4 JUNI 1919
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisc PStatistische
Berl”chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
4E JAARGANG
WOENSDAG 4 JUNI 1919
No. 179
INHOUD
BIz.
FACTOREN IN HET WONINGVRAAGSTUK
door
Ir. A. Plate
c. i.
517
Een Recente Belgische Annexionistische stem door
Prof.
Mr. G. W. J.
Bruins
……………………….
521
De Engelsche Scheepvaartbegrooting door
R. Ph.
Kelder..
522
Distributie van Levensmiddelen
………………….
524
AANTEEKENINGEN:
Consulaire dienst versus handelsministerie
……….
526
Kolen in Duitschland en ijzer in Frankrijk ……….
526
De Zilverproductie in
1918
……………………
527
E VREDESVOORWAARDEN DER ENTENTE
…………….
527
BOEKAANKONDIGING:
Bulletin de l’Institut Intermédiaire International, bespr.
door
Prof. Mr. G.
W.
J. Bruins
…………….
533
Vers l’apaisement hollando-belge
………………
534
REGEERINGSMAATREGELEN OP HANDELSGEBIED
…………
534
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
535-541
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
WEEKBLAD ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Secretaris-Redacteur:
G.
E.
Iluffnagel.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en, Koloniën f 17,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.’
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtreiit niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-.
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh d van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Grav en.hage.
2 JUNI 1919.
In verband niet de maandswisseling en de storting
op het schatkistpapier was de geidmarkt de afgeloopen
week iets minder ruim.. De prolongatie-noteering steeg
daardoor van 3tot 3Y2 pOt.; de rente voor particulier
disconto onderging daarentegen geen verandering,
hoewel wissels in het algemeen wel iets minder ge-
makkelijk waren onder te brengen.
*
*
De veranderingen in den weekstaat van de Neder-
landsche Bank houden ongeveer geheel verband met
de storting op het schatkistpapier. Er kwam dan ook
bijna geen verandering in den omloop van het bank-
papier of in de andere verplichtingen van de bank,
maar er hadden alleen verschuivingen plaats, zoodat
er in het beschikbaar metaal-saldo slechts een veran-
dering van iets meer dan
f
50.000 ontstoud.
De rekening-courant-saldi van anderen verminder-
den met ca. 26 millioen, daarentegen ontstond een
tegoed van het Rijk van 2534 millioen. Daar de
regeering de vorige week nog een schuld van bijna
15 mullioen aan de bank had, is hare posftie in het
geheel ruim 40 millioen verbeterd. Bovendien is het
bedrag van de direct bij de bank geplaatste schatkist-
promessen verminderd; de binnenlandsche porte-
feuille werd nl. 8 millioen kleiner, terwijl door
anderen waarschijnlijk bij de bank werd gedisconteerd,
daar ook door beleeningen nog een flink bedrag bij
de bank moest worden opgenomen. Deze werden, ver-
moedelijk in den vorm van voorschotten in rekening-
courant, bijna 22 mullioen grooter.
*
* *
Ook deze week, was de wisselmarkt weder zeer leven-
dig. Vooral in de eerste helft der week waren de
omzetten zeer groot en weder in de eerste plaats
in Marken. Het aan’bod hierin was in het begin der
week overweldigend, zoodat de koers niet onbelangrijk
terugliep. Het groote aanbod werd echter ook nu
weder grif opgenomen, zoodat er, zoodra het aanbod
iets minder sterk was, direct weder een flinke verbe-
tering intrad.
Dollars waren wederom zeer gevraagd en opnieuw
hooger.
FACTOREN IN HET WONINGVRAAGSTUK
De oorlog drong het woningvraagstuk naar den eer-
sten rang. In schier alle Europeesche landen is de
nood op woninggebied zoodanig gestegen, dat aange-
pakt moet worden en wel zonder uitstel. De vraag
is hoe.
Het vraagstuk is er niet uitsluitend een van kwan-
titeit. Betrof het gegeven slechts een zekere hoeveel-heid woningen te lbouwen, onafhankelijk van kwali-
teit, van bouwkosten, huren, bedrijfstekorten, de
oplossing ware betrekkelijk eenvoudig. Maar al deze
factorbn komen, grootendeels als onbekenden nog wel,
het vraagstuk vertroebelen.
Er is meer duisters nog. Het woningvraagstuk is
niet een los op zichzelf staand vraagstuk. Het is
integendeel op tal van wijzen gekoppeld aan het alge-
meene oeconomische vraagstuk der productie, een
vraagstuk, waarop vele hoofden zich te bersten den-
ken. En niet minder zit het vast aan het sociale pro-bleem, dat door den oorlog eveneens vergroot en in
een nieuwe phase gebracht is.
Het woningvraagstuk is dus thans meer dan ooit
verward en moeilijk. De vaste grondslag der axioma’s
van v66r den oorlog ontbreekt.
Het woningvraagstuk is onderdeel van het alge-
meene productievraagstuk. Dit spreekt vanzelf. Her-
haling van deze onaantastbare stelling is niettemin
518
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni 1919
gemotiveerd. Uit schrifturen en gesprekken toch blijkt
al te zeer, dat niet ieder hiervan doordrongen is.
Waarlijk niet de eerste de beste, maar zelfs ernstige
hervormers op wonin-ggbied, die hun sporen verdiend
hbbe,n, hellen over tot de meaning, dat sinds den
oorlog het verband tusschen het woningbouw- eii het
algemeen productievraagstuk verbroken is. Van het
feit, dat in de eerstkomende jaren op groote schaal
woningen gebouwd zullen moeten worden om den
grooten achterstand ‘bij te werken, werischt men te
profiteeren om den lang verwachten oogst van de
ideaal ivolkswonin’g van v66r den -oorlog in zijn. geheel
naar binnen -te halen. Ware dit zoo maar mogelijk,
-een hoogst danhibare taak ware te vervullen voor ieder,
die aan den opbouw kan medewerken. Maar wien die
opbouw ernst is, zal zich daarbij niet alleen door ge-
voelsoverweg.ingen laten leiden, maar zich allereerst
afvragen hod nu eigenlijk ‘het vraagstuk luidt. Wat
is het gegeven, wat wordt gevraagd, hoe kan de op-
lossing zijn?
Mag men hen, die bovenvermelde verwachting
ko’esteren, . gelooven, dan zou het mogelijk zijn thans
op groote schaal arbeiders- en ook middenstandswo-
n-in-gen te ‘bouwen van een type, ongeveer overeenko-
mend met hetgeen v66r Juni 1914 beschreven werd
als het ideaal type. In grove trekken zou dit voor de
arbeidersklasse zijn: het vrije lage eengezinshuis mat
woonkamer, zitkamer, keuken, een aan-tal slaapkamer-
tjes naar de grootte v-an het gezin, een zolder, bene-
vens kelder of tuinloodsje. Elke woning zou een
eigen tuin verkrijgen. De -dioh&eid van bebouwing
zou gering moeten zijn. De bouw zou voorts geschie-
den op de wijze van .v66r den oorlog, wat de te Ibezigen
materialen betreft. E-enige toepassing van ersatz-
materialen zou toelaatbaar zijn, maar in het alge
meen zou -geen achteruitgang i-n bouwei-schen -geduld
mogen worden. Kortom, het werk van v66r den oorlog
zou hervat wor-den om met verj-ongde kracht volgens
de oude methodes in de vroegere richting de oplos-
sing na te streven. De noodzakelijkheid in korten tijd
veel .te ‘bouwen zou -een eenige kans geven juist nu
het vroeger ‘-gestelde ideaal te verwezenlijken.
De zooveel hoogere ibouwkosten leveren weinig
moeilijkheid. De arbeiderskias-se toch – zoo wordt
verder geredeneerd – stelt hooge looneischen. Zij
zal die ingewilligd krijgen. De mogelijkheid een
belangrijk ‘hoogere -huur te vorderen en de exploitatie
weer dekken,d te krj-gen, is zoodoende geopend. Be-
zuiniging op woningbouw zou zelfs zeer onverstandig
zijn. De ar-baidersklasse zou immers op den duur in
‘te
klein opgezette woningen niet meer willen blijven
wonen. D-e eigenaar blijft dan met de panden zitten.
Zoo ongeveer -de welgemeende adviezen. Inderdaad
zij klinken-aanlokkelijk. Wie ze zegt, ‘brengt het vraag-
stuk van den woningbouw tot een eenvoudig prbleem
terug, een sommetje uit het ‘hoof-d z66 op ‘te lossen.
Ie er dan in het geheele productieprobleem niets
veranderd of staat misschien het probleem van den
woningbouw.
– ‘hier -geheel of grootendeels buiten?
Kunnen de honderd en 66n vragen, die zich in elken
tak van productie voordoen, gevoeglijk buiten be-
schouwing blijven, zoodra het geldt het opnieuw ‘in
gang brengen van de woningproductie? Doen zich
hierbij ‘geen moeilijkheden voor om den zooveel duur-‘ –
der geworden
–
bouw weer rendabel te maken? Derge-‘
lijke vragen dringen zich op bij overweging van de’
hierv66r vermelde theorieën.
WEid die vragen negeert en in het groote belang,
dat de goede volkswoning voor heel de ontwikkeling’
van onze volkskraoht zal hebben, motief vindt den
woningbouw nu verder ook maar los te maken van’
alle commerciëele overwegingen, komt op, den duur:
bedrogen uit. De practijk brengt er d-an -toe, dat he’
overgroote deel van alle nieuwgëbouwde woningen’
geëxploiteerd zal moeten worden met steun in het
bedrijfstekort; met een huurtoeslag aan de -bewoners)
Niet nu, in den over-gangstijd -alleen, miar op den’
duur. Dit komt neer ‘op het stellen van den eisch van
duurder bouw dan de zwaar verarmde -maatschappij
feitelijk toelaat, met als ein’dresultaa, -vastloopen
tegen een muur, versperring van den weg, welke lei-
den kan naar verdere ontwikkeling van den woning-
bouw. Want aan de bijdrage door de overheid’en daar– mede ‘aan het te duur ‘bouwen, d.w.z. aan het bouwen
boven den levensstandaard van de maatschappij, komt een eind, onherroepelijk.
Ik laat hierbij nu buiten beschouwing ‘het vraag-
stuk van -den woningbouw voor ‘de allerlaagste klassen,
waasibij- speciale motieven aanleiding tot steun kunnen
geven. Deze bouw geeft ook financieel den doorslag
niet. Het gaat in hoofdzaak om
–
het -groote aantal woningen, te bouwen voor de arbeiders- en midden-
klasse.
Bij
dien bou-w moet, wil men het vraagstuk
geheel’ en n-iet gedeeltelijk oplossen, gezocht worden
naar den zich zelf bedruipenden bouw. – Gesteld”een bolsjewi-kisch grensgeval. Van hen, die
meer dan
f 5000
inkomen ‘hebben, wordt het meerdere
verdeeld onder hen, wier inkomen b eneden dat cijfer
blijft. Gemakshalve neem ik een berekening van Prof.
Van Gijn in een artikel in de Haagso’he Poit van
8 Maart 1919 als basis. De hier -gestelde ver.deeiing zou
er op neerkomen, -dat de 1.450.000 gezinnen, die min-
der
–
dan
f 5000
inkomen per gezin genieten, dit ver-
meerderd krijgen met
f 224.
Hiervan
1/8
bestedend aan
won-inghuur, zou ongeveer
f
40 ‘s jaars meer aan -huur per gezin -besteed ‘kunnen worden. De minste bijdrage
uit de overheids-kas op het exploitatietekort van
nieuwgebouwde woningen in de groote steden van ons
land bedraagt thans driemaal zooveel.
Zet men de rekening anders op en slaat men het
ontei-gend inkomen slechts om over de nieuw te ‘bou-
wen woningen, dan is -het resultaat, dat een deel van
het bedrag van circa 326 millioen gulden (totaal van
hetgeen de inkomens van meer dan
f 5000
boven dit
cijfer bedragen) omgeslagen ‘kan wor-den over circa
50.000
huurders. Het cijfer 50.000 is nl. het minimum
aantal woningen, ‘dat in de eerste reeks jaren volgens
den oud-inspecteur der Volksgezondheid Faber (Ge-
meentebelangen van 1 Maart 1918) jaarlijks in Neder-
land -gebouwd zal moeten wor-den. – –
Gsteld nu, dat -weer
/e
van het ‘inkomen aan, huur
besteed wor-dt, dat de rv66r den oorlog gebouwde wonin-
gen ‘kunstmati.g op de vroegere huur -gehouden worden
(de ‘duurdere onderhoudskosten een oogenblik weg-
denkend), -zoodat hare bewoners niet in de
–
bijdrage
behoeven te deelen en dat het loskomend bedrag uit-
sluitend tot dekking van het huur-tekort voor de nieuw-
te ‘bouwen woningen gebruikt wordt. De 326 millioen door 6 deelen’d, -komt dan ongeveer 55 millioen voôr
de 50.000 huurders der nieuwgebouwde woningen
jaarlijks vrij, hetgeen voor den toeslag in eens op elke
nieuwgebo-uwde woning ongeveer
f 1100
beteekent.
Omgezet in een jaar.lijkschen bijslag, komt dit’ neer
op ongeveer
f
55, dat is alweer belangrijk minder
dan de bij-dragen, welke -thans de overheid aan exploi-
tanten van nieuwgebouwde woningen verleent. Ook
bij dezen opzet -komt men dus niet uit het gedrang.
– Bij dit alles staat -dan nog de veronderstelling voorop,
dat het productievermogen der maatschappij ‘bij de
operatie onaangetast blijft en geen, pirijsstijgingeu
-daaruit voortvlleien.
Welke waarde men nu overigen-s aan deze cijfers
wil toekennen, vast staat, dat met het thans toege-
paste stelsel der hooge bijdragen zoo spoedig mogelijk
gbro-ken moet worden, zal de wagen niet vastloopen.
In ieder ‘geval zullen ‘die bijdragen toch tot zeer
belangrijk lagere cijfers moeten worden teruggebracht. Al zijn er zeker- termen om in ‘de allernaaste toekomst
nog door te gaan met woningbouw -met beteekenende
overheidsbijdrage, het is plicht reeds thans ernstig te
overwegen ‘hoe het op den duur moet gaan.
Het ‘bijdrage-stelsel voor de normaal’arbei-derswoning
is – buiten de overgangsperiode, noodig om tot een
vrije woningmarkt te komen – in de practijk niet met
duurzaam -succes toe te passen, zoolang de over-heidskas
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
519
nog uit de inkomsten der burgerij
zelf
gevuld moet
worden en niet een of andere goede fee haar schatten
daarin stort. Anders loopt •het als met den man, die
bij voortduring boven zijn stand leeft. Gedurende
eenige jaren gaat alles goed, dan komt plotseling de
klap. Met de maatschappij net zoo. Zij is door den
oorlog zeer verarmd, gedurende eenige jaren kan zij
wellicht nog voldoen aan te hoog opgevoerde levens-
eisohen, ook hier volgt dan onherroepelijk het faillis-
sement.
Met den grootsten ernst zal dus de weg naar den
weer zichzelf bedruipenden woningbouw geiocht moe-
ten worden, omdat alle andere wegen onherroepelijk
in het moeras voeren.
Vanzelf richt zich de blik nu allereerst op de
mogelijkheid van huurverhooging. De sterk gestegen
en nog stijgende bonen der arbeiders openen de moge-
lijkheid, deii huurprijs op te voeren en op die wijze
het tekort te helpen dekken. Volgens sommigen ligt
hierin de oplossing.
Nu is vermindering van het exploitatietekort door
huurverhooging zeker denkbaar, maar de weg naar
den rendabelen woningbouw wordt hiermede toch niet
ten volle afgelegd. Ik neem als voorbeeld de bijdrage,
welke in Rotterdam gewoonlijk berekend wordt op het
exploitatietekort voor eenvoudige arheiderswoniugen,
door de gemeente en woningwetvereenigingen ge-
bouwd. Die bijdrage bedroeg gewoonlijk
f 125 per
woning per jaar.
1)
De enkele particuliere bouwonder-
nemers, die met overheidssteun in Rotterdam een
bouw.onderriamen, kregen een bijdrage, welke door de
wijze (van berekening niet direct vergelijkbaar is met
die aan vereenigingen gegeven, maar welke vermoe-
delijk toch niet minder zal zijn.
Terloops wordt opgemerkt, dat in de andere groote
gemeenten in den regel eer meer dan minder bijdrage
berekend wordt; Amsterdam en Arnhem b.rv. gaan zelfs
tot belangrijk .hoogere bedragen. Ook in het buitenland
worden belangrijke tekorten berekend. In Engeland
werd, volgens de tijdschriftberichten, voor kort gele-
den aangevan gen niezwbouw o.m.
f 135
als jaar-
lijksche bijdrage per woning genoteerd.
De bijdrage van
f 125
beteekent een huurbijdrage
van rond een rijksdaalder per week.
Bij
een gevraagde
huur van om en bij vier gulden zou ‘van den huurder
dus zes en een halve gulden gevraagd moeten worden
om een dergelj’ken woningbouw zeifbedruipend te
maken. Dit wil zeggen, dat de huurders
f 35 . f 40
moeten verdienen, om de zeer 6envoudige woningen
te kunnen bewonen, zonder het gezin ten opzichte van
voeding, kleeding en andere eerste levensbehoeften
te kort te doen. Dit loon wordt ook bij de jongste
belangrijke verhoogingen in den boonstandaard als
gemiddeld loon in de groote steden nog niet bereikt.
De meeste bonen blijven er zelfs belangrijk beneden.
Nieuwe
loonsstijging
over de heele linie der arbei-
dersklasse zou een huurverhooging mogelijk moeten.
maken. Maar ook daarmede komt men niet op het even-
wichtspunt. Hooger bonen beïnvloeden toch de prijzen. Do bouwkosten zullen, zoo al niet met het volle bedrag
der l.00nsstijgingen, dan toch met een belangrijk deel
daarvan, eveneens ‘omhooggaan. Zeker, nu de invoering
van den achturigen werkdag en de verhooging van
het standaardloon in alle produceerende landen plaats
vindt. Grondstoffen, half- en heelfabrikaten worden
met de stijging der bonen duurder. De hoogere bouw
–
kosten zullen den onder de exploitatie-uitgaven voor-
komenden annuïteitspost verhoogen en den invloed
van den omhooggaanden rentestandaard nog verster-
ken, terwijl de onderhoudskosten mede omhoog gaan.
Ook langs dezen weg hebben de hooge bonen invloed op
de huurprijsstijgingen. Zonder nu anderen na te zeg-
gen, dat men met loon8verhoogingen niets bereikt,
doordat men in een vicieuzen cirkel: hooger prijs,
hooger loon, hooger prijs rond gaat draien, zoo kan
1)
Indien inplaats van
de
41/
4
0
/0;
waarnaar het rijk de
annuïteit berekent,
5
0
/0
rente aangenomen wordt, zou het
exploitatietekort
f
150,—
overschrijden.
toch wel de vicieuze spiraal als beeld dienst doen. De
loonstijgingen, over de heele linie der arbeidende
klasse ingevoerd, voeren tot een punt, waarbij de
werkelijke welstandaverhooging van de loontrekken-
den slechts een onderdeel en hij geringe productie
slechts een zeer klein onderdeel van de loousstijging
zal bedragen.
Hiertegenover staat de prijsdaling als gevolg van
meerder aanbod van bouwmaterialen. Men behoeft
echter geen pessimist te zijn om het reeds een gelukkig
verschijnsel te noemen, indien binnen afzienharen
tijd de prjsdalinen in diverse bouwartikelen ten ge-
volge van het weer vrijkomen der markt evenveel
bedragen als de prijsverhoogingen tengevolge van de
loonstijgingen, in iedei geval isen
blijft
het specu-
latie om een zoodanige blijvende verlaging der bouw
–
kosten te verwachten dat hieruit een belangrijke ver-
mindering van de voor rente en aflossing te bëtalen
aunuïtelt zou voortvloeien. Zeker is het niet gewettigd
de speculatie zoover te drijven, om uit annuïteitsver-
mindering en huuropdrijving te zamen een volledige
compensatie tegen de nu reeds betaalde overheids-
bijdragen te berekenen. Zeker niet als ook de kans op
hoogeren rentevoet nog meetelt.
Verhooging der huren moet bovendien een
tendenz naar nieuwe loonsverhoogingen geven. Dit
kun niet anders, omdat de werkman anders beslist
te kort komt in voeding, kleeren en andere eerste
levensbehoeften. Dit vooral als ook daarvan de prijzen
hoog blijven.
Om kort te gaan: in huu9verhoogin.gen a2leen
kan
de weg naar den zichzelf bedruipenden volkswoning-
bouw niet worden gevonden.
Twee opmerkingen moeten hieraan vastgeknoopt
worden
De eerste betreft het feit, dat de woningen,
waarop het hiervoor genoemde cijfer ‘van
f 125
aan jaarlijksch eploitatietekor.t betrekking had,
meerendeels van een zeer eenvoudig type zijn. Al
winnen deze woningen het, door betere indeeling, uit
een algemeen hygiënisch en sociaal oogpunt be-
schouwd van de woningen v66r den oorlog door de
particuliere ondernemers gebouwd, in oppervlak
en afwerking staan zij daarbij in het algemeen
ten achter. De oorlog dwong tot uiterste spaarzaam-
heid. De stijgende eischen der in politiek opzicht
sterker wordende arbeidersklasse nu zullen allereerst
de tendens hebben tot ruimer d.w.z. duurder bouw.
En al beteekent het volhouden dezer eischen – zooals
bij alle menschelijke eischen – volstrekt niet, dat op
den duur alle eischers hun wenschen bevredigd zullen
zien (zij ook kunnen immers niet meer krijgen dan
er is) ongetwijfeld zal toch in de naaste toekomst
een druk in de richting ‘van duurder volkswoningbouw
worden uitgeoefend. Dit dus alweer ten nadeele van
het financieel eindresultaat.
Een tweede opmerking betreft een
verschijnsel,
dat
zich Vrij zeker in de toekomst zal voordoen en zich
feitelijk nu reeds afteekent. De sterk opkômende
macht der georganiseerde arbeidersklasse zal vermoe-
delijk leiden tot vorming ‘van een arbeiders-éliit,e en afsoheiding van een groote klasse minder bedeelden,
gedeeltelijk zelfs tot pauperisme vervallende arbei-
ders. Een groot getal lieden dus, die naar hun kunnen
ontegenzegljk tot den werkmansstand behooren,
maar die in de. komende tijden, waarin het leven van
de eene crisis in de andere dreigt over te gaan, vaak
tot armoede vervallen. Dit beteekent, dat ten
spijt van
de hooge bonen, bij de collectieve arbeidscontracten
bedöngen, de inkomsten van zeer velen, tot den werk-
mansstand behoorend, gevaar loopen belangrijk lag’er
te
‘blijven,
hetgeen de huurinkomsten sterk drukken
zal.
Maar gesteld ht hier genoemde verschijnsel van
splitsing der arbeidersklasse treedt niet op, men
slaagt er b.v. in door een ver doorgevoerd stelsel van
arbeidsreserven het werk en daarmede de inkomsten
over allen te verdeelen. Dan nog zal de werkloos-
520
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni 1919
huid haar kwa’den invloed doen gelden. Een nieuwe
evenwichtstoestand in het economisch leven – voor
sooverre dan een geleidelijke ontwikkeling als even-
wichtstoestand geformuleerd kan worden – is slechts
bereikbaar na sterke spanningen en ontiadingen.
Periodieke groote werkloosheid is dus te wachten.
Zij beteekent vermindering van het netto loon van
den werkman, met gevolg een minder bedrag be-
schikbaar voor woninghuur. Hetzij hij eigen risico
draagt, hetzij hij contributie betaalt in een werk-
loosheidsfonds, hetzij de staat de lasten er van op
zich neemt, in welken vorm ook, de werkloosheid
teekent zich als verarming der maatschappij, waar-
van ook de aiteidersklasse. den druk ondergaat.
Het meest te denken geeft het feit, dat. ook de zeer
eenvoudige woningbouw, waaronder te verstaan het
zoogenaamd eenkamertype, bestaande uit een woon-
vertrek van ongeveer 16 M
2
., klein keukentje en twee
tot vier kleine slaapvertrekjes geeli uitzicht geeft om
binnen afzienbare toekomst weer als een zichzelf be-
druipend bedrijf beoefend te kunnen worden.
De eischen aan woonruimte en wooniniichting
kunnen bovendien niet straffeloos nog lager gesteld
worden. Een zeer bedenkelijke sociale achteruitgang
zou hiervan het gevolg zijn, welke ook economisch
bezien, zeer nadeelige gevolgen zou hebben. De sociale
en economische factoren in het woningvraâgstuk gaan
hier hand aan hand. Woningen, waarin gezinnen
opgepropt worden en waarin een ordeljke huishou-
ding practisch ondoenlijk wordt, geven aanleiding tot
toestanden, welke zeker niet bevorderlijk zijn de
jonge generaties naar :behooren te doen opgroeien.
De meest belangrijke factoren, welke de volkakracht beïnvloeden en daardoor het productievermogen van
een land helpen bepalen, zijn hier werkzaam.
Maar er is meer wat teleurstelt. Niet alleen is de
woning in ruimte en inrichting vrijwel tot een mini-
mum waarde voor het huidige en komende geslacht
gedaald, ook in afwerking is zij vrijwel tot het vries-
punt gekomen.
Als l.ichtpunt zou hierbij alleen vermeld kunnen
worden, dat de bouw op groote schaal van gemeen-
telijke en vereenigingswouingen gedurende den oorlog
in sommige groote steden op het type woning wel
eenigszins gunstig inwerkt. Zoo wil ik een zooge
naamde eenkamerwoning met afzonderlijke, zij het
kleine slaapvertrekken, mits oordeelkundig aange-
bracht, uit sociaal en hygiënisch oogpunt wel hooger
stellen dan de v66r den oorlog door de particuliere
bouwnijverheid gebouwde grootere tweekamerwoniu-
gen met dubbele alkoven en bedsteden.
Maar overigens zal ieder, die met aandacht een
volkswoning, ook de best gebouwde, beschouwt, tot de
slotsom komen, dat het nu langzamerhand welletjes
is. Men behoeft hierbij nog niet eens te denken aan
de zeer lage eischen, welke aan de materialen in den
oorlogstijd gesteld werden of aan de verschillende
ersatzmaterialen, welke gaandeweg ‘burgerrecht ver-
kregen. Wij willen zelfs aannemen, dat na een zeker
aantal jaren het peil dienaangaande weer kan wor-den opgevoerd, al is dit, in verband met de gr.00te
vraag naâr bouwmaterialen in de komende jaren en
de gapingen in de productie van sommige materialen,
als gevolg van politieke en socinle naweeën van den
oorlog, in verschillende Europeesche landen, op zich-
zelf nog twijfelachtig.
Maar zelfs
bij
verbeterde materialen is de gewone•
woning in technisch constructief opzicht ten slotte
toch een hoogst onvolmaakt product. Wie de woning,
bestaande uit dunne muren, gemakkelijk te beschadi-
gen pleisterwerk, steeds trekkende deuren en ramen,
tochtige vloeren en winderige daken een oogeublik
onbevangen aanschouwt en daarna een vergelijking
trekt met tal van industrie-producten, zal zichzelf de
opmerking niet kunnen weerhouden, dat de woning in technisch opzicht zeer ten achter gebleven is. En
dit geldt niet alleen de arbeiderswoning, maar evén-
zeer de middenstaudswoning en tot op zekere hoogte
zelfs het heerenhuis.
T.ot nadere motiveering waag ik het de aandacht te
vragen voor de wijze, waarop het schip, het spoorweg-
rijtuig, de automobiel geconstrueerd zijn, daaraan
is alles af. Wie vindt, dat de
vergelijking
mank gaat
(dat doen nu eenmaal alle vergeljkingen), omdat ge-
noemde voorwerpen een andere bestemming hchben
en daardoor beter geconstrueerd moeten zijn, geef ik
ten antwoord, dat het woonhuis wegens zijn zeer bij-
zond.ere bestemming in het leven van meerdere ge-
slachten — en nu breng ik de sociale beteekenis er
van in vollen omvang naar voren – zoo buitengewoon groot is en van zoo’n invloed op de ontwikkeling van
geheel een volk, dat de bestemming hiervan toch zeker
ook wel aanleiding geeft om behoorlijk solide, afge-
werkte constructies te verlangen. Maar men behoeft
de parallel niet bij het schip, den trein of de auto te
doen ophouden. Elk industrieel product van eenigen
omvang en beteekenis wint het in soliditeit en afwer-
king van het woonhuis, de machine zoowel als de
lantaarnpaal, de moderne fabriek zoowel als het
stationsgebouw. Behoudens wat enkele onderdeelen be-
treft, welke in hoofdzaak op sanitair gebied betrek-
king hebben, heeft de woningbouw niet doorgemaakt
het proces der industrieele ontwikkeling van de
19e eeuw en het begin der 20e eeuw. In technisch
opzicht niet en in maatschappelijk opzicht niet.
In technisch opzicht niet, omdat het woonhuis van
dozen tijd, met uitzondering van enkele onderdeelen,
in hoofdzaak constructief nog geheel berust op de-
zelfde onaan.getaste beginselen als die in de 16e, 17e
en 18e •eeuw golden. Onze geheele hedendaagsche
woningbouw staat feitelijk nog in het teeken van den
bouw der
renaissance-tijden.
De kwaliteit van het
werk is bovendien hard achteruitgegaan.
Hiermede raak ik vanzelf het punt der maatschap-
pelijke organisatie, welke den woningbouw beheerscht.
Het stelsel van den bouw, woning voor woning, be-
oefend door den onbekenden, maar door zijn werk
beroemd geworden ambachtsrnan van het gr.00te
renaissancetijdperk, werd feitelijk tot vlak v66r den
oorlog nog gevolgd. De op zichzelf, in het klein
werkende bouwondernemers zijn de menschen geweest,
die de moderne steden bouwden in het groot-industri-
eele tijdperk van de 19e en het begin der 20e eeuw.
Zij werkten zonder de werkmethodes der groot-
industrie. De bouw op groote schaal met gecentrali-
seerde leiding bleef hun vreemd. Wel werd in den
woningbouw volgens enkele vaste plattegronden ge-
werkt, waardeor een schijn van massa-productie en
daardoor eenige aanpassing aan de zoo kenmerkende
massa-productie der groot-industrie ontstond, maar in
wezen was dit toch op een ander beginsel gegrond.
Groote industrieele ondernemingen, met een leger
deskundigen werkend, in tal van onderafdeelingen
georganiseerd, tot het verkrijgen van een zoo voor-
deelig mogelijk eindproduct, hebben zich tot dusver
op de woningproductie niet toegelegd. De overgang
van het handwerksproduct der renaissancetijden naar het ,,billig und slechte” en vervolgens naar het ,,billig
und gute” industrieele massa-product der 19e eeuw,
heeft de woningbouw nauwelijks meegemaakt.
In hoofdzaak voortwerkend op de methoden van liet anzbachtstjdperk, heeft, zij het, langs anderen weg dan
de industrie, eveneens gebracht tot een punt, waarop
het product als goedkoop en èlecht te kwalificeeren
valt.
Goedkoop, dQordat het uiterste uit de onderneming
als gevolg van groote concurrentie werd gehaald.
Slecht, doôrdat het ambacht in kwaliteit ‘hard achter-
uitging en de nieuwere werkmethoden, welke de
industrie bracht, slechts op zeer bescheiden schaal
werden toegepast. Dit laatste ging ioover, dat scher-
pere verordeningsbepalingen in het loven werden ge-roepen om het kwaadvan te slechten ‘bouw te keeren.
De oorlog heeft – zooals bij zooveel dingen –
als een stormwind het tot in 1914 heerèchende stelsel
4 Juni
1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
521
van stedenbouw onderst boven gegooid. Het stelsel
van bouw, woning voor woning, door een groot aantal
kleine, op zichzelf bouwende ondernemers heeft –
bedriegen de teekenen niet – vermoedelijk uitgeleefi.
Wel zullen hier en daar nog groepen woningen op
deze wijze gebouwd worden, maar als algemeen stelsel
voor de toekomst is dit bijna ondenkbaar. 1n de plaats
daarvan is de bouw van geheele woningcomplexen
sterk naar den voorgrond getreden. Wel werd het
bouwen van straten en blokken als samenhangende
geheelen v66r den oorlog van meerdere zijden om
sociale en aesthetische redenen gepropageerd, ook wer-
den door woningvereenigingen in ons land, speciaal in
Amsterdam, groepen woningen op deze wijze gebdiiwd,
maar als stelsel alweer is het eerst tijdens en door den
oorlog om zoo te zeggen er in gekomen. Ook de parti-
culiere bouwnijverheid immers, welke tot v66r den
oorlog zeer sterk aan individualistische opvattingen
vasthield, toont eenige neiging een nieuwen koers
te kiezen en het ‘voorbeeld van gemeentebesturen en
vereenigingen te volgen. Er zijn voorbeelden in Den Haag en Rotterdam o.a., waarbij een groep bouwon-
dernemers de handen in elkaar sloegen om gezamenlijk
een aaneengesloten bouw tot stand te brengen. Hoe
teekenend ook, is dit intussehen niet anders dan een eerste stap op den weg, die naar de oplossing leiden
moet. Want op zichzelf genomen, is het ‘vraagstuk in
economi.sehen zin nog niets nader tot de oplossing
gebracht. De woningen zijn constructief nog van het-
zelfde gehalte of misschien van nog minder gehalte
dan die v66r den oorlog gebouwd en van een zichzelf
bedruipend bedrijf is nog geen sprake.
In technischen zin besohouvd, heeft het groot-
industrieele tijdperk zijn stempel op den woningbouw
nagenoeg nog niet gedrukt, de oude bouwmethodes
worden nog toegepast; zelfs in de wijze, waarop de
bouwonderneming geleid wordt is nagenoeg nog geen
wijziging gekomen.
Dit heele merkwaardige proces in de ontwikkeling
der bouwerij, waarbij geen nauw verband met het
overigens de geheele maatschappij doordringend
proces der industrieele ontwikkeling valt te consta-
teeren, is natuurlijk uit de geschiedenis te verklaren.
Wie zich de moeite geeft de geschied’kundige ontwik-
keling in het bouwbedrijf vanaf vorige eeuwen na te
gaan, zal in het hierboven vermelde geen bevreem-
ding vinden. Voor onzen gedachtengang is dit overi-
gens van weinig belang. Meer komt ‘t er op aan de
feiten te stellen zooals ze plaats vonden, om daartiit
later conclusiès te kunnen trekken voor de toekomst.
(Wordt vervolgd.)
A.
PLATE C.
i.
EEN RECENTE BELGiSCHE ANNEXIONIS-
TISCHE STEM.
Het Belgisch annexionisme steekt in de laatste
weken opnieuw het ‘hoofd op. Het samenvallen van
dit verschijnsel met de besprekingen te Parijs zal
niet geheel en al toevallig zijn. Hoe gematigd schijnen
niet de officieele eischen, hoezeer dragen zij niet het
karakter van te zijn compromisvoorstellen – het
teeken, waarin de geheele Parijache conferentie tot
dusver gestaan heeft – wanneer tegelijkertijd het
uiterste annexionisme luide ‘de trom roert en zich
voordoet als een levenseiseh van het Belgische volk, die in alle kringen wordt gedeeld.
Dat in enkele Belgischd bladdn schier dagelijks
het ‘vuurtje wordt gestookt, kan niet verwonderen.
Ook echter de buitenlandsche pers, zoo de Daily
Ohronicle van verleden week en do Panische Libre
Parole van 28 Mei, laat van tijd tot tijd eenzelfde
geluid hooren, waartegenover aan het Nederlandsch
standpunt nog te weinig ruimte gegeven wordt.
Het artikel evenwel, dat wij hier in het bijzonder
willen signaleeren, is niet verschenen in de dagblad-
pers, doch in do ,,Correspondant”, ‘een 14-daagsoh
tijdschrift, dat weliswaar niet het aanzien geniet van
zijn bekende coufrater de Revue des Deux Mondes,
doch niettemin onder de Parijsche tijdschriften zeker
gezag heeft.
Het artikel, dat opgenomen is in het nummer van
25 Mei, draagt tot titel: Les Aspirations Nationales
de la Belgique. Het is ongeteekend, wat niet weg-
neemt, dat het geschreven is door iemand, die met
de politieke geschiedenis van het vraagstuk in onder-deden vertrouwd is. Op zeer tendentieuze wijze wordt
evenwel van deze wetenschap gebruik gemaakt.
De eerste paragraaf is gewijd aan het Scheldevraag-
stuk. De bestaande regeling, welke Zeeuwsch-Vlaan-
deren en den Scheldemond aan Nederland laat, doch
het loodnwezen de ibebakening en de ,,conservation
des passes en aval d’Anvers” aan een gerieenschap-
pelijk toezicht van beide landen onderwerpt, wordt
onvoldoende geacht. De Nederlander heeft bij de
Schelde .geen belang. Vandaar, dat wat hét op diepte
houden van het vaarwater betreft de Nederlandsche
regeering ,,maintes fois” zich beperkt tot ,,ignorer
puremeut et simplement les demandes qui avec
insistance lui adressent les commissaires de l’autre
Etat.” En een oogenblik later is het weer ,,l’inertie
en la mauvaise volonté des Hollandais” die werken
verhindert of, zelfs wanneer België deze geheel voor
zijn rekening neemt, , tegenwerkt of vertraagt. Dit
alles is – het is in Holland al zoo dikwijls geconsta-
teerd – volstrekt onwaar. En wil men de proef op de
so: Is de Schelde dan zoo slecht? Of is misschien
het Belgische ‘deel het slechtste en voor de scheepvaart
hinderlijkste? Het antwoord op deze vragen is eenigen tijd geleden gegeven door de Antwerpsche Kamer van
Koophandel zelf, die misschien niet ten onrechte de
vrees was gaan koesteren, dat al het geschrijf de
haven in een kwaden reuk zou brengen! Er is in het
huidig regiem, dat ook van Nederlandsche zijde niet
in alle opzichten juist gevonden wordt, wel het een en ander te verbeteren en te veranderen, dat het tot
nadeel van Antwerpen zou hebben gestrekt is moeilijk
vol te houden. Wat Zeeuwsch-Vlaanderen betreft, geeft de schrijver het geheel Noord-Nederlandsch
karakter der bevolking – grootcndeels van het Her-
vormd geloof – toe. Wilson’s beginselen mogen
echter de voeging dezer ,,enclave” bij België niet
tegengaan, eischen deze veeleer. Mag een bevolking
van 70.000 zielen ,,tenir en échec le droit la vie
d’une population de 7 millions d’habitants”? Nog op enkele andere kanten gaat de schrijvér in
dit eerste hoofdstuk in: het kanaal Gent-Terneuzen, de concurrentie in het loodswezen, waar het Neder-
land zou zijn, dat België op nuttelooze kosten jaagt
en zoo meer.
De tweede paragraaf behandelt de oostelijke grens.
Vooral hier wordt, gelijk trouwens ook bij het Schelde-
vraagstuk, aan het defensievraagstuk een ruime plaats
gegeven. Limburg onverdedigd laat België’s noorde-
lijke oostflank onbeschermd, Luxemburg heeft zuide-
lijker gelijk
nadeel ten gevolg. Ook economisch is
Nederlandsch Limburg een beletsel. Goede spoor- en
waterverbindingen met den Rijn zijn hierdoor, naar
de schrijver beweert, uitgesloten. Vandaar de merk-
waardige territoriale eischn, aangegeven op het bij
het artikel gevoegde en hier gereproduceerde kaartje.
Ook op historische gronden ontkent de schrijver het
Nederlandsch recht op Limburg. Hij vergeet echter
mede te deden, dat viervijfde van het huidige Neder-
landsche Limburg, waaronder Maastricht, metterdaad
van af 1048 deel van het Nederiandsch gebied hebben uitgemaakt en dat bij de scheiding van 1839 ten slotte
België meer van het oude Hollandsche bezit in het
Luiksche gekregen heeft, dan Nederland ter verbin-
ding van Limburg met het noorden. Ook over liet
Maas- en Kanaalverkeer klaagt de schrijver. Dat
Nederland in dit opzicht misschien nog wel zoo rn-
stige klachten kan richten tot België moet hem,
deskundig als hij is, niet onbekend zijn. –
De derde paragraaf, waarin het voorstel wordt ont-
wikkeld, dat tegenover wat België ontvangt, Neder-land Kleef, Bentheim en Oost-Friesland zou nemen,
522
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni
1919
j
CORR(SPOtDANT ,/
/
J !
(
(S
R
otte
r
da
rn
Mun
s
lPaal
slende
1L
0
.
CoIognea(
Macst.rich
—
C/at,ecq
Liege
M05teh%Eupen
ChrIer’ai Narnur
ftleus.
•
)
Cobence,
/
‘
(
9
ae,,.,?
.,(,Iervaux.
.00•0
9
‘
‘;;
eiqqu;ace
‘8ou
‘
.-o-o-.o-
ee: Ce,,Je/ee: ,,éce,sa freej It /Je,’ç&e
9Ç’I8”3
–
‘
10
Trives
Grance,, lij”e: de C/,emn dticr en e:pIoIaron
Lg.”es de Chenil,, de Ier é constrejee
,
,V/ •
)Vdie$ des: eI canava ct,cenIs
r6af Lente., d arandi
tBI),2U.t
pro eec,
1
jÇ
o – P
L
L eCU
kunnen wij stilzwijgend voorbijgaan, terwijl ook de
vierde
0
en
0
vijfde paragraaf, die over varsohillende
kleine grensre’ctificaties en over de neutraliteit han-
delen, hier onbesproken kunnen blijven.
Een enkel algemeen woord ,echtêr nog tot slot:
D.at de Belgische. annexionistische campagne het
resultaat zal opleveren, dat haar radicale voorstanders
er van hopen, is voorshands vermoedelijk niet te
vreezen. Vierkant er tegenover staat het Nederland-
sche standpunt, dat geen raken aan wat van .oudsher tot het Hollandèche gebied heeft behoord, gedoogen
kan. Willen de thans gevoerde besprekingen tot resul-
taat leiden, dan zal België dit Nederlandsche beginsel
hebben te aanvaarden.. De voor ‘beide landen wensche-
lijke vriendschappelijke samenwerking kan nlleen op dezen grondslag tot stand komen. Het wederzijdsche.
vertrouwen, dat ‘bij dit alles eerste voorwaarde is, kan
echter nimmer tot stand komen zoolang van eene
zijde een dergelijke campagne gevoerd blijft. Vooral in
deze richting doen artikelen als het. hier besprokene hun .kwaad, niet het minst dan, wanneer zij een be-kendheid met het vraagstuk verraden, welke die van den eersten den besten 4buitenstaander belangrijk te.
boven gaat.
0
B.
DE ENGELJS’CHE 0HEEPVAA1?T…
0
BEGROOTING.
°
0
In het Engeische Parlement is dezer dagen de
Scheepvart.begrooting ter sprake gekomen en kolonel
Leslie Wilson, de Parlementary Secretary, die in zijn
overzicht eenige zeer belangwekkende gegevens ver-
strekte, zoowel over de beschikbare scheepsruimte als
over het standpunt der Regeering ten aanzien van .de
exploitatie en vermoedelijke overdraëht ‘der werven te
Ohepstow. en Beac’hley, ‘verklaarde onder bijval dèr
vergaderihg, dat deze’ eerste maal waarschijnlijk te-
vens de laatste zijn zou,, omdat het Departement van
Scheepvaart ‘zoo spoedig mogelijk zal worden opge-
hevn. Voor hen, die meenen,- dat de reeder.s slechts
bij voortgezette contrôle binnen redelijke vrachtgr’en-
zen kunnen worden gehouden, moge in het bijzon-
der het licht worden geworpen op de uitspraak, dat
volgens de overtuiging van ter zake kundigen de -zee-
vrachten eerst dan weder in normale banen kunnen
worden geleid, als alle scheepsruimte weder geheel
ter vrije beschikking van het bedrijf zal
zijn
gekomen.
Uit de met kwistigen overvloed gegeven
cijfers blijkt,
dat bij het uitbreken ven den oorlog de wereldtonne-
maat aan zeeschepen van meer dan 500 bruto register-
ton op 40 millioen kan worden geschat, waaribij onder Engelsche vlag 18Y2 millioen ton, terwijl deze totaleu
0
in het ‘begin van dit jaar onderscheidenlijk met 36’/
en ruim 15 millioeh worden ‘vermeld. Gedurende het
jaar 1918 werden de verliezen over de geheele wereld
.met 1 millioen door. aan’böuw overschreden, doch in
Engeland kon men het
cijfer
‘der vermeerdering slecht’s
op 96.000 ton brengen, zoodat de wereldtoename voor-
namelijk op rekening moet worden gesteld van den
Amerikaanschen scheepsbouw, die 2 ‘niillioen produ-
ceerde. Geen wonder, dat de positie der Vereenigde
Staten, wier vloot ‘v66r het uitbreken van den oorlog
uit 1,7 ‘millioen 10h bestond en than’s op 6,4 millioen ton geschat wordt, in de Engelsche reederswereld een
steeds luider uitgesproken ‘gevoel van onrust ‘baart en
men zelfs openlijk in het Parlement de vraag stelde
of de Regeering wel de noodige maatregelen neemt,
opdat de Amerikanen niet met het grootste deel van
den Duitsehen buit gaha
strijken;
een vraag, waarop
Bonar Law niet onverwacht ten antwoord gaf, dat
hij geen vrijheid had, zich over deze quaestie uit te
1 aten en men overigens vertrouwen moest stellen in de Britsche gedelegeerden ter vredesconferentie, die
de eigen belangen wel zouden weten te verdedigen.
Een van ‘de grootste moeilijkheden, waarmede de
autoriteiten in Engeland te kampen hadden, was het feit, dat men niet alleen rekening hnd te houden met
het vervoer van troepen en oorlogsmateri’aal, doch ook
de zorg op zich, nemen ‘moest voor het aanbrengen
van levensmiddelen, voor de eigen bevolking en die
van eenige geallieerde landen, terwijl bovendien onder
den invloed van den duikbootoorlog e.a., voortdurend
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
523
een aanzienlijk aantal handelsschepen të hers’telling
werkloos in de dokken en op de werven lag; hun
totaal was op 1 Januari 1918 niet minder dan 1 mii-
lioen ton en gedurende dat jaar benutte men ruim
1,8 millioen voor het ovèr’brengen van troepen en oor-
logstuig. Een hoeveelheid van 2 millioen ton aan
handelsschepen wer.d als bewapende kruisers aan de
oorlogsvloot toegevoegd, evenwel kwamen deze vaar-
tuigen toch nog zooveel mogeiijk.voor het vervoer van
koopmansgoederen in aanmerking. Het mag onder
deze omstandigheden reker als een bewijs van zeld-
zame opoffering van Engelsche
zijde
worden he-
sch’ouwd, dat Frankrijk gedurende het jaar 1918 in
liet genot werd gesteld van een equivalent van 1 mii-
lioen en Italië van driekwart millioen tons scheeps-
ruimte; ‘bovendien mochten beide landen gebruik ma-ken van de zoo schaarsche voorraden der overzeesche
kolenstations.
Het merkwaardigst zijn echter in dit overzicht van
kolonel Leslio Wilson misschien wel de cijfers, welke
een beeld geven van de importen in het Vereenigd
Koninkrijk, voor zoover dez werden bewerkstelligd
door schepen onder Engelsche vlag. In 1913 werd
namelijk een totaal van 35 millioen ton aan koopmans-
goederen ingevoerd door 12 millioen bruto registerton
scheepsruimte; in 1917 bedroegen deze cijfers: 31
millioen goederen, geïmporteerd door 7V2 millioen
ton, en gedurende 1918 wijzigde de verhouding zich
7.00danig, dat de invoer van 30 millioen ‘ton goederen
kon worden bewerkstelligd door 614 millioen ton
scheepsruimte. Zooals vanzelf spreekt, bestaat er in
dit geval geen enkel verband tusschen de totalen voor
scheepsruimte en goederen onderling, daar voor zulk
cene verhouding niet met de gegevens voor bruto
registertonnen, doch slechts met die voor ,,dead-
weight” onder vtirmelding van den aard der goederen
rekening kan worden gehouden; maar zij leveren toch
het onweerlegbaar bewijs, dat hier door concentratie
van het bedrijf een geregelde aanvoer van levensbe-
hoeften langs de kortste en meest-geëigende banen is
verkregen onder aanzienlijke stijging van het nuttig
effect der beschikbare scheepsruimtc. Men vraagt zich
met eenige verbazing af, waarom leze verhoudings-
cijfers niet meer naar voren werden gebracht. Zij vor-
men het zwaartepunt van het resultaat der handelin-
gen’van het Ministerie van Scheepvaart en zoüden
•
zelfs als een dankbaar argument kunnen dienen voor
hen, die in Engeland nog steeds’ op nat,ionalisatie van
het scheepvaartbediijf
blijven
aandringen, indien de
bezwaren tegen een dergelijken maatregel niet steeds
een doorslaand tegenwicht bleven vormen. Daaren-
boven kan men opmerken, dat de scheepvaart zich,
vooral door de groote fusies van den allerlaatsten tijd,
toch reeds in dé richting eener gewenschte concen-
tratie voortbeweegt, doch thans gesteund door de on-miskenbare voordeelen van het particulier initiatief.
Minder gemakkelijk was het echter, de houding der
Regeering te, verklaren met betrekking tot de natio-
nale scheejswerven te Oheptow en Beachley, waarvan
de constructie in Augustus 1917 door de Admiraliteit
werd ondernomen en welke na den wapenstilstand
werden overgedragen aan den ,,Shipping Oontroller”.
De weinig-bevredigende resultaten van deze geweldige
onderneming, waarvan de kosten voor terreinen, het
leggen van 34 hellingen en het bouwen van de noodige
arbeiderswoningen en hospitalen op ruim 6 milli’oen
pond sterling . worden ‘geraamd, hebben aan eene
uiterst-scherpe critiek in de dagbladpers blootgestaan
en kolonel Leslie Wilson meende
zijn
mededeelingen daarom te moeten inleiden met de opmerking, dat men
deze geheele zaak in het juiste licht had te ‘beschou-
wen; men moest zich daarbij namelijk om te beginnen
niet op een commercieel standpunt stellen, doch diende
de genomen maatregelen als een harde’ oorlogsnoodza-
kelijkheid te aanvaarden. Sir Ene Geddes, die zich in
dezen had te verantwoorden, kwam er den nadruk op
leggen, dat men in 1917 zulk een spoedig staken der
vi.jandelijkheden niet had kunnen voorzien en oven-
gens, ‘bij de’tirijke oproepingen van vakarbeiders ten
dienste van het staande leger, te kampen had met
een groot gebrek aan verkkrachten. Volgens zijn ge-
voelen zou men hij een langeren duur van den oorlog
de
noodzakelijkheid
en de nuttige uitwerking der
nationale werven ve1 hebben ‘leeren waardeeren, doch
hiertegenover is zeker wei de vraag gewettigd ‘of eene
Regeening zich
bij
het nemen van bepaalde maatrege-
len mag grondvesten op een voortduren van omstan-
digheden, welke zich elk oogenblik konden wijzigen.
Sir Ene weigerde pertinent de verontschuldigingen
aan te bieden, die men van hem ten aanzien van het
in 1917 genomen besluit verlangde en bleef hardnek-
kig volhouden, dat hij ook thans onder gelijke om-
standigheden op dezelfde
wijze
handelen zou. Toch
slaagde hij slechts matig in
zijne
pogingen tot weer-
legging van hen, die deze werven als een kostbare
mislukking beschouwen, want zijne productïecijfers
waren geen,feiten, doch de nuttelooze berekening van
mogelijkheden, welke nooit in vervulling zijn gegaan.
Inderdaad blijkt tot heden nog geen enkel handels-
vaartuig aan ‘de werf te Ohepstow van stapel te zijn
geloopen en een der leden maakte de scherpe opmer-
king, dat de vakkundigen, welke de Regeening ter
assistentie had geroepen en wier ‘werk thans door ,,ge-wone politici” moest worden gecontroleerd, zich beter
met hun eigen zaken hadden bemoeid; hij vergat, dat
de medewerking dier vaklieden eerst van zeer recen-
ten ‘datum is.
Nadat de ,,Shipping Oontroller” aldus na het slui-
ten van den wapenstilstand de werven van de Admi-
raliteit had overgenomen, stelde hij zich tot taak om
op de minst-kostbare wijze de schepen, waarvan de
kiel gelegd was, te doen afwerken; de ontwerpen voor
arbeiderswoningen en hospitalen tot uitvoer te bren-
gen en ‘de geheele onderneming daarna in zoodanigen
staat te brengen, dat mogelijke koopers het bedrijf
volgens de eigen inzichten konden voortzetten.
Hier nam de Regeering, vermoedelijk onder dan
invloed van de voortdurende onrustige bewegingen
onder de scheepsbouwarbeiders, een zeer gewichtig
besluit. Zonder de aanbiedingen van andere zijde ge-
heel en al af te wijzen of uit te sluiten, trad zij voor-
loopig in onderhandeling met eenige vakvereenigin-
gen van arbeiders in het scheepsbouwbedrijf ten einde
te onderzoeken in hoeverre de Arbeid in de gelegen-
heid kon worden gesteld tot deelneming in het bestuur
van een dergelijke industnieele onderneming: hetzij
op grondslag van coöperatie, hetzij door eenvoudige
medezeggenschap. Blijkens ‘de opgaven van kolonel
Leslie Wilson was men ten slotte tot een vast omlijnd
voorstel gekomen, volgens hetwelk de werf aan eene
vak-vereeniging zou worden verkocht tegen een door
deskundigen nader te bepalen prijs en op conditie
van afbetaling in zekere termijnen. De koopsom moest
worden gedekt door een tweede hypotheek’en een eerste
hypotheek zou dienen tot dekking van het bedrijfs-
kapitaal, hetwelk de te vormen naamlooze vennoot-
schap in deelneming van particuliere
zijde
zou moe-
ten vinden, zonder dat de Regeering eenige garantie
te dier zake op zich wenschte te nemen.
Ofschoon op deze voorstellen tot dusverre geen
officieel antwoord van de betrokken vakvereeniging
is ingekomen, schijnt uit de berichten der partijbladen
te mogen worden opgemaakt, dat zij definitief zullen
worden afgewezen en daarmede de kans op een uiter-
mate ‘belangrijke ‘proefneming op dit gebied voorloo-
pig verloren ging. Het is inmiddels te hopen, ‘dat de
redenen der weigering slechts onvoldoende in de mede-
deelingen der arbeiders-afgevaardigden in het Parle-
ment tot uiting
zijn
gekomen. Een der leden gaf na-melijk te kennen, dat de vakvereenigingon de voor-
stellen niet wenschten to aanvaarden, omdat zij de
voorkeur gaven aan Staatsexploitatie en dat zij niet
alleen zeer beducht waren voor tegenwerking van de
zijde der leveranciers van materialen, die hun minder
faciliteiten zouden verleenen dan aan andere scheeps-
bouwers, doch ook van den kant dr reeders, welke
524
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4
Juni
1919
eene door arbeiders geleide onderneming wel eens
konden boycotten: De absurditeit van dergelijke be-
weringen ligt onmiddellijk voör ‘de hand; deze arbei-
ders zouden
toch
volgens den opzet werken met door
het kapitaal te verstrekken middelen en daarenboven
hbben zoowel reeders als vaklieden uit het scheeps-
bourw’bedrijf reeds bij voorbaat en ongevraagd hun al-
geheele medewerking toegezegd. Ten slotte kan als
vaststaande worden aangenomen, dat men zich bij
leveranties slechts laat leiden door overwegingen van
commercieelen aard, zonder
zich
in economische ver-
wikkelingen te verdiepen en voorts leert de praktijk,
dat de reederijen Jiare bestellingen uitsluitend af-
hankelijk maken van
mogelijke
voordeelen in kwali-
teit en prijzen.
Het valt niet te ontkennen, dat de vakvereenigin-
gen deze taak niet hebben aangedurfd;’ haar
is
onver-
wacht eene verantwoordelijkheid geboden, waavan de
omvang en de consequenties haar vermoedelijk deden
ontstellen. Na de eerste besprekingen met de autori-
teiten bleek deze beduchtheid dan ook •teekenend uit
het beeld van een partijblad, hetwelk beweerde, dat de
Regeering het wilde doen voorkomen alsof
zij
een
jong hondje te koop aanbood, dat later wel eens een
witte olifant kon blijken te zijn.
Zal men er nu in slagen, de ‘overdracht aan de een
•
of andere particuliere firma te bewerkstelligen?
Kolo-
nel Leslie Wilson’s ,antwoord op de vraag
of’
biedin-
gen van die
zijde
waren ingekomen, klonk weinig
bemoedigend, want men had slechts eenige ,,tentative
offers” ontvangen. Naar alle waarschijnlijkheid zullen
dus de kosten van dit avontuur wel voornamelijk op
de algemeene oorlogsuitgaven moeten worden afge-
schreven.
Toch
zijn
er in deze zitting een aantal lichtpunten
naar voren gekomen: de verkoop van het staatseigen-
dom aan scheepsruimte kon, vooral met Lord Inch-
cape’s medewerking, op bevredigende voorwaarden ten
uitvoer worden gebracht; het vraagstuk van de oplei-
ding voor den zeedienst
is op
voortv’arende wijze van
regeeringswego ter hand genomen; de algeheele ‘vrij-
gave der haiidelsschepen ten dienste van het bedrijf
kan worden tegemoet gezien,
zoo
spoedig de thans nog
geldende eischen van het troepenvervoer vervallen; en
zonder twijfel zou men in Engeland de toekomst der
scheepvaart met opgewektheid mogen, tegemoet zien,
indien daar, niet steeds, als een onverdrijfbare don.
kere wolk, het onvermijdelijk overwicht van Amerika’s
koopvaardijvloot hangen bleef. H.
PH. KELDER.
DISTRIBUTIE VAN LEVENSMIDDELEN.
Aan de Memor’e van Toelichting, beh•oo-
rende bij het 26 dezer door den Minister van Land-,
bouw, Nijverheid en Handel aan de Tweede Kamer
aangdboden wetsontwerp inzake verdere ‘beschikbaar-
stelling van levensmiddelen, ontieenen
wij
het vol-
gende:
,,Het voortdurend wisselen van de omstandigheden er van
de vooruitzichten brengt eene ongewisheid met zich mede,
die het schier ondoenlijk maakt met de vereischte ‘nauwge-
zeth’eid aan te geven, waarin gedurende de eerstvolgende
maanden de maatregelen met betrekking tot een bepaald
gebied zullen bestaan. ,,Hoe bezwaarlijk het zelfs was vooreen zÖÖ kort tijdperk
als vier maanden vormen (rwaarover het vorig ontwerp liep)
met voldoende nauwkeurigheid de distributiekosten te
ramen, komt wel hierin uit, ‘dat de werkelijke uitgaven
over die vier maanden nagenoeg 10 pet. van de geschatte
verschillen. Terwijil eene zeer conscientieuze raming de
voor rekening van ‘het Rijk komende ‘kosten van 1 Januari
—1 Mei
…ep f
100.000.000 gesteld had, blijken die k’osten volgens voorioopige berekening, over de periode 1 Januari
—19 April
f
84.662.672,62 bedragen te hebben, zoodat tot
1 Mei 1919 ongeveer
f
90.000.000 verbruikt zal zijn.
,,Zoo verliep de aanvoer van grondstoffen voor de marga.
rinefabricage zeer bevredigend, tengevolge, waarvan het
,
mogelijk werd, op een vroeger tijdstip dan aangenomën was,,
de vervaardiging van de voor de schatkist zoo uiterst dure melan’ges met resp. 35 pot. en, 65 pet. boter te vervangen
door die van supra Inargarine e’n eene melange met slechts
25 pet. boter. Daarenboven daalde het verbruik van vetten
als zoodanig aanmerkelijk, doordien cle distributie van
Amerikaansch spek in hooge mate aan d.e behoeften aan vet
tegemoet kwam.
,,Om dezelfde ‘reden kon ook de distributie van bevroren
schapen- en vai’ken’svleesch op ‘aanmerkelijk kleiner schaal geschieden dan aanvankelijk in de bedoeling lag.
,,llet aanvoeren van steenkolen uit België bracht een
groot aantal stoomtrawlers in de vaart, waardoor de v,isch-
aanvoer dermate toenam, dat een einde kon worden ge-
maakt aan de distributie der ag. Regeeringsvisch; daaren-
boven was ook de vangst van Zuiderzeeharing zoo over-
vl’oedig, dat een gedeelte uitgevoerd en het overblijvende
tegen redelijken prijs in het ‘binnenland geplaatst ‘kon wor-
den zonder dat ‘zulks van de schatkist ff’ers vergde.
,,De verhooging van het brood- en aardappe1’rantsoen
leidde er toe, dat van andere regeeringsgoederen als bijv.
peulvruchten en rijst het toegekende rantsoen niet ten volle
verbruikt werd; de distributie dezer artikelen vereischte
derhalve van de schatkist aanmerkelijk geringer offers dan
aanvankelijk was berekend.
,,De verbetering van de hoedanigheid van het wittebrood
werkte mede tot eene vermeerdering van het verbruik dezer
broodsoort; ook deze omstandigheid gaf tot besparing der
Rijksgel’den aanleiding, daar de bijslag op regeeringsbl’om
aanzienlijk lager is dan die op regeeringsmeel.
,,Evenals het hart der afgeloopen winterperiode, toen de
eerste gevolgen van den wapenstilstan d hadden uitgewerkt,
vormt de aanvang van de thans komende zomerperiode een
geschikt tijdstip, om met inachtueming der noodige omzich-
tigheid, de lijn aan te geven, langs welke het Regeerings-
beleid ten aanzien der beschikbaarstelling van levensmid-delen gedurende het overige gedeelte dezes, jaars zich zal
bewegen.
,,De ondergeteekencie meent, dat er alle aanleiding is
omtrent de aanvankelijke ‘resultaten van het loslaten der
Regeeringsbemoeienis gunstig gestemd te zijn. Het moge
juist wezen, dat de omstandigheden, die trouwens tot het
loslaten vaak den stoot gaven, mede hebben gewerkt tot
een welslagen van het gevolgde beleid, ‘dit neemt niet weg,
dat ook het loslaten op zich zelf een krachtige prikkel
vormde tot terugkeer naar normale toestanden. De schijn-
baar voor allen gelijke rantsoeneering werkte in werkelijk-
‘heid zeer ongeljkmatig, omdat de behoefte aan een ‘bepaald
‘artikel zelfs onder personen van denzelfden kring vaak
zeer verschillend is; reeds dit feit is voldoende om ‘te ver-klaren, waarom soms in artikelen, waarvan toch werkelijk
het raritsoen niet onbevredigend is, zooals b.v. de suiker,
zich, een omvangrijke sluikhandel heeft kunnen ontwikke-
len. Ook de rantsoeneering op zich zelf bleek dikwerf vol-
doende mede te werken tot het ontstaan van schaarschte.
aan eenig goed; in die ‘rantsoeneering toch vond menigeen,
die ‘nimmer een bepaald artikel gebruikte, grond het thans
wel te betrekken en zich een voorraad te vormen van pro-ducten, die hij ongebruikt laat liggen. Vooral gold dit, zoo
het goederen betrof, waarop van Overheidswege bijslag werd
verstrekt; hier lokte ook de goedkoopte tot aanschaffing
uit en werd dus die goedkoopte aanleiding tot verkwistFng
van waren, aan welke in het algemeen groote schaarechte
bestond. In hooge mate deden zich ide bezwaren van het
bijslags’tel.sel gevoelen bij artikelen, die slech.’ts aan bejmalde
groepen ‘tegen verlaagden prijs verstrekt werden; de schro-
melijke misstanden, die b.v. bij de verstrekking van de
goedkoope melk aan zieken en kinderen geconstateerd wer-
den zoowel vku de zijde van den handel
nls
van de verbrui-
kérs, zijn i’n dit opzicht uiterst leerzaam.
,,Een ander kwaad van de regeeringsbemoeienis was, dat
noodgedrongen bepaalde groepen van haiidelaren bij de dis-
tributie uitgeschakeld werden., D’ie uitschakeling had niet
ten doel eene besparing van distributiekosten te verkrijgen,
doch was noodrakelijkerwijs aan het ingrijpen van over-heidswege verbonden, wijl bij behoud van alle tusschen-
schakels de distributie zelf zou vastgeloopen zijn; wanneer
een bepaald goed door tal van han’den ging, was het n.l.
niet meer na te gaan, waar het eindelijk aanlandde, en of
niet bij slot van rekening voor datzelfde goed ‘twee of drie-
maal bijslag werd gegeven. De aldus uit hun bedrijf gestoo-
tea tussehenhandelaren trachtten u’iteraard hun werkkracht
en kapitaal elders productief te maken, en de ondergetee-
kende schroomt dan ook niet als zijn overtuiging uit te spreken, dat juist de onvermijdelijke uitschakeling van
bepaalde groepen van handelaren eene der ‘grootste oorza-
ken’ is geweest van het welig tieren van den ketti’nghande.
,,Eveneens is de ondergeteekeude van meening, dat de
Regeeringsbemoeienis met haar stelsel van bijslagen, zoowls
Zaden e. a.
Kapokpitten
1
1
Copra……
138
13
151
Sesamzaad
.
120 120
Arach.zaad.
449 449
Palmpitten.
172 172
Raapzaad..
1 1
Beuk.noten.
—
— —
—-
Totalen..
–
–
881
13
894
Lijn olie
Lijnolie. …
–
–
–
–
274
Geh. lijilolie
—-
23
Totalen..
– –
– –
297
Recapitulatie.
Dierlijke vetten……580
Plantenvetten en oliën 15641
Zaden e.a………..894
17115
Lijnolie………………..
297
Zoodat de voorraad, waar-
mede rekening te houden
is,
blijft
…………….
17412
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
P525
men die in de crisisjaren kende, een zeer groote factor tot
prijsopdrijving
is
geweest Aan dat bijsiagstelsel
is
inhaerent
een vaststellen van maximum-inkoopprijzen, gebaseerd
op
productiekosteu
plus
matige winst of prijzen van invoer
en aankoop plus matige winst. Welnu, die maximum-
inkoopprijzen zijn onvermijdelijk te hoog; immers als maat-
staf bij de vaststelling moesten, ten einde grove onbillijk-
heid tegenover de leveranciers te vermijden, iniet gelden de
uitkomsten van het gemiddeld-gesitueerde bedijf, doch van
het bedrijf,
hetwelk in de ongunstigste verhoudingen ver-
keerde.
Vandaar dat – zooals. bij de leveusmiddel.endebat-
ten in de Kamer telkens werd opgemerkt –
aan gi
–
oote
groepen van producenten en handelaren grove vinsten in
den schoot werden geworpen, die uit de schatkist betaald
moesten worden.
,,H.et komt den ondergeteekende voor, dat het thans het
tijdstip bij uitnemendheid
is
voor de Regeering om
op
tal
van gebieden, waar zij tot dusver heeft ingegrepen, hare
bemoeienis te beëindigen of nog slechts leidend op te tre-
den. Het vooruitzicht van den komenden vrede maakt, dat
de bevolking, ook al zijn de voorraden nog niet ruim, niet
meer door een paniekachtigen kooplust
is
bevangen, doch
eene afwachtende houding aanneemt; reeds hierdoor kun-
nen, zooals bijv. bij het schoeisel zon duidelijk uitkwam,
allerlei rantsoeneeringsbepalingen opgeheven worden, zon-
der dat er te vreezen
is
voor, kunstmatige schaarschte of
prijsopdrijving. Ook bij de vleeschvoorziening kwam het uit,
hoezeer eene verbetering in den toestand intrad, zoodra de
distributie van Overheidswege ophield, en zulks, terwijl
er toch niet mdr geslacht werd dan tijdens het tijdperk
van distributie. Het behoeft trouwens geen betoog, dat de
redenen, die in eene periode van stijgende crisis voor den
ambtsvoorgauger van den ondergeteekende aanleiding waren
het stelsel van bijsiagen uit de publieke kassen ten behoeve van de levensmiddelenvoorziening in te voeren, thans nu er
meer en meer normale verhoudingen intreden, steeds min-
der hun invloed doen gelden, soodat het bijslagstdlsel dan
ook in toenemende mate verlaten moet worden. Voor deze
toeslagen bestaat des te minder reden, naarmate mdér wel-
slagen heeft het streven van ken ondergeteekende, om de
werkgelegenheid te vermeerderen door het opvoeren van de
productie, welke hij zich bovenal voorstelt te bevorderen
door aanvoer van productiemateriaal: kunstmeststoff en en
veevoeder ten behoeve van den landbouw, alsmede steen-
kolen, grondstoffen en ruwe materialen ten behoeve van de
nijverheid.
,,Gaarue erkent de ondergeteekende, dat niet aanstonds
geheel met de distributie en het geven van bijslagen van
overheidswege kan gebroken worden; een zeer aanzienlijke beperking acht hij echter ook reeds nu mogelijk, zonder dat
daarvan ongewenschte gevolgen van belang zijn te ver-
wachten.
,,Eene algeheele beëindiging van rantsoeneering, distri-
butie en bijslagen neemt hij zich reeds thans voor met be-
trekking tot ‘visch, vleesch, groenten, melk, boter, kaas,
eieren, gort en havermout; bij wijze van overgang zal,
totdat de periode van nieuwe aardappelen is gekomen, d.i.
dus tot omstreeks 1 Juli, de distributie van rijst en peul-
vruchten behouden blijven; de distributie van gezouten
Amerikaansch spek wordt voortgezet tot half Juni, op welk
tijdstip de voorraad uitgeput zal zijn; de distributie van
aardappelen wordt gehandhaafd tot.den nieuwen oogst, om
daarna beëindigd te worden; slechts van brood en marga-
rine zail gedurende langeren tijd de distributie worden voort-
gezet, zij het dan ook, dat voor het eerstgenoemde artikel
dezen zomer eene geleidelijke prjsverhooging zal worden
ingevoerd.
,,Ter toelichting vnu een en ander zij het volgende opge-
merkt:
,13rood.
De beschikbare voorraden en de te verwachten aan-
voeren gedoogen nog niet, dat de rantsoeneering wordt opgeheven
of het rantsoen verhoogd wordt. Weliswaar was ook zelfs het bij het ,,agreement” toegekende rantsoen van broodkoren van
dien aard, dat ingeval het ten volle kon worden aangevoerd,
aanmerkelijke verhooging van het broodrantsoen, zon niet geheele
opheffing daarvan zou kunnen plaats vinden, doch de beschik-
bare scheepsruimte is niet voldoende voor den aanvoer van
broodkoren op grooter schaal dan thans plaats heeft. Hierbij
moet in acht genomen worden, dat de ondergeteekende het van
het hoogste sociale en economische belang acht, dat de beschik-
bare scheepsruimte, voor zoover zulks slechts eenigszins met de volksvoeding overeen valt te brengen, voornamelijk wordt
gebezigd voor den aanvoer van grondstoffen voor de industrie
en van kunstmeststoffen en veevoeder, ten einde ten spoedigste
de productie van nijverheidsartikelen, alsmede van graan, peul-
viuchten•, aardappelen, suiker, melk, boter en kaas in het eigen
land zoo hoog mogelijk op te voeren.
,,Blijft dus de huidige broodrantsoeneering gehandhaafd, niet-
temin treedt eene wijziging in met betrekking tot de voorwaar-
den en de prijzen, waaronder en waartegen de distributie plaats
vindt. Als algemeene regel heeft tijdens de crisis gegolden, dat
aan de bakkers regeeringsmeel verstrekt ‘werd tegen wisselende
prijzen, terwijl overal eenzelfde bruinbroodprijs werd betaald.
De ondergeteekende is er reeds toe overgegaan het regeerings-
meel evenals de regeeringsbioem en de rogge te leveren tegen
voor alle gemeenten gelijke prijzen en de broodprijzen, die daar-
door uiteraard In do verschillende plaatsen komen te verschillen,
to doen bepalen door de natuurlijke concurrentie der leverende –
bakkers. Tevens is de prijs van het geleverde meel, bloem en
rogge verhoogd, terwijl voor het meel en de rogge verdere ver
–
hoogingen zullen volgen.
,,Margarine.
De vooruitzichten ten aanzien van de vetvoor-
ziening hebben het in den loop der maand Maart j.l. mogelijk
gemaakt de vervaardiging van melange-A. door die van supra-
margarino te vervangen, terwijl het botergehalte in melange-B
kon worden teruggebracht tot 25 pCt. Met ingang van Mei dezes
jaars is ook de vervaardiging van melange-B beëindigd en
maakt ook deze vettoort plaats voor supra-margarine, zij het
dan ook, dat deze onder eigen merk der fabrikanten in den
handel komt. Naast gemelde soort margarine blijft voor houders
van vroegere normaal-margarine-kaarten beschikbaar normaal-
margarine naar een rantsoen van 250 gram per hoofd en per
acht dagen; de verbruikers van normaal-margarine kunnen een
eventueel tekort aan vet aanvullen door naast hun rantsoen te
betrekken andere soorten margarine en/of boter, alsmede rund-
vet en reuzel, die, evenals slaolie, in het vrije verkeer zijn ge-
bracht. Alle genoemde vetsoorten zijn tegen den kostenden prijs
beschikbaar, behoudens normaal-margarine, waarop bijslag
wordt gegeven.
,,Aa’nvankeljk heeft’de ondergeteekende getracht ook de ver-strekking van normaal-margarine te doen plaats hebben, zonder
dat zulks kosten voor het Rijk of de Gemeenten met zich bracht.
Te dien einde bood hij aan de margarinefabrikanten aan om de
in het bezit van de Regeering zijnde grondstoffen voor de
margarine-fabricage tegen den kostenden prijs over te nemen,
onder de verplichting de verstrekking van normaal-margarine
op den huidigen voet en tegen de huidige prijzen voort te zetten,
en met de bevoegdheid het op de normaal-margarine geleden
verlies te verhalen op de tegen vrije prijzen in den handel te
brengen andere soorten margarine. Aangezien naar het oordeel
der fabrikanten de prijs der andere soorten aldus te hoog zou
worden, wat zich uiteraard in den afzet zou doen gelden, is het
bovenbedoelde voorstel niet aanvaard.
,,Daarop is toen de regeling getroffen, dat van OverheIds-
wege het verlies op de normaal-margarine gedragen wordt, doch eenige winst wordt gemaakt op de levering van de grondstoffen.
die verwerkt worden tot tegen vrije
prijzen
te verkoopen
margarine.
,,Zoodra meer nauwkeurig deze winst bekend Is, zal herziening
plaats hebben van de prijzen, waartegen de Gemeenten de
normaal-margarin’e ontvangen. Aanvankelijk Is deze prijs be-
paald op /1,20 per K.G., wat, bij een verkoopprijs van f0,85,
een nadeelig verschil geeft van
f
0,35 per K.G. Vermoedelijk zal
dIt verschil op gemiddeld / 0,30 kunnen worden teruggebracht.
,,Wat nu de vermoedelijke kosten van de distributie van
normaal-margarine over de laatste acht maanden dezes jaars
aangaat, kan het volgende worden opgemerkt:
,,Mede in verband met de distributie van Amerikaansch spek
Is het verbruik van margarine aanmerkelijk verminderd en de
ondergeteekende vermoedt, dat dit gebruik nog meer terug-
loopen zal door het vrijgeven van het slachtvet en de slaolie,
alsmede door de ruime verkrljgbaarstelling van plantenvetten
en van bak- en braadvet, zoodra nog verdere grondstoffen zijn
aangevoerd.
,,Naar raming zal van normaal-margarine In plaats van de
ruim 350.000 K.G., die nog voor enkele distributie-perioden per
tijdvak noodig was, in volgende distributie-perioden gemiddeld niet meer dan 250.000 K.G. per tijdvak verbruikt worden. Daar
over eenige maanden grondstoffen tegen aanmerkelijk lager
prijzen zullen kunnen aangevoerd worden, dan de Regeering
heeft moeten besteden, verwacht de ondergeteekende, dat alsdan
de fabrikanten bereid zullen zijn om In te gaan op een nieuw
voorstel om de verkrjgbaarstelling •van normaal-margarine tegen
de huidige verkoopprijzen voort te zetten, zonder dat daaruit
een offer voor de schatkist zal voortvloeien.
,,Op grond van een en ander vertrouwt de ondergeteekende,
dat de distributie van normaal-margarine beneden kostenden
prijs voor rekening der publieke kassen niet langer dan gedu-
rende een .zestiental perioden zal behoeven plaats te vinden.
,,In die perioden zal dan volgens schatting 4.000.000 K.G. oor-
maal-margarine gedistribueerd zijn, wat, bij een nadeelig ver-
schil van gemiddeld f0,30 per K.G., van de publieke kassen
eens uitgave vergt van
f
1.200.000.
,,Omtrent de voorraden grondstoffen voor de margarino-
fabricage zij verwezen naar den als bijlage toegevoegden staat,
die aangeeft, welke hoeveelheden eetbare vetten, oliën, alsmede
zaden, noten enz., omgerekend op hun olie- en vetgehalte, op
10 April j.l. onder NOT-verband hier te lande aanwezig war’bn,
uitgedrukt in tons. Daarboven waren nog enkele honderden ton-
nen aan inlandsch vet beschikbaar.”
Grond-
Grond-
stof fen
Z
stoffen
Dierlijke
vetten
Oleo
……-
–
27
–
27
Premier Jus
– –
66
10
76
Neutral
– –
113
–
113
Imitatie
–
–
5
–
5
Inlandsch
71
–
248
–
319
Diversen ..
– –
40
40
Totalcn ..
71
–
499
10
580
Plantenvef-
tea en oliën
Cocosolie .. 220
–
5405
–
5625
Sesamolie..
– –
386
–
386
Arachid.olie
–
3
624
–
627
Soyaolie ..
–
–
15
–
15
Kapokp.olie
–
4
34
–
38
Palmpit.olie
– –
166
–
166
Raapolie
..
–
117
92
1
210
Gehardeolie
– –
261
–
261
Katoenolie
.
381
–
7621
1
8003
)leukenolie.
–
–
8
–
8
Div. olién..
–
2
271 29
302
Totalen .. 601 126 14883 3115641
526
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4
Juni 1919
,,TJit het voorgaande blijkt dus, dat al moge van som-
mige goederen ook aanvankelijk nog de distributie worden
Voortgezet, bij het einde deies jaars slechts de verstrekking
van goedkoop bruinbrood én roggebrood zal worden ge-
handhaafd. Deze verstrekking zal – mede als gevolg van
het besteden van hooge garantie-prijzen vai graan voor
den oogst 1919 – ook in een deel van het jaar 1920 waar-
schijnlijk nog moeten worden bestendigd.
,$amenvatting der kosten van distributie.
Een samen-
vatting der kosten van distributie gedurende het tijdperk
1 Mei-31 December 1919 – de post van
f
2.000.000 voor
de verstrekking van militaire schoenen, welke reeds heeft
plaats gehad,’ is hierbij uiteraard buiten beschouwing gela-
ten – geeft dan het volgende beeld:
Kosten van beschikbaarstelling voor Rijk en Gemeenten.
(1 Mei-31 December 1919.)
Regeeringsmeel
…………….
f
32:048.660
Regeeringsbioem
…………..
1.653.750
Rogge
……………………
12.677.500
Aardappelen
………………
5.455.000
Margarine
…………………
,
1.200.000
Peulvruchten
……………….
,
1.865.500
Rijst
………………………
1.080.000
Spek
…………………….
,,
1.500.000
Kaas
……………………
300.000
5.
Zeep
…………………….
,,
637.000
Totaal ……….
7
58.417.410
,,Van dit bedrag komt
°/lo
of
f
52.575.669 voor rekening
van het Rijk. ,,Gelijk in den aanvang dezer Memorie is medegedeeld, waren van de over de eerste vier maanden dezes jaars, ten
behoeve van de beschikbaarstelling vai levensmiddelen,
aangevraagde
f
100.000.000 volgens voorloopige berekening
nog niet verbruikt
f
10.000.000; volstaan kan derhalve
worden om voor de laatste acht maanden dezes jaars
f42.575.669
aan te vragen. Hierbij komt dan nog een som
van
f
2.000.000 wegens de verstrekking van militaire
schoenen, zoodat in totaal noodig is
f
44.575.669 of afge-
rond
f
44.600.000.
,,Aldus zal over 1919 een bedrag van
f
145.000.000 ten
behoeve van de beschikbaarstelling van levensmiddelen
moeten uitgegeven worden.
,,De ondergeteekende meent te kunnen vertrouwen, dat
door het voteeren van deze uitgaaf de liquidatie van het
huidige distributiestelsel zoozeer zal zijn gevorderd, dat
voor 1920 nog slechts een bedrag zal behoeven te worden beschikbaar gesteld, dat in geen vergelijking komt met de
tot heden gevoteerde belangrijke bedragem”
Wegens plaatsgebrek moet het vervolg
van
het
artikel:
De scheepvaartwegen in het Zuidoosten des
lands,
behoorende tot de serie U i t g e v o e r d e e n
voorgenomen verbeteringen v a n
onze sch eepv a artweg en, door Ir.
V. I. P.
de
Blocq van Kuffeler – zie pag.
498
van het vorig
nummer – tot de volgende week worden aangehouden.
Red.
AANTEEKENINGEN.
Consulaire dienst versus hais-
d e 1 s m in is t e r i e. –
Sir Albert Stanley, President
of the Board of Trade, is afgetreden en wordt voor-
loopig opgevolgd door Sir Auckland Geddes. ,,The
Times” van
28
Mei jA. haalt ter gelegenheid van
deze mutatie nog eens op wat zich bij de Organisatie
van den Engelschen voorlichtingsdienst in de laatste
jaren heeft afgespeeld.
1)
Men zag er zich voor
dezelfde puzzie gesteld, die hier te lande al veel
hoofdbrekens gevergd heeft en na een profusie van
toegezegde regelingen in Nederland nog immer om
oplossing vraagt. Het
is
daarom niet onbelangrijk er
kennis van te nemen wat thans de ,,Times” schrijft
over de ervaringen met de functie, die Sir Albert
bekleed heeft, opgedaan.
Wij gelooven het beste te doen de woorden van de
,,Times” onvertaald over te nemen:
The Department of Overseas Trade is the child of a
compromise between the Foreign Of fice and the Board of
Trade. The Consular service has always heen under the
Foreign Of fice, while the collection of trade intelligence
abroad is plainly a function of the Board of Trade. But
i) Zie
pag.
132
van
den vorigen laargang van dit tijdschrift.
the Consuls and Commercial Attachs are the only people
who can collect trade intelligence abroad, so that a Board of Trade function was being performed by men under the
control of the Foreign Office. Neither Department would
give way, so n new Department of Overseas Trade was
created in the summer of 1917 to be a ,,link” between
the Foreign Office and the. Board of Trade—a kind of
buffer State, with a Parliamentary Secretary representing
these particular functions of both rivals, and accountable
to both. We said at the time that this arrangement would
,,require much tact in. its working”, and for all that we
know the requisite tact has been forthcoming. But it does
seem dear enough that the experiment is not a success,
and indeed only the most sanguine could ever have thought
that it could be a success, though no one was disposed at the outset to réckon its novelty against it. Time seems to
have shown, however, that the vice of rooteci antagonism
between the Foreign Office and the Board of Trade has
not been and cannot be eradicated by the suave compro-mise over which Sir Arthur Steel-Maitland has presided.
These squabbles between two great Departments are more
and more intolerable. The Government should make a dear
decision ehout them and enforce it on both.”
Voor de oplossing, die hier te lande gekozen zal
worden, kan de Engelsehe ervaring eene aanwijzing
zijn. H.
Kolen in Duitschland en ijzer
in Fr a n kr ii k. –
Wij hebben reeds geruimen tijd
voor ons liggen een boekje, waai-in een aantal confe-
renties opgenomen zijn in
1918
georganiseerd door
de Ligue du Libre Echange te Parijs. Naast de geest,
die thans uit de vredesvoorwaarden, welke den over-
wonnen vijanden zullen worden opgelegd, spieekt, leest men met belangstelling nog eens na de lezing
van den bekenden econoom Yves-Guyot over de ,,Oon-
ditions Economiques de la Paix”, welke gehouden
werd 15 Februari
1918.
De geleerde spreker zeide naar
men lezen kon op pagina
169
en volgende van het
bovenbedoeldo boekje:
,,Au Sénat, le 7 fdvrier, M. Perchot a interpeII6 M.
Cldmentel. Ces Messieurs se sont livrfs
A
des discours sur
In rdglementation du commerce 6tranger, la rdglementation
des produits manufacturés, l’union douanière, etc. Ils ont
parlé, plus ou moins vaguement de traités entre les pays
alliés et de boycottage des pays ennemis. Dans ce boycot-
tage il éta.it moins question de prohibitions d’entrée que
de prohibitions de sortie. On déclare que les Allids manque-
ront de matières pr.emières et que, pâr conséquent, il
faut qu’ils les gardent pour eux et qu’ils empéchent les
pays ennemis d’en recevoir. Cela parait au premier abord
très simple. En effet, la masse des Allids possedent les matières premiares des textiles, une grande quantité de
minerai de fer, des produits de tous gelires indispensables
It l’industrie.
,,Je suppose que nous reprenions la Lorraine annexée, que
nous détachions le Luxembourg du Zollverein. Nous refu-
sons de livrer du minerai de fer
It
l’Allemagne! Soit.
,,Mais je suppose oncore que nous reprenons le bassin de
Sarrebrück, conformément au premier traité de Paris de
1814, et que nous ‘aurons les mines de charbon de la Sarre.
Mais elles fournissent tin mauvais coke pour la métallurgie.
Tous les charbons que nous importons d’Allemagne, soit en
1913 5 millions et demi de tonnes, viennent du bassin de
la Ruhr; et
It
coup sur nous ne l’annexerons pas. Le bassin
de In Ruhr fournit également 7 millions de tonnes
It
la
Belgique. Sur 28 millions et demi de tonnes de minerai de
ter produites dans les centres du Zollverein, plus de 21
millions venaient de la Lorraine annexée, 6 millions du
Luxembourg. L’Allemagne iiliportait en outre, en 1913,
4.558.000 tonnes de In Suède, 3.800.000 tonnes de la France,
3.600.000 tonnes de l’Espagne. Si nous refusions du minerai
de ter
It
l’Allemagne, elle nous refuserait du charbon, et
dans ce das, tous nos hauts-fourneaux et notre industrie
inétallurgique de l’Est seraient réduits au chomage.
,,Tandis qu’on lui refuserait du minerai de t er, imposerat-
on
It
l’Allemagne, comme fait de l’indemnité de guerre,
l’obligation de fournir de la houille et du coke
It
la France
et
It
la Belgique? Mais la houille n’a pas le caractère
homogène de la monnaie.
,,Les intéréts de In métallurgie et de l’industrie houillère
en France et en Allemagne sont-ils ‘donc complétement
séparés. 11 y a sept participations d’Allemands dans lès
mines de Ier du bassin de Briey: j’en ai publié le texte dans
mon livre les
Causes et les conséquences de le guerre.
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
527
,,Mais des Français ont aussi des participations importan-
tes dans les mines de houil’le du bassin de Ja Ruhr.
,,J’emprunte â une des consciencieuses enquêtes de M.
Powlawski, publiée en 1913, les renseignements suivants:
,,1
0
M. de Wendel, dputé français, dont nul xie contestera
le patriotisme, est co-prDpriétaire de buit terrains houillers
qu’il a achetés en 1899 et 1900, 4 l’ouest de Hamm, en
Westphalie;
,,20
La Société anonyme de charbonnage Friedrich-Hein-
rich (Steinkohlenbergwerk F. IT.) 4 Lintfort, près Mors,
créée en 1906, a un conseil d’admiuistratiou, composé de
financiers parisiens dont le président est M. de Monplanet,
président de la société générale du Crédit industriel et
commercial de Paris;
,,30 La mille Carl Alexander, 4 Baesweiler, appartient 4
une société franco-allemande, 9. laquelle participent les
aeiéries de Longwy;
,,40 Les sociétés de Homécourt, Pont-4-Mousson et Miche-
ville, out acquis, en 1913, la mme Carolus Magnus;
,,50 Une société belge-française, Ja Bergworlregesellschaft
Dahbusch exploite 9. Rotthausen 4.000 hectares de char-
bonnages;
,,6
0
Des groupes français ont d’importantes participations
dans plusieurs sociétés: l’Internationale Kohlenbergbau-
geselischaft II Saint-Avoid, dont 9 administrateurs sur 18
sont Français; la Vieille Montagne 9. Oberhausen; Ja
Houve. La société des hauts-fourneaux de Caen s’était
assurée 40
0/
des parts de Ja Ge’werkschaft Lippe;
,,70 Une société française, allemande et beige, la Gewerk-
schaft für. Bergbau, Blei und Zinkfabrication Aachen
exploitait la mme de Calamine de Schwelm et plusieurs
charbonnages;
,,8
0
La Schiesische Aktien Gesellschaf.t für Bergbau und
Zinkhüttenbetrieb compte dans son conseil au moins deux
Français.
1)
,,Il y avait, en temps de paix, un échange nécessaire
entre les minerais de f er et le charbon, avec l’approbation
de la.Chambre de Commerce de Nancy et de tous les intéres-
sés dans l’industrie métallurgique •de l’Est. On ne pourra
pas supprimer ces échanges, car le xniuerai de fer et le
cliarbon sont solidaires.
,,Vous voyez donc, Messieurs, combien ces questions sont
délicates; et. ces questions, en xie les aborde pas ou on les
aborde
ft
cété. On les remplace par des phrases sonores,
mais ce ne sont pas ces phrases qui peuvent les résoudre.
,,La conférence de Paris a paru les ignorer. Cependant les
Alliés devraient se niettre d’accord de la manière la plus
ferme sur les conditions
9.
imposer au moment des préli-
minaires de paix.”
1)
Voir pour plus de détails ,,L’Informatlon”,
8
)anvler
1913.
De Zilverprodttctie ill 1918.-
In
de laatst ontvaiigen circulaire van Samuel
Montagu
& Co.,
d.d.
29
Mei j.l., wordt de getaxeerde zilverproductie in het afgeloopen jaar voor de onder-
scheidene gebieden gegeven volgens eene schatting
van den Amerikaanschen Federal Reserve Board. Ter
vergelijking zijn bijgevoegd de cijfers over
1917
van
den Director of the
U. S.
Mint. De getallen drukken ounces uit:
1917 1918
Ver. Staten
.. .
71.740.000
67.900.000
Canada ……..
22.151.000
20.800.000
Mexico ……..
34.214.000
51.000.000
Peru
……….
11.000.000
12.000.000
Bolivia ……..
2.435.000
3.000.000
Spanje
……..
4.500.000
5.000.000
Japan
……..
6.845.000 8.000.000
Australië
4.071.000
4.000.000
Alle overigen
10.037.000
8.200.000
Totaal ……
163.993.000
179.900.000
Na ontvangst van vollediger gegevens zullen wij
evenals vorige jaren hierop uitvoeriger terugkomen.
Voorloopige cijfers der goudproductie in
1918
werden
in het vorig nummer
op
pag. 503 opgenomen.
DE VREDESVOORWAARDEN DER ENTENTE.
Hieronder volgt een gedeelte der vredesvoorwaar-
den, door de geallieerde en geassocieerde inegendhe-
den aan de Duitsche onderhandelaars te Versailles
voorgelegd, in den officieeelen Franschen tekst. Het
is
natuurlijk volstrekt onmogelijk de, 440 artikelen
tellende, voorwaarden, amiexa nog niet eens medege-
rekend, in haar geheel hier over te nemen, trOuwens
niet alle zouden in dit weekblad thuis behooren.
Wij dienden ons er toe te bepalen de z.g. economische
clausules over te nemen en zelfs hiervan moesten
enkele gedeelten uitvallen, gelijk uit de verwijzingen
nauwkeurig kan blijken. De artikelen, die hieronder
afgedrukt worden, zijn echter alle geheel onverkort
overgenomen. Behalve de z.g. economische bepalingen
ontleenen
wij
voorts aan het hoofdstuk: ,,Havens,
water- en spoorwegen” de inleiding en volledig de
clausules betrekkelijk den Rijn en de Moezel.
i)
Partie X.
Clanses éconorniques.
Section T.
Relations conirnerciales.
Chapitre
I.
Réglementation, taxes et restric-
tionsdouaniéres
(Arts.
e611-870)
Art.
264.
L’Allemagne s’engage
9.
no pas soumettre les mar-
chandises, produits natureis ou fabriqués de l’un quelconque
des Etats alIiés ou associés, importés sur le territoire allemand,
quei que soit lendroit d’oÛ iie arrivent,
9.
des droits ou
charges, y compris les impôts intérieurs, autres ou plus élevés
que ceux auxqueis sont soumis les mêmes marchandises, produits
natureis ou fabriqués d’un autre quelconque des dits Etats ou
dun autre pays étranger queiconque.
L’Aiiemagne ne maintiendra nu n’imposera aucune prohibition
ou restriction
9.
l’importation sur le territoire allemand de toutes
marchandises, produits naturels ou fabriqués des territoires de
l’un quelconque des Etats alilés ou associés de quelque endroit
quils arrivent, qui ne s’étendra pas également
9.
l’importation
des mêmes marchandises, produits naturels ou fabriqués dun
autre quelconque desdits Etats nu d’un autre pays étranger
quelconque.
Art.
265.
L’Allemagne s’engage, en outre,
9.
ne pas établir, en
ce qui concerne le régime des importations, de différence au
détrirnent du commerce de l’un quelconque des Etats alliés ou
assoclés par rapport
9.
un autre quelconque desdits Etats, nu
par rapport
9.
un autre pays étranger quelconque, méme par
des moyens indirecte, tele que ceux résultant de la réglemen-
tation ou de la procédure douanière, nu des méthodes de
vérification ou d’analyse, ou des conditions de payement des
droits, ou des méthodes de classification nu d’interprétation des
tarifs, ou encore de lexercice de monopoles.
Art.
266.
En ce qui concerne la sortie, l’Allemagne s’engage il
ne pas eoumettre les marchandises, produits natureis ou fabri-
qués exportés du territnire aliemand vers les territoires de luit
queiconque des Etats alIlés ou associés,
A,
des droits ou charges,
y compris les impôts intérieurs, autres ou plus élevés que ceux
payés pour les mêmes marchandises exportées vers un autre
quelconque desdits Etats ou vers un pays étranger quelconque.
L’Ailernagne ne maintiendra ou n’imposera aucune prohibition
ou restriction
9.
i’exportation de toutes marchandises expédiées
du territoire allemand vers i’un quelconque des Etats aliiés
ou associés qui ne s’étendra pas également
9.
l’exportation des
mémes marchandises, produits naturels ou fabriqués exp6diés
vele un autre queiconque desdits Etats ou vers uit autre pays
étranger quelconque.
Art.
267.
Toute faveur, immunité ou privilége concernant
l’importation, i’exportation ou ie transit de marchandises, qui
eerait concédé par l’Allemagne
9.
‘un queiconque des Etats
aliiés ou aesoci(2e ou
ft
tin autre paye étranger quelconque, eera
eimuitanément et inconditionnellement, sans qu’il soit besoin de
demande ou de compensation, étendu
9.
tous ies Etats ailiés
Ou
associéi
Art.
268.
Les dispositions des articles
264 9. 267
du présent
chapitre et de i’article
323
de ia Partie
XII
(Porte, Voies d’eau
et Voies ferrées) du préseot Traité recevront les exceptions
suivantee:
a) Pendant une période de cinq années,
9.
dater la miee en
vigueur du présent Traité, les produits natureis ou fabriqués,
originaires et en provenance des territoires alsaciens et lorralus
réunis
9.
la France, seront reçus
9.
leur entrée sur le territoire
douanier allemand en franchise de tous droits de douane.
Le Gouvernement franpais se réserve de fixer chaque année,
par décret notifié au Gouvernement allemand, la nature et la
quotité de produite qui bénéficieront de cette franchise.
Les quantités de chaque produit qui pourront être ainsi
envoyées annuellement en Allemagne ne pourront dépaéser la
moyenne aonuelle des quantités envoyées au cours des années
1911 9. 1913.
En outre, et pendant la période ci-deseus mentionnée, le
Gouvernement allemand s’engage
ft
laisser librement sortir
d’Allemagne, et
9.
laisser réimporter en Allemagne en franchise
de tous droits de douane et autres charges,
y
comprie les impôts
intérieure, les file, tissus et autres mattéres ou produits
textiles de toute nature et
9.
tous états, venus d’Allemagne dans
les territoiree alsaciens ou lorraios pour y subir des opérations
de finiesage quelconquee, telles que: blanchiment, teinture,
lmpression, mercerisage, gazage, retordage ou apprét.
1)
Pendant une période de trois annéee
9.
dater de la miee en
vigueur du présent Traité, les produits natureis nu fabriqués,
originairee et en provenance des territoiree polonais ayant fait
avant la guerre partie de l’Allemagne, seront requs
9.
leur entrée
sur le territoire douanier allemand en franchise de tous drolte
de douane.
Le Gouvernement polonais ee réserve de fixer chaque année,
par décret notifié au Gouvernement allemand, la nature et la
qcotité des produits qui bénéficieront de cette franchise
Les quantitée de chaque produit, qui pourront ëtre ainei
envoyéee annuellement en Allemagne, ne pourront dépaeeer la
moyenne annuelle des quantités envoyées au cours des années
1911 9. 1913.
c)
Lee Puissances alliéee et associées ee réservent la faculté
d’imposer
9.
l’Allemagne l’obligation de recevolr en franchise de
toue droits de douane,
9.
leur entrée eur le territoire douanier
allemand, les produite natureis ou fabrlqués, originaires et en
provenance du Grand-Duché de Luxembourg, pendant une
période de cinq années
9.
dater de la miee en vlgueur du présent
Tralté.
La nature et la quotité des produite qui bénéticleront de ce
1)
Hierbij zie men het artikel op pag.
477
van dezen jaargang
528
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni
1919
régime seront notl1iées chaque année au Gouvernement allemand.
Les quantités de chaque produit qui pourront être alnal
envoyées annueliement en Allemagne ne pourront dépasser Ja moyenne annuelle des quantités envoyées au cours des années
1911 9. 1913.
Art. 269. Pendant un délal de six mois 9. dater de la misS en
vigueur du présent Traité, les taxes lmposéeg par i’Aliemagne
aux importations des Puissances aiiiées et associées ne pourront
être supérieures aux taxes les plus tavorables, qui étaient en
application pour les importations en Allemagne D. la date dii
31 juillet 1914.
Cette disposition continuera 9. être appliquée pendant me
seconde période de trente mois aprés l’expiration des six
premiers mois, exclusivement 9. i’égard des produits qui, étant
compris dans la prémiere catégorie, section A, du tarit douanier
aflemand du 25 décembre 1902, jouissaient 9. ia date du 31 juillet
1914 de droits conventionnels pas des traités avec les Puissances
alliées om associées, avec addition de toute’ espèce de vms et
d’huiies végétales, de ia sole artiticielle et de la laine lavée ou
dégraissée, ayant ou non fait l’objet de conventions spéciales
a’oant ie 31 juillet 1914.
Art. 270. Les Puissances alliées et associées, dans le cas otl
ces mesures leur parattraient nécessaires pour sauvegarder les
intérêts économiques de la population des territoires allemands
occupés par leurs troupes,
ee
réservent d’appliquer 9. ces terri-
toires un régime douanier spécial, tant en ce qui touche les
importations que les exportations.
Chapitre II. Traitement de la navigatlon.
(Arts. 271-279).
Art. 271. En ce qui concerne la péche, le cabotage et le remor-
quage maritimes, les navires et bateaux des Puissances alliées
et associées bénéficieront, dans les eaux territoriales allemandes,
du traitement qui sera accordé aux navines et bateaux de la
nation la plus favorisée. Art. 272. L’Aliemagne accepte que, malgré toute stipulation
contraire cnntenue dans les Conventions relatives aux pècheries
et au trafic des liqueurs dans la mer du Nord, tous droits
d’inspection et de police seront, lorsciu’il s’agit de bateaux de
péche des Puissances alliées, exercés uniquement par des
bâtiments appertenant 9. ces Puissances.
Art. 273. Dans le cas de navires des Puissances alliées ou
associées tOutes espèces de certificats ou de documents ayant
rapport aux navires et bateaux, qui étaient recQnnus comine
valables par l’Ailemagne avant la guerre, ou qui pourront
ultérieurement être reconnus comme valables par les principaux
Etats maritimes, seront reconnus par l’Allemagne comme vala-
bles et comme équivaients aux certiticats correspondants
octro’és 9. des navires et bateaux allemands.
Seront rec000us de la méme manlére les certificate et
documents délivrés 9. leurs navires et bateaux par les Gouver-
nements des nouveaux Etats qu’ils. aient ou non un littoral
maritime, 8. condition que ces certificats et documents soient
délivrés en conformité avec les usages généralement pratiqués
dans les principaux Etats maritimes.
Les Hautes Parties Contractantes s’accordent 9. reconnaître
le pavilion des navires de toute Puissance alliée nu associée
qui na pas de littoral maritime, lorsqu’ils sont enregistrés en
in lieu unique déterminé, situé sur son territoire; ce i.ieu
tiendra lieu 9. ces navires de port d’enregistrement.
Chapitre III. Concurrence déloyale.
(Arts. 274-275).
Art. 274. L’Aliemagne s’eisgage 9. prendre toutes les mesures
législatives nu administratives nécessaires pour garantir les
produits naturels nu fabriqués originaires de l’urse quelconque
des Puissances alliées ou apociées contre toute forme de concur-rence déloyale dans les transactions commerciales.
L’Ailemagne s’nblige 9. réprimer et 8. prohiber, par la saisle
et par toutes autres sanctions appropriées, l’importation et
l’exportation ainsi que la fabrication, la circulation, Ja vente
et Ja miss en vente 9. lintérieur, de tous produits nu marchan-
dises portant sur eux-mémes, ou sur leur conditionnement
immédiat, nu sur leur embaliage extérieur des marnues, noms,
inscriptions om signes quelconques, comportant, directement ou
indirectement, de fausses indications sur l’origine, 1’espéce, la nature ou les qualités spécifiques de ces produits ou marchan-
diees.
Art. 275. L’Allemagne, 9. Ja condition qu’un traitement réci-
proque lui soit accordé en cette matiére, s’oblige ?t ee conformer
aix bis, ainsi qu’aux décisions administratives ou judiciaires
prises conformément 9. ces 101e, en vlgueur dans in Pays alilé
ou associé et régulièrement notltiées 9. l’Allemagoe par les
autorités compétentes, déterminant ou réglementant le droit zl moe appellation régionale, pour les vms ou spiritueux produits
dans le pays auquel appartient la réglon, nu les conditions dans
lesqueiles l’emploi d’une appellation régionale peut être
autorisé; et l’importatmon, l’exportatmon, ainsi que la fabricatiori,
la circulation, la vente nu la mise en vente des produits nu
marchandises portant des appellations régionales contralrement
aux 101e
Oi.
décisions précitées seront mnterdites par lAllemagne
et réprimées par les mesures preecrites 9. l’articie qui précéde.
Chapitre IV. Traitement dee ressortissants
des Puissances ailiées et assoclées.
(Arts. 276-279).
Chapitre V. Clauses générales.
(Arts. 280-281).
Art. 280. Les obligations imposées A. l’Allemagne par le Cha-
pitre 1 et par les articles 271 et 272 du Chapitre IIci-dessus,
cesseroot d’être en vlgueur cmnq ane aprés Ja date de la mise en
vigueur du présent Traité, 9. moins que le contralre résulte du
texte ou que le Conseil de la Société des Nations décide, douze
moi au momns avant l’expiration de cette période, que ces
obligations eeront maintenues pour me pérlode subséquente avec
ou sans amendement.
L’article 276 du Chapitre IV restera en vigueur après cette
période de cmnq aus, avec ou sans amendement, pour telle
période, s’il en eet une, que fixera ia majorité du Conseil de la
Soclété des Nations, et qui ne pourra dépasser cinq années.
Section II.
Traités.
(Arts. 282-295.)
Art. 282. DOs la mise en vigueur du présent Traité et sous
réserv’e des dispositions qui y sont contenues, les traités,
conventmons et accords plurilatéraux, de caractère économique ou technique, énumérés, ci-aprés et aux articles suivants, seront
seuls appliqués entre i’Ailemagne et celles des Puissances
alliées et associées qui y sont Parties:
10
Conventmons du 14 mars 1884, du ier décembre 1886 St du
23 mars 1887 St Protocole de clôture du 7 juillet 1887, relatifs 9.
Ja protectmon des cObles sous-marmns;
20 Convention du 11 octobre 1909, relative 9. la circulation
internationale des automobiles;
30 Accord du 15 mai 1886, relatif au pbombage des wagons
assujettis
It
la douane et Protocole dii 18 mai 1907;
40 Accord du 15 mai 1886, relatif 8. l’unité technique des
chemmns de Oer;
50 Conjvention du 5 juillet 1890, relative 8. la publication des
tante de douane et 8. l’orgauusation dupe Union internationale
pour la publmcation des tarifs douaniers;
6
0
Conveation du 31 décembre 1913, relative 8 l’unificatioo des
statistiques commerciales;
70 Convention du 25 avril 1907, relative 8. l’élévatmon des
tante douaniers ottomans;
80 Convention du 14 mars 1857, relative au rachat des droits
de péage du Sund et des Belte;
90 Convention du 22 juin 1861, relative au rachat des droits
de péage sur 1’Elbe;
10
0
Convention du 16 julilet 1863, relative au rachat des
droits de péage sur 1’Escaut;
11
0
Conrention du 29 octobre 1888, relative 8. l’établissement
d’un régime définitif destmné 9. garantmr le libre usage du canal
de Suez;
12
0
Conventions du 23 septembre 1010, relatives 9. l’unification
de certaines régbes en matière d’abordage, d’assiatance et de
sauvetage maritimes;
13
0
Convention dii 21 décembre 1004, relative
It
l’exemption
pour les bâtiments hoepitaliers des droits et taxes dans les ports;
14
0
Convention dii 4 février 1898,, relatlie au jaugeage des
bateaux de navigation mntérieure; 150 Convention dii 26 eeptembre 1906, pour Ja suppnession du
travail de nuit pour les femmes;
16
0
Convention du 26 septembne 1906, pour la suppression de l’emploi du phosphore blanc dans la fabrication des allumettes;
170 Conventions des 18 mai 1904, 4 mai 1910, relatives 9. la
répression de la traite des bianches;
18
0
Convention dii 4 mai 1910, relative 8 la suppreesmon des
publicatione pornographiques;
190 Conventmons sanitaires de Paris et de Venise du 3 avril
1894, dii 19 mars 1897 et dii 3 décembre 1903;
200 Convention dii 20 mai 1875, relative 9. l’unification et au
penfectionnement du syetème métrique;
21
0
Convention du 29 novembre 1906, relative 8. l’unification
de la formule des médicaments hénoiques;
220 Conventmon dii 16 et 19 novembre 1885, relative 8. la
construction d’un diapason normal;
230 Couvention dii 7 juin 1905, rebative 9. la création d’un
Institut international agricole 9. Rome;
240 Conventions des 3 novembre 1881, 15 avril 1889, relatires aux mesures 8. prendre contre le phylloxéna;
250 Conrventmon du 19 mars 1902, relative 8. la protection des
niseaux utiles 8. l’agriculture. Art. 283. Dés la mise en vigueur dii préeent Traité, les Hautes
Parties Contractantes appliquenont de nouveau les conventions et arrangements ci-aprés désignés, en tant qu’ile les concernent,
sous coiidition de l’appiication, par i’Allemagne, des stipulations
particuliènes contenues dans ie présent article.
Conventions postales:
Conventions et arrangements de J’IJnmon postale universelle,
signés 9. Vienne, Je 4 juilbet 1891;
Conventions et arrangement de 1’Uoion postale, signés 9.
Washington, le 15 juin 1897;
Con1entmons et arrangemente de l’Union postale, signés 9.
Rome, le 26 mai 1906.
Conventions télégraphiques:
Conventions tétégraphlciues mnternationales, signées 8. Saint-
Pétersbourg, le 10/22 juillet 1875;
Règiement et tarifs arrétés per le Conférence télégraphique
internationale de Lisbonne le 11 juin 1908.
L’Aliemagne s’engage 9. no pas retueer son consentement 8 la
conciusion avec les nouveaux Etats des arrangements spéclaux
pré’ous per les conventions et arrangements relatits 9. l’Union
postale universelie et 9. l’Union téiégraphique Internationale,
dont Jesdits nouveaux Etats font partie nu auxqiiels ils adhé-
reront.
Art. 284. Dés la miss en vigueur dii prOcent Traité, les Hautes
Parties Contractantes appliqueront de nouveau, en tent qu’elle
les concerns, la Coiavention radio-télégraphiqiie internationale
dii 5 juillet 1912, sous condition de b’appllcatmon par J’Allemagne
des négles provisoires, qui lui seront lndlquées per les Puis-
sances alliées et assnciées.
Lonsqii’une nouvelbe convention réglant les relations radio-
télégnaphiques internatmonales aura été conchue en nempiacement
de Ja convention du 5 juiliet 1912, cette noiivelle conventmon
Jiera l’Aliemagne, même aii cas oÛ celbe-ic aunait refusé soit
de participen 9. l’élabonatmon de Ja convention, soit d’y souscnire.
Cette nouvelbe conientmon remplacena Ogalement les règlea
provisomnes en rigiieur.
Art. 285. DOs Ja mies en rigueun di prOcent Traité, les Hautes
Parties Contractantes appliqueroot, en tent qu’elbes les coucer-
noot, et sous la condition stipulée 9. l’article 272, les conventions
ci-apnès désignées:
10 Conventmons des 6 mal 1882 St ier févnier 1889 en viie de
réglemeuter Ja péche dans Ja men dii Nord, en dehors des eaux
tenritoniales;
20
Les Conventions et Protocoles des 16 norembne 1887,
14 févnier 1893 et du 11 avnil 1894, nelatifs aii tratic des biqueuns
dans la men du Nond.
Art. 286. La Conventmon Internationale do Paris ciii 20 mars
1883, pour Ja protectmon de la propniété industniebbe, revtisée
.
a
Washington le 2 juin 1911, l’arnangement di 14′ avnil 1891
concennant l’ennogistnement international des marques de
fabnique et de commence, b’annangement du 14 avnil 1891 nelatit
9. la népnession des fausses indications de provonance des marchandiees et Ja Conrention internationale do Benne dii
9 septembre 1886 pour Ja protection des oeuvres Jittéralres et
antistlques, rovisée 9. Berlin Je 13 novembre 1908
St
complétée
per Je Protocole additionoel signé A. Benne le 20 mans 1914,
senoot remis en rigueur et neprendront leur effet 9. partin de
la mise en vlgueun du présent Tnaité, dans Ja mesune ofi ils
00
senont pas affectés ot modifiés pan les exceptmons ot restnictions
résultant dudit Tnai’té.
Art. 287. DOs la mise en viguoun du présent Traité, les Hautes
Panties Contractantes appbiquenont, en tant qu’elbe les concenoe,
la Conrentmon do la Haye di 17 juillet 1905 nelative 8. Ja procé-
dure civibe. Toutefois, cetto remise en rvigueur demeure ot
demeunena eens 0ff et vis-9.-vis de le France, dii Portugal et de
Ja Roumanle.
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
529
Art. 289. Chacune des Puissances afliées ou assocites, s’inspi-
rant des principes généraux ou des stipulations particulières du
présent Trait6,noti2iera 2. l’Allemagne les conventions bilatérales
ou les traités bilatéraux, dont elle exigera la remise en vigueur
avec elle.
Les Puissances alliées ou associées s’engagent entre elles A. no
remettre en vigueur avec lAllemagne quo les conventiOfls
OU
traités qui sont conformes aux stipulations du présent Traité.
En cas de divergence d’avls, la Soclété des Nations sera appelée
2. ee prononcer.
La notification prévue au présent articlo sera faite, soit
directement, soit par l’entremise d’une autre Puissance. 11 en
eera accusé réception par écrit par l’Allemagne; la date de la
remise envigueur sera celle de la notification.
La notification mentionnera éventuellement celles des diaposi-
tions de ces conventions nu traités qui, n’étant pas conformes
aux stipulations dii préseat Traité, no seront pas considérées
comme remises en vigueur.
Un délai de six mois, qui courra depuis la mise en vigueur du
présent Traité, eet imparti aux Puissances alliées ou associées
pour procéder 2. la notification.
Les conventions bilatérales et traités bilatéraux, q
u
i auront
fait l’objet d’une telle notification, seront seuls remis en
vlgueur entre les Puissances alliées ou associées et l’Allemagne;
tous les autres sont et demeureront abrogés.
Les régles ci-dessus smit applicables 6. toutes conventions
bilatérales ou traités bilatéraux existant entre toutes Puissances
alliées et associées signataires du présent Traité et l’Allemagne,
môme sl lesdites Puissances alliées et associées n’ont pas été
en état de guerre avec elle. Art. 200. L’Allemagne reconnalt comme étant et demeurant
abrogés par le préeent Traité tous les traités, conventions
011
accords qu’elle a conclus avec l’Autriche, la J-Iongrie, la Buigarie
ou la Turquie depuis le ier. août 1914 jusqu’2. la miss en
vigueur du présent Traité.
Art. 291. L’Allemagne s’engage
2
assurer de plein drolt aux
Puissances alliées et associées, ainsi qu’aux fonctionnaires et
ressortissants desdites Puissances, le bénéfice de tous les droits
et avantages de quelque nature que ce soit qu’elIe a pu concéder
2. l’Autriche, 2. le Hongrie, 2 la Bulgarie, ou 2. la Turquie,
00
concéder aux fonctionnaires et ressortissants de ces Etats, par
traités, conventions ou accords, concius avant le ier aoüt 1914,
aussi longtemps que ces traités, conventions ou accorde resteront
en viigueur.
Les Puissances alliées et assocides ee réservent d’accepter ou non le bénéfice de ces droits et avantages.
Art. 292. L’Allemagne reconnalt comme Otant et demeurant
abrogés tous les traités, conventions ou accords qu’elle a conclus
avec la Russie ou avec tout Etat
00
Gouvernement doat le
territoire constituait antérieurement une partie de la Russie, ainsi qu’avec la Roumanie, avant le ier août 1914 ou depuis
cette date, jusqu’ft la mise en vigueur do présent Traité.
Art. 293. Au cas oÛ, depuis le ier août 1914, une Puissance
alliée ou associée, la Russie, ou un Etat ou Gouvernement dont
le territoire constitualt antérieurement one partie de la Russie,
aurait été contraint 2. la suite d’une occupation militaire, par tout autre moyen ou pour toute autre cause, d’accorder ou d
laisser accorder par un acte Omanant d’une autorité publiquc
quelconque, des concessions, priviléges et faveure de quelque
nature que ce soit 8. lAllemagne
00
2. un ressortissant allemand,
ces concessions, priviléges et faveure sont annulés de plein droit
par le présent Traité.
Toutes charges ou indemnitée pouvant éventuellement résulter
de cette annulation ne seront en aucun cas supportées par les
Puissances alliées et associées, ni par les Puissances, Etats,
Gouvernements
00
autorités publiques que le présent article
délie de leurs engagements.
Art, 204. Dés la miss en vigueur do présent Traité, l’Alle-
magne s’engage 2 faire bénéficier de plein droit les Puissances alliées et associées, ainsi que leurs ressortissants, des droite St
avantages de quelque nature que ce soit qu’elle a concédés
depuis le ier ao0t 1914 jusqu’â la miss en vlgueur do pré’sent
Traité, par traités, conventions ou accords, 2 des Etats non
belligérants ou ressortissaats de ces Etats, aussi longtemps que
ces traités, conventions ou accords r-esteront en vigueur.
Art. 205, Celles des Hautes Parties Contractantes qui nauraient
pas encore signé ou qui, aprés avoir signé, n’auraient pas encore
ratifié la Convention sur l’Opium, signée 2. la Flaye le 23 janvier
1912, sont daccord pour mettre cette convention en vigueur, et,
2. cetto fin, pour édicter la législation nécessaire aussitôt quil
sera possible et, au plus tard, dans les douze mois qui suivront la mise en vigueur du présent Traité.
Les Hautes Parties Contractantes conviennent, en outre, pour
celles d’entre elles qui noot pas encore ratifié, ladite Conven-
tion, que la ratification do présent Traité équivaudra, 2. tous
égards, 2 cette ratification et 2. la signs.ture du Protocole
spécial ouvert 8. la Haye conformément aux .résolutions de la
troisième Conféreace sur l’opium, tenue en 1914 pour la niise en
vigueur de ladite Convention.
Le Gouvernement de la République fran0aise communiquera
au Gouvernement des Pays-Bas une copie certifiée conforme du
procés-verbal de dépôt des ratifications do présent Traité et
Invitera le Gouvernement des Pays-Bas 2. accepter et recevoir
ce document comme dépôt des ratifications de la Convention do
23 janvier 1912 et comme signature do Protocole additionnel de
1014.
Section III.
Dettes.
(Art. 296.)
Art. 296. Seront réglées par l’intermédiaire dOffices de vérifi-
cation St de compensation qui seront constitués par chacune des
Ilautes Parties Contractantes dans un délai de trois mois 2
dater de la notification prévue 8. l’alinéa e ci-aprés, les caté-
gorles suivantes dobligations pécuniaires:
10 Les dettes exigibles avant la guerre et dues par les ressor-
tissants d’une des Puissances Contractantes, résidant cor le
territoire de cette Puissance, aux ressortissante d’une Puissance
adverse résidant sur le territoire de cette Puissance;
20 Les dettes devenues exigibles pendant la guerre, et dues aux
ressortissants d’une des Puissances Contractantes résidant sur
le territoire de cette Puissance et résultant de transactions ou
de contrats, passés avec les ressortiesaiats d’une Puissance
adverse résidant our le territolre de cette Puissance, dont
l’exécution totale ou partielle a été suspendue do fait de la
déclaration de guerre;
30 Les intéréto échus pendant la guerre, et dus 8. un ressor-
tissant dune des Pulesances Contractantes, provenant des valeurs
émises per une Puissance adverse, pourvu que le payement de
ces intéréts aux ressortissants de cette Puissance
00
aux neutres
n’ait pas été suspendu pendant le guerre;
40 Les capitaux remboursables pendant la guerre, payables
cox ressortissants done des Puissances Contractantes, représen-
tent des valeurs émises par tine Puiseance adverse, pourvo quo ie payement de ce capital cox ressortissants de cetto Puissanco
nu aux neutres n’ait pas été suspendu pendant la guerre.
Les produits des liquidations des biens, droits et Intéréts
ennemis visés dans le Section IV et con Annexe, seront pris
en charge dans la monnaie et au change prévus ci-aprés 2.
l’alinéa
d,
per les Offices de vérification et de compensation et
affectés per eux dans les conditions prévues par lesdites Sections
et Annexes.
Les opérations vIées dans le présent article seront effectuées
selon les principes soivants et conformément 8. l’Annexe de la
présente sec.tion:
ci) Chacune des Flautes Parties Contractantes Interdira, ‘dés
la miss en vigueur du présent Traité toos payements, accepta-
tions de payements et généralement toutes communications entre les parties Intéressées, relativement au réglement desdites dettes,
autremeiit que par I’intermédiaire des Offices de vérification et
de compensation susvisés;
Chacune des Hautes Parties Contractantes sera respecti-
vement responsable do payement desdites dettes de sea nationaux,
sauf dans le cas 00 le débiteur était, avant la guerre, en failiite,
en déconfiture ou en état dinsolvabilité déclarée ou ei la dette
était dus per une société, dont les affaires ont été liquidées
pendant la guerre conformément 8. la législation exceptionnelle
de guerre. Néanmoins les dettes des habitants des territoires
envahis ou occupés par l’ennemi avant l’Armistice no seront pas
garanties par les Etats dont ces territoires font partie;
Les sommes dues aux ressortissanto d’une des Puissances
Contractantes par les ressortissants d’une Puissance adverse
seront portées ao débit de 10ff ice de vérification et de compen-
sation du pays du débiteur et versées au créancier per l’Office
do pays de ce dernier;
Les dettes seront peyées
00
créditées dans la monnaie de
celle des 1juissauces alliées et associées (y compris les colonies et
protectorats des Puissances alliées, les Dominions britaaniques
St l’Inde), qui sera intéressés. Si les dettes doivent être réglées
dans toute autre inonnaie, elles seront payées
00
créditées dans
la monnaie de le Puissance alliée
00
assoclée intéressée (colonie,
protectorat, Dominion britannique
nu
mde). La conversion ee
fera au taux du chenge d’avant-guerre.
Pour l’application de cette disposition, on considére quo le
taux do change davant-guerre eet égal 8. la moyenne des taox
des transferts télégraphiques de la Puissance alliée
nu
associée
intéressés pendant le mois précédant immédietement l’ouverture
des hostiiités entre ladite Puissance intéressés et l’Allemagne.
Dans le sas ofi un contret stipulerait expressément en taux
fixe de change pour le conversion de la monnale, dans laquelle
l’obligation est exprimée, en la moanaie de la Puissance alliée
00
associée intéressée, la disposition ci-dessus, relative au taux
do change os sera pas applicable.
En ce qui concerns les Puissanees nouvellement créées, le
monnais de réglement et le taux du change applicables aux
dettes 2 payer
00
8. créditer seront fixés per la Commission
des réparations prévues dans la Partie VIII;
Les prescriptions do présent article et de l’Annexe
ci-jointe
1)
os s’appliqueront pas entre l’Allemagne done part
et, d’autre part, l’une quelconqus des Poissences alliées
no
associées, leurs colonies et pays de protectorat,
00
l’un qoel-
conqus des Dominions britanniques,
00
l’Inde,
2
moins que, dans
un délal de six mois, 8. dater de l’entrée en vigueur du présent
Traité, notification 8. cet effet ne soit vlonnée 8. l’Allemagne par
les Gouvernements de telle Puissance alliée
00
associée, de tel
Dominion britanniqoes,
00
de l’Inde, suivant le cao.
t) Les Puissances alliées et associées qui ont adhéré au
présent article et 8. l’Annexe ci-jointe, pourront convenir entre
elles de les appliquer 8. leors ressortissants respectifs établis cor
leur territoire, en ce qui concerns le rapports entre ces ressortis-
sants et les ressortissants allemands, Dans ce cao, les payements effectués per application de le présente disposition feront l’objet
de règlsments entre les Offices de vérification et de compensation
alliës st associés intéressés.
Section IV.
Biens, droits et intérôts.
(Arts.
297_298.
2
)
Section V.
4Jontrats, preseriptions. jugements.
(Arts. 299-303.)
Art, 299. a) Les contrats conclus entre ennemis seront consi-
dérés comme ayant été annulés A, partir do moment nO deux
quelconques des parties sont devenues ennemies, sauf en ce gul concerns les dettes et autres obligations pécunielres résultaut de
l’exécotion d’un acte ou payement prévu per ces contrats et soos
réserve des exceptlons et des régles spéciales 8. certeins contrato
ou catégories de contrats prévoes ci-aprés ou dans lAnnexe
ci-jointe.
0) Seront exceptés de l’annolation, aux termes do présent
article, les contrats dont, dans on intérêt générel, les Gouverne-ments des ‘Puissances alliéss ou associées, dont luns des parties
est un ressortissant, réclameront l’exécution, dans un délal de
six mois 8. dater de la miss en vigueur do présent Traité.
Lorsque l’exécution des contrats ainsi meintenos ntraTnc,
pour one des parties, par suite do changement dans les condi-
tions do commsrce, on préjudice considérable, le Tribonel
arbitral mixte prévu par le Section VI pourra attribuer 8. la
pertie léséeune indemnité équitable.
c) En raison des dispositions de la Constitution et du droit
des Etats-Unis d’Amérique, do Brésil et do Japon, le présent
erticle ainsi que larticle 300 et l’Annexe ci-jointe os s’appliquent
5S
aux contrats conclos per des ressortissants -de ces Etats
avec des ressnrtissants allemands, et de méme, l’article 305 no
sapplique pas aux Etats-Unis d’Amérique nu 8. leurs ressor-
tissanto.
)
Le présent article ainsi goe l’Annexe ci-jointe os s’appli-
quent pas aux contrats dont les parties sont devenues ennemies
do fait que I’une d’elles était un habitent d’un territoire qui
change de souverainsté, en tent que cette partle aora acqois,
per application do présent Traité, le nationalité done Puissence
alliée
00
associée, ni aux contrats conclus entre ressortissants
des Puissances alliées
00
associéss entre lesquellss le commerce
sest troové interdit du feit que l’une des parties ee trnuvalt
[Niet overgenomen.
–
Eed.]
[Hierbij behoort een Annexe,
–
Eed.]
530
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
4 Juni 199
dansun teritoire d’une Puissance alliée ou associée occupé
par l’ennemi. –
c)
Aucune disposition du prOsent article et de lAnnexe
ci-pointe ne peut Otre regardée comme Invalidant une opOratlon
qui a OLO eftectuCe lOgalement en vertu dun contrat passd entre
enneinis avec l’autorisation d’une des Puissances beiligérantes.
Art. 300. a) Sur le territoire des Hautes Parties Contractantes,
dans les rapports entre ennemis, tous délais quolconqueg de
prescription, péremption ou forclusion de procédure seront
suspendus pendant la durde de la guerre, qu’ils aient commencé
0 courir avant le début de la guerre nu aprés; ils recommen-
ceront 0 courir au plus tOt trois mois après la inise en vigueur
du présent Traité. Cette dispositon s’appliquera aux délais de
présentatlon de coupons d’intérêts ou de dividendes, et de
présentation, en vue du remboursement, des valeurs sorties au
tirage ou remboursables 0 tout autre titre.
Dans le cas 00, en raisnii du non-accomplissement dun
acte ou d’une formalité pendant la guerre, des mesures d’exécu-
tion ont été prises sur le territoire allemand portant préjudice
0 un ressortissant des Puissances alliées ou associées, la récla-
mation formulée par le ressortissant dune Puissance alliée ou
associée sera portée devant Ie Tribunal arbitral inixte prévu
par la Section VI, 0 moins què l’affaire ne solt de la compétence
d’un Tribunal d’une Puissance alliée ou associée. Sur la demande du ressortissant intfressé d’une Puissance
allide nu associée, le Tribunal arbitral mixte prononcera la
restauration des droits lésés par les mesures d’exécution men-
tionnées au par.agraphe
.b,
toutes les fois qu’en raison des
circonstances spéciales de l’affaire cela sera équltable et possible.
Dans le cas oO cette restauration serait injuste ou impossible,
le Tribunal arbitral mixte pourra accorder 3. la partie lésée
une indemnité qui sera 3. la charge du Gouvernement allemand.
Lorsqu’un contrat a été invalidé, soit en raison du fait
qu’une des partjes n’en ii pas exécuté une clause, soit en raison
de l’exercice dun- droit stipule au contrat, la partie lésée pourra s’adresser au Tribunal arbitral mixte pour obtenir
réparation. Le Tribunal aura, dans ce cas, les pouvoirs prévus
au paragraph
c.
Les dispositions des paragraphes précédente du présent
article s’appliqueront aux ressortissants des Puissances Alliées
nu Associées qui ont subi un préjudice en raison de mesures
ci-dessus pr(3vues, prises par l’Ailemagne en territoire envahi
ou occupé, s’ils n’en not Oté indemnisés autremeiit.
L’Allemagne indemnisera tout tters lesé, par les restitu-
tions ou restaurations de droit prononcéps par lè Tribunal
arbitral mixte.
q) En ce qui concerns les effets de commerce, le délai de
trois mois, prévu au paragraphe
a,
partira du jour 00 auront
pils tin définitivement les mesures exceptionnelles appliquées
dans les territoires de la Puissance intéressée relativement aux
effets de commerce.
Art. 301. Dans les rapports entre enoemis, aucun effet de
commocce passées avant la guerre as sera considéré comme
invalidé par le seul fait de n’avoir pas été présenté pour accep-
tation ou pour payement dans les délais voulus,
fl1
pour cléfaut
cl’avis aux tireurs nu aux endoseur de non-acceptation nu de
non-payement, ni en raison du cléfaut de protét, ni pour défaut
d’accornplissement d’une formalité quelconque pendaot la guerre.
Si la période pendant laquelle un effet de commerce aurait dO
être présenté 3. lacceptation ou au payement nu pendant laquelle
l’avis de non-acceptation nu de non-payement aurait dO être
donné au tireur nu aux endosseurs nu pendant laquelle l’effet
auralt dO être protesté, est échue pendant la guerre, et
51
la
partie qui aurait dû présenter nu protester l’effet ou donner
avis de la hon-acceptation ou du non-payement ne l’a pas fait
pendant la guerre, 11 lui sera accordé au moins trois mols aprés
la mise en vigueur du présent Traité pour présenter l’effet,
donner avis de non-acceptation’ou de non-payement ou dresser
protêt.
Art. 302. Les jugements rendus par les tribunaux d’une Puis-
sance alliée. ou associée, dans le cas
00
ces tribunaux sont
compétents d’après le présent Traité, seront considérés en
Allemagne comme ayant l’autorité de la chose jugée et y seront
exécutés sans qu’il snit besoin d’exequatur.
Si un jugement, en quelque matlére qu’il soit intervenu, a
été rendu, pendant la guerre, par un tribunal allemand, contre un ressortissant des Puissances alliées ou associées, dans une
instance oü celui-ci na pas pu se défendre, le ressortissant allié
nu associé qui aura subi, de ce chef, un préjudice pourra obtenir
une .réparation qui sera déterminée par le Tribunal arbitral
mixte prévu par la Section VI..
Sur la demande du ressortissant de la Puissance alliée nu
assoclée, la réparation ci-dessus pourra être, sur l’ordre du
Tribunal arbitral mlxte et lorsque cela sera possible, effectuée
en replaant les partles dans la situation oü siles ee trouvaient
avant le jugement rendu par le tribunal allemand.
La réparation ci-dessus pourra être également nbtenue devint
Ie Tribunal mixte, par les ressortissants des Puissnces alliées
ou associées qui ont subi un préjudice du fait des mesures
judiciairesprises dans les territoires envahis nu occupés, s’ils
n’ont pas été dédommagés autrement.
Art.. 303. Au sens des Sections III, IV, V et VII, l’expressina
,,pendant la guerre” comprend, pour chaque Puissance alliée
nu associée, la période s’étendant entre le moment oO l’état de guerre ,a existé entre l’Allemagne et cette Puissance et la mlse
en vlgueur du présent Traité.
Annexe.
I. Dispositions générales.
Par. 1. Au eens des articles 299, 300 et 301, les personnes par-
ties 3. un contrat sont considerées comme ennemies lorsque le
commerce entre elles aura été interdit nu sera devenu illégal en
vertu des bis, décrets ou règlements auxqueis une de ces parties étaient soumis, et ce 3. dater, soit du jour oO ce commerce a été
interdit, snit du joir oft il est devenu illégal de quelque manière que ce soit.
Par. 2. Sont exceptées de l’annulation prévue 3. l’article 299,
et restent en vigueur, sans préjudice des droits prévus 3. l’article
297, paragraphe t,, de la section IV, et sous réserve de l’applica-
tion des bis, décrets et réglemeuts internes pris pendant la
guerre par.
. les Puissances alliées et associées, ainsi que des
clauses des .contrats:
a) Les contrats ayant pour but le tranfert de
prorriétés
de
biens et effets mobiliers nu Immobiliers, borsque la proprlété
aura été transférée ou l’objet livré avant que les parties no
snient devenues ennemies;
b)
Les baux, bocations et promesses de locatlon;
Les contrats d’hypothèque, de gags et de nantissement;
Les ccincsssions concerhant les mines, minièrss, carrlères nu
gisements;
.
Les contrats passés entre des particuliers et des Etats,
provinces, municipalités nu qutres personnes juridiques admi-
nistrattves anabogues et les concessions données parL lesdits
Etats, provinces, munbcipalités ou autres personnes juridiques
administratives anabogues.
.
Par. 3. Si les dispositions dun contrat sont en partie annu-
lOes, conforniément 3. b’article 299 et si la disjonction l)eut (1tre
effectuée, les autres dispositions de ce contrat subsisteront, sons
réserve de b’appbication des bis, décrets et règlements internes
prévus au paragraphe 2 ci-dessus. Si ba disjonction ne peut
être effectuée, le contrat sera considéré comme annulé dans sa
totalité.
II. Dispositions particullè’es ft cei’talnes
catégnrles.de contrats.
Positions clans les Bourses de valcurs cf cle comnieree.
Par. 4. a) Les règlements faits pendant la guerre par les
bourses de vabeurs ou de cnmmerce reconnues, stipulant la liqui-
dation des povitions de bourse prises avant la guerre par un
particulier ennemi, sont confirmés par les I-Iautes Parties Con-
tractantes ainsl que les mesures prises en application de eec
réglements, sous réserve:
Qu’iI ait été pr3.vu expressément que l’opération serait
soumise au règlernent des dites bourses;
Que ces règlements aien’t été obligatoires pour tous;
Que les conditions de la liquidation aient été justes et
raisonnables.
Le Paragraphe précédeot no s’appllque pas aux mesures
prises, pendant l’occupation, dans les bourses des régions qui
not été occupées par l’ennemi.
La liquidatinn des opér.ations 3. terme relatives aux cotOns,
effectuées 3. la date du 31 jiiibbet.1914, 3. ba suite de la décision
de I’Association des cotons de Liverpool, est confirmée.
Oaçje.
Par. 5. Sera eonsidérée cnmme valabbe, en cce de non-paye-
ment, Ia vente dun gags constitué pour garantie d’une dette
due pal’ un ennemt, alors même qu’avis na pu Otre donné au
propriétaire, si le créancler a agi de bonne tol et en prenant les
soms et précautions raisonnables et, dans ee cas, le propriétaire
ne pourra formuler aucuoe réclamation en raison de le vente
du gags.
Cette disposition ne s’applique pas aux ventes de gage faites
par l’enaemi pendant b’oceupation dans bes régions envahies ou
occupées par l’ennemi.
Efl’efs de commerce.
Par. 6. En cequi cwicerne bes Puissances qui ont adhéré 3.
la section III et 3. l’Annexe jointe, bes obligations pécuniaires
existant .entre ennemis et résultant de I’émission d’effets de
eommerce, seront réglées conformément 3. ladite Annexe pal
l’intermédiaire des Offtces de vérification et de compensation
qui sont subrngés dans’les droits du porteur en ce qui coneerne
les ditférents recours que possède ce dernier.
Par. 7.
St une personne s’est obligée, snit avant, snit pendant
la guerre, au payement d’un eftet de commerce, 3. ba suite dun
engagement prie envers elbe par une autre personne devenuo
ennemle, ceble-cI reste tenue, malgré l’ouverture des hostilités,
de garantir la première des conséquences de son obligation.
III. Contrats d’aseurances.
Par. 8. Les contrats dassurances conelus entre uoe personne
et une autre devenue pet la suite ennemie seront réglés .coé-
formément aux articles suivant.
Assurances COnfre. Z’ineendie.
Per. 9. Les contrats d’assurance contre b’incendie, concernant
des proprlétés, passés entre u-ne personne ayant des intérèts
dans cette propriétè et une personne devenue par la suite
ennemie, ne seront pas considérés conime annulés per l’ouver-
ture des hostilités nu par le feit que la’personne est devenue
ennemle nu parce qu’une des parties n’a pas accompli mie clause
du contrat pendant la guerre nu pendant une période de trois
mois apprès la guerre, maIs seront annulés 3. partir de le
première échéance de la prime annuelbe survenant trois mnis
après la miss en vigueur’du présent Traité.
Un règbement sera effectué pour les primes non payées,
échues pendant le guerre, ou pour les réclamations pour des
pertes encourues pendant la guerre.
Part 10. Si, par suite d’un acte administratif ou législatif,
une assurance contre l’incendie,. conclue antérieuremeüt 3. la
guerre, a été pondant la guerre transférée de l’assureur primltit.
it un autre assureur, le transfert sera rec000u et la respon-
sabili’té de l’assureur primitif sera considérée comme ayant
cessé 8. partir du jour dii trausfert. Cependant, l’assureur pri-
mitif aura le drolt d’ètre, sur sa demande, pleinement informC
des conditinns du trasfert, et s’ll apparalt que eec conditions
n’étalent pas équbtables, elles seront modIfiées pour autant
que cela sera nécessaire pour les rendre équltables.
En outre, l’assuré aura droit, d’accord avec l’assureur primi-
tif, de retransférer le cnntrat 3. b’assureur primitlf 8. dater du
jour de la demande.
4ssurances sitr Za vie.
–
Par. 11. Les contrats d’assurances sur la vie passés entre un
assureur et une personne devenue par la suite 000emie no
seront pas considérés comme annulés paF la déclaration de
guerre nu par le fait que la personne est devenue ennemle. Toute enmme devenue exigible pendant le guerre aux termes
dun• cnotrat qui, en vertu du paragraphe précédent, n’est pas
considéré comme annulé, sera recouvrable aprés la guerre. Cette
eomme sera augmentée des Intérêts 3. 5 p. 100 l’an depuls la
date de son exigibilité juequ’au jour du payement.
Si le contrat est devenu caduc pendant la guerre par suite du
nnn-payement des primes, ou s’il est devenu sans effect par
suite du non-accomplissement des clauses du contrat, l’assuré
nu ses représentants nu ayants droit auront droit Et tout
moment, pendant douze mols 3. dater du jour de le miss en
vigueur du présent Traité, de réclamer â l’aéureur la valeur
de le police au jour de sa caducité nu de con annulation.
Lorsque le contrat est devenu caduc pendant la guerre, par
suite du non-payement des primes per application des mesures
du guerre, l’assuré nu ses représentants, ou ayants droit, not
le droit, dans les trois mois qui suIvront la miss en, vigueur du présent Tralté, de remettre le contrat en vigueur moyen-
nant le payement des primes éventuelbement échues augmentées
des lntérèts de 5 p. .100 l’an.
–
Par, 12. Chaque Puissance abliée nu assnciée aura, dans les
trois mnis qui sulvront la mise en vlgueur du présent Traité,
la faculté de résilier tous les contrata d’assurance en cours entre
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
531
une Compagnie d’Assurance allemande et Bes ressortissanta dans
des condition sous-trayant lesdits ressortissants tout
préjudice.
A cette tin, la Compagnie d’Assurance allemande transtérera
nu Gouvernement do la Puissance alliée ou associée in’téressée,
la propôrtion de soli actit attribuabie aux polices ainsi annuldes
et sera délléc de toute obligation, par rapport
t
des polices. L’actif
t
trausférer sera fixé par un actuaire désigné par le
Tribunal arbitral mixte.
Far. 13. Si des contrats d’assurance sur la vie ont été concius
par une succursalo dune Compagnie d’Assurances établie dans
un pays devenu, par la suite, ennetni, le contrat devra, en
l’absence do toute stipulation contrairo contenue dans le con-
trat Iui-même, étre régi par la lot locale, mais l’assureur aura
le droit de demauder
a
l’assuré ou è ses représentante le rem-
boursement des sommes paytes sur des demandes faites nu
imposdes, par appilcation do mesures prises pendant la guerre,
contrairement aux terines du contrat luimémé, et aux bis et
traités existant 8. l’époque 0fl il a été conclu.
Par. 14. Dans tous les cas 0fl, en vertu de la lol applicable
au contrat, l’assureur reste lid par le contrat nonobstant le non-
payement des primes, Jusqu’è ce que i’on fait part 8. I’assuré
de la décheance du contrat, ii aura le droit 18. 00, par suite
de la guerre, II n’aurait pu donner Cet avertissement, de recou-
vrer sur l’assuré lee primes non payéee, augmentées des intéréts
8. 5 p. 100 lan.
Par. 15. Pour i’application des paragraphes 11 8. 14, seront
considérés comme contrats d’asstirances sur la vie les contrats
d’aesurances qui ee. basent sur les probabilités de ia vie hu-
maine, combinés avec le taux d’intérêt, pour le calcul des enga-
gemente réciproques des deux parties.
Assurnccs euarifimes.
Far. 16. Les contrats d’assurance maritime, y compris les
policee 8. temps et les polices de voyage pasedes entre un assu-
reur et une pereonne devenue per la suite enneinie, seront con-
sidérés comme annuide nu moment oÛ cette pereonne eet devenue
ennemle, sguf dans ie cas ofi, antérieurement 8. ce moment,
Ie risque prévu dans le contrat avait commencé 8. Otre couru.
Dans le cas 00 le risque na pas commencé 8. courir, les
sommes payées au moyen de primee ou autrement seront recou-
vrabies sur l’assureur
•
Dans le cas ofi le risque a commencé 8. courir, le cOntrat sera
cnneidéré comme valable, blen que Ie partie soit devenue
ennemie, et les payements des sommes dues aux termes du
contrat, soit comme primes, soit comme sinistres, seront exigibles
aprés la mise en vigueur du présent Traité.
Dans le cas nO une convention sera conclue pour le payement
d’lntérête pour des sommes dues antérieurement 8. la guerre,
8. ou par des ressortissants des Etats belligérants, et recou-
vrées aprés la guerre, cet intérét devra, dans Ie cas de pertee
recouvrablee en vertu de contrat d’assurance maritime, courir
8. partir de I’explration d’üne pérlode dun an 8. compter du
Jour de c.is pertes.
Par. 17. Aucun contrat d’assurance maritime avec un assuré
devenu par la suite ennemi ne devra étre considéré comme
couvrant les einietres causés per des •actes de guerre de la
Puissance dont l’aseureur eet reesortissant, ou des alllée ou
associds de cette Puiseance.
Far. 18. S’il eet démontré qu’une personne qui, avant Ie
guerre, avait passé un contrat d’assurance maritime avec un
assureur deveu par la suite ennemi, a paeeé aprés l’ouverture
des hoetilitde un uouveau contrat couvrant Ie même risque avec
tin assureur non ennemi, le nouveau contrat sera considéré
comme eubstitué nu contrat primitif 8. compter du Jotir 00 II
aura été passé, et les primes échues seront régléee sur le prin-
cipe que l’assureur primitif n’aura été reeponsable du fait du contrat que Jusqu’au moment 00 le nouveau contrat aura été
passé. Autres assurances.
Par. 10. Des contrats d’assurances passés avant la guerre
entre un assureur et une personne devenue per la suite enoemle,
autres que les contrats dont il eet question dans les paragra-
phes 9 8. 18, seront traités, 8. tous égards, de la même manlére que seralent traités, d’aprèe leedits articles, les contrats d’aesu-
rances contre l’incendie entre les mémee parties.
Réassurances.
Far. 20. Tous les traltés de réassurance passés avec une
personne devonue ennemie, seront coneidérés comme abrogés par
le feit que cette personne eet dev.enue ennemie, mais sans pré-
judice, dans le cae de rieque sur la vie ou maritlme, qui avait commencé 8. étre couru antérieurement 8. la guerre, du droit
de recouvrer aprés la guerre le payement des sommee dues en raison de ces risques.
Toutefois, ei la partie réassurde a été mise, par suite de
I’invaeion, dans l’imposelbilité de trouver un autre réassureur,
ie traité subeiste jusqu’è I’expiration d’une période de trois
rnoie aprés le miee en vigueur du présent Traité.
Si un treité de réassurance est annulé en vertu de cet article,
un compte sera établI entre lee partjes en ce qui concerne 8. la
fois lee primes paydes et payables et les responsabilités pour
pertee subies, au sujet des risques eur le vie ou maritime qui
auratent commencé ft étre courus avant la guerré. Dans le cas
de rieques autres que ceux meptionnés aux paragraphes 11 8.
18, le réglement des comptes sera établi 8. la date 8. laquelle les
partiee sont devenues ennemies, sans tenir compte des récama-
tions pour pertee subies depuis cette date.
Far. 21. Lee diepoeitioue du paragraphe précédent sétendent
également aux résesurancee exietant au jour ofi lee partjes
sont detenues enneiniee, des rieques particuliere acceptés per
i’assureur dans un contrat d’assurance, autres que les rieques
sur le vie ou maritimee. Par. 22. La réassurence dun contrat d’aesurance eur la vie,
faite par contrat particulier ot non comprise dans un tralté
général de réassurance, restera en vigueur.
Lee diepositions du paragraphe 12 e’appliquent aux traités de
réassurance des polices d’aeeurancee sur la vie dans leequels
lee compagnies ennemiee eont réaesureure.
Par. 23. Dans Ie cas dune réaeeurauce effectuée avant le
guerre, dun contrat dassurance maritime, Ia cession du rieque
cédé nu réaseureur reetera velable ei ce rieque a commencé A.
dtre couru avant louverture des hoetilitde, et le contrat reetera
valabie malgré l’ouverture des hostilitée. Les sommee duee en
vertu •du contrat de réaeeurance, en ce qui concerne soit des
primes, soit des pertes subles, seront recouvrablee aprés la
guerre.
Par. 24. Les diepositions des paragraphee 17 et 18 et Ie
dernier alinée du paragraphe 16 s’appliqueront aux contrets de
rieques maritimes.
Section VI.
Tribuiial
arbltral mixte.
(Arts.
304-305.)
Art. 304. ci) Un Tribunel arbltral mlxte sere conetitué entre
chacune des Puieeances alliéee nu aesociéee d’une part et
l’Allemegne d’autre part, dans un délai de trois mois 0. dater
de la mies en vigueur du présent Traité. Chacun de cee Tribu-neux sera composé de trois membres. Chacun des Gouverne-
meute intéreesés désignera un de cee meinbree. • Le Président
sera chojel 0. la suite d’unaccord entre ide deux Gouvernements
intéressée.
Au cee oti eet eccord no pourrait intervenir, Ie Président du.
Tribunal et deux autres pereonnes eueceptibles l’une et
l’eutre, en ene de beeoin, de le remplacer; eeront choisiee par
Ie Conseil de Ie Société des Nations et, jusqu’au moment ofi
ii sera conetitud, par Al. Gustave Ador, eil y coneent. Ces
pereonnes appertiendront 0. des Puissances qui sont restéee
neutree nu coure de le guerre.
Si tin Gouvernement ne pourvoit pas dans un délal dun
mois, 8. le déeignetion ci-deestie prévue d’un membre du tribu-
nal, en cae de vacance, ce membre sera choisi par Ie Gouver-
nemert adveree parnil lee deux pereonnee mentionnéee ci-deesus,
autres que Ie Président.
La décieion de in majorité doe membres sera celle.du Tribunal.
b)
Les Tr.ibunaux arbitraux mixtee créée per epplication
du paragraphe
a.
jugeront les différende qui eont de leur com-
pétence, aux termee des Sectiöne III, IV, V et VII.
En outre, tous les différends, quele qu’ils eoient, reletits aux
contrete conclus, avant la mise en vigueur du présent Traité,
qntre lee reesortissente des Puissencee allidee et associdee et
les reesortiesente ellemande, seront réglés per Ie Tribunal erbi-
tral niixte, 0. I’exception toutefois des différends qui, per appli-
cation des 101e des Puissencee alliéee, associées ou neutres,
sont de la compétenca des tribunaux natiooalx de ree dernières
Puiesances. Dans ce ene, ces différends, seront réglée per ces
tribunaux nationaux, 0. l’exclusion du Tribunal arbitri nitate.
Le ressortisetint intéreeeé d’une Puiseance i,lliée nu assoctée
pourra toutefole porter l’affaire devant le Tribunal arbitral
niixte 8. moine que sa lol nationale ne s’y Ippose
u) St le nombr’. des affaires Ie justItie, d’autres membres
devront être désignés pour que cheque ‘i’riliun:il arbitral mixte
puisse ee diviser en plusieure sectione. Chacu.ne de cee seetlone
devra être composée ainel qu’il eet dit ci-deseus.
d) Cheque Tribunal arbitral mixte étabiira lul-méme sa
procédure en tant qu’elle ne eera pas réglée per les dlspositione
de l’annexe
nu
présent article. Ii aura pouvoir pour fixer les
dépeneee 0. payer par la pertie perdante pour frais et déboure
de procédure.
• c)
Cheque Gouvernement peyera les honoraires du membre
du Tribunal arbitrel mixte qu’iI nomme et de tout agent qu’il
désignera pour Ie représenter devant le Tribunal. Les hono-
ralres du Président eeront fixés per accord special entre les
Gouvernements intéressés et cee honoraires alnsi que les dépen-
eee communes de cheque Tribunal seront peyées per moitid par
les deux Gouvernemente.
fl
Lee Hautee Parties Contractantes conviennent de considérer
les décisions du Tribunsl arbitral mixte conime détinitives, et
de lee rendre obligatoiree pour leurs reesortiesante. t)
Section VII. Propriété industrielle.
(Arts.
306- 311).
Art. 306. Sons réserve des stipulatlone du présent Traité, les
droits de propriété industrielle, ll:ttéreire ou artistiquê, tels
qu’ile sont définis par les Conventione internetionalee de Paris
et de l3erne vieéee 8. l’article 286, seront rétablis nu restaurés,
El
pertir de la mise en vigueur du préeent Traité dans lee terri-
toiree des Flautee Parties Contrectantee, en teveur des pereon-
nee qui en étaient bénéficletree,
nu
moment nO l’état de guerre
8. commencé d’exister, nu de leute eyante droit. De méme les
droits qui, ei le guerre n’avait pas eu lieu, auralent pu étre
acquis pendant le durée de Ie guerre, 8. Ie suite d’une demande
formée pour Ie protection de la propriété industrielle ou de le
publication d’une oeuvre Iittraire ou artistique, seront reconnus
et établie en feveur des personnes qui y auraient des titres, 8.
partir de la mise en vigueur du préeent Treité.
Toutefois, les actee feite en vertu des mesures spéciales qui
auront été prises pendant Ie guerre, par line nutorité légisie-
tive, exécutive nu administretive d’une Puissaiice alliée nu
aeeociée 0. I’égerd des droits des reesortiseante ellemands, en
matidro de proprlété induetrielle, littéreire nu artistique
demeureront valablee et continueront 0. avnir leure pleins ef fets.
II ny nure lieu 8. aucune revendicatjon ou ection de la part
de I’Allemagne ou des reseortissente allemends contre i’utilisa-
tion qtii nurait été faite pendant
In
durée de le guerre, per le
Gouvernement d’une Puiseance alltée ou aseociée ou per tnute
personne, pour Ie compte de ce Gouvernement nu avec son eseentiment, de droite de propriété industrielle, littéraire nu
ertietique, ni contra la vente, la miBe en vente ou l’emploi de
produite, appareile, articles ou objets quelconques auxpuele
seppliquaient ces droite.
Si ie légielation d’uüe des Puissancee elliées nu associées n’en
a pas dispoeé autrement, les sommee dues nu
payées,
par
appiication de tout acte eI de toute opération effectués en
exécution des meeuree spéciales visées 8. l’alinéa 1 du prdeent
erticle, recevront la méme aftectation que les autres créances
des ressortiesante allemands, conformément nux dispositions du
présent Treité et les sommes produitee par des mesures spéciales
priees per Ie Gouvernement allemand en ce qui concerne les
clroite de propriété induetrielie littéreire nu nrtistique des
reseortissents des Puiseenees aliiéee nu aesociées, seroot consi-
dérées et traitéee comme toutes les autres dottes des reesortie-
sants allemande.
Checune des Puissances alliéee nu eesociéee ee réserve la
faculté d’apporter aux droite de propriété industrielle, littéraire
ou erttstique (& l’exception des marquee de fabrique nu de
commerce) ecquis avant In guerre, nu pendant sa durée, ou
qui eernient acquie ultérieurement, suivant ee législation per
ds reseortiseants allemande, soit en les exploitant, soit en
accordent des licences pour leur expinitation, soit en conserwant
le contrôle de cette exploitatlon, Bolt autrement, lelies limita-
lions, conditione ou restrictione qui pourralent étre considé-
réee comme nécessairee pour les besoine de le défense nationale,
ou dans l’intérêt public, nu pour assurer un traltement équi-
table per l’Allemegne des droits de proprlété Industrielle, litté-
1)
[Hierbij behoort een Annexe.
–
Red.]
532
ECONÖMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni 1919
raire ou artistique poss6d6s sur le territoire allemand par ses
ressortissants, ou pour garantir l’entier accomplisseJnent et
toutes les obligations contractées -par 1’Allemagne en vertu du
présent Traité. • .
Chacune des Puissances alllées ou assoclées ee réserve la
faculté de cons1drer comme nulle et de nul effet toute cession
totale ou partielle, et toute concession de droits de propriété
Industrielle, littéralre ou artistlque, qui auralent été effectuées
depuis le ier
,
août 1914 ou qui le seralant
It
l’avenir et qui
auraient pour résultat de faire obatacle A l’application des dis-positions du présent article.
0
Les dispositions du présent article ne sont pas appilcables
..aux droits de propriété industrielle, littéralre nu artlstique
compris dans les Soclétés ou entreprises, dont la llquidatlon
a Oté effectuée par les Puissances alllées ou associées, confor-
mément
It
Ja législaion exceptionnelie de guerre, nu sera
effectuée en vertu de l’article 297, paragraphe (b).
Art. 307. Un délal minimum d’une année, It partir de Ja mise en
vlgueur do présent Tralte, sans surtaxe ni pénalité d’aucune sorte,
sera accordé aux ressortissants de chacune des Hautes Partjes
Contractantes pour accomplir tout acte, remplir toute formalité,
payer toute taxe et généralement satisfaire It toute obligatlon
prescrite par les bis et réglements de chaque Etat pour con-
server ou obtentr les droits de proprlété industrielle
déjzl
acquis
au ier anOt, 1914 ou qui, ei Ja guerre n’ajvait pas eu lieu,
auraient pu
être
acquis depuls cette date, It la suite d’une
demande falte, avant la guerre, ou pendant sa durée, ainsi que
pour y former opposition. Toutefois, cet article ne pourra
conférer aucun droit pour obtenlr aux Etats-Unis d’Amérique Ja
reprise d’une procédure d’lnterférence dans laquelle aurait été
tenue l’audlence finale.
Les droits de proprlété lndustrielle qui auraient été frappés
de déchéance par suite du défaut d’accomplissement d’un acte,
d’exécution d’une formalité ou de payement d’une taxe seront
remisen vigueur, sous la réserve toutefols en ce qui concerne
les brevets et dessins, que chaque Puissance alliée ou associée
pourra preodre les mesul’es qu’elle jugeralt Oqultablement
nécessaires pour la sauvegarde des droi-ts des tiers qui auraient
exploité ou employé des brevets ou des dessins pendant le temps
oû IJs étaient frappés de déchéance. De plus, les brevets d’inven-
tion ou dessins appartenant It des ressortissante allemands et
qui seront ainsi remis en vlgueur, demetireront soumis aux
prescriptions qui leur auralent été appllcables pendant la guerre,
aisni qua toutes les dispésitions du prOcent Traité.
La pérlode comprlse entre le. ier août 1914 et la date de la
mise en vlgueur do prOcent Tralté n’entrera pas en ligne de
compte dans le délal prévu pour la mise en exploitation dun
brevet nu pour l’usage de marques de fabrique ou de commerce
nu
dS
dessins et ii eet convenu en outre qu’aucun brevet, marque
de fabrique ou de commerce ou dessin qui était encore en
vigueur au ier aot 1914 ne pourra étre frappé de déchéance
nu d’annulation du seul chef de non-exploltation nu de non-usage
avant l’explratlon d’un délal de deux ans It partir de la mise
en vlgueur du présent Tralté.
• Art. 308. Les délais de priorité, prévus par l’ar.ticle 4 de Ja.
Convention internationale de Paris du 20 mars 1883 revlsée It
Washington en 1911 ou par toute autre Convention nu lol en
vigueur, pour le dépôt nu l’enregistrement des demandes de
brevetsd’inventinn ou modéles d’utllité, des marques de fabrique
nu de commerce, des dessins et mocléles, qui n’étaient pas
encore expirés le ier août 1914 et ceux qui auraient pris-
naissance pendant Ja guerre ou auralent pu prendre naissance
ei la guerre n’avait pas eu lieti seront prolongés par chacuoe
des Hautes Partjes Contractantes en faveur de tous les ressor-,
tissants des autres Hautes Puissances- Con-tractantes jusqu’è
l’expiration dun délal de aix mols It partir’ de Ja mise en
vigueur du prOcent Traité.
0
– Toutefois cette prolongation de délal ne portera pas atteinte aux droits de tou-teHaute Puissance Contractante nu de toute
personne qui seraient, de bonne bi, en possession, au moment de Ja miss en vigueur da présent Traité, de droits de proprlété
industrielle en opposition avec ceux demandés en revendiquant
le délai de priorité et qui conserveront Ja jouissance de Jeurs droits, soit personnellement, soit par tous agents ou titulaires
de lioence auxquels iJs les auraient concédés avant Ja mise en
vigueur du prOcent Traité, sans pouvoir en aucune manière Otre
inquiétés ni poursuivis comme contrefacteurs.
Art. 309. Aucune action ne pourra être intentée oh aucune
revendication exercée, d’une part, par des ressortissants
allemands, nu par des personnes
résidant
nu exerOant leur
industrie en Allemagne, et d’autre part, par ressortissants des Puissances alliées nu aesociées ou des personnes résidant nu
exerçant leur industrie sur le territoire de ces Puissances, nt
par les tiers auxquels ces personnes auraient cédé Jeurs droits
pendant la guerre, It raison de fai-ts qui se seraient produits
sur Je territnire de J’autre Partie, entre Ja date de Ja déclaration
de guerre et ceJle de Ja missen vigueur du présent. Traité et qui
auraient pu être considérés comine portant atteinte It des droits
de prnpriété industrielle nu de proprlété littéraire- ou artistique
ayant existé It un moment quelconque pendant la guerre ou.qul
seront rétablis conformément aux articJes 307 et 308 qui précé-
1
dent.
–
0
Aucune action- no sera également recevable de Ja part des
mémes personnes, pour infraction aux droits de propriété
Industrielle nu artistique, It aucun monent,
It
l’occasion de
la ven-te nu de Ja mise en vente, pendant un an It dater de Ja
miss en v-igueur du prOcent Traité sur les territoires des Puis-
sances alllées et associées, d’une part, ou de l’Allemagne,
d’autr.e part, de produits ou articles fabriqués, nu d’oeuvres
littéraires -nu artistique publiées durant la période consprise
entre Ja date de Ja déclaration de guerre et celle de -Ja miss
en vigueur dii présent Traité,- ni It l’occasion de leur acquisition
et de leur empiol- nu usage, Otant entendu toutefois que. cette
disposition ne s’appliquera pas lorstiue les pnssesseurs des droits
avaient leur domicile nu des établissements undustriels ou
commerciaux sltués dans les régions occupées par l’Allemagne
au cours de Ja guerre.-
Cet article ne sera pas .applicable aux rapporte entre lOs
Etats-Unis d’Amérique, d’une part, et l’Allemagne d’autre part.
Art. 310 Les contrats de licences d’exploitatinn de droits de
propriété industrielle nu de
reproduction
d’oeuvres lfttéraires
ou artistiques concius avant Ja déclaration de guerre entre des
ressortissants des Puissances alliées nu associées nu des per-sonnes’résldant sur leur territoire nu y exerfant leur industrie
d’une part et des ressortissants allemands d’autre part, seront
consldérés comme résillés,
0
dater de Ja déclaration de guerre,
entre l’Allemagne et Ja Puissance alllée nu assnclée. Mais, dans
Omis les cas, le bénéficiaire primithf d’ un cnntrat de ce genre
aura le droit, dans un délai de cix mois It dater de la mise en
vlgueur du présent Tralté d’exhger du titulalre des droits Ja
concession d’une nouveilelicence, dont les conditlons, 0 défaut d’entente entre Jee parties, seront fixées par Je tribunal düment
quaiifié 0 cet effet dans le pays sous Ja légisbation duquel les
droits not Oté acquis, sauf dans Je cas de licences obtenues en
vertu de droits acquhs sous la Jéglslation alleman
–
de; dans ce
cas, les conditions seraient fixées per Je Tribunal arbitral mixte
prévu per Ja Seftion VI du présent Trahté. Le Tribunal pourra,
5 11 y a hou, bixer abors le montant des redevances qui lul
paraitraient justifiées, en raison de J’utiiisation des drolts
pendant Ja durée de Ja guerre.
Les licences relathves 0 des droits de prnpriété industrielle,
llttéraire nu artistique qui aurnnt Oté concédés suivant Ja
législation spéciale de guerre d’une Puissance
aJllée
ou associée
ne pourrnnt 5e trouver atteintes per Ja continuation d’une
licence existant avant Ja guerre, mais elles demeurernnt valables
et continueront It avoir Jeurs pleins effets, et dans le cas ofi une
de ces Jicences auralt été accnrdée au bénéficlaire primitif d’un
contrat de licence passé avant la guerre, elle sera considérée
comme s’y substituant.
Lorsque des snmmes aurontété payées pendant Ja guerre, en
vertu de contrat nu Jicence queiconques Intervenus avant Ja
guerre pour l’exploitatinn des droits de propriété industrielle nu pour Ja reproduction nu Ja représentatlon cl’oeuvres Jittéraires,
dramatiques ou artistiques, cee commes recevront Ja même
affectation que les autres dettes nu créances ‘des ressnrtissauts
ailemands, confnrmément au – présent Traité.
Cet article no sera pas applicable aux rapports entre les Etats-
Unis d’Amérique, d’une part, et l’Allemagne, d’autre part.
Art. 311. Les habitants des territoires séparés de J’Allemagne
en vertu du présent Traité, conservernnt, nonobstant cette sépa-ration et le changement de nationalité qui en résultera, Ja pleine
et enthère jouissance en Allemagne de tous les droits do pro-
priété industrieilo et de propriété Jittéraire et artistique, dont
iJs étaient titulaires suivant Ja législatinn allemande, au moment
de – cette séparation.
–
Section VIII.
Assurances sociales et assurances d’état
daiis les territoires c&lés.
(Art. 312).
Fartie XI. Navigation arienne.
(Arts. 313-320).
Partie XII. Ports, voies d’eau et voies ferrées. Section I.
Dispositions générales.
(Arts. 321-326).
Art. 323. L’Al-lemagno s’interdit d’Otablir one distinction nu
une prébérence directe nu indirecte, en ce qui cnncerne les
droits, taxes’ et prohibitions relatlfs aux lmpnrtatinns dans snn territoire nu aux exportations de snn territnire et, sous réserve
des stipulathons particulières contenues dans Je présent Tralté,
en ce qui concerne les conditions et le prix du transport des
marchandisee ou des pereonnes It destination ou en prOveflance
de con ‘territoire, en raison soit de la frontière d’entrée nu de
sortie, soit de Ja nature, de Ja propriété ou du pavillon des
moyens de transports employés (y comprIs les transports
aériens), soit du point de départ primitif ou immédiat du navire
ou bateau, du wagon, do l’aérnnef nu autre moyen de transport,
de sa destination finale nu intermédiaire, de l’itinéraire suivi
ou des points de transbordement, enit du fait que le port par
l’hntermédiaire duquel les marchandises sônt importées nu
exportées est un port ablemand nu un port étranger quelconque,
soit du fait que
les
marchandises sont importées nu expnrtéos
par mer, per terre ou par vole aérienne.
L’Allemagne s’interdit notam-ment d’établir, au préjudlco des
ports, navires nu bateaux de l’une ‘quelconque des Puissances alliées et assnciées, aucune surtaxe, aucune prime directe- nu
Indirecte 0 l’exportation nu It l’importatinn par les porta nu
nar les navires nu bateaux allemands, nu per ceux d’une autre Puissance, en particulier anus forme de tarifs comblnés, et de
soumettre les personnos nu les marchandises, passant par un port
nu utilisant om navire nu bateau d’une quelconque des Pule-
sances alliéos et assnciées, 0 – des formalités ou 8. des délais
quelconques, auxquels ces persnnnes nu ces marchandiees ne
seralent pas soumisos, si elies paasalent per un port allemand nu
par le port d’une autre Puissance, nu si eiles utilisaient tin
navire nu bateau ailemand nu un bateau d’une autre Puissance.
Art. 326. Les porta maritimes des Puissances alliées ot
associées bénéficieront de toutes les faveurs et de tous les tarifs
réduits accordés, sur les voies ferrées nu les voies navigables de
l’Allemagne, au profit des porta allemands nu dun port quel-
conque d’une autre- Puissa,nce.
–
L’AlJemgne ne pourra refuser de participer aux tarifs nu
combinaisons de tarifs, qui auraiont pour objet d’assurer aux,
porta d’une des Puissances alliées et associées des avantages
analogues It ceux qu’elJe aurait accordés 8. ses propres porta
nu It ceux
–
d’une autre Puissance.
Sectinn
II. Navigation.
Chapitre 3. Lhberté de navigatinn.
(Art.
827.).
Art. 327. Les resortissants des Puissances alliées et associées,
ainsl que leurs bloos, nav-lres et bateaux, jouiront, dans tnus
les ports et sur les voies de navlgatinn In-térieure de l’Allemagne,
dun traitement Ogal-, 0 tnus Ogards, 3. celul des -ressnrtisaants,
des bhens et des navires et bateaux allemands.
En particulier, les na-t’ires et bateaux de l’une quelconque des
Pulasances alliées et assnciées soront autorisés A. transpor-ter
des marchandises de toute nature et des passagors 8. destination
nu en provenance de tous porta nu localités situés sur Je
territoire de l’Allemagne auxquels les navires ot bateaux alle-
mands peuvent avoir accés, It des condithons qui no seront pas
plus onéreuses que colles appliquées dans le cas de navires et
bateaux natinnaux; 115 seront traités sur le pied d’égaJitO avec
les navires et bateaux nationaux, en ce qui concerne bes facilités
et charges de ports et de quai de tnute sorte, y comprhs les-
facilités de’stationnement, de chargement et de déchargement,
les drnits et charges de tonnage, de quah, de pilntage, de phare,
de quarantalre et tous drolts et charges analngues, do quelque
nature qu’ils snient, porçus au oom et au profit du Gnuvorne-
mont, de fonctionnairos publics, de particuliers, de corpnrations
nu d’établisaements de quelque espéce que ce soit.
Au cas nè l’Albemagne accorderait 8.
–
l’une quelcnnque des
Puissances alliOes et associées nu It toute autre Puissance
Otrangère, un traltoment préférentiel, ce régime sera Otendu
sans déJal et sans coaditions It tnutes les Puissances alliées et
assnciées.
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
533
Ii ne sera apporté è la circulatlon des per6nnes et des
navireset bateaux dautres entrav-es que celles résultant des
dlspositions relatives aux doianes, è la police, aux prescriptions
sanitalres, d l’émlgratlon ou d l’irnmigration alnsi qu’è l’impor-
tation ou è l’exportation des marchandises prohibées. Ces dispo-
sitlons, raisonnables et unitormes, no devront pas entraver
Inutliement le tratic.
Chapitre II. Zones franches dans Ie port.
(Arts. 328-830.)
Chapltre III. Clauses relativ.es A. l’EJbe,
It l’Oder, au Niemen (Russstrom -Memel-
N 1 e in e n) e t a u D a n u b e.
(Arts. 831-353.)
Chapitre IV. Clauses relatives au Rhin et
3. 1 a M
0
s e 11 e.
(Arts. 354-362.)
Art. 354. Dès la miss en vigueur du présent Traité, la Con-
vention de Mannheim du 17 octobre 1868,
y
compris son protocole
de clôture, continuera 3. régler la navigation du Rhin, dans les
condltlons flxées ci-après.
Au cas d’opposltion entre certalnes des dispositlos’ de ladite
Convention et les dispositlons de la Convention générale visde
3. l’articlo 338 ci-dessus, qui s’appliquera au Rhln, les dispositlons
de la Conventlon généralo prévaudront.
Dans un délal maximum de slx mois ft dater de Ja mise en
vigueur du présent Traltô; Ja Commiselon centrale visée 3.
l’article 355 ee réunlra pour établir Un projet de revision de la
Conventlon de Mannhelm. Ce projet delTa être rédigé en contor-
mité des dlspoitions de la Convention générale, ei elle est
intervenue ft cette date, et sera sournis aux Puissances repré-
sentées 3. la Commission centrale.
L’Allemague déclare donner, dés it présent, son adhésion au
projet qui sera établi de Ja maniére indiquée ci-dessus.
En outre, les moditicatlons visées dans les articles suivants
seront Immédiatemont apportées 3. Ja Convention de Mannheim.
Les Puissances alliées et assoclées se réservent le droit de
s’entendre 8. eet égard avec les Pays-Bas. L’Allemagne s’engage,
dés 3. présent, ei olIe en eet requise, 3. donner son adhésion il
tout accord de cette nature.
Art. 355. La Commission centrale, prévue par la Convention
de Mannheim, comprendra 19 membres, savoir:
2 représentaats des Pays-Bas; 2 représentants de Ja Suisse;
4 représentauts des Etats allenlands riverains du fleuve;
4 représentanto de Ja France, qui uomrnera en plus le Président
de Ja Commieslon;
2 représentante de la Grande-Bretagne;
2 représentants de J’Italie;
2 représsntants de Ja Belgique.
Le siègo de Ja Commission centrale eera tixé 8. Strashourg.
Quel que ooit Je nombre des meinbres présents, chaque Délég.o-
tion aura droit 3. un.nombre de voix égal au nômbre des repré-sentants qui lul eet accordé.
Si un certain nombre de ces représentants ne peuvent être
désignes au moment de la miss en vigueur du présent Traité,
les décislons de Ja Commission seront néanmoins Yalables.
Art. 356. Les bateaux de toutes les nations et leurs charge-
ments jouiront de tous les droits et priviléges accordés aux
bateaux appartenant 3. Ja navigation du Rhin et 3. leurs charge-
monte.
Aucuno -dos dispositlons coutenues dans les articles 15 8. 20 et
26 de Ja Convention de Manuheim précitéo, dans J’article 4 du
Protocole de clôture, ou dans les Conventions ultérieures, ne
fera obstacle 3. la libre navigation des bateaux et équlpages -de
toute nationalité our le Rhin et our les voies d’eau auxquelle,
s’appliquent lesdltes Convention, sous réserve de l’observatlon
des- régleinents édictés par la Commission centrale, en ce qui
concerns le pilotage et des autres nesures de police.
Les Ulspooltions de l’article 22 de la Convention de Mannheim,
et do l’article 5 du Protocole de clôture, seront appllquées aux seuls bateaux enregistrés our le Rhin La Commission centrale
déterminera les mesuros 3. prendre pour véritier que les autres
bateaux satistont aux prescriptions du réglement général appli-
cablo 8. Ja navigation du Rhin.
Art. 357. Dans Je délal maximum de trois mois 8. dater do Ja
notification qui lul en sera talte, l’Allemagne cédera 8. Ja
Franco soit des remorqueurs et bateaux, prélevés sur ceux qui resteront Immatriculés dans les porto allemands ports du Rhin
après les prélèvements 3. opérer 3. titre de restitution oude
réparatlon, ooit des parts d’lntérêts dans les Sociétés allemandes
de navigation our le Ithin.
En cas de cession de bateaux et remorqueurs, coux-ci, munis
de leurs agrés et apparaux, devront étre. en bon état, capables d’assurer le trafic commerclal our Ie Rhin et choisis parml les
plus récemment construits.
Les mémes régles seront appilcable en ce qui concerns la
cesslon par I’Allemagne 3. Ja Franco:
10 des lnstallations, poste de stationnement, terre-pleins,
docks, magasins outillages, etc., que les nationaux allemands
nu les ooclétés allemands poesédaient dans le port de Rotterdam
au ier ooSt 1914;
20 des particlpations ou Intéréts que l’Allemagne ou
008
natlonaux avalent, 8, la inéme date, dans lesdites installations.
Le mootant et Ie détail de ces cessions soront déterminés, eu
égard aux besoins Jégitlmes des parties lntéreseéoe, par un ou
plusleurs arbitres désignés par les Etats-Unis d’Amérique, dans
le délal dun an aprés Ja miss en vigueur du présent Traité.
Les ceselons prévues au présent article donneront hen 8. line
indemnité, dont le montant global, fIxé forfaitairement par
I’arbltre nu les arbltres, no pourra, en aucun cao, dépasser Ja
valeur du capital de premier établissement du matérieJ et des
Inetallatlons cédés, et sera imputable our le montant des sommes
dues per J’Allemagne; 11 appartiendra 3. I’Allemagne d’indemnlser
les propriétaires.
Art. 358. Moyennant l’obllgation de Be cootormer aux stipula-
tlons de la Convention de Mannheim, ou de cello qui lul sera
substltuée, ainsi quaux stipulations du présent Traité, la
Franco aura, our tout le cours du Rhin compris entre les point
himites de sea frontières:
a) le droit de prélever l’eau sur le débit du Rhin, pour
l’aJimntat1on des canaux de navigation et d’irrigation con-
struits nu A. construire, ou pour tout autre, but, ainsi que
d’exécuter our Ja rive allemande tous les travaux nécessaires
pour l’exercice de ce drolt;
5) Ie droit excluslf 3. l’énergie produlte par l’aménagement du
fleuve, sous réserve du payement 8. l’Allemagne de Ja moitié de
Ja valeur de lénergie ettectivement produite; ce payenieot sera
etfectué, ooit en argent, ooit en énergie, et le montant calculé,
en tenant compte du coüt des travaux nécessaires pour Ja
productlon de I’én.ergle, en sera déterminé, A. défaut d’accord,
per vole d’arbltrage A eet effet, Ja Franco aura seule le droit
dexécutor, dans cette portie du fleuve, tnua les travaux d’amé-
nagement, de barrages nu autres, qu’elJe jugera utiles pour la production de l’énergie Le droit de prélever l’eau our le débit
du Rhin eet recoonu de méme 3. Ja Belgique pour l’allmentation
du canal Rhio-Meuse prévu cl-dessous.
L’exercice des droits montionnés sous les paragraphes a) et 5)
du présent article ne devra ni nuire 3. Ja navigabilité ni réduiro les facilités de Ja navigation, ooit dans Je Jit du Rhin, ooit dans
les dérivatinis que y seraient substituées,
fl1
entraîner une
augmentation des taxee perçues Jusqu’alors par application do
Ja Cnnveotinn en vigueur. Tous les projets de travaux oeront
communiqués 8. la Commission centrale, pour lul psrmottrs de
s’assurer que ces conditlons sont remplies.
Pour assurer Ja bonne et loyale exécution des dispositions
contenues dans les paragraphes a) et 5) ci-dessus, J’Ahlsmagne:
10 sinterdit dentreprendre nu dautoriser Ja coqstruction
daucun canal Jatéral, ni daucune dérivation our la rive droite
du fleuve vis-It-vis des frontières trançaisee;
20 reconnalt 3. Ja Franco le droit dappui et de passage our
tous les terrains eitués our Ja rlve droite qui soront néceosaires
aux études, 3. Jétabliosement et 3. Jexploitation des barrages
que la Franco, avec l’adhéoion de la Commiosion centrale, pourra
ultérieurément décider de construire. En conformité do Cotto
adhésion, Ja Franco aura qualité pour déterminer ot déhimiter
les emplacements nécessalres, et pourra occuper les terrains 8.
lexpiratlon dun délai de deux mois aprèo simple notification,
rnoyennnt le payement par elJe 3. lAllemagoe d’indemnités dont
le montant global sera tixé per la Commisoion centrale. Ii
appartiendra A. l’Allemagne d’indemnioer les propriétalres des
fonds grevés de cos eervitudes nu définitivement occupéo par les
travaux.
Si Ja Suisse en feit Ja demande et si le Commisoion centrale y donne son approbation, les mémes droits lui seront accordés
pour la partie du fleuve formant sa frontière avec les autres
Etato riverains;
30 Remettra au Gouvernement franais, dans Ie mois qui
ouivra la mies en vigusur du présont Traité, tous plans, étudss,
projets do conceselono ot de cahiero de charges, concernant
l’aménagement du Rhin pour quelque usage que ce ooit, établis
nu requs par le Gouvernement dAlsace-Lorraine nu par celui du
Grand-Duché de l3ade.
Art. 359. Dans les sectinns du Rhln formant frontière entre Ja
Franco st lAlleniagne, et sous réserve des stipulations qut
précédent, aucun travail dans le lit nu our hun-s nu lautre Jerge du fleuve no pourra étre exécuté sano l’approbatioi,
préalable de Ja Coinmission centrale nu de oes délégués.
Art. 360; La Franco os réoorve Ja faculté de ee substituer aux
droits et obligations résultant des aecOrds intervenus ootro Je
Gouvernement do lAlsace-Lorraine St Je Grand-Duché de Bado
pour les travaux 8. exécuter sur Ie Rhin; olie pourra aussi
dér,oncer ces accords dans un déiai de cinq ano 3. dater de Ja miss en vigueur du préseot Traité.
La Franco aura également Ja facuité de faire exécuter les
travaux, qui oeraisnt recnnnuo. nécessaires par Ja Commisoion
centrale, pour le maintien nu J’amélinration de Ja navigabihité
du Rhin, en amont de Mannheim.
Art. 361. Au cas oS, dans un délai de vingt-cinq années 3.
dater de Ja miss en vigueur du préssnt Traité, la Bslgiquo
déciderait de créer une vnie navigable 8. grande section Rhin-
Msuso, A. Ja hautsur de Ruhrort, l’Allemagne serait tenue de
construire, d’après les piano qui lui seraisnt communiquéo par
le Gouvernement beige et aprés approbatinn par la Commiooion
centrale, Ja portion de cette voio navigable eituée sur
000
territoire.
Le Gnuvernement beIge aura, en pareil cao, le droit do
procéder our Je terrein 3. touteo les études néceesairso.
Faute per lAllemagne dexécuter tout nu partie des travaux,
Ja Commiosion centrale aura qualité pour les faire exécuter en
ses hou St piace; 8. eet effet, elle pourra déterminer et déhimiter
les emplacements nécessaires, St occuper Jos terrains, 3. lexpira-
tion d’un délal do deux mois aprés simple notitication, mnyen-
nant les indemnités queile fixera, ot qui sornnt payèeo par
J’Alismagne.
Cette vole navigable oera placée sous le méme régime admi-
nistratif que le Rhin lui-même, et le répartition entrs les Etats
travereés des frais de premier étabIissement, y cnmpris leo
iodernnités ci-dessus, sora feite per les soms de la Cominisemon
centrale.
Art. 362. LAllemagne songage dès 3. présent 8. os faire aucune
objection 3. toutes propositions de Ja Commission centrale du
Rhin tendant A, étendre sa juridiction: 10 3. la Moseile, depulo la frontière francn-luxembourgeoise
juequnu Rhin, sous réserve de laosentiment du Luxeinbourg;
20 nu Rhin, en amont de BItJe jusquau lac de Constante, oous
réserve de l’assentimont de Ja Suisse;
30 aux car.aux latéraux et chenaux qui seraient étabhis, solt
pour doubler nu améhiorer des soctions naturéllement navigables
du Fthin nu de Ie Moselle, ooit pour réunir deux sectiono
natursiloment navigables de ces cours deau, alnsi qu’It tnuo
autres élémsnts du réseau fluvial rhénan, qui pourraient êtrs
compris dans la Convention générale prévue 3. larticle 338
ci-dessus.
BOEKAANKONDIGING.
Bulletiii de l’In.stiut In,termédiaire
I3ler9WjO
nal. Publication triinestrielle.
Orgaan van het Internationaal Inter-
mediair Instituut, gevestiigd
te
‘s-Gra-
venhage. le .Taai’gang No. 1-2. Haar-
lem en ‘s-Gravenhage, Tjeenk Willink
& Zonen en Martinus Nijhoff. 1919.
272 blz.
Het in Januari 1918 opgeriehte Internationaal
Interme’diair Instituut ‘heeft met dit Bulletin
zijn
eerste publicatie het licht doen zien. In meer dan
534
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni 199
één opzicht heeft het hiermede een goed werk ver-
richt.
In de eerste plaats wegens den inhoud. Op een goed
gestelde inleiding, waarin een overzicht wordt ge-
geven van de gedachten, die tot de oprichting van het
Instituut hebben geleid, en van.de
organisatie en het
terrein van werkzaamheid der instelling, volgt als
eerste bijdrage een uitvoerige en belangrijke documen-
taire arbeid, tot titel dragend ,,La Genève de la
Paix”. In olironologisohe orde en in onderling ver-
band zijn hier, beginnend bij de 14 punten van Wil-
son, de officieele en semi-officieele publicaties en
berichten bijeengebracht, die tezamen de historie
geven van •den overgang naar den vredestoestand.
Hierop volgt een overzicht van jurisprudentie uit een
reeks van landen op het gebied van het internatip-
naal recht, alphaetisch en cystematisch gerang-
schikt, terwijl in enkele woorden, onder verwijzing
naar de plaats, waar de volledige beslissing te vinden
is, de h’oofdinhoud wordt weergegeven. De verzame-
ling, welke in dit eerste nummer 384 vonnissen be-
vat, is voor internationaal vergelijkende rechtsstudie
van groot belang.
De verdere inhoud wordt, behalve door enkele
korte bijdragen over internationale dubbele belasting
en over de internationale Zionistische beweging, ge-
vormd door een documentair overzicht van interna-
tionale overeenkomsten en een nader aan te vullen
lijst van oficieele oorlogsbescheiden der verschil-
lende landen. Ten slotte volgt een overzicht van de
antwoorden door het Instituut op een reeks tot h’aar
gerichte vragen gegeven.
Documentaire arbeid dus in hoofdzaak. Een arbeid
echter, die in verschil1end opzicht in bestaande leem-
tea voorziet en aanstonds voor velen •het Bulletin
maakt tot een gewenschten, vertrouwbaren en bruik-
baren gids.
Niet minder belangrijk zijn de mededeelingen, die
in het inleidend artikel omtrent den verderen arbeid
van het Instituut worden gedaan. In voorbereiding
is de voortzetting van de eertijds op initiatief van
Asser ter hand genomen publicatie van tractaten,
wetten, jurisprudentie etc. op het gebied van het
internationaal privaatrecht, een publicatie van beslis-
singen van verschillende landen in prijsrechtzaken
en een algemeen repertorium van sedert 1907 ‘tot
stand gekomen tractaten etc.
Het Internationaal Intermediair Instituut treedt
met dit alles voor het publiek als ,cen lichaam, dat
reeds dadeli,jk op het breede terrein van het interna-
tionale leven, dat het zich tot arbeidsveld •gekozen
heeft, een belangrijk gebied beslaat. In hoofdzaak is
zijn arbeid voorshands van juridischen aard. Dit is
juist gezien. Aan het internationale gebouw van het
recht moet thans in de eerste plaats worden gearbeid.
En onder de werklieden zijn in de eerste plaats noodig
organisaties en mannen, vrij van eenzijdigheid en los
van bijzondere belangen. Het Instituut heeft hier een
groote taak. Dat het op dit oogenblik, ruim geoutil-
leerd bovendien, zich aan deze taak kan gaan ‘wijden,
is de verdienste van hen, die in den loop van 1917 het
initiatief tot de stichting hebben genomen.
Naast het algemeen belang van het recht wordt door
dit alles ook een nationaal belang gediend. De Neder-
landsche naam heeft thans in het buitenland zekeren
steun wel van noode. Op verschillende wijzen kan in
deze richting worden gewerkt. Ongetwijfeld echter.
mag men hierbij aan den ernstigen belangloozen arbeid van algemeen internationaal nut, door het
nieuwe Instituut ter hand genomen, een belangrijke
plaats geven. Het Instituut zal er toe kunnen mede-
werken den roep, dien het land van Grotius en Asser
steeds op internationaal gebied – op internationaal-
rechtelijk gebied in de eerste plaats – heeft gehad,
te handhaven.
B.
Vers
l’apaisement
hollando-b elge.
Oommentaires sur les questions relevées
vis–vis de la Hollande du côté de la
Belgique. Paris. Impr. Dubost et Bauer.
1919, 48 bla.
De Vereeniging tot verbreiding van kennis over
Nederland in den vreemde heeft onder haar auspiciën
te Parijs een klein geschrift het licht doen zien over
het Hollandseh-Belgische vraagstuk. In soberen stijl
zonder omhaal van woorden geeft het een uiteenzet-
ting van de verhouding tusschen beide landen en van
de vraagstukken, die op het oogenblik aan de orde
zijn. In een viertal stellingen wordt op den omslag de
strekking van het geschrift als volgt samengevat:
La Flandre Z1an4ase et le Limbourg ont R6 â
tort cov,tests d la Hollarbde;
La Hollan4e a jusqu’ici rempli correctement ses
obligations envers la Belgique;
La bonne intelliger&ce enire la Hollande et la Bel-
gique est d’un intérêt général;
Elle devra se trouver dans l’harmonie et dans la
con fiance entre les deux paijs.
Het geschrift, ‘dat blijk geeft met kennis van zaken
te zijn geschreven, verschijnt juist op tijd. Het is in
ruimen kring onder de te Parijs vergaderden ver-
spreid en zal niet nalaten tot een beter begrip van
aard en proportie der Belgische bezwaren bij te dra-
gen. De ongenoem’de
schrijver
heeft met het samen-
stellen van het geschrift een goed werk gedaan, waar-
voor hem evenals der Vereeniging tot verbreiding
van kennis over Nederland in den vreemde, dank
toekomt. B.
REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEBIED.
Uitvoer Noordzee-haring.DeMinis-
ter van Landbouw heeft bepaald, dat geen bezwaar
meer bestaat om over de periode van 1 Januari tot
15 Juni voor de geheele haringvangst uitvoervergun-
ning te verleenen,
terwijl
eveneens de haring der
vangst-1918 voor 100 pOt. mag worden uitgevoerd.
Uitvoer thee en kof f ie.Detbezwaren,
die tot dusver bij de regeering bestonden tegen den
uitvoer van thee zijn thans opgeheven. Van .koffie kan,
voorloopig slechts uitvoer van Liberia-koffie ijorden
toegestaan.
Kaas. De in de centrale pakhuizen opgeslagen
kaas zal, voor zoover deze niet voor binnenlandse.h
verbruik benoodigd is, worden verkocht met recht
van uitvoer naar bepaalde bestemmingen.
M el k. In een briefwisseling met het Ztiivelkan-
toor heeft de Minister van Landbouw zijn. meen-ing
uiteengezet omtrent de vraag, welk peil der melk-
prijzen thans als redelijk kan worden beschouwd. Met
hooger prijsbasis dan 12 ct. per liter franco inrich-
ting of slijterij, kan de Minister zich niet vereenigen.
Vroege aardappelen. Het vervoerverbod
voor aardappelen zal niet van toepassing zijn op
vroege aardappelen van den oogst 1919.
Kalimeststoffen. Volgens mededeeling der
Kunstmestcommissie zullen dezer dagen 10.000 ton
kalizout 20 pOt. uit Duitschiand en 5000 ton kalizout
20 pOt. uit den Elzas worden ingevoerd. Deze par-
tijen, zullen rechtstreeks door importeurs en hande-
laren aan hunne afnemers kunnen worden afgeleverd.
E. L. T. A. De in Augustus te houden Eerste Lucht-
verkeer-Tentoonstelling Amsterdam is van Staatswege
erkend als eene tentoonstelling in den zin van art.
8 .der Octrooiwet 1910 (Stbl. No. 313).
L o o n b a k k e n. Het verbod tot loonbakken door
bakkers is ingetrokken.
Staatsbourant. Wegens invoering van den
vrijen Zaterdagmiddag ter Algemeene Landsdruk-
kerij zal de Staatscourant, te rekenen van 24 Mei af,
des Zaterdagsavonds niet meer verschijnen.
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
Data
I
Stock- Kopen-
535
Botavia
1)
telegrafisch
N.B. ” beteekent: Cijfers nog niet ontvangen
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
31
Mei
1919
1
20
1.11
1914
N
(Disc.Wissels.
4
1
/3 sedert 1Juli ‘lS
3
1
/osedert23
Mrt. ’14
BkBe1.Bmfu1.E
4I/
,,
1
,,
’15
‘1
4
,,
23
,,
4
(Vrsch.inR.C.
5
1
/2
,,
19Aug.’14
5
,,
23
’14
Bank van Engeland
5
,,
5 Apr.’17
3
,,
29Jan.’14
Duitsche Rijksbank
5
,,
23 Dec. ’14
4
,,
5 Febr.’14
Bank van Frankrijk
5
,,
21Aug.’14
3
1
I
29Jan.’14
Oostenr. Hong. Bk.
5
,,
12 Apr.’15
4
,,
12 Mrt. ’14
Nat.Bankv.Denem.
58/2
,,
4 Jan.’19
5
6Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
6
1
1,
,,
24Apr.’19
4
2
/2
,,
6
,,
’14
Bankv. Noorwegen
5
1
/1
,,
9Mei ’19
4
1
/
11
’14
ZwitserscheNat.Bk.
5
1
12
,,
3 Oct. ’18
3
1
/
19
,,
’14
Belgische Nat. Bk.
S
,,
6Feb.’19
4
,,
30 Jan,’14
Bank van Spanje ..
4
,,
22 I1rt.’17
41/2
,,
24Sept.’03
Bank van Italië ..
5
,,
10Jan.’18
5
,,
9 Mei
1
14
Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4
–
–
–
Javasche Bank….
3
1
/3
1Aug.’09
3’/,
,,
1 Aug.’09
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Port.
N. York
CaIl.
Part.
Prolon-
disconto
I
gotie
disconto
disconto
disc.
monei.i
31 Mei ’19
3/4
3/i
3
17
42
4_1/8
–
41/,_5
1)
26-31 M.’19
3
1
/8
–
‘/4
3’/3
3
17
/32
4_1/8
–
4
1
[45
19-24 M.’19
3’/4
2)
3-
8
/4
3
17
42
4
5
/8
–
4-6
12-17 I”I.’19
37/_41/
3
1
/-‘/
3
1
/,2
4-s/8
–
5-6
27M.-1J.’18
25/8-3
31/_4
3
17
/32
4-
5
/8
4
1
/i6
28 M.-2 J.’17
1 /,-2/,
2
1/_5/
4″/2
4-
5
/s
–
2
‘I,-4
1/4
20-24Juli’14
3
2’/-I
2’/4-
8
/4
2
1
/,-
1
/
2
3
/4 1
8
/4_2h/2
8)
Noteering van 29 Mei.
2)
Het particulier disconto der gemeente-
wissels was in de afgeloopen week
t/21
8/5
pCt. hooger.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
De wisselmarkt was weder zeer geanimeerd. De omzetten
worden steeds grooter. Vooral in Marken was de handel
weder zeer levendig. Door buitengewoon groot aanbod was
de koers in het begin der week sterk gedrukt; zoodra
echter het aanbod iets minder dringend was, trad ook nu
weder een herstel in. Ook in Dollars waren de omzetten
weder zeer groot en kon een verdere verheffing van den
koers plaats vinden. Ponden eveneens vast. Parijs was zeer
onzeker. Ook hierin zijn de omzetten niet onbelangrijk
grooter geworden. Vooral voor Rijnland bestond goede
vraag. Aanvankelijk liep de koers weder sterk terug, maar
spoedig trad een verbetering in, zoodat aan het slot weder 41 betaald werd. België ging ongeveer in gelijke richting.
In Zwitserland en Skandinavië zijn de omzetten in den
laatsten tijd minder groot. Het lijkt wel of deze markten
aan belangrijkheid verloren hebben, nu het verkeer met de
Ententelanden weder eeuigszins gemakkelijker is geworden.
In het algemeen was Skaudinavië iets vaster en daarentegen
Zwitserland iets flauwer dan de vorige week.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
Londen
,,
Par
ij
s
,
Berlijn
Weenen
,.
Belgl1)
New
York’)
26 Mei
1919..
11.84k
.40.15
18.20 10.75
38.60
2.54
1
/,
27
,,
1919..
11.84+
39.15 18.25
10.25
38.35
2.54’/
28
,,
1919..
11.87+
39.75
17.20 10.10
38.50
2.55’/
29
,,
1919..
–
–
– –
– –
30
,,
1919..
11.86
k
39.95
17.80
10.-
38.50
2.55′!,
31
,,
1919..
11.87+
41.-
18.40 10.40
38.80
2.55′!,
Laagste d.w.’)
11.81
39.-
17.10 9.75 38.25
2.53’/
Hoogste
,,
,,
‘)
11.89
41.-.
19.- 11.-
39.-
2.55/4
24Mei
1919..
11.84
39.50
18.90 10.75
38.50
2.54
17
,,
1919..
11.79
40.-
19.50
11.50 39.02
2.52/
Muntpariteit..
12.10+
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
3
1
5)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
26 Mei 1919
64.60 59.60
63.85
49.65
51.50
991/51/4
27
1919
64.90
59.85
64.10
49.65
51.25
99’/3_
8
/
28
,,
1919
65.-
59.95
64.10
49.75
51.35
99
1
I,-
3
/
29
,,
1919
–
–
–
–
–
991/2_3/4
30
,,
1919
65.10
60.10
64.20 49.80
51.25
99
1
/,-
1
/
31
,,
1919 65.10
60.-
64.25
49.60
51.25
991/_5/4
L’ste d.
w.’)
64.40 59.60
63.70.
49.40
51.-
991/2
H’ste
,,
,,
)
65.25
60.25
64.50
49.90 51.70
99
1
/
24 Mei 1919
64.85
60.15
64.-
49.80
51.25
99
1
/_
1
/4
17
,,
1919 64.40 61.20 63.85
50.15
51.20
99’1,-
1
/4
Muntpariteit
66.67
66.67 66.67
4$.-
48.-
100
5)
Noteering te
Amsterdam.
1)
Particuliere
opgave.
KOERSEN TE NEW YORK.
Cable
Zicht
Zicht
Zicht
D t
0
0
Londen
Parijs
Berlijn
Amsierd.
(in
$
(in frs.
(in cents (in cents
per
£)
P.
)
p. 4
Rm.)
per gld.)
31 Mei
….
1919
4.64.50
1
)
6.42
1
)
nom.
39
1
189
Laagste d. week..
4.64.50
6.42
oom.
39′!8
Hoogste,,
,,
..
4.65.-
6.59
now.
39
1
/j,
24 Mei
….
1919
4.62.50
6.47
nom.
39’/
17
,…..
1919
4.66.-
6.42
now.
39’/3
lTuntpariteit….
1
4.86.67
5.18
1
/
95
1
/g
40/16
1) Koers van 29 Mei.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.
Plaatsen en Landen
Noteerings.
eenheden
17
Mei
1919
22Mei
1919
Tijdperk
23
1
9
l
1
Laagste Hoogste
31
Mei
1919
Alexandrië..
Piast.
p.0
977/16
971!,,
977/,,
97
7
/je
97/,,
5
B. Aires’)..
d.p.gd.pes.
51
1
/2
51
1
/ 51
1
!,
52
1
/s
51/4
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
1/81/,
2
1181/,
3
118
1/8
1
1,6
118
1
43
Hongkong
..
id.
P. $
316
1
/4
316’/
3/6
1
I
3161/
4
316/4
Lissabon….
d.p.escudo
31
30
3
1,
30
31
30
3
/
Madrid
.. ..
Peset.
p.0
23.10
23.13 23.05
23.16 23.13
*Montevideol
d.p.peso
58/8
2
)58
7
18
)
57
1
/9
59
578/4
Montreal..
..
$
per
£
4.78’/ 4.76/4
4.76
8
!,
4.78
1
/
4.76
3
/
*R.d.Janeiro.
d.p.milr.
14131,2
14
18
!,,
14/3
14
23
/83
14
1
/2
Lires
p. £
37.80
40.30
37.50
40.30
39.98
Shanghai
. .
sh/d.p.tael
6/2
1
/3
5/1
1
!3
5
1
1
1
1
!,
512
t
!,
5/2
Rome
…….
Singapore
..
id.
p. $
2/4
7
/,,
214k
2/4’/,2
2/4’/i,
2/48/
16
*Valparaiso..
d.p.pap.p.
1028/,,
111/,,
10″he
11’18
11
,
116
Yokohama
..
sh/d.p.yen
2/2
8
!,
2/2
5
/,
2/28/
4
2/2
7
/8
212
1
!,
* Koersen van den dag voorafgaande aan de data in het hoofd vermeld.
1) Telegca6,ch tran,fert. 1) Noreering von 14 Mei.
3)
Id. van 20 Me,.
GOUD EN ZILVER.
Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen
te New York
31 Mei
1919……..53
108’/
4
0
24
1919 …….. 51′!,
105’/4
17
1919 …….. 53
1
/1
110
1
!2
10
,,
1919 ……..58
111
3
,,
1919 ……..
48”!,.
101
2
!6
1 Juni 1918 …….. 48/,
99
1
/8
2 Juni 1917……..38V,
751/t
20 Juli
1914 ……..24″!,,
542/,
8)
Koers van 29 Mei
N.U.M
Weekstaat der Nederlandeche [Jitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Bulten!.
Del,ci
5
pCt.
Credit
Data
Bankiers
Schat- Diverse
Schuld.
Diverse
kistbilj.
reken.’)
brieven
reken.
1)
31Mei
1919..
1.368
58.650 520 17.145 36.151
22
,,
1919..
1.468
58650
474
17.145
35.439
15
,,
1919..
1.095
58.650
431
17.145
35.008
8
,,
1919..
2.227
58.650
427
17.144
34.706
30 April 1919..
–
1.958
58.650
419
17.146
34.294
1) Beide rekeningen omvatten, behalve garantiewissels in portefeuille
tot het bedrag der buiten). schatkistbiljetten, in hoofdzaak garantiewi,sel,
in depbt bij de Ned. Bank.
536
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni 1919
NEDERLANDSHE BANK.
Verkorte Balans op 31 Mei 1919.
Activa.
Binnenl. Wis.{ H.-bk.
f
93.779.415,85 /s
sels, Prom., B.-bk.
614.179,08’12
enz. in disc. Ag.sch.
22.978.027,84
f
117.371.622,78
Papier o. h. Buitenl. in
disconto ……………………..
–
Idem eigen portef..
f
27.581.699,-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.
,,
–
27.581.699,-
Beleeningen { H.-bk. f155.706.950,35
1
/
mcl.
vrach.
in rek.-crt. B.-bk.
12.545.263,7V/s
op onderp. Ag.sch.
65.897.602,00I2
f234.149.816,13
1
!,
Op Effecten
……f228.813.516,13’/s
Op Goederen en Spec.,,
5.336.300,-
•,,
234.149.816,13
1
/
Voorschotten a. h. Rijk …………….
Munt enMuntmateriaal
Munt, Goud ……f 56.411.325,-
Muntmat., Goud ..
,,605.557.175,01 ‘/
f661.968.500,01
‘Is
Munt, Zilver, enz.
•
,,
7.938.028,96
1
/2
Muntmat., Zilver
..
–
669.906:528,98
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds..
f
5.069.962,32
id. van
1
15v. h. kapit. ,,
3.984.593,43
,,
9.054.555,75
Geb. en Meub. der Bank …………….,,
1.770.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
84.189.704,49
1
/3
f1.144.023.927,14
Passiva.
Kapitaal
……………………..
f
20.000.000,-
116servefonds
…………………..,,
5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop …………
,, 1.025.962.220,-
Bankassignatiën in omloop……….,,
3.228.069,57
1
/2
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk ….
f
25.544.877,51
1
!3
Van anderen
…..,
56.406.987,78’/
to
81.951.865,30
Diverse rekeningen ………………,,
7.802.369,70
1
l2
f1.144.023.927,14
Beschikbaar metaalsaldo…………..
f
447.301.600,41
Op
de basis van
1
1, metaaldekking…. ,,
225.073.169,43
1
/
Minder bedragaan bankbiljetten inomloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is
.. ,,
2.236.508.000,-
Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s
8.087.522,96
Buitenlandsche wissels
58.150,-
Beleeningen
…………….21.863.135,24
Goud
10.519,32
Zilver ………. ……..
..213.424,60
Bankbiljetten
… …….
..1.125.500,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s
….
25.906.109,20
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Goud
.
Zilver
B k
611
t
e
1
–
n
Andere
opeischbare
schulden
31
Mei
1919
661.969
7.938
1.025.962 85.180
24
,,
1919
661.979
7.725
1.024.837 85.531
17
,,
1919
662.160
7.545
1.042.667 104.158
10
1919
662.389
7.359
1.061.881 74.220
3
,,
1919
662.835
7.262
1.083.454
48.581
26
April
1919
663.348
8.11if
1.034.638
94.915
19
1919
..
666.605
8.952
1.025.906
93.872
12 ,,
1919
.
667.070
8.851
1.020.674
90.518
5
1919
….
667.947 8.733 1.019.207 81.820
29
Maart
1919
669.334 9.750
1.011.223
82.202
22 ,,
1919
670.253
9.597
992.658
83.231
15
1919
675.032
9.468
1.001.168 78.555
8
,,
1919
…….
676.947 9.317
1.009.168
71.281
1
Juni
1918
….
720.266
7.797
927.614
61.880
2
Juni
1917
….
596.314
7.497
757.088 51.967
25
Juli
1914
….
162.114
8.228
310.437
6.198
Data
Disco,,fo’s
Bela.
Beschik.
baar
Dek.
kings.
Hiervan
Totaal
Schatkist-
ningen
Metaal-
”
percen-
prom eisen
saldo
lage
rechtstreeks
31Mei 1919
117.372
72.000
234.150
447.302
60
24
1919
125.459 78.000
212.287
447.254
60
17
1919 153.333
101.000
228.517
439.960
58
10
1919
147.102 88.000 226.085 442.146.
59
3
.,
1919
144.892
80.000
231.978
443.305
59
26Apr. 1919
139.716 93.000
225.975
445.163
60
19
,,
1919 143.344
94.000 206.089
451.211
60
12
,,
1919
140.327
94.000
200.495
453.290
61
5
,,
1919
137.031
99.000
194.720
456.077
61
29 Mrt. 1919
119.690 87.000 195.746
459.997
62
22
1919
113.894
82.000 190.530
464.262
63
15
1919
110.373
65.000
193.785
468.132
63
8
,,
1919
101.841 50.000 189.577
470.053
64
1 Juni 1918
48.296
18.000
133.252
529.395
74
2Juni1917
•
57.813
44.000 91.120 441.043
75
25 Juli 1914
67.947
14.300
61.686
.43.5211)
54
‘)
Op de basis van
5/5
metaaldekking.
Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ciën blijkt, dat uitstonden op:
24
Met 1919
II Mei 1919
Aan schatkistpromessen
‘f
407.630.000,-
f
457.300.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
78.000.000,-
,,
72.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
80.724.000,-
,,
71.322.000,-
Aan zilverbons
……..
..
53.664.026,50
54.383.872,-
JAVASCHE BANK..
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Naast de per mail ontvangen gegevens wordende telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en
het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.
Data
Goud
Zilver
Ban k.
hellen
anoere
opeischb.
schulden
***
0**
330.800
10
,,
1919
335.700
0*5
*0*
335.900
17 Mei
1919………
19 April 1919……
9.419 213.115
1
120.023
3
1919 ………
127.356 9.553
214.701
118.937
6
1919 …….
127.009
10.530
211.469
123.292
12
,,
.
1919
…….
29 Mrt.
1919 ……
12
.7.269
127.706
10.748
210.776
126.038
18′ Mei
19181 …..
98.368
15.914
184.265
69.599
19 Mei
1917 ……
72.297 22.244
156.571
34.428
25 Juli
1914…….
22.057
31.907
110.172
12.634
14’issels,
Div rse
Beschik.
Dek.
L,ata
Dis.
buiten
Belet-
re e-
baar
kings.
conto’s
N..Ind.
ningen ningen
1)
metaal.
percen-
betaalbaar
saldo
lage
17Mei 1919
214300
68.800
***
10
1919
214.400
0*0
68.700
3
1919
210.400
69.360
***
19Apr.1919
i.548
24.599
79.331
9.443
70.329
41
12
,,
1919
8.594
23.700
78.175
10.817
70.466
41
5
,,
1919
8.500 20.832
78.731
8.515
70.880
41
29Mrt.1919
9.398
22.069
80.700
10.254
71.342
41
18 Mei 1918
7.104
25.853
70.509
27.069
63.701
45
19Mei 1917
6.508 36.852
50.149
8.553
56.783
49
25 Juli 19141 7.259
6.395
47.934
2.228
4.842′)
44
Sluitpost der aciva.
5)
Op
de basis van
2
/5metaaldekking.
SURINAAMSCHE BANK.
–
Voornaamste posten in duizenden guldens
Data
‘Metaal
Circulatie
‘
Andere
opeischb.
s chulden
Disconto’s
Die. reke.
ningen’)
19 April
1919..
980
1.650
2
)
828
1.347
228
12
,,
.
1919..
973
1.659
8
)
828
1.343
212
22 Maart 1919..
962
1.643)
882
1.345
114
15
,,
1919..
958
1.627
‘)
833
1.343
109
20 April
1918..
582 1.293
735
1.118
844
21 April
1917..
749 1.097
1.080
923
454
25 Juli
1914..
645
1.100
560 735
396
1) Sluitpost der 0ctiva.
2)
Hiervan zilverbons 267 de. gId. ‘)idem 266
de. old.
4)
idem
250
dz. gid.
5)
idem
260
de. old.
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
537
0
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.
Currenct, Notes.
Data
Metaal
Clrculaiie
11
Bedrag
I
Goudd.
1
Gov. Sec.
28 Mei 1919 97.080
77.161 344.213 28.500 327.090
21 ,,
1919 85.524
76.540 344.839 28.500 328.089
14
1919 85.574
76.487 346.666 28.500 329.592
7 ,,
1919 85.927
76.782 347.240 28.500 330.094
29 Mei 1918 63.451
51.051 247.790 28.500 224.251
30 Mei 1917 55.100
39.015 159.103 28.500 127.987
22 Juli 1914 t 40.164
1
29.317
Data
___________
Gov.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
verve
Dek.
kings.
percen-
tage
1)
28Mei ’19
52.523 80.477 21.034 121.583
25.761
19,19
21
,,
’19
46.340 80.382
26.104
110.333
27.434
20,10
14
,,
’19
46.434
77.984
22.807
111.479
27.537
20,50
7
,,
’19
49.453
79.477
23.692
115.161
27.595
19,88
29Mei ’18
56.788
106.486
41.056
135.270 30.850
17,50
30Mei ’17
45,080
115.055
57.439
119.481 34.535
19,50
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52/g
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Dar1ehens
kassenscheine, in duizenden Mark.
Liata
etaa
Daarvan
,oua
Kassen.
scneine
Circu. iatie
Dek.
kings
perccn.
toge
‘)
23 Mei
1919
1.547.007
1.526.481 7.732.861
27.286.482
34
15
1919
1.746.190 1.725.056 7.431.689 26.957.855
34
7
,,
1919
1.770.847
1.750.263 7.713.900 26.722.009
35
30 Apr. 1919
1.776.690 1.755.868 7.277.308 26.628.121
34
23 Mei
1918
2.465.889
2.345.524 1.516.618
11.700.247
34
23 Mei
1917
2.561.582
2.533.168
522.360
8.132.076
38
23 Juli
1914
1.691.398 1.356.857
65.479
1.890.895
93
2)
Dekking
der circulatie door metaal en Kassenacheine.
Data
Wissels
Rek. Cr1.
Darlehenskassenschelne
Totaal
in kas hij
ultge.
de Reichs.
geven
bank
23 Mei
1919
25.864.668
8.468.722
***
15
1919
28.627.131
11.290.454
18.535.900 7.410.600
7
,,
1919
29.144.615 12.255.907 18.535.600 7.304.800
30 Apr. 1919
31.552.664
14.537.274
18.558.200 7.268.600
23 Mei
1918
14.000.447
7.333.316 8.572.300 1.501.800
23 Mei
1917
9.220.050 4.640.678 4.573.700 504.500
23 Juli
1914
750.892
.
943.964
– –
OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden Kronen.
Data
Metaal en
buiten!.
goud.
wtssels
.
tse. en
beleg.
–
ningen
Bijzondere
schuld van Oostenrijk
en Hongarije
Bank.
biljetten Rek. Cr1.
saldi
15Mei’19
9352.019
12.030.363 32.954.000 39.648.582 6.709.549
7
,,
’19
348.068 12.031.598 32.954.000
39.461.587
6.533.182
30Apr.’19
347.653 12.056.738 32.954.000 39.438.775 6.397.540
23
,,
’19
336.400
12.044.829
32.954.000 39.102.475
6.583.082
15
,,
’19
335.394
12.027.612
32.954.000
38.897.135 6.457.395
23Juli’14
1.589.267
954.36
–
2.159.759
291.270
t) waarvan 262.236 goud, 32.618 buitenlandsche goudwissels en 57.165
munt• en muntmateriaal zilver.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden francs.
Data
Goud
Waarvan
tn het Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland
Bult.geto.
000rsch.
old. Staat
30 Mei ’19
5.549.470
1.978.278
306.915
769.991
22.900.000
23
,,
’19
5.548.811 1.978.278 307.352
770.563
22.900.000
15
,,
’19
5.548.290
1.978.278 308.235
803.999 23.000.000
8
,,
’19
5.547.736
1.978.278
308.624
813.336
23.200.000
30 Mei ’18
5.382.424
2.037.108
254.041
1.448.883 16.800.000
31 Mei ’17
5.273.661
2.033.741
27.601
766.576 10.500.000
23Juli’14
4.104.390
–
639.620
–
–
Uitge.
stelde
Wissels
I
Bdee.
ning
an
Bkbil.
jctten
Rek. Cr1.
Parti.
culieren
Rek.
Cr1.
Staat
.
896.613 859.300 1.227.362
34.061.243
3.401.957
146.214
808.454 862.536
1.225.194
34.133.592
3.200.009
163.417
911.701 878.410 1.227.980
34.324.384
3.308.435 167.859 894.942 886.540
1.233.430
34.429.667 3.433.379
62.105
0
1.120.605 1.083.957
929.427
27.343.372
3.339.833 46.064
522.161 1.221.257
1.120.569
19.479.437
2.628.109 127.233
1.541.080
–
769.400
5.911.910
942.570
400.590
SOCIÉTÉ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.
1)
Voornaamste nosten in duizenden franes.
Data
Metaal
1
mcl.
1
buiten!.
saldi
van
1
buiten!,
1
vorder.
Eeleen.
van
Prom. d.
provinc.
wissels
en
I
heleen.
Circu.
latic
Rek.
Cr1.
saldi
17Oct. ’18
1.216.753 100.082
480.000
97.728 1.507.912
377.440
10
,,
’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040 1.508.011 382.595
3
,,
’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287
1.452.612
358.318
26Sept.’18
1.145.778
99.982
480.000
101.783
1.452.948 365.452
18 Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19Oct. ‘161
352.8721
76.0331480.0001
39.8341
828.739
110.068
1)
Sedert einde
1914 met de functie van circulatiebank
belast.
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVÉ BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Waarvan
Waar.
F.R.
n
i
Data
Goud
1
000
F
dekkingl liet bui.
etc.
van in
Zilver
Notes
circu-
F. R. Notes tenlana’
I
latie
2 Mei
’19
2.166.618 1.218.922
–
70.601
2.549.040
25 April ’19
2.169.216
1.223.385
–
70.936
2.549.552
18
’19
2.162.157
1.203.647
–
68.702
2.543.704
11
,,
’19
2.142.880
1.197.522
–
69.109
2.548.588
3Mei
’18
1.859.940
886.837 52.500 60.043
1.556.660
4Mei
’17
990.786 435.758
–
39.415
428.502
Data
Wissels
Totaa
l
Deposito’
Waar.
van
Kapitaal
Dek.
eings.
percen.
tage
1)
Goud.
aeecing
circu.
latie
2Mei
’19 2.162:067
2.428.876
82.198
53,4
47,8
25 April ’19 2.136.234
2.382.708
82.015
54,0
48,0
18
’19 2.119.159
2.390.516
81.774 55,2
47,3
11
’19 2.186.514
2.414.299
81.750
53,2
47,0
3Mei
’18 1.170.471
1.897.562
75.049
63,7
57,…
4Mei
’17
119.787
973.772
56.859
70,8
101,7
t) Verhouding
tusnchen:
den totalen goudvoorraad.
Zilver etc.,
en de
opeischbare
schulden
F R. Notes en netto deposito’s met inbegrip van
het kapitaal.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste nosten in duizenden dollars.
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
Totaal
1
Waarvan
Data
banken
gelden en
hij de
F. R. bank,
deposito’s
time
1
deposits beleggingen
18 Apr. ’19
772
14.336.783
1.288.044 12.453.331
1.717.842
11
,,
’19
773
14.373.392
1.252.477 12.463.867
1.692.990
4
,,
’19
772
14.080.812
1.267.458
12.236.321
1.686.693
28 Mrt. ’19
772
14.210.151 1.244.821 12.342.152
1.679.153
19Apr. ’18
685
12.412.672 1.167.175
11.278.704
1.397.596
538
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni 1919
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 31 Mëi 1919.
De indiening van de Duitsche tegenvoorstellen heeft eçn
nieuw moment in de beschouwingen op de internationale
beurzen naar voren geroepen. Weliswaar hield men zich
toch al voortdurend bezig met de vraag, of de tegenwoor-
dige Duitsche Regeering het vredesverdrag al dan niet zou
onderteekenen, doch thans zijn er meer feiten naar voren
gekomen, die een beantwoording dezer vraag eenigsains in
de spheer der werkelijkheid brengen. Aan de beurs te B e r 1 ij n heeft deze omstandigheid wel
eenige verbetering te voorschijn geroepen. Zeer sterk kwam
dit riot. uiting in den koers der oorlogeleeniugen, die van
den laagst bereikten koers ad 72 pCt. tot circa
771,4
pCt.
konden monteeren, hetgeen echter nog steeds onder den
intervntiekoers van de Rijksbank, die 80 pOt. bedraagt,
blijft. Deze verbetering heeft echter ook verband gehouden
met de technische marktpositie, die zeer sterk was gewor-
den door de omvangrijke baisse-verkoopen, welke in het
fonds hadden plaats gevonden. In de vakpers heeft men
er op gewezen, dat het voor bona-fide houders vrijwel geen
doel heeft hunne stukken tot den thans geldenden zeer
lagen prijs te realiseeren, omdat, wat zij er ook voor terug ontvangen, zij het een inlage hij de spaarbanken, bankbil-
jettene.d. dit toch alles weder een vordering op den Staat
representeert, waarvan de meerdere zekerheid in ieder geva’
nog problematiek• is. Deze uitspraken hebben er toe geleid
den verkoopdrang eenigszins te verminderen, waardoor een
onmiddellijk hdrstel kon intreden, hetwelk nog is toege-
nomen door aankoopen ten gevolge van een eenigszins
optimistischer opvatting van den loop der dingen.
Overigens was de Berlijnsche beurs wel prijshoudend,
doch geenszins bepaald geanimeerd te noemen. De diverse
koersen van industrieele aandeelen hebben thans alle wel
een niveau bereikt, waarop verkooporders niet meer in
grooten omvang binnenkomen en deze omstandigheid wekt
het aspect van een eenigszins beteren tendens, zonder dat
deze in werkelijkheid nog is ingetreden. Eet hoofdmotief, waarop alle beurstransacties zijn gebaseerd is: afwachten.
Te W ee n e n is de markt ook uiterst histeloos gestemd. Behoudens een enkele uitzondering, als Alpine Montan en
Staatsspoorwegaandeelen bewoog de gansche beurs zich in
zwakke stemming met uiterst minieme omzetten. Alleen
voor petroleum- en voor chemische waarden bestond nog
eenige, hoewel niet groote belangstelling.
Te Lo n d.e n en te Parijs Iebben de beurzen mede een
kalm, hoewel vast verloop gehad. Vooral te Londen oefende
de publicatie van dan stand der schulden aan de Vereenig-
de Staten een stimuleerenden invloed uit. Alles tezamen
genomen, bedraagt deze schuld ongeveer 1000 millioen Pond
Sterling, waartegenover echter een vordering op de geal-
lieerden en de koloniën van 1700 millioen Pond Sterling kan worden gesteld. Weliswaar zullen deze vorderingen
niet alle geïnd kunnen worden (men rekent .op ongeveer
de helft), doch per saldo zal dan toch het uitgegeven bedrag
voor oorlogsdoeleinden voor het Britsche Rijk gemakkelijk
te dragen zijn.
Te N e w Y o r k is de opgewekte tendens nog lang niet
verdwenen.. Af en toe kwamen dagen van reacties voor, doch op de stemming, als geheel genomen, hadden deze
niet ieel invloed. Voornamelijk industrieele waarden en
van deze weder in de eerste plaats automobielfondsen ston.
den in het centrum der belangstelling. Indien men den
staat van uitgevoerde artikelen uit de Vereenigde Staten
dan ook beschouwt, komt men tot de ontdekking, dat auto-
mbielen wel tot het meest gelief de export-artikel gerekend
kunnen worden. Doch ook de staalfabrieken werden sterk
gefavoriseerd, met het oog op het hier ter plaatse reeds
gereleveerde feit
1),
dat men spoedig omvangrijke orders ter
reconstructie van het oude Europa hoopt te zullen ont-
vangen.
Spoorwegwaarden waren gevraagd in verband met de
nog steeds zeer hoopvolle oogstvooruitzichten. Weliswaar
is de katoenoogst iets tegengevallen, doch dit wordt ruim-
schoots goed gemaakt door de vermoedelijk zeer groote
opbrengst van graangewassen, waardoor een groot vervoer
voor de spoorwegen wel als zeker in het vooruitzicht kan
worden gesteld.
T e o n z e n t is de markt voor
staetsfondsen
vrijwel
onveranderd gebleven. Alleen Indische soorten waren be-
paald aangeboden in het vooruitzicht op de komende
nieuwe leening. Van buitenlandsche soorten waren Russen
vaster van stemming in verband met de bekende berichten
uit het vroegere Tsarenrijk, terwijl ook het gemelde af-
‘) Pag. 509 1. j.
treden van de Hongaarsche Raden-Regeering nieuwe per-
spectieven opende met betrekking tot een mogelijken val
van het huidig bewind in Rusland.
28Mei. 30Mei.
2 Juni.
Riizingof
5
°./o
Ned. W. Sch.
.
.
93
1
/
92/
921/
–
71e
434
0
/0
,,
,,
,,
1916 8504
85
1
I
86
+
1/4
4
0/
1916
82
1
/,6
83I8
82
1
I
-1-
/,o
334
0
10
. . .
69
7
/,
70
691/16
–
1
—
‘Io
3
0
/0
,,
.
62
61
3
/
6218
+
118
234
°Io
Cert. N. W.
S…..
61
51V4
51
7
/16
+
/ie
5
0/
Oost-Indië 1915
….
93
921!3
938/4
+
1
/4
4
°/oHongarijeGoud
….
2711
2
27
1
/2
27
1
!2
4
/o
Oostenr.Kronenrente
27
2
/8
27/4
27’/,
–
5
0
/0
Rusland 1906
……
41 42
7
/
42
1
!1
+
1″!
434 01 Iwangorod Dombr..
–
28
11
/16
29
3
1,
29
+
2116
4
°/o
Rusland Cons.
1880
30
30
31/4
+
1/4
4
0
/
0
Rusl. bij Hope
&
Co
32
31
1
116
32
4
o/
o
Servië 1895
……..
50 50
so
434
0
1
China Goud 1898
–
72
3
/s
72
3
18
72
8
/g
4.
0
/0
Japan 1899
……..
69Is
69
7
/8
4
0
/0
Argentinië Buiteni
68
1
!,
681!2
68
1
!,
5
‘i/o
Brazilië
1895 ……
74
t/
74
1
/s
74
1
12
5
0/
,,
1913 ……
51’/i
51/
–
De locale afdeelingen hebben meerenJeels een rustig
verloop gehad, met geringe omzetten, hoofdzakelijk ten gevo]ge van de onderbreking door den Hemelvaartsdag.
Het meest bewogen was de cultaurafdeeling
waar de be-
richten omtrent de schade, toegebracht door de uitbarsting
van den Kloet op Java, nu eens een levendige, dan weder
een ongeanimeerde stemming te voorschijn riepen Over het geheel bestond een goed vertrouwen, dat slechts een
geringe schade was toegebracht, hoewel toch enkele soorten
als Handelsvereeniging Amsterdam en Javasche Cultuur-Maatschappij tot lagere koersen aangeboden waren. Aan-
deelen en actions van de Cultuur-Maatschappij der Vorsten-
landen echter werden slechts zeer voorbijgaand in koers gedrukt; hiervan stond van den aanvang af Vrij vast, dat
geen schade was berokkend aan de ondernemingen dezer
maatschappij. Ten slotte konden de berichten omtrent de
zeer vaste suikerprijzen zegevieren en verlaat de afdeeling
de berichtsperiode op een niveau, aanmerkelijk honger dan
het laagst bereikte.
De
petroleuinafdeeling was het meest geïnteresseerd voor
aandeelen Geconsolideerde Hollandsche Petroleum-Mij. Het
gerucht, tot dusverre onbevestigd, liep, dat een rinwisseling
van aandeelen Geconsolideerde tegen aandeelen Koninklijke
Petroleum-Mij. zou plaats vinden en dit stimuleerde den
koers der eerste. De aandeelen Koninklijke zelve, benevens
de bijsoorten, waren eerder aangeboden; alleen konden
aandeelen Orion ten deele profiteeren van de verheffing in
aandeelen Geconsolideerde.
28Mei. 30 Mei.
2 Juni.
Rijzingof
Amsterdamsche Bank
…
197
8
/4
183’1
185
_1221
4
*
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand.
203′!,
202 201
1
!2
–
2
Rotterd. Bankvereeniging
139’/4
139
2
/4
1391/
Amst. Superfosfaatfabriek
154
8
/
1542/
4
154’/
Van Berkel’s Patent
……
156’/4
153
1512!4
–
5
Insulinde Oliefabriek
247
2432/
4
246′!,
– Ili
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
108
108
108′!,
+ ‘/
Ned. Scheepsbouw-Mij.
….
170′!,
178
178
1
!2
+
8
Philips’ Gloeilampenfabriek
572 585
589
+
17
R.
S.
Stokvis
&
Zonen
553
553
549
–
4
Vereenigde Bliklabrieken
140
138!2
138
8
!
– 1
1
14
Compania MercantilArgent
325
3
14
323
1
!2
328
+
2’14
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
223
3
/
220
223’/a
Handelaver. Amsterdam
500
487Ig
503
1
!2
+
3′!,
Holi. Transati. Handelaver.
126
1
!
131 131
+
4′!2
Linde Teves
&
Stokvis
.
232
1
!2
225
228
–
4′!,
VanNierop&Co’a Handel-Mij
190
189
188
–
2
Tels
& Co’s
Handel-Mij
…
169
1
12
169
1
1,
1682/4
–
0/
4
Gecons. HoIl. Petroleum-Mij
360
1
!1
356
1
!2
365
+
4′!
Kon. Petroleum-Mij .
……
890
‘
869
870
–
20
Orion Petroleum-Mij …….
1022/
8
101′!o
104
+
1
3
!8
Steaua Romana Petr.-Mij
159 t/
1
159!8
159
1
!2
Arnaterdam-Rubber-Mij…..
204
201′!2
206
+
2
Nederl.-Rubber-Mij.
…….
113′!,
114 114′!2
+ 1
Oost-Java-Rubber-Mij ……
220′!,
229!3
234
‘/2
+ 14
Deli-Maatschappij
……..
518′!,
503
514′!3
—4
Medan-Tabak-Maatschappij
234
229
2261!4
–
73/
4
Senembah.Maatschappij
510
1
!!
507
502
–
81!,
*
ex dividend 12
O/o.
De
scheepvaartinarkt
gaf niet veel variaties te aanschou-
wen; met uitzondering van aandeelen Maatschappij Neder-
land en Nederlandsche Scheepvaart-Unie, die op sommige
4 Juni 1919
ECONISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
539
dagen gezocht waren, bleven de koersen
vrijwel
op een
gelijk niveau.
,o
viei.
ou
•
un•
g
Rijzin
of
daling.
Holland-Amerika-Lijn
3781/
4
378
3793!
+ i
,,gem.eig
!,
358′
358
359
1
!1
+
1
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij
302
1
!2
289
1
!2
289
1
!,
–13
Hol!. Alg. Ati. Stoomv.-Mij
154
1
!2
159 159
3
!8
+
5’/8
Hollandsche Stoomboot-Mij
190
192′!2
194
1
!, +
4
1
/8
Java- Chi na-Japan-Lij n….
329
9
/
329
1
!2
332
1
!,
+
2
1
/4
Kon. Hollandsche Lloyd
167
1
/4
168
1
/
1671!,
–
Kon. Ned. Stoomb..Mij.
–
220
222
1
!,
223
1
1,
+
31/,
Kon. Paketvaart-Mij .
….
258
255
1
!2
2611/
+
3
1
/
Maatschappij Zeevaart
. . –
298
1
!2
298
299
+
1/
Nederl. Scheepvaart-Unie
275
274
1
/4
278
+
3
Nievelt
Goudriaan
……
545
545
500112
_441/2*
Rotterdamsche Lloyd ……
297′!4
298
276
3
/4
–
21
Stoomv.-Mij … Hillegersberg”
268 269 271
3
,,Nederland”
• –
296
1
1,
297
1
! 306′!1
10
113
,,Noordzee”
.
139’12
142
1
!8
152
1
!2
,,Oostzee”
343 343 343
*
ex dividend 50-0!,.
** ex dividend 25
0/•
Ook
rnbljer-
en
tabakswaas-den
behoeven hier niet speciaal
te wordcn vermeld; de stemming was hier over het geheel
iets beter, met zeer geringe omzetten. . –
De
Amerikaansche markt
was over het geheei, veel leven-
diger; vooral de soorten, •die in Amerika sterk de aandacht hebben getrokken, werden aan onze beurs op groote schaal
verhandeld. Zoo konden aandeelen Studebaker zeer sterk
monteeren; daarentegen waren hier Marinewaarden op
groote schaal aangeboden. De geruchten omtrent een liqui-
datie def Marinetrust -werden wel sceptisch, doch eveneens
in niet al te gunstigen zin opgenomen, zoodat vele houders
tot verkoop van hun bezit overgingen.
28Mei. 30 Mei. 2 Juni.
American Car & Foundry. – 107
10715/,, 110′],+ 31/,
Anaconds Copper ……..154°!, 155
15911/,, + 5
1
/16
Un. States Steel Corp. ….
107″!,, 109
1
1
110″!,, +.
3
Atchison Topeka ……..102°!, 104
3
!4
104
7
/8 +
2′
Southern Pacific ……..109
113
18
!,, 116
+ 7
Union Pacific …………145
147′!, 148
+ 3
Int.Merc.Marine afgest…..48!,
46
3
!,,
455I,
– 38!,,
prefs. 164
5
!,
161
162
1
1
–
2
1
!8
De
geidmarkt
bleef ruim; alleen tegen het slot monteerde de prolongatiekoers eenigszins tot
334
pOt.
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
3 Juni 1919.
De berichten uit Engeland betreffende de wintertarwe
luiden gunstig en doen een gemiddelden oogst verwachten. In Texas zijn hevige regens gevallen, doch in het algemeen
is de oogst der wintertarwe in de Vereenigde Staten voor-
treffelijk; mén raamt de opbrengst op ruim 24 millioen
tons. Indien de oogst der zomertarwe uitvalt, zooals ver-
vacht wordt, zouden de V. S. naar schatting ongeveer
17 millioen .tons tarwe voor export over hebben, wat een
ongekend hoog cijfer is. De oogst der wintertarwe in het
Zuiden van Californië en ook in Texas is reeds begonnen.
Het weer in Australië en Argentinië is voor het veldwerk
gunstig geweest. Indië steekt bij al •deze goede berichten
ongunstig af; ‘de raming van den oogst, vergeleken bij
dien van het vorige jaar is ongeveer 3 millioen bas min-
der, zoodat waarschijnlijk aan import gedacht zal moeten worden. De prijzen in Argentinië zijn nagenoeg onveran-
derd gebleven ondanks d& gestadige vraag van uropa, wat
vermoedelijk zijn oorzaak vindt in de steeds groote voor-
raden in de Argèntijnsche havens.
De prijzen van maïs in Argentinië brokkelen langzaam
af; de voorraden zijn dan ook buitengewoon groot; ‘de
tegenwoordige verschepingen leggen nog geen gewicht in
de schaal om een verbetering teweeg Le brengen.
Lijnzaad is zeer vast, zoowel in Engeland als op het
Continent. Er is tot verschillende prijzen gedaan al naar gelang van den termijn en ook naar gelang de verlading
per zeilschip of per stoombodt plaats heeft. Olie is ook in
betere stemming en is na een paar dagen van traagheid tot
hoogere prijzen gedaan.
N e d e r 1 a n d. Men begint zeer over droogte te klagen en indien niet spoedig voldoende regen komt, kan men een
goede vraag naar veevoer verwachten. Er bestaat nu reeds
eenige meerdere attentie voor ljtkoeken. Gisteren werden 5000 tons gerst te Amsterdam geveild,
waarvan ongeveer 2000 tons tot
f
450,- verkocht werden
en het overige opgehouden werd. De onzekerheid, wat de
Regeering met haar gerst zal doen, doet velen van koopen
af houden.
Noteeringen.
‘
Locoprjzen te
Rotterdam/Amsterdam.
Chicago
_______
Buenoa
Aurea
Soorten.
2 Juni
26Mei
2 Juni
Dato
1919
1
1919 1918
1
Tarwe
MaT
Hauer
Tarwe
Mars
Lljnzaad Juli Juli Juli
Juni Juni
Juli
– –
572,50
1
)
31Mei ’19
226
166
1
1,
67
1
/
11,10
5,45
1
)
27,10
Rogge (No. 2 Western)
24
,,
’19
226
162
7
/
66
7
!,
11,25
5,80 ‘)
26,101)
580,-
580,-
–
31 Mei ’18
220 132
7
/s
64
3
/
12,15
5,05
24,20
Tarwe …………………
Gerst (46
lb. feeding)
.. ..
455,-
455,-
–
31Mei ’17
194
136’/
56
1
/o
18,15 12,90
26,-
Maïs (Mixed) ………….
Haver (38 lb. white clipped)
•
27,50
28,50
–
31 Mei ’16
107
1
!1
69
7
/t
39
7
/g
7,10
4,-
10,95
Lijnkoeken (Noord-Ame-
20
Juli
’14
82
5)
56
3
/
‘) 36
1
12
.
8
)
9,40)
5,38)
13,7o)
rika van La Plata-zaad)
275,-
285,-
–
‘)
nieuwe
oogst.
‘)
Noteering
van
23
Mei ’19.
5)
per
Lijnzaad (La Plata)
…….
–
–
–
Dec.
4)
per
Sept.
‘)
Regeeringsprijs.
AANVOEREN in tons van
1000
K.G. voor verbruik in Nederland.
Rotterdam
Amsterdam
1
–
Totaal
Artikelen.
25-31 Mei
1
Sedert
Overeenk.
25-31 Mei
1
Se dert
1
Overeenk.
1
1919
1918
1919
1
1 Jan.
1919
1
tijdvak
1918
1919
1
1
Jan.
1919
1
tijdvak
1918
–
29.329
–
3.688 17.849
–
47.178
–
Tarwe
………………
–
–
–
8.690
–
8.690
–
Rogge
……………..-
Boekweit
……………
540 1.548
–
–
–
–
1.548
–
Mal,
…………….
–
1.500
– –
1.023
–
2.523
–
Gerst
…………….
21.586
–
7.495
28.509
–
50.095
–
5.806
– –
–
–
5.806
–
Lijnzaacl
…………..
.
1.419
.
1.419
–
c.a.
5.600 5.600
–
7.019
–
Haver
……………..750
.1
..155
5.100
13.377
–
–
–
–
13.377
–
Lijnkoek
……………
–
..
47.737
–
–
37.435
–
a5.172
–
Tarwerneel
………….
Andere meelsoorten
•…
695 19.393
–
–
4.050
–
23.443
–
AANVOEREN
in
tons van
1000
K.G. voor
het Buitenland.
9.215
166.969
110.991
– –
–
166.969
110.991
Mal,
…………….
217
14.072
56.450
– –
–
14.072
56.450
Tarwe
……………….
22.376
37.178
5.174
– –
–
37.178
5.174
1.901
113.914
–
–
–
–
113.914
–
Gerst
……………..
2.410
60.105
–
–
– –
60.105
-.
Rogge
……………….
Tarwemeel
…………..
4.958
118.100
–
–
–
‘
–
118.100
–
Haver
………………
932
–
–
–
–
932
–
Lijnkoeken
……………
Andere meelsoorten
…
11
–
.397
105.802
– –
– –
105.802
–
1540
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERfCHTEN
4
Juni 1919
SUIKER.
Het verlangen naar regen wordt in de verschillende,
beetworteldistricten van Europa hoe langer hoe dringender.
Over de suikermarkten zelfs werden weinig nieuwe berichten ontvan
g
en.
Op Java werd voor Superieur reeds
f
24,-
f.o.b, betaald
en hebben de Vereenigde Producenten de limiet van den
restant oogst vastgesteld op
f 221/
4
voor Superieur,
‘f 21I8
voor Nr. 16 en h. en
f-20
8
/4
voor Muscovados, alles eerste
kosten. De vraagprijs voor witte Javasuiker werd in Londen
verhoogd tot ongeveer 35 Sh. f.o.b. Java. In April werden
van Java verscheept 103.000 tons tegen 38.000 tons verleden
jaar, zoodat de totale afschepingen sedert 1 Jan. bedragen 627.000 tegen 260.000 tons en sedert 1 Mei van het vorig
jaar 1.771.560 tons tegen 1.203.834 tons. De specificatie van
de Februari-afscheping is als volgt:
Engeland. ………………..
66.334 tons
•
Noorwegen
‘
………………5.000
Frankrijk ………………..6.974
Port Said f. o……………..2.900
Buez
……………………2.800
Vancouver ………………….5.000
New-York …………………1.894
Singapore ………………..4.653
Br, Indië ………………….27.780
Hongkong ………………..19.190
China……………………1.178
Japan ……………………34.087
Australië ………………..18.500
Totaal……..196.290 tons
,
Amerikaansche Granulated . wordt in Londen met
44 Sh. c. i. f. genoteerd.
De aanvoeren op C u b a blijven zeer ruim en overtreffeü
tot dusver alle verwachtingen. De laatste statistiek aldaar was als volgt:
1919
1918
1917
Ontv. der week tot 24 Mei 122.125
91.764
71.000 tons
Totaal sedert 1 Dec.
1) ..
. 2.860.875 2.589.810 2.395.163
Werkende fabrieken
159
129
–
Exp. d. week tot 3 Mei.. 151.966
80.121 110.000 tons Totaal 1 Jan.-3 Mei .. .. 1.431.155 1.212.443 1.357.140
Totale voorraad S Mei .. 1.033.984 1.077.905 782.000
1)
1918/17116.
RUBBER.
.
.
De markt voor plantagesoorten bleef in de afgeloopen
week onveranderd flauw, waarbij ‘de prijzen weder iets te-
rugliepen. Slechts zeer weinig zaken kwamen in deLondensche
markt tot stand, zoodat de noteeringen vrijwel nominaal zijn.
Deze luiden:
prima Hevea Crêpe loco .. 1/101/
4
einde voorafg. week 1110’/8
smoked Sheets ……….1/9’/a
…………….1/10
1
/4
prima Crêpe Juli/Sept… 1/11
1
/4
1/11
8
/4
Oct./Dec. .. 2/-
………….. 21-
hard cure fine Para …. 2/5/
………… …. 2/5/4′
KATOEN.
Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).
21unii9 26MeI19
1
19 Mei19 3Juni’16 2Juni17
New
–
York voor
–
Middling . . 32,80e 34,– c 30,90e 29,- c 22,70 c
New Orleaus
,Q.
voor Middling 3250c 83,- c 29,25 c
301_0)
21,75 e
Liverpool Good
Middliiig Texas 20,38 d 19,93 d 1-8,22 d 22,06 d’) 14,88 d
)
1 Juni 1918.
Good Middling Amer.
8)
4 Juni 1917.
–
Ontvangsten in, en uitsoeren van Amerikaansche havens
(In duizendtallen balen.)
1
Aug.18
Overeenkomsilge perioden
lot
–
30Mei19
1917-18
1
1916-17
Voorraden
in
duizendtallen
30 Mei 19
31 Met 18
1
1 Juni
.
17
Amerik. havens ……….
1234
868
Binnenland
934 742
New York
.1303
.
834
152
87
New Orleans
382
206
Liverpool
……………
307
532
WOL
Bericht van Gebrs. van der Vies:
Heden vond onder zeer groote belangstelling de eerste
veiling van dit jaar plaats; van de aangeboden 149 balen
La Plata-wol werden 100 balen verkocht. De koopers boden
in het algerneeii traag en er viel duidelijk te bemerken, dat
fabrikanten bij – deze eerste publieke prijsbepaling gaarne
eens ,,de kat uit den boom” wilden zien. Voor het eenige
partijtje Merinos (Electa) dat aangeboden werd,,was de koop-
lust .flink, het behaalde een prijs van
f
8,90 per Kilogram
gewasschen. De Crossbreds.partijen brachten minstens de prijzen op van dé laatste Londensche veiling, nI.:
voor gewasschen B.A. No. 2
f
6,30 per Kilogram
,,
,,
,,
,,
3
,, 6,05
,,
,,
,,
,,
415 ,, 5,15
Punta Arenas …….. … 2
,,6,30/40
gewasschen zonder waschkosten. –
De eerstvolgende veiling werd vastgesteld op 19 Juni a.s.
28 Mei 1919.
KOFFIE.
(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff
& Witkamp en Lonard Jacobson & Zonen).
Noteeringen en voorraden.
Rio
1
Santos
Data
1
1 Wisselkoers
Voorraad
1
Prijs
1
Voorraad 1 Prijs
1
No.7
i
1
No.4
31Mei 1919 521.000 12.700 2.653.000 14.900 14
17
/11
24 ,,
1919 529.000 13.000 2.902.000 14.800
145/
17
1919 497.000 12.450 3.038.000 14.300 14
1
/
31 Mei 1918
746.000
5.050 2.941.000 5.300 13
1
1
’51
Ontvangsten.
Rio
Santos
–
Data
Afgeloopen
Sedert
Afgeloopen
Sedert
week
1 Juli
week
I
1 Juli
31 Mei 1919….
35.000 1.572.000
102.000
7:011.000
31 Mei 1918….
53.000 2.710.000 158.000 111.642-000
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
Dôta
Ijzer
ago.
No. 3
.
Koper-
tandar
Tin
Lood
–
Zink
2 Juni 1919..
–
nom.
79.12/6
235.-1-
22.15/-
35.10/-
26 Mei
1919..
nom.
78.15/-
235.151-
23.51-
36.5/-
3Juni 1918..
nom, 110.-1- 348.-1-
–
30.101-
52.-1-
1 Juni 1917.
•
nom.
130.-/-
248.-1-
30.101-
–
20Juli
1914..
51/4
61.-1-
145.151-
19.-/-
21.10/-
BANKA-TIN,
In Nederlandsch-Indië zijn in- April 1919 verkocht 2253
picols Gouvernements-Bankatin. De opbrengst daarvan be-
droeg ongeveer
f
350.000,-. (St.ct.)
VERKEERS WEZEN.
SCHEEPVAART.
GRAAN.
All. Kust
San Lorenzo
1
Odessa
Ver. Stalen
grad
Rotter.
Data
–
1
Londen!1 dom
Rotte,-
1
Bristol Rotte,-
1
Enge.
R’dam
dam 1 Kanaal dam
1
land
Ontvangsten Gulf-Havens..k
Atlant.Havensj
5466
}
5854
}
6779
26/31 Mei
1919
1
19/24
,,
1919
–
.
–
–
–
f22.-
1
1
816′
1.
8/62
270/-
26716
1
62/62
235/_2
1
1916
1
2367
/j
1
27 M./i Juni Ï918
–
–
–
1
öOI-
–
225/-
Uitvor naar Or. Brittannië}
‘t Vasteland.
•
4437
1
1119
1
2045
1
28 M.12Juni 1917
–
–
7.-
40/-
f52.25
i
1451-
Japan etc..
.
•
1
473
1
43
j
Juli
1914
11d.
7/3
11111/4J1/111/4
12/-
121-
INKLARINGEN.
DORDRECHT.
Mei 1919
Aantal
N. R.T.
schepen
2
125
2
125
Mei 1918
Aantal
N.R.T.
schepen
2
125
1
–
–
2
125
–
–
(Gerard Mauritz.)
Landen van
herkomst
Groot-Brittannië
Totaal
Nationaliteit.
Britsche ……
Totaal.
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
541
t
KOLEN.
Cara’iff
1
Oo,tk.
Engeland
Data
Lor.
dea x
Ccnua
Port
Said
Plata
Rotler.
dam
1
burg
Rivkr
26131 Mei 1919
25/6′
47/6
4716
501-
f
10
Kr. 45
19/24
,,
1919
541-‘
47/6
47/6
50/-
,,
10
,,
45.-
27 M.11 J. 1918
691-
101/3
200/-
120/-
–
,, 170.-
28 M.12 J. 1917
69/-
101/3
145/-
1001-
–
,, 190.-
Juli 1914
fr. 7,-
71-
713
14/6
3/2
4/-
DIVERSEN.
Bom baij
Birma
Vladivo.
Chili
D ata
West West
stock
West
Europa Europa
West
Europa
(cl.
tû)
(r(1st)
Europa
(salpeter)
115/-1
160/-‘
–
—
…
11?/6′
– –
26/31 Mei
1919……..
27 M./lJuni 1918 ……
275/-
6001-
–
1851-
19/24
,,
1919…..90/-°
28 M./2Junj 1917 ……
350/-
..
425/-
–
1651-
Juli
1914 ……
..14/6
..
1613
25/-..
22/3
‘)
Voor neutrale schepen.
2)
Voor Britsche schepen.
2)
,Voor neutrale schepen onder geallieérde time charter.
RIJN VAART.
Week van 26 Mei tot 2 Juni 1919.
Het was in de afgeloopen week eenigszins drukker dan
de voorafgaande. Er zijn veel schepen met levensmiddelen van hiei naar Duitschland vertrokken, terwijl ook van Ant-
werpen verschillende schepen voor den Rijn kwamen. Het
sleeploon bedroeg 50-cents-tarief + 80 cents. De aangeboden
scheepsruimte werd hier ter beurze vlot opgenomen tegen
3
1
12
cts. tot 3
1
/4
ets, per ton per dag, gedeeltelijk om hier in Rottedam to liggen, in hoofdzaak echter om in Antwer-
pen te gaan laden.
De verschepingen in de Ruhrhavens gingen iets beter. Er
werden weder meer kolen gedolven dan in de voorafgaande
week en ook aan de beurs te Duisburg-Ruhrort was, wat de
scheepshuren betreft, een verbetering merkbaar. De vrachten
van de Ruhrhavens naar Mannheim bedroegen gemiddeld
Mk. 2,50, terwijl het sleeploon Ruhr-Mannheim 20 pf. per
Centner bedroeg.
Cauber Pegel wees aan het einde der week 2,54 Meter aan.
IJMUIDEN.
Mei 1919-
Mei 1918
_______ _______
Landen van
herkomst
Aantal
N.R.T.
schepen
Aantal
N.R.T.
schepen
Binneni. havens
3
1.055
3
328
Groot-Brittannië
48
27.678
–
–
Duitschiand
5
10.026
– –
Noorwegen
1
344
4
550
Zweden
4
4.031
–
Denemarken
4
2.486
1
167
Finland
4
6.776
–
–
Frankrijk
6
2.004
–
–
Spanje
4
3.159
–
–
Portugal
2
1.482
–
–
0.-Hong., Griek.d
1
628
–
Ned. Oost-Indië
1
5.689
– –
Vereen. Staten
9
19.076
–
–
Ned. West-Indië- Nederl. Antillen
1
2.787
–
–
Argent.,tJruguay
7
20.864
–
–
Totaal ….
100
108.085
8
1.045
Periode 1 Jan.-
31 Mei
304
314.730
106
31.0801)
at io na 1
i
t ei t.
–
ederlandsche
64
70.070
8
1.045
Britsche
18
14.353
–
–
Duitsche
6
8.702
–
oorsche
…..
2
688
– –
Zweedsche
3
1.104
–
Deensche
1
215
–
–
Vereen Staten
5
12.488
–
–
Andere
1
465
–
–
Totaal ….
100
108.085
8
1.045
2)
1913, 917 schepen met 1.047.695 N. R. T.
(Halverhout & Zwart’s Scheepsagentuur.)
DELFZIJL.
Landen van
Mei 1919
Mei 1918
herkomst
Aantal
N. R. T.
Aantal N. R. T.
schepen
schepen
Binnenl. havens
5
481
–
–
Duitschland .
19
4.864
30
18.693
Zweden
4
3.193
7
5.166
Denemarken
–
–
1
365
Finland
1
675
–
–
Totaal ….
29
9.213
38
24.224
Na ti o n al i t ei t.
Nederlandsche.,
9
1.201
–
-.
Britsche
1
344
–
Duitsche
19
7.668
38
24.224
Totaal ….
29
9.213
38
24.224
(A. van Dijk.)
ADVERTENTIËN
De It Nederlandsche Ruistelekon-Madschappli
–
ROTTERDAM
‘s-GRAVENHAGE –
GRONINGEN
Telefoon 3600
.
Telefoon H 280, 300
Telefoon 1555
–
AMSTERDAM .
S
LEEUWARDEN
ARNHEM
Telefoon N 5580
–
.
Telefoon 2723
levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,etC.,
•
in huur en koop.
Herstelt en onderhoudt o n d er garantie ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.
–
PRÔSPECTUS GRATIS.
542
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Juni’ 1919
NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK 1 KONINKLIJKE
HEERÉNGRACHT 495, AMSTERDAM
HOLLANDS CH E
5
pCt. Obligatiën (Grondbrieven)
LLOYD
Gecertificeerd door de Centrale Tnast.Compagnio
Verkrijgbaar in stukken van
f
2506,—,
f
1000,—,
f
500,— en
f100,—
AMSTERDAM
op elk goed effectenkantoor
NEDEPLANDSCH
–
TRANSATLATNTISCHE
HYPOTBEEKBANK. TE AMSTERDAM
‘.’/ERKT IN CANADA MET EIGEN FÇ.ANTOREN
DIP.ECrlE:J.NEES TE AM3TRDAM. LDOOGLEEVEP. fORTLJYN TE WINNIPEG
5
en 6
0
/
°
I’A1NIII LV)1N
INTIJKKENVA’J
0
1090,_.f500.N
fiO…..
Geregelde Passagiers- en
Vrachtdienst met nieuwe,
moderne post-stoomschepen
TUSSCHEN
AMSTERDAM
EN
DE GRONINGER BANK
ZUID-AMERIKA
VIA
Groningen, Winschoten, Stadakanaal, Wildervank,
Veendam, Sappemeer, Deifziji, Emmen, Hooge.
veen en Ter Apel
(Firma TIMMERMAN & SASSEN)
Kapitaal /6.000.000,— Geplaatst eu gestort! 4.440.000
9
–
Reserves /430.501,04
VERRICHT ALLË BANKZAKEN
Belast
zich
met het incasseeren van wis8els op binnen-
en buitenland
WEISE
oROTTERDAM
O CO.
L
AMSTERDAM
Import van en
Handel
in
OVERZEESCHE PRODUCTEN
speciaal
RUBBER, GUTTA-PERCHA
en
BALATA
GORUIA, VIGO, LISSABON, LAS PALMAS.
VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ
,,GELRI”
ROTTERDAM
Maatschappelijk Kapitaal
f
2.500.000,-
waarvan geplaatst
f
500.000,-
TRANSPORT- en
BRAND VERZEKERING
DIREKTIE:
C. TH. DAAMS
H. G. SCHUDDEBEURS
Kantoor WIJNHAVEN 103
TsI.Iooe No. 13883 T9Ier..A4ru8: ,,ViRMAAGEL”
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
Wester-Suikerraffinaderj
AMSTERDAM
GROO7STE RAFFINADERiJ
IN NEDERLAND
Accountantskantoor
James Polak
(Lid Ned. Inst. v. Accountants)
P0STH00RNSTEEG
713
ROTTERDAM.
Practisch Effectenboek
ter vereenvoudiging van admini-
stratie en ten
gebruike voor de
VERMOGENSBELASTING
Prijs f 1,25
Verkrijgbaar bij den Boekhandel en bij
NIJGH & VAN DITMAR’S UITGEVERS-
MAATSCHAPPIJ, Rotterdam.
Levert de mooiste Suiker,
omdat haar zuiveringsver-
mogen het grootst is.
Produceert behalve alle soorten
Meli8-
euiker
en
Ba8terd8:
Cri8t011eti, groote en kleine, Klont jea
(Cubea), Theeklont jea, Crushed (brokken)
Tabletten, Brooden, Poedersuiker, fijne
Buikera voor Vruchten gebruik, ens. ens.
NEDEPLANDSCHE BANKINSTELLING
VOOR WAARDEN BELA5T MET VPUCHTGEBRUIK EN PERIODIESE UITEERINOEN
‘s-GflVENHAGE
Dir’ectiin: Ii’.
a.rar I’-1.A.ASDIJK. eri Mr. H.’var LOMI’-‘IESPIN
Maatschappelijk Kapitaal f 5.000.000.– Reservés ruim f850.000,– Pandbrievenkapitaal ruim f23.600.000,–
Zj1/ EN 5 % pNr]3RIEv.E:N
4 Juni 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BER]CHTEN
543
ID
–
P
,
b’ RdI
H
SOli
H
RN :E
LEEUWARDEN, BOLSWARD, DOKKUM, DRACHTEN, FRANEKER, GORREDIJK, HARLINGEN,
HEERENVEEN, JOURE, LEMMER, SNEEK, STEENWIJK
EN
WOLVEGA.
GESTORT KAPITAAL f 3.000.000,—
RESERVE f 300.000,
2
BiUijk incasso4arief voor geheel Friesland en Noordelijk Overijsel.
ONTVANG-
EN
BETAALKAS
NIEUWE DOELENSTRAAT
20-22
AMSTERDAM
DEPosn’o’s
VOOR 1
JAAR
FIXE
â
4
pCr.
GELDEN OP DEZEN TERMIJN GESTORT ZIJN NA AFLOOP VAN HET
JAAR ZONDER OPZEGGING BESCNIKBW.
NIET OPGEVORDERD ZIJNDE, WORDT DE POST STILZWIJGEND VOOR GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.
DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER HALF JAAR
OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.
GEBROEDERS SCHEUER
Assuradeurs en Assurantiebezorgers
Expediteurs en CargadoorR
AMSTERDAM EN ROTTERDAM
Verzekering van Koopmansgoederen tegen
transport, molest, brand en diefstal tegen
concurreerende premiën.
Nederlandsche 0ist-
en Spiritusfabriek
DELFT
ARTIKELEN
t
Gist
Brandspiritus
Zuivere spiritus
Foezelolie
Amyl-alcohol
Aether Sulfuricus
Narcose aether
Kurken en
Gedroogde Spoeling
ST ND RD BANK
OF SOUTH AFRICA, LTD..
ROTTERDAM
– 15 COOLSINGEL
(HOOFDKANTOOR: 10, CLEMENTS LANE, LONDON, E.C., 4)
f
I2,—=1.
MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL.
f
74.329.200,-
GESTORT KAPITAAL
……..
f
18.582.300,-
RESERVEFONDS
.
S
……….
26.400.000
9
–
NIET GESTORT KAPITAAL
55.746.900,-
f
100.729.200,-
Meer dan 250 kantoren in Zuid-Afrika en elders
BEHANDELING VAN BANKZAKÈN
MET ALLE WERELDDEELEN
544
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN•
4 Juni 1919
HEEMAF
Telefoon Nos. 54, 82 en 119
ELECTRISCHE
APPARATEN EN
INSTRUMENTEN
HENGELO
Telegram-Adres: HEEMAF-HENGELO
ELECTRO-
MOTOREN EN
GENERATOREN
COMPLETE ELCTRISCHE INSTALLATIES
I VAN DER LELTS TOUWFABRIEKEN.
ROTTERDAM,
AMSTERDAM,
GRONINGEN,
Boompjes 93.
Prins Hendrikkade 1817.
Der—A—Brug.
Telefooi: 3277 en 3296.
Telefoon:
7415 N.
Telefoon:
1035.
Telegr.•adr.: Vanderlely. Tel.-adr.: Vanderlely-touw. Telegr.-adr.: Vanderlely
FABRIEKEN TE MAASSLUIS.
SCHEEPSTROSSEN’in alle soorten en afmetingen.
VISSCHERIJTOUWWERK.
Geteerd en’ ongeteerd Manila-, Sisal-, Nieuw-Zeeland-,
,Bombay- en Russisch henneptouw.
Cocostouw.
TRANSMISSIESNAREN met en zonder reguleerbare
koppelingen.
STAALDRAADTOUW voor Scheepsgebruik, Liften,
Mijnen- en Hijschwerktuigen. IJzerwanten Hercules.
ALLE SOORTEN PAK- EN BINDTOUW
MAATSCHAPPIJ
voor
Scheeps- en .Werktuigbou
,,FIJENOORD”
ROTTERDAM
Krui8ers .- Torpedobooten
Onderzeebooten
Mailstoomschepen
Vrachtetoomschepen
Baggermateriaal
Machine-installaties
tot 65000 P.K.
Scheeps-Zoelly-Turbines
Machine en apparaten voor
Suikerfabrieken, enz.
L
zza
=
Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika ..
V
London
AMSTERDAM
, Pretoria
389 Keizersgracht – Telef. Noord 85
i1
‘:••
D
S
CORRESPONDENTEN EN AGENTEN IN ALLE BANKPLAATSEN
IN ZUID, OOST- EN WEST-AFRIKA
OVERMAKEN VAN GELD PER KABEL EN PER BRIEF
FINANCIEERING VAN EXPORT EN ALLE ANDERE BANKZAKEN
‘.
5