J
FEBRUARI 190
0
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch~Statistsche
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, F1NANCIN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
11
5E
JAARGANG
WOENSDAG 4 FEBRUARI
1920
No. 214
II
INHOUD
ltIz.
Nisuwa
BELASTIKGEN IN NED-INmE
1 door
jhr. J.
W.
Itamaet
89
De Handel
op
Rescontre in Aandeelen Koninklijke Petroleum
door Jhr. Mr.
L. H.
van Lennep ………………
92
De Economische Gevolgen van den’ Vrede (J.
M.
Keynes,
the Economic Consequences of the Peace) III, bespr. door
Prof. Mr.
G.
W. J. Bruin8 ……………………
93
De Republiek Duitsch-Oostenrijk en haar Economische Positie
in ‘t Verleden en Heden 1 door
Prof. Dr.
R.
Blink . . .
96
De Vestigingsplaats der Hollandsche Hoogovens 1 door
Jac.
Brouwer…………………………………98
AANTEEICENINGEN:
Credietverleening door de Vereenigde Staten ……..
100
Verplichte Werkloosheidsverzekering in Italië……..
101
OvERzicH’r
VAN
TIJDSCHRIFTEN
…………………..
101
MAANDCIJFERS
Emissies ……………….
…………………
102
Ontvangsten van Spoor- en Tramwegmaatschappijen..
102
STATISTIEKEN EN OVLiRZICHTEN
………………
103-108
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaren.
1
Verkeerswezeij.
INSTI TUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen
Secretarie:
Mr. G. W. J.
Bruine.
Assistent-Redacteur voor het weekblad: D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 123, Rotterdam.
Aangeteekende stukken:
Bijkantoor
Ruige Plaatweg 87.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abonnémentaprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 20,—. Buitenland en Kolowiën f 23,50
per jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande ontvangen de abonn’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,0 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volg en.s tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.
2 FEBRUARI 1920.
Ook deze berichtsweek bleef de geldmarkt ruim.
In verband met de niaandswisseling was er iets meer
vraag naar geld, de koersen bleven echter onveran-
derd. De Prolongatieren’te noteerde tusschen 3 en
334 pOt. en particulier disconto was regelmatig voor
3% pOt. te plaatsen, terwijl kort loopend’ papier her-
haal’delijk nog belangrijk lager afgedaan werd. De
veranderingen in den weekstaat van de Nederland-
sche Bank zijn dan ook grootendeels veroorzaakt door
onttrekkingen van de regeering. De binnenlandsche
wissels vermeerderden ni. met 14 millioen, daar echter
de regeering 15 miljoen promessen direct hij de bank
onderbracht, is er van andere zijde dus nog iets afge-
lost. Verder vermeerderden de ‘beleeningen met circa
934 millioen. Daar in de overige posten weinig ver-
andering kwam, ver.meerderde de bankbiljettenomloop
per saldo met 2134 miljoen.
S
De geweldige daling der wisseilcoersen heeft nog
voortgeduurd tot Dinsdag. Daarna is er een kleine
verbetering ontstaan, die echter per saldo alleen voor
Londen iblijvend is geworden. Alle andere Europee-
sche wisselkoersen zijn daarna weder teruggeloopen
en vooral heden was de markt weder zeer flauw. Ee
opmerkelijk ‘versehijnsel daarbij is, dat nu ook Zwit-
serland en Spanje in de algemeene daling worden
meegètrokken en vooral, dat Zwitserland en ook Skan-
dinavië in den grond flauwer zijn dan de vroegere
oorlogvoerenden en terug blijven loopen ook op dagen,
dat die ‘koersen eenige verbetering vertoonen.
NIEUWE BELASTINGEN IN NED.-INDIE.
*)
T.
Aan het slot van mijn verhandeling over dit onder-
werp in het nummer van dit blad van 12 November jl.
werd er op gewezen, dat over een ‘deel der nieuwe be-
lastingen, die door den Minister van Koloniën ter
dekking der uitgaven ten laste der Indische begroo-
ting voor 1920 waren opgebracht, nog geen bepaald
oordeel kon gevestigd worden, omdat de Minister in
de Memorie van Toelichting op die wetsontwerpen
verklaarde ter zake nog geen volledige gegevens te
Zijner beschikking te hebben. Deze Memorie was ge-
teekend door den Minister van Koloniën ad int.
Sedert trad de heer S. de Graaff als Minister van
Koloniën in het kabinet en werd door hem een tweede
nota van wijzigingen ingediend, die bedoelde al de
nieuwe ‘belasting’voorstellen eenvoudig in te trekken. Eiemede heeft de Tweede Kamer genoegen genomen,
zoodat nu de Indische begrooting voor 1920 sluit met
een tekort op den gewonen dienst van
f
60.711.254
en op den buitengewonen dienst van
f
79.496.202,
terwijl ook de dienst van ‘de vlootuitbreidiug met een
tekort van
f
1.822.000 sluit.
In de Memorie van Antwoord, op 10 December jl.
aan ‘de Kamer aangeboden, wordt dit nader uitgelegd
en ‘beroept de Minister zich op gebrek aan gegevens
omtrent de voorstellen, die uit Indië ontvangen wa-
ren, en stelde Hij in vooruitzicht spoedig nieuwe
voorstellen in te dienen, die ongetwijfeld moesten die-
nen om het evenwicht tusschen ontvangsten en uit-
gaven, ,dat zoo schromelijk was verstoord, door het
terugnemen van al de voorgestelde nieuwe heffingen,
zooveel mogelijk te herstellen. Twee beginselen aan-
vaardde de Minister reeds dadeljk: vooreerst, dat
,,van de ‘buitengewone voordeelen, welke als gevolg
van •bijzon’dere omstandigheden door de exportnijver-
t’) Vervolg van ,,Eoon.-Stat.it
. Bej’.” i].d. 12
November
1019.
90
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
heid zijn behaald, een belangrijk deel voor de schat-
‘kist moet worden opgeëischt boven hetgeen thans
reeds daarvan aan den fiscus toekomt” en ten tweede
geeft de Minister het verwerpelijke op zichzelf toe
van ‘het heffen van belasting ‘van speciale producten
en ‘belooft hij te zullen trachten door wijziging,van de
algemeene inkomstenbelasting, zooals die in Ned.-
Indië werkt, die ‘bijzondere belastingen, die z.i. thans
niet te vermijden zijn, zoo spoedig mogelijk overbodig
te maken.
Hoewel het Departement van Koloniën nog geen
nadere voorstellen heeft openbaar gemaakt, komt het mij toch voor, dat er aanleiding is nader op die voor-genomen heffingen terug te komen, nu de definitieve
voorstellen, door de Indische Regeering aan den
Volksraad ‘voorgelegd en door dezerL aanvaard, hier
bekend zijn geworden.
Men zal zich herinneren, .dat behalve een nieuwe
belasting op suiker, kin.a en kinine, in het oorspron-
kelijk ontwerp der wet op de Middelen voor 1920 een
post voorkwam van
f
30 millioen vooi
uiivoerrechten.
Blijkens toenmaals ‘bekomen inlichtingen had men
zich de volgende verdeeling dier rechten gedacht:
Suiker (bij een geschatten uitvoer van
m.illioen ton) ……………………..
f
9.500.000
Koffie
bij
uitvoer van
31.000
ton ……….
.,
1.500.000
Rubber
id 46.000
ton ………………….
.
1.200.000 Delitabak
id. 21.000
ton …………………
‘3.800.000
Javatabak
id. 60.000
ton ………………..
2.650.000
Kinabast id.
7000
ton ………………..
.,
3.000.000 Kinazouten
id. 70
ton ………………….
625.000
Thee id.
38.000
ton …………… ……… P. M.
f 22.275.000
Voorts was gerekend op een bate uit een recht op
den uitvoer van voort’breng.selen van inlandschen
landbouw ad rond
f
6.800.000, terwijl uit de toepas-sing van de tarieven met glijdende schaal op de
reeds
bestaande
uitvoerrechten een meerdere bate van
f 1
miljoen werd verwacht. Te zamen dus waren hier-
mede die begroote
f
30 miljoen verantwoord.
De Indische Regeering stelde zich intusschen in
verbinding met de vertegenwoordigers van ‘de groote
uitv’oerindustrieën in Indië en kwam al spoedig tot
het besluit, dat uitvoerrechten met een glijdende
schaal ten opzichte van enkele der voornaamste pro-
ducten tot schromelijke verwarring en tot onmogelijk
vol te houden onrechtvaardigheden zouden leiden.
Het zou
mij
te ver voeren om al de plannen, die wei’-
den voorgelegd en gewijzigd, al de besprekingen en
vertoogen, die gehouden werden, hier weder te geven
en ik zal er mij toe bepalen, hier te vermelden, welke
posten ‘bij de Tweede Nota van wijziging en verhoo-
ging der md. Begrooting voor 1920 aan den Volks-
raad zijn voorgelegd. De eindcijfers luiden als volgt:
Geheele dienst
1920.
Uitgaveu
…………………………
f
616.438.957
Middelen
…………………………..
531.289.042
tekort ……
f
85.149.915
Hiervan komen ten laste van:
Buitengewone uitgaven ….
f
84.107.978
Tekort op vloot-uitbreiding ..
1.100.690 85.208.668
Zoodat ten slotte op de gewone uitgaven een
klein overschot aanwezig aI zijn van ……
58.753
Zooals ik in mijn vorige verhandeling reeds op-
merkte werden de gewone middelen geraamd op het-
zelfde bedrag als voor 1919 was geraamd, en zal de
opbrengst dier middelen in 1919
f
36 millioen blij-
ken te zijn medegevailen. Naar alle waarschijnlijk-
heid zal een dergelijk resultaat ook wel voor het thans
loopende dienstjaar mogen worden verwacht. Intus-schen had men in Indië bij aanvullingsbegrootingon
de uitgaven
f
46.093.497 hooger geraamd dan oor-
spronkelijk en zal ‘dus een dergelijke verhooging ook
hier wel worden voorgesteld. Van dat bedrag zijn
f
40.546.145 gewoon en
f
4.31.1.776 buitengewoon.
Het spreekt van zelf, dat deze begrooting niet met
een klein batig saldo voor gewone inkomsten en uit-
gaven kon sluiten, wanneer niet tegenover de ver-
meei’derde uitgaven een groot bedrag aan nieuwe mid-
delen kon worden gesteld. Men heeft dit in hoofdzaak
gevonden in het opbrengen van een post van
f
44
millioen voor ,,ontvangsten ter zake der opgeheven
oorlogswinstbelasting”. Men denkt namelijk, zooals
straks
blijken
zal, ‘die belasting over 1920 niet meer
te heffen, doch de Indische fiscus heeft tot nu toe
uit die ‘belastjng zeei weinig ontvangen en men rekent
dien achterstand in 1920 tot genoemd bedrag te kun-
nen inhalen. De Indische Regeering noemt dit een
,,sluitpost” en dit is in zoover juist, dat inderdaad
zonder die post de gewone uitgaven de middelen aan-
zienlijk zouden overschrijden. Het is dus wel van
belang om in verband met de andere plannen der In-dische Regeering na te gaan of er eenige kans is, dat
die som inderdaad uit de Oorlogswinstbelasting over
de jaren 1914-1919 kan worden verkregen. Het is
hier te lande niet wel mogelijk zich een idee ‘te vor-
men van hetgeen die belasting
in haar geheel
dus ver-
deeld over allen, die in Indische Zaken Oorlogswinst
hebben betaald zal opbrengen. Mr. Talma (zie mijn
vorige verhandeling) gaf alleen ‘voor de suiker (oogst
1919) op
f
40.800.000 en dit zal zeker worden over-troffen. Immers uit een onderzoek, door mij bij de in
Nederland gevestigde ‘directies van suikerondernemin-
gen ingesteld, meen ‘ik te mogen afleiden, dat van
deze industrie alléén een bedrag van ongeveer
f
450.000 per fabriek aan 0W-belasting kan ver-
wacht worden. Er zijn 185 suikerfabrieken op Java,
hiervan hebben 126 in Nederland hun financieelen
zetel, zoodat hier te lande verwacht worden ongeveer
57 millioen, waarvan dus de helft aan de Indische
schatkist toekomt of
f
28V2 millioen; ‘de andere 59
fabrieken zouden dan hun geheele oorlogswinstbelas-
ting in Indië betalen of
f
26% millioen, zoodat alleen
reeds van die ééne industrie 55 miljoen ontvangen
zou worden, dus reeds meer dan waarop de Indische
Regeering heet te rekenen.
i)
Telt men daarbij de
oorlogswinsteu van de petroleum-, koffie en andere
industrieën, en de zeer groote oorlogswinst, door ver-
schillende particulieren in Indië gemaakt, dan be-
hoeft het verder geen ‘betoog, dat het bedrag van
f
44
millioen voor deze bijdrage aan de Indische schatkist
‘uiterst matig is berekend. Het zou mij niet verwon-
deren, dat ‘bij eenige activiteit der Indische fiscale
ambtenaren ‘het dubbele dier som gemakkelijk ware te incasseeren. Trouwens in haar Memorie van Antwoord
aan ‘den Volksraikl, betrekking hebbende op de eerste
nota van wijzigingen, bij dat College ingediend, zegt
de Indische Regeering zelve, dat naar haar meening
‘de Oorlogswiustbelasting een veel grooter bedrag zal
opbrengen dan het door Haar geraamde bedrag van
f
44 millioen.
De Minister van Koloniën heeft in zijn begrootings-
ontwerp, in afwijking van ‘het Indische ontwerp, nog
een sluitpost voor opbrengst ‘der Oorlogswinstbelasting
over 1920
opgebracht van
f
9 millioen Vermoedelijk
is dit een vergissing, en werd ook daarbij bedoeld een
post op te brengen ‘voor op’brengst van die belasting
over vorige jaren. Uitvoerig zet de Indische Regee-
ring uiteen, waarom in Indië na 1919 geen Oorlogs-
winstbelasting meer kan geheven worden. ,,Deze be-
lasting, zegt Zij, kan niet gehandhaafd worden. Wel
zal de invloed van den oorlog zich nog jaren doen ge-
voelen, en zullen min of meer buitengewone winsten
derhalve tot op zekere hoogte het karakter van oor-
logswinsten ‘behouden, maar de thans gevolgde rege-
ling, waarbij de oorlogawinst ‘in de meeste gevallen
wordt bepaald door vergelijking met de uitkomsten
van enkele aan den oorlog voorafgaande jaren, kan
niet langer worden ‘bestendigd.” Hieraan worden nog
andere argumenten toegevoegd, waaruit dan de md.
2)
Wanneer in Nederland over 1919 geen O.W.-belasting
meer geheven zal werden, dan ontvangt de Indische schat-
kist nog aanzienlijk meer, daar zij de belasting over dit jaar
in Indië wèl denkt te heffen en het provenu daarvan haar
dus in zijn geheel ten goede komt.
1
4 Februari 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
91
II
Regeering besluit, dat zij eenerzijds de Oorlogswinst-
belasting niet kan handhaven na 1919, doch evenmin
bereid is de meerdere winsten, die hier en daar als
gevolg van toestanden, door den oorlog geschapen,
werden of zullen worden verkregen, onbelast te laten.
Het is zeer waarsdhijnlijk, dat de Minister zich met
deze opvattingen zal vereelligen en den sluitp.ost over-
nemen onder den titel: ,,Ontvangsten ter zake der op-
geheven oorlogswinstbelasting”.
Het zou dan echter juister zijn de ontvangsten, die
men uit die ageschaf te belasting verwacht te ver-
krijen, meer in overeenstemming te brengen met de
werkelijkheid en ze niet aan te merken als een ,,sluit-
post” ter dekking van de gewone uitgaven, doch ze
aan te wenden tot goeclmaking van de verwachte
buitengewone uitgaven. Hiertoe is alle aanleiding,
omdat de Indische Regeering ook de opbrengst van
de nieuwe belastingen, die zij denkt in te voeren, op een cijfer begroot, dat geen rekening houdt met het-
geen er werkelijk van verwacht kan worden.
Zooals ik in mijn vorig stukje heb uiteengezet, zocht de md. Regeering het evenwicht in de begrooting voor
1920 te verkrijgen door invoering van nieuwe belas-
tingen en verhooging van bestaande, waarvan dan
werd verwacht, dat die maatregelen te zamen
f
60,8
millioen zouden opbrengen. Hiervoor waren uitge-
trokken:
TJitvoerrechten van stapelproducten . .. .
f
30.000.000
Verhooging van accijns van kerosine en
benzine
…………………………
4.200.000
Verhooging accijns en in.voerrecht gedistil-
leerd
…………………………..i.000.000
Verhooging lueifersaccijns …………….
4.000.000
Verhooging invoerrechten …………….
6.800.000
Vervoersbelasting ………………….,,
3.000.000
Petroleumbelasting
……………….
2.000.000
Tijdelijke Suiker- en Kinabelastiug ……..10.000.000
f 61.000.000
Zoover uit de niet altijd even duidelijke toelichting is na te gaan, werden de hiervoren sub 2, 3, 4, 5, 6 en
8 genoemde rechten niet nader gewijzigd. De post
,,uitvoerrechten” werd echter met
f 10
millioen ver-
minderd, doordat men van de suiker, koffie, tabak
en thee een andere belasting dan oorspronkelijk ge-
dacht denkt te heffen; voorts werd de petroleum-
belasting van
f
2 op
f
334 millioen gebracht. De
f834 millioen, die men op die wijze te kort kwam,
werd gevonden door verhooging van de inkomstenbe-
lasting met
f
9 millioen.
Laatstbedoelde verhooging verwacht men van de
toevoeging aan het stelsel van deze speciale belasting
van een derden grondslag: ,,’de jaarlijksche extra-
winst”. Naamlooze vennootschappen, in Indië wer-
kende, zullcn •dus voortaan getroffen worden •door:
helastin.g naar het jaarlijksch zuiver inkomen
(4 pOt.);
belasting naar de jaarlijksche overwinst (8 pOt.);
belasting naar ‘de jaariijksche extra-winst.
Deze laatste grondslag komt feitelijk in de plaats
van de opgeheven Oorlogswinstbelasting. Dit is dus
een ,,conjunctuurb’elasting”, ‘die althans dit groote
voordeel boven ‘belastingen op speciale producten heeft
van te worden geheven van
atle
belastingsehuldigen.
De rechtspersonen wil men dan aanslaan naar het-
geen de winsten meer zullen •bedr.agen dan hierna te
noemen percentages van de gestorte kapitalen dier
lichamen; bedraagt die winst meer ‘dan 10 pOt. dan
zal van dat meerdere 10 pOt. moeten worden afge-
staan; tbedraagt die meer dan 20 pOt. dan, nog boven-.
dien 3 pOt. van het meerdere en eindelijk, als de winst
meer bedraagt dan 40 pOt. dier stortingen, zal over
dat meerdere nog eens 5 pOt. moeten worden betaald.
Voor de physieke personen is weder een andere grond-
slag aangenomen en werd een progressieve belasting
ontworpen voor inkomens boven
f
36.00.0. Wat daar-
boven ‘door een physiek persoon
jaarlijks
wordt ‘ver-
kregen, wordt als extra-winst aangemerkt en met een
zekere progressie tot 17 pOt. toe belast.
De Indische Regeering hoopt, zooal.s gezegd, uit dit
middel
f
9 millioen te
verkrijgen,
waarvan rechtsper-
sonen
f
8 ‘miljoen en phy’sieke personen
f 1
millioen
zullen betalen.
Hoe komt de Indische Regeering ‘aan eerstgenoemd
bedrag van
f
8 millioen? Het is uit de toelichting
niet na ‘te gaan. Vermoedelijk zal men eerst ‘gedacht
hebben aan invoering van den derden ‘grondslag in
1921, want op pag. 24 dier toelichting lees ik:
,,Dubbele belasting zal kuaaen worden voorkomen door de
bepaling, dat (le aanslag naar den nieuwen grondslag zal
kunnen worden verminderd met liet bedrag van de door den
belastingplichtige te dragen belasting op stapelproducten,
geheven naar een progressieve schaal vaa de opbrengst dier
producten.”
Hoe rijmt zich ‘dit nu met het voornemen om de productiebelasting ôp suiker, koffie, tabak en thee
eerst in 1921 te heffen, zooals we straks zien zullen? Hoe dit zij, de ‘bedoeling zal wel zijn dezen nieuwen
grondslag reeds voor 1920 in werking te brengen en
is dus hier bedoeld om die compensatie met de spe-
ciale belastingen op genoemde vier producten eerst
in 1921 effect te laten sorteeren.
De extra-winsten in 1919 behaald, zullen dus volgns dien nieuwen grondslag in 1920 worden ‘belast in ver-band met de afschaffing der O.W.-belasting. Maar dan
is het misleidend, hiervoor een bedrag van
f
8 millioen
aan te nemen. Dit bedrag is namelijk veel te laag
geraamd! Het is mij ‘alleen mogelijk om de extra-
winst over 1919 te berekenen van de suikeron’derne-
mingen in Indië; ‘dit is natuurlijk uiterst globaal,
maar het kan toch een beeld geven van hetgeen de
schatkist van dien grondslag in 1920 kan verwachten:
Opbrengst
22
mill. pikol suiker ad
f
17,50
f 385.000.000
Kostprijs id. id
f 8,25 p.p. ………….. 181.500.000
Winst ……
f 203.500.000
Voor geheel Java kan een ,,gestort” kapitaal
der aldaar werkende suikermaatschappijen
wordeu aangenomen van
f 150.0000.000,
te vermeerderen met gemiddeld 10 pCt. agio
op nadere uitgiften van kapitaal dus
f
15.000.000
tezamen
f
165.000.000.
Vrij 10 pOt. dier kapitaalstortingen
of ……16.500.000
f
187.000.000 Waarvan
10
pOt. belasting ..
f
18.700.000
3
pOt. van het deel van het
zuiver inkomen boven
20
pCt. der kap. stort. dus
f187.000.000
–
f33.000.000 ,, 4.620.000
5
pCt.’ van id. boven
40
pCt.
der id. id. du
f 187.000.000
–
f
66.000.000 ………. 6.050.000
Te odtvangen extra-winstbe-
lastiag van de suiker
al-
leen ………………..f 29.370.000
Waar de suiker alléén berekend over de in 1919
gemaakte winsten, volgens het systeem der Indische
Regeering reeds 3-maal meer zal opbrengen dan voor
de geheele belasting, op dien nieuwen grondslag ge-
heven, werd begroot, behoeft het geen betoog, dat
alleen deze nieuwe grondslag voldoende zou kunnen
blijken om den sluitpost voor dekking der gewone uit-
gaven te vormch.
Ook in den Volksraad werd er aan herinnerd, dat
de verhoogde ‘belastingen op het inkomen en de O.W.-
belasting veel meer zullen opbrengen dan door de
Regeering geraamd. Deze verdedigt dit door Haar niet
ontkende feit door ‘den wensch, om de begrooting
voor de gewone uitgaven te behoeden voor te sterke
schommelingen. Men ‘begroot dus voor inkomsten slechts het bedrag, dat in normale omstandigheden
zal worden ontvangen. Hiermede is dan verklaard,
waarom men zoowel de opbrengst ‘der O.W.-belasting
als de inkomstenbelasting derde grondslag veel lager
raamde dan bij een eenvoudige becijfering te verwach-
ten is.
In hoever zulk een manier van begrooten der mid-
delen ‘eerlijk en juist mag heeten, mogen ‘meer inge-
wijden dan sehrijvér .dezes ‘beoordeelen. Wanneer
92
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
echter hiermede de heffing van speciale rechten op
enkele producten van de baan ware, dan zou dit over
veel onregelmatigheid kunnen doen heenstappen. Het-
geen de Minister van Koloniën op pag. 12 der Memo-
rie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der
Tweede Kamer mededeelt, geeft in dit opzicht goe-
dan moed. Daar toch wordt erkend, dat een systeem,
gegrond op het heffen van belastingen van speciale
producten, niet gelukkig is, maar wordt de verklaring
daaraan toegevoegd, dat, zoolang de Indische inkom-
stenbelasting niet in die richting is gewijzigd, dat op
rationeelen grondslag inzonderheid de winsten, welke
door het groot-kapitaal in Indië worden behaald, meer
dan thans aan de behoeften der schatkist dienstbaar
kunnen worden gemaakt, het vicieuse systeem van
speciale belastingen niet gemist kan worden. Welnu,
de Indische Regeering heeft nu die wijziging van de
Indische inkomstenbelasting met bekwamen spoed ter
hand genomen en den derden grondslag uitgevonden,
die, zooals we zagen, zoowel de inkomsten der rechts-
personen als die der physieke personen extra zwaar
belast. Toen de Minister die Memorie schreef, kon
hij nog niet weten, dat aan
zijn
wensch reeds door de
Indische Regeerin.g was voldaan. Nu dit wel het ge-
val is, zal de Minister, naar het voorkomt, met dit
samenstel van belastingen kunnen volstaan.
Mocht men intusschen van oordeel zijn, dat dit ook
de meening is der Indische Regeering, dan zou men
zich schromelijk vergissen. Op de gewijzigde begroo-
ting voor 1920 komen namelijk nog vier memorie-
posten voor: No. 20A suikerbelasting; No. 20B koffie-
belasting; No. 200 tabaksbelasting; No. 20D thee-
belasting.
Over deze zeer eigenaardige ,,memorieposten” en over de toepassing van dan straks vermelden derden
grondslag voor de Indische inkomstenbelasting, hoop
ik in een volgend nummer van dit tijdschrift iets
naders te zeggen. J.
W. RAMA€R.
Den Haag, Januari 1920.
DE HANDEL OP .RESCONT.RE IN AAN.DEELEN
KONINKLIJKE PETROLEUM.
In de dagbladen verscheen dezer dagen een entre-
filet, waarin van plannen tot invoering van den
rescontrehandel in aa.ndeelen Koninklijke Petroleum
werd gewag gemaakt.
Reeds geruimen
tijd
is men hiermede bezig en eene
korte bespreking is in verband met het groote belang
voor de Amsterdamsc’he beurs en dus ook voor het
publiek wel gewenscht.
De Oliahoek is geleidelijk .de belangrijkste van onze beurs geworden. Voor groote bedragen wordt dagelijks
omgezet en men begrijpt, dat dit bij de vele kantoren
tot groote leveringen met
al
de daaraan verbonden
beslommeringen aanleiding geeft. Met een post van
60 stuks is al meer dan een half millioen gemoeid en
het komt voor, dat twee commissionnairshuizen elkan-
der in een week tijds over en weer dagelijks groote posten te leveren hebben. Een rescontrehandel zou
hierin ongetwijfeld verbetering brengen en de invoe-
ring verdient ieders steun, mits fzij onder goede waar-
horgen geschiedt.
ik vrees, dat deze in het eerdaags te verwachten
voorstel niet voldoende aanwezig zijn.
Tot recht begrip wil ik in het kort de voorgeschie-
denis uiteenzetten. Een twintigtal firma’s ter beurze
van Amsterdam richtten eenige maanden geleden het
verzoek tot de Amsterdamsche Liquidatiekas en de
kassiersinste]J.ingen om mede te werken tot de oprich-ting van een rescontre-bureau speciaal ten behoeve van
den handel in aandeelen Koninklijke Petroleum. De
Amsterdainsche Liquidatiekas, Kasvereeniging en
Ontvanig- en Betaalkas zegden in beginsel hare mede-
werking toe.
Bij de besprekingen werden verschillende systemen
te berde gebracht. Het denkbeeld van eene afzonder-
lijke vereeniging, aan de toetreding tot welke men
bijzondere eischen zou verbinden, werd alras losge-
laten. Men begreep, dat een dergelijk imperium in
imperio niet door het Bestuur der Vereeniging voor
den Effectenihandel zou kunnen worden aanvaard.
Men kwam derhalve tot de slotsom, dat alle leden der
Vereeniging voor den Effectenhaudel moesten wor-
den toegelaten, maar was tevens genoodzaakt het hier-
uit vooibvloeiende bezwaar onder de oogen te zien, dat
de leden dan tegen hun wil crediet zouden moeten
verleenen aan alle medeleden. Immers in den open
hoek moet men het ,,aanlappen” of ,,afnemen” door
alle anderen toelaten. Reeds bij den contanten handel
wordt door ervaren beurslieden zooveel mogelijk er
voor gezorgd alleen met de •sterkere huizen zaken te
doen, maar te voorkomen is het tegendeel niet. Indien
een slechte kooper afneemt, kan men hem den volgen-
den dag leveren, iedereen heeft daartoe wel Olie’s dis-
ponibel, maar bij aanlappen mot men afwachten en al
is na 4 dagen de kooper gerechtigd te insinueeren,
zoo is di.t niet usantieel en is men genoodzaakt een
paar dagen langer te waci.iten. Vandaar dan ook, dat
zwakkere huizen gaarne i lâ baisse opereeren; dit kost
geen surplus! Bekend is het geval van een commis-
sionnair, die op het punt stond failliet te gaan en
toen een paar duizend Steel-shares in blanco ver-
kocht. De markt was den volgenden dag gevoelig
lager en hij dus gered. Maar men vrage niet hoeveel
percent de crediteuren bij eene hoogere markt gekre-
gen hadden! Hoe dit ook zij, het gevaar accentueert
zich in sterke mate bij dan resoontrehandel, aangezien
dan niet alleen de kooper, maar ook de verkooper
moet wachten.
Bij de besprekingen gingen dan ook vele stemmen
op, die de invoering van eene marge van 20 pOt.
eisohten. Zij vergeleken de transacties op rescontre
met het geven van geld op prolongatie, zij het dan
ook, dat de termijn hij eene ‘veertiendaagsohe rescontre
gehalveerd zou worden (tegenover dit voordeel staat
het nadeel van een éénzijdig steek fluctueerend onder-
p.and).
Ook waren zij van oordeel, dat do Minister van
Financiën den handel op resoontre zonder surplus, als
aanleiding gevende tot dobbelspel ook aan de niet-
bozittenden, zou verbieden.
Anderen ‘beaamden deze argumenten ten volle,
maar vreesden van een handel, waarbij dagelijks het
surplus op 20 pOt. gehouden moest worden, groot
ongerief.
Het buitenland, sao was hunne redeneer.ing, moe-
ten wij thans tot ons trachten te trekken; onze beurs
beschikt over geld, hetgeen een der eerste voorwaar-
den voor een levend’igen handel is en men moet niet
den vreemdeling door gecompliceerde bepalingen kop-
schuw maken.
Na veel discussie werd ten slotte op eene volgende
vergadering een tussohenvoorstel aangenomen, waarbij
het geven van 20 pOt. surplus verplichtend werd ge-
steld, doch aan ieder de vrijheid werd verleend in
plaats daarvan een nader te bepalen bedrag (b.v.
f 50.000
of
f
100.000)als vaste waarborgsom bij het
rescontre-bureau te deponeeren. Men was – terecht
– van meening, dat een commissionnairsfirma, die
zich de luxe kan permitteeren doorloopend een derge-
lijk bedrag uit haar bedrijf te missen, voor hare enga-
gementen goed mag worden geacht.
Door dit voorstel werd ongetwijfeld een voorrecht voor de grootere huizen geschapen, maar tevens een
der hoofdbezwaren van het surplussysteem ondervan-
gen. Dergelijke huizen hebben vooral de buitenland-
sche cliënten en kunnen dezen dus de lastige formali-
teiten besparen.
Bij het Bestuur van de Vereeniging voor den
Effectenhandel had het voorstel geen gunstig onthaal.
In geen geval wilde het zelfs iden schijn van eene
bevoorrechting der sterkere broeders wekken. Maar het
systeem ‘van 20 pOt. surplus voor idereen vond even-
min genade in zijn oogen en toen principieel de invoe.
4
Februari 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
93
ring der rescontre aangenomen was, bleek bij de nadere
bespreking, dat eene meerderheid den handel zonder
surplus weuscjhte.
Volgens sommiger meening is deze meerderheid uit
twee heterogene mindeiheden gevormd, nanelijk eens-
deel de pro-rescontrianen, tevens anti-surplus men-
schen, anderdeels de anti-rescontrianen, die dooi deze
regeling de kans op verwerping van het voorstel door
de ledenvergadering of den Minister grooter achtten.
En inderdaad is deze kans m.i. groot. Voor 1
3 pOt. provisie zullen weinigen dergelijke groote
risico’s willen loopen. Men werpe niet het voorbeeld
van de rescontre in aandeelen Nederlandsche Handel
Maatschappij tegen; hierbij zijn de fluctuaties ‘veel
geringer en de omzetten veel beperkter.
En hoe zal men geld krijgen voor continuatie?
Wanneer men de koersen voor prolongatie-gelden met
die voor oontinuatie van aandeelen Nederlandsche
Handel Maatschappij op resoontre vergelijkt, blijkt,
dat deze in het laatste geval steeds veel hooger zijn
(6 ii 7 tegenover 4 bijvoorbeeld). En bij Koninklijke
Petroleum zou het om nog heel wat grooter bedragen
gaan. Is er surplus, dan zal het vinden van geld geen
bezwaren opleveren, want dan kan men het verge-
lijken met gewone prolongatie, waarbij de eenzijdig-
heid in het pand opgewogen wordt door den korteren
duur.
Indien ooit van bevoorr.echting van grootere huizen
sprake is, dan zeker
bij
het bestuursvoorstel. Immers
zij zullen nog het gemakkelijkst kunnen continueeren en dus hun cliënten het best kunnen bedienen, zonder
surplus te vragen.
En nu is het merkwaardige, dat juist in ‘het buiten-
land, waar tot dusverre rescontrehandel zonder surplus
plaats vond, wijziging overwogen wordt of zelfs heeft
plaats gevonden.
In Londen is de heropening van de ternsijnniarkt
uitgesteld teneinde deze vraag onder de oogen te zien
en in Parijs, waar de wet ‘van 1885 ‘het geven van eene
marge bij termijnaffaires facultatief stelde, ijs dee bij
de heropening van den marché á terme op 1 Januari
I.I. verplichtend voorgeschreven!
Neen, laten ‘wij niet meer de Ch’inee’zen van Europa
worden door een goed beginsel af te schaffen, op het-
zelfde oogeniblik, dat anderen het van ons overnemen.
Veel liever geen rescontre dan een slechte; en het
nemen van een proef, zooals sommigen bepleiten, is al
het gevaarlijkste wat men kan doen. Alles gaat goed tot een crisis, maar dan?
Laten wij ons liever houden aan ons beproefde
prolongatie-systeem! Dat in 1914 onze beurs gesloten werd, is niet daarvan het gevolg, zooals toen wel werd
beweerd. De andere Europeesche beurzen konden
immers ook niet geopend hlijven. Bij eene geldcrisi’s als die van 1914 is het Vrij irrelevant op welke wijze
crediet verleend wordt, op rescontre, dan wel op
prolongatie. Waar het om gaat is of de circulatiehank
steun verleent. In Frankrijk heeft men immers precies
hetzelfde zien gebeuren als bij ons. De president der
hambre syndicale van het Parquet heeft eerst den
bankiers hulp gevraagd; deze verklaarden hiertoe niet
in staat to zijn. Toen later ook de Banque de France
ongeneigd bleef, is op voorstel van voornoemden presi-
dent de beurs door den préfet de police gesloten. Daar
geschiedde langs wettelijken weg, wat bij ons wel
door ei’genrichting moest geschieden:
Niet zoo’zeer het systeem als wel het ad dan niet
aanwezig zijn van geld bepaalt de belangrijkheid éener
beurs (men denke aan Londen v66r 1914) en ik vrees,
dat bij invoering van rescontre zonder surplus de
gelcigovers juist kopsohuw gemaakt zullen worden.
L.H.v.L.
DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN DEN
VREDE.
III.
Do economische structuur van Europa v66r en na
den oorlog was het onderwerp van het vorig artikel
aan Keynes’ boek gewijd. Wij moeten ditmaal, in zoo
kort mogelijk bestek, een blik werpen op het vredes-
verdrag.
•
In Keynes’ boek beslaan de beschouwingen
aan het verdrag en aan de daarin opgenomen schade-
vergoedingsregeling gewijd, een belangrijk deel van
den inhoud, en liet is, ‘willen wij in een volgende en
laatste beschouwing zijn inzichten inzake de in het
verdrag te brengen wijzigingen eenigermate kunnen
beoordeelen, noodzakelijk than’s het verdrag zeer
globaal van zijn economische zijde te bezien. De aan-
kondiging wordt aldus ‘wel zeer lang en veel, wat hier-
onder volgt, zal den lezer wellicht bekend zijn. De
ontzaglijke economische belangen, waarover het gaat,
mogen evenwel de in beslag genomen ruimte moti-
veeren. Het is bovendien Keynes’ verdienste in de
verstrooide ‘bepalingen systeem te brengen, terwijl hij
bij de heoordeeling hunner draa’gwijdte tal ‘van gege-
vens van beteokenis aanvoert.
Duitschlands economische systeem was gebouwd op
drie factoren: I. haar o’verzeeschen handel, vertegen-
woordigd in haar han’delsvloot, haar koloniën, haar
beleggingen in den vreemde, haar export en haar
overzeesche handelsrelaties; II. de exploitatie van
‘haar steenkool en ijzer en de daarop gebouwde indu-
strieën; III. haar vervoerstelsel en tariefpolitiek. De
eerste factor, niet de minst ‘belangrijke, was zeker de
meest kwetsbare. Het vredesverdrag heeft ‘tot ‘doel de
systematische vernietiging van alle ‘drie, voorname-
lijk ‘de ‘beide eerste.
I. Duitschlan’d heeft afgestaan al haar schepen
boven 1600 ton, de helft tusschen 1000 en 1600 ton, een kwart van haar visscherjvloot. Gedurende 5 jaar
zal Duitschland schepen tot een jaarlijksch cijfer van
200.000 ton bouwen – voor ‘den oorlog was ‘de aan-
bouw 350.000 ton, behalve oorlogsschepen – in min-
dering op de schadevergoeding. De Duitsche handel
han’gt dus ‘geheel af van vreemde reederijen. Alle in-
komsten uit dien hoofde zijn verdwenen.
Du.itschland ‘staat af al zijn koloniën, met inbegrip
van spoorwegen en verdere overhei’dsbezittingen. Zelfs
is de ‘staat, die ‘de kolonie onder zich krijgt, bevoegd
alle particulier bezit tot zich te trekken. De opbrengst,
na ‘betaling van schulden aan particulieren der geal-
liëerden, wordt aan de Commission ‘des Réparations
overgedragen, in mindering van de schadevergoeding-
rekening.
Deze laatste bepaling geldt ook voor Eizas-Lotharin-
gen, dus voor de ‘geheele Duitsche industrie, welke
sedert 1870 in ‘die provinciën tot ‘ontwikkeling is ge-
bracht. Alle overheidsbezit met inbegrip van het
spoorwegnet gaat eveneens over, terwijl geenerlei
lasten uit hoofde van vroegere of oorlogsleeningen
worden overgenomen.
Ook alle particulier Duitsch bezit in de gealliëerde
landen kan op dezelfde wijze worden overgenomen,
waarna de opbrengst, na mindering met schulden niet
alleen van Duitschers, doch ook van Oostenrijkers, Bulgaren en Turken, hetzij aan de Commission (les
Réparations kan worden overgedragen, ‘hetzij door het
overnemend land kan worden behouden, ter voldoening
van nieuwe leveranties aan Duitsc’hlan’d. Dit laatste is speciaal van ‘beteekenis voor Amerika in verband
met haar graanleveranties.
Voorts is de Coniission des Réparations bevoegd
alle ‘bezittingen, belangen en concessies van Duitschers
in Rusland, China, Turkije, Oostenrijk-Hongarije en Bulgarije over te nemen en te stellen onder een spe-
cialen mandataris. Een ‘bevoegdheid, die de Commis-
sion d’es Réparations voor een uiterst moeilijke taak
stelt en, ‘zooals Keynes het uitdguki, ,,’will provide
eruploymeut for a powerful office, at whoso doorsteps
the greedy adventurers and jealou’s concession..hun-
ters of twenty or thirty nations will crowd and defile”.
Te allen overvloede zal Duitschland binnen 6 maan-
den een volledige lijst dezer belangen overleggen.
Ten slotte laat de redactie van art. 260 toe ‘betaling
van de op 1 Mei 1921 vervallende eerste £ 1 milliard
94
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
te eischen in welken vorm de Co!mimission des Répara-
tions wil, dns ook b.v. loor afstand van belangen in
neutrale landen als Zuid-Amerika.
Ten slotte renonceert Duitschiand al haar rechten
en privileges in de geallieerde landen, in Ohina, Siam, Liberia, Marokko, Egypte en de landen harer vroegere
medestanders.
Op vier wijzen wordt Duitschlands steenkool-
positie aangetast. Het Saarbekken komt voor 15 jaar
onder bestuur van den volkerenbond, de opbrengst aan
Frankrijk. Opper-Silezië wordt onderworpen aan
volksstemming. Aan Frankrijk •möet voor de vernie-
ling ddr Noord-Fransche mijnen vijf jaar lang 20
millioen ton en nog vijf jaar 8 millioen ton worden
afgestaan. In mindering der schadevergoeding moet
jaarlijks nog 20 millioen ton, welk cijfer na enkele
jaren nog za.l toenemen, aan Frankrijk, België, Italië
en Luxemburg worden geleverd.
Opgezet op basis 1913 geeft dit de volgende reke-
ning:
Totale productie ……………………..191,5 m. ton,
af:
Elzas-Lotharingen ……..
3,8
‘m. ton,
Saarbekken ………….
13,2
Opper-Silezië
…………
43,8
Aan Frankrijk …………
20
Aan vier landen ……….
20
100,8
90,7 m. ton,
wat met aftrek van het eigen gebruik aan de mijnen
ten hoogste 78 millioen ton overlaat. De achteruitgang
gedurende den oorlog is evenwel van dien aard, dat
maximaal op 68 millioen ton mag worden gerekend.
Dit bedrag zal dus hebben te voorzien in het eigen
verbruik, dat voor den oorlog 139 miljoen ton be-
liep. Van leveranties aan andere, neutrale, landen is
,hienbij nog ‘geen sprake.
De onmogelijkheid deze bepalingen naar de letter
uit te voeren, is evident. J)e ingestelde geallieerde
steenkoolcommissio heeft ‘dan ook reeds op 1 Septem-
ber ji. Duitschlan’ds tri’buut van 40 millioen op 20
millioen verlaagd.
Wat ijzererts aangaat, verliest Duitschiand met
Lotharingen 75 pOt. harer eigen productie. Terecht
acht Keynes dit echtcr van inindér ‘beteekenis. Frank-
rijk kan met ‘dit e
r
ts niets doen. Gelijk voor den oor-
log het erts uit het ibekken van Briey, zoo ‘zal in de
toekomst ook een groot ‘deel van het Lotharingsche
erts den weg naar de Duitsche hoogovens weten te
vinden, tenzij politieke overwegingen ook hier de aan
geheel Europa gemeenschappelijke, belangen van in-
clustrieelen herbouw mochten doorkruisen.
De bepalingen van het vredesverdrag nopens
het Duitsche vervoerwezen en ‘de tariefpolitiek van
het land zijn in vergelijking met de bepalingen, hier-
boven uiteengezet, van geringe beteekenis. ,,They
are – aldus Keynes – pin-pricks, interferences and
vexations, not so much objectionable for their solid consequences, as ‘dishonourable to the Allies in the
light of their professi’ons.”
Eenzijdig wordt in ‘de’ eerste plaats Duitsehland verplicht in haar tariefpolitiek voor 5 jaren iederen
anderen staat te behandelen naar het beginsel van
meestbegunstiging. Elzas-Lotharingen krijgt eenzijdig
het recht voor 5 jaar gelijke hoeveelheden ‘goederen
als véér den oorlog zonder betaling van .invoerrecht
in Duitschland in te voeren, Polen hetzelfde recht
‘voor drie jaar, Luxemburg eveneens voor vijf jaar.
Duitschland woi’dt voorts ‘zeer beperkt in do mogelijk-
heid haar in’komende rechten te verhoogen,’ speciaal
voor Fransche luxe artikelen. Ook voor den linker-
Rijnoever zijn speciale bepalingen gemaakt.
Wat liet spoorwegverkeer betreft, wordt voor
vreemde goederen gelijke vracht voorgeschreven als
voor eigen goederen. Ernstiger is de beteekenis van
de overgave van het rollend materiaal bij de wapen-
stilstand in verband ‘met de achteruitgang van het
wagenpark gedurende den oorlog.
De nieuwe bepalingen nopens de Duitsche rivieren
hebben hier te lande, wat den
Rijn
betreft, reeds vol-
doende bekendheid gekregen. Hoe ook deze bepalingen
in het volkenrecht nieuwe beginselen ‘brengen, die
achteruitgang beteekenen ‘in plaats van vooruitgang,
wordt uiteengezet in het geschrift van den hoogleeraar
Van Eysinga, aangekondigd in No. 211 van dit blad.
Kras is vooral de regeling voor de Elbe, die in haar
bovenloop weliswaar voor Bohemen beteekenis heeft,
doch overigens ‘geheel een Duitsche rivier is. Toch
heeft Duitschiand in ‘de voor deze rivier in te stellen
internationale commissie slechts 4 van ‘de 10 stem-
men, terwijLnaast Duitschiand o.a. Italië en België
in de commissie vertegenwoordigd zijn.
De economische bepalingen van het Vredesverdrag
zijn hiermede, in Keynes’ juiste systematiek, in alle
soberheid weergegeven. Behoeven ‘zij nog nadere toe-
lichting? In het uitvoerige hoofdstuk, ‘dat Keynes
aan dit geheel van ‘bepalingen wijdt, zal men over den
uit de bepalingen sprekenden geest en de consequen-
ties, waartoe zij ‘kunnen leiden, menige scherpe en
juiste opmerking vinden. Ook zonder meer karakte-
riseert hun wedergave het vredesverdrag reeds vol-
doende.
Naast ‘dit geheel van bepalingen staat ‘het vraag-
stuk der schadevergoeding. Ook hier kan slechts in
zeer korte woorden op Keynes’ uitvoerige ‘beschou-
wingen worden ingegaan.
De wapenstilstand werd gesloten op de formule van
Wilson, welke vergoeding eischte ,,for all damage
done to the civilian population of the allies ‘an’d to
their property ‘by the aggression ,nf Germany by land,
by sea, and from the air”. Van ,,contribution.s” of
,,punitive damages” zou geen spraké zijn. Wat onder
deze ‘algemeene omschrijving verstaan moest worden,
kon in onderdeelen wellicht niet geheel vaststaan, in
hoofdzaak was het ‘duidelijk. Het moest zijn schade
aan de burgerlijke bevolking of hun bezit toegebracht
door oorlogsdaden te land, ter zee en uit de lucht,
omvattend dus ook vergoeding voor de tot zinken ge-brachte schepen, acquisities, beschadigingen, vergoe-
‘dingen aan weggevoerde of tot arbeid gedwongen be-
woners uit de ‘bezette streken, de kosten der Relief-
commissie en zoo meer. Rekent men ‘voor België,
waar ‘de neutraliteitsbreuk in aanmerking mag worden
genomen, nog £ 250 millioen voor oor’logskosten, waar-
voor zij bij de bon’dgenooten leeningen heeft aange-
gaan, mede, dan komt men tot:
België
………………….
£
500
milliocu,
Frankrijk ………………….800
Engeland
………………….
570
Andere bondgeuooten …………
250
£ 2120
millioen,
of ‘als men zeker wil zijn, ten hoogste £ 3000 ‘mihioen.
,Keynes licht deze bedragen uitvoerig toe. De ge-
noemde £ 250 millioen zou ‘dus feitelijk via België
aan de an’dere bondgenooten ten goede komen. Overi-
gens waarschuwt Keynes voor ‘een te hoog aanslaan
van de schade van België. Verschillende groepen der
civiele bevolking hebben het onder ‘do bezetting aller-
minst kwaad gehad en, wat verliezen te velde betreft,
heeft bv. Australië naar verhouding hooger tol be-
taald ‘dan België. ‘Ook V’anderlip laat ‘zich in zijn
boek, wat het •economisdh ‘herstel van België betreft,
in geljken geest uit. ,,Houdt bij België een oogje in
het zeil” – ‘zoo zegt hij. ,,Het ‘zal er het eerst weet
hoven ‘op zijn.”
Keynes erkent, dat het bedrag van Engeland groot
lijkt. Op pim. 30 millioen na bestaat het echter uit
schade geleden aan gezonken schepen en ‘hunne ladin-gen. Het bedrag zal hier allerminst worden aangevoch-
ten. Jammer is het echter, dat Keynes zonder er een
woord verder over te zeggen, deze vergoeding blijkbaar
op één lijn stelt met de vergoeding voor de verwoeste
oorlogszône. Wij zullen hem er niet ‘hard om vallen,
omdat hij elders al’s zijn meening geeft, .dat wat door
Duitsehland wordt ‘betaald, naar behoefte tussehen
4 Februari
1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
95
de gealliëerden zal worden verdeeld, en hij verderop zelfs mededeelt, dat hij in een eerste, meer gedétaul-
leerd plan zich op het standpunt had gesteld, dat
Engeland van alle aandeel moest afzien. Toch mag
niet onopgemerkt h]Jjven, dat, terwiijl hij Frankrijk
vaststaat, dat de schade ten volle geleden en ouvergoed is, dit bij de Engelsche zeesdhade een ganseh ander ge-
val is. Al dadelijk is het duikbootrisico omgezet in een
molestpremie, zoodat voorzoover voor den vreemde-
ling gevaren werd, de last door dezen werd edrageu.
Ongetwijfeld heeft het Enigelsc.he volk ernstig den
druk ondervonden van de vrachtverhooging, die voer
een groot deel in den duikbootoorlog oorzaak ‘vindt,
en ondervindt ‘het dien nog. Voor de andere volkeren
is het echter niet anders, terwijl hier voor Engeland
het voordeel tegenover staat, dat het dientengevolge
zooveel te meer wegens diensten aan den vreemdeling te vorderen heeft. Zelfs wordt in een recente officieele
berekening – Board of Trade Journal 15 Januari
1920 – het netto inkomen uit denen hoofde, dat in
1910 pl.m.
f 100
millioen beliep, voor 1919 geschat
op f 400
millioen en voor 1920 op
f
500 miljoen.
Uitvoerig en niet zonder bitterheid .licht Keynes
dan toe, hoe langzamerhand de hierboven weergegeven
opvatting der schadeloosstelling verlaten werd. Frank-
rijk had steeds méér gewild, ‘de beslissing viel bij de
ongelukkige Khakiverkiezing in Engeland in Decem-ber 1918, toen Lloyd George op het laatste oogenblik
met zijn program van ,,Hang the Kaiser” en ,,Fuflekt
Indemnities” voor den dag kwam. De kosten van ge-
zinsonderhoud der soldaten en de volle toegezegde
pensioenbedragen zijn toen als voorwendsel genomen.
,,There are few episodes in history which posterity
will have less reason to coudone, – a war ostensibly
waged in defence of the sanctity of international en-
gagements ending in a definite breach of one of the
moet sacred possible of sudh engagemeuts on the part
of the victorio’as cha.mpions of these ideals.”
De aldus mede in aanmerking genomen bed
r
agen
kunnen gesteld worden op:
Britsche Rijk ……………..
£ 1400
millioen.
Frankrijk ………………….
2400
Italië …………………….
500
Anderen (mcl. Ver. Staten) ….,, 700
£ 5000
millioen.
In totaal dus aan den ruimen kant een bedrag van
£ 8 milliard. Betaald moet worden £ 1 milliard voor
1 Mei 1920, waaruit in de eerste plaats gevonden
worden de door Duitschiand gedragen kosten der be-
zettingsiegers en voorts – wat een bepaling van betee.
kenis is – de verschaffingen aan voedsel en grond-
stoffen, •die noodzakelijk moeten worden geacht om
Duitschlan’d in staat te stellen aan haar verdere ver-
plidhtingen te voldoen.
Tegelijk zal Duitschland £ 2 milliard obligaties af-
geven, waarbij te voegen wat van de eerste £ 1 milliard
onbetaald blijft, alles 2 4 pOt. rente dragend en na
1925 5 püt. rente plus 1 pOt. amortisatie.
Zoo spoedig Duitschland’s betaalkracht toeneemt,
zal voor een verdere £ 2 milliard en. daarna voor wat
overblijft 5 pOt. obligaties worden uitgegeven. Dade-
lijk van het vredesverdrag af worden deze bedra’gen
echter met 5 pOt. cumulatief intrest belast. Keynes
berekent, dat, wanneer deze obligaties eerst in 1930
kunnen worden uitgegeven, Duitschland alleen al aan
rente £ 650 miljoen per jaar zal hebben te betalen.
Zal Duitschiand, daargelaten den druk van, zoo-
danig uitzicht zonder hoop, hiertoe in staat ijn?
Wat de eerste £ 1 miljard betreft, is aanwezig te
achten:
Goud. De voorraad is thans, Januari ’20, onge-
veer £ 50 millioen. Wil men den Mark niet allen. steun
ontnemen, dan is uit dezen hoofde slechts zeer weinig
te wachten.
Schepen. Geacht kan worden, dat £ 120 miljoen
overgegeven is.
Buitenlandsche effecten. Van het vooroorlogsch
bedrag ad pim. £ 1 niilliard gaat a.f: a. wat gereques-
treerd is in de geallieerde landen;
b.
wat ‘belegd was in
Rusland, Oostenrijk en verdere in gelijke economische
conditie verkeerende landen;
c.
wat gedurende den
oorlog in den vreemde is gerealiseerd;
cl.
wat sinds
den wapenstilstand uit Duitschiand verdwenen is.
Keynes acht theoretisch hoogstens nog £ 250 millioen
aanwezig, waarvan reaiiseeubare waarde tusschen £ 100
en £ 200 truillioen. Uit deze drie hoofden is dus
hoogstens een bedrag van £ 250 millioen tot £ 350
millioen te wachten, waarbij nog komt £ 80 millioen waarde ‘ouder den wapenstilstand overgegeven. Van
dit totaal moet nu voor kosten van het bezettings-
leger ruw gerekend £ 200 millioen af, zoodat aan
geldswaar’de afgerond £ 100 â £ 200 miflioen over nou
blijven, waaruit in de eerste plaats ‘de genoemde le-
vensbehoeften en grondstoffen zullen worden bekos-
tigd, terwijl België preferent is voor de eerste £ 100
millioen. Wat blijft er over?
Dan ‘de jaarlijksche abetalingen. In 1913 had
Duitschland invoeren ad £ 538 millioen tegen £ 505
millioen uitvoer. Een nadeelig saldo dus ad £ 33 mii-
lioen, dat in de laatste 5 .jaren zelfs gemiddeld £ 74
millioen ‘beliep. Alle bronnen, waaruit dit tekort werd
aangevuld, verdwijnen, terwijl door ‘het vredesverdrag
het uitvoercijfer van verschillende ‘goederen belang-
rijk dalen, het invoercijfer – ertsen! – stijgen zal.
In ‘de eerste jaren zal, zelfs wanneer de Entente al
haar best doet de industrieele productie van Duitsch-land zoo hoog mogelijk op te voeren, een uitvoersur-
plus van eenige beteekenis nauwelijks te wachten zijn.
En zal het op den duur te wachten zijn, hij de zeker-
heid, dat alle overschot den overwinnaar ton goede
komt in afrekening op eene zich rente op rente cumu-
leerende schuld? In ‘afzienbaren tijd zal slechts door
‘beperking van den invoer voor eigen verbruik, dat
is door een zeer ernstige daling van den levens-
standaar’d in Duitschland, een overschot te bereiken
sijn. Keynes acht £ 50 miljoen, £ 100 millioen in
huidige prijzen, al een zeer ‘belangrijk bedrag en wil
dan ook de uitkeerinig tot dit laatste ‘bedrag beperken.
Dit vertegenwoordigt, berekend op annuïteitsbasis
van 6 pOt., een ‘hoofdsom van £ 1700 millioen, met
het evengenoemde ‘dadelijk te betalen bedrag in
totaal pim. £ 2 milliard. Keynes erkent, dat in 1870
niet te voorzien was, hoezeer Duitschland zich in
een menschenleeftijd zou ontwikkelen, en ook thans
is mogelijk, dat het dermate geknotte Duitschland
zich na een overgangstijdperk van
ongetwijfeld
langen
duur een nieuwe toekomst gaat scheppen. Ook in dit
geval moet een bedrag als het genoemde voldoende
worden geacht. Het overtreft 10 maal de in 1871
door Frankrijk betaalde schadeloosstelling na een oor-
log, welks sloopende invloed op den overwonnene niet
in de verte met dien van dezen oorlög kan worden
vergeleken.
1)
Een moeilijke taak wacht de Commission des Répa-
rations, aan welke Keynes vervolgens nog enkele blad-
zijden wijdt. Haar bevoegdheden zijn van uiterst in-
grjpenden aard. Zij heeft tot taak voortdurend het
oog te houden op Duitschlands ontwikkeling, kan
alle inlichtingen ver] angen, terwijl Duitschlan’d zich
verplicht alle door haar gewenschte wettelijke maat-
regelen in het leven te roepen. ,,Duitschland – aldus de Duitsche financieele commissie te Versailles – is
aldus niet langer een eigen volk en eigen ‘staat, maar
daalt af tot een handelsonderneming, door haar cre-
diteuren aan een curtor in handen gegeven, zonder
i) Eenige moeite heeft Keynes hier met het feit, dat de
Duitscho onderhandelaars hunnerzijds een bedrag van
£ 5
milliarci hebben aangeboden. Keynes betreurt deze houding,
aangezien met het oog op de verdere reserves dit bedrag
slechts schijn is. De verschillende posten, die Duitschiand iu
mindering wilde brengen, konden op
£ 2
milliard worden
geschat, tèrwijl de overblijvende
£ 3
milliard geen rente
zou dragen. De contante last van dit bedrag kan hierdoor bij een betaling in een reeks van jaren op ongeveer £ 1,5
milliard worden geschat.
96
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
dat haar zelfs de geringste mogelijkheid gelaten
wordt haar bereidwilligheid te toonen haar verplich-
tingen uit eigen wil na te komen.” Ook hierin acht
Keynes nauwelijks eenige overdrijving aanwezig.
Dit alles – en aldus eindigt Keynes dit hoofdstuk
– is bedreven in den naam der Gerechtigheid.
,,The policy of reducing Germany to servitude for a
generation, of degrading the lives of millions of human
beings, and of depriving a whole nation of happiness
should be abliorrent and detestable, – abhorrent and
detestable, even if it were possible, even if it enriched
ourselves, even if did not sow it decay of the who]e
civilised life of Europe.” B.
DR REPUBLIEK DUITSCH- OOSTENRIJK EN
HAAR ECONOMISCHE POSJTIE IN ‘T
VERLEDEN EN HEDEN.
Algemeene hoest and.
Geheel de wereld is met
weemoed vervuld over het noodlot, dat het eens zoo
levenslustige Weenen en het bloeiend Oostenrijk heeft
getroffen. Het aannienlijke Oostenrijk-Hongarije, liet
gebied waar de Habsburgsche dynastie dec Keizer-
Konin.klijken scepter voerde, met een oppervlakte van 676.615 K.M
2
., na Rusland, liet grootste rijk van
Europa, nog 128.700 K.M. groeter dan het Duitsche
Rijk, met 51.390.000 imvoners (Duitschiand telde
64.926.000
mw.),
is uit elkander gespat. Tsjecho-
Slowakije en Hongarije zijn zelfstandige rijken ge-
worden, Slavonië, Kroatië, Krain, Bosnië en Herzego-
wina alsmede Stiermarken en Karinthië ten zuiden van de Drave, zijn bij den Joego-Slavischen staat gebracht.
Italië werd Zuidelijk Tirol en Triëst toegewezen en het
nam Fioeme in bezit; Roemenië nam Zeveubergen en
Boekowina; Galicië komt grootendeels bij Polen, en
aldus bleef er slechts een gebied van ongeveer 80.000
K.M
2
. over met ongeveer 66 millioen inwoners, dat
de Oostenrijksehe Republiek uitmaakt, zooais de
grenzen bij den vrede van St. Germain werden vast-
gesteld. Dit gebied bestaat uit de deelen Opper- en
Neder-Oostenrijk, deelen van Stiermarken en Karin-
thië en Noordelijk Tirol, gewesten hoofdzakelijk door
Duitsche volkselementen bewoond. De tegenwoordige
Oostenrijksche staat beslaat een gebied ruim tweemaal
zoe groot als Nederland, en staat in bevolking onge-
veer hiermede gelijk, terwijl de hoofdstad van Oosten-
rijk alleen (althans v6ôr den oorlog) ruim 2.133.000
inwoners telde. Oostenrijk is gedegradeerd to.t een
staat ongeveer als Portugal. Maar met dit verschil, dat
Portugal aan zee is gelegen en Oostenrijk aan alle
zijden door lanidgrenzen is ingesloten en omringd
wordt door rijken, die geenszins in vriendschappelijke
verhouding staan tot het land, waar eens de dynastie
zetelde en vanwaar de regeering over de deelen uit-
ging.
Zoo is Oostenrijk een geïsoleerd gebied geworden.
Oostenrijk met Weenen was groot geworden en welva-
rend als staatkundig centrum van vele ‘gewesten met
allerlei voQrtbrengselen, en die naar de hoofdstad het
izooclige aanvoerden, omdat het eigen stadagebied van
Weenen op Verre na daarin niet kou voorzien. Zoo-lang Oostenrijk een grooten staat vormde en handel
dreef naar het Oosten en Westen, naar het Zuiden en
Noorden, was die voorziening voor Weenen geen
bezwaar. Maar nu Oostenrijk een klein land werd, dat
betrekkelijk een geringe oppervlakte aan vruchtbare
terreinen overhield, onvoldoende om het noodige
voedsel voor de hooHstad en de andere steden te pro-
duceeren, toen de oorlogsverhoudingen en later de
valuta-‘verhoud.ingen het handeisverkeer met het bui-
tenland stop zetten, begon de ellende van heit geïso-
leerde land. De vrede schiep voor Oostenrijk een
afsluiting, die noodlottig is en drukkend blijven zal,
zoolang geen algemeene vrede met vrijheid van ver-
keer in Europa hersteld is. Men gevoelt het in de
Oostenrijksehe landen aan den lijve, dat de.door staat-
kundig drijven of nationalistisch opwinden ontstane
scheiding het economisch evenwicht in verschillende
gewesten heeft verbroken. Het scheppen van staten
met
dergelijke
toestanden was de grootste misgreep
bij den vrede, en het kan alleen uit onvoldoende ken-
nis van de oconomisch-geographische verhoudingen
verklaard worden, dat op die wijze een eeonomisch
en staatkundig gebied versnipperd werd.
Wij willen in dit artikel de economiscli,.geogra-
phische verhoudingen in de tegenwoordige Oosten-
rijksche Republiek nader beschouwen, om hetgeen wij
boven uitspraken nader toe te lichten, en enkele econo-
mische verschijnselen in dit land historisch te ver-
klaren.
Natuurlijlie gesteldheid des lands.
Naar de terrein-
gesteldheid bestaat het tegenwoordig Oostenrijk uit de
Oostelijke Centrale Alpenketen met de Noordelijke
Kalk-Alpen en het Alpen’voorland, dat afdaalt in het
dal van den Donau, hetwelk aan beide zijden dezer,
rivier van Passau (Beieren) tot bij Presburg (Tsjecho-
Slowakije) tot den Oostenrijksohe.n staat behoort. Ten
N. van den Donau wordt in het W. liet Oostenrijkache
gebied begrensd door het Bohemer Woud, dat met zijn
granietmassa op verscheidene plaatsen tot dicht bij
de rivier nadert. De Donau dringt op Oostenrjksch
gebied eenige malen door rotspoorten, waar gebergten
de rivier insluiten, en daarboven hebben zich kleinere
of grootere alluviale viakten gevormd door het aan-
slibben van meren, welke hier eens bestonden. Dat zijn
de bekkens van Efferdiug, van Krems en het grootere
iokken van Weenen.
Het bekken van Weenen gaat naar het N.O. over in
het water- en boomlooze Marchfeld, een steppeachtig land, dat soms voor gedeelten als een zee wordt over-
stroomd, en slechts hier en daar nederzettingen heeft.
Naar het Z. gaat het vriendelijke, goed gecultiveerde
landschap van het Weener bekken over in een ware
grintwoestijn, het ,,Neustdter-Steinfeld”, een terrein,
dat door de snelstroomende Alpenrivieren met steen-
pui.n is overdekt. De Donau is van Passau tot Linz aan
den Noordelijken oever met hooge, woudrijke bergke-
tens, aan den Zuideljken oever door golvende heuvel-
landen omzoomd. Dit heerlijke gedeelte der rivier
draagt den naam Zauberthal. Na een ‘kleine vlakte door-
stroomd te hebben verheft zich rechts van de rivier de
stad
Linz,
het Romeinsch Lentia, een stad met 68.000
inwoners, die haar ontwikkeling dankt aan den ver-
bindingsweg van het Salzkammergut in het Zuiden
met Bohemen in het Noorden, die hier den Donau
kruist. Linz is een hoofdhaven ‘voor de stoombootvaart
op den Beven-Donau. –
Beneden Linz wordt ‘het stroombeeld van den Donau
eentoniger ‘door de meer vlakke oevers, waar de ‘dor-
pen en velden zich achter wilgenstruiken verbergen.
Doch weldra verschijnen weer de bergen met steile
wanden aan den oever, het dal wordt nauwer, en wij
bevinden ons in de schoono Wachau, het schilder-
achtige nauwe dal van den Donau in Neder-Oostenrijk
tusschen Melk en Kreims, met de slotruïnen Agg-
stem, Spitz en Dürnstein, waar de Donau in schoon-
heid met de mooiste streken van ‘den Rijn wedijvert.
Vervolgens wijken de bergen weder terug; hier stroomt
de Donau door de Kremservlakte, terwijl wilgenstrui-
ken de oevers éomzoomen. Dichtbij Weenen verschijnen
de bergen weer aan de Zuidzijde van den Donau, die
het Kremser bekken aan die zijde afsluiten. Dat is
het Weener woud, een der eerste uitloopers van de
Alpen, die in den Kalilenberg en den Leopoldsberg
zijn ‘heerlijke uitz.iohtspunten heeft. Ook aan de over-
zijde nadert heuvelland weder, en als de rivier deze
rotspoort is doorgebroken komt 2ij in de schoone,
vruchtbare vlakte van het Weener bekken, dat in het
Oosten wordt afgesloten door de kleine Karpathen en
het Laitha-gabergte, waarna de Donau door de grootere
vlakten van het Hongaarsch gebied verder stroomt.
Het Donau-dal is het hoogste en vruchtbaarste ge-
deelte van het land. Van hier stijgt het terrein naar
het Zuiden, eerst tot een zône van vlakten en heuvel-
4 Februari 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
97
3•)
Q-
i
-0
e
r
—
S
ç
t
/yÇ
oste’vtrflc
(“•s
4•,t
k4
ctx
U,-J-‘
…
t
80
t
:
sc/9
r
i
Ic
t
bL
–
–
El
– +
Oc
e
-ts, –
e,.c.e
y?
–
c?’rlS
land, ‘met een gemiddelde hoogte van 480 M., welke
stijgend doorloopt tot den voet der Alpen. De Alpen
in het tegenwoordig Oostenrijkscih gebied behooren
tot de Noordelijke Kalk-Alpen, uit parallelle reeksen
bestaande, terwijl de lenigtedalen door eenige rivieren,
bijstroomen van den Donau, in hun bovenloop door-
stroomd worden. Hiertoe behooren de Inn, die door
het Engaiclin-dal loopt, de Salzaeh met de Pinzgau, de
dalen van de Boven-Enns, de -Mur en de -Drave. Een
economisch voordeel van de Oost-Alpen is, dat de
dalen door niet te hooge passen verbonden zijn en zelfs wegen over de Centrale Alpen voeren, zooals de Bren-
nerpas, waarlangs de spoorweg zonder tunnel op 1362
M. hoogte over de pas naar het Etscisdal kon gelegd
worden. De bekende Semmeruigpas op 981 M. hoogte,
was vanouds de overgangsweg tussohen Neder-Oosten-
rijk en Stiermarken, waarlangs in 1848 de eerste
groote bergspoorweg werd aangelegd. De dalen in de
Alpen zijn ook de eigenlijk bewoonde gedeelten. Het
grootste gedeelte van Oostenrijk is bergland en be-
hoort tot het stroomgebied van den Donau. De rivie-
ren, die dit bergland doorsnijden, en hetsij alleen in
den borvenloop tot het Oostenrjksche gebied behooren,
zooals ‘de Inn, de Mur en de Drave, of geheel als de
Salzah, de, Enns en de Leitha, zij hebben als water-
verkeerswegen weinig beteekenis wegens het sterk ge-acoidenteerde terrein. Doch al’s de meest bewoonde en
best gecultiveerde streken van het gebied, is ‘het van
belang, dat die rivierdalen uitmonden in de Donau-
vallei. Daardoor wordt het verkeer langs die dalen
uit het bergland ‘der Alpen als met zoovele armen van
den Donau op deze rivier geconcentreerd. Daardoor
had er langs deze dalen ook een voortdriugen der
Duitschers in h’et bergland naar het Zuiden plaats,
waardoor dezen er ide hoofdbewoners uitmaken. En
die gesteldheid ‘van het land maakte een stad aan
den Donau, hier in het bijzonder Weenen, tot de aan-
gewezen plaats om de hoofdstad van ‘het staatagebied
te vormen.
Productie van voedsel. Wouden. Uit
het boven-
staande valt af te leiden, dat er in het gebied van het
tegenwoordig Oostenrijk weinig viakten voorkom en,
die voor den akkerbouw geschikt. zijn. Eigenlijke vlak-
ten vindt men alleen in het dal van den Donau, waar
,wij die in eenige kommen reeds hebben aangeduid. In het bergland is de akkerbouw aanigew’ezen op de
rivierdaden. De bodemgesteidheid dezer dalen is zeer
afwisselend van geaardheid en van verschillende betee-
kenis voor de cultuur. De Centrale Alpenketens met
hun granietgesteenten en schiefers geven een leemach-
tigen, vetten verweeringsbodem, die dikwijls weinig
waterdoorlatenid is, en dientengevolge in de dalen
moerassige terreinen met veen.vo’rming doet ontstaan.
De bodem der Kalk-Alpen bestaat daarentegen meest
uit gruis van ka.lksteen, dat weinig verweert en niet
tot humusvorminig overgaat. Bij goeden waterafvoer is de aangespoelde bodem in
de dalen en grootere vlakten zeer vruchtbaar. Dat kan men zien in het Murdal, op het Grazerveld, het Mürz-
dal en Beneden-Inndai. In andere gedeelten, als het
Sal’zahdal (Pinzgau), Boven-Draiu•dal, Beneden-Gail-
dal en het Ennsdal heeft onvoldoende waterafvoer
veel tot vorming van moerassige streken met venen
aanleiding gegeven.
Wanneer wij de deelen van Oostenrijk afzonderlijk
beshouwen, dan zien wij, da’t alleen Opper-Oostenrijk,
hetwelk voor 35 ‘Ot. der oppervlakte uit bouwland
bestaat, een weinig meer graan levert, dan het noodig
heeft, mede doordien deze provincie slechts 853.000
inwoners telt. Doch Beneden-Oostenrijk, hoewel voor
ongeveer 43 pOt. der oppervlakte uit bonwlanid be-
staande, kan de 3,5 millioen bewoners op verre na niet
van het noodige voedsel voorzien. Tirol bestaat slechts
voor 4 pOt. der oppervlakte uit bouwland, Stiermar-
ken voor 18 pCt. De Jaoofdproducten in de Alpenlan-
den zijn: rogge, haver en aardappelen; in de voorlan-
den der Alpen en in de Donanivlakten treedt bij de
granen de tarwe meer op den voorgrond, waarnaast
aardappelen geteeld worden.
De berglaniden met hun Alpenweiden leenen zich
98
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
beter tot de veeteelt dan voor den akkerbouw. De run-
derteelt staart bovenaan in de bergstreken; in Stier-
marken is ook de ‘var’kens’houderij aanzienlijk, even-
eens in het heuvellaud en in het Weener bekken, en
hier is de schapenteelt van eenige beteekenis. Maar
ook vee is er niet ‘voldoende voor de vleeschvoorzie-
ning.
Hoewel de ak.kerbouw en ook de veeteelt in de berg-
landen van OostenTijk zeer ibeperkt zijn, leveren toch
de bergen andere bronnen van bestaan. Een groot ge-deelte van het bergland,.wel ongeveer 44 pOt., is mét
bossehen overdekt, en de exploitatie der bossahen
houdt er vele handen bezig. Wond en weide grenzen in het .bèr•gland niet alleen aan eikander, maar gaan
ook in eikander over; waar het woud gekapt wordt
vifldt het vee zijn weg.
Delfstoffen.
Een andere bron van bestaan in het
bergland leveren de delfstoffen. De Oostelijke Alpen
zijn van ouds bekend als rijk te zijn aan nuttige delf-stoffen. De ertsen zijn veelal aan dislocatiën verbon
den, en de Oost-Alpen, waar de verzakkingen en ver-
schuivingen zoo aanzienlijk zijn, vormden daardoor
een ertsgebied in de hoogste mate. Reeds iu de middel-
eeuwen was er schier geen gedeelte dezer Alpen, waar
niet naar edele metalen gezocht werd; Tirol had onge-
veer de beteekenis als later Californië en Zuid-Afrika
wegens den goudrijkdom. En in de gneismassa der
Oentrale Oostelijke A.]penketen, op de grens van
Karintlhië en SaFziburg, vindt men op een breedte van
180-190 K.M. goudhmrdende ertsgangen. Reeds de
Taurisken en de Romeinen wonnen hier goud, en na
de stormen der Groote Volksverhuizing werd de mijn-
bouw hier weer begonnen, clie in de 16e eeuw het
hoogtepunt bereikte. De goudzucht trok de mensohen
naar deze bergstreken tot in de sneeuwgewesten. Daar-
door werden de Oostelijke Alpen steeds dichter be-
volkt, en langs de geheele Noordelijke Alpen heerschte
een drukke bedrijvigheid door den mijnbouw, die eerst
verminderde toen de ‘edele metalen uit Amerika
Europa binnenstroomden. ‘ilhans is de productie van
edele metalen in dit gobied gering.
Van de andere metalen levert dit land noig lood,
kwikzilver, zink en koper. Lood vindt men vooral in
Karirit,hië. De hoofdieveraucrier niet alleen van het
Alpine-, maar ook van het Cis-Alpine koper, is Salz-
burg.
Het zwaartepunt van de miijnibouwproducten in de
Alpine-laudstreken ligt in de productie van zout,
bruinkolen en ijzer. IJzer en zout hebben sedert dê
middeleeuwen onveranderd hun beteekenis behouden.
De
belangrijkste
iijzerertslagen komen voor in een
strook ,.grauwakke” van Reichenau in Beneden-Oos-tenrijk over Opper-Stiermarken en Salzbiirg zich uit-
strekkend naar Tirol. Vooralin Stiermarken wordt
ijzer geleverd :de Ertsberg ‘tusschen Eisenerz en
Vorderuberg is reeds twintig eeuwen in exploitatie.
Daarnaast is
•
Karinthië Imt belangrijkste ijzergebied.
Het tegenwoordig Oostenrijk heeft steenkolen in de Alpenlaniden, die evenwel van jongen ouderdom zijn,
ni. uit de Trius-forimatie, en eigenlijk vorinén wat men
noemt ,,Schwarzlcohlen”. Deze koleniagen strekken
zich in geheel Beneden- en Boven-Oostenrijk uit door
cie Kalk-Alpen. Door het krachtig vonwingsproces,
waaraan deze kolenlaigen waren blootgesteld, zijn
zij echter veel verscheurd en in afzonderlijke banken
en lenzen verdeeld, waardoor de exploitatie moeilijk
en kostbaar werd. Sedert .de
aanvoer van, kolen, door
beter spoorwegverlceer van elders., voordeeliger kon
plaats hebben, is de kolenmijnbouw in deze streek veel
verminderd, zijn verscheiden mijnen gesloten. Alleen
bij Liieiifeld en in ide streek van Luns zijn nog kolen-
mijnen in bedrijf, doch zij hebben slechts locale betee-
kenis. –
Verder vindt men nog kolen bij Grüubaeh niet ver
van Wiener N.eustadt, welke lagen van den rand van
het Weener bekken tot in het Noorden van Tirol zijn
na te gaan. Doch ook hier isde opbrengst niet van
groote beteekenis; hij bedraagt niet meer dan 75.000
ton. Wel vindt men in •de Noordelijke Alpen een
groot aantal kleine kommen met bruinkolen, maar zij
zijn zeer beperkt. Een groep daarvan vindt men in het
gebied der Mur en. de Murz, dat zich voortzet in Be-
neden-Oostenrijk. Deze kolen zijn van goede qualiterit
en rij leveren jaarlijks ongeveer 1 mill. tonnen op.
Ook elders vindt men nog bruinikolen in dit gebied.
Grapliietlargen vindt men in Stiermariken. En veen
vindt men in Beneden- en Boven-Oostenrijk ruim
6.530 H.A., in Striermarken 2.267 H.A., in Karinthië
4.184 H.A. en in Tirol (volgens oude grenzen) 2.280
H.A. Uit het vorenstaansde mag men afleiden, dat
Oostenrijk, wat de kolen betreft, grootendeels is aan-
gewezen op den aanvoer van elders.
Dit laatste is van des te meer beteekenis, omdat de
Oostenrjksthe landen een aanzienlijken rijkdom aan
ijzer.ertsen bezitten, zooal.s wij reeds opmerkten, en
daaraan een leveridige ijzernijverheid verbonden is,
zoowel voor de levering van ruw ijzer als voor de be-
werking van ijzer.
H. BLINK.
Den Haag.
DE VESTIGINGSPLAATS DER HOLLANDSOFTE
HOOGOVENS.
Op de vesitiigingsplaats der nijverheid is in de
laatste jaren meer en meer de aandacht gevallen en
wie zich slechts indenikt hoevele fouten – en onher-
stelbare juist – er ‘bij liet kiiezen van die plaats ge-
maakt kunnen worden, zal dit wel aanstorids begrijpen.
Trouweus heeft de enquête door •de Mij. van
Nijverheid in 1917—’18 gehouden het belang eener
juiste vestigingsplaats voldoende in •het licht gesteld. De keuze van een goed terrein is d a.n ook als funktie
van zeer verschillende faktoren een zoo belangrijk
vraagstuk met het oog op de rentabiliteit der (>nder-
neming, dat het de moeite- waard gebleken is er een
speciale organisatie voor in het leven te roepen.” ) Verschillende studies zijn aan dit onderwerp ge-
wijd, waarvan dc ‘bekendste is het boek van Prof. A.
Weber, waarin ‘hij met hulp van een matheniat-icus
Dr. Georige Piek een ,,emniheitiiohe” theorie trahtto
op te stellen, die ondanks de kritiek van Boritkiewiez
en Sombart nog ongeschoikt staat.
Om het een en ander te kunnen toepassen moet
men weten:
le. vanwaar en met welke hoeveelheden de grond-
stoffen worden gehaald;
2e. de soort der ‘tranisporitwegen (land- of water-
vegen, enz.) en ‘de geldende tarieven;
3e. de aard van het bedrijf (o.a. om na te gaan hoe-
veel produkten men uit een bepaalde hoeveelheid
grondstoffen mag verwachten);
4e. de ligging der konsumptieplaatsen en de daar-
heen te vervoeren hoeveelheden fabrikaat;
5e. de bonen en de grondprijzen in verschillende
te beschouwen plaatsen.
Wanneer men een driehoek toekent, de hoekpunten
noemt Mi, Mm en Kr vooirstellende, twee plaatsen van
waar men mniterialen betrekt en de plaats waar de
konsu.men.t gevestigd is, dan zal de produktieplaa.ts:
P ergens in den deiehoek moeten liggen. Dat punt P
is het
transport icost en-nrinimumpumrt t
in den z.g.
standplaatsdriehoek.
Om P ‘té vinden gebruiken Weber
en Piek planirmetrisehe koustrrukties evenals Prof.
Larunjhardt v66r hen reeds had gedaan in zijn arti-
kelen over: ,,Die Bestimmuxsg des zweckm.ssirgsten
Standortes eines gerwerblichen Anlage”
(Z.
d. V. D. 1.
Bd XXVI. H. 3-1882), waarin hij o.a. de vestigings-
plaats voor een hoogenovenJblrjf
lconstrueerde,
waar-
voor de verhoudinigsgeta’llen van erts, kolen en ruw-
ijzer zouden zijn 100 : 82 : 32, terwijl hij zich voor-
stelde, dat het erts uit Brunswijk en de kolen uit
Dortmund gehaald werden. Daar echter de algemeene
1)
Ir. M. L. van der
Scdmaaff,
Tijdschrift Mij .van Nijver-
heici, Dec. ’19.
4
Februari
1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
konjunktuur verve van stereo
–
tiep is, waardoor in- en
verkoop wisselen, blijft ook de stah’dplaaitsdriehoek
variabel en zal de vestigingsplaats zelden beanrtwooi-
den aan de transportkosten-minimumplaa.ts. De verschillende mogelijkheden geven andere drie-
hoeken, die op de kaart een – laat tik zeggen –
P-v.eid uitstippelen, waarhuiiten men de standplaats
dus zeker niet moet kiezen. Afwijkingen worden
tewee1ggebrachit door geografische of andere bizonder-
heden en ‘zoo kan in het P-veld een niatuurlijk zwaar-
tepunt gevonden worden, dat eenvoudig heel het veld
in zich opneemt zocals in ons geval, wat zal blijken.
Hoe meer dan twee rna’teriaalbronnen kunnen wor-
den saamgesteld, hoe meerdere konsumptieplaa’bsen
in rekening gebracht worden, welke algebralsche for-
mules en stellingen opgesteld kunnen worden, daar-
voor verwijs ik naar Wber’a boek. Zij hier alleen ver-meld, dat men de som van het gewicht der grondstof-
fen (benoodigd voor 1 ton produkt) en 1 ton produkt
het
standplaasgewicht
S.G. noemt waajromrtrent een
stelling zegt: Een bedrijf met een hoog S.G. is niet
verbruiks – maar materiaal-bepaald. Dus een hoog-.
ovenjbedrijf moet zijn standplaats dichter bij de mate-
r,i aalbronnen ‘dan bij de konsumenten kiezen.
In de praktijk beantwoorden werkelijk de moderne
hoogovenbedrijven ‘vrijwel aan deze stelling. –
Evenals in Frankrijk en Duitsohlaud (Embden,
Bromen, Lü.beck, Stetbin) liggen de Italiaanische hoog-
ovens (uitgezonderd één boven Rome) allen aan de
kusten.: in de bocht von Pozzuali, verder aan de Tyr-
rheentsche kust, twee aan de Ligurische kust en één
bedrijf op de Noo’rdkus’t van Elba (vgl. Dr. Pothmann in Veltw. Arch. 15 Febr. 1918), zelfs zijn, in Slu’istkil
Fra.nsche
kooksovtens gebouwd alleen om d.e daar asn-
gebrachte steenkool ‘te verkoken voor d.e hoogovens in
Noord-Frankrijk. Tot zoover hot buiiténland en uit
het volgende moge blijken w’aar men zich alzoo de
vostigingsplaats voor een .hoogorve-nibedrijf koos of
dacht te kiezen in Nederland.
Omstreeks 1875 ‘had men in Gelderland wel enkele
ouderwe’bsche hoogoventjes, welke ijzeroer, dat op
enkele plaatsen hier gevonden werd,rerwerkteu, maar
zij zijn afflentgs verdwenen. In 1911 liepen geruchten,
dat een buitenlandsohe g-roep terreinen zocht voor een
hoogoçvebedrjf aan ‘de Beneden-Maas, maar behou-dens tij dschrifta.rtikelen over de wenschelijkheid of onmogelijkheid, hoorde men ‘van daden niets, totdat
in deze tijden de reeds begonnen beweging ten gunste
van de opriehtiixg van een modern bedrijf door de
omstandigheden werd verthaast.
De ,,Liimbuiiger Koerier” sprak van een Société
Hollanido-Baige, die een hoogoven en een cement-
fabriek op de terreinen onder oud-Vroenhoven in Lim-
burg wilde bouwen. Verder sprak men van een tweede
buitenlandsche groep, die het landgoed Cartenbach,
ook in Limburg, voor hetzelfde doel zou willen koopen,
terwijl ,,He’t Zuiden” berichtte, dat de direktie der
Oranje-Nassau-mijnen het landgoded Ter Worm aan-
gekocht had, om daar een hoogoven-industrie te ves-
tigen.
Na deze min of meer juiste berichten meldde de
,,N. R. Cr1.” ‘van 15 November ’17, dat het comité van
oprichting ‘van een hoogoven-, staal- én. walswerk met
de ‘insohrijver.s hadden besloten tot de oprichting van
een naa.mloo’ze vennootschap, inmiddels was in April
en Juni ’17 door de Tweede en Eerste Kamer
het
wetsontwerp betreffende de deelname door den Staat
met 734 mtillioen goedgekeurd en daarna Velzen als
standplaats gekozen; echter is ‘nu ‘de bouw om allerlei
redenen uitgesteld, ‘zoodat de bespreking over de
vestigingskeu,ze nog genoeg aktueel blijft.
Na erts aldus in zeer korte trekken georiënteerd te
hebben omtrent de theorie en de geschiedenis van
het HoU a.ndsch bedrijf, willen wij nog even wat ge-
gevens releveeren, die door het comité van oprichters
zijn gepubliceerd of die op grond van berekeningen
(die wij hier achterwege zullen laten, we willen alleen
zeggen, dat de litteratuur nogal uiteenloopende cijfers
‘opgeeft) uit den aard van het ‘bedrijf bekend zijn.
Grondstoffen: 550.000 ton erts (Bilbao, misschien
ook uit Grëngesberg); 300.000 ton kooks (b.v. om de
helft uit Ruil en Limburg); 200.000 ton kalksteen (uit eenige kalkgronidstreek); 30.000 ton schroot
(ijzerafval uit de omgeving).
Produkten: 120.000 ton’ scheepswalswerk; 30.000
ton ander wadswerk; 70.000 ton gietijzer; 320.000 ton
cement.
Biij deze jaarproduktie is nog te voegen een niet
onbelangrijke hoeveelheid elektrische energie. Ge-
bruikt
men
gasmotoren, dan ‘zal ongeveer overblijven
(na aftrek voor eigen gebruik) 6600 K.W. per uur,
gebruikt men stoommachines, dan waarschijnlijk niets,
bewandelt men een tussc.henweg als een der grootste
en modernste hoogovenbedrijven te Oberthausen door de helft der gassen in motoren en de helft onder ketels
aan te wenden, dan ‘houdt men ongeveer 3300 K.W.
per uur over.
Het een en ander.,wordt beslist door de technische
overweging of het getal in bedrijf zijnde ovens een
regelimatitgen ‘gastoevoer aan de motoren verzekeren, of
er een regulatteurketel tussehen geplaatst moet wor-
den, erts. enz.
Otver ‘de grondprijnen kan men kort zijn. Dat deze
faktor alleen van belang is bij zeer ‘groote verschillen,
blijkt uit een voerb:eeld (vrij naar Weber ‘blz. 31). Stel
een Thomasbedijf van 400.000 ton jaarproduktie
eischt een oppervlakte van 100 H.A., waarvoor in
plaats A betaald moet worden
f
5 per Are en in B
vfmaal zooveel. Voor A komt dit te staan op
f
50.000
en voor B op f250.000. Indien aan afschrijving plus rente 10 pOt. het eerste jaar betaald wordt, dan kost
plaats B een f 20.000 meer dan A of 5 cent op 1 Ton.
(Kost b.rv. 1 Ton
f
100, idan zou dit een verhoogin,g
van slechts 0,05 pOt. zijn.) De voornaamste faktoreu
zijn echter die der ‘transportkostcn-.oriëniteeering.
Een Iroogovenbedrijf ‘is rzooa,ls we gezien hebben:
materiaal-bepaald en een eenvoudige standpiaabadrie-
hoek steunende op de twee materiaalbronnen Rotter-
dam (erts, kolen) en Limburg (kolen) met als kon-
sumptieveld Zuid-Holland (en omgeving als Aniste,r-
dam, Haarlem, Vlissingen, Utrecht) leert dat noch
het Noorden, noch het Zuiden noch het Oosten des
lands voor het P-veid in aanmerking komen.
De theorie ‘zou dit per se uitwijzen. Dan blijven dus
over: Holland en Utrecht. Door gebrek aan groot
vaarwater, valt Utrecht ‘dadeljk uit. Enkele stand-
plaatsdriehoeken stippelen een veld uit, dat begrensd
wordt door de linies IJmuiden—Amsterdam en Hoek
van Holland—Rotterdam. Omdat een vaste bodem
voor de zware installaties gewenscht is, zijn de natuur-
lijke zwaartepuniten in dit veld de duinrand IJmui-
den—Hoek van Holland en ‘het Gooi. Aan de Vecht
zijn de trantspor’tmo’geljkhedeu ongunstiger dart aan
cle Noordzeekusit, blijft dus over de strook IJmuiden-
Hoek van Holland. De mond van den ouden Rijn kan
onimogelijk met zijn Zuidelijke en Noordelijke buren
kon,kurreeren, zoodat men nog nader beschouwen moet
de terreintatrooken langs den Nieuwen Waterweg en
langs het Noord-Hollandsch kanaal, beide vanaf den
zeekatnt naar binnen toe ‘tot een grens van siapper
grond. Een ‘nadeel ‘voor de terreinen langs den water-
weg – klaagt men – is dat zij te smal zijn, voorna-
melijk door den spoordijk; hoewel een niet noodzake-
–
lijk blijvend bezwaar kan het dan toch wel een oogen-
blikkeljke verhin,dering zijn.
Ten behoeve van hart in Velzen meest geschikte
terrein moet een weg verlegd worden, dus een nadeel is ook hier de ‘grondverplaatsing.
Zou men wel ooit een industrieterrein geheel naar
eisch op- en bijgewerkt ‘vinden?
Ten opzichte van het kcs]entranisport uit Ruil,
Scrhotland, Yorksthi,re, Durhatm, Northumberiand, en.z.
liggen beide plaatsen even gunstig, voor het koleu
transport uit Limburg biedt H. v. H. het voordeel van
100
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
een korteren weg en van denzeifden weg (waterweg
de Maas). Blijvende besparingen tellen het zwaarst.
De ertsaanvoer zal hoogstwaarschijnlijk grootea-
deels uit Bilbao (waar Hollanders koncessies bezitten) zijn en voor een geringer deel uit Zweden, in dat geval
ligt H. v. H. een ‘halven dag varen gunstiger t.o.v.
Bilbao.
Omdat een hoogoveriindustrie in Nederland niet
bestaat, teekenen zich geen centra af waar de bonen
voor clie industrie ee.n minimum vertoonen. Uit
statistieken weet men alleen, dat de hoogste bonen
in de zware industrie worden betaald.
JAC.
BROUWLR
Januari 1920.
AANTEEKENI NGEN.
Credietverleen.ircg door de Ver-
enig d e S t a ten..
– Naar de lezer zich zal herin-
noren toonde de heer Westernian zich in No. 210 van
dit blad sceptisch gestemd t.o.v. den omvang der
.financieele hulp die voor Europa van de Ver. Staten,
te waohteu is, omdat ten eerste het gewone bankcre-diet niet dienen ‘kan en vervolgens omdat de uitgifte
eener leening op moeilijkheden zal stuiten.
fliertegenover stelde Mr. Moil in No. 212 sijn opti-
mistisch getinte beschouwingen, er op wijzende, dat
langs Treas.ury en F’ederal Reserve Banlcs tengevolge
van het aannemen van de Edge-bill het Gouverne-
ment oficieus zijn steun verleent ter financiering van
credieten, welke corporaties van exporteurs aan Euro-
peesch importeurs mochten willen verleenen.
In verband hiermede is het wellicht van belang ken-nis to nemen van enkele recente uitlatingen van ge-
zaghebbende zijde, waarvan de. eerste twee ontleend
zijn aan de Annual Financial & Commercial Review
van The Times van 23 Januari 1.1.
In de ecrste plaats is daar aan het woord Thomas W.
Lamont van het Huis Morgan & Co’.
,,Hocwel de nood van Europa alleszins door Amen-
kaansche bankiers en industrieelen begrepen wordt,”
aldus de Hr. L., ,,zijn er niet te onderschatten mooi-
liji heden, om dit begrijpen in handelen om te ‘zetten.”
Ten eerste noemt hij de flauwe stemming der Amen-
kas nsche heleggingsmarkt, sinds geen beroep meer
op de vadenlandslief.de der kapitaalbezitters kan wor-
den gedaan, waardoor de 1 November 1919 in de
Ver. Staten geëmitteerde Engelso.he leening, groot £ 250.000.000, hoewel oogenschijnlijk een succes,
slechts met behulp van een ‘groep banken geen misluk-
king werd.
Wegens de inkomstenbelasting, van 25 tot 75 pOt.
van het inkomen hedragend, koopt de groote Amen-
kaansohe ‘belegger liever belastingvrije
31%
en 3% pOt.
obligaties van zijn eigen gouvernement, die (volgens
mededeeling van den hierna nog te noemen Hi. Ro-
berts) een rendement van 5
3
/4
geven, •dan 6 pOt.
Engelsche, waarvan, genomen tegen koers van uitgifte,
het rendement lYi-3 pOt. is. Geen wonder dan ook, dat
buitenlandsc,he leeningen laag noteeren. Zoo worden
de 5 pOt. Engeisch-Fransohe obligaties verhandeld
tegen een koers, die ongeveer 10%p0t. rendement geeft.
Een zoodanige rente kunnen de Europeesche regeerin-
gen, voor nieuwe leeningen natuurlijk niet aanbieden.
Hierbij komt dan, dat de Fed. Ras. Banken het maxi-
mum hunner crediet-capaciteit naderen, terwijl er een
groote levendigheid in zaken heerscht en dito vraag
naar crediet. Eenstemmigheid heerscht er over het
feit, dat de credietbeihoeften van Europa verre uitgaan
boven het vermogen van de banken. ,,Bovendien”,
merkt de Hr. L. op, ,,op dit ‘gebied zijn Groot-Brit-
tannië en de Ver. Staten het eens, dat voortgaan met
het scheppen van crediet een steeds verder opdrijven
der prijzen beteekent en een steeds meer oniontwar-
maken van een toch reeds zoo verward probleem.
Noch Amerika noch Europa kan helpen of geholpen
worden dan door credieten verleend uit bespaarde
koopkracht.”
Vervolgens dringt hij aan op het sluitend maken der
budgetten zonder het scheppen van nieuwe koop-
kracht. ,,Wanneor op die wijze Europa een werkelijk
begin heeft gemaakt met de oplossing van haar eigen
problemen, dan zal daarmede iets gedaan zijn, om den
weg te openen voor krachtdadige Amenikaansohe
hulp.”
Tenslotte wordt dan nog gewezen op de pogingen,
die Frankrijk en Engeland ten koste van groote
offers (door den ongunstigen stand hunner wissel-
koersen) thans doen., om zich nieuwe markten te ver-
overen en zich belangen bij vreemde ondernemingen
te verzekeren, maatregelen, die naar gehoopt wor.dt, in
de toekomst hun vruchten ‘zullen afwerpen. ,,On this
point Americ has no criticism to offer, unless it is
of herself being more or less fast asleep on such
subjects as these, ibut the has this to .say: that the
sentimental appeal to American investors and to
American people generally to lend to Europe and so
endeavour to correct the adverse trade balances, is
very much weakened iby any such situation or state-
meuts, as 1 have just alluded to.”
Ook George E. Roberts, Vice-Pres. van The Natio-
nal City Bank of New York, legt den nadruk op de
hinderpalen, die aan de credietverleening aan Europa
in den weg staan. Hoewel minder uitvoerig dan de Hr.
Lamont wijst hij op dezelfde moeilijkjheden als deze.
Wie bovenstaande beschouwingen leest, zal tot de
conclusie komen, dat het pessimisme van den fin.
Westerman alleszins gewettigd is. De moeilijkheden,
welke worden opgesomd en die voortvloeien u.it
de
heerscthende economische toestanden in de Unie en
Europa en die men dus niet met een peunestreek
kan doen verdwjijnen, vormen de keerzij.de
van de
maatregelen, welke ter verbetering van den toestand
worden aanbevolen. Ten aanzien van, de waardeering
hiervan bestaat naar het wil voorkomen eenstemmig-
heid in de Vereenigde Staten.
De overheid’s-hulp valt al dadelijk af sinds de bekende
verklaringen van Glass en Harding, welke laatste
voor de Massac’husetts Ban,kers’ Association te Boston
op 8 Januari zijn uitlatingen van einde October te
Atlantic City herhaalde. Slechts is het waarschijnlijk,
•dat op Hoover’s voorstel nog een ‘brood-cradiet van
100 k 200 millioen dollars verleend zal worden.
Ten aanzien van de mogelijkheid van bankcredieten
wordt naar het bovenvermelde verwezen. Slechts zij
hier nog gereleveerd, dat de fin. Harding zich te
Boston als volgt uitliet: ,,Het is van ‘het grootste he-lang, dat alle lange exportcredieten buiten de banken
om verleend worden, wier politiek behoort te zijn, huo
positie liquide te houden.”
Wat de lange credieten door handel en industrie te
verleenen betreft, de Hr. Eugene Meyer, hoofd der
War Finance Oorporation verklaarde 3 Januari j.l.
in een rede te New York, dat het hem verheugde, te
kunnen mededeelen, .dat reeds eenige dergelijke ere-
dieten verleend waren, terwijl over meerdere onder-. handeld werd, waarvan er drie 5 millioen bedroegen. Bij de benoodigde bedragen zinken sommen als deze
evenwel in het niet.
Rest dus het crediet, te verkrijgen door het doen van
een beroep op de beleggingsmarkt. Gegeven de bekende
moeilijkheden, zijn de van de Edge-bili gekoesterde
verwachtingen niet hoog gespannen.
,,It rema.ins to be seen, how much caipital will be raised under the act,” schrijft de Hr. Roberts. ,,De
ontwikkeling van onren buitenlandsehen handel onder
de Edge-bill zal waarschijnlijk langzaam gaan”, aldus
de fin. Harding te Boston.
Ten slotte heeft men als geneesmiddel de kwijt-
schelding van een ‘deel der Europeesche schuld door
de Vereenigde Staten genoemd. De Hr. Roberts wijdt
hieraan eenige regels. Hij is er tegen ,,De Europee
sche schuld ‘aan Amerika, mits verstandig beheerd,
behoeft niemand drukkend te belasten. Tijd is de voor-
naamste factor, waarmede rekening gehouden moet
4 .Februari 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
la
worden.” In dit verband kan vermelding vinden de jongste uitlating van Secretary Glass, waarin deze zich verklaart tegen deelname der Amerikaansche
rQgeering aan de in het hekende memorandum ge-
vraagde valutaconferentie, omdat deze de hoop zou
verlevendigen, dat het Amerikaansche volk de lasten
van Europa op zich zou nemen door verdere regee-
ringsleeningen, door Amerika te verstrekken en da
kwijtschelding van eenige of alle verplichtingen der
Europeesche regeeringen ten opzichte van Amerika.
Van de Vereenigde Staten als zoodanig is dus niets te
verwachten, de belasting der banken nadert haar
maximum en Governor Harding heeft ‘hen zelfs ge-waarschuwd. Resteeren dus alleen de direct belang-
hebbenden, aan wier ingeniositeit het vinden van den vorm van eventueele credieten wordt overgelaten.
Is hiermede het nut van het memorandum veroor
deeld? Het wil ons voorkomen van niet. De ondertoon
van alle Amerikaansche uitlatingen toch is: Slechts
indien Europa zich regenereert, zal hulp verleend wor-den. Deze voorwaarde stelt ook het memorandum. Om Europa weer op de been te ‘helpen kunnen geen ,,well-
inteutioned philantropists” gebruikt worden, doch
zijn harde heelmeesters noodig. – W.
Verplichte Werkloosheidsverze-
e r i n g i n 1 t al i ë.
– Met 1 Januari 1920 is in
Italië de Wet op de Werkloosheidsverzekering in wer-
king getreden en de Minister van Nijverheid, Handel
en Arbeid heeft een mededeeling verspreid, waarvan de vertaling de volgende is:
,,Er wordt in herinnering gebracht aan alle werkge-
vers (fabrikanten, handelaars, mijneigenaars, agenten,
landbouwers, pachters, en?4, dat met 1 Januari 1920
de Wet van 19 October 1919, No. 2214 in kracht
treedt, bij welke aan •de verplichte verzekering tegen onvrijwillige werkloosheid wegens gebrek aan arbeid
zijn onderworpen de arbeiders van beide seksen, die
hun werk verrichten in dienst van anderen en een
belooning genieten volgens arbeidsduur of naar stuk-
werk en voorts de particuliere beambten, die een
totale niaandelijksche bezoldiging genieten van niet
meer dan L. 350.
Van dat tijdstip af begint dus voor de werkgevers d
verplichting tot het inhouden van kortingen op het
loon der arbeiders of beambten, die in hun dienst zijn,
overeenkomend met de premies voor de verzekering en
de verplichting tot storting •dier premies, omdat zij,
niettegenstaande de premies voor de helft ten laste
der verzekerden zijn, verantwoordelijk zijn voor de
regelmatige betaling der premies.
Derhalve moeten de werkgevers vanaf 1 Januari 1920
voor iederen beambte of arbeider in hun dienst de
premies, die te hunnen laste zijn, afhouden en daar-
van aanteekening houden in hun loonstaten, om in de
premiebetaling te kunnen voorzien volgens de voor-
schriften, die in alle gemeenten van het Rijk zijn
verspreid. Het afhouden moet gelijk met de loonhe-
taling plaats hebben. De verzekeringspremies, die
voor iederen werkdag verschuldigd zijn, varieeren met
het isalaris of het loon van den verzekerde en zijn
vastgesteld op de volgende bedragen:
L. 0,06 per dag (waarvan L. 0,03 ten laste van den
verzekerde) voor dagloonen of tot dagloon herleide
bonen tot een maximum van L. 4, L. 0,12 per dag
(waarvan L. 0,06 ten laste van den verzekerde) voor
dagloonen of tot dagboon herleide bonen van L. 4 tot
L. 8, L. 0,18 per dag (waarvan L. 0,09 ten laste van
den verzekerde) voor dagboonen of tot dagloon her-
beide bonen boven L. 8.
Van de verplichting tot verzekering zijn alleen uit-
gesloten de werklieden of beambten, die hun vijftiende
levensjaar nog niet hebben volbracht of hun vijf en
zesti.gste hebben voleindigd; de thuiswerkers en de
huisbedienden; de vaste werklieden in dienst van den
Staat, van de Provincie, van de Gemeenten, van de
Kerkgenootschappen en van de Lokaalspoorwegen en tramwegen, wier rechtspositie bij de wet is geregeld.”
De verplichte werkboosheidsverzekering is dus in
Italië in werking getreden en wel volgens het vaste-
premiesysteem. Gezien de neiging tot socialiseering
en monopolisatie der Italiaansche regeering was ook
wel geen ander systeem te verwachten, hoewel ik
niet licht een particuliere instelling zou durven aan-
raden werkloosheidsverzekeringen tegen vaste premies
af te sluiten. Geen risico bijna is meer afhankelijk
van de individueele neigingen en daardoor meer on-
berekenbaar dan juist •het werkloosheidsrisico en
slechts de Staat, die over onbeperkte mtIdelen be-
schikt kan een dergelijk systeem exploiteeren. Wat is
namelijk het gevolg van het vaste-premiesysteem?
Iedere werklooze wordt onderhouden tea koste der ge-
meen,schap, zonder dat van hem zelf eenig offer wordt
geëischt, terwijl volgens het meer gebruikelijke systeem
van den spaardwang, iedere arbeider gedwongen
wordt een bepaalde som te sparen, waaruit de eerste
weken van
zijn
werkloosheid worden bestreden, terwijl
de Staat of verzekeraar eerst dan een bijdrage ver-
leent. Omdat de arbeider in dat systeem bij een werk-
loosheid zijn spaargeld eerst gebruikt en na beëindi-
ging der werkloosheid weer opnieuw moet beginnen te sparen, is de prikkel om werk te vinden veel groo-ter dan bij het vaste-premiesysteem en zal mi. alleen
de spaardwang of hoogstens een combinatie van beide
• stelsels in de
praktijk
voldoen. De tijd zal leeren, weike
resultaten in Italië bereikt zullen worden. – A. W.
ONTVANGEN:
* Over den internationalen financieelen en econorni-
schen toestand,
door Mr. G. Vissering, Amstei-
dam—Den Haai 1920.
Grafische voorstelling van de wisselkoersen der voor-
‘aaansste landen in Nederland gedurende 1919.
Uitgegeven door de Ned. Handel Mij., Agent-
schap Rotterdam.
De grafieken geven een duidelijk en nauwkeurig beeld
van het koersverloop der voornaamste devisen in 1919.
Wij
missen evenwel noode het voor het maken van vergelijkin-
gen zoo waardevolle overzicht der procentueele afwijkingen,
dat het vorig jaar deel van de publicatie uitmaakte.
Aantal ambtenaren der gemeente en hun salarissen in
de laatste 25 jaar.
Publ. 56. Uitgegeven door het
Bureau van Statistiek der gemeente Amsterdam.
Amsterdam, 1920.
* Wordt nader aangekondigd.
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.
The American Economie Review. – Cern-
bridge, December 1919.
A. J. Pilisbury,
An adventure in state insurance;
F. L. Vaughan,
Suppression aud non-working of
patents;
D. W. Douglas,
Arnerican minimum wege
laws at work;
E. R. A. Seligman,
The cost of the
war and how it was iiet; C. C.
Plehn,
The income tax
as applied to dividends;
H. Best,
Extent of orga-
nization in the women’s garment-making industries
of New York.
The Journal of Political Economy. –
Chicago, December 1919.
S.
R. Stichter,
The management of labor;
B. M.
Squires,
The marine worker’s affiliation of the port
of New York; 0. C.
Plehn,
An assessrnent roll for
the income tax.
The economie Journal. – Londen, Decem-
ber 1919.
J. 0. Stamp,
The special taxation of business pro-
fits;
R. G. Iiawtrey, The gold standard;
Prof.
A.
0.
Pigou,
Marshall’s ,,Industry and trade”;
H. D. Hen-
derson,
The railway strike.
Jahrbücher für Nationalökonomie und
Statistik. – Jena, October 1919.
H. Waentig,
Briavoinne;
Joh. Müller,
Die wirt-
102
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
scbaftliche Gesetzgebung des Deutschen Reichs. (Die
Transport
. .
f
1 1.014.495,-
Zeit vom
9.
November
1918
bis 31. Mrz
1919
um-
Zeist f738.000,- 501
0
/0
obi.
ft
100
0/•
fassend)
2.
Tei];
0. Heyn,
Zum Problem der Geld-
Odoorn 1100.000.- aand.
ft
100
0/o.
entwertung;
F.
Mataré,
Statistik
der Wahien zur
Bank- en Crediet-instellingen ……
.,
200.000,-
verfassunggebenden deutschen Nationalversammiung
zijn de:
vom
19.
Januar
1919.
Middenstandsb. v. Limb.
f
200.000,-
aand.
a
100
Olo.
1
d e m.
–
Jena, November
1919.
Hypotheekbanken
(werkzaam
in
H. Koppe,
Die
Kriegsanleihen
der europaischen
Nederland)
…..
……………
..
498.750,-
Groszmiichte III (Schlusz);
Joh. Mütler,
Die wirt-
zijnde:
–
schaftliche Gesetzgebung des Deutschen Reichs. (Die
N.V. De Cred.-.Hyp.bank
/
500.000,-
Zeit vom 1. April bis 30. Juni
1919
umfassend);
A.
6
°Io
pandbr.
a
9914
0
/0.
Pfiitze-Orottewitz,
Entwicklungstendenzen in der Ge-
Industrieele Ondernemingen ……
..
9.846.250,-
treidemül erei, Dargesteli t n ach statistischen Ermit-
zijnde:
telungeu
für
Sacheen;
C. H. P. Inhülsen,
Goidbe-
N.V Vereen. Kaatsheuvelschc Stoom-
st.nde und Notendeckung.
sehoeufabrieken /100.000,- aand.
Zeitechrift für Sozialwissenschaft.
–
Apeldoornsche
-Machinefabriek
en
Leipzig,
20
December
1919.
Metaalgieterij v/h. Loog Landsal
K.
Brauer,
Probleme des Reichsfinanzweeens
H
f
150
00
–
6
0/
otji.
97’/,
0/.
N.V. Kon. S’toarine Kaarsenfabrick
(Schlusz);
Joh. Pfitzner,
Die wirtschaftlichen Eman-
,
f
3.2u0.000,-
6
0/
cum.
zipationsbestrebungen
der
Vereinigten Staaten von
pref.
winstd. aand.
A 1 100
0/,
Amerika und ibre Erfolge
II
(Schlusz); R.
Hennig,
f
3.200.000,-
6
0/
cum.
pref.
Der ,,stumme Handel” als pandemische Erscheinung
winstd. aancieelen
B
0.
100
0/s,
II (Schlusz);
L.
Pohie,
Englische und preussische
1
1600.000- aand.
0.
200
°/o.
Steuerveranlngung;
W.
Feld,
Familienweise Bevöl-
Oultuurondernemingen,Handelsver-
kerungsstatistik;
H.
F.hlinger,
Die Einwanderung
eenigingen en Handeisvenu…….
900.000,-
in Amerika;
G. Buetz,
Die agrarischea Möglichkeiten
zijnde:
Ohinas;
H.
Hoelernaiwz,
Die Anwendung des Grund-
N. S.
Technisch
Import
Bureau
satzes der Gleichheit auf die Eritlohnung des gelernten
Mijnen Syndic. ,,Soengei Pagoe”
und
des ungelernten
Arbeiters;
E.
iSchuitze,
Die
–
I.C.
f
300 000,— aand.
0.
100
Olo.
nordamerikanischen Schiffepreiso im 10. Jahrhundert.
Cultuur Mij
.
,,Wariiigin” /100.000,-
aand. 5. 100
‘Is
D i e B ank.
–
Berlijn, November
1919.
–
Diversen ……………………..
2.150.000,—-
A.
Lansburgh,
Die Wiedergeburt des Privatban-
zijnde:
kiers;
L.
Eschwege,
Der Ausverkauf des deutschen
Waterschap ,,Woudsend”
f
150.000.-
gewerblichen
Vermögens;
E.
Sch-ultze,
Englands
5’1′
0/0
obi.
0.
100
0
/0.
Kriegskosten.
Maatsehappij tot aanleg en expl. van
Laagspanningsnetteu
/
2.000.000,-
6
0/
obl.
0.
100
0/o.
MAANDCIJFERS.
Spoorwegleeningen
…………..
,,
15.000.000,-
zijnde:
–
EMISSIES IN JANUA.RI
1920.
Roll.
Ijzeren Spoorweg-Maatschappij
Provinc. en Gemeentelijke leeningen
f
11.014.495,-
0/5
obl.
0.
100 Olo.
–
zijnde:
Totaal ….
f
89.609.495,-
Noord-Holland
/
10.202.000,-
6 0/,
–
Bovendien:
obl.
0.
99
1
1
0/0.
/
101.080.000,- 21m. Schatkistpromessen
0.
f
922,70
Transporteeren.
.
f
11.014.495,-
,,
2.913.000,-
41!, 0/
Schatkistbiljetted
,, ,,
1001,54
ONTVANGSTEN VAN SPOOR- EN TRAMWEGMAATSOHAPPIJEN OCTOBER
1919.
(Ontleend aan ,,de
Ingenieur”.)
Totale ontvangsten,
Namen der Maatschappijen.
.
Personenvervoer.
Goederenvervoer.
________________ October 1919.
-_________________
1
October 1918.
Maatsch. tot
ExpI.
van
S.S.,
N.
C.-S.
en Noord-
Brab. Duitsche Spoorwegmaatecbappij ……
f
3.042.711,-
/
4.990.637,-
18200.218,-
f
7.202.008,-
1)
Roll.
IJzeren Spoorwegmaatschappij
……..
,,
3.051.094,-
,,
2.569.605,-
,,
5.802.842,-
,,4.521.118,-
1)
Trarnw.mij.
,,de
Meijerij
..
. ………………
–
34.463,08’12
,,
35.875,68
,,
26,32112
,, –
9.794,88’12
,,
9.867.26
,,
79.681,31
,,
67.527,78′!,
,,
71.795,51
,,
143.906,39112
,,
136.269,37
,
Westiandsche Stoomtramw-egznaatschappij
..
..
…
,,
27.864,04
11.292,51
,,
40.283,24’12
,,
40.724,55′!,
Zuid-Nederlandsche Stoomtramweg-mij……….
Gemeentetram te Amsterdam
…………..
,
921.795,37V,
–
921.795,37
1
1
,,
674.587,95
Nederlandsche Tramwegniaatschappij
………..
Rotterdamsche Trarnwegmaatschappij
………..
Rotterdamsche Electrische Tramweg-mij ……
–
,,
435.897,23V,
,,
309.949,61
Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij
…
lijn Samarang-Vorstenianden-Willem
1
–
–
767.000,-
,,
641.556,
Oost-Java Stoomtramwegmaatschappij
……
–
–
,,
20.200,-
,,
16.200,-
–
–
,,
72.500,-
,,
65.100,-
Semarang-Cheribon Stoomtramwegmaatsch
– –
386.100,-
,,
338.500,-
Samar.-Joana Stoorntramwegmaatschappij
…
435.897,23′!,
–
—
315.300,-
,,
269.100,-
Serajoedal Stoomtramwegmaatschappij
–
lijn
Modjokerto-Ngoro
……………………
– .
–
52.500,-
,,
48.900,-
lijn Soerabaija-Krian…………………….
–
–
,,
15.300,-
,,
12.900,-
Kediri Stoomtram-Maatschappij
– –
75.400,-
,,
69.561,-
lijn Maos-Bandjarnegara
…………………
lijn
Bandjarnegara-Wonosobo……………..
–
–
71.400,-
,,
51.201,-
Malang Stoomtram-Maatschappij
……………..
– –
575.000.-
,,
428.747,-
Deli-Spoorweg Maatschappij
…………………
Dedemvaartsehe Stoomtramweg-maatschappij..
/
12.889,15
f
25.668,67
,,
40.037,87
,,
48.431.58
1
!,
De ontvangsten der groots maatschappijen, die in ,,de
Ingenieur’ ontbreken,
zijn aan het ,Maandschrift
Centr. Bureau Statistiek”
ontleend.
1) Definitieve opgave.
4
Februari
1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
103
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
S**
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
T
d {Vrsch.inR.C.
5
vv
’19Aug.’14Zwits.Nat.Bk.5″g
2lAitg.’19
Disc.Wissels.
4 1Juli’15
Zweeds.R.ksbk
6 12Juni’19
Bk BeI.Binn.Eff.
4
1Juli’15
Bk.v.Noorw.6-6
18Dec.’19
Bk. van Engeland 6 6Nov.’19 Belg. Nat. Bk. 3/
6Oct. ’19.
Duitsche Rijksbk.
.5 28Dec. ’14
Bank v. Spanje 5
12Nov.’19
Bk. van Frankrijk 5
21Aug.’14
Bank v. Italië. 5
10Jan.’18
Oostenr. Hong. Bk. 5
12Apr.’15
F.Res.Bk.N.Y. 4-5 –
Nat. Bk. v. Deneso. 7
21Nov.’19
Javasche Bank 3
1
1Aug.’09
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
CaIl.
Part.
Prolon-
disoonto
gaue
disconto
disconto
dLc.
moneu
31 Jan.
’20
3
1
14
3
1
1s
511
1)
4-
1
1
18-19
t)
26-31. J. ’20
38/_710)
3_i/
5
4
1
4_
1
1
–
9-19
19-24
’20
3
3
1-
7
/
3
1
1-
8
1
518
4-‘!,
—
5-8
12-17 ,, ’20
3’/-4
1
/,
3’1.4
5
1
It,-/4
4-
1
1
6-15
27 J.-1 F. ’19
37/_4
1/
31/
4
.41/
4
31/_)
*
38/,…4lf,
26 J. 2 F.’18
3_l/
414
4
1
/1t
4
-1
1t
–
20 24Jilf’i 4
3
/
1
/s
2 ‘/-‘/,
2
11
-3
4
2
1/.1/,
214
t ‘/-2’/,
t)
Noteering van
30 Januari.
2)
Het particulier disconto der gemeente.
wis,ele was in de
afgeloop.n
week
1
19
8
1 pCt.
hooger.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
In het begin der week bleven de wisselkoersen nog sterk terugloopen. Dinsdag begon er echter voor enkele koersen
reeds een kentering te komen en Woensdag liepen bijna
alle koersen niet onaanzienlijk op. De verbetering was
echter wederom slechts voorbijgaand, althans op de vol-
gende dagen bleven de koersen opgeveer staan of liepen
weder niet onaanzienlijk terug. Alleen Londen bleef tame-
lijk gezocht. De overige Europeesche koersen liepen allen
weder meer of minder terug en ook heden waren deze allen
weder zeer flauw, zoodat Marken weder 2.90, Parijs en
België 19.65 noteerden. Ook de neutrale wissels bleven sterk
aangeboden. Zwitserland werd heden een oogenblik voor
45.25 afgedaan en Kopenhagen werd onder 41 ve
–
handeld.
New York was eveneens in den loop der week niet onaan-
zienlijk lager en Dinsdag voor 255Y
2
it 256 verkrijgbaar,
waarna een kleine verbetering intrad. Spanje 50.-, 47.-,
48.25, Argentinië ca. 112.
KOERSEN IN NEDERLAND,
D
ato
Londen
5)
Parijs
5)
Berlijn
5)
Weenen
5)
Brussel
New
York’5)
26 Jan. 1920..
9.31
20.30
2.60 0.70
20.25
2.63
1
/
27
1920..
9.07
19.35
2.35 0.75
18.8 24
2.55
8
/t
28
1920..
9.16 19.65
2.97e
0.90
18.80
2.56
2
/a
29
1920..
9.17
20.35
3.50
1.05
19.27
1
2.58
30
,,
1920..
9.20 20.40
8.15
1.-
19.774
2.61
31
,,
1920..
9.18
20.-
3.12
0.90
–
–
Laagste d. w.’)
9.05
19.20 2.30
0.70 18.60
2.55
Hoogste ,,
,, ‘)
9.52
21.30
3.55 1.05
21.10 2.66
24 Jan.1920..
9.60
21.65
3.30
0.80
‘21.37/
t
2.67′
17
,,
1920..
9.89k
22.92v
1
4.60
1.05
5
22.90 2.66
Muntpariteit..
12.10
48.-
50.41
48.-
2.48I4
5)
Noteering te Amsterdam.
*5
)
Noteenng
te Rotterdam.
1) Particuliere opgave. 9) Noteering
van 23Jan.
t)
idem van 16 Jat.
D
t
°°
Stock.
holm5)
Kopen-
hagen
5
)
Chria-
tiania’)
Zwitser.
land’)
Spanje
1)
Batavia
t
j
telegrafisch
26Jan. 1920
53.25
44.-
48.-
47.55
49.60
101
1
/4
27
,,
1920
52.-
42.25
47.25 47.45
49.25
101°/4
28
1920 51.50
42.25
47.-
47.50
47.10
10114 29
1920 51.75
42.10
47.-
47.35 47.55
101’/
30
,,
1920 51.30
42.-
47.-
46.75
47.80
101
2
1t
31
,,
1920
51.-
40.75
46.75 46.40
48.25
101’/4
L’ste d. w.’)
51.-
41.-
46.50 46.30
47.-
101’/ 11’ste ,,
,,’)
53.50
44.20 48.20
47.65
50.-
101’14
24 Jan. 1920
53.90
44.80
49.-
47.70
50.25
101’/t
17
,,
1920
55.65
47.50
52.30 47.85 50.85
101’1
Muntpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
48.–
100
KOERSEN TE NEW VORK.
‘
D
,
°
Col,le Lond.
(in
S
per
£)
Zicht Parijs
(in frs.
P.
$)
1
Zicht Berlijn
(in ct.
P.
4 Rm.)
Zicht Amsterd.
(in
cia p.
gld.)
31 Jan. .. 1920
3.50.85
13.38
nom.
38
5
18
Laagste d.week
3.50.-
12.37
nom.
38
8
18
Hoogste,,
,,
3.60.50
13.33
nom.
38
5
1
24 Jan. .. 1920
3.62.75
12.07
non,.
37
8
/t
17
,,
..
1920
3.69.50
11.62
nom.
378/t
Muntpariteit. .
4.86.67
5.18’1
95’1
40
8
11.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.
Plaatarn en
Londen
Noteerings-
eenheden
17
Jan.
l91
24Jan.
120
26-30
Jan.
Laagste
1
Hoogste
30
Jan.
1920
Alexandrië..
Piast. p. £
97
7
!,,
97
7
/,t
97′!,.
977/
97111
•B. Aires’)..
d.p.gd.pes.
63
1
/s
6418
64’12
67
66’1
Calcutta . .. .
sh/d.p.rup.
214
1
!,.
214′!,
213
1
/s
214
1
!,
214
Hongkong ..
id. p. $
5
511
1
13
512
s/s s/s
Lissabon ….
d.p.escudo
17
1
1,
17
1
1,
16
1
1
18 17
1
12
Madrid
….
Peset.
p.
19.49 19.43
18.95
19.50
19.22
•Montevideo’
d.p.peso
67
68
1
!,
68
1
14
69’18
69
8
18
Montreal….
$ per £
4.01
7
18
4.02
3.95 4.00 3.96
1
12
*R.d.Janeiro.
d.p.milr.
17
18
!,,
17
7
/s
17
8
4
17
1
1,
17’/4
Lires p. £
50.69 51.69 52.00 55.30
54.25
Shanghai
. .
sh/d.p.tael
811
1
1,
8/3’a
811
8/11
819’12
Rome
…….
Singapore ..
id. p. $
214
11
1,2
2/4r/,,
214
5
/,,
214
1
1,
2/4
5
/,,
•Valparaiso.. d.p.pap.p.
18
11
1,2
13
15
!1,
14
9
!,.
14′,
14.’!,
Yokohama ..
sh/d.p.yen
218
1
19
1
218
1
1,
218
1
1,
1
21921
t
219
*
Koersen der vooraiga&nde dagen.
1)
Telegra6sch tranafert.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen
te
New York
81 Jan.
1920 ……..
84’/t ‘)
183
24
,,
1920 ……..
80’/g
132
1
/,
17
,,
1920 ……..
77’/
129
1
!, 10
,,
1920 ……..78
1
/,
2
)
135
1 Febr.
1919 …… ..48′!,,
10111
8
2 Febr.
1918 ……..
43/4
86’10
20 Juli
1914 ……..
24″!,.
54
1
18
1)
Noteering van 30 Jan
8)
idem van 9Jan.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 31 Januari 1920
Activa.
Binnenl. Wis-t H.-bk.
f17075933036
1
12
,,
1.387.429.30
sels,
Prom.t
B.-bk.
enz. in disc.
Ag.sch.
,, 60.475 654,89′!,
232.622.414,56
Papiero. h. Buitenl. in
disconto
……………………..
–
Idem eigen portef..
f
48.904.257,–
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.
,,
–
Beleeningen
48.904.257,-
m
ci. vrsch.
f108.024.732,11
1
12
{H.bk.
in rek.-crt.
B.-bk.
,,
14.605.843,84’12
op ..onderp.
Ag.sch.
91.434.357,95112
f214.064.933,91
1
1,
Op Effecten
……
f213.510.033,91′!,
Op Goederen en Spec. ,,
554.900,-
214.064.933,91112
Voorschotten a. h. Rijk
…………….,,
12.086.859,02
Munt en Muntinateriaal
Munt, Goud ……
f
56.411.350,-
Muntmat., Goud ..
.575.433.63859
1
1,
(631.844.988,59 8/
Munt, Zilver, eng. •
,,
8.229.261,91
1
1,
Muntmat., Zilver
Effecten
640.074.250,51
Bel.v.h.Ree.fonds..
f
4.514.136.88
id. van ‘/.v.h.kapit.
3.909.012,74′!,
8.423.149,6211,
Geb.enMeub. der Bank …………….
..
3.312.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
39.775.451,71 1/,
f1.199.283.316,34
‘Is
Passiva.
Kapitaal
……………………..
f
20.000.000,-
Reservefonds
………….
………
.,
5.000.000,-
Bankbiljetten in omloop ………….
, 1.039.062.050,-
Bankassiguatiën in omloop ……….
..2.305.870,18′!,
Rek.-Cour. 1 Het Rijk
f
–
saldo’s:
J Anderen ,, 114.852.035,71
1
1,
114 .852.035,7 1’/,
Diverse rekeningen
………… … …
..18.043.360.44′!,
5)
Noteering te Amsterdam.
t)
Particuliere opgave.
(1.199.263.316,3411,
104
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
NED. BANK 31 Januari 1920
(vervolg).
Beschikbaar ujetaalsaldo
. ………
f
408.318.866,20
1
1,
Op
de
ba8iS
van
21
metaaldelcicing
…..
, 177.074.875.02
1
12
Minder bedragaan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de’ Bank gerechtigd is .. ,,2.041.694.330,-
Verschillen met den vorigen weekstaat:
Moor
Minder
Disconto’s
…………….
1.3.914.393,01′!,
Buitenlandsche wissels
88.082, -.
Beleeningen
…………..
9.588.149,00′!,
Goud
38.002,35
Zilver …………………
470.R20,10’/,
Bankbiljetteû
…………
21.575.300,- Part. Rek.-Crt. saldo’s
….
1.030.436,08
Voornaamste posten
in duizenden guldens.
Data
Goud
Zilver
.°
biljetten
Andere
opcischbare schulden
31
Jan.
1920
….
631.845
8.229
1.039.062
117.158
24
1920
….
631.883
7.7.58
1.017.487
117.666
17
1920
….
631.897
7.339 1.033.034
94.982
10
1920
….
634.999
6.966
1.044.290
96.832
3
,,
1920
….
637.323
6.567
1.071.609 87.936
1
Febr.
1919
….
681.357
8.923
1.071.53E
90.116
2 Febr.
1918
….
707.609
7.275
892.087
58.386
26
.lnli
1914
..
.
182.114
8.228
310.437
6.198
Data
a
_______________
Totaal
bedrag
d,scono’s
°’°”
1
Schatkist-
1
prom ossen
rechistreeks
Bdee-
ningen
1
Be.
baar
Metaal-
1
-saldo
Dek-
king,-
percen-
lage
81 Jan. 1920
232.622
153.000
214.1165
408.319
55
24
,,
1920
218.708
138.000
20477
412.099
56
17
,,
1920
201.599
116.000 214.192
639.236
57
10
,,
1920
201.768 105.000 224.753
413.016
56
3
,,
1920
197 500 100.000
245 513
411.087
56
1 Feb. 1919
235.408
181.300
136.960
460.491
60
2 Feb. 1918
80.657
66.000
90.157
524.005
75
25 Juli 1914
67.947
14.300
81.686
43.621
1
)
75
‘)
Op
de basis van °/, metealdekking.
Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ciën blijkt, dat uitstonden op:
24
Januari 1920
1
31
Januari 1920
Aan scbatkistpromessen.
– 7′
478.060.000,- f489.060.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
138.000.000,.-.
153.000.000,—
Aan schatkistbiljetten .. ., 99.110.000.-
99.110.000,-
Aan zilverbons ………..41.394.467,75
41.821.731,75
JAVASCHE RANK.
Voornaamte posten in (luizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.
Andere
Data
Goud
Zilver
£ alsk -opeisch!,.
iietten
schulden
24 Jan.
1920 ……
•*
408.500
17
,,
1920
418.500
10
1920 ……
‘*s
…
CCC
413.000
6
Dec.
1919……
3.241
309.119
103.820
29 Nov.
1919 ……
168.723
…
3.063
307.864
102.027
22
,,
1919 ……
16
.8.542
168.905 2.793
305.658
106.157
15
,,
1919.. ….
171.301
2.831
304.431
108.897
25 Jan.
1919 ……
115.975
13.912
199.498
118.739 88.439
19.270 169.249
64.522
19
Jan.
1918.
……
25 Juli
1914
22.057
1
31.907
1
110.172
12.634
ata
Dis.
Wissels.
buiten Belee.
Diverse re e-
Besch)k-
baar
Dek-
kings-
contos
N.fnd
betaalbaar
ninge,,
ningen
‘
metaal-
saldo
percen- tagc
24Jan. 1920
204.000 CCC 91.000
•’*
17
,,
1920
206.500 91.250
CCC
10
,,
1920
202.000
CCC 94.250
15.248
15.431
169.
6 Dec. 1919
52.839
89.428
42
29Nov.1919
11.3.10
15.260
170.045
48.758
90.1134
42
22
,,
1919 15.362
15.009
172.976
47.912
t9.577
42 15
,,
1919 16.392
15.4111
175.094
46.864
89.248
42
25Jan. 1919
8.054 18.757
89.702 9.875
66.557
41.
19 Jan. 1918
7.850
33.667
67.3431
24.469 59.179
45
25juli1914
7.259
6.395 1
47.9341
2.228
4.842
2
44
1)
Sluitpoet
der activa.
2)
Op
de basis
van
21
metaaldekki.sg.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste noeten in duizenden auldene.
Data
Metaal
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden
Disconto’s
D11re4e-
13 Dec.
1919
..
1.035 1.634
1.056
1532
544
6
,,
1919
..
1034
1.667
1.086 1.525
530
29 Nov. 1919
..
1.032
1.647
1.173.
1.540
529
22
,,
1919
..
1.059 1.583 1.158
1.544
470
14 Dec.
1918
..
1.044 1.715
2
)
1.175
1.249
129
15 Dec.
1917
..
603 1.214
990
1.056
893
25 Juli
1914
645
1.100 560
735
1
396
1)
Sluitpost der activa.
2)
Hiervan zilverbons 274 de. gid.
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.
Dato
Metaal
Circulatie
Currenc,.,
Notes.
Bedrag
1
Goudd.
1
Gov. Sec.
28 Jan. 1920
99.934
88.258
329.554
28.500 310.900
21
,,
1920
96.807 88.094 332.594
28.500
314.931
14
,,
1920
94.287
88.250
338.722
28.500 321.469
7
,,
1920
91.281
90.378
347.996
28.500 330.481
29 Jan. 1919
80.737 69.346
307.480
28.500
288.213
30 Jan. 1918
58.607
45.898
211.985 28.500
187.011
22 Juli
1914
40.164 29.317
–
–
–
Data
Cao.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depas.
Other
Depos.
Rc-
seroe
Dek.
28Jan. ’20
62.683
80.350
20.116 135.156
30.126
19.40
21
,,
’20
6.257
84.408 21.472
140.341
27.162
16,80
14
,,
’20
54.710
84.781
18.657
127.434 24.487
16,76
7
,,
’20
60.941
96.282
21.463 134.296
19.383
12,20
29Jan. ’19
55.593 80.437 26.613
121.602
29.847 20,13
30Jan. ’18
55.876
91.890
38.237 122.644 31.161
19,37
22Juli
14
11.005 33.633
13.735
42.185
29.297
62
8
/
5)
Verhouding tuiechen
Reserve
en Deposita.
DUITSCHE RIJKSSANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens- kassenscheine, in duizenden Mark.
Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen-
acheine
Circu.
laffe
Dek-
perc,
1)
23 Jan. ’20
1.107.18611.089.824 11.134.924
35.984.621
34 15
,,
’20
1.105.263 1.089.268
11.030.202
35.683.581
34
7
,,
’20
1.109.517
1.088.917
11.004.590
35.832.993
34
31 Dec.
’19
1.110,019
1.089.499
11.025.257
35.698.369
34
22 Jan. ’19
2.275 461
2.255.397
5.672.940
23.393.213
34
23 Jan. ’18
2.520.577
2.407.038 1.205.710
10.918.832
34
23 Juli
’14
1.691.398
1.356.857
65.4791
1.890.895
93
11
IJelc,ng der circulabe door metaal en
I(easenvcheine.
Dr.Ia
W5
je!,
Rek. Cii.
Dorlehenskassensc/,eine
Totaal
In kas bij de
utige geven
Reichsl,ank
23 Jan. 1920
33.882.390
9.177.208
24.000.000
11.098.600
15
,,
1920
35.685.147 11.227.932 24.175.200
10.996.200
7
,,
19211
35.504.227
10.786.322
24.528.400
10.971.100
31 Dec.
1919
41.744.534 17.071.857
24.894.900 10.993.300
22 Jan. 1919
26.562.410
12.322.441 15.920.200
5.666.700
23 Jan. 1918
12.418.037 6.250.711 7.411.000
1.192.200
23 Juli
1914
750.892
943.964
–
–
OOSTENRIJKSCH-f1ØNGAARSCHE BANK.
Voornaamste noeten in duizenden Kronen
Data
Metaal en
buiten!.
goodwissel,
Disc e
1
Bija. schuld
Oostenrijk
1
en Hongarije
Bank.
bi ii
ellen
Rek. Cri.
saldi
31Dec.’19
‘
287.640 19.196 063
32.954.000154.481.264
7.906.378
23
,,
’19
297.363
17.8.56.786
32.954.000153.109.418
7.641.778
15
,,
’19
298.143
16.894.017 32.951.000152.034.816
7.705.242
7
,,
’19
308.113
16.051.885
32.954.000151.798.851
6.584.789
23Juli’14
1.589.267
954.356
–
1
2.159.759
291.270
‘) waarvan ZZZ.bbl goud, 7.923 buitrnlandsche goudwiasels en 57.055
munt en muntmateriaal Zilver
4 Februari 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
105
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden fraijos.
Data
Goud
Waarvan
In liet
Buitenland
ZIlvcr
Te goed
in het
Buitenland
BuIi.gew.
voor,ch.
old. Staat
29Jan.’20
5.580.194
1.978.278
255.260
805.980 25.300.000
22
,,
’20
5.579.909
1.978.278
256.409
856.141
25.400.000
14
,,
’20
5.579.404 1.978.278
261.332 840.232 25.600.000
7
,,
’20
5.579.159
1.978.278
264.540
862.205 25.850.000
30Jan.’19
5.504.975 2.037.108
316.146
1.056.130 19.550.000
31 Jan.’18
5.362.206 2.037.108 248.483
1.040.667
13.000.000
23
Juli ‘141
4.104.390
1
639.620
•-.
Wi,sels
Uitge-
,teldc
lVtuel,
1
2dec.
1
ning
1
Bankbi!-
jetten
Rek. Cr1.
Part
1.
CLIliercfl
Rok.
1
Crt.
Staaf
1.885.518
605.481
1.158.58337.582.500
3.130.978 41.381
1.702.646
609.572 1.531.506
37.679.425
3.004.354
45.256
1.705.006 613.966 1.531.917
37.900.605
3.310.241 47.420
1.617.166
616.730 1.542.958
38.009.907 3.125.972
38.368
1.000.529
1.187.105
31.983.028
2.615.406
56.007
r
1
1,252*301
1.015.683
1.128.514
1.201.363
23.534.338l2.951.890
23.5
50
1.541.080,
—
769.400
5.911.9101
942.5701400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden
frar.cg.
Metaal
in.
Bfnn.
1
Rek.
Dato
mci.
van
van
wiaala
Circu-
Cr1.
kuit gui.
bulten!,
prom. d.
en
1
lotto
aaldl
order.
prootnc.
keken.
1
Partic.
29Jan.’20
353.338
84.955
480.000 463.012
4.902.641
2.138.414
22
,,
’20
351.527
84.955
480.000 459.646 4.852.685 2.127.650
15
,,
’20
351.210
–
–
–
4.827.595
2.085.467
31 Dec.’19
353.055
84.955
480.000
455.139
4.763.802
2.216.665
VEREENIGDE STATEN
VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Goud
l-
.
Waarvan
voor dekking
F. R. Nota
1
1
Waar.
1
van in
1
hei bui.
tenland
Zilver
dc.
1
F.R.
J
Note, in
1
circu-
1
lotto
2
Jan.
1
20
2.062.615
1.327.963 131.320
58.657
2.998.992
26 Dec.
’19
2.078.432 1.381.882
134.320 57.104
3.057.646
19
’19
2.095.813 1.316.836
137.717
59.098
2.988.894
12
,,
’19
2.096.288 1.308.164 140.910 64.117
2.907.435
3 Jan.
’19
2.092.694
1.349.151
5.829
60.960 2.648.605
4 Jan.
1
18
1.687.720
816.461 52.500 45.310 11.251.205
Dato
Wi,,d,
Totaal
Depoiito’s
‘Vaar.
t’
Wi
(Cc pita al
–
Dek.
k(ng ..
perc.’)
P.rcent.
1
Goud.
1 dekking
1
circu latie
2Jan.
’20
2.805.818
3.022.911 87.433
42,6 43,7
26Dec.
’19
2.780.090 2.779.570
87.339 43,6 44,8
19
,,
’19
2.561.378 2.751.148 87.049 45,6 46,8
12
,,
’19
2.680.967 2.769.951 87.002
44,7
46,0
3 Jan.
’19
2.120.133 2.381.858
80.792
53,4
52,8
4 Jan.
’18
897.151
1.793.479 70.825
72,8
78,9
1)
Verhouding tusochen: den totalen goudvoonaad. Zilveretc., en de
opeiechbars ocholden:
F
R.
Notee en netto depooitoe met inbegrip van
het kapitaal.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uilgozelte
Re vrve
bij de Totaal
1
Waarvan
time
banken
gelden en
beleggingen
F. R. bank
depoito,
1
de
p
ostie
26 Dec. ’19
796
15.620.369
1.347.092 14.055.959
2.302.026
19
’19
796
15.614.806
1.316.937 13.136.367
2.293.384
12
,,
’19
796
15.459.257
1.402.429 13.983.924
2.283.673
5
,,
’19
795
15.452.543
1.406.080
13.888.271
2.270.098
27 Dec. ’18
758
13.638.935
1.245.251
11.872.604
1.481.556
28 Dec.
171
630
10.853.9411
1.161.823
10.383.805
1.321.944
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen
banketatén.
EFFECTENI EURZEN.
Amsterdam, 2 Februari 1920.
Een bespreking van de internationale effectenmarkten
van de achter ons liggende berichtsperiode moet noodzake-
lijkerwijze teruggevoerd worden tot een overzicht over het
verloop der diverse buitenlandsche betaalmiddelen. De stand
der valuta’s toch is het geweest, die in eerste instantie het
verloop der effectenbeurzen heeft bepaald. De verhouding
tussehen beide markten is uit den aard der zaak omgekeerd
evenredig: in hetzelfde tempo van de reactie van het lands-
geldt stijgt de koerswaarde der in dat la.ndsgeld uitgedrukte
foudsen. Het spreekt vanzelf, dat deze loop van zaken
vooral te Berlijn weder het sterkst gemarkeerd is geweest.
De daling van de Mark heeft in de laatste week nog scher-
per vorm aangenomen, dan reeds het geval is geweest;
hoewel nog zeer belangrijke bedragen in het neutrale buiten-
land verhandeld worden, is de betaaikracht van het Duitsche
geld in internationaal opzicht vrijwel geheel uitgeschakeld.
De omzetten in Marken in de neutrale landen zijn voor het
overgroote deel gebaseerd op zuivere speculatie. Omtrent de oorzaken van deze geweldige reactie zijn ver-
schillende theorieën op te bouwen. Als meest plausibele mag
wel gelden de omstandigheid, dat de maatregelen betreffende
de ,,kapitaalvlucht” uit Duitschland thans ook hun toepa.-
zing hebben gevonden in het bezette gebied. Het eerste ge-
volg hiervan is geweest, dat zij, die hun kapita.al
in dit
gebied in veiligheid hebben gebracht (veilig voor den Duit-
schen fiscus, naar zij meenden) thans in allerijl er toe zijn
overgegaan, hun bezit naar het neutrale buitenland uit te
voeren. Voer een groot deel besto!ld dit bezit uit bankbil-
jetten, die 3, tout prix op de markt geworpen zijn. 1-let over-
weldigende aanbod uit dezen hoofde kon natuurlijk niet
geabsordeerd worden.
Als tweede motief kan gelden het feit, dat zeer velen in
Duitschland, gezien de voortdurende opdrjving van de
waarde der buitenlandsche betaalmiddelen, hun tegoed in
het buitenland niet meer in Duitschland aan de markt bren-gen, doch het achterhouden in de hoop, binnen afzienbaren
tijd een nog grooter bedrag aan Marken te kunnen erlangen.
Alle importen aan levensmiddelen en grondstoffen moeter
dan echter betaald worden in de eigen munt, hetgeen niet
alleen groote moeilijkheden met zich brengt, wat betreft
de bereidwilligheid van de buitenlandsche leveranciers om betaling in dit geld te aanvaarden, doch natuurlijk opnieuw
het aanbod in het buitenland vermeerdert. Dat dit laatste
motief aan de beweging van de jongste dagen werkelijk ten
grondslag heeft.gelegen, bewijst wel de omstandigheid, dat
aan de beurs te B e r 1 ij n, onmiddellijk na de vierdaagsche sluiting (ingesteld om de banken en handelaren gelegenheid
te geven althans eenigermate het achterstallig werk le ver-minderen; uit gelijke overweging zal deze week slechts om
den anderen dag beurs worden gehouden) een zeer groot
aanbod van buitenlandsche betaalmiddelen heeft plaats ge.
had. De koers dezer valuta’s was nl. gedurende de beurs-
sluiting zoodanig gemonteerd, dat velen het oogenblik tot
realisatie gekomen achtten; een massa van vooral kleine
bedragen in buitenlandsehe valuta’s werd aangeboden en
wel tot zoodanige prijzen, dat vaak de pariteit met het
buitenland geheel uit het oog werd verloren. Men oordeelde
klaarblijkelijk, .dat de koers der Marken thans wel het
laagste punt had bereikt en dat men derhalve zonder veel
risico tot verkoop van het buitenlandsch geld kon overgaan.
Het directe gevolg hiervan is natuurlijk een reactie op de
fondsenmarkt geweest, waar voornamelijk Mexicaansehe
waarden sterk aangeboden waren. Deze onderbreking heeft
echter slechts zeer kort geduurd; den volgenden dag reeds
waren de verhoudingen weder evenzoo, als in de laatste
weken het geval is geweest.
Voorloopig houdt men te Berlijn geen rekening met een
wijziging ten gunste in den economisehen toestand vnu het
land. Wel gaan er stemmen op, clie waarschuwen tegen een speculatie, als thans plaats vindt, die wijzen op de mogelijk.
heid van een omslaan der verhoudingen, doch voel succas
hebben zij nog niet gehad. Ook zijn reeds daadwerkelijke
pogingen toegepast. Beleeningen worden ni. niet meer afge-
sloten dan met een surplus van 50 pCt. en tot koersen,
berekend naar de beurswaarde, doch slechts tot een maxi-
mum van 200 pCt. Voorloopig echter hebben deze maatre-
gelen geen enkel effect gesorteerd.
Uit den aard der zaak is het verloop aan de beurzen in
de landen der geallieerde mogendheden iets kalmer geweest,
omdat daar de valuta-sprongen niet zulke groote proporties
hebben aangenomen. Toch is ook aan de beurzen te L o n-
cl e n en te P a r ij s reeds een gelijke richting op te merken;
vooral in laatstgenoemde plaats heeft zich een uiterst leven. dige handel ontwikkeld in aandeelen Koninklijke Petroleum
106
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
Maatschappij, die in de eerste plaats als valuta-objecten
beschouwd kunnen worden. Ook te Londen is deze loop van
zaken reeds zeer goed merkbaar geweest; alleen ontwik-
kelde zich daar ter plaatse nog een levendige handel in rubberwaarden, in verband met den beteren prijs op de
wereldmarkt voor het product.
Té N e w Y o r k vertoonde de stemming ter beurze onge-
veer hetzelfde beeld als, in het algemeen, op alle beurzen
in de landen, waar de eigen valuta zich ten opzichte van
de internationale verhoudingen heeft kunnen handhaven.
Hoewel de export uit de Vereenigcle Staten nog niet in het
gedrang is gekomen (o.a. bestaat nog een zeer groote uit-
voer naar de Zuidelijke Republieken) houdt men in
Walistreet toch ook reeds rekening met de mogelijkheid van
oververzadiging dezer débouché’s, terwijl hiertegenover de oude afzetgebieden in Europa nog niet heropend zijn en dit ook nog niet kunnen worden, door den tegenstand, die zich
in de Unie handhaaft met betrekking tot- het toestaan van
credieten aan de noodlijdende landen. De tegenstand ten
aanzien dezer credieten wordt in de hand gewerkt door den
stroeven toestand der geldmarkt, waar ,,callmoney” op som-
mige dagen een noteering van 16 pOt. en hooger bereikte.
Eén en ander heeft een ongeanimeerd gevoel ter beurze
wakker geroepen, hetwelk echter nog niet zoo sterk was, dat
een scherpe daling •der koersen hieMoor veroorzaakt kon
worden. Deze zijn dan ook meestal op vrijwel gelijk niveau
gebleven, terwijl de omzetten sterk in omvang zijn afge-
nomen.
T e o n z e n t is de tendens over het geheel lusteloos ge-
weest. Het verloop der buitenlandsche valuta’s heeft op de
geheele beurs zijn stempel gedrukt. Vanuit den goederen-
handel kwam de ongeanimeerde stemming over de effecten-
markt, waar bijna iedere lust om nieuwe zaken te entamee-
ren, werd gedoofd. De berichten van de, tengevolge der
onstabiele valuta-koersen, onverkoopbare voorraden, zoowel
hier te lande opgeslagen, als zeilende, hebben niet nagelaten
hun invloed krachtig uit te oefenen. Hierbij kwam de vrees
voor een groote transportstaking, in de hand gewerkt door
de inmiddels bekend gemaakte stemming onder de verschil-
lende havenarbeiders. Voor onze inheemsche s
taat8 fondsen.
ontwikkelde zich dan ook geen belangstelling; integendeel
moesten de toonaangevepde soorten weder ettelijke procen-
ten van hun niveau inboeten. Ook ten opzichte van de
buitenlandsche staatsschulden valt geen opgewekte tendens
te vermelden.
27 Jan. 30 Jan.
2 Febr.
Rijzingof
5
°/
Neqi. W. Sch.
.
.
.
871io
86
1
11
8611e
– lis
434
0J
,,,,,,
1916
81
1
12
82
82
1
12
+
1
4
o/o
,,,,,,
1916
75
3
1,
75
1
I10
75
1
12
4
V8
334
0
/0
,,
,,
,,
6018
60
1
1io
60
–
3
0/
51
1
18
501
51
8
18
+
214
234
0
/0
Cert. N. W. S…..
45
1
/2
45
2
h
44’/s
–
1
8
18
5
0/
Oost-Indië 1915
….
89’1
89
11
89
–
112
4
0/
Hongarije Goud
– – –
9
1
1
10’11
10
+
614
4
°Io
Oostenr.Kronenrente
5l1
614
5
I6
11
-1–
5
0
1
Rusland 1906
……
13 13
12
1
18
1
18
434
0/0
Iwangorod Dombr..
–
15
11
1
110
11 4
4
0/
Rusland Cons.
1880
10
1012
10
4
0
1
0
Rusl. hij iope
&
Co.
12
15
116
12
–
12114
–
22/,,,
4
O/
Servië 1895
……..
21 21
15
–
6
434
01 China Goud 1898 ..
58
1
1
58’12
58’1
4
°/
o
Japan 1899
……..
55
1
/
4
5511t
55’/
4
0
10
Argentinië Buiteni
50
50
–
5
0
1
0
Brazilië
1895
……
50
50
50
5
o/o
,,
1913
……
51/4
5181
4
–
De locale markten hebben voor het overgroote deel het-
zelfde beeld vertoond. Vooral binnenlandsche
industricele
ahncicelen
waren sterk gedrukt, hetgeen niet eens in alle
gevallen in dc koersen tot uitdrukking komt. Vaak toch kon geen noteering tot stand komen, wijl tegenover het
aanbod geen voldoende vraag kon worden gesteld. In som-
mige gevallen echte,r werd deze toestand sterk gedemon-
streerd, o.a. ten aanzien van de aandeeleu Victoria Egyptian
Cigarette Compan.y (Veoco), die op een enkelen dag zelfs
een noteeriug van 80 pCt. (28 pCt. onder den vorigen koers)
bereikten.
Tabakswaarden
waren gedecideerd flauw; vooral van dit artikel bevinden zich in ons land geweldige voorraden, die
door de valuta-barrière niet geëxporteerd kunnen worden,
Weliswaar raakt deze omstandigheid op dit oogenblik de
maatschappijen nog niet direct, daar de partijen zich reeds in
de tweede hand bevinden, doch waar de naaste toekomst er
niet veel rooskleuriger uitziet, verdisoonteert de beurs de
mogelijke nadeelige gevolgen voor de ondernemingen thans reeds door de betrokken aandeelen lager te waardeeren.
De
petroleummarkt wns
onder aanvoering van aandeelen Koninklijke Petroleum Maatschappij vrij gevoelig lager van
niveau, als gevolg van verkooporders, die op onze beurs in
opdracht van het buitenland werden geëffectueerd. De stand
der valuta heeft op deze afdeeling een veel meer directen
invloed, dan op de overige markten, in verband met de
internationale positie van het hoofdfonds.
Ook
rab b erwaardan
bleken eenigszi ns aangeboden, doch
in vrij geringe mate; de meeste koersen konden zich nog
min of meer handhaven.
De
suikermarkt
heeft ongeveer hetzelfde beeld te aan-
schouwen gegeven. Weliswaar zijn hier geen koersverheff in.
gen te consta.teeren, doch de reacties bleven toch vrij be-
perkt. Ook de omzetten zijn sterk afgenomen; teekenend
hiervoor is wel de omstandigheid, dat Zaterdag j.l. geen
noteoring voor aandeelen Handelsvereeniging ,,Amsterdam”
tot stand is gekomen. Weliswaar is dit aan een vergissing
te wijten, doch waar dergelijke vergissingen gewoonlijk door
het plaatsen van een advertentie in de avondblaclen wordt
geredresseerd, komt het geringe belang van den beurshandel
op dien dag wel naar voren, als men weet, dat van een
dergelijke anonce thans geen spi-ake is geweest.
27 Jan. 30 Jan. 2 Febr.
Rijzingof
Amsterdamsche Bank
. .. .
189
188
187
–
2
Ned.Handel-Mij.cer.t.v.aaud.
21781
4
217
7
18
217
–
Rotterd. Bankvereeniging..
Amst. Superfosfaatfabriek.
Van Berkel’s Patent
……
Insulinde Oliefabriek Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand.
Ned. Scheepsbouw-Mij…..
Philips’ Gloeilampenfabriek
R.
S.
Stokvis
&
Zonen
Vereenigde Blikfabrieken
-.
Compania MercantilArgent.
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
Handeisver. Amsterdam HoU. Transatl. Handelsver.
Linda Teves
&
Stokvis
VanNierop&Co’s Handel-Mij
Tels
& Co’s
Handel-Mij
– – -.
Gecons.
Roll.
Petrdleum-Mij.
Kon. Petroleum-Mij .
……
Orion Petroleum-Mij…….
Steaua Romaua Petr.-Mij.
– –
Amsterdam-Rubber-Mij…..
Nederl.-Rubber.Mij.
……..
Oost-Java-Rubber-Mij…..
Deli-Maatschappij
.’…….
Medan.Tabak-Maatschappij.
Senembah-Maatschappij
De
scheepvaartafdeeling
brokkelde af, in verband met de
verwachte staking in de havens van Rotterdam en Amster-
dam. Toch varen de koers-differenties niet van zeer groeten
omvang, terwijl aandeelen Koninklijke Hollandscho Lloyd zelfs een uitzondering vormden in verband met geruchten,
dat. de maatschappij thans binnenkort de beschikking zon
k:-ijgen over eenige der door Duitschland verkochte schepen
in ruil voor de gedurende den oorlog getorpedeerde vaar-
tuigen.
27 Jan. 30 Jan. 2 Febr.
R
i
8
:
5
lf
Holland-Amerika-Lijn
– . . –
44761t
440
432
–
15’14
gem.eig.
433
1
12
428 421
1
1,
– 12
Holland.Gulf-Stoomv.-Mij.
Roll.
Alg. Ati. Stoomv.-Mij.
Hollandsehe Stoomboot-Mij.
Java-China-Japan-Lijn.
Kon. llollandsche Lloyd
Kon.’ Ned. Stoomb.-Mij.
Kon. Paketvaart-Mij.
– . -.
Maatschappij Zeevaart
. . . –
Nederl. Scheepvaart-Unie..
Nievelt
Goudriaan
……
Rotterdamsche Lloyd
……
Stoomv.-Mij.,,liillegersberg”
,,Nederland”
,,Noordzee”
,,Oostzee”
– –
J)e
iirnerikaanschc markt
bleef uiterst onbelangrijk; •de
lagere koersen, die New York seinde, werden grootendeels
geneutraliseerd door den beteren stand van de dollar-valuta; de arbitrage, noch het publiek echter vonden veel aanleiding
tot ingrijpen.
95 951/ 97
140
140
140
–
878′!,
878’/
878′!:
572 580
571’/s
132
127’/g
133
234’/,
227’/
219′!:
275
278
273
624’/
628
617
100
103
103
190 188
184 185
181′,’,
181′!, 133′!,
136
136’/
267
266’/:
251′!,
824’/d
835′!,
826
2
/4
54
547/s
52’f
121/,
110’/
112
234′!,
233’/i
228’I
115
113′!,
112
318 322 316 408
392′!:
396
208’/s
208’/a
208’/o
400
380’/s
385
j443/
g
144/s 1448/
4
132
130’/
137’/
133
129’/
129
222
2
/2
220’/4 220’/
+ 52/4
—4
– 2’/
+2
– ‘/2
+1
– 15
—2
– 71/
4
.4-3
—6
3′!,
+3
– 15′!,
+2
– 1/2
– 91/
3
—6
—3
—2
—12
– 15
320
316
311’/
168/4
168
168
220’/4
217’/4
216
229’/s
230
227′!,
321
320 320
280/4
278’/,
276’/4
565
545 545
290
285’/:
280 325
325 325
344’/
335
330’h
135/a
133
129’/4 320
305 298
279
279
279
1731/2
173′!:
173′!,
222
211’/
214’/,
– 7
1
/2
–
SV,
– 8/
4
_41/
4
– 2’/s
—1
– 4′!,
– 20
—10
– 14′!,
– 6’/s
-. 22
4 Februari 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
107
27 Jan. 30 Jan. 2 Febr.
R1Jz1IgOf
Anierican Car
&
Foundry
142
3
I
143I
143
+
114
Anaconda Copper ……..
132
130
1
Iie
1301I1s
–
110124
iJn.
States
Steel Corp …..
l09/s
109e/s
10918
–
Atchison Topeka
……..
90
90
869/
–
37/
je
Southera
Pacific
…… ..
103/8
100
1
18
102
11
8
–
181
4
Union Pacific …………
127′!,
126
127
–
Int.Merc.Marineafgest…..
43
8
/8
41
1
1,
411s
1’/,
prefs.
161
160
1
1l
160′!!
–
‘1,
De
geidmarkt
bleef ruim;
geld op
prolongatie was gemak-
kelijk verkrijgbaar h 3
tot 3 Y2 pot.
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
5 Februari
1920.
T)e weerberkihten zijn deze week vrijwel onveranderd.
In een groot deel van Europa is de temperatuur sinds ge-
ruimen tijd abnorivaal hoog, hetgeen tengevolge heeft gehad,
dat het wintergraan hard gegroeid is, te hard voor het
geval er toch nog rvorst mocht komen. Bovendien is over het
algemeen te veel regen gevallen, zoodat de vooruitzichten
niet bijzonder gunstig zijn. Noord-Amerika klaagt er over,
dat een gedeelte van de wintertarwe met ijs bedekt is, zoodat
men wel vreest, dat er tamelijk wat zal moeten worden
omgeploegd. Bovendien wordt er geklaagd over schade door
insecten. De berichten uit Argentinië en Indië blijven goed,
terwijl daarentegen de laatste oogst van Australië zoo gering
is geweest, dat er van nu af aan wel niet veel meer tarwe
vandaar zal verzonden worden. Dit heeft natuurlijk
tengevolge, dat er meer tonnage vrij zal komen, die wel
hoofdzakelijk voor Plata benut zal worden. Op het oogen-
blik merkt men van deze vrijkomende tonnage nog niet
veel, integendeel de Engelsche Regeering heeft zich genood-
zaakt gezien wederom 500.000 ton ruimte te requireereli..
Het is niet officieel bekend waarvoor deze ruimte dienen
moet, doch men vermoedt, dat het is voor den aanvoer van
tarwe en mais uit Argentinië. Waarschijnlijk zal nu spoedig
een groot gedeelte van de mais, die de Engelsche Regeering nog in Argentinië heeft, aangevoerd worden. De bespreking
die de vorige week plaats vond betreffende het opheffen
van den minimumpijs van mais, heeft voorloopig niet tot
dit resultaat geleid en aangezien het bij de tegenwoordige
vraohtcijfers voor handelaars onmogelijk is voor sh. 65 mais
aan te voeren, vinden er in dit artikel geen nieuwe zaken
plaats.
De tarwoverschepingen van Argentinië waren in de afge-
loopen week bijzonder groot, doch niettegenstaande dit is
de voorraad nog met ca. 20.000 ton vermeerderd. De aan-
voeren van lijnzaad daarentegen waren gering en aangezien
zeer veel lijnzaad, vooral naar Noord-Amerika, verladen
Noteeringen.
Chicago
1
Buenos .4ures
Data
Tc,we
Mars
Hac;
Tarwc
Mars LfJnzaad
Jan.
1
Jan.
1
Jan.
1
Febr.
1
Febr. i Febr.
31 Jan.’20 226
149
831/,
8)
14,00
6,35
24,15
24 ,, ’20 226
145
8311g
8)
13,85
6,35 . 22,20
31 Jan.’19 226
127
56
10,65
4,70
18,45
31Jan.’18
220
1268/
4
4)
83
8
18
12,50
6,90
19,45
31Jan.’17 17111
4
1)
995/
t
t)
55
8
18 8)
14,10k) 10,50
4
) 23,60
20Juli’14 82
i
) 561
1)
36
1
1 ‘)
9,40
2
) 5,38
1
) 13,708)
1)
per
Dec. ‘) per Sept.
8
)1 ter Mei.
4)
per Maart.
moet worden, worden groote premies voor directe levering
betaald. Tengevolge hiervan zijn de noteeringen voor
Februari en Maart ook aanmerkelijk gestegen, ofschoon de
laatste noteering wederom een kleine daling toont. De oogst
wordt nog steeds geschat zeer groot te zijn, doch met dit
al hebben de verkoopers v.00rloopig moeite hun contracten te vervullen. In Europa heeft deze willige stemming weinig
invloed gehad, behalve in Engeland waar er vooral voor de
spoedige maanden veel dekkingsvraag bestond. Ook op
latere maanden kwamen verschillende zaken tot stand aan-gezien La Plata voorloopig vrijwel de eenige soort lijnzaad
is die aan de markt is. Tengevolge ‘van het requireeren der
Engelsche Regeering van zooveel toiïnage, werden verschil-
lende charters, welke reeds door exporteurs, voor lijnzaad
waren afgesloten, geannuleerd. De vraehtenmarkt voor lijn-
-zaad is daardoor aanmerkelijk opgeloopen in de laatste
weken en feitelijk zou alleen neutrale tonnage in de behoefte
kunnen voorzien. Op het oogenblik kan men goedkooper
afsluiten naar het Continent dan naar Eneland, hetgeen
tot nog toe niet het geval was. Waarschijnlijk heeft de
slechte ,,despatch” in En.gelsche havens hiermede wel te
maken.
N e d e r 1 and. De markten toonden iii de afgeloopeii
week al heel weinig levendigheid. Gebrek aan vraag deed de
prijzen van de meeste artikelen dalen en waar twee booten
met mais gelijktijdig binnenkwamen, gingen de locoprijzen van dit artikel plotseling aanzienlijk omlaag. De Regeering, zond een zekere hoeveelheid mais naar het binnenland ten-
einde daar voorraad te hebben ingeval een staking mocht
uitbreken. Deze week zal er te Amsterdam wederom een
veiling gehouden worden en Maandag daarop te Rotterdam.
De meeste andere artikelen waren nominaal met lagere
vraagprij zen, vooral lijnkoeken ondergiugen een aanzienlijke
verlaging.
SUIKER.
De suikermarkten bleven in de afgeloopen week overal
vast gestemd.
Uit 1 tal i ë wordt bericht, dat aldaar de vrije handel
in suiker weder gedeeltelijk hervat zal worden door buiten
het tegenwoordig rantsoen, waarvoor maximuniprjzen vast-
gesteld zijn, nog verdere hoeveelheden te verdeelen, waar-
voor geene prijslimites gesteld zijn.
Uit J a v a werd nog eene afdoening uit de eerste hand
gemeld van suiker, die eenigen tijd geleden in handen gege-
ven was. De stemming aldaar schijnt wat kalmer te zijn,
hetgeen in verband staat met de voortdurend terugloopende
valuta’s.
Volgens courantenberichten hebben de Veieenigde Stateu
den gedurende het eerste halfjaar binnenkomenden J a-
m a i c a – oogst, die door Willet & Gray op 50.000 ton ge-
raamd wordt, tot £ 60 per ton gekocht. De Regeeriug
bepaalde echter, dat 8 pOt. van de productie voor het ver-
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Soorten.
2 Feb’.
1920
26 Jan.
1920
2
Febr.
1919
Tarwe …………….
1)
– –
–
Rogge (No. 2 Western)
1)
–
–
–
Mais (La Plata)
……
8
)
318,-
350;-
–
Gerst (48 Ib. feeding)
.
.)
440,- 440,-
–
Haver
(38
lb. white cl.).
.4)
20,- 21,-
–
Lijnkoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad)’)
212,50
237,0
–
Lijnzaad (La Plata) ….
)
810,-
825,-
–
1)
p. 2400 K.G.
t)
p. 2100 K.G.
8)
p. 2000 K.G.
4)
per
100 K.G.
) P. 1000 K.G.
8)
P. 1960 K.G.
AANVOEREN
in tons van
1000
K.G.
RoUerdam
Amsterdam
Totaal
Adikden.
26-31
Jan.
Sedert
Overeenk.
26-31
Jan.
Sedert
Overeen4.
1920
1 Jan. I92
tijdvak 1919
1920
1 Jou. 1920
tijdvak 1919
1920
1919
5.119
33.504
97.183
–
5.200
5.970
38.704
103.153
Tarwe ………………
– –
–
.
–
–_
–
–
Rogge ……………….
Boekweit
…………….
–
1.634
–
–
–
–
1.634
–
21.795
41.604
9.392
–
6.043
–
47.647
9.392
–
–
16.838
– –
–
–
18.838
442
9.445
–
–
–
–
9.445
–
Mais
……………..
845
3367
–
– –
–
3.367
–
Gerst
……………….
Haver
………………
900 .12.812
– .
870 870
–
13.682
–
Lijuzaad …………….
Lijukoek …………….
Tarwemeel
1.200
27.936
–
–
7.429 1.200 35.365
Andere me?lsoorten….
29
3.191
16.343
–
–
–
3.191
16.343
108
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Februari 1920
bruik der binnenlandsche bevolking aldaar gereeerveerd
moet blijven, waarvoor de Regeering een prijs van gemid-.
deld £ 23.716 aan planters betaalt.
Op C u b a heeft zich een groot aantal der fabrieken nu
ook op de fa.bricatie van witte suiker toegelegd om van de
hooge prijzen te kunnen gnieten, die deze kwaliteit thans
op de wereldmarkt opbrengt. De uitvoer naar de verschil-
lende landen blijkt uit het volgend overzicht:
1918119
1917118
1916117
naar Vereen. Staten 2.793.510
2.065.672
1.965.385 ton Canada
85.054
9.998
–
Gr. Br. en Ier!
569.814
870.578
787.965
Frankrijk
153.707
38.498
95.326
Spanje
25.113
21.598
28.911
Overig Europa
25.596
–
6.593
Mexico
1.063
15.370
1.260
Zuid-Amerika
–
550
–
Totaal..
3.653.457
3.028.264
2.885.510 ton
De laatste C u b a -statistiek luidt:
1920
1919
1915
Weekontvangsten t. 24 Jan. 141.000 101.620 112.111 tons
Totaleontv.1 Dec.,, 24 ,,
550.000 321.352 386.010
Weekexport 20-27 Dec.’19 22.795
2.242 12.740
Totaal ,,
6-27 ,, ’19
33.628
2.242 16.528
Totale voorraad 29 Dec. ’19
75.711
42.272 44.980
Werkende fabrieken 24 Jan.
176
167
186
NOTEERINGEN
Am,ler.
dom per
Londen New Yo,k
96pCL
Whlle Java
Ame,. Gra-
Daia
loopende ‘T
ole,
Cubm
Job. per
nulated c&fr.
Centri
Febr./Maari
1 juiji
1
Febr.
1
Maart
maand
j
.
/
j
fugal,
1
Sl
Se.
Sh.
Sh. Sh.
ets.
30Jan. ’20f
–
721-
8818
7316
741-
6718
13,04
23
,,
’20
–
721-
861-
681-
7219
–
13,04
30 Jan. ’19
–
6419
2516
—
–
–
7,28
80 Jan. ’18
–
5319
151-
–
–
–
–
21 Juli ’14
,,11
10
132
181_
–
-‘-
–
–
3,26
KATOEN.
Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).
2Feb.20
26Jan.’201
19 Jan.201
3Feb.I9
2 Fc6.18
New York voor
Middling
..
39,15e
39,15e
39,25e
27,85e 31,50e
New Orleans
voor Middling 39,88e
40,- c
40,25e
27,50e
30,50e
Liverpool voor
Middling ….
29,lld
28,78d
29,53d
17,66 dl)
23,68d’)
)
Good Middling Texas.
‘)
1 Februari 1918 Good Middling.
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansehe havens.
(In duizendteillen balen.)
1
Aug. ’19
Ooereenkom,tlge perioden
tot
30 Jan.20
1918-“-1919
T
1917-1918
Ontvangsten Gulf-Havens..
2833
)
Atlant.Havens
1934
}3456
}
4151
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1928 1238
1456
982
787
,,
,,
‘tVasteland.}
Japan ete…
1756 225
isf
Voorraden in
duizendtaulen
1
301an.
31Jan. ’19
1 Feb’18
izoerik, havens ……….
.1428
1365
1398
Binnenland………….. .
.1215
1423
1218
–
New York
88
138
New Orleans …………..1
427
416
Liverpool ……………942
456
426
RUBBER.
De markt te Londen was vaster in de afgeloopen week
en prijzen waren hooger, wat hoofdzakelijk aan het dalen
der pondenkoers tegenover den dollar toe te schrijven is.
Inderdaad is de lage pondenkoers een zeer gunstige factor
voor Amerika voor hare inkoopen te Londen.
De afleveringen te Londen blijven ongeveer gelijk mèt
de aanvoeren. De voorraad bedraagt thans ca. 22.000 tons.
Dè noteerin gen luiden:
einde
vorige
week
Loco Prima Cr8pe ……….
2/9’/i
…………2/8’IA
Smoked Sheets ………
2(9 $/
.2(8
14
April/Juni
…………….
2/10’/
…………2/0
Juli/December …………..
2/10′!
…………
2jOt/4
Hard cure line Para ……..
2/7
…………
.
217
1
1
JAVA THEE.
(Herleid tot 111 Kisten.)
Voorraad 31 December 1919 ………….51030
Aangevoerd ……………………..100654
151684
Sedert afgeleverd ………………….19553
Voorraad heden …………………….132131
Waarvan in de eerste hand …………89228
Amsterdam, 31 Januari 1920
BANKA-TIN.
In Nederlandsch-Indië zijn in December 1919 verkocht
13.062 picols Gouvernements-Banka-tin. De opbrengst daar-van bedroeg ongeveer
1
2.519.000,-. (St.ct.)
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
t Koper
1
T
i.
L.00d
Zink
Data
1
C/eo;
Standard 1
2 Febr. 1920..
nom. 119.12/6 383.17/6 47.101- 69.151-
23 Jan. 1920..
oom. 115.2/6 387.7/6 46.1216 58.51-
3 Febr. 1919..
oom. 87.51- 245.51- 30.-1- 49.-1-
1 ,, 1918..
nom. 110.-1- 299.-1- 80.101-
62.-I-
20 Juli 1914..
5114
61.-!- 145.161- 19.-!-
21.101-
VERKEERS WEZEN.
RIJN VAART.
Week van 26 Januari tot 2 Februari 1920.
In de afgeloopen week was er iets minder vraag naar
scheepsruimte dan in de vorige week. De scheepshuren be-
droegen om in Rotterdam te laden 4 tot 5 cents per ton
per dag, om in Antwerpen te gaan laden 7 tot 8 cents per
ton per dag.
Het sleeploon van Rotterdam/Dordrecht naar de Ruhr-
havens werd in het begin der week genoteerd met 200 cents-
tarief + 100
0
/o, einde der week met 200-cents-tarief +
25/30
0
/o
De kolenverladingen vande Ruhrhavens naar den Boven-
rijn zijn wederom begonnen. De vracht bedroeg 30 pf. per
ton per dag. Het sleeploon van Ruhrort naar Mannheim
werd genoteerd met Mk. 40.- tot Mk. 42.- per ton. Ook
de verladingen van exportkolen naar Nederland en voor de
Entente-landen zijn weder begonnen.
De scheepshuren Ruhrort-Rotterdam bedroegen
4
1
1s tot 5
cents per ton per dag.
Het water in den Rijn was geregeld vallende; Cauber
Pegel wees einde der week Meter 3.16 aan.
INKLARINGEN.
DELFZIJL.
Januari 1920
11
Januari 1919
Landen van
herkomst
Aantal
schepen
N. R. T.
Ahntal
schepen
N. R. T.
Binnenl. havens
11
572
– –
Duitschland
19
‘2.816
10
1.578
– –
Zweden ………
Denemarken
1
107
–
–
Finland
2
619
–
–
43
5.692
–
–
Totaal
…
Nationaliteit.
Nederlandsche,
22
1.847
– –
Duitsche
19
3.085
– –
Zweedsehe
2
760
–
–
Totaal …. j
43
5.692
11
–
–
(A. van Dijk.)