–
Landb. Mij. ,,Geboegan”..
16
135
151
–
Mirandolle, Voûte & Co..
314
1992
2306
–
W. Tengbergen & Co…..
–
90
90
–
Weise & Co ………
. .
444
145
563
26
Zweedsche Oost-Lid. Cie.
–
529
389
140
Order………………
82
1917
1999
1201
9884
10901
184
RUBBER.
De markt was deze week zeer flauw en prijzen zijn
verder gedaald, voornamelijk op geruchten, dat de Engelsche
beperkingsmaatregelen verminderd of opgeheven zouden
worden. Deze schijnen het gevolg te’ zijn van protesten der
groote fabrikanten.
Het is echter onwaarschijnlijk, dat er eenige verandering in het thans aangenomen stelsel zal worden gebracht.
De slotnoteeringen op de termijnmarkt zijn:
einde voorafgaande week:
Prima CrGpe Maart
. . ..
91
.ct
……….92
t.
April/Juni 92
……….
93
Juli/Sept..
.
939
……….
95
Smoked Sheets Maart
. .
91
……….
93
April/Juni 92
94%
Juli/Sept. 949
……….
96%
19 Maart 1923.
COPRA.
De markt
was
dete week voortdurend zeer vast gestemd,
en tot oploopende prijzen ging er dagelijks veel om.
Het aanbod is niettegenstaantie het betrekkelijk hooge
niveau tamelijk gering.
De noteeringen zijn:
Java f.m.s. stoomend …………..
1
35,75
Java f.m.s. Februari/April ……….
35,379
Java f.m.s. Maart/Mei ………….. ..35,12%
Java f.m.s. Mei!Juli ……………. ..35,-
19 Maart 1923.
VETTEN EN OL1N.
(Ontleend aan ,,Cerealia’).
S o y a o 1 i e. Prijzen van Soyaolie waren vrij onregelma-
tig en afladingsoffertes liepen nogal uiteen. De vraag was
echter wat verbeterd en iets hoogere prijzen werden be-
steed.
C o c o s o Ii e. De ‘vraagprijzeu voor Cochin. en Ceylon-
olie bleven nog zeer hoog, waardoor in deze qualiteiten niets
omging.
Voor de inlandsche ruwe
was
ook weinig belang.
stelling en de prijs hiervan liep achteruit, mede als gevolg
van de lagere tweedehands offerten.
K a t o e n o ii e. De zaken in katoenolie blijven zeer be-
perkt. Van Engelsche eetbare olie werden kleine postjes uit
de markt genomen, doch hier bleef het verder bij. Amen-
kaansche katoenolie bleef zeer vast en hiervoor bleef de
be-
langstelling van koopers nog steeds achterwege. Ook de
tweede hand schijnt hierin niets meer aan te bieden te
hebben.
P al m 01 i e. Voor palmolie bestond in de afgeloopen
week weinig kooplust. Verkoopers en koopers konden niet
tot elkaar komen,
tea gevolge waarvan prijzen van alle
21 Maart 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
271 1
graden
51-
tot 101- per ton achteruit liepen. Ten slotte toon-de Amerika eenige belangstelling, doch tot zaken kwam het
nog niet.
P a 1 m p i t t en o 1 i e met kleine zaken tot afbrokkelende
prijzen.
V e t z
u
r e n. Doordat de tweede hand, daartoe door de
hooge prijzen in staat gesteld, lager dan de eerste hand aan-
bood, werd de prijsstijging voor cocos- en cocos-palinpit-
zuren tot staan gebracht. Overigens ging hierin veel om.
Zachte en gemengde vetzuren met flinken omzet tegen on-
veranderde prijzen.
0 1 e o o ii hooger. In het begin der week werden eerste soorten nog tot
f 78,50179,
tweede soorten tot
f 62,75165,75
afgedaan. Later werden biedingen van
f 80
voor eerste
soort geweigerd met tegenofferte van
f 81,50/82
voor af-
lading. Tweede soorten op aflading noteerden tea slotte
f 72/74.
Loco tweede soorten f 69.
Stoomende Extra’s
f81,50.
P r e
in
i e r j u s. Zuid-Amerikaansche eerste soorten
Maart/April af lading gedaan tot
f57,
April-af lading
f 58,
Mei/Juni-aflading
f 59.
Tweede soorten gedaan Maart
f 55,50,
April
f 56,
Mei
f 56,50.
Loco Noord-Amerikaansche
Extra’s
f 65;
loco Zuid-Amerikaansche Extra’s
f 58159,
tweede soorten
f 57.
O 1 e o S te a r i n e. Noord-Amerikaansche Oleo stearine
op af lading tot $
24,30
gedaan; loco noteert
f 65166.
Eet b a r e t al k. Loco noteert
f53.
Te c h
xi
i s c h e t a 1 k. Zuid-Amerikaansche eerste soort
prompte allading
f 49;
loco matadero
f 49.
C o o k i n g f
ii
t. Stooinend tot
f 52
gedaan, noteert ver-
der
f 54,
voor Zuid-Amerikaansche eerste soort.
N e u t r all a r d hooger. Loco Choice .$
31 Y2132
gedaan.
Voor aflading werd aanvankelijk betaald
f 77178,
doch de
vraagprijzen werden later verhoogd tot
f 81,50183.
P u r e 1 xi r d zeer vast, doch met weinig omzet. Loco
kisten tot
f 79,
stoomend tot
f 77178
gedaan. 0p aflading
offreerde men van $
31
tot $
32,70.
S p e k. 0p April-af lading werd genoteerd D.S. fat backs
10/12 $ 28, 12114 $ 28/, 14/16 $ 293,
16
1
18
$ 29/.
K a t o e n o 1 i e. Engelsche Wesson
44,
prompte af lading
tot f 62
gedaan; loco Engelsche Wesson
44 f 62;
loco En-
gelsche katoenolie goede kwaliteit,
f 58.
Geraffineerd cocosvet voor prompte levering
f 60.
G e r a f f i n e e r d e S o y aolie. Maart/April-levering
f.o.b. binnenland
f 54.
Palmpittenolie (ruw). Prompt
£44/17/-
c.i.f. Rot-
terdam.
P almpittenvet (ger af f.). Eerste soort Maart-af-
lading £
481171-
cii. Rottercla.m.
Ge r af f. A r ach i de o lie. April-levering
f 60.
S e s a
in
o 1 i e. Maart/April-levering
f 63.
Ruwe Cocosolie. Loco
f56.
Roterdam,
17
Maart
1923.
STEENKOLEN.
(Veertiendaagsch overzicht).
Gedurende de augeloopen
14
dagen heeft de kolenmarkt
wel een weinig liet beeld vertoond van een schip zonder
stuur. De prijzen zijn met sprongen naar boven gegaan en
op elke rijzing volgde een korte periode van flauwte,
waarin men zou denken dat de top bereikt was.
Of dit op het oogenblik het geval zal zijn vermag
niemand te voorspellen. De mijnen waren tot het einde
van de vorige week doende zooveel mogelijk vooruit te
verkoopen en zelfs werden verkoopen gerapporteerd tot
Januari en April van het volgend jaar. Dit zou er op
wijzen, dat de mijnen zeil niet veel vertrouwen in het
voortduren van de tegenwoordige hausse-periode hebben.
Intussehen zal de gisteren uitgebroken staking onder
de mijnwerkers in de Garw en Ogmore districten van Wales,
waardoor o.
in. 15.000
mijnwerkers in de Port Talbot
koolvelden werkloos zijn geworden, wel weer een wijziging
in de hierboven gesignaleerde houding van de mijneigenaars
gebracht )iebben en zal men algemeen de neiging laten
varen vooruit te verkoopen. ilet gevolg hiervan zal zijn,
dat de prijzen wel weer zullen stijgen.
De prijzen zijn op
,
het oogenblik als volgt:
Northumberlana Ongezeefde …………
f 23,30
Durham Ongezeef de ……………………,,
24,—
Cardiff Ongezeefde …………………….,,
22,85
Schotsche gezeef de ……………………..
–
23,65
Gietcokes …………………………………,,
52,50
alles per ton van 1000 KG., franco Rotterdam/Amsterdam.
Markt vast.
20
Maart
1923.
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
Ijzer
Data
Cie,,.
Tin
Lood
Zink
No. 3
lan ar
19 Mrt. 1923
nom.
76.51- 225.151- 28.151- 37.51-
12 ,,
1923 .
oom.
72.121
–
6 224.1216 29.216
36.716
5 Febr. 1923..
oom.
73.5/-209._/- 29.716
36.1716
26 ,,
1923..
oom.
71.1716 199.12/6 29.716
36.101-
20 Mrt. 1922..
oom.
59.716 143.1216 21.1216 25.151-.
20
Juli 1914..
5114
16.-J_ 145.151- 19.-/_
21.101-
VERKEERS WEZEN.
VRACHTENMARKT.
Sinds ons laatste overzicht is er reeds weer een verla-
ging ingetreden in de vrachten van Engeland naar de Con-
tinentale havens. Zeer vele schepen zijn op deze ladingen
afgekomen met het bovenstaande gevolg. Groote. booten wor-
den slechts nog schaarsch voor ladingen van de Oostkust
bevracht, hetgeen ten deele is toe te schrijven aan het
groote aantal schepen, dat in de havens van Engeland op
laadbeurt ligt te wachten.
Van Noord-Amerika zijn daarentegen zeer vele booten
met steenkolen naar Antwerpen lisitiburg range bevrucht
tegen aanzienlijk hoogere cijfers, welke varieeren van
$ 3,25
tot $
3,50,
al naar grootte en positie. Naar West-
Italië is een boot afgesloten voor $
4,—.
Vele van deze
booten hebben de optie om een gedeelte lading kolen te
nemen, waarvoor ongeveer $
5,—
tot $
5,50
per ton wordt
betaald.
De meeste uitgaande vrachten van Engeland blijven vast.
Naar Genua werd
141-
betaald en naar Port-Said
1416.
De
uitgaande vracht naai La Plata varieerde sterk. Er.. werd
Maart-ruimte afgesloten voor
201-. Op
het oogenblik is de
vraag naar ruimte in die richting geringer en bovendien het
aanbod van tonnage grooter ten gevolge van het oploopen van de vrachten van La Plata naar hier. Momenteel is niet
meer dan
1516
naar down river te krijgen. Met de hooge
bunkerprijzen, welke thans gelden, wordt een reis naar La
Plata op deze vrachten zeer riskant en het feit ,dat naar
aanleiding van de,kleine rijzing in de thuiskomende vrach-
ten de reeders terstond geneigd zijn om lagere uitgaande
vrachten te accepteeren is weer een bewijs, dat er zeer veel
tonnage beschikbaar is.
De graanvrachten van Zuid-Amerika
,
naar Europa zijn
langzaam opgeloopen. Er was tamelijk veel vraag, doch door
het groote aantal booten, dat in La. Platarivier op bevrach-
ting wacht, was de rjzing vooral in liet begin zeer.gering.
In plaats van
191-
no reduction is op het oogenblik
2016
no reduction te krijgen en voor April-booten waarschijnlijk
221-,
alles van niet hooger dan San Lorenzo. Van Noord-Amerika is de laatste week geen ruimte op-
genomen voor graan.
In het Oosten zijn de vruchten vaster, doch weinig booten
werden bevracht. Van Bombay werden vrachten afgesloten
‘naar IJ. K. Continent tegen
261-
en tegen
2716,
resp. voor een groote en een kleine boot.
Voor graan van Sydney werd
3819
betaald voor Maart!
April-aflading, terwijl een boot van Zuid-Australië tegen
3613
werd afgesloten. –
20
iT.aart
1923.
GR&AN.
Data
Petro-
Ode.,sa
grad
Rotte,-
Londen’
dam
Rdam
All. Kust
Ver. Sloten
San L.orenzo
Rotte,-
Bristol
Rotte,-
—
Enge-
dam
Kanaal
dam
land
12-17 Maart 19231
–
1713
5
11
c
1
2/44
2013
2013
5-10
,,
19231
–
l5/-
2
II
c’
2141
1914
19’4
13-18 Maartl922I
–
i
–
17
eL
413
251
251-
14-19Maart1921
I
–
1
–
–
8168
1851-
11216′
Juli
1914!
II d.
713
1/1
I/4
1/11
1
/
4
12/-
121-
KOLEN.
Data
Ca,d1fl
Oostk. Engeland
Bordeaux
–
Cenua
Port
id
La Plato
Rotter-
Cothen
burg
___–
er:-.
12-17 daart’23
819
1319
1413
1716
6110
716
5-10
,,
’23
813
13119
1513
191-
6110 6110
13-18 Maart’22
619
1413
1516
1516
516
9/- 14-19 Maart’21
81
7
181-
171-
221-
71-
–
Juli
1914 fr. 7,—
71-
713
1416
312
41-
1)
Amer. cents P. 100
Iba.
)
per ton d.w.
8)
per ton stukgoed.
4)
voor Britsche schepen.
272
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Maart 1923
DIVERSRN.
Data
1 West
t
West
1 Europa
1
Europ
1
(d. w.)
(rust)
12-17 Maart
1923..
26111
321-
3319
3516
5-10
,,
1923..
2416 2716
3319 3516
13-18 Maart
1922..
2516
2816
351-
251-
14-19
Maart
1921..
2216
451-
–
401-
Juli
1914..
1416
1613
251-
22/3
Graan Petrograd per quarter van 496 Zbs. zwaar, Odessa per
unit,
Ver. Staten per quartet- van 480 tbs. zwaar.
Overige noteeringen per ton van
1015 KO.
RIJN VAART.
Week van 11-17 Maart 1923.
Aanvoeren van zeezijde worden matig.
Seheepsruimte, vooral grooter kaliber, schaarscher.
Waterstand nog gunstig, doch sterk vallend.
Ertsvraehten naar de Ruhrhavens voor groote schepen
f
0,65 met g 1ostijd
0,75 met 34 lostijd
Daghuren naar de Rijnstations ly
4
á 2 cent per ton.
Het sleeploon bedroeg gemiddeld 75 ets. tarief.
INKLARINGEN.
DELFZIJL.
Februari 1923
Februari 1922
Landen van
herkomst
Aantal
N.R.T.
Aantal
N. R. T.
schepen
schepen
Binneni. havens
1
4.417
1
130
Groot-Brittannië
4
6.293
2
3.451
Duitschland
4
1.018
–
–
Zweden
3
427
–
–
België
1
794
–
–
Frankrijk
1
2229
–
-.
Totaal ….
14
15.178
3
3581
Nationaliteit.
Nederlandsche
5
7.965
3
3.581
Britsche
1
607
–
–
Duitsche
6
2.156
Zweedsehe
1
191
–
–
Japansche
1
4.259
–
–
Totaal ….
14
15.178
3
3.581
(A. van Dijk.)
DORDRECHT/ZWIJNDRECHT.
Februari 1923
Februari 1922
Landen van
her kom s t
Aantal N. R. T.
Aantal
N. R. T.
schepen
schepen
Binnenl. havens
5
1.198
–
–
Groot-Brittannië
3
618
–
–
Duitschland
2
746
–
–
Zweden
3
721
– –
Danzig
2
519
–
–
Spanje
1
1.064
– –
And. Middeil.
–
Zeehavens..
2
2.130
–
–
Totaal ….
18
6.996
– –
Nationaliteit.
Nederlandsche
2
1168
–
Britsche
4
827
–
–
Duitsche
.
7
2.150
–
–
Noorsche
1
790
– –
Fransche
1
1.340
–
–
Zweedsche
3
721
–
–
Totaal
1
18
6.996
II
– 1
–
(Gerard Mauritz.)
NIEUWE WATERWEO.
Februari 1923
Februari 1922
Landen van
herkomst
Aantal
N.R.T.
Aantal N.R.T.
–
schepen
schepen
Binnenl.
haveni
23
20.487
31
16.469
Groot-Brittannië
318
224.273
306 223.368
Duitschland
76
109.798
43
78.499
Noorwegen
29
55.086
38
86.272
22
18.642
8
5.238
Denemarken..
8
1.918
3
5.165
Rusland- Oostz.h
2
687
–
–
Finland
4
1.728
–
–
België
17
46.770
19
43.781
Frankrijk
25
12.789 74
77.890
Spanje
23
39.246
20
31.297
Italië ……….
2
746
1
927
Portugal
6
13.455 .
14
33.790
Zweden …………..
Oostenr.-Hong.,
Griekenland
–
.
–
2
1.213
Rusland-Zw. Zee
1
2.670
1
1.936
Roemenië, BuIg
1
1.259
1
1.178
And. Midd. Zeeh
24
48.274
15
22.212
Over. Wk. Afrika
6
7.546
4
6.297
Oostkust Afrika
3
11.885
2
7.538
Zuid-Afrika ..
4
13.906
3
12.558
Voor-Indië
….
4
….
15372
2
9.502
Achter-Indië
1
4247
2
8.152
Ned.
Oost-Indië
6
26.358
4
13.130
And. Aziat. hav.
6
27.899
6
27033
Australië
2
6.528
–
–
Vereen. Staten
38
143.633
33
139.694
Canada
1
2.952
–
Midden-Amerika
2
6.572
–
–
Brazilië ……..
–
.
–
2
7.799
Argent.,Uruguay
12
35.324
6
.
19.500
6
20.014
1
2.589
Totaal ….
672
920.064
641
883.027
Periode 1 Jan.-
28 Februari
1)
1.444
2024.208
1.246
1.702.449
Nationaliteit.
Nederlandsche
.
185
..
259.347 219
301.429
Chili ………….
Britsche
230
252.731
179
208 647
Duitsche
110
143 088
73
94.982
Noorsche
33
28.778
43
51.515
Belgische
5
3.094
8
6.254
Fransche
17
12.825
68
76.497
Zweedsche
24
20.217
9
9.615
Deensche
7
11.407
1
–
Vereen. Staten
18
73.663
15
63.074
Andere
43
114.914
26
71.014
Totaal …. I
672
I 920.064 II
641
t
883.027
1)
1913, 1.709
schepen met
1.987.804 N. R. T.
–
(Dirkzwager’s Scheepsagentuur Maassluis.)
VLISSINGEN.
Februari 1923
Februari 1922
Landen van
herkomst
Aantal
h18
Aantal
schepen
schepen
Groot-Brittannië
30
233.704
27
176.794
België
–
–
1
1.006
Italië ‘)
4
1.3.714
1
629
Levant’)
8
5.013
11
5.525
Totaal
42
252.431,
40
183.954
Nationaliteit
.
.
Nederlandsche
32
233.369
31
178.316
Britsche
3
15.648
5
3.515
Duitsehe
4
1.953
–
Belgische
3
1.461
4
2.123
Totaal….
42
252.431
40
183.954
i) Bijleggen. ‘) Seepbooten.
(Barend Stofkoper & Co.)