15 ME! 1918
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economi”sch,-Statistische
Beri”cht”en
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
3E JAARGANG
WOENSDAG 15 MEI 1918
No. 124
1
INHOUD
BIz.
DE
N. I.
U. M. (NEDERL. IN- EN UITVOER-MAATSCHAPPIJ)
door
S. v. d. B.
Jr……..
…………………..
413
De regeling van in- en uitvoer vn Nederlandsch-Indië
door
J.
T.
Cremer …………………………..
415
Invoer van buitenlandsche effecten door
B…………..
418
Uitbreiding der Nederlandsche handelsbetrekkingen met de
West en omgeving II door
W.
R. Menlcrnan ……….
419
Russische effecten en de fiscus …… …
……………
422
or
Requisitie van Fransche schepen do
v.
H………….
422
Belastingjaar
1918-’19
door
A.
B. J. Prakken……….
423
Spitsbergen als mijnbouwland door
P. S……………
425
AANTEEKENINCEN:
Uitvoerpolitiek van Ned.-Indië ………………..
427
De V. S. in het eerste kwartaal van
1918
…………
427
De Société Générale de Belgique in
1917
…………
427
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN
……………………
428
REGEERINGSMAATREGELEN OP HANDELSGEBIED
…………
429
MAANDCIJFERS:
Productie der Kolenmijnen ……………………
429
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
430-438
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
%Visselkoersen.
Goederenhandel. Bankstaten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
WEEKBLAD ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Secretaris-Redacteur: G. E. Huffnagel.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam. Telef. Nr. 3000. Telegr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abon.nementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 12,—. Buitenland en Koloniën f 14,
–
per jaar. Losse nummers 30 cents. Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het,Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daarosntrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-
mèrtt volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.
13 MEI
1918.
Hoewel er geen veranderingen kwamen in de no-
teeringen, maakte de verruiming van de geidmarkt
verderen voortgang. Volgens den weekstaat van de
Nederlandsche Bank gingen de beleeningen terug
met twintig millioen. De binnenlandsche wissels ver-
minderden met di-je millioen, terwijl het tegoed in
rekening ,,Van anderen” vermeerderde met circa
twee millioen.
De bankbiljettenomloop ging door een en ander
terug van
f 971
millioen op
f 952
millioen.
De prolongatie-noteering was
34
pOt. Particulier
disconto noteerde
3 i 3Y4
pOt.
De Minister van Financiën doet wederom een beroep
op de geidmarkt tot het plaatsen van schatkistpapier.
• Aangeboden worden
f 35
millioen in promessen
met een looptijd van, drie en zes maanden en 4Y2 pOt.
biljetten met een looptijd van een jaar.
De inschrijving is opengesteld op Dinsdag
21
Mei a.s.
S
De wisselmarkt was wederom flauw. Vooral Londen,
Parijs en New-York waren weder aan een gevoelige
daling onderhevig en ook nu weder het sterkst in
het begin der week. De koersen liepen terug resp.
van
9.86
tot
9.71; 36.35
tot
35.8734
en
20634
tot
204
en bleven de overige beursdagen ongeveer op
dit peil staan. Het is een merkwaardig verschijnsel
van
•
de laatste weken, want ook in de nieuwe week
was de opening weder zeer flauw en daalde Londen
tot
9.62.
Van de neutrale wissels bleven Zwitser-
land en Spanje, evenals de vorige week, onveranderd
en was Skandinavië weder lager.
DE N.I.U.M.
–
(NEDERL. IN- EN UITVOER-MAATSCHAPPIJ.)
Verschenen is een Wetsontwerp ,,tot nadere voor-
ziening ten aanzien van het goederenverkeer met het Buitenland”, achter welken eenigszins geheimzinnig
klinkenden titel de bedoeling verscholen ligt den
import van goederen in ons land te centraliseeren.
Het Wetsontwerp, aldus dè Memorie vanToelich-
ting, strekt in de eerste plaats ter voldoening aan
de toezegging door den tijdelijken Voorzitter van den
Ministerraad
bij
de debatten over de levensmiddelen
credieten in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
gedaan, dat maatregelen tot verzekering van de cen-
tralisatie van de,n invoer zouden worden genomen. Die
gedachtenwisseling in de Tweede Kamer, zegt de
M. v. T., heeft boven twijfel gesteld, dat omtrent de
wenschelijkheid van zulke maatregelen eenstemmÏg-
heid bestaat.
Het wil ons voorkomen, dat, nu de maatregelen, die
worden voorgesteld om dat doel: de centraliseering
van den invoer, te bereiken, in concreto voor ons lig-
gen, over de wenschelijkheid, dat zij in dezen vorm
wet zullen worden, allerminst eenstemmigheid in
den lande zal blijken te bestaan. Deze wet toch zal
niet alleen gelden voor den verderen duur van den
oorlog, maar, zooals de geijkte term luidt, zoolang
de buitengewone omstandigheden, die het gevolg zijn
van den oorlog, voortduren en dat het zeer lang zal
duren, eer de omstandigheden na den oorlog weder
als normaal zullen kunnen worden beschouwd, daar-
omtrent bestaat zeker in ons land een communis
Opinio.
Nu wil het ons toeschijnen, dat de steller van de
M. v. T. zich al te veel heeft ingedacht iii de omstan-
digheden van het oogenblik en niet voldoende reke-
ning heeft gehouden met de bezwaren, die de wet zal
414
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mej 1918
meebrengen, zoodra de oorlog geëindigd is. De ver-
schillende argumenten, die voor de centraliseering
gedurende den oorlog pleiten, kunnen wij in ‘t alge-
meen wel onderschrijven, doch onze bezwaren gelden
voornamelijk de gevolgen van de centraliseering in
het tijdperk na den oorlog. Wij zullen die bezwaren
allereerst uiteenzetten, om daarna stil te staan bij
wat de M. v. T. noemt, het tweede deel van het wets-
ontwerp: de wijziging in het stelsel der financiering
der aan het buitenland te verstrekken credieten en
de daarvoor van den invoer te heffen bijdragen, om-
trent de wenschelijkheid waarvan wij,
gelijk
hieronder
zal blijken, eveneens met den wetgever van meening
verschillen.
Terugkomend op onze hiervoren aangeduide bezwa-
ren tegen de centraliseering van den invoer na het
sluiten van den vrede, wenschen wij er allereerst de
aandacht op te vestigen, dat het wetsontwerp een
nieuwe ingrijpende inperking van de handelsvrijheid
beoogt, waarbij den Nederlandschen koopman het
recht tot vrij invoeren van goederen, dat reeds in
menig opzicht beperkt’is, ten eenenmale wordt ont-
zegd. Prachtig vooruitzicht inderdaad voor de dui-
zenden kooplieden in ons land, wier zaken reeds gedu-
rende langen tijd geheel stil, liggen en die er naar
hunkeren, zoodra de oorlog voorbij is, de handen
weder uit de mouwen te kunnen steken. Zij zullen
zich dan geplaatst zien voor het feit, dat voor iederen
invoer vergunning bij de N.I.U.M: en bij de N.O.T:
moet worden aangevraagd en dat in vele gevallen die
vergunning zal worden geweigerd; immers de Regee-
ring wil het daarheen leiden, dat slechts goederen
zullen worden ingevoerd, waaraan hier te lande drin-
gende behoefte bestaat, teneinde te voorkomen, dat
ons land wordt overstroomd met waren, die wij hier
niet noodig hebben.
Meent de Regeering werkelijk, dat het voor eenig
lichaam mogelijk zal zijn met juistheid en onpartijdig-
heid te beoordeelen aan welke goederen hier te lande
inderdaad de meeste behoefte bestaat? Het ligt toch voor de hand, dat,
bij
de gecompliceerdheid van het
economisch leven, de beantwoording van de vraag, wat
meer en wat minder noodig is, aan buitenstaanders
moet ontgaan. Wat zal er niet noodig zijn op elk
gebied, nadat jarenlang de geregelde gang van zaken
onderbroken was en sommige producten en grond-
stoffen, die men voor den oorlog even noodig achtte
als het dagel{jksch brood, ons al geruimen tijd heb-
ben ontbroken.
Vrees voor overstrooming van ons land met buiten-
landsche producten, vrees ook voor ,,dumping” komt
ons zeer overdreven voor, waar, tengevolge van gebrek
aan scheepsruimte uit den aard der zaak slechts het noodzakelijkste kan worden aangevoerd. De hooge
vrachten, die van dat gebrek aan scheepsruimte in de eerste jaren na den oorlog het onafscheidelijk gevolg zullen zijn, dragen in zichzelf het correctief op over-
matigen invoer van het buitenland. Ook onze koop-
lieden, die toch waarlijk hunne eigen. belangen het
best kunnen beoordeelen, zullen daardoor vanzelf wor-
den afgehouden van den aanvoer van artikelen, die
niet ter voldoening aan onmiddellijke behoeften noo-
dig zijn. Waar de goederen, zooals die. van de landen
der Centrale Mogendheden, gedeeltelijk per spoor
kunnen worden aangevoerd, zal het gebrek aan grond-
stoffen, dat in die landen nog jarenlang een overwe-
gende rol zal spelen, overstelping van ons land met
minder noodzakelijke artikelen van dien kant ondoen-
lijk maken.
Men denke verder niet te licht over den admini-
stratieven rompslomp en de daarmede verbonden on-
kosten van twee groote lichamen als de N.I.U.M. en
de N.O.T., wier heffingen, ook al strekken zij alleen
tot dekking van administratieve onkosten, toch in vele
gevallen fataal kunnen zijn voor het tot stand komen
van transacties, die met zeer geringe winsten plegen
te worden afgesloten. Voor onze kooplieden zal na het
beëindigen van den wereldoorlog de zware taak zijn
weggelegd om in de allereerste plaats te behouden
dât gebied van den wereldhandel, dat zij v66r den
grooten wereldbrand bezaten, en nieuw terrein te ver-
overen in den vreedzamen strijd der volkeren, die op
den grooteren krijg zal volgen.
De vraag dient beantwoord te worden, hoe de Ne-derlandsche handel, bij in- en uitvoer aan handen en
voeten gebonden, dien strijd zal kunnen opnemen
tegenover andere neutraal gebleven landen, waar
dergelijke beperkende maatregelen niet zullen zijn in-gevoerd en die zich gereedmaken voor den komenden
economischen strijd, waarvan nu reeds allerwegen de
aanwijzingen voorhanden zijn.
Er schuilt ernstig gevaar ook in de mogelijkheid,
dat ons land na de eerstvolgende verkiezingen een
protectionistisch bewind verkrijgt, dat er van zijn
stahdpunt uit niet tegen op zal zien, om in bepaalde
gevallen vergunning van invoer van buitenlandsche
goederen tegen te werken, teneinde het gebruik daar-
van door binnenlandsche fabrikaten te doen vervan-
gen. En ook in de bijdrage zelve, die voor die vergun-
ning tot invoer zal moeten worden gegeven, waarop
wij hieronder nader terugkomen, kan eveneens een
protectionistisch element worden gelegd, indien zulks
van bovenaf wordt bevorderd.
Ook voor de beperking van aan het buitenland te
verstrekken credieten kan de centraliseering van den
invoer na het sluiten van den vrede geen zin meer
hebben. Wie zou er nog aan denken, als ieder land
gereed zal staan om zijn oude handelsrelaties weder op te vatten, ter wille van het verkrijgen van goede-
ren, credieten van millioenen te verstrekken, die nu
alleen worden verleend om de beschikking te erlangeri
over goederen, die voor ons land dnontbeerljk zijn en
die wij op andere wijze niet kunnen verkrijgen?
Het geheele stelsel van ruilverkeer, dat thans
wordt beheerscht door overeenkomsten tusschen de
betrokken regeelingen, dat de. centralisatie van in-
en uitvoer gedurende den oorlog zoo gewenscht maakt,
zal met het teekenen van den vrede plotseling ineen-
storten. Wij zullen dan niet meer behoeven te onder-
handelen, te loven en te bieden voor den import van
ijzer, staal of steenkolen, dan zullen Duitschlaud, Bel-
gië, Engeland en wellicht ook Amerika gereed staan
om datgene wat hunne van het oorlogsterrein terug-
keerende soldaten, die zij alle gaarne zoo spoedig mo-
gelijk weder aan het werk zullen stellen, in de’ ijzer-
en staalfabrieken zullen produceeren en uit de mijnen
zullen opdelven, te onzer beschikking te stellen. Wij
komen op grond van al het bovenopgesomde meer en
meer tot het inzicht, dat de centralisèering van den
invoer en de daarmede verbonden maatregelen sleëhts
gedurende den oorlog het door de Regeering ge-
wenschte gevolg kunnen hebben en dat zij daarna on-
middellijk moeten worden opgeheven om weder plaats
te maken voor invoer door het particulier initiatief.
• Thans komende tot de maatregelen in verband met
de credietverstrekkingen, die de Regeering voorstelt,
moeten wij er onze verbazing over te kennen geven,
dat de Regeering voor zichzelf wil vasthouden aan
een stelsel, dat zij, waar het toegepast werd door par-
ticulieren, terecht scherp veroordeelt. Hetgeen ge-
beurd is
bij
de overeenkomst met Duitschiand, die
voor de maanden April/October 1917 gold, toen inci-
denteel de verstrekte credieten voor 65 pOt. door
ijzer, staal en steenkolen werden opgebracht, geeft waarlijk geen aanleiding om op dat stelsel terug te
komen. Dat de consument toen voor een groot deel heeft moeten betalen de bedragen, die aari rente en
aflossing der credieten later zullen worden ontvangen,
is een handelwijze waarop, naar wij vertrouwen, bij
de gedachtenwisseling, die over dit wetsontwerp tus-
schen de Kamer en de Regeering zal ontstaan, het
volle licht zal worden geworpen. Wij kunnen met de
Regeering niet meegaan, waar zij meent, dat deze
methode opnieuw zal kunnen worden toegepast, indien
slechts de baten, die daaruit later mochten voort-
vloeien, door bemiddeling van de N.U.M. aan de
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1Li
gemeenschap ten goede zouden komen. Het stelsel is
van vicieusen aard en de Overheid staat te hoog om
het, zij het ook in dien milderen vorm toe t passen.
Wij kunnen niet inzien, waarom langs dezen weg
een bijdrage zou worden verlangd, waarvan de Regee-
ring zelve zegt, dat zij zich a1leeii zal uitstrekken tot
artikelen, welke zonder bezwaar die belasting kunnen
dragen en waaronder eerste levensbehoeften en der-
gelijke niet zullen worden gerangschikt. Veel beter
ware ht o.i. om ronduit te verklaren, dat éen kleine
bijdrage voor administratieve onkosten zal worden ge-
heven, en die geheel onafhankelijk te stellen van elke
credietoperatie, want als er risico aan die credietver-
strekking vastzit, dan kan een ,,kleine risico-premie”,
gelijk de Regeering het uitdrukt, toch niet baten. In-
dien de Debiteuren niet solvabel worden geacht, dan
kan zelfs een groote risico-premie hier niet van nut
zijn.
Wij hebben vergeefs gezocht naar de overweging,
die er de Regeering toe heeft kunnen leiden, dezen
vorm aan hare financieele voorstellen te geven, nadat
zij zelve vooraf verklaard heeft, dat het stelsel – aan
bedenking ondeihevig – is.
Kan het zijn, dat zij gemeend heeft, dat de NU.M.,
op wier naam de credieten verstrekt worden en wier
aandeelen geheel in particulier bezit zijn, als particu-
liere instelling het risico van dergelijke transacties
niet op zich kon nemen, tenzij de voordeelen, daaruit
voortvloeiend, haar ten gQede kwamen? Of deed zij het
wellicht om haar vroeger ingenomen standpunt, dat
de schuldbrieven der N.U.M. – niet door haar voor
rente en aflossing zouden worden gewaarborgd, met te
meer gemak te kunnen prijsgeven? Wij verheugen er
ons intusschen in, dat zij dit standpunt gelijktijdig
met de indiening van het nieuwe wetsontwerp heeft
verlaten, waardoor de N.U.M. van verplichtingen
wordt ontslagen, die
zij
onder de
gewijzigde
omstan-
digheden niet meer op zich kon nemen.
Na deze voorloopige beschouwingen zij thans het
woord aan de belanghebbenden zelven, die evenals dit
bij de voorstellen tot centraliseering van den uitvoer
het geval was, zeker niet in gebrekè zullen blijven
hunne inzichten te doen kènnen ter plaatse waar
zulks behoort. – S. v.
D.
B. Jr.
DE REGELING VAN IN- EN UITVOER VAN
NEDERLANDSCHINDIE.
Na de artikelen, door Mr. W. Suermondt Lzn. en
Mr. H. H. A. van Gybland Oosterhoff in de nummers
118 en’ 122 van dit tijdschrift
gewijd
aan het belang-
rijWê vraagstuk,, welk standpunt ten opzichte vaxi den
export van Indische producten behoort te worden in-
genomen, hebben wij het van belang geacht tot den
heer J. T. Oremer het verzoek te richten zijn oordeel
in deze zaak te willen geven. De heer Cremer schrijft:
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de
artikelen, in uwe Nos. 118 en 122 verschenen aan-
gaande de bovengenoemde aangelegenheid.
De daarin behandelde zaak is van zulk over-
wegend belang, dat ik een woord van waarschuwing
niet meen te mogen weerhouden, nu ik de overtuiging
heb, dat een gevaarlijke weg is ingeslagen. Ten deze
deel ik geheel de meening van den heer W. Suer.
mondt Lzn., in No. 118 uiteengezet.
Uit de notulen der vergadering van 27 Maart van
eenige belanghebbenden bij het bankwezen, het ver-
keer, den handel en de productie van Nederland in
Indië, 8lijkt, dat we hier te doen hebben met een
beweging, uitgegaan van onze nog jeugdige Neder-
landsche Uitvoer-Maatschappij, die den Minister van
Koloniën, blijkens mededeeling van zijn vertegenwoor-
diger op die
bijeenkomst,
er toe bracht op 14 Februari
1918 aan den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-
Indië te seinen:
,,De Export-Centrale beveelt de concentratie van den
in- ‘en uitvoer in Nederlandsch-Indië aan, welke is
te verkrijgen door een zelfstandige organisatie, werkende
op soortgelijken grondslag als de Nederlandsehe Export-
Centrale en ook gebaseerd op de bemoeienis van liet Gou-
vernemejit met in- en uitvoer en scheepvaart. Het voor-
naamste doel moet zijn de waardevolle Indische producten
te beschermen tegen een stelselmatig streven, voornamelijk in Amerika, om door. allerlei middelen een Vrije bedinging
van loonende prijzen te
belemeren en tevens om ze ‘als
ruilobjcct tegen in Indië noodige goederen te doen strek-
ken. Een verdere omstandigheid, die een Organisatie
O
staatsgezag vordert, is het dreigend gevaar der van vreemde
zijde opgedrongen credieten.
,,Wil de voornaamste deskundigen raadplegen en mij uwe
meening seineli.”
Den 20sten Februari- antwoordde ‘de Gouverneur-
Generaal als volgt: –
,,Zooals
u
bekend hee.f t een centralisatie ,van den uit-
voer mijn aandacht. Ik houd eén algemeene Export-Centralë voor ondoelmatig;
10.
de export zou noodzakelijk worden belemmerd door
de onderhandelingen over gelijkwaardige uitvoervergunnin-
gen in andere landen, gedurende welke onze schepen onge-
bruikt moeten liggen. De invoer gedurende het laatste jaar
is niet onhevrëdigend; –
20.
indien uitvoez van coprah, tapioca, thee, kapok, peper
werd belemmerd, zou dit de bevolking treffen en zou het
gouvernement genoodzaakt zijn deze producten te koopen,
hetgëen groote moeilijkheden zou veroorzaken. Voor rubber
zou Brazilië eemi gevaarlijk mededinger worden;
30
.
ik acht het geheel onmogelijk een centralisatie hei’
tot stand te brengen door gebrek aan beproefd personeel
en niet-belanghebbende adviseurs;
40
in verband met groote vreemde belangen en onzen
wensclm om meer vreemd kapitaal aan te trekken, zou het
zeer gewaagd zijn thans onze open-deur-politiek te laten
varemi.”
Op 2 Maart seinde de Minister aan den Landvoogd
den hoofdinhoud van de voorgestelde (20 Maart
echter vervallen) overeenkomst tusschen Nederland
en de Geassocieerden, voornamelijk wat betreft het
door deze laatsten gevraagde crediet van twaalf mii-
lioen gulden per maand, waarvan Nederlandsch-Indië
dan een deel zou moeten dragen. Hierop antwoordde
de Gouverneur-Generaal den 6den Maart het vol-
gende:
,,Ik raadpleegde de voornaamste mannen van bank-
wezen, scheepvaart- en handel. Zij stemmen er allen in
Övereen, dat wij
Nederland
moeten helpen de overeenkomst
uit te voeren, door mede te helpen het gevraag4e crediet
te verschaffen. De algemeene wensch is vrijwillig bij te
dragen op voorwaarde, dat Indië de tegenwoordige vrijheid
van handel en beschikking over de vijf Indische lijnen
houdt. Sein het bedrag, dat verlangd wordt. Ben er van
overtuigd, dat het belang van Indië volle vrijheid eiselit.
Ik heb er geen bevestiging van, dat onevenredige prijzen
betaald worden of onereuse credieten verlangd. –
,,Indien om mij onbekende redenen centralisatie onvermij-
delijk moet zijn, zou het noodzakelijk zijn, ‘dat alle tonnage
te mijner beschikking werd gesteld en verdeeld door het
gouvernement. – ‘ –
,,We kunnen hier geen ovei’zeetrust hebben. Dit is -nië’t
alleen mijn meaning, maar van allen.
,,Persoonlijk zou ik er eenig voordeel in zien, indien de
overzeetrust een ageutschap in Amerika zou vestigen,
althans indien daarvan grooter faciliteiten voor export-
vergunningen verkregen zouden kunnen worden. Dit agent.
schap zou dan met het Indische gouvernement kunnen
samen werken. –
,,Degenen, die ik raadpleegde, plegen telegrafisch overleg
met hunne directies in Nederland, teneinde te vernemen tot
welk bedrag zij kunnen deelnemen in het erediet. Ik herhaal,
dat het algemeen verlangen is den handel niet onnoodig aan
banden te leggen en indien onvermijdelijk geen overzeetrust,
maar een gouvernementsbureau. Advies deskundigen nog
niet ontvangen.?’
De druk, hier op den Minister uitgeoefend om de
nog zwakke plant der Export-Centrale in Indië over te planten, had ‘dus in, Indië niet de’gewenschte uit-
werking. Meer ruggesteun moest dus den Minister
verschaft worden.
En zoo ontvingen eenige belanghebbenden op 24
Maart van den heer H. Coljn -eene uitnoodiging om
op 27 Maart ten kantore der Bataafsche Petroleum-
‘Maatschappij te ‘s-Gravenhage eene
bijeenkomst
bij
te wone; van Nederlandsche belanghebbenden bij den
Indischen in- en uitvoerhandel ,,ter
besprelcir&g
van
ISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
416
ECONOMISCH-STA
het in te nemen standpunt ten opzichte van een
mogelijke regeling van dien handel
in verband met
verplichtingen aan het buitenland
(ik cursiveer). Het
zal mij aangenaam zijn, indien uwe maatschappij zich
wil doen vertegenwoordigen, met het oog op de be-
perkte ruimte, door slechts één persoon.”
Toentertijd was bovnvermelde telegramwisseling
niet ter kennis van het publiek gebracht en ‘t was
derhalve niet gemakkelijk het doel der vergadering
te gissen. Wegens den korten termijn van oproeping
varen eenige opgeroepenen verhinderd te komen. Alle
banken bij Indië betrokken, alle stoomvaart-, spoor-
wet- en stoomtrammaatschappijen (elf in getal), vele
importeurs waren vertegenwoordigd; de cultuur-
maatschappijen leverden in vergelijking een matig
contingent. Ook het ministerie van Koloniën was er,
zooals -zooeveu aangeduid, vertegenwoordigd.
Het zou buiten
mijn
bestek gaan een resumptie te
geven van de ter vergadéring gehouden discussies;
ik meen dienaangaande te mogen verwijzen naar het
bovengenoemd, in uw No. 122 verschenen, artikel van
den Secretaris van het ,,Comité tot regeling van het
toezicht op den in- en uitvoer in Nederlandsch-
Indië”.
Aan het slot der vergadering stelde de voorzitter
de volgende motie voor:
,,De vergadering van Nederlandsche belanghebbenden bij
een in- en uitvoer van Nederlandsch-Iadië, spreekt als haar meening uit, dat ten spoedigste een centraal toezicht op het
Indische overzeesche handeisverkeer behoort te worden inge-
steld, welk toezicht zal zijn uit te oefenen door middel van een algemeen verbod van uitvoer van daarvoor in aanmer-
king komende artikelen, gepaard aan een stelsel van door de Indische Regeering te verleenen uitvoervergunningen,
met vermijding van het verbinden van geldelijke lasten
aan die vergunningen;
de vergadering is van oordeel, dat de leiding van dat
toezicht zoodanig behoort te worden ingericht, dat bij de
verleening van uitvoervergunningen ook rekening worde
gehouden met de algemeene belangen van cle door Nederland
en Zijne Kolonhin gevormde staatkundige eenheid en dat
zij bijdrage tot bevordering van den invoer.”
Wanneer in de Staten-Generaal een
dergelijke
zeer
belangrijke motie ware ingediend, zou de Voorzitter
het voorstel doen drukken en ronddeelen en in behan-
deling brengen in een volgende vergadering. De heer
Mr. A. G. N. Swart, Voorzitter van de Internationale
Vereeniging voor de Rubbercultuur in Nederlandsch-
Indië, opperde dan ook bezwaren tegen de motie;
en als voorzitter van een daags te voren te Amster-
dam gehouden vergadering van vertegenwoordigers
der Indische cultures, had hij al aanstonds in deze
Haagsche
bijeenkomst
medegedeeld, dat wanneer het
doel daarvan misschien mocht zijn bespreking van het
oprichten eener Indische Export-Centrale, genoemde
producenten hun definitief oordeel wenschten op te
schorten, totdat zij hier gehoord zouden hebben hoe,
de Regeering en andere belanghebbenden over die aangelegenheid oordeelden; daarna zouden zij dan
opnieuw
bijeenkomen
om hun standpunt vast te
stellen.
Voorzitter Colijn echter achtte het wenschelijk, dat
de vergadêring haar oordeel dadelijk uitsprak, men
had wel wat anders te doen dan te vergaderen. Wie er
tegen waren moesten opstaan; dat deden er 13; die
zitten bleven (44) werden daarna geacht vbér de motie
te hebben gestemd; of er ook waren, ‘die buiten stem-
ming wenschten te blijven, werd niet gevraagd.
Daarna gaf de voorzitter in overweging een klein
comité te vormen’, dat eventueel de verdere bespre-
kingen zou leiden; dat, voeling houdend met de
Export-Centrale in Nederland, een samenwerking
zou
kunnen krijgen, die bevredigende resultaten zou ge-
ven. Wat de keuze dier personen betreft wenschte hij
niet dadelijk stemming; voor schriftelijke stemming,
zoo zeide hij, is geen tijd, en een mondelinge heeft ook
haav bezwaren. Hij vroeg of het niet mogelijk zou
zijn, dat de verschillende groepen binnen enkele dagen
iemand zouden kunnen aanwijzen. Een der leden
stelde voor, dat alvorens iemand aan te wijzen, eerst
de notulen der vergadering zouden worden rondge-
zonden. Een en ander was echter maar soesa, en zoo werden ten slotte eenige heeren dadeljk aangewezen
voor het comité en eenige willekeurig aangeduide
heeren zouden de rest wel aanwijzen.
Dit schijnt te zijn geschied, want Mr. H. H. A. van
Gybland Oosterhoff, de schrijver van ‘t bovenbedoeld
artikel, wordt aangeduid als ,,Secretaris van het
Comité tot regeling van het toezicht op den in- en
uitvoer in Nederlandsch-Indië”
(ik cursiveer).
Excusez du peu!
Wat de voorzitter der vergadering nog noemde ,,een
klein Comité, dat eventueel verdere besprekingen zal
leiden”, ,,dat voeling zaY kunnen houden met de
Export-Centrale in Nederland” is als een champignon
gegroeid. Het is ontpopt tot den houder van ,,een
centraal toerjicht, uit te oefenen do.or een algemeen
verbod van uitvoer, enz.”, waarvan in de motie
sprake is.
Ik heb gemeend de Genesis dezer beweging eenigs-
zins uitvoerig te moeten uiteenzetten om toe te lichten
mijne conclusie, dat de heer Van Gybland Oosterhoff
niet het recht heeft in zijn artikel de meerderheid
der vergadering te noemen, ,,de meerderheid van de
belanghebbenden hij den in- en uitvoer van Neder-
landsch-Indië” noch te beweren. ,,Het spreekt van
zelf, dat de maatregelen, door de Regeering te treffen,
in gemeen overleg zullen geschieden met de belang-
hebbenden. De instelling der commissie uit de
belang-hebbenden,
die als taak heeft in zake de regeling van
het overzeesche handelsverkeer contact met de Regee-
ring te zoeken, is hiertegen (nl. overlaten aan parti-
culiei-en) echter afdoende bewijs.”
och de vergadering, noch haar comité hebben het
recht zich op te werpen als vertegenwoordigers van
de belanghebbenden bij Nederlandsch-Indië’s in- en
uitvoer, noch heeft de Regeering het recht hen als
zoodanig te erkennen.
De vergadering, eenzijdig bijeengeroepen (geen
derde deel er van kon geacht worden de belangen
der pro duceerenden te vertegenwôordigen) tot een
bespreking
van een regeling van den handel in ver-
band met verplichtingen tot het buitenland, had niet
het recht te stemmen – de wijze van stemming nog
daargelaten – over een motie van gansch andere en
veel wijdere strekking. De vertegenwoordigers bij de
bespreking hadden niet het recht, namens hunne
medebestuurders of compagnons een.g besluit te
nemen (of door te blijven zitten althans den schijn er
van aan te nemen) en mij zijn gevallen bekend, waar
die stem in •geenen deele weergeeft de meening der
betrokken Maatschappij of fira.
In een vergadering te Amsterdam op 5 April ge-
houden, waar vereenigd waren vertegenwoordigers
van de voornaamste voortbrengers van Indische pro-
ducten (o.a. de Vereeniging ter Bevordering van de
Belangen der Kina-Cultuur, die van den coprahandel,
die van den kapokhandel, die
van
de tabaksimpor-
teurs, van de Vereenigde Jav. Houthandel-Maat-
schappij, het Dagelijksch Bestuur der Intern. Veree-
niging van de Rubbercultuur in iNederlandsch-Indië,
behalve han.delsvereenigingen en firma’s) werd met
slechts drie stemmen tegen en één stem blanco (voor-
stemmers van de HaAgsche motie) een.e motie aange-
nomen, reeds door den heer Gybland Oosterhoff in
zijn artikel gepobliceerd, waarbij de verdeeling van
de Nedénlaidscbe scheepsruimte voor Nederlandsch-Indië beschikbaar mogelijk geacht werd, maar tevens
krachtig stelling genomen wordt, tegen een uitvoer-
verbod, gepaard met een stelsel van uitvoervergun-
ningen en een beroep gedaan wordt op de Regeening
om alles te doen om den uitvoer te bevorderen.
Maar al ware deze vergadering van exporteurs niet
opgekomen tegen de besluiten der Haagsohe bijeen-
komst, ik meen in elk geval aan aiet door deze laatste
ingestelde Comité alle vertegenwoordigende waarde
te moeten ontzeggen en beaam ten volle de ‘latere
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
417
weigering van de exporteurs om daarin vertegen-
woordigd te worden. Ik betreur het, dat door de
overijide handeling van 23 Maart deze voor het be-
staan van Indië zoo belangrijke zaak niet de naarstige
overweging heeft gehad, die zij verdiende; en dat
ernstige samenwerking vaii belanghebbenden daardoor
naar het schijnt is afgesneden. In het bijzonder’ be-
treur ik het verder, dat de Staten-Generaal door den
Minister van Koloniën aangaande zijn optreden in
deze in het duister zijn gelaten.
Nu de zaak zelve
Vorna’m-e aanleiding tot
de actie ten opzichte van Indië is de meening, dat
in Nederlandscli-Indië, evenals in Nederland, de nood-
zakelijkheid zou bestaan om den invoer van levens-
middelen en levensbehoeften te bevorderen door ze te
ruilen tegen de export-artikelen van Indië.
Men verliest daarbij geheel uit het oog, dat onze
Nederiandsche export-artikelen ook in Nederland
kunnen worden verbruikt. Wij vragen aan onze buren
bv.: staal, koleii, kunstmeststoffen, en. en beloven
hui daarvoor boter, kaas, vleesch, visch, euz. Willen
of kunnen zij de eerstgenoemde artikelen niet leveren,
dan behouden wij de laatste en een groot deel van
ons volk is blijde, dat het meer te eten houdt.
Met onze Indische export-artikelen is ‘t ganseh
anders gesteld. Bijna zonder uitzondering zijn ze in hoofdzaak voor uitvoer bestemd. De suiker, koffie,
thee, rubber, tabak, copra en klapperolie, kina. en tin
kunnen slechts voor een klein deel in Indië verbruikt
worden; slechts de petroleum en zijne derivaten
maken eeii uitzondering, zij zijn daar voor, een groot deel wel te gebruiken en stopt men er den invoer van
Amerika, dan zal het eigen produot die lacune gaarne
aanvullen.
Zeggen we nu aan de buiten]andsche afnemers van
onze Indische producten: Ge kunt die alleen krijgen als ge Nederland daarvoor levert voedingsstoffen of
andere benoodigdheden; of aan Indië daarvoor stuurt
rijst, spoor- en tramwegmaterieel, lanJdbouwwerktui-
gen, machinerieën, en-z., dan hebben we veel kans, dat
het antwoord luidt als volgt:
We
willen u gaarne geld
(Amerika betaalt, in zeer vele gevallen, contant) of
credietpapier geven, maar mijn metaalfabrieken zijn
tot het uiterste ingespannen om mijn eigen spoorwe-
gen in ,,working order” te houden, om oorlogsmate-
riaal te leveren; om mijn grond te bebouwen, moet ik
nu krachtwerktuigen gebruiken;
rijst
heb ik noodig
voor
mijne
bondgenooten en met den ‘besten wil ter
wereld kan ik u slechts aan weinig helpen. Ik zal mij
dus moeten spenen van uwe artikelen en kén dat, zoo
noodig.
Wat is dan het gevolg? Dat het tweesnijdend
zwaard, dat we der Indische Regeering in de handen
hbben gedrongen, ons dubbel wondt; onzen import
daar afsnijdt en den export eveneens. En dat kan
Iniië niet lang ver:dragen. De goederen hoopen er zich
op en liggen op hun beder. Lagen ze in onze pakihuizen
in Nederland, ja, dan zouden we ‘t op ruilhandel
kunnen ]aten aankomen. In Indië niet.
Elke ‘gelegenheid om te verschepen moet daarom
met beide handen aangegrepen worden en een uit-
voerverbod schijnt mij een misdaad tegenover Indië.
Zenden wij niet weg wat we kunnen, dan krijgt de
bevolking geen geld voor zijn copra en klapperolie
(die met ‘tankschepen naar Amerika ging) en voor
de verdere door den Gouverneur-Generaal genoemde,
‘door haar geproduceerde nitvoerartikelen, dan zal de
Regeering financieel moeten bijspringen; verkoopt
deze daarbij hare producten (vooral tin) niet, dan zal
er hier zooveel te meer geleend moeten worden en
staan ons verrassingen te wachten als bij de laatste
staatsleening. Krijgen de ondernemers ‘geen geld voor
hunne producten, die inmiddels in waarde achteruit-gaan, dan ontbreekt hun het werk-kapitaal om voort
te gaan, pakhuisruimte xal te kort komen en of de
assurautiemaatschappijen de toenemende voorraden
nog zullen kunnen verzekeren, zal de vraag zijn. Het
crediet, dat zij noodig hebben, zal ziph terugtrekken.
Het koopen d,00r het buitenland van volumineuse
goederen gaat dikwijls gepaard met het charteren van
schepen daarvoor. Heeft de kooper het charter van
een schip in handen, dan zal hij een bod ‘overseinen.
Is nu de verscheping niet alleen afhankelijk van het
aannemen van dat bod, maar ook van een vergunning
of van bijladingverplichting door anderen, of van
lange onderhandelingen daarover, dan trekt de handel
zich terug. Er liggen dan te veel mijnen op zijn weg.
Men weert daardoor de vreemde schepen, die, naast de
onze, voor de vaart op onze Koloniën broodnoodig
zijn.
De heer Van Gybland Oosterhoff bewondert de uit-
drukking van zijn voorzitter (zie het Artikel in Nö.
122) ,,De
reguleerende macht, voor zooveel den uitvoer
betreft, moet zijn bij de Regeering, de
handel
bij de
belanghebbenden”. Met evenveel recht zou gezegd kun-
nen worden ,,De reguleerende macht van dè klok is bij
den klokkenmaker, ‘t gebruik bij het publiek”. En als
nu- deze machthebbende den slinger stil zet?
Wat de heeren adviseurs ook uit het oog hebben
verloren, is dat Indië andere inwoerbehoeften heeft
clan Nederland, omdat ginds de industrie niet zoo
ontwikkeld is. Is de nijverheid hier al veel geholpen
met staal in platen of staven, ruwe grondstoffen in
het groot, in Indië zijn bij gebrek aan een groote
fabrieksuijverheid in ‘t algemeen meer detail- en be-
werkte zaken gewenseht. Uit ervaring weet ik, dat nu
nog uit Amerika aanbiedingen komen van onderdee-
len van spoorwegmaterieel. De Indische Regeering
en de Maatschappijen hebben daarvoor ingenieurs in
de Vereenigde Staten; ook worden aanbiedingen ge-
daan door Amerikaansche fabrieksagenten ih Indië.
Hoe moeten nu zulke onderdeelen of leveringen, in
speciale fabrieken besteld en te krijgen, onder een
ruilregeling komen? Gelooft men, dat als omtrent
zulke orders door de wederzijdsche regeeringsorganen
zal moeten onderhandeld worden er iets van ‘zal te-
recht komen?
Indië drijft handel met al de’omringende landen,
met Austraiië, Britsch-Indië, de Straits, Siam, China,
Japan, de Philippijnen, Amerika, enz. Allen zijn
afnemers van Indische producten. Daarbij komt, dat
vele vreemde landen, ook juist op ‘t gebied der pro-
ductie zeer gi’oote belangen in Indië hebben. Bijna
geen beschaafd land ter wereld of ‘t heeft er cultuur-
of andere ondernemingen; dat is de politiek der
open deur, waarop de Gouverneur-Generaal wijst. In
den laatsten tijd heeft men zich van hieruit groote
moeite gegeven di’t aan te wakkeren en dat Amerika
met kracht is gaan meewerken op dit gebied, is hier
met sympathie begroet. Dit zouden de beide laatste
Ministers van Buitenlandsche Zaken en de vorige
Minister van lioloniën, de heer de Waal Malefijt,
kunnen getuigen.
Hoe durven nu, zoo vraag ik mij af, z66 het Mi.nis-
terie van Koloniën hier, als het z.g. ,,Coinité tot rege-
ling van hët toezicht”, het ondernemen van hieruit
te regelen of te dwingen, tot regeling van een han-
deisverkeer, dat zooveel meer omvat dan ,,they dreamt
of i-n their philosophy”.
Ik kan mij voorstellen, dat een comité als het be-
doelde zichzelf tot taak zou kunnen stellen de distri-
butie van- één product te regelen, bijv. die van de
suiker; dat het dienaangaande voorstellen zou kun-
nen doen overeenkomstig de bedoelingen
zijner
corn-
mittenten. Aan de regeering ware het dan, zich op
volkomen onafhankelijk standpunt plaatsende, deze te
toetsen aan het a]gerneen belang. Kracht zou er mis-
schien gelegen hebben in de beperking, niet in de uit-
breiding.
Nog rijst de vraag hoe moeten de onderhandelin-
gen met de vreemde mogendheden gevoerd worden?
Door de Indische Regeering, die geen ,souvereine macht, en dan ook geen departement voor de Bui-
tenlandsehe Zaken heeft? Of namens haar met
Siam, China, Japan, bijv. door den minister van Bui-
qW
418
ECONOMISCH-STÂTISTISCHE BERICHTEN
1
15 Mei 1918
tenlandsche Zaken, gesteund door zijn ambtgenoot
•
van Koloniën, dien van Landbouw, de N.O.T., de
N. U. M. en last not least door
het
Comité? Ja, dan
blijft
de
hdndel
bij de belanghebbenden en
blijven de
producten bij de producenten.
Blijkens een officieele mededeeling in de couranten
heeft de Consul-Generaal te Singapore, in opdracht
van den Gouverneur-Generaal, in de Straits en
Britsch-Indische een mededeeling gedaan aangaande
een ruilpolitiek met de Koloniën
1)•
Duidelijk is die
mededeeling niet, het slot schijnt er hier bijgevoegd
te zijn. Het benieuwt mij, wat die mededeeling zal uitwerken en of zij ook andere landen betreft. Zoo
ja, dan is de strijd aangebroken, waarvan ik niéts dan
ellende voor Indië verwacht; een strijd, die naar ‘t mij
voorkomt Indië van hier uit opgedrongen is en waar-
van wij wrange vruchten kunnen oogsten. In strijd
daarmede schijnen echter de berichten omtrent de.,
hervatte vaart op Amerika.
Door sommige sprekers in de Haagsche bijeen-
komst is gewezen op de omstandigheid, dat door de
buitengewone omstandigheden vele Indische artikelen,
welke vroeger naar Nederland kwamen, nu hun weg
vinden naar het buitenland; zij vreezen blijvend na-
deel daarvan voor de Nederlandsche markt. Het komt
mij voor, dat zoodra normale omstandigheden zijn in-
getreden, elk product de markt zal zoeken, waar het
‘t voordeeligst en vlugst te plaatsen is. Ons streven
zal moeten zijn – en de Regeering kan gemakkelijk
daartoe medewerken – daarvan een zoo groot moge-
lijk aandeel te veroveren of te behouden. Het con-
signatiestelsel onzer vaderen kunnen wij er niet weer
voor in het leven roepen. Dat is ook niet noodig. De
suiker bijvoorbeeld, ‘t voornaamste uitvoerproduct
van Indië, gaat al lang naar andere markten, en toch
planten en bewerken wij, Nederlanders, het riet in Indië met voorliefde. Laten we geen zorgen baren voor den tijd, zooals Mr. Van Gybland Oosterhoff
m.i. doet, wanneer hij zegt: ,,Het is aan ingewijden
voldoende bekend, hoe gaarne men de tabaksmarkt
naar New York zou overbrengen”. Dat is namelijk
een onmogelijkheid, daar Amerika slechts afnemer is
van bepaalde merken onzer Indische tabak en de
groote massa in Europa plaatsing vindt. Ik ben over-
tuigd, dat de Amerikaansche koopers met verlangen
uitzien naar de
mogelijkheid
weêr in Nederland te
kunnen koopen in plaats van in Indië. Zoo zullen
onze margarine-fabrikanten, die zoo krachtig in Indië
optreden op ‘t gebied van plantaardige vetten, wel
zorgen, dat van dit product een groot deel hun indus-trie ten goede komt. Na den oorlog verwacht ik moer van ,,De handen uit de mouwen, Courage en vertrou-
wen,” dan van een angstig bijeenhokken van onze uit-eengedreven schapen onder de hoede van welken her-
der dan ook.
Nu dadeljk heeft de Regeering hier ook grooter
taak te vervullen, dan die het Ministerie van Kolo-
niën gedrongen schijnt aan den Gouverneur-Generaal
op te dringen.
Den 25sten April j.1. legde de Minister van Buiten-
landsche laken in de Eerste Kamer de verklaring af
,,dat van de Geassocieerde Regeeringen, met name van
de Engelsche Regeeriug, zwart op wit de verzekeriiig
is verkregen, dat Nederlandsche schepen, vertrekkende.
uit Nederlandsche of Nederlandsch-Indische havens
na den datum, waarop die mededeeling mij verstrekt
werd, nl. 21 Maart, niet zouden worden in beslag ge..
nomen”. Omtrent de mogelijkheid van kolen innemen
wordt daar niet gesproken.
De Regeering trachte nu met spoed – en alle Re-
geeringsorganen werken nu eens samen om
spoed
ten
deze te betrachten – ook omtrent de kolenvoorziening
op de Indische vaart zekerheid te verkrijgen, en ver-
oorlove dan de zending van zooveel, mogelijk schepen.
van Indië met kostbare lading naar hier.
Hier liggen dan die schatten veilig voor bederf, en
J)
‘[opgenomen bij de aanteekeningen in dit nummer. –
Reci.]
onder N.O.T.-conditie, en ze kunnen dan
hier zoo
ndodig als ruilhandel dienen. De Minister Van Land-bouw;. Handel en Nijverheid, dè ,,groot-schepenvor-
deraar”, werke mede tot dit nationaal bedrijf – met
spoed.
Spoed worde ook betracht met het beschikbaar krij-
gen van het zes- of zevental Duitsche schepen, in
Indië liggende, in ruil voor de zes getorpede.erde Ne-
derlandsche schepen.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant van 7 Mei ver-
jneldt, dat een vierde schip van de Stoomvaart-Maat-
schappij ,,Nederland” dienst zal doen
bij
de herope-
ning van de vaart van Nederlandsch-Indie op Ame-
rika; houdt die schepen nu niet op wegens u opge-
drongen ruilpiannen, opdat Indië herademe en zich
kunne aangorden voor de komende productie.
Bedenkt, dat hoe meer het Buitenland producten
van Indië koopt – producten, die Indië niet kan ver-
bruiken – des te meer dat Buitenland gedrongen zal
worden aan Nederland en Indië zijne voortbrengselen
te verkoopen om de handelsbalans te herstellen en
tevens den wisselkoers.
Ten slotte: bij elke beslissing ten opzichte van Indië
genomen, gelde in de eerste, de tweede en de derde
plaats: het belang van Indië. Gaat het Indië goed,
dan zal ook Nederland welvaren. T.
T. CREMER.
Santpoort, 8 Mei 1918
INVOER VAN BUITENLANDSCHE EFFECTEN.
Hèt aantal ten deele zelfs zeer belangrijke wetsont-
werpen, in deze dagen aan de Staten-Generaal voor-
gelegd en waarbij blijkbaar op een.spoedige behande-
ling, nog véér het scheiden der markt, gerekend wordt,
is nog steeds toenemend. Ter uitvoering van de be-
langrijke, door minister Cort van der Linden afge-
legde Regeeringsverklaring, waarmede op 23 Maart j.l.
de crisisdebatten beëindigd werden, zijn thans inge
diend een ontwerp tot wijziging der Distributiewet,
hetwelk beoogt aan de Regeering zeer vèrreikende be-
voegdheden toe te kennen, een ontwerp tot instelling
eener crisisrechtspraak en een ontwerp tot centrali-
satie van den invoer door omzetting van de N.U.M. in
eene N.I.U.M., aan welk ontwerp hierboven een be-
schouwing werd gewijd. Daarbij voegen zich thans
een wetsontwerp tot het treffen van voorzieningen
ten aanzien van buitenlandsche effecten, het lang ver-
beide wetsontwer.p tot wijziging der oorlogswinstbe-
lasting, waarin o.i. terecht op het Amerikaansche en
recente Duitsche voorbeeld een schaal wordt inge-
voerd, alsmede de in uitzicht gestelde wetsontwerpen
nopens het scheuren van grasland en ter bevordering
van de productie van stikstôf uit de lucht. Naast deze
ontwerpen moet ten slotte nog genoemd worden het
reeds in begin April ingediende wetsontwerp nopens
den burgerljken dienstplicht, hetwelk evenwel, naar
het schijnt, niet meer in behandeling zal komen.
Over een dezer wetsontwerpen, dat tot het treffen
van voorzieningen ten aanzien van den invoer van
buitenlandsche effecten, een enkel woord.
Het
ingrijpen
der Regeering in deze materie wordt in de Memorie van Toelichting gemotiveerd met een verwijzing naar het feit, dat blijkens de gegevens der
zegelkautoren het boven twijfel vaststaat, dat sedert
1 Januari 1917 voor een bedrag van op zijn minst
200 h 250 millioen gulden aan Nederlandsch kapitaal in nieiwe buitenlandsche ‘waarden is vastgelegd. On-
der deze omstandigheden acht de Regeering ingrijpen
gebiedend noodzakelijk. Door den, gang van zaken is
ons land meer en meer op eigen productie en eigen
kunnen aangerezen. Mitsdien behooren de hulpbron-nen voor onze nationale kracht in de eerste plaats ter
beschikking te
blijven
van het eigen land, hetgeen in
liet bijzonder geldt van het Nederlandsche kapitaal,
dat èn voor de geweldige uitgaven der Regeering èn
straks voor het particulier bedrijf in de eerste tijden
na den oorlog beschikbaar behoort te blijven.
Voorgésteld wordt de Regeering te machtigen om
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHtEN
419
gedurende het oorlogstijdperk en zoolang de daaruit
voortvloeiende bijzondere omstandigheden voortdu-
ren, den invoer van buitenlandsche effecten en het
uitgeven, in omloop brengen, overdragen, verpanden,
in beleening geven en het in koop, pand of beleening
aannemen van niet toegelaten buitenlandsche effec-
ten te verbieden.
Onder buitenlandsche effecten, in den meest rui-
men zin opgevat, worden o.a. ook verstaan hier te
lande opgemaakte schuldbewijzen, certificaten, voor-
loopige’ bewijzen van storting en verdere dergelijke
stukken, terwijl strafbepalingen met mogelijkheid van
verbeurdverklaring, alsmede een regeling van brieven-
visitatie, welke zich aan het grondwettelijk brieven-
geheim behoorde aan te passen, tot verzekering strek-
ken van de nakoming der uit te vaardigen verbods-
bepalingen. Ten slotte wordt nog bepaald, dat wie
effecten ter zegeling aanbiedt, het bewijs zal moeten
leveren, dat deze niet behooren tot de stukken, ten
aanzien waarvan een verbod van invoer is uitgevaar-
digd.
Uit het aldus in hoofdtrekken weergegeven voorstel
blijkt, dat het zich beperkt tot de credietverleeningen, welke geïncorporeerd : worden in schuldbewijzen, ef-
fecten in den ruimen zin, bestemd en geschikt voor
circulatie onder derden. Credietverleening op andere
wijze, in de eerste plaats dus door tusschenkomst der
groote banken, blijft in beginsel mogelijk. Het behoeft
echter wel geen betoog, dat, al is aldus niet aan alle
credietverle,ening een eind te maken, deze toch zeer
belangrijk kan worden ingeperkt. Immers zullen bank-
credieten, welke, vooral nu ook de omzetting hier te
lande in schuldbewijzen op den vreemdeling verbo-
den kan worden, vrijwel geblokkeerd moeten worden
geacht, allicht binnen beperkte grenzen blijven. Men
zal intusschen uit de voorgestelde redactie bogen
opmaken, dat door Nederlandsche instellingen afge-
geven schuldbewijzen, welke, in credietverleening aan
het buitenland hun oorzaak vinden, ook zelfs wanneer
deze instellingen, gelijk de in het buitenland werken-
de Nederlandsche hypotheekbanken, van het ter leen
geven van gelden in het buitenland hun hoofdbedi’ijf
maken, niet onder de wet zullen vallen.
Het korte beto.og, dat tot motiveering der ingrij-
pende voorstellen strekt, heeft onder de omstandig-
lieden, waarin ons land thans verkeert, den schij
voor zich. Ook de ervaringen
01)
emissiegebied in den
laatsten tijd, in de eerste plaats door de Regeering
zelve opgedaan, kunnen gelden als argument om door
inperking van andere vormen van credietverleening
aan de eigen markt zekeren steun te geven. Waar
evenwel tegenover staat, dat vooralsnog het verloop
der wisselkoersen geen aanleiding geeft tot de eenige maanden geleden wel eens uitgesproken vrees, dat de
internationale financieele positie van ons land, voor
zoover deze uit genoemde koersen blijken kan, in
sterke mate verzwakkende is. Hoogstens zou men kun-
nen concludeeren, dat indien van verzwakking sprake
is, deze relatief langzamer vorderingen maakt dan in
de meeste andere landen; thans speciaal de Entente-
landen.
In aanmerking moet voorts worden genomen, dat
de
becijferde
effecten invoer heeft plaats gehad, alhoe-
wel deze reeds in de voorafgaande oorlogsjaren onder
zekeren druk was gesteld. In de eerste plaats werden
toch als regel nieuwe soorten van buitenlandsche. ef-
fecten niet in de beursnoteering opgenomen, terwijl
bovendien de leverbaarheid van nieuw gezegelde of
van buitenlandsch zegel voorziene effecten, bezwaren
ontmoette, die o.a. deze effecten voor prolongatie-
onderpand niet geschikt deden zijn.
Gevoelt men dus neiging de regeling te aanvaarden,
en zulks te eer, waar de meeste gevestigde banken en financieele instellingen toch reeds uit zich zelf tegen-
over de bedoelde fondsen een gereserveerde houding
aannamen, dit neemt niet weg, dat uit een organiek
oogpunt enkele vragen mogen worden gesteld.
In de eerste plaats: Wie zal den minister, aan wien
in dezen de beslissing wordt opgedragen, van advies
dienen? Het wetsontwerp, dat in afwijking b.v. van
de Beurswet, hierover zwijgt, noemt slechts dan
Minister van Financiën als de beslissende autoriteit.
Bij de ingrijpende maatregelen, die genomen kunnen worden en de onmogelijkheid voor den minister zich
uit eigen wetenschap de noodige gegevens te vel’-
schaffen voor een beoordeeling van de vraag of de
algemeene financieele toestand ingrijpen gewenscht
maakt, is het de vraag of het voorschrijven van een
verplicht deskundig advies niet in hooge mate wen-
schelijk moet worden geacht. De verschillende Oom-
misies ingevolge de Beurswet, de groote banken ‘en
in de eerste plaats het bestuur der Nederlandsche
Bank zijn hiervoor aangewezen.
Een tweede vraag, die zich voordoet, is: hoe verhoud,t
dit wetsontwerp zich tot het
gelijktijdig
ingediend
ontwerp tot centraliseering van den’invoer? De’abso-
lute redactie van laatstgenoemd ontwerp met toelich-
ting stelt boven twijfel dat volstrekte centralisatie
bedoeld is, zoodat het, ook uit een oogpunt van eenheid
van beleid, nauwelijks denkbaar is, dat het de bedoe-
ling zou zijn gewebst den invoer van effecten buiten
de tusschenkomst en de beoordeeling der N.U.M.,
straks N.I.U.M., te laten. Bij het stellen dezer vraag
moge het intusschen ditmaal blijven. Een nadere
bespreking toch zou leiden tot een beoordeeling van
vragen van organisatie, die ons ver buiten het hier
besproken wetsontwerp zoude uitvoeren.
B.
UITBREIDING DER NEDERLANDSCHE
HANDELSBETREKKINGEN MET DE WEST EN
OMGEVING.
1)
II.
Curaçao ton opzichte van Venezuela
e n 0 o 1 u m i a:
In de eerste plaats komen in aanmerking als voor
Curaçao van belang de Venezuelaansche en. Oolum-
biaansche kustgebieden, welke geen havens voor de
transatlantisohe scheepvaart rijk zijn of althans voor
de Europeesche stoomvaartlijnen geen aantrekkelijk-
heid – hadden en waarvoor Curaçao de aangewezen stapelpiaats is. Bedoelde gebieden haddèn v66r den
oorlog nog eenige directe verbinding met Europa door
middel van zeilschepen, welke zich met het vervoer
van looistoffen en hout bezig hielden. Het wegvallen
van deze zeilvaartverbinding tengevolge van den oor-
log maakte eensklaps een uitgestrekte Venezue-
laansch/Columbiaansche kuststreek in meerdere mate
dan voorheen afhankelijk van Curaçao, als naastbij
gelegen zeehaven en de weg is bereid om het Nader-
landsche eiland van overscheephaven te maken tot
marktplaats, respectievelijk tot zetel van den Euro-
peeschen handel in de producten des lands.
Van het allermeeste be’ang is de olf’van Mara-
caiho, feitelijk het belangrijkste productiegebied van
Venezuela, maar ontoegankelijk voor de groote scheep-
vaart.. ‘Van dit gebied, dat ook een deel van Columhië
omvat (Oucuta), is Curaçao feitelijk de havenplaats,
ten minste voor zoover het Europeesche verkeer be-
treft (op Amerika wordt directe vaart onderhouden
met 1leinere stoomschepen). Gegeven de gemakke-
lijke verbinding tusschen de stad Maracaiho en
Curaçao kunnen inkoopen van producten op beschei-
den schaal van uit laatstgenoemde plaats gedaan
worden., Voor meer uitgebreide za’ken, welke verbin-
dingen met het binnenland noodig maken, is een
vestiging in Maracaibo vereischte. Hoofduitvoerpro duct is koffie, de handel waarin zich tot nu toe voor-
namelijk richtte op de Vereenigde Staten en Duitsch-
land; directe zaken met laatstgenoemd land werden
na het uitbreken van den oorlog natuurlijk al spoedig
onmogelijk. Behalve koffie levert het Maracaibo-
gebied voor de Europeesche markt nog divi-divi,
huiden en hout, met den handel waarin zich ook
l) voortzetting van pag. 394
420
ECNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
meerdere inlandsche firma’s bezighouden. Het zijn
vooral deze laatste, die voor een in de onmiddellijke
nabijheid gevestigde Europeesche handelsonderne-
ming gewensohte relaties opleveren.
Westelijk van het Meer van Maracaibo ligt een
vrij belangrijk Columbiaansch kustgebied (schier-
eiland Guajiro, stad Rio Hacha), dat niet in aanmer-
king komt voor directe stoomvaarterbinding met
Europa en waarvoor dus eveneens Curaçao de aange-
wezen stapelpiaats is; producten divi-divi, huiden en
koffie. Ook hier ken van Cur.çao uit met succes
worden gewerkt. Oostelijk van het Meer van Mara-
caibo vinden wij een V.enezuelaansch kustgchied, dat
vrijwel in dezelfde omstandigheden verkeert (schier-
eiland Paraguanâ, stad La Vela de Coro). Ook- de
uitvoerproducten zijn dezelfde. De divi-divi van
ParaguanA werd sedert het uitbreken van den oorlog
via Curaçao verscheept en zou ook aldaar kunnen
worden verhandeld.
Eindelijk moet nog de aandach.t worden gegeven
aan dat gedeelte van het Venezuelaansch kustgebied,
dat gewoonlijk wordt aangeduid als de Oriente (Caru-
pano, Cuman, Guanta/Barcelona en Maturin) en
het eiland Margarita. Hoewel betrekkelijk ver van
Curaçao verwijderd, heeft dit gebied toch voor ons
doel belang, aangezien het veel kans heeft na den
oorlog door de aanvankelijk natuurlijk nogal gekort-
wiekte.’Europeesche stoomvaartdiensten te worden ge-
abandonnecrd. Dat b.v. Carupano, Cumand en Guanta
wederom door transatlantische stoomschepen op den
weg naar Europa geregeld zouden worden aangeloo-pen, lijkt niet zeer waarschijnlijk. Onder die omstan-
digheden krijgt ook dit gebied belang bij een in de
nabijheid gelegen havenplaats, respectievelijk afzet-
•gebied, waarvoor behalve de grootere Venezuelaansche
zeehavens (La Guaira en Pto. Cabello) de eilanden
Trinidad en Curaçao en het laatste niet het minst, in aanm&king komen. De – uitvoerproducten zijn
cacao, koffie, tabak, huiden en divi-divi. Resumeerende bestaat er dus voor den Nederland-
schen J,andel een niet onbelangrijk arbeidsveld in
T
enezue
l
a
en
Q
olumbia., dat geheel van, uit Curaçao kan worden bewerkt, op basis van directen inkoop en verscheping van daar uit van verschillende producten
voor de Europeesche markt, met betaling door mid-
del van op Curaçao uitgegeven wissels.
Ten slotte mag niet uit het oog worden verloren
het groote arbeidsveld, dat nog te vinden is in de
met Europa in directe verbinding staande zeehavens
van Venezuela en Columbia, t.w. La Guaira en
Puerto Cabello, respectievelijk Barranquilla en Carta-
gena. Beide eerstgenoemde werden bij het uitbreken
van den oorlog reeds gedurende eenige tientallen van
jaren door de schepen eener Nederlandsche stoom-
vaartljn regelmatig bezôcht, voor de beide laatstge-
noemde ging de verbindiig met Ne4erland onder de
Nederlandsche vlag, welke pas was tot stand geko-
men, helaas in 1914 tijdelijk verloren.
Slechts in 64n’ der vier genoemde havens is een
Uollandsch handelshuis gevestigd en hoewel er met
de drie andere voor en tijdens dan oorlog zaken op
Nederland werden gedaan is het tot vestiging van
eigen kantoren nooit gekomen. Of het niet thans bij
uitstek de tijd zou zijn om te trachten ook aldaar
vasten voet te krijgen, lijkt een vraag, welke moeilijk
anders dan bevestigend kan worden beantwoord. De nadeelige invloed van den oorlog, welke zich ook in
Venezuela en Columhia geducht doet voelen, moet een
gunstige geleeuheid openen voor het Nederlandsche
kapitaal om zich bij haudelszaken aldaar te interes-
seereh.
Voor zoover de meergenoemde havens niet of niet
direct weder in de rechtstreeksche vaart op Neder-
land mochten worden opgenomen, treedt ook alweder
het belang van Curaçao als haven, welke natuurlijk
het allereerst weder in aanmerking komt voor een
geregelde verbinding met het Moederland, sterk op
den voorgrond. Behalve als overscheephaven evenwel
zou Curaçao nog uit een ander oogpunt van veel
beteekenis zijn, ook voor een in de groote havensteden
van Venezuela en Columbia werkende Nederlandsche
handelsonderneming, en wel als centraal punt en
hoofdfactory, van waaruit het zoo noodige toezicht
van dichtbij zou kunnen worden uitgeoefend en do
bijkantoren wellicht ook zouden kunnen worden
gefinancierd.
Curaçao ten opzichte van Raiti en
.S t o. D o m i n g o.
Eenigszins anders dan ten opzichte van Venezuela
en Columbia ligt Curaçao ten opzichte van Haiti en
Sto. l)omingo, alleen reeds omdat de afstand grooter
is. Toch zijn er tijdens den huidigen oorlog, voor en
na, belangrijke hoeveelheden producten uit het oude
Hispanola voor Nederlandsche rekening naar Neder-
land vervoerd, gedeeltelijk via Curaçao.
Koffie van Ilaiti en tabak van Sto. Domingo zijn
tijdens den oorlog voor Nederlandsehe rekening ter
plaatse aangekocht, of naar Nederland in consignatie
gezonden en zou lang er directe versciiepingsgelegen-
heid bestond is daarvan gebruik gemaakt. Voor beves-
tiging en uitbreiding van de bestaande relaties met
deze landen is thans de tijd gunstig, om dezelfde
redenen welke met betrekking tot Venezuela en
Columbia zijn aangevoerd. De groote steun voor
handelsoperaties in het algemeen, een stoomvaartver-
binding met het eigen land en onder de nationale
vlag, was met betrekking tot Haiti reeds vele jaren
aanwezig; op Sto. Domingo verschenen eerst tijdens
den oorlog Nederlandsche stoomschepen.
Beide landen geraakten in de laatste jaren hoe
langer hoe meer onder Amerikaanschen invloed, niet
alleen economisch, maar ook politiek. Toch is het
moeilijk denkbaar, dat
zij
vooral wat aangaat den
afzet der landsproducten het op den duur zonder
handelsbetrekkingen met Europa zouden kunnen
stellen. Voor koffie en tabak, twee zeer voorname
artikelen, was Europa steeds de grootste afnemer. Of
echter de scheepvaartverbinding met de oude wereld
weder zal worden wat zij vroeger was, is zeer de
vraag. Speciaal Haiti verkeerde vroeger in dit op-
zicht in zeer gunstige omstandigheden; een Duitsclre,
een Fransche en een Nederlandsche stoomvaartIijn
onderhielden geregelde diensten met het Europeesche
vasteland en zelfs minder belangrijke hatens weiden
om de veertien dagen bediend. Dat deze toestand
spoedig terug zal keeren, is moeilijk te verwachten;
scheepsruite zal nog hing na den oorlog wel zoo
schaarseh zijn, dat de geregelde lijnen zich tot de
hoofdhavens zullen moeten beperken. In dit laatste
schuilt ook al weder een gunstige factor voor het
eiland Curaçao, dat van de Zuidkust van Haiti/Sto.
Domin.go toch maar een 500 mijl verwijderd ligt.
Hierbij valt op te mérken, dat voor de Zuidkust van
Sto. Domingo toch reeds Curaçao een min of meer
gebruikelijke oversoheephaven was. Zooweï de hoofd-
stad Sto. Domingo, voor grootere schepen niet toe-
gankelijk, als de andere havens aan de Zuidkust,
werden door de Europeesche stoomvaartlijnen slechts
met overlading bediend (St. Thomas, Fort-de-Franco,
Curaçao). Behalve echter aan de mogelijkheid om
Curaçao meer dan voorheen te maken tot overscheep-
haven voor de Zuidkust van Haiti/Sto. Domingo,
dient ook te worden gedacht aan de kans om Curaçao
verder
to
ontwikkelen tot afzetgebied voor le pro-
ducten dier kust.
Geregelde stoomvaartverbindingen met frequente
afvaarten hebben er door geheel West-Indië sterk
toe medegewerkt, dat ook kleinere inlaudsche koop-
lieden eigen connecties met Europa konden ver-
krijgen en het ligt voor de hand, dat inkrimping
van de stooxnvaart, gevoegd hij de reeds gedurende ettelijke jaren verbroken relaties, voor velen aanlei-
ding zal
zijn
om gaarne met een in de onmiddellijke
nabijheid gevestigde kapitaalkrachtige onderneming
zaken te doen.
15 Mei 1918
1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4l
Ten opzichte van eigen Nederlandsche vestigingen
in de grootere ilaitiaansche en Dcmipieaansehe
a fscheephavens, welke eigen stoemvaartverbinding
met Europa behouden, zou Curaçao bovendien waarde
hebben als centrale vestigingsplaats der Moeder-landsehe onderneming, evenals bij Venezuela en
Columbia aangegeven.
Scheevaartverbindingen met Curaçao.
De stoomvaartverbinding van Curaçao net het
Moederland was steeds tamelijk gebekkig (reisduur
minstens een maand) en misschien is dit een der
redenen waarom de Nederlaudsohe handel zich zoo
weinig om Curaçao .belçommerde. Dat na den oorlog
een snellere en waarschiju4ijk ook een meer frequcnte
verbinding onder de Nederlandsche vlag tot stand zal
komen, mag zeker worden verwacht.
Wat aangaat de verbinding van Curaçao mt
andefe plinten in den omtrek, moet in de allereerste
plaats worden gedacht aan Maracaibo en aan het
meer van dien naam. De eenige geregelde stoomvaart-
dienst is dc wekelijksche onder ‘Amerikaansehe vlag,
lang niet voldoende evenwel voer het snel toegeno-
men vervoer, dat bovendien ook niet uitsluitend
gericht is op de stad Maracaibo zelf. Al hetgeen de wekelijksehe stoomvaartdienst niet vervoeren kan,
hetzij wegens geifrek aan ruimte, hetzij omdat de
goederen niet moeten worden geladen, respectievelijk
gelost, in Maacaibo, maar in andere plaatsen aan
het meer, gaat thans met schoeners, voor het meeren-deel op Curaçao thuisbehooreude, en de Curaçaosche
schoenervloot heeft cle laatste jaren wel eenige uit-
breiding ondergaan.
De scheepvaartbeweging van Curaçao in het alge-
meen, heeft gedurende den oorlog niet onbelangrijke wijzigingen ondergaan. Het overzicht in de ,,Amigoe di Curaçao” van 12 Januari d. j.,, lo.opende van 1910
tot en met 1917, toont een vermindering aan van
binnen geloopen stoemschepen, zoewel wat aantal als tonne.iiinhoud betreft, maar daartegenover een toene-ming van de zeilvaart, mede zoowel in aantal schepen
als inhoud. Uit een handelsoogpunt is de vermeerde-
ring der zeilvaart van meer belang dan de vermin-
deiing der stoomvaart. Deze laatste immers, gevolg
van de afgenomen yaart op het Moederland en het
niet toelaten van vreemde schepen voor zoover zij
bewapend waren, beide in verband met den ooriogs-toestand, levert heelemaal geen basis op met betrek-king tot het goederenvervoer, aangezien
bij
het ver-
keer der geregelde lijnen, noch het aantal schepen,
noch de tonnenmaat, in eenige verhouding staat tot
de hoeveelheid goederen, op Curaçao gelost en geladen.
Hee] anders is het evenwel met de zeilvaart. Ver-
scheping van goederen via Curaçao, welke v66r den
oorlog van het land van herkomst iegelrecht naar
het land van bestemming werden verscheept, heeft
druk werk gegeven aan op Curaçao thuisbohoorende
en andere kustsc]aoeners. Zoo kwamen in 1910 te
– Hamburg 15 zeilschepen aan direct van Maracaibo
en geladen met divi-divi, te zamen ongeveer 4000 ton
gewicht of minstens 10.000 ton maat. De oorlog
maakte aan deze vaart een einde en de Maracaibo-
divi-divi werd met kustvaarders naar Curaçao ge-
bracht, om van daar per stoomgelegeiiheiTff to worden
vrseheept. Ook hebben de belangrijke invoeren van
constructie materiaal van het Maracaibo-gebied en de
sedert kort aangevangen suikeuitvoer uit dat gebied
veel werk gegeven. Toeneming derhalve van de zeil vaart op Curaçao wijst op een regelrechte en belang-
iijke vermeerdering van liet goederenvervoer en op
de toenemende beteek.enis van Curaçao als stapel-
plaats en overscheephaven.
Wat in de toekomst allereerst zal noodig zijn, is een
snellere en meer betrouwbare verbinding met ‘de om-
liggende plaatsen, dan met de schoenervaart kan wor-
den verkregen.
De
belangrijkheid van het ‘Maracaibo-
gebied – waarvan Curaçao de natuurlijke haven is
en de mogelijkheid, dat na den oorlog versohillende
kleinere
havens
in de buurt hare vroegere directe
stoomvaartverbinding niet terug zullen krijgen, rnaken
het urgent, dat het Ouraçaosche scbeepvartvraagstuk
ernstig worde ter hand genomen:
Het feit, ‘dat Curaçao vestigingsplaats is van een
zeer be]angrijke olieraffinaderij, geef t van zelf aan in
welke richting moet worden gezocht naar een goede oplossing. Stoomscheepjes met voor ‘het stoken van
olie ingerichte ketels, of beter misschien nog scheepjes,
voortbewogen door Dieselmotoren, lijken voor de
Caraïbische kleine vaart ‘wel de aangewezen vaar-
tuigen. Van het denkbeeld om de hestaande schQeners
van motoren te voorzien voor hulpvoortbeweging is om technische redenen niet heel veel te verwachten.
Hierbij mag niet uit het oog worden verloren de
mogelijkheid om scheepjes van niet te groot charter
(zeg 400 tons dg.) ter plaatse te bouwen, van hout
en zoovool mogelijk met gebruikmaking van de prach-
tige houtsoorten, welke in Venezuela of desnoods in
Suriname, te krijgen zijn. Het soheepsbouwprobleem
zal natuurlijk ook na dén vrede niet onmiddellijk
opgelost zijn
in
Europa en Amerika en hooge prijzen
en langame aflevering zuUen zeker nog lang blijven..
De mogelijkheid om
op
Curaçao grootere vaartuigen
te bouwen dan de schoenertjes van 100 tot 200 ton
draagvermogen, is den laatsten tijd bij herhaling
practisch aangetoond. Als bouwplaats behoeft niet
uitsluitend gedacht te worden aan het eiland Curaçao
zelf; ook Bonaire zou waarschijnlijk goede gelegenheid
blijken te bieden en de Bonairianen staan in ieder
geval bekend als goede scheepsbouwers.
Het spreekt van ‘zelf, dat versterking der Curaqao-
scho vloot met mechanisch voortbewogen kleine vaar-
tuigen, niet alleen van belang zou zijn voor den aan-
voer van producten uit de omliggende landen, maar
ook voor het vervoer van Curaçao naar die landen en
hierbij moet ook gedacht worden aan de petroleum-
producten der
Curaçaosche
raffinaderij.
Curaçao als stapelplaats van Euro-
peesche Goederen.
Of Curaçao in de toekomst stapelplaats zou kunnen
worden van Europeesche goederen
ift
plaats van, zoo-
als tot nu toe, alleen overscheephavert en dan nog in
hoofdzaak voor plaatsen in de buurt, welke geen eigen.
stoomvaartirerbinding hebben, is een thans niet te beantwoorden vraag. Bekend is natuurlijk, dat tea
opzichte van Venezuela de fiscale politiek zich
alreeds tegen invoer van Curaçao verzet (differen-
tieele rechten). In liet algemeen is het nut van
stapelplaatsen in de Caraïbische Zee verdwenen met
de opkomst der stoomvaart; plaatsen, welke door de
schepen der gerge1de
lijnen
worden aangeloopen,
importeeren natuurlijk zelfstandig en de andere’
kunnen bijna steeds op doorconnossement ontvingen
i’ia ecu aanloopliaven. Niemand evenwel vermag te
voorspellen hoe eventueel na den vrede een tekort
‘aan scheepsruimte misschien nog jaren lang zal
dwingen tot het zich opnieuw aanpassen’ aan toe-
standen, welke men reeds lang had loeren beschouwen
als tot het verleden behoorend.
S
T00r enkele speciaal Nederlandsche artikelen even-
wel had het ook nu al reeds kunnen zijn ondernomen op Curaçao een voorraad te houden, om daarmede in
den omtrek zaken te doen (b.v. rijst en jutezakken).
T-Jet is een zeei belcerid feit, dat steeds vele Neder-
landsche producten voor rekening van buitenlandsohe
(Dujtsohe) exporteurs naar West-Indië en Zuid-
Amerika werden uitgevoerd. Dat de Nederlandsche
industrieel liever verkocht aan den Hamburschen
exporteur dan zelf relaties te zoeken in den vreemde
en aldaar credieten te verleenen, lag voor de hatici,
maar na afloop van den oorlog zal het de groote vraag
worden of de Duitsche exporthanidel direct in staat
zal zijn om de zaken in de West op denzelfden voet
voort te zetten of liever weder op te vatten.
en punt van belang, wat aangaat de wijee van
credietverleenen, is dat in Zuid-Amorikaansche
422
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
Republieken meestal de douane op zoodanige wijze
werkt, dat. orderzendingen niet mogelijk zijn en dat
de plaatselijke bankinstelling dus niet kan worden
belast met de behandeling van documentwissels. De
eenige iitweg is dan deze, dat men de connossementert
stelt op naam van ?le bankinstelling en zoo kan het
voorkomen, dat men als importeurs op de invoer-
staten firma’s of instellingen vindt, welke bij den
import geen ander belang hebben dan dat zij voor
hunne Europeesche lastgevers de incasso’s bezorgen.
(Wordt vervolgd).
W.
R. MENKMAN.
RUSSISCHE EFFECTEN EN DE FISCUS.
Een medewerker schrijft:
Na de mededeeling in de dagbladen, dat de Minister
van Financiën aan de ambtenaren der Directe Belas-tingen heeft bericht, dat zij met de in 1917 uit Russi-
sche effecten genoten inkomsten geen rekening hebben
te houden bij de regeling der aanslagen voor de Rijks-inkomstenbelasting, is van verschillende zijden geble-
ken, dat er geen goed begrip bestaat omtrent de gron-
den, waarop dezebeschikking berust. Men ziet daarin
veelal een erkenning der annuleering en begrijpt niet,
waarom wèl de revenuen voor de Rijksinkomstenbelas-
ting worden vrijgesteld, maar niet het kapitaal zelvQ
voor de Vermogensblasting.
Men heeft hier inderdaad te doen met een conces-
sie van den fiscus aan de reeds zoozeer gedupeerde
houders van Russische fondsen, een concessie, welker
biflujkheid iedereen voelt, malar velker constructie
men alleen kan vatten, indien men de technische be-
palihgen onzer belastiugwetten kent. Deze bepalingen maken de concessie bij de Rujksinkomstenbelasting —
zij het, ook niet dan met een potsierlijken zwaai –
mogelijk, maar, verhinderen ze bij de ‘Vermogensbe-
lasting, en dientengevolge zien wij het eigenaardige
feit, dat bij de hoofdbelasting wèl, bij de aanvullings-
belasting geen vrijstelling plaats vindt.
Theoretisch is de Vermogensbelasting bedoeld als
een suppletoire last (boven de Rijksinkomstenbelas-
ting) op de
inkomsten uit
vermogen, zoodat het ver-
bazing moet wekken, dat die inkomsten eenerzijds wel,
anderzijds niet belast worden. Dit komt, doordat men
die belasting op de inkomsten uit vér mogen om prac-
tische redeneh
1)
bepaalt niet naar die inkomsten,
maar naar de
waarde
der vermogensbestanddeelen,
zoodat een actief, dat geen inkomen afwerpt, maar
waaraan toch wegens mogelijke toekomstige revenuen
waarde wordt toegekend, wel voor de Vermogensbe
lasting, niet voor de Rijksinkomstenbelasting een
object uitmaakt.
Deze tegenspraak tusschen techniek en theorie is
echter niet iets speciaals van de Russische fondsen;
het geval doet zich voor bij ieder niet-rendeerend ver-
mogensbestanddeel. Waarom dan die speciale beschik-
king betreffende de inkomsten uit Russen in 1917, en
waarom zooveel aarzeling alvorens die beschikking
was genomen?
Ook hier weer de techniek onzer belastingwetge-
ving. Over het algemeen denkt men, dat de belasting
wordt geheven naar het in het afgeloopen jaar genoten
inkomen. In de meeste gevallen is dit ook inderdaad
het geval, maar dit is dan toch krachtens een door
haar frequentie regel geworden uitzondering op den
regel, waarvan de belastingwetgever is uitgegaan.
De wet op de Rijksinkomstenbelasting toch is geba-
seerd op het denkbeeld, dat belast wordt het inkomen, hetwelk men gedurende het helastingjaar zal genieten
uit de bronnen, de aan het begin daarvan bestaan. Vandaar, dat men over hetgeen men in het vorige
jaar genoot uit een niet meer bestaande bron (b.v. bij
uittreding uit een zaak) geen belasting’ behoeft te betalen, en dat men de opbrengst van een nieuwe
bron van inkomsten moet begrooten.
1)
Hoe b.v. uit te maken, welk deel der winsten van een
koopman uit zijn arbeid, welk deel uit zijn bedrijfskapitaal
voortkwam?
Bestond er geen uitzondering op dezen regel, dan
zou men steeds zijn inkomsten gedurende het komende
belastingjaar moeten begrooten. Dat daaraan prac-
tische bezwaren zijn verbonden7
, behoeft gd’en betoog.
En daarom heeft de wetgever de uitzondering ge-
maakt, dat indien een bron van inkomen reed’s een
jaar of langer heeft gevloeid, de opbrengst van die
bron gedurende het belastingjaar wordt geacht gelijk
te zijn aan de bekende opbrengst over het vorig jaar
1)
Het spreekt vanzelf, dat die uitzondering vaker toe-
passin.g vindt dn de regel.
Wat nu de Russische effecten betreft ging de
kwestie aanvankelijk er over, of die nog als bron van
inkomsten zijn te beschouwen. Werd de annuleering
niet erkend, dan golden zij inderdaad nog als bron;
die weliswaar in het belastingjaar 1918/19 niets zou
opleveren, maar waaruif toch in 1917 inkomsten wa-
rên geput, welke volgens den bovenvermelden ,,uitzon-
deringsregel” over 1918119 zouden moeten worden
belast. Bij erknning der annuleering echter zou de
bron hebbèn opgehouden te bestaan.
In de Eerste Kamer is de kwestie ampel besproken
en de Minister gaf daar te verstaan, dat hij onder geen
omstandigheden officieel de annuleering zou erken-
nen, aangezien de regeering daardoor zwak zou staan
in haar bescherming van de houders der fondsen bij eventueele toekomstige schuldregeling. De bron be-
stond dus en de opbrengst over het vorig jaar zou be-
lastbaar zijn. Maar het Eeiste-Kamerlid Van der Feltz
vond een uitweg om tot de algemeen gewenschte vrij-
stelling van die opbrengst te geraken. Art. 14 zegt
n.l. in het tweede (thans derde) lid, dat bij verande-
ring. eener gemeenschap – b.v. uit- of toetreding
van een vennoot of wijziging van de winstverdeeling
eener firma – wordt aangenomen, dat de oude bron
door een nieuwe is vervangen, zoodat de opbrengst
dier bron over het ingegane belastingjaar moet wor-
den begroot. En dit artikel, hoewel geenszins voor
een geval als dit bedoeld, heeft men hier te baat ge-nomen: de Russische gemeenschap is veranderd, de
Russische fondsen vormen thans een nieuwe bron
vah in,komen(?), voor het belastingjaar 1918/19 moet
dus niet worden in aanmerking genomen de opbrengst
van de ,,oude bron” in 1917, maar er moet worden
begroot walt de ,,nieuwe bron” in 1918 zal opleveren
en dat zal wel nihil zijn. Heeft er geen verandering
in de Russische toestanden plaats gevonden, dan zal
voor 1919/20 de bron weer als reeds langer bestaand
worden aangemerkt en zal dus worden gevraagd naar’ de opbrengst in 1918, zijnde wederom nihil. Langs dezen omweg is het dus gelukt, de ongeluk-
kige bezitters van Russen vrij te stellen van Rijksin-
komstenbelasting.
REQUISITIE VAN FRANSCHE SCHEPEN.
In het ,,J’ournal Officiel” van 15 Februari 1918
vindt men de Charterparty, waarop het Fransche
Gouvernement de schepen van zijn land in dienst
neemt; tot enkele opmerkingen geeft zij ons aaniei-.
ding:
In hoofdzaak is deze charter eene copie van de
algemeen bekende en gebruikelijke timecharter, met
door den oorlogstoestand noodzakelijke wijzigingen.
Zoo vinden wij in clausule 1 omtrent den duur der
overeenkomst bepaald, dat deze zal zijn zoolang het
gouvernement wil, dat zij dus – met inachtneming
van een opzeggingstermijn van 1 maand – ieder
oogenblik kan ophouden, maar dat zij niet langer zal
duien dan 6 maanden na het staken der vijandelijk-
heden.
Clausule 2 en 3 bepalen, dat deskundigen v66r het
begin der requisitie een onderzoek aan boord zullen
houden en een inventaris zullen opmaken en bepalen,
welk gebruik het Gouvernement van het schip zal
0 Art.
13
luidt: ,,De opbrengst van iedere bron van in-
komen wordt gesteld op het bedrag, dat zij voor den belas-
tingplichtige zuiver heeft opgeleverd over het laatstverloopen
kalenderjaar, et.”
15 Mej 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
423
mogen maken, waarbij speciaal is vastgesteld, dat het:
steeds veilig en vlot zal moeten kunnen liggen. Clausule 4 regelt de verplichtingen van den reeder,
die eene equipage moet aanstellen en bezoldigen, alle
scheeps- en machinebehoeften moet leveren en er voor
moet zorgen, dat schip en machine in goeden staat
van onderhoud blijven. Het Gouvernement moet, waar
mogelijk, alle faciliteiten verleenen, om reparaties
vlug te doen uitvoeren.
Clausule 5 legt het Gouvernement de’-verplichting
op, de kolen of andere brandstof te verschaffen en
deze te betalen, evenals alle haven- en loodsgelden,
kosten van laden en lossen, kraan- en kadehuur.
Ook zal het Gouvernement de molest-isico voor
zijne rekening nemen en in geval van het verdwijnen
van een schip, zonder tij ding, gedurende de vii ande-lijkheden en in gevallen, waar niet bewezen kan wor-
den, dat het ongeluk aan zeegevaar te wijten is, zal
zulk een geval geacht worden het gevolg van ‘molest
te zijn geweest. Het zeegevaar wordt ook door het
Gouvernement geassureerd, hetwelk treedt in de rech-
ten en verplichtingen der reeders tegenover hunne
assurantie-maatschappijen.
De contracten tusschen. reederijen en de leveran-
ciers der draadlooze telegrafie-installaties worden
door het Gouvernement overgenomen, hetwelk ook de
telegraphisten betaalt. Ten slotte komen voor zijne rekening de ‘extra-uitkeeringen, aan de bemanning
verschuldigd, voor het varen met ladingen ammunitie
of andere gevaarlijke ontplofbare artikelen
Clausule
6
geeft het Gouvernement het recht de
vetplichtingen van clausule 4, aan de reederjen opge-
legd, over te nemen, desgewenscht slechts tijdelijk.
In clausule
8
vinden we bepaald, welke vergoeding
verschuldigd is,, doch helaas aan onze gegevens ont-
breekt, een gewichtig stuk. De vergoeding dan is ge-
baseerd op het volgende:
1°. Interest ad
6
pOt. ‘per jaar op de aanschaffings-
waarde van het schip.
2
0
. Amortisatie van de aanschaffingswaarde, indien nog niet geheel afgeschreven, tot geheele amortisatie.
30
Eene vergoeding voor algemeene onkosten van
frs. 10 (voor kustvaarders frs. 15) per ton gross-
register per jaar en frs. 12 per paardekracht per jaar.
4°. Eene vergoeding voor bedrijfskapitaal van 4 pCt. van den aanschaffingsprijs. Deze vergoeding
wordt niet als kapitaal, doch als rente, ad
6
pCt. per
jaar, daarvan betaald, en wel gedurende den duur van het contract.
50
Eene vaste som, betaalbaar geheel of gedeelte-
lijk – in verband met de toepassing van clausule
6
– te berekenen op basis’ van een schema, dat helaas,
zooals boven reeds gezegd, ontbreekt.
Voorts geeft dit artikel bepalingen omtrent wat
verstaan moet worden onder den aanschaffingsprjs
en omtrent de amortisatie van de gerequireerde sche-
pen. Het voornaamste daarvan is wel dit, dat als
zoodanig wordt aangenomen de prijs, waartoe het ge-
kocht is door den tegenwoordigen eigenaar, behalve
in het geval van een schip, gedurende den oorlog van
een Franschen eigenaar gekocht. In dat geval wordt
aangenomen de prijs, waartoe het v66r den oorlog
verhandeld werd.
Clausule
9
behandelt de herziening van de vergoe-
dingen, welke iedere
6
maanden zal plaats hebben in
verband met wijzigingen in kostprijs van allerhande
artikelen, bonen’ etc.
Clausule 10 bepaalt, dat in geval van schade, waar-
door het schip langer dan 24 uur buiten dienst is,
geen huur verschuldigd is, behalve in het geval, waar-
in het Gouvernement, volgens Clausule
6,
alle onder-
houd voor zijn rekening heeft genomen.
Wel het belangrijkste artikel uit de overeenkomst
in clausule 12, handelende over de afrekening in ge-
val van verlies van het schip als gevolg van zee- of
oorlogsrisico. In zulk een geval zal het Fransche
‘Gouvernement het verloren schip remplaceeren door
een nieuw van gelijke waarde, d.w.z. van dezelfde
soort, en wel zoo spoedig mogelijk en niet later dan
3
jaar, nadat de vijandelijkheden officieel zullen heb-
ben opgehouden. Indien de onmogelijkheid dit te doen
erkend is, zal het Gouvernement na het verloopen van
dezen termijn den prijs betalen welke, volgens experts,
voor zulk een schip betaald zou moeten worden. De
reeder zal van zijn kant aan het Gouvernement resti-
tueeren het totaal der afschrijvingen tot op den dag
van de remplaceering, volgens de daarvoor vastgestelde
berekening.
Indien het nieuwe schip niet gelijkwaardig is in
zijn hoedanigheden aan het oude, zal een verschil in
waarde, door deskundigen vast te stellen, door de be-
voorrechte partij aan de andere moeten worden be-
taald. Zoolang de remplaceering of de afrekening in
geval geene vervanging plaats kan hebben, niet zal
zijn geschied, zullen de reeders blijven ontvangen de
vergoeding voor interest, afschrjving en algemeene
kosten, bedoeld in de eerste
3
paragraphen van
clausule
8.
Verder bepaalt het contract, dat de betalingen
maandelijks moeten plaats hebben en bevat het bepa-
lingen over het weder aan den reeder terugleveren
van het schip in goede conditie, over laden en lossen,
over den kapitein, omtrent orders en instructies,_
averij etc., welke niet afwijken van het gewone time-
charter.
Nog zij hier vermeld, dat de Fransche Regeering
het beheer over de door haar gerequireerde schepen
weder opdraagt aan deskundigen, die in overleg met
de Oommission pour les Transports Maritimes, voor
eene behoorlijke exploitatie hebben te zorgen. Zij
krijgen eene belooning van 1 frs. per gross registerton
per maand en verder 5 centimes per ton ver’voerde
lading en per dag, gedurende welken het schip vaart
van de eene haven naar de andere. De tijd, in de
havens doorgebracht, wordt dus niet medegerekend,
waardoor de directie er dus belang
bij
krijgt, het ver-
blijf in de laad- en losplaatsen zoo kort mogelijk te
doen zijn.
V.
BELASTINGJAAR 1918-’19.
Ieder nieuw belastiogjaar sedert den oorlog brngt
ons nieuwe verrassingen. Jammer, dat deze vërrassin
gen nieuwe wetten of wetswijzigingen zijn, die den belastingschuldige dieper in zijn zak moeten doeiX
tasten. Hoe staat het nu met het belastingjaar
19181
1919?
Voor wat betreft de
Grond bela.stin.g
zitten we voor-
loopig, d.i. tot
1933,
aan de 20 opcenten vast.
De
Person,eele Belasting
regelt de opcenten-materie
niet zoo eenvoudig. Voor
1918
tot
1933 is
bepaald, dat:
10
opcenten worden geheven voor de gebruikers
van perceelen, waarvan de belastbare huurwaarde
meer dan het tweevoud, doch niet meer dan het vier-
voud van het bedrag, vermeld in art. 12 der Wet op de
Persoxieele Belasting (Wet van 15 April’
1896,
Stbl.
72) bedraagt. Art. 12 der wet bepaalt, dat geen belas-
ting naar den grondslag huurwaarde geheven wdrdt,
•
indien de belastbare huurwaarde van het perceel in
gemeenten of gedeelten van gemeenten, behoorende
tot de:
le klasse, niet meer bedraagt dan
f
125,-
2e
‘
112,50
3e
100,-
4e
87,50
5e
75,-
6e
62,50
7e
50,-
8e
‘
37,50
Ge
,,
.
‘
25,-
20 opcenten worden geheven, indien de belast-
bare huurwaarde meer bedraagt dan het viervoud van
Part. 12, dus b.v. in een gemeente der le klasse meer
dan
f
500, en indien men volgens de wet niet als een
gebruiker van een perceel is aangeslagen, m.a.w.
iemand, die op gemeubileerde kamers woont en een
‘fiets op den openbaren weg berjdt, betaalt 20 opcen-
ten op zijn aanslag voor het rijwiel;
424
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
c.
behalve de onder
a.
en
b.
bedoelde opcenten wor-
den nog
80
opcenten op de aanslagen naar den grond-
slag paarden en motorrijtuigen geheven.
Bij de wet op de Dividend- en Tantième-belasting
1917
zijn de bepalinge4 betreffende de belasting van
de vennootschappen, vereenigingen en maatschappij en
afzonderlijk geregeld en uit de Wet op de Inkomsten-
belasting gelicht.
Bij de wijzigingwet
1917
der Wet
01)
de
Inkomsten.-
belast’n.g. 1914
zijn o:a. de volgende wijzigingen inge-
voerd:
1
0
. Kostelooze uitreiking van aandeelen en obliga-
tiëi:i aan aandeelhouders wordt als dividend be-
schon wd, behoudens tegenbewijs.
2
1
. Periodieke uitkeeringen, genoten ingevolge een
verbintenis, waarvan de nalevering in rechte niet ge-
vorderd kan worden, worden niet als verschuldigd
aangemerkt en
blijven
onbelast. Voor den ve’rstrekker
is daarentegen het reçht op aftrek voor deze uitkee
,
ring vervallen. Wanneer dus een vader een uitkeering
doet aan zijn meerderjarigen zoon, zonder daartoe con-
tractueel gehouden te zijn, dan wordt de zoon daar-
voor niet aangeslagen, maar de vader mag dit bedrag
niet meer, zooals vroeger, aftrekken.
3.
0
Aandeelen in de opbrengst van een bedrijf of
beroep, dat niet dooi den belastingplichtige zelven
wordt uitgeoefend, worden beschouwd als baten van
het kalenderjaar, waarin hun bedrag wordt vastge-steld. Men heeft dus het verband met het boekjaar
der onderneming, die de baten afwerpt, gebroken ook
voor tantièmes. Deze wijziging heeft tot gevolg, dat
velen tweemaal belasting betalen -over de resultaten
van het in 11et algemeen zoo gunstige jaar
1916,
omdat
voorheen een andere toepassing gold. Dit kan, vooral
wanneer het volgende boekjaar minder gunstig is,
een groote onbillijkheid zijn.
40
de kinderaftrek is bij art.
38
verruimd tot alle in-
komens en de aftrek is degressief. Dit artikel is zoo-
danig gewijzigd, dat er verschillende onbillijkheden in
voorkomen, nl. er doen zich verscheidene gevallen
voor, dat iemand met hooger inkomen en evenveel
kinderen, die in aanmerking komen voor aftrek, vol-
gens de wet lager wordt aangeslagen, dan iemand met
minder inkomen.
Enkele voorbeelden ter illustratie:
Iemand met een inkomen van
f
.
1200
en 5 kincie-
ren is vrij, terwijl iemand met
f 1190
inkomen en 5
kinderen aangeslagen moet worden, naar
f 650.
Iemand met
f 1899
inkomen en
2
kinderen wordt
aangeslagen naar
f 1500
en
iemand met
f 1900
inko-
men en
2
kinderen naar
f 1450!
.Iemand met
f 2490
inkomen en
4
kinderen wordt
aangeslagen naar
f 1800
en met
f 2500
inkomen en
4 kinderen naar
f 1700
en zoo zijn er meer voor-
beelden.
50 In geval van navordering is overeenkomstig de
wet op de Oorlogswinstbelasting publicatie in de
Staatscourant geboden.
6
0
. De straf op onjuiste of onvolledige aangifte is
in art.
117
verzwaard van geldboete tot een gevange-
nisstraf van ten hoogste
6
maanden.
Het tarief yan de inkomstenbelasting voor hen, die
binnen het rijk wonen, klimt van
f 650
tot
f 1500,
van ongeveer
2
‘
/
bo
tot 1 pOt. Voor het meerdere is
verschuldigd: van
f 1500—! 2000 2
pOt., van
f 2000-
f 10.000 3
pOt., van
f 10.000—f 20.000
4 pOt., boven
f 20.000 5
pOt.
Onderdeelen van
f 100
zijn naar beneden afgerond,
behalve voor de inkomens van minder dan
f 1500,
waar het tarief met
f 50
opklimt.
Rekenkundig kan het tarief van inkomens boven
f
1500 na toepassing van den kinderaftrek, als volgt
worden samengesteld.
f
1.500—f 2.000 2
0/
van het inkomen
f
750,-
2.000—,, 10.000 3
0/0
,;
,,
,,
11
1.162
2
/3
10.000—,, 20.000 4
0/
,,
,,
,,
,, 3.375,-
boven
20.000
5
0
10 ,,
,,
,,
,, 6.700,
Bovendien worden over het belastiugjaar
1918-1919
tot
1933134
nog
40
opcenten geheven.
De Wet op de
Dividend- en Tan.tièm.e.belastin.g 1917
regelt, behalve de aanslagen der vennootschappen,
zooals deze in de Inkomsten-belasting
1914
geregeld
was, ook nog de belasting, verschuldigd door de ven-nootschap, vereeniging of maatschappij, voor salaris-
sen van commissarissen of gecommitteerden, de be-
stuurders of beheerende vennooten en het verder per-
soneel der vennootschappen, vereenigingen en maat-
schappijen, behoudens een bepaald bedrag.-
De belastingvrije som bedraagt voor s a 1 a r i s-s e n
van commissarissen en gecommitteerden bij een maat-
schappelijk kapitaal van:
f
200.000..
f
200,—
f
750.000 ….
f
625,-
250.000….
250,—
800.000 ……650,-
300.000..
,, 300,—
,,
900.000 ……700,-
350.000..
,, 350,—
1.000.000 …..,
750,-
400.000……400,—
,, 1.500.000
,,
850,–
450.000….
450,—
,, 2.000.000 …..,
950,-
500.000 ……
500,—
,, 2.500.000 ……1.050,–
600.000….
550,—
,, 3.000.000 ……1.150,-
700.000……600,—
,, 3.500.000
of
meer,, 1.250,-
De t a n t i è m e s voor commissarissen en gecommit-
teerden zijn ten volle belast, die van directeuren en
ander personeel zijn vrij, voor zooveel het salaris en
tantièmes sameii de som van
f 10.000
niet overtreffen.
De Dividend- en Tantième-belasting bedraagt
f
5 voor elke geheele som van
f 100.
De wet is niet van toepassing op de uitdeelingen en
salarissen over een boekjaar, dat v66r 1 Mei
1918
ein-
digt. Voor die uitdeelingen blijft de wet op de Inkom-
stenbelasting van kracht. Op de aanslagen, vallende
onder de Dividend- en Tantième-belasting of
01)
die,
vallende onder art.
20
der Wet op de Inkomstenbe-
lasting (uitdeelingen Vennootschappen enz.), worden
33 opcenten geheven.
Naar den grondslag van de Inkomstenbelasting
wordt de Verdedigin.gsbelastin.g II.
geheven.
Minister Treub heeft in zijn
gewijzigd
ontwerp
50 pOt. op deze Verdedigingsbelasting willen heffen.
Door het
gewijzigd
amendement Mr. P. J. Oud is
eigenljkeen geheel nieuw tarief ontstaan, welk tarief
voor inkomens beneden
fi
2200
lager ‘is dan het oude
en daarboven aanmerkelijk hooger.
Ik meen te kunnen volstaan met overname van
onderstaand staatje, iii guldens, van den aanslag vol-
gens het geamendeerde ontwerp. –
bij een
inkomen
van:
aanslag met
50 ope.
totaal
bedrag
opeenten
percent.
van het
inkomen:
2.000
13,50 8,40
(;I!
s
r
0,4
5.000
72,—
65,40
36 r 1′!
10.000
184,50
203,40 r
65
r
2
20.000
484,50
–
608,40
r
88
r
3
60.000
3.102,—
4.448,40e
115 b
7’/2
100.000
7.609,50
10.448.40 b
106 b
10
1
/
200.000
19.609,50 25.448,40
r
94 b
12/
400.000
43.609,50
55.448,40
r
90 h
14
800.000
91.609,50 115.448,40 b
90 b
14
1
1
1.000.000
115.609,50 145.448,40 b
901
14
1
/
r = ruim, e = even
b = bijna.
Het wetsontwerp is in de Tweede Kamer aange-
nomen en treedt’ na aanneming in de Eerste Kamer
met
1918/19
in werking.
Iemand met een inkomen van
f 20.000
betaalt
alléén aan Inkomstenbelasting en Verdedigingsbelas-
ting II meer dan
7,7
pOt. van zijn inkomen. Is zijn
inkomen
f 60.000,
dan betaalt hij alleen aan die be-
lastingen meer dan
13
pOt.
Over de
Oorlogswinstbelasting
meen ik kort te kun-
nen zijn. Er zijn in
1918/19
geen wijzigingen in aan-gebracht, alleen behoeft men geen profeet te zijn, om
te voorspellen, dt de opbrengst verre bij het vooraf-
gaande jaar zal achterstaan.
De onlangs in de Tweede Kamer aangenomen wijzi-
ging. in de
Vei-mogensbela.sting
zal, indien deze wijzi-
ging wordt aangenomen door de Eerste Kamer, voor
1918/19
–
de volgende voornaamste wijzigingen brengen:
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
425
1
0
. De waarde van onroerende goederen wordt be-
rekend naar de verkôopwaarde en dus niet meer
naar 15 of 20 maal de belastbare opbrengst. 2°. Lijfrenten zijn belast, behalve voor zoover deze
niet meer dan
f
1200 bedragen en indien dat recht
verkregen is door betaling van een gelijkblijvende
premie gedurende”ten minste 10 jaar, mits de genie-
tnde der lijfrente niet bovendien een belastbaar ver-
mogen van
f
16.000 of meer bezit.
3°. Recht op lijfrente wordt berekend op de wijze,
bepaald bij de wet op de successie.
4
1
. Verplichte boekinzage.
5°. Verschillende veranderingen van ondergeschikt belang, die in het algemeen hierop neerkomen, dat de
techniek der Vermogensbelasting in overeenstemming
is gebracht met de meer moderne van de Inkomsten-
belasting.
Op de Vermogensbelasting worden vanaf. 1918/19
tot 1933/34 40 opcenten geheven (het yorige jaar 50!)
Op de Verdedigingsbelasting la, zijnde gelijk aan
de Vermogensbelasting, en op de Verdedigingsbelas-
ting Ib zullen volgens het ontwerp in het vervolg tot
1934 50 opcenten geheven worden. Door de voorgestelde wijziging in de Vermogensbe-
lasting ten opzichte van de schatting der onroerende goederen naar de verkoopwaarde zijn de bepalingen
overeenkomstig die van de Verdedigingsbelasting Ib.
De aanslag in de Vermogensbelasting en in de Ver-
dedigingsbelastijag la zal voor de grondbezitters in de
meeste gevallen veel hooger worden.
Wanneer we een vergelijking maken met het buiten-
land, dan bemerken we, dat onze directe belastingen
weliswaar nog niet zoo hoog zijn als in Duitschiand of Engeland, want in het laatste land hebben we bv.
een eenvoudige inkomstenbelasting van 30 pOt. en
voor de hoogere inkomens van 50 pOt., maar dat onze
techniek zeer ingewikkeld is, doordat we hier gebukt
gaan onder den last van diverse aaiislagbiljetten en
andere papieren.
Een eenvoudiger regeling, waaronder het vervallen,
v.,an den afzonderlijken dienst en heffing der plaatse-
lijke belastingen, is urgent. A. B. J.
PRAKKE.
Rotterdam, 11 Mei 1918.
• SPITS BERGEN ALS MIJNBOUWLAND.
Het wantrouwen aangaande de plannen van het
Duitsche imperialisme richt zich in Engeland niet
alleen op Midden-Afrika of Mesopotamië, ook in het
hooge Noorden gelooft men telkens den mededinger
te zien opduiken. Enkele weken geleden bespraken wij in verband hiermede den Moermauspoorweg,
1)
thans willen wij een oogenblik stilstaan bij een eilan-
dengroep, die ons interesseert dooi haar Hollandschen
naam, haar otdekkingsgeschiedenis en de econo-
mische beteekenis, die zij in de 17e eeuw voor ons
volk bezat – en die, naar onlangs is gebleken, zich
mede in de belangstelling van Berlijn verheugen mag.
Spitsbergen is terloops aangeroerd in het vredes-
vérdrag tuaschen Duitschlan.d en de Russische repu-
bliek. Beide partijen verbonden zich om bij Noorwegen.
aan te dringen op hervatting van de onderhandelingen
over de internationalisatie van de groep. De confe-
rentie, welke in 1914 hierovet te Ohristiania werd
gehouden, is door den oorlog onderbroken. Evenmin
als de kleine eilanden Jan Mayen en Bereneiland ten
Zuideh, of de archipel Frans. Jozefsland ten Noord-
oosten er van is namelijk Spitsbergen tot nog toe als
het gebied van eenige Europeesche mogendheid
crkend; een toestand, die inde laatste jaren tot ver-
schillende moeilijkheden aanleiding heeft gegeven.
Bereneiland en Spitsbergen werden in 1596 door
Willem Barentsz ontdekt op den derden tocht ter op-
sporing van een noordeljken zeeweg, naar Ohïna en
Tndië. Het doel was, zooals wij nu weten, onibereik-
• baar en de tocht eindigde met de bekende overwinte-
t)
Zie numinel’ 121.
ring op Nova Zembia. Enkele jaren later stichtten de
Engelechen op Spitsbergen een zomernederzeting voor
de waivischvaart en annexeerden het land. Die
annexatie werd echter van 1ederlandsche zijde niet erkend en is op den duur niet gehandhaafd. Weldra
hadden ook de Nederlanders hier hun zomerstation,
dat naar de traankokerij dengoed-Hollandschen naam
,.Smeerenburg” droeg, en toen in 1631 een achttal
Engelschen, door een toeval op Spitsbergen achterge-
laten, ten spijt van groote ontberingen er in slaagden
den winter door te komen, besloot de Noordsche
Compagnie te trachten haar steunpunten in de IJ’szee
tot permanente vestigingen te maken. In den winter
van 1633 op ’34verbleven zoowel op Spitsbergen als
Jan Mayen zeven Hoflandsche vrijwilligers. 0p Spits-
bergen gelukte de overwintering, de zeven op Jan
Mayen daarentegen kwamen alle om. Hetzelfde treu-‘
rige resultaat had een herhaling van de proef op
Spitsbergen in het volgende jaar; de pogingen werden (laarinee opgegeven. Eene herinnering aan deze kolo-
nisatie bracht het bezoek in het begin deer eeuw
van een Nedei’la]ldsche oorlogsbodem aan het eiland,
voor het in erdo brangen van de graven dezer land-
genooten; bij een eerdere gelegenheid hadden wij
aldaar reeds een gednksteen geplaatst.
Dat cle wrjving tusscheiEngelsche en Hollandsche
belangen, vaarbij nog moeilijkheden met Denen en
Franschen kwamen, ten slotte, om tot de jaren terug
te keeren waarvan wij spraken, niet, tot een of
andere definitieve regeling heeft gedwongen, was -het
gevolg van dcci achteruitgang der walvischvaai’t.
Spitsbergen raakte in vergetelheid; slechts Russische
en Scandinavisehe pelsjagers bezochten de eilanden
van tijd tot tijd.
/
..
JAN MAYE,
TROmS
OERMAN
7-uidgrer)5
van het
d jfjs in den Zomer.
Zuidgrenn van het drUf’js
in
den Winter.
Richling der’ Zeest,roomingen
—–poorwegen naar de .Idszee
Dè groep is ruim zoo groot als Nederland, België
en Luxemburg tezamen. Geheel nauwkeurig kan men
de oppervlakte niet aangeven, omdat in het Oosten de
loop van de kusten nog niet in allen deele vaststaat.
Een koude stroomiug uit de Pool’zee brengt namelijk
voortdurend groots massa’s ijs aan, die langs de ooste-
lijke kasten ook tijdens den zomer zich tot pakijs
opeen stapelen en bijna steeds den toegang tot het land beletten. Langs de Westkust daarentegen be-
weegt zich een relatief warme strooming naar het
,,To
or
de
n
, die het drijfijs vèr houdt en zoodoende een
gemakkelijken verkeersweg baant door de gevaren der
arktische zeeën; het is, evenals die, welke de Moer-
426
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
mankust ‘s winters openhoudt, een laatste uitlooper
van den Gofstroom. Vlak aan de kust vriest ook in
‘t Westen ‘s winters het water dicht; de toegangen
tot de baaien zouden echter met krachtige ijsbrekers
zeer wel bevaarbaar ziju te houden. Echt pakijs ver-
toont zich hier weinig; het is dan afkomstig van de
Oostkust en door den stroom om de Zuidpunt heen
gevoerd. (Zie het kaartje voor het verband tusschen
de richting der zeestroomingen en de grezen van
het drijfijs.) Niettegenstaande zijn noordelijke ligging,
op dezelfde breedte als Noord-Groenland, is Spits-
bergen dan ook een der best toegankelijke Poollaniden
en dientengevolge niet slechts een der meest gezochte
voor wetenschappelijke expedities, maar tevens een
geliefd doelwit van het moderne toerisme.
Niet alleen het verkeer wordt door de zeestroomin-
gen bevorderd, ook het klimaat ondervindt er den.
gunstigen invloed van. De lucht wordt door het
relatief warmè water op een veel hooger temperatuur
gehouden dan met de noordelijke ligging van het land
overeenkonit.De gemiddelde jaartemperatuur is
dezelfde als in het Noordoosten van Europeesch
Rusland. De winter is niet kouder dan in Zuid-
Mantsjoerije of inWiunipeg, het centrum van het Oa4na-
deesche tarweland! Van landbouw is op Spitsbergen
natuurlijk geen sprake wegens de koele zomers, maar de betrekkelijke zachte winters zijn van groote betee-
kenis voor de vraag of het land zich tot duurzame
menschelijke bewoning leent. Die vraag is sinds eenige
jaren door de praktijk bevestigend beantwoord. De
tragische afloop van de Hollandsche kolonisatiepo-
gingen was dan ook geenszins een gevolg van de
koude, maar van de gebrekkige methoden voor het
conserveeren van levensmi’ddelen, waardoor de scheur-
buik een onvermijdelijk kwaad was. Hoe weinig de
temperatuur hier den doorslag gaf, blijkt wel uit
Barentsz’ overwiniterïng op de Noordoostkust van
Nova Zembla. De gemiddelde Januaritemperatuur van
West-Spitsbergen is slechts 16 graden Oelsius onder
nul tegen 32 ter plaatse, waar Barentsz’ expeditie
den winter doorbracht. Wel is voor Spitsbergen de
langere duur van den poolnacht een ongunstige om-
standigheid, maar sinds het levensmiddelenvraagstuk
is opgelost door het conserveeren in blik, staat aan
een blijvende vestiging geen enkel overwegend be-
zwaar meer in den weg. Mag dus de mogelijkheid
hiervan niet langer worden betwijfeld, aangenaam kan
het leven in deze eenzame, eentonige streken met
hun maandenlange winternacht toch zeker niet worden
génoemd. De vraag is dus maar of het land iets te bieden heeft, dat den mensèh kan verlokken deze
onaangenaamiheden te trotseeren.
ooals reeds werd opgemerkt, had Spitsbergen in
den laatsten tijd voor den oorlog al een vrij aanzienlijk
toeristenverkeer, terwijl ook de jacht niet zonder be-
lang was. Wat echter dan doorslag heeft gegeven voor
de steeds toenemende belangstelling in Spitsbergen,
door verschillende regeeringen betoond, waren de
minerale rijkdommen van de eilanden – in de eerste
plaats steenkool- Van alle menseheljke bedrijven
heeft de mijnbouw nog het minst te lijden van het
poolklimaat. Waar de voornaamste werkzaamheden ondergronds verricht worden, heeft men wéinig last
van de langdurige duis,ternis, terwijl ook de koude in
de mijngangen veel minder hinderlijk is. Een perma-
nente mijnbouw is dus voor Spitsbergen geensains
buitengesloten, al heeft zich hier tot nog toe voorna-
melijk een seizoenbedrijf ontwikkeld. Bedenkt men nu,
dat Noord-Europa zoo goed als geen stee,nkool bezit,
dan ligt het voor de hand, dat Noorwegen, Zweden
en Rusland in Spitsbezgen een steeds meer begeerlijk
bezit moesten gaan Len. Toch is het ook weer niet
onbegrijpelijk, dat de opkomst van den mijnbouw zoo laat is begonnen. Onder zooveel moeilijke omstandig-
heden, als hier te overwinnen waren, moest voor een
jong bedrijf de concurrentie met de oude Engelsche
kolenexport extra zwaar vallen. Eerst de oorlog gaf
hier den groeten stoot.
In 1905 begon de Amerikaansche ,,Arctic Ooal
Oompany” den mijnbouw aan de Adventbaai, op den
Zuidoever van den Ijsfjord. Het bedrijf was van zeer
bescheiden omvang, in den laatsten tijd voor dec
oorlog bedroeg de productie eerst 50.000 ton per jaar.
l)e kwaliteit van de kolen was echter uitmuntend;
ze werden geleverd aan de Noorsche staatsspoorwegen.
De ingenieurs waren Amerikanen, het lagere perso-neel bestond grootendeels uit Noren. De Engelsche,
Noorsche en Zweedsche
mijnen
aan den Ijsfjord wa-
ren voor dan oorlog nog niet in het productieve
stadium, evenmin als de Zweedsche en Engelsche aan
den Belsont.
De verminderde opbrengst van de mijnen in Enge-
land en de moeilijkheden met het vervoer over zee
hebben de ontwikkeling van de dingen op Spitsbergen
bespoedigd. Zoowel voor Rusland als voor de Skan.di-
navische landen kreeg de kolenproductie van de groep’
een sterk verhoogde beteekenis. Noren verwierven het
bezit van de Arctic Coal Oompany, Russen kochten
een minder ver ontwikkelde Noorsche mijn aan, wel-
ker opbrengst moest dienen voor den Moermauspoor-
weg. De ,,IJsfjord-Belsont Maatschappij”, opgericht
door vooraanstaande Zweedsciie grootindustrieelen,
die in 1910 met haar werk is begonnen, -hoopt metter-
tijd genoeg te produceeren om heel Zweden te voor-
zien – een prospectus-optimisme, dat misschien nog wat voorbai’ig is bij een voorloopig6 opbrengst van
50.000 70.000 ton per jaar, maar dat toch niet van
allen grond is ontbloot. De totale bekende voorraad
van Spitsbergen wordt geschat op bijna 9 milliard
ton, dat wil zeggen: enkele milliarden minder dan de geschatte voorraad vau België. Niet overdreven veel
dus, maar toch zonder twijfel voldoenide om voor tal
van eeuwen de behoeften der noordelijke landen te
kunnen dekken; vooral wanneer men bedenkt, dat die
behoeften in de toekomst relatief laag zullen zijn door
de toenemende electrifieatie van industrie en verkeer
in deze met waterkracht zoo rijk bedeelde streken.
In 1913 telde Spitsbergen 300 mijnwerkers; in den
zomer van 1914 steeg dit getal tot ruim 1000; in de
volgende zomers zijn het er waarschijnlijk verscheidene
duizenden geweest. Hoewel dit meest nog seizoen-
arbeiders waren. telde de groep toch in 1915 reeds.
400 permanente bewoners. Een regeling van het poli-
tiek en rechterlijk gezag kan bij een dergelijke ont-
wikkeling niet langer achterwege blijven. Reeds in de
jaren voor den oorlog kwamen talrijke geschillen voor.
Oonce.ssieaanvragen zijn op Spitsbergen natuurlijk
onbekend; wie een
mijn
wil aanleggen, kiest eenvoudig
een terrein en geeft door paaltjes te kennen hoever
zijn ,,claim” zich uitstrekt. De ongeschreven wet wil,
dat zulk een claim moet worden geëerbiedigd, wan-
neer de rechthebbenden binnen twee jaar met de
exploitatie een aanvang maken. Geen gezag kan echter
een concurrent dwingen die wet te elkennen en ook
al doet men dit in principe wel, gelegenheid voor het
ontstaan van kwesties is er in overvloed. Wanneer
een speculant op een uitgestrekt, voordeelig terrein
een klein gebouwtje zet als bewijs, dat zijn ,,exploita-
tie” is begonnen, moet dan• een reëele onderneming
zich verplicht achten clie claim te erkennen en een
flinken prijs betalen voor grond, die eigenlijk aan niemand toebehoort? En wie zal uitmaken, welke
onderneming een werkelijke ontginning op het oog
heeft en welke niet? ,,Claim-jumping” is dan ook op
Spitsbergen een zeer gewoon misdrijf. Om rechts-
kwestins uitgemaakt te k’rjgeu, kan men zich wenden
tot de regeerinig in het moederland met het verzoek
diplomatieke onderhandelingen over de zaak te be-
ginnen. Geen wonder, dat men in den regel zichzelf
recht zoekt te verschaffen. Zelfs het plunderen van
elkaars vdorraden en het vernielen van elkaars ge
bouwen is daarbij voorgekomen en wanneer geweld-
daden op Spitsbergen geen regel zijn, dan is dat
alleen, omdat het land nog zooveel ruimte biedt, dat
gewoonlijk wel een van beide partijen maar liever
elders heen trekt, dan zich moeilijkheden op den hals te
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
427
halen. Naarmate echter het aantal claims verm.eerdert,
beginnen de gunstigste terreinen op te raken en
neemt het aantal kwesties toe.
In 1912 sloten Rusland, Zweden en Noorwegen
een voorloopige overeenkomst, die alsgronds1ag diende
voor de besprekingen op het Congres te Christiania in 1914, waartoe door hen alle staten werden uitge-
noodigd,’die geacht werden bij Spitsbergen belang te
hebben: Engeland, Duitschlaud, Frankrijk, de Ver.
Staten, Denemarken, Nederland en België. De oorlog
verhinderde helaas het tot stand komen van een.
definitieve regeling. Voorgesteld was het bestuur en
de rechtspraak in handen te leggen van een commissie
bestaande uit 2 Noren, 2 Zweden en 2 Russen en
vergaderend te Tromsö in Noorwegen. Deze commissie
zou op Spitsbergen een rechter aanstellen voor beslis-
sing van geschillen in eerste instantie en tot zijn
beschikking een internationaal politiecorps plaatsen.
Te
r
de
r
zou gagarandeerd worden, dat Spitsbergen
steeds een gebied van de ,,open deur” zou blijven,
op gelijke voorwaarden toegankelijk voor alle nationa-
litcit.en. Het is deze regeling, die Duitschland alsnog
wenscht te zien invoeren. In Engeland zijn verschil-
lende heethoofdige elementen er sterk tegen gekant;
hun aandrang tot annexatie van de groep heeft echter
bij de regeering een zeer koel onthaal gevonden. Ver-
leden jaar nog heeft de Royal Geographica.1 Society
een verzoek in dezen zin tot de regeering gericht;
deze actie was het gevolg van een lezing, waaruit,
naar zijn eigen verklaring, de president van het ge-
nootschap tot zijn groote verbazing voor de eerste
maal vernam, dat deze eilanden nog aan niemand
toebehooren. Inderdaad een merkwaardige bekentenis,
die zoowel op de geografische kennis van iemand in
een dergelijke positie als op de mentaliteit van som-
mige annexionisten een eigenaardig licht werpt.
Terecht antwoordde Balfchr, dat een zoodanige stap
aanleiding zou geven tot onderhandelingen, waartoe
het tijdstip onguuttig gekozen was. Engelands finan-
cieele belangen op Spitsbergen mogen vrij aanzienlijk
zijn, bij een behoorlijke internationale regeling zou-
den ze volkomen zijn gewaarborgd en ze kunnen dus
zeker niet dringen tot een optreden, waaroor de
neutrale staten van het Noorden zich niet slechts in
hun’econonische politiek, maar tevens in hun ideëele
oogmerken ernstig gedwarsbbomd zouden voelen. Zoo-
wel Zweden als Noorwegen hebben in Spitsbergen
steeds een natuurlijk expahsiegebied gezien. De
Noren onderhouden er
bijvoorbeeld
met groote kosten een meteorologische observatiepost, een station voor
radiotelegrafie en zelfs een postkantoor. De Zweden
hebben, evenals hun buren, een aanzienlijk aandeel
gehad in de exploratie van de eilanden. Miskenning door een groote mogendheid van de rechten, die uit
dit alles voortvloeien, zou in beide staten als een grie-
vende vernedering worden gevoeld. Zoo zal dan ook
deze kwestie na den oorlog bij onderling overleg die-
nen te worden geregeld. « P. S.
AANTEEKENINGEN.
Uitvoerpolitielc van Ned.-In-dië.
– In verband met de in dit tijdschrift verschijnende
artikelen over de uitvoerpolitiek ten aanzien van Ned.-
Indië, nemen wij. volledigheidshalve hier nog op het
officieel
bericht ter zake, hetwelk 5 Mei j.l. in de dag-
bladen verschenen is.
De e.onsul-geueraal der Nederlanden te Singapore heeft in
opdracht van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-
Indië in dc Strait.sche en Britsch-Iudische bladen omtrent
de ûitvderpoliticls der Ncderlaudsch-Indische regeering de
volgende verklaring bekend gemaakt:
,,De ordonnantie, waarbij de uitvoer van sommige pro-
ducten onder regeeringstoezicht is gesteld, verklaart in
haren aanhef uitdrukkelijk, dat haar doel is, aan Neder.
landsch-Indi tegenover de goederen, die het uitvoert, een evenredigen invoer te verzekeren. Er is in Indië groot ge-
brek aan bepaalde goederen, voel-namelijk aan levensmidde-
len. Wij waren gewoon, die vrijelijk in te voeren uit de
omliggende landen, doch thans zijn die goederen niet meer
te verkrijgen als gevolg van de’ uitvoerverboden, door die landen uitgevaardigd, of de voorwaarden, die 7,ij aan een
niitvoervergunning verbioden en die onmogelijk vervuld
kunnen worden. Als voorbeeld zij gewezen op de voorwaar-den, gesteld bij de overeenkomst tussehen de Nederlaadschc
scheepvaart-maatschappijen en het Britsch-Indische gouver-
nernent, waarvan de nakoming wegens gebrek aan scheeps-
ruimte onmogelijk is sedert het in beslag nemen van de
Nederlaudsehe schepen. Wij trachten nu de artikelen, waar-
aan wij behoefte hben, te verkrijgen in ruil voor onze
eigen voortbi-engselen. Uitvoervergunningen zullen door ons
worden afgegeven tegen invoer van die artikelen uit andere
landen, wa,trhecn onze producten zullen gaan, of hunne
koloniëu.”
Na raadpleging met vertegenwoordigers van de handels-,
bank- en scheepvaartkringen, heeft de gouverneur-generaal
behalve den uitvoer van tin, kina en kapok, ook dien van fout, tabak, suiker, thee, peper, koffie, copra, petroleum,
plantaardige oliën en kruiden aan een vergunning gebonden.
De Vereenigde Staten
•
in het eerste
t: j
a i taal v a n
1 91 8.
– Aan ‘een schrijven, dat
wij uit New York ontvingen, is het volgende ont-
leend:
De algemeene stand van zaken is gunstig te noemeni.
Door vermeerderd aanbod wezen de katoenprjzen
teruggang aan, waarop het laatste ginning-rapport
ook van invloed was, toch blijven noteeringen voor
de producten vast. De hoeveelheid geginde katoen
zonder linters van de oogst 1917 is 11.231.263 balen,
tegenover 11.363.915 en 11.191.820 resp. in 1916
en 1915. Tot heden heeft de export 2.962.266 balen
bedragen. Het gerucht gaat, dat de regeering een
makimumprijs voor ruwe katoen zal vaststellen.
Hier volgen de uitvoercijfers, in dollars, onder-
scheiden naar de verschillende gebieden voor de
maand Januari van de jaren 1918 en 1917:
Europa …………
334.113.527
444.299.836
Noord-Amerika. ….
.
85.996.330
90209.314
Zuid-Amerika ……
21.963.644
20.279.820
Azië …………..
43.765.068
44.098.5.75
Austr. en Zdzee-Eil
13.906.129
10.312.245
Afrika …………..
5.537.650
4.124.792
505.282.358
613.324.582
De uitvoer naar Nederland in Januari 1918 heeft
$ 479.570 bedragen.
In het op 27 Maart gedateerde schrijven worden als
laatste koersen de volgende noteeringen gegeven:
Zicht
Cable
Engeland
…………….
4.76
8
/io
4.76I16
60
dagen …….
4.72′!4
90
,,
4.701/4
Frankrijk …………….
5.72/8
5.71
1
/2
Italië ………………..
8.79
8.76
Rusland ………………
13.00
. 13.25
Nederland …………….
0.46
0.46’i2
Zwitserland …………..
4.36
4.34
Noorwegen …………….
0.31
0.31’I2
Zweden ………………
0.33’/4
0.33f
Denemarken …………..
0.30
1/
4
0.301
4
Spanje………………..
25.35
25.45
Argentinië (goud) ……..
98.00
98.75
De tijdruimte, waarvoor uitvoervergunningen vân
kracht zijn, is verlengd van 60 tot 90 dagen.
De Socié’té Générale de Belgique in
19 1 7. De lezer zal zich herinneren, dat in den von-
gen jaarganig, pag. 847, een artikel gewijd werd aan
de belgische instelling in den titel genoemd; aan-
gaande de werkzaamheid in het achter ons liggende
jâar is het navolgende bekend geworden.
De Société Générale bleef getrouw aan het programma, dat zij zich
bij
het uitbreken van dan oorlog voorstelde,
namelijk steun aan de financieele kringen en alle phi-lanthropische instellingen door de omstandigheden in het leven geroepen. Met eenige bevriende financieele
instellingen te Luik heeft zij opgericht de ,,Un.ion
Fivancière et Industrielle Liégeoise” met een kapi-
taal van frs. 10.000.000. Deze organisatie heeft tot
doel industrieele en commercieele ondernemingen te
steunen. Bij de oprichting zat bovenal de gedachte
voor aan • de groote diensten, welke een zoodanige
428
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
instelling ook na den oorlog zal kunnen bewijzen, ten
opzichte vn den wederopbouw der industrie. Evenals
in de voorafgaande oorlogsjaren heeft de stilstand in
handel en industrie groote kapitalen naar de banken
doen vloeien, zoodat verschillende derer inrichtingen,
wegens de omvangrijkheid harer deposito’s tot kapi-
taalsuitbréiding moesten overgaan. Hieronder waren
de Banque Générale de Liège, de Banque du
Haiaut, de Banque Centrale de
IT
Sambre, in wier
kapitaalsuitbreidiug de Société Générale in niet onbe-
langrijke mate heeft deelgenomen.
Ook heeft zij voor frs. 93.000.000 deelgenomen in
de interprovinciale leeningen, welke werden aange-
gaan teneinde de twee oorlogsschattingen van resp.
frs. 366.250.000 en frs. 383.100.000 te betalen.
Voorts heeft .ij, evenals in vorige oorlogsjaren krach-
tige steun verleend aan het Comité national de
Secours et d’alimentation en andere instellingen van
dien aard.
Uit den staat van het effectenbezit, die in het verslag van het achter ons liggende jaar voor het eerst sedert
het uitbreken van den oorlog weder gegeven wordt,
blijkt, dat het bezit van de bank aan obligaties gehee1 is verdwenen, terwijl de posten ,,Fonds publies natio-
naux” en ,,Fonds publies étrangers” daalden van res-
pectievelijk frs. 50.327.720 op frs. 22.580.000 en
frs. 4,549.125 op frs. 4.022.500. Uit de verslagen is op
te maken, dat de aanzienlijke vermindering van de
post ,,Fonds publics nationaux” in zonderheid haar
oorsprong vindt in het verdwijnen van een bedrag
groot 26,5 millioen 4 pOt. Dette Oongolaise 1906 uit deeffectenportefeuille. In welke handen dit bedrag is
overgegaan blijkt uit de verslagen niet.
Het aandeelenbezit is gewaardeerd volgens de beurs-
noteering van 31 December 1913, wat volgens het
verslag het bezit rond frs. 100.000.000 lager doet
aanslaan dan uit hoofde der officieele noteering van
het oogenblik verkregen zou woiden. C.
OVERZICHT VAN TIJDS01RIFTEN.
Journal des Economistes. – Parijs,
15 Maart 1918.
Yves Guyot,
Questions sur les conditions économi-
ques de la paix;
A.
Raffalovich,
La Banque d’Angle-
terre;
E. Falcld,
Le budget des services civils de
l’exercice 1918;
Fennand-Jacq,
La concurrence inter-
nationale et la guerre;
J. Lef ort,
Revue de l’académie
des Sciences morales et politiques; La Banque
de France;
G. de Nouvion,
Les comptes des chemins
de fer de l’Etat pour 1916.
1 d e m. – Parijs, 15 April 1918.
Yves Guyot,
Des Projets de réorganisation écono-
mique de la Fance;
W. M. J. Williams,
Le prochain
Budget britannique 1918;
Arthur Raffaovich,
L’En-
quête parlementaire sur les dépenses publiques en
Angleterre;
J. Tchernoff,
Les bis sur la ,,spécula-
tion illicite”;
Maurice Evesque,
La chambre de corn-
pensation des banqiiiers de Paris;
A. R.,
Le change
américain;
Yves Guyot,
Le renouvellement dii privi-
lège de la Banque de France;
Décanips, 1’Oi:
-et les
réglemeuts internationaux pendant la guerie.
Het artikel van den heer Tchernoff bevat mededeelingen
ruingaande de in Frankrijk getroffen maatregelen tegen den
kettingliandel en verwante verschijnselen.
Op de verlenging van het octrooi der Banque de France,
waarover liet 1laart-nummer een ongeteekende beschouwing
bevat ontleend aan de ,,Agence économique et financire” en
waarover Yves Guyot schrijft in het April-nummer, zal
vermoedelijk in dit blad nog worden teruggekomen.
Political Science quarterly. –
New York, Maart 1918.
E. R. A. Setigman,
The War Revenue Act;
E.
Krehbiel,
The EuTopean7 Oommission of the Danube;
0. Tead,
The British Reconstruction Programs;
R. L.
Schuyler,
The Abolition of British Imperial Prefe-
rence, 1846-1860.
Het uitvoerig artikel van prof. Seligmann Columbia
iîn•iv. bevat een belangrijk overzicht van de in verschillend
opzicht merkwaardige Arnerikaansche oorlogsbelastingeu.
De schrijver, die op belastinggebied een internationalen naam heeft, laat niet na te wijzen op de zwakke kanten,
die het stelsel zijns inziens aankleven.
• De heer Tead geeft aan de hand van het den lezer be-
kende Whitley-rapport een overzicht van verschillende in
Engeland geopperde plannen, om na den oorlog in de eerste
piCats de verhouding werkgever-werknemer op andere basis
te plaatsen.
The American Economie Review.
– Princeton, N.J., Maart 1918.
C. C. Ptehn,
The state market commission of Cali-
fonnia;
H. R. Tosda2,
Price maintenance;
N. R. Whit-
ney,
The overdraft evil as illustrated by conditions in
lowa banks;
W. M. Duffus,
Government control of the
wheat trade in the U. S.;
S. N. Patten,
Mandeville in
the twentieth century.
Als bijlage van dit nummer is verschenen:
,,Papers and proceedings of the thirtieth Annual
Meeting of the American Economic Association”.
Op deze vergadering heeft na een inleiding van prof. T.
S. Adams, Yale Univ., een belangrijke bespreking plaats
gevonden omtrent het wezen van oorlogswinstbelastingen
en het standpunt, waarvan de wetgever bij de regeling moet
uitgaan. Prof. Seligmaun geeft ook bij deze discussie van
een veel critischer inzicht blijkt dan de inleider.
The Journal of Political Econo-
m y. – Ohicago, Maart 1918.
W.
H. Harnilton,
The place of value theory in
economics;
I. M. Rubinow,
The waiting period in
American Oompensation Acts;
Oh. Reiteli,
Mechanical
evolution and changing labor types;
P. D. Converse,
The Problem of the Transcontinental Rate Structure.
Zeitshrift für Sozialwissen-
s c h af t. – Leipzig, 15 April 1918.
L. Pohie,
Die Ursachen des neuerlichen Vor-
dringens des öfentlichen Betriebs;
W. Hasbach,
Die
parlementarische Kabinettsregierung ausserhaib Eng-
lands 1;
A. Voigt,
Probleme der Zinstheorie II;
F.
Schrnid,
Das Deutsche Kriegswirtschaftsmuseum md
seine Bedeutung für die Wirtschaftswisseiisehaft.
Journal of the Institute of Ban-
Id
e r
S.
– Londen, April 1918.
Sir John Paget,
The Gilbart Lectures 1918, II.
B a n k-A r c h i v. – Berlijn, 15 April 1918.
Prof. Dr. M. Fleischrnan’n.,
Friede im Osten, II;
Dr. A. Curti,
Italiens Massnahmexi gegen deutsche
Vermögensinteressen.
In de Meiaflevering van de V r a g e n v a ii d e n
1) a g treffen wij een artikel aan van
Mr. W. M.
West er9nan,
De Strijd tusschen het Groot- en Klein-
bedrijf in het Bankwezen.
D e T n d i s c h e 0 i d s. – Amsterdam, 1 Mei 1918,
0.
m.:
E. A. A. van Heekeren,
Nederland en Japan;
E. M.
Clarke,
Bereiding van kleurstoffen;
Dr. J. De Hullu,
Siberg over Daendels.
De IndihcheMercuur. Amsterdam, 3Mei
1918, o.m.:
J. Alberts,
Oorlogèrisis in Centraal Amerika en
een voorgeslagen redmiddel.
De centraal-amerikaaneclie koffielancien kunnen hun arti-
kel niet meer aan clan hoofciconsunient – Centraal-Europa
– kwijt en de V. S. heeft er voorloopig meer clad genoeg
van. Het grootste deel van den 1917/18 oogst zal ter plaatse
blijven, weinig transacties zijn afgesloten; reeds nu is de
verkoopprijs nauwelijks voldoende de procluctiekosten te
dekken, de vooruitzichten zijn n.s.z. donker. Ware het
hoofdproduct niet te vervangen? Genoemd wordt vee, cle bron van rijkdom van Mexico tot Patagonië, waarvoor de
vraag zekerder is en dat ook onder abnormale omstandig-heden eellige i-ente afwerpt. Ook voor Suriname, als laag
tropisch land, met uitgestrekte goedkoope lanclei-ijen, niet
te droôg klimaat en schaarsche bevolking, verdient, volgens
inzien van den te Guatemala verblijvenden schrijver, het
denkbeeld aanbeveling. Later kan bevroren of geconserveerd
vleesch naar Europa geëxporteerd.
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
429
S w e n s k E x p o r t. – Stockholm, Maart en April
1918, om. in:
No. 5:
Knut Wicicsell,
Rubelkursen och den swenska
exporten pa Ryssiand;
Gustav. Cassel,
Kostnadsberitk-
ningar vid fallande penningvrde; S.
P.,
Kontrollen
över exportvaror;
Rysic affdrsman,
Den finansiella
och ekonomiska krisen i Ryssiand. No. 6:
-Gustav.
Cassel e.a.,
Rysk valutapolitik. No. 7:
N. F. Olsson.,
Möjlégheterna för ett varuutbyte mellan Sverige och
Sibirien genom Norra Ishavet;
Poul
.Drach?nan,
Tysk
karteil- och syndikatpolitik (VII). No. 8:
Herman
Wirde,
Exportteknik;
J.
Vestberg,
Danskt n’iringsliv.
REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEBIED.
Levensmiddelen voor schippers.
—.
Aangezien blijkt, dat schippers nog steeds moei-lijkheden ondervinden hij het betrekken van regee-
ringsartikelen, heeft de Minister bij circulaire aan
de gemeentebesturen.medegedeeld, dat winkeliers ‘ver-
plicht zijn vooi de levering van distributie-artikelen
schippers op gelijken voet te behandelen als hun
vaste cliënteele.
V e r b o u w vau gewassen. Niet alleen ge-
meentebesturen, maar ook afzonderlijke personen of
combinaties van personen, die aardappelen, peulvruch-
ten en groenten verbouwen op gronden, welke tot dus-
ver nog niet voor de teelt van voedingsgewassen in
gebruik zijn, met inbegriji van grasland, kunnen in
het bezit van een zodanig deel van den oogst worden
gelaten, als noodig is om het regeeringsrantsoen der
verbouwde producten aan te vullen tot een nader vast
te stellen normaal-rantsoen.
Tarwewaterbrood. Met ingang van 13
dezer is de maximumprijs van tarwewaterbrood (ge-
bakken van regeeringsbioem) vastgesteld op 36 ct. per
K.G-.; 14 ct. per 400 of 7Y2 ct. per 200 gram.
A a r d a p p e 1 e n. De aandacht van belangheb-
benden wordt er op gevestigd, dat de thans geldende
maximrimprijzen voor aardappelen niet alleen bètrek
king h’bben op de aardappelen- van den oogst 1917,
maar dat daaronder ook vallen de aardappelen van
den nieuwen oogst, die thans in den handel gebracht
worden. Verboden is het -vervoer van alle
vroege aard-appelen
oogst -1918.
0- e i t e n v 1 e e s c h. Voor geiteuvleesch is een
maximum-kleinhandelsprijs vastgesteld van
f
0,80 per
1C.0-. in het been en
f
1. uitgebeend.
B o k k e n e n g e i t e n. Verboden is de afleve-
ring en het vervoer van bokken en geiten.
T a m m e konijnen. Verboden is de aflevering
en het vervoer van tamme konijnen.
S 1 a o 1 i e. Maximuprijzen zijn vastgesteld voor
slaolie in groot-, tusschen- en kleinhandel.
Z
e e p e n z e e p p o e d e r. Onder intrekking van zijne beschikking van 28 Februari j.l. heeft de Minis-
ter van Landbouw nieuwe maximumprijzen vastge-
steld voor zeeppoeder. Eveneens zijn, met ingang van
15 dezer, maximumprijzen. bepaald voor harde zeep
in groot-, tusschen- en kleinhandel.
H a r d s t e e n. Behoudens uitzonderingen is ver-
boden de aflevering en het vervoer van hardsteen
(zoogenaamde blauwe steen), bewerkt of – onbewerkt.
B e n z i n e. Bepaald is, dat het verboçl tot vervoer
van benzine slechts van toepassing is op hoeveelheden
van meer dan 10 liter.
Zi lv e r. Als maximumprijs voor zilver in eiken
vorm is vastgesteld
f
109,75 per K.G.
fijn (kosten van
verwerking tot plaat, draad, enz. niet inbegrepen).
0 a c a o. De verwerking van cacao en van cacao
afkomstige haiffabrikaten dreigde zich steeds meer te
gaan ontwikkelen in een richting van luxe-producten.
:De minister heeft oorspronkelijk een verbod uitgevaar-
digd om cacao te verwerken tot chocolade, bonbons, enz. en om aan fabrikanten van laatstgenoemde arti-
kelen cacao af te leveren; dit verbod is weder inge-
trokken en in afwachting eener definitieve regeling
is het thans vrbodën: cacaoboonen anders te verwer-
ken dan tot cacaopoeder en cacaopoeder te verwerken
tot chocolade, of op welke wijze ook. Daarnaast is
het aan fabrikanten verboden af te leveren op welke
wijze ook verwerkte cacao of andere- cacao-houdende
grondstoffen, geschikt om daarvan chocolade e.d. te
vervaardigen, Van de fabrikanten is voorts opgave ge-
vorderd van de voorraden onverwerkte cacao.
Genees- en verbandmiddlen. Door den
Minister van Landbouw is vastgesteld een distributie-
regelipg voor geneesmiddelen, -verbndmiddeien en
voorwerpen voor geneeskundig gebruik, Waarbij
tevens is opgericht een Rijks-Distributiekantoor, voor
genoemde artikelen. (R. D. 0-.) Verkoop enlof afleve-
ring van ouder deze regeling vallende stoffen en voor-
werpen ten verbruik mag alleen geschieden door
apothekers, apotheekhoudende geneeskundigen, zie-
keninrichtingen en veeartsen en heh, die als klein-
handelaar
zijn
ingeschreven (groep A.) De handel
in of aflevering van onder de regeling vallende artike-
len aan wederverkoopers is alleen geoorloofd aan
ingeschreven groothandelaren (groep B.).
0-asbesparing. De kolenpositie van ons land
is op •het oogeublik zoo, dat de gasfabrieken nog 20
pOt, op haar verbruik moeten besparen. Dit is moge-
lijk door beperking van verlichting en regeling van
den druk. Aan de industrie mag niet meer dan 30 pOt.
van haar normaal verbruik worden geleverd. Aange-
zien het rantsoij laatsteljk werd vastgesteid voor zes
maanden (1 April-1 October), mogen voor de eerst-
volgende 5 maanden slechts 80 pOt. van
5f
van dit
rantsoen worden verwerkt. Van het overblijvende
rantsoen ontvangen de gasfabrieken 70 pOt. in gas-
en vetkolen en 30 pOt. in bruinkolen.
l
s
T
ei
.b
o€
1 van nachtvaart. Aangezien de
thans nog beschikbare hoeveelheid petroleum het
noodzakelijk maakt de uiterste zuinigheid in adht té
nemen, is metingang van 20 April j.l. verboden de
scheepvaart op openbare wateren bij nacht.
V I a s s t r o o. Verboden is het vervoer van vlas
stroo, al dan niet ontdaan van de zaadbollen.
MAANDCIJFERS.
PRODUCTIE DER KOLENMIJNEN. e)
(Ontleend aan ,,Maandschrif t Centraal Bureau Statistiek”)
Naam van de1
Februari
Maart
Mijn
191.8
1
1917
1
1918
1
1917
Staatsmijnen.
46.833
35.550
49.847
43.890
,,Emma ……….
49.729 47.799
54.980
54.081
,,Wilhelmiva
..
……
,,fiendrik”
……..
..
10.174
–
11.373
–
Totaal….
106.736
83.349
1
1.1.6.200
1
97.971
Particul. mijnen.
J)omaniale mijn.
38.650
35.112
41.845
40.658
Mijn Laura en Ver
40.300
33.200
42.900
30.100
Oranje-Nassau
64.425
59.262
70M02
69.558
eeniging ……..
mijnen ………
Mijn Willeni
So-
phie ………..
20M00
21.000 22.500 22.500
Totaal
. . . .
163.391
1
148.574
1
177247
1
171.816
Totaalgeneraalj
270.127
1
231.923
1
293.447
1
269.787
5)
In tonnen.
Het ,,Maandschrift” teekent bij de cijfers aan:
uit bovenstaande cijfers blijkt, dat in -het le kwar-
taal van 1918 geproduceerd werd 849.397 ton. Laat
meil d&productie der staatsmijn ,,Hendrik” buiten besohouwing, dan werd dit kwartaal 77.723
1
/
2
ton
méér – geproduceerd dan in het overeenkomstige van het vorige jaar. In Maart was de productiehet grootst.
430
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
Dat°
Stock-
I
Kopen-
1
Chris.
I
Zwllser. Spanje
I
Batavia
1)
holm
) I
hagen
t)
tianla
1)
1
landt)
1)
1
telegrafisch
N.B.
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKO ERSEN.
BANKDISCONTO’S.
ii
Mei 1918
20/uh1914 –
4
1
/,sedert 1Juli’15
3/3sedert23
Mrt. ’14
N d
t
D
isc.Wissels.
e
–
Bel.Binn.Eff.
4’i,
1
,
’15
4
23
’14
Bank
Vrsch.jflR.C.
51!2
,,
19Aug.’14
5
,,
23
,,
’14
Bank van Engeland
5
,,
5 Apr.’17
3
,,
29 Jan. ’14
Duitsche Rijksbank
5
,,
23 Dec.’14
4
5 Febr..’14
Bank van Frankrijk
5
,,
21Aug.’14
3
1
/2
29Jan.’14
Oostear. Hong. Bk.
5
,,
12 Apr.
1
15
4
12 Mrt. ’14
Russische Staatsbk.
6
,,
27 Juli ’14
5
1 Apr.’14 Nat. Bankv.Denem.
5
,,
9
,,
’15
5
,,
6Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
7
,,
20Mrt.’18
41/
,,
6
’14
ZwitserscheNat.Bk.
4′!2
,,
31 Dec.’14
31/2
,,
19
,,
’14
Bank van Italië..
5
,,
10 Jan.’18
5
,,
9 Mei ’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
34-44
– –
–
Javasche Bank.
. . –
3
1
/2
1Aug.’09
3
1
/2
1Aug.’09
OPEN MARKT.
1
Amsterdam
1
Londen 1 Berlijn IParjsi
1V. York
Data
1
Part.
1
Prolon.
1
Part.
1
Part.
1
Part.
Cail.
1
disconto
1
gaiie.
1
disconto
disconto
1
disc.
mone$.i
11
IV[ei
’18
3_1/
31/
2
2)
3/32 4-
6
/s
–
3-/
1)
6-11 ,,
’18
3-
1
/4
3’/
317/
33
4_1/
–
3-6
29A.4M.
‘
18
3113_41/4
31/_51/
39/,,
4-s/8
–
3’/2-6
22-27Ap.’18
2
6
/s-4
3-6
3
1
/
4-‘/e
–
2’/2-6
7-12 Mei ‘i7
2-I4
21/4-1/2
4
3
14
48/9
–
1/43V2
8-13 Mei’16
2-3
35/
4
_41/
3
4194
4_3/8
–
1
1
/-2’/2
20-24Jul.’14
3
2 l/_3/,
2
l/4_3/4
2 ‘/’/,
2/4
1 /42 ‘/3
1)
Noteering
van 10 Mei.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT. –
De stemming was weder zeer flauw en de omzetten waren
gering. Alleen in Marken vinden regelmatig zaken plaats, in de overige wissels is dikwijls niets te doen. De koersen
zijn dan ook herhaaldelijk nominaal en eenigszins geforceerd
aanbod veroorzaakt een belangrijke daling. Londen liep terug van 9.86 tot 9.71. Parijs en New-York iets minder
in reactie, 36.25-35.82’/ en 206
1
/2-204. Berlijn en Weenen
eveneens aangeboden met eenig herstel in het midden der
week op niet bevestigde geruchten van een kabinetscrisis
in Engeland. Zwitserland en Spanje blijven vrijwel onver-
anderd. Skandinavië zet de dalende richting voort. Buenos
Aires belangrijk vaster.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Dato
Londen
I
Parijs
I
Berlijn
1
Weenen
1
New
Iers.
t)
t)
S)
burg’)
1
York’)
6 Mei
1918
69.60 64.40
64.50
49.50 57.50
994-1004
7
,,
1918
69.-
63.80 63.80
49.40
58.-
994-1004
8
,,
1918
69.-
64.-
64.-
49.524
57.50
994
-1
0
0
4
9
1918
– – –
– – –
10
1918
69.10
03.85 63.85
49.35
57.50
994
-100
4
11
1918
69.5
63.90
64.-
49.40
58.-
994
-100
4
L’ste d. w.
1
)
68.70 63.60
63.70
49.10
56.50
993/4
ll’ste
,,
,,
‘)
69.80 64.60 64.70
49.60 58.50
1001/
2
4 Mei
1918
69.75
64.60
.64.75
49.574
58.-
994
-1
0
0
4
27 Apr. 1918
70.75
65.40
66.15
49.55
57.25
994
–
1004
Muutpariteit
66.67 66.67
66.67
48.-
48.-
100
t)
Noteering te
Amsterdam.
1)
Particuliere
opgave
KOERSEN TE NEW YORK.
Cable
Zicht Zicht Zicht
D to
Londen
Parijs
Berlijn
Amsierd.
(In $
(in frs.
(In cents
(in cents
per
p.. 3)
p. 4 Rm.)
per gIs!.)
11
Mei
1918
4.76.45
5.71
8
18
lom.
48’/s
Laagsted.week..
4.76.45
5.71V4
–
48
Hoogste,,
,,
..
4.7645
5.72
–
48’/2
4 Mei
1918
4.76.45
5.71′!,
nom.
48
27 April
1918
4.76.45
5.71/4
nom.
47’/
Muntpariteit ….
4.86.07
5.18V
95
‘/ 40’/io
KOERSEN VAN DE VOLGÉNDE PLAATSEN OP LONDEN.
Plaatsen en
1
Noteerings- 2April 5April
6
Aprll-7 Mei
7Mei.
Landen
eenheden
1
1918
1918
1918
1918
Laagste
1
Hoogste
I
Alexandrië..
Piast.
p. £
977/
977/,,
977/
97 7/,,
977/
10
B.
Aires
….
d.p.gd.pes.
51
50/4
50 52
5014
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
1/5′!,,
1/51/
12
1/5
!,
1/0′,
1/6
1
/s,
Hongkong
..
id.
p. $
3/0/a
3/0
1
/4
31611s
311
5
/8
311
3
1,
Lissabon….
d.p.escudo
Z8’/4
28
1
/8
28
29
8
/4
29
1
/s
Madrid
….
Peset.
p. £
18.52
18.28 15.95
18.38 17.13
Montevideo..
d.p.peso
63
63
1
1
63
65/4
65
Montreal….
$
per
£
4.83’/4
4.84
8
/4
4.82
1
/4
4.86
1
/2
4.821/
2
Petrograd
..
R.
p. £ 10
noni.
nom.
oom,
non,.
oom.
R.d.Janeiro’)
d.p.milr.
13
11
/82
13
8
/16
131/
32
13
9
133
13’/32
Lires
p. £
41.78
41.90 41.92 42.93
42.76
Shanghai
..
sh/d.p.tael
4/431
4
414
4/3’/2
4153/4
4/58/4
Rome
-.. …..
Singapore
id.
p. $
2/3
3
/4
2/3
8
/
2131/,
2/4
5
/8
2/4
8
/,s
Valparaiso
1)
d.p.pap.p.
15
1
/a
15
1
1513/,,
1613/
3
3
16
1
2/2
1
Yokohama
..
sh/d.p.yen
2/2
1
!,6
2/21/,,
2/1′
5
/,,2/2
8
/,
2/27/s2
1) Noteeringen
op
90
dagen.
GOUD EN ZILVER.
Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijkache ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.
•
NOTEERING VAN ZILVER.
6 Mei
1918
– –
9.81
36.15
40.-
25.45
–
2.00
Noteering te Londen.
te New York
7
,,
1918
..
9.714
35.874
39.60
25.-
2.04
8
1918
..
9.734 35.85 39.85
25.15
–
2.04
1
/4
11
Mei
1918 ……..
49′!,
991/2
9
,,
1918
–
–
–
–
–
–
4
,,
1918 ……..49′!,
991/
10
1918
. –
9.72
35.85
39.80
25.-
–
2.03/8
27
April
1918
……..
49/
11
1918
. .
9.714 35.85 39.80 24.95
–
2.03
1
/4
20
,,
1918 ……..48’/4
973/
Laagste
t). w. 1)
9.69
35.70
39.40 24.75
–
2.031!2
13
1918
……..
46’/4
.
933/
Hoogste
,,
,,
‘)
9.86
36.40
40.30
25.70
–
2.06’1
0
1918 ……..45′!,
91e/8
4 Mei
1918
. –
9.864
36.374
40.30
25.674
–
2.06
1
/
27 April 1918
. .
9.954 36.75
41.-
26.15
–
2.09
12 Mei
1917……..38
74 7/,
Muntpariteit
. –
12.104
48.-
59.26
50.41
1.28
2.48’/t
13 Mei
1916 ……..
36’/,o
77/8
t)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere
opgave.
–
20
,Juli
1914 ……..24’/,o
541/s
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
431
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 11 Mei 1918.
Activa.
Binnenl,Wis-(H.-bk.
f
38.579.191,59
1
I2
sels, Prom.,< B.-bk.
1.701.509,66
enz. in disc. l Ag.sch. ,, 18.113.897,49*12
f
58.394.598,75
Papier o. h. Buiteni. in.
disconto ……………………..
Idem eigen portef..
f
8.085.016;-
Af :Verkochtmaar voor
,l*.1,- na+nfna1
–
8.085.016,-
Beleeningen
(H.-bk.
f
87.643.185,10’/2
,,
snel. vrsch.
B.-bk.
11.284.431,57
in rek..crt.
L
Ag.seh.
51.558.802,37
1
/2
op onderp.
f150.486.419,05
Op Effecten
–
……f148.095.919,05
Op Goederen en Spec. ,.
2.390.500,-
,,
150.486.419,05
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..
–
Munt enMuntmateriaal
Munt, Goud ……
f
84.956.570,-
Muntmat., Goud
..,, 636.814.146,16
1
/,
f721.770.716,16
*1
2
Munt, Zilver, enz.
.
7.493.157,53
Muntmat., Zilver
._.
,,
–
729.263.873,69
1
/2
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds..
f
5.220.093,82
id. van”/sv.h.kapit. ,,
3.990.268,30V2
9.210.362,12/2
Geb.enMeub. der Bank …………….
..
1.465.000,-
Diverse
rekeningen
……………….
,
91.011.565,45
f1.047.916.835,07
Paisiva.
Kapitaal
………………………
f
20.000.000,-
Reservefonds
………………….
..5.234.534,18
1/
Bankbiljetten in omloop …………
..952.424.560,-
Bankassignatiën in omloop …………
2.350.950,96’/i
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk……
f
6.059.345,09
Van anderen ……
.. 52.246.097,37
58.305.442,46
Diverse rekeningen
………………..
9.601.347,46
f1.047.916.835,07
Beschikbaar metaalsaldo …………..
f
525.7 15.17d,-
Op
de basis van
2/5
metaaldekking ……
323.098.985,31
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is .;,,
2.628.575.880,-
Verschillen met den vorigen weekstand:
Meer
Minder
Disconto’s
3.476.332,59’/s
Buitenlandsche wissels
204.800,-
Beleeningen
20.106.314,22
Goud
61.883,60
Zilver ………………..161.974,72
Bankbiljetten
19.561.075,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s
1.875.448,50
Voornaamste oosten in duizenden guldens.
Data
‘
Goud
Zilver
a
k
hikietien
Andere
opeischbare
schulden
11
Mei
1918
..
.
721.771
7.493
952.425 60.656
4
,,
1918
..
721.833
7.331
971.986
64.449
27 April 1918 ‘.
‘725.771
7.274
936.472
71.764 20
1918
….
729.446
7.158
895.117
75.776
13
‘
1918
730.152
7.135
894.911
75.711
6
1918
.. ..
721.397
7.154
893.899
64.320
30 Maart 1918
722.184
7.285
889.692
‘
59.943
23
1918
723.051
7.337
864.373
66.509
16
1918
. .
..
723.807
7.323
858.394
58.834
9
,,
1918
722.096
7.225
859.317 65.835
2
,,
1918
723.746
7.240 870.334 71.288
23 Febr. 1918
714.679
7.295
845.856
83.485
16
,,
1918
716.341
7.275
854.035
90.845
12
Mei
1917
….
595.635
7.022 767.982
42.903
13
Mei
1916
….
535.804 1.925
644.037
46.453
25 Juli
1914
..
. .
162.114 8.228 310.437
‘
6.198
o
aia
Disconlo .a
Belee- Beschik-
baar
Dek-
kings
•
Hiervan
oMa
Schatkist-
ningen
Metaal-
percen- promesscn
saldo
lage
rechistreeks
11 kei 1918
58.395 18.000 150.486
525.715
72
4
,,
1918
61.811
18.000 170.593
520.938
70
27Apr. 1918
46.520
18.000
J.53.925
530.839
73
20
1918
36.547
18.000
115.576 541.717
76 13
,,
1918
36.597
–
111.694
542.401
76
6
,,
1918
29.243 10.000 115.118
‘536.216
76
30 Mrt. 1918
19.165
–
,
115.737
538.809
77
23
1918
20.822
–
108.980
543.478
78
16
,,
1918 21.714
–
103.580
546.945
80
9
,,
1918 24.064
–
111.170 543.537
79
2
,,
Ï918
26.363
–
124.022
541.907
78
23 Febi.1918
30.574
–
116.030
535.386
78
16
,,
1918
24.090
–
139.462 533.877
77
12 I1ei 1917
71.345
55.000 88.760
439.551
74
13 Mei 1916
30.859
8.000
78.817
398.116
77
25 Juli 1914
64.947 14.300
61.686
43.521
1
)
54
1)
Op de
basis van
5
metaaldekking.
Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ei ë n blijkt, dat uitstonden op:
11Mei1918
4Mei1918
Aan schatkistpromessen..
f
112.880.000,-
1
112.880.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
18.000.000,- ,, 18.000.000,-
Aan schatkistbiljetten .
,, 49.492.000,- ,, 4.567.000,-
Aan zilverbons ………..32.495.522,- ,, 30.770.741,-
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Naast de per mail ontvangen gegevens wordende telegrafisch
bekend geworden totaalcijf*rs der obligo’s en uitzettingen en
het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.
Data
Goud
Zilver
B
”
ijetien
Andere
opeischb.
schulden
4 Mei
1918….
‘
251.400
27 April
1918..
. .
‘”
‘”
249.100
19 Jan.
1918….
86.439
19.270
171743
60.008
12
,,
1918….
86.745
18.877
160.249
6476’22
5
,,
1918
i .
..
86.761
18.831
171.511
65.236
29 Dec.
1917.. ..
86.824 13.548
168.026 66.280
5 Mei
1917..
.
74.370
23.410
157.217 34.303
6 Mei
1916..
. .
42.256
32.792 145.569
27.858
25 Juli
1914….
22.057
‘
31.907
110.172
12.634
Data Dis-
conto’s
Wissels,
huilen
N..Ind.
betaalbaar
t
1
8dec.
ningen
1
Di,erse
–
nin gen
1)
Be,chik.
baar
meMal.
saldo
Dek.
kings- percen-
I
lage
4 Mei1918
12T00
61.400
**
27Apr.1918
129.200 59.600
7.850
33.667
67.343
19Jan.1918
24.469 59.179
45
12
1918
7.633
33.891 69.204 23.877
58.867
45
5
,,
1918 7.851
33.332 71.996
24.459 58.243
44
29Dec.1917
7.523
33.780
70.762 23.028 58.511
45
5 Mei1917
6.621
36.256
48.924
9.310
57.991
51
6 Mei1916
6.298 28.322
48.954
19.178
40.961
43
25 Juli 1914
7.259
6.395
47.934
2.228
1
4.842)
44
1)
Sluitpost der
activa.
9) Op
de
basis van
2f
metaaldekking.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Circulaile
Andere
opeischb.
schulden
1
1
Disconto’s Div. rebe-
ningen
t)
9 Febr. 1918
..
609 1.250 923
1.094
505
2
,,
1918
..
616 1.192 1.013 1.089
475
26 Jan.
1918
.
631
1.157 1.043 1.099
429
19
,,
1918
. .
630 1.185 1.038 1.106 432
10
Febr. 1917
..
714
1.104 986
–
958
449
12 Febr. 1916
..
886 922 1.021
924
663
25 Juli
1914
..
645
1.100
560
735
396
1) Sluitpost der activa.
432
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
Aan het eind van ieder kwartaal wordt eén overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden p. st.
Currency Nole,.
Data
Metaal
Circulatie
1
Goudd.
1
Gov. Sec.
8 Mei 1918 6L366
49.683
1
,, 1918
61.361
49.439
238.058 28.500
213.836
24 April 1918 61.006
48.409 235.191 28.500 210.836
17
,,
1918
60.997
47.885
233.080 28.500 208.808
9 Mei 1917 55.020
38.724 154.696 28.500 123.279
10 Mei 1916 59.363
34.426 116.562 28.500
83.677
22 Juli 1914 1 40.164 t 29.317
Gov.
I
Other
I
Public
Other
Re..
king,-
Data
Sec.
Sec.
Depos.
I
Depos.
I
servc
I
percen-
8 Mei ’18 55.872 97.410 37.573 128.130 30.133 18,18
1 ,, ’18 56.460 102.862 34.373 137.652 30.372 17,65
24 Apr.’18 56.724 104.843 34.831 140.154 31.047 17,74
17 ,, ’18 58.313 105.951 39.952 138.232 31.562 17,17
9 Mei ’17 45.049 111.480 54.173 119.376 34.745 20,02
10 Mei ’16 33.187
79.410 54.834 83.442 43.387 31/
22Juli ’14 11.005
33.633 13.735 42.185 29.29
52/8
) Verhouding tusachen
Reserve
en Deposit..
DLJITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der 1)arlehesis-
kassenscheine, in duizenden Mark.
Data
Metaal
Daarvan
Kassen,
Circu-
..,oua
scnelne
toile
percen.
lage’)
7 Mei 1918 2.464.955 2.345.192 1.550.545 11.802.332 34
30 April 1918 2.464.796 2.344.999 1.543.195 11.820.793 34
23
1918 2.464.725 2.344.806 1.472.703 11.564.031
34
15 ,,
1918 2.528.188 2.408.777 1.468.466 11.727.198
34
7 Mei 1917 2.550.502 2.532.916 460.176 8.303.592 36
6 Mei 1016 2.502.188 2.462.507 878.295 6.642.205
51
23 Juli 1914 1.691.398 1.356.857
65.479 1.890.895
93
1)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenscheine.
Data
Wissels
Rek. Cr1.
Darlehen,kasscnscheine
Totaal
in kas hij
uit ge-
de Reichs-
______________
geven
.
bank
7 Mei
1918
13.577.588 6.857.044
8.613.400
1.536.800
30 April 1918
13.887.788 7.055.105 8.587.300
1.529.700
23
1918
12.698.699 6.298.883
8.289.800
1.457.700
15
1918
13.964.814 7.375.418
8.390.600
1.455.200
7 Mei
1917
8.710.561
3.952.098
4.512.100 454.500
6 Mei
1916
5.051.916
1.642.134
2.099.200
839.700
23 Juli
1914
750.892
943.964
RUSSISCHE STAATSBANK.
Sedert 5 November 1917 is geen baukstaat verschenen.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden francs.
Data
Goud
Waarvan
in het Buitenland
Zilver
Te goed
in het Buitenland
Buit.gew.
voorseh.
a/d. Staat
0 Mei ’18
5.380.407 2.037.108
255.825
”
16.150.000
2
,,
’18
5.379.657
2.037.108 256.116 1.303.893
15.950.000
25 Apr.’18
5.378.863 2.037.108
256.071
1.286.682 15.650.000
18
,,
’18 5.377.742
2,037.108
253.576
1.231.401
15.350.000
10Mei ’17
5.258.602
1.948.706
257.074
761.170 10.100.000
11 Mei’16
4.715.060
–
358.623 780.680
7.400.000
23 Juli’14
4.104.390
–
639.620
–
–
–
Wissels
Uie-
sield
tg
e
J4’is,els
Belee-
ning
Bankbil.
jcticn
Rek. C.
Partl-
culieren.
Rek.
Cr 1.
Slaat
.
1.177.399 1.091.821
999.006 27.011.836 3.052.300
46.969
1.316.081 1.095.412 1.004.032 26.733.186 3.135.363
40.165
i.
1.397.329 1.097.244 1.043.782 26.395.251 3.313.253
55.764
1.441.244 1.099.553 1.101.999 26.231.771 3.213.506
41.975
Cr
0
545.625 1.240.905 1.139.976 19.275.171 2.518.154
31.756
394.834 1.552.720 1.222.263 15.432.465 1.980.221
48.463
1.541.080
–
769.400
5.911.910
942.570 400.590
SOCIETt
GÉNÉRALE DE BELGIQUE.
S)
Voornaamste posten in duizenden francs.
Beleen.
Bcleen.
1
Binn.
-1
Dalô
I
Metaal
mcl.
1
van
van
I
1
Circu-
1
wlssds
huilen!.
1
buitenl.
prom.
d.
1
en
1
lalie
saldi
saldi
1
vorder.
provinc.
heleen.
S Mei ’18 808.733 98.808 480.000 122.005 1.266.338 232.480
2 ,, ’18 805.970 98.776 480.000 125.395 1.265.172 234.550
25 April ’18 805.086 98.503 480.000 128.349 1.266.533 235.024
18 ,, ’18 806.161 98.446 480.000 130.285 1.227.362 233.173
11 Mei ’17 380.244 87.057 480.000 76.497 916.205 97.891
u
Mei ’16 246.170 62.814 480.0001 62.0231 690.277 156.200
1) Sedert einde 1914 met de functie vancirculatiebank belast.
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Waarvan
Waar-
1
F.R.
Data
Goud
voor dekking
t
van in
hel bui-
Zilver
cle.
1
Notes in
1
circu-
F. R. Notes
tenland
I
latic
1 Febr. ’18
1.717.022
801.139
52.500
58.435 I1.236.101.
25 Jan. ’18
1.726.507
813.785
52.500 56.252 11.234.934
18
,,
’18 1.729.470
816.437 52.500
54.837
11.238.797
11
,,
’18 1.696.830 803.969 52.500
51.201
11.242.199
2 Febr. ’17
795.834
275.900
–
12.185
1
260.030
Totaal
Waar-
Dek-
Goud-
Data
Wissels
I
Deposl,o
a
Kapitaa
n
l
kings.
dekking
I
percen-
circu.
lage i)
lalie
1 Febr. ’18
896.583 1.854.486
72.621
–
–
25
Ja,.’.
’18
901.574 1.849.086 72.439
61,5
65,0
18
,,
’18
861.292 1.913.899
71.938
61,0 65,9
11
’18
829.375
1.779.726
71.603
61,8
64,7
2 Febr. ’17
107.810 814.443
55.725
–
1)
Verhouding tusschen: den totalen goudvoorraad, Zilver
etc., en de opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto depositos met inbegrip
van
het kapitaal.
I’ARTJCULIERE BN KEN AANGESLOTEN BIJ
HET
FED. BES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.,
–
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
1 1
1
aal
deTp0olsitOs
Waarvan
time
banken
gelden en
F.
nks
deposits beleggingen
25Jan. ’18
671
11.527.048
1.199.201
10.777.154
1.399.748
18
,,
’18
662
11.425.833
1.147.274
10.618.473 1.361.800
11
’18
659
11.297.581
1.202.389 10.853.548
1.348.698
4
,,
’18
640
11.235.168 1.193.952 10.697.106
1.460.927
28 Dec. ’17
630
10.853.941
1.161.823 10.383.805
1.321.944
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
433
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 13 Mei 1918
J)e gebeurtenissen op de oorlogsterreinen oefenden in de
achter ons liggende berichtsperiode slechts zeer geringen
invloed op het koerspeil der internationale beurzen uit.
In het Westen schijnt het offensief vrijwel tot stilstand te
zijn gekomen, waardoor het dan ook te verklaren is, dat
01) de beurzen in de landen der Entente een veel optimisti-
scher stemming den boventoon heeft gehad. Van uit Lon-
den en Parijs bereiken ons slechts uiterst sporadisch, enkele
betrouwbare berichten; de meer dan gebrekkige postver-
binding, die ons schriltelijke en gedrukte mededeelingen met
ongeveer een maand vertsaging doet ontvangen, maakt het
bij uitstek moeilijk een juist beeld van den zakenovang
en van de tendens op de markten in Engeland en Frankrijk
te verkrijgen. Toch is zooeel wel duidelijk geworden, dat
cle matte eii looine houding van de laatste weken plaats
heeft gemaakt voor een meer hoopvolle beschouwing van
de toekomst, waardoor ook de lijst tot bet entaineeren van
nieuwe zaken eenigszins is aangewakkerd.
Speciaal is dit naar voren gekomen ter beurze van N e w
Y o r k. Vanuit de Vereenigde Staten werden wij ook vree-
ger in hoofdzaak door de telegrafische gemeenschap onder-
richt en al zijn de kabelmeldingen wel wat summier gewor
–
den, in principe is de wijze van publicatie toch dezelfde
gebleven. Hierdoor zijn wij hier te lande vrijwel nu courant
van hetgeen aan de overzijde van dan Oceaan invloed op de
foiidseamarkteu kan uitoefenen. In de juist achter ons
liggende dagen hebben verschillende factoren hun aandeel
bijgedragen tot de meer dan vaste stemming te Wallstreet. – In de eerste plaats wel de berichten omtrent den stand der
wintertarwe in de Vereenigd& Staten. Weliswaar zal ver-moedelijk niet de geheele taxatie van President Wilson in
dit opzicht worden bereikt, doch waar deze buitensporig hoog is geweest, heeft dit feit geen teleurstelling kunnen
wekken. Niet alleen, dat door het welslagen der graan-
oogsten Amerika zelf en de met diÇland in den krijg ver-
bonden naties den oorlog krachtiger zullen kunnen voeren
en derhalve het door hen gestelde doel binnen een engeren
kring van bereikbaarheid komt, ook wordt door de moge-
lijkheid van een aanmerkelijken export het saldo-tegoed in liet buitenland grooter, hetgeen als een zeer aanmerkelijke
steun voor de Amerikaansche valuta moet worden be-
schouwd.
• .Naatt deze gunstige graanrapporten hebben de mededee-
lingen uit de kringen der industrie een rol van beteekenis
gespeeld. Weliswaar is het cijfer der onuitgevoerde orders
der United States Steel Corporation per einde April weder-
oin iets geringer geworden, doch ter beurze heeft dit feit
niet den ininsten indruk gemaakt tegenover de verwachtin-
gen, die men omtrent de toekomst van deze leidende onder-
ncriiing op staaigebied koestert. De publicaties van den
president der maatschappij, den heer Gary, hebben doen
zien, dat dc fabrieken der Trust bijna op volle capaditeit
werken, da.t de winsten, ondanks de zeer ingrijpende oorlogs-
belastingen; nog steeds geweldig zijn te noemen en (lat
plannen worden beraamd tot nog verdere uitbreiding van
de arbeidsspheer. Zoo zal worden aangevangen met het
oprichten van een munitiefabriek, waarvoor de gelden van
de regeering ontvangen, zullen worden. Dit, tezamen met
het feit; (lat de directie een verlaging van het thans uitge-
keerde dividend (zoowel gewoon als extra) als onwaar-
schiiiilijk heeft betiteld, zoolaug de tegenwoordige staal-
prijzen slechts worden gehandhaafd, heeft aanleiding gege-
ven tot aankoopen op zeer groote schaal van de betrokken
aancieeleim, gepaard gaande met een zeer aanmerkelijke
koersverhc!fing. Tot dit laatste heeft bovendien de tech-
ni,che positie der markt bijgedragen. De beurs- had een
periode van zeer geringen zakenomvang achter den rug,
waarin slechts kleine posities waren opgebouwd, zoodat de
realisaties wegens winstuemingen weinig in aantal waren,
toen de recente koersverbetering zich inzette. Daarenboven
liepeu er geruchten omtrent het oprichten van een z.g.
,,poo1″, hetgeen weliswaar niet werd bevestigd, doch even-
min werd tegengesproken. Het noein alleen reeds van dit
fasci n eerende woord, waaraan zoovele reminiscenties van
vroegere sensationeele koersopdrjvingen zijn verbonden,
was echter voldoende om een waren ,,run” op aandeelen
Steel in het bijzonder te doen ontstaan. Op het oogeublik,
waarop wij dit schrijven, is nog geen reactie van beteekenis
ingetreden, hoewel van verschillende kanten reeds gewezen
werd op de inderdaad zeer hooge oorlogsbelastingen, die
iii toenemende mate op de nu nog groote winsten zullen
gaan drukken. Dc taantie van de opbrengst der oerlogs-
viusthelasting bedraagt in totaal $ 1.200.000.000. en die
van de verhooging der inkomstenbelasting •$ 750.000.000;
in deze beide heffingen tezamen dragen de diverse maat-
schappijen thans hij tot een gemiddelde van ongeveer 25 pCt.
Te B e r 1 ij n heeft de beurs den terugsiag van de zeer
geanimeerde tendens der laatste weken ondervonden. De
handel is’ sterk ingekrompen, gepaard gaande met een
reactie der koersen van de meeste fondsen, doch speciaal van
petroleumwaardcn. Op het eerste gezicht moge dit vreemd
schijnen, een nadere beschouwing van de vredesvoorwaar-
den moet Eoemenië maakt veel duidelijk. Tussehen de pro-
ducenten (de tgenwoordige petroleumonderemingen) en
de verbruikers wordt u,i. een tusscheu-organisatie gescho-
ven, of juister gezegd, twee, n.l. dén voor de regeling der
productie (de pachtmaatschappij) en één voor die van den
verkoop. In deze organisaties behoudt de Duitsche regee
ring het zeggingschap, terwijl een zekere ,,royalty” aan
Roemenië wordt uitgekeerd. Directen invloed op productie
en prijzeh kunnen de petroleumondernemingen derhalve niet
uitoefenen, hoewel te voorzien is, dat niettegenstaande deze
omstandigheid jn de toekomst zeer groote winsten behaald
kunnen worden. Alles zal er u.l. op gericht worden, om de
Itoemeensche productie, die tot nu toe ongeveer 2 millioen
ton bedi-oeg, zoo krachtig mogelijk op te voeren, waaraan
ongetwijfeld de bestaande petroleummaatsehappijen haar
aandeel zullen knnnen bijdragen. Voor de Duitsche .regee-
ring zit in dc eerste plaats de gedachte hierbij voor, tea’
opzichte van een zeer voornaam artikel, onafhankelijk van
haar tegenwooi
–
dige tegenstanders te worden; de winsten, die
ongetwijfeld uit het ‘Roemeensche monopolie behaald kunnen
worden, spelen in dit geval slechts een secondaire rol.
In tegenstelling, met Roemeensche petroleumwaarden waren de betrokken staatsfondsen in betere houding. Dit
was een gevolg van de bepaling, in het Roemeensche vredes-
verdrag opgenomen, dat de dienst der buitenlandsche lee-
ningen onmiddellijk na de ratificatie zou worden hervat. In
verband hiermede zijn cle houders van Roemeensche fondsen
reeds imitgenoodigd hun stukken ter afstempeling in te leve-
ren (naar het voorbeeld dci’ Russische papieren), waarvoor
de termijn tot den 17den Mei a.s. openstaat.
Ook op ander gebied is voor de belangen der Duitsche
crediteuren gewaakt. Zoo heeft de Roemeensche regeering
op zich genomen de door de Banen Generala Romana uitge-
geven bankbiljetten te beschouwen als wettig betaalmiddel,
waarmede ongetwijï9ld een groot risico voor de houders
dezer biljetten uit den weg is geruimd. Voorts heeft de
Roemeensche regeei’ing zich garant gesteld voor alle scha-
den, toegebracht aan Duitsch eigendom, hetzij door de ge-
vone militaire operaties, hetzij op last van de speciale
Engelscho missie, die ten doel had iie petroleumbronnen en
raffinaderijen zoo grondig mogelijk te vernietigen. Tei-
garantie van deze en andere verplichtingen heeft de Roe-
meensche regeeriug er in toegestemd het zich te Berlijn
bevindende tegoed van de Roemeensche Nationale Bank,
ten bedmage van ruim Mli. 347.000.000, als waarborg te
bestemmen, voorloopig voor den tijd van 5 jaren, doch,
indien Roemenië slechts dénmaal in gebreke blijft met de
rentebetaiing
01)
de buitenlandsche schuld, wordt deze
periode tot ten minste 10 jaren verlengd. Andere garanties zullen vermoedelijk volgen; hieromtrent wordt echter nog
te ]3erljn gediscussieerd.
De voortzetting van den oorlog heeft inmiddels nog een
zeer eigenaardig verschijnsel naar voren gebracht, u.l. de
moeilijkheid om de enorme winsten, met krijgsleveranties
behaald, te verbergen. Steeds grooter wordt het aantal
vennootschappen, dat niet meer in staat is, door afschrij-
vingen of reserveeringen een groot deel der thans verS
diende millioenen voor latere tijden te bewaren. De begee-
righeid der aandeelhouders brengt de directies in’ een voort-
durend moeilijker positie; een enkele blik in de verslagen
der in dcii jongeten tijd gehouden algemeene vergaderingen leert, dit. 1)e eerst als uitzondering beschouwde gebeurtenis
bij de Daimler-maatschappij, wanr éen oppositioneele groep
de Xtitkeering van- een hooger dividend dan aanvankelijk
voorgesteld, heeft weten dooi’ te voeren, heeft school ge-
maakt. ‘Vooral hij 4e ilheinische Mi$belstoff-weberei Dahl &
:aUnsehe A. G. te Barmen is dit sterk tot uiting gekomen.
In do tweede algemeene vergadering heeft de oppositie,
onder leiding der bankiersfirma Mdsse & Sachs te Berlijn
de verhooging van liet dividend van 17 pCt. tot niet minder
dan 97 pCt. weten te verkrijgen. Dientengevolge moesten
verschillende balansposten verhoogd worden, o.a. gebouwen
van Mk. 361.622 tot Mli. 369.100, rnaehinerieën en erktui-
gen van ‘Mk. 113.164 tot Mk. 192.237, goederen en voor-
raden van Mk. 252.79 tot Mk. 375.000, enz. Dergelijke aan-
vallen worden boe langer hoe meer uitgevoerd; bij de
machinefabriek Esslingeu heeft zich b.v. hetzelfde voorge-
daan, hoewel hier de strijd tot nu toe onbeslist is gebleven.
Het is de vraag, of dergelijke gebeurtenissen in het belang
dci’ betrokken ondernemingen moeten worden beschouwd.
Wel
is
het vrij zeker, dat zij stellig niet met het oog op
434
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
dat belang worden ondernomen; gewoonlijk geschiedt cle
attaque van de zijde eener groep aandeelhouders, die niet
bona-fide zijn en die de verhoogde divideuden slechts trach-
ten te verkrijgen, om hierdoor een correspondeerende rjzing
ter beurze in het leven te roepen, waarbij zij zich dan van hun eerst verworven bezit weder kunnen ontdoen. Inmid-
dels is dan echter, zooals ook bij Dahl & Hunsche geschied
is, de geheele raad van commissarissen, benevens de directie,
gewoonlijk niet meer tot aanblijven geneigd, zoodat het
bedrijf in een zoo bij uitstek moeilijken tijd aan een nieuwe
en meestal nog onervaren leiding moet wd5den overgelaten.
Als verontsehuldiging moet worden aangevoerd, dat som-
ruige directies alle aanleiding tot een oppositioneele houding
hebben gegeven. Om slechts bij het geval Dahl & Hunsche te blijven, is thans naar voren gekomen, dat o.a. een bedrag
van Mk. 60.000 onder crediteuren is opgevoerd, dat den
leden van het bestuur zou worden toegewezen als vergoe-
ding voor bijzondere prestaties. Nochtans was hiervoor van
aandeelhouders geen machtiging gevraagd.
Het is begrijpelijk, dat deze voorvallen ter beurze vele
discussies en beschouwingen hebben uitgelokt en een sterk
verdeelde stemming te voorschijn hebben geroepen. Als
geheel. echter was, zooals gezegd, de tendens minder geani-
meerd dan in ons vorig overzicht nog kon worden gerele.
veerd.
Te W e e n e n volgde de beurs ongeveer de stemming van Bei-ljn. De nieuwe devisen-voorschriften trokken alleen hier
wat mèer de aandacht. Het was sinds eenigen tijd opge-
vallen, (lat Oostenrijkers binnenlandsche effecten deponeer.
den bij een willekeurige bankinstelling voor rekening van
buitenlanders, waarna dan een opdracht van den betrokken
buitenlander tot verkoop dezer effecten volgde met het
verzoek voor de opbrengst buitenlandsche valuta’s ter be-
schikking. van den Oostenrjkschen deposant te stellen.
Taak waren het slechts schijn-affaires, ondernomen om de bepalingen der Devisen.Centrale te ontduiken Van de zijde
der banken werd op verschillende leemten in de betrokken
voorchriftcn gewezen; deze zijn nu door nieuwe bepalin-
gen aangevuld, zoodat ontduikingen, als hier vermeld, thans
wel tot het verleden zullen behooren.
T e o n z e n t was de markt voor staatsfondsen, zonder
bepaald geanimeerd te zijn, toch in een vaste tendens, voor-
namelijk in verband met de ruimere gldmarkt. Buiten-
landsche soorten echter vai-eu verwaarloosd en eerder iets
luier van toon.
7 Mei. 10 Mei.
13 klei. Rijzingof
5
1
/0
Ned. W. Schuld
..
. –
94
94
7
/16
94
41/2
0/
,,
,,
,,
1916
94
11
/i
950/8
90/
–
/io
4
0/
1916
87’/2
878/
4
87°/4
+
‘/4
31/
1
0/
,,
,,
,…..
78
0
/8
78
1
/2
78
1
!,
.+-
‘/
3
0/
69
18
/os
69/
680/
2
—
2’/2
0
1
Cert. N.
W.
S…….
59
58/
54’/8
–
4e/8
5
0
/0
Oost-Indië 1915 ….
97
h
z
97e/s
97
1
/B
—
4
0/
Hongarije Goud ….
45 45
45
4
°/o Oostenr.Kronenrente
391f
38’13
38′!,
—
1
5
0/
Rusland 1906 ……
26
26’/
27
+
1
41/2
0/
Iwangorod Dornbr..
240/
4
22′!,
23’/
—
1’/4
4
0/
RuslandCons.1880.
22
1
/
22’/4
21’/4
—1
4
°/o
Rusl. bij Hope & Co..
24
7
/s
24 /a
24
7/
4’/2
0/
China Goud 1898 ..
540/s
52’/
54
—
5
o/o Brazilië 1895 ……
57/8
60
59’/
+
18/8
Van veel meer beteekenis echter varen, ondanks de onder-
breking door den Hemelvaartsclag, de omzetten
01)
de locale
markt. In de eerste plaats traden hier de
cuhtuuraandeelen
naar voren en van deze stonden weder aan de spits de aan-
cleelen der suikerondernemingen. Het had reeds groote
teleurstelling verwekt, dat de Cultuur-Maatschappij der
Vorstenlanden zich genoodzaakt had gezien een dividend-
uitkeering over 1917 niet te doen plaats vinden, doch men was zich ter beurze laugzanierha.nd bewust geworden, dat dit ten slotte in het belang der aandeelhouders moest wor-
den genoemd. De kaspositie moest zooveel mogelijk worden
versterkt niet het oog op de financiering van den niet te
verschepen suikeroogst en men apprecieeide het, dat de
directie zich zooveel mogelijk onafhankelijk van bankiers-
hulp wensehte te maken. Indien dan ook tegelijkertijd met
de pub!icstie van cfe dividend-passeering dc aankondiging
van een verdubbeling van het aandeelenkapitaal zou zijn
verschenen, zou vermoedelijk de koersreactie veel geringer
afmetingen hebben aangenomen, omdat het publiek, zoowel
de speculatie, als de bona-fide houders, zich in gedachten
reeds aangepast hadden aan de eischen, die de verschepings-
moeilijkheid stelt en het inconvenient van een kapitaals-vergrooting op dat moment als logisch aanvaard zouden
hebben. Onmiddellijk echter, nadat men dacht, dat met de
dividend-passeering en een voorzichtige bedrijfspolitiek (le
eerste
oeiljke tijden wel te doorworstelen zouden zijn,
kwam de mededeeling der nieuwe emissie, welke de uitwer-
king van een koude douche had. De waarden der Cultuur-
Maatschappij der Vorstenlanden daalden met tientallen pro-
centen tegelijk; vooral de actions de jouissance moesten zich
geweldige verliezen getroosten, omdat zij in de toekomstige
winstverdeeling een kleiner aandeel toegewezen zullen
krijgen. In aansluiting aan den koersteruggang voor de
Vorst.enlandenpapieren waren ook de overige suikeraandee-
len overwegend aangeboden, o.a. aandeelen Handelsvereeni-
ging ,,A.mstedam” en de zeer nauw met de suikermarkt in
verband staande aancieelen der Nederlandsch-Indische Han-
delsbank.
Ook de
rnbberofdceliicg
was uiterst ongeanimeerd. Aan-
deelen Amsterdam Rubber konden slechts op sterk verlaagde
prijzen een kooper vinden, temeer, waar ter beurze ge-
ruchten liepen, dat ook hier tot een nieuwe emissie vaio
roandeelen zou worden overgegaan. Inmiddels is deze bewe-
ring nog niet bevestigd; nochtans is de stemming niet
beter geworden.
De
tabaksncaokt
had te lijden onder de aankondiging van
het dividend van onderscheiden maatschappijen. De Maat-
schappij Arendsburg sfelt over 1917 een uitkeering van
slechts 40 pCt. voor (v. j. 70 pCt.); de Deli Batavia een
van 60 pCt. (v. j. 70 pCt.); de Deli-Langkat zal haar divi-
dend geheel passceren (vorig jaar werd 20Y
4
pCt. betaald).
Onder deze omstandigheden is het begrijpelijk, dat geenerlei
kooplust heerscht en dat de toli reeds ongeanimeerde steno-
ming wordt aangewakkerd door blanco-verkoopen.
Ook de
pctroleonoafdcehing
werd eenigszins geaffecteerri
door de algemeen loome tendens, hoewel de grondtoon hier
veel vaster bleef.
7 Mei.
10 klei.
13 Mei. Mizing
Amsterdamsche Bank
.
. .
192
1
/2
192′!,
192
1
1
Ned. Handel -Mij. cert. v. aan d.
171
1
!2
166
1
/8
167
—
4’/ Rotterd. Bankvereeniging ..
133/
.
1348/
4
134
3
/
+
1
1
/4
Anist. Superfosfaatfabriek..
168 170 170
+
2
Van Berkel’s Patent ……
160
160 159
–
1
Insulinde Oliefabriek ……
201
199/e
192
—
9
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand.
105’/2
105
1
/2
106
1
14
+
‘/4
Ned. Scheepsbouw-Mij.
.. ..
153
156
154
+
1
Philips’ Gloeilampenfabriek
316 320
325
+
9
R. S. Stokvis
&
Zonen….
624
629
–
+
5
Vereenigde Blikfabrieken ..
126
127
1
/2
127
1
/
+
1’/2
CompaniaMercantilArgent.
218’/
217’/
4
214°/4
.±.. 33/
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
147
1
/4
116/
113’/
—34
Handelsver. Amsterdam….
297’/
283
1
!2
276/4
–
20/4
Roll. Transatl. Handeisver.
143
157
153
+
10
Linde Teves
&
Stokvis ….
222
225/,
225
+
3
VanNierop&Co’sllandel-Mij
192
190
1851!2
–
61/
2
Tels
&
Co’s Handel.Mij
..
. .
179
177’/
.
177′!2
–
1’/2
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
195’12
187
1
/
194
–
1
1
/2
Kon. Petroleum-Mij.
……
509′!,
495 488
1
/3
–
21
Orion Petroleum-Mij…….
81
781!,
82!2
+ 1′!2
Steaua Romana Petr..Mij.
–
200
199′!2
199/4
–
1/
4
Amsterdam-Rubber-Mij…..
176
166 152
1
!2
–
23
1
!,
Nederl.-Rubber.Mij.
……
103
100
92
– 11
Oost-Java-Rubber-Mij…..
209 200 190
1
/2
–
181/
2
Deli.Maatschappij
……..
451/4
435 425
–
261/
4
Medan-Tabak-Maatschappij..
198
3
!
185113
180
– 18
1
/4
Senembah-Maatschappij..
..
520’/4
490
478
–
42’/4
De handel in fondsen met ,,nieuw zegel” werd geienod
door de beschouwingen omtrent de moeilijkheden, die het
gevolg kunnen zijn van de door de regeering door te voe-
ren voorschriften on’itrent vering van buitenlandsche
fondsen. Veel aandacht echter hebben deze voorstellen nog
niet getrokken.
De schec-pvaartma?-lst
bleef gedurende het grootste ge-
deelte van de berichtsperiode yrij opgewekt van stem.ming,
in verband met de betere berichten op scheepvaartgebied.
De vaart tusschen Amerika en Indië is thans opengesteld,
terwijl bovendien het vooruitzicht bestaat binnen afzien-
baren tijd graanschepen uit de Vereenigde Staten naar
ons land gedirigeerd te krijgen. Heden echter was ook in
cleo’e afdeeling tes benrze .een loosueo- aspect op te merken.
7 Mei.
10
Mei.
13 Mei.
Holland-Amerika-Lijn
….
376’/2
368
364
1
/s
–
11/8
,,
,,
gem.eig.
356
1
!2
3461!3
3355/8
–
20/s
Holland-Gulf-Stoomv..Mij
..
275
275 272
–
3
Holl.
Alg.
AtI. Stoomv.-Mij.
168
5
/8
1671!3
–
Hollandsche Stoomboot.Mij..
2091/
2
2071!,
200
–
9’/2
Java-China-Japan-Lijn
….
2541!
2
249 250
–
4′!2
Kon. Hollandsche Lloyd
..
165
1
/8
164
163’/4
–
2’/s
Kon. Ned. Stoomboot-Mij…
233
1
14
229/,
229’/
–
33/4
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
M1
7Mei. 10Mei. 13 Mei. Rig0f
Kon. Paketvaart-Mij …….
252/4
247
3
/4 245’/ – 7
1
14
Maatschappij Zeevaart ..
319
305V2 –
–
Nederi. Scheepvaart-Unie .. 245/a 242V4
240′!,
–
NWvelt Goudriaan ……..1140
1140
1140
Rotterdamsche Lloyd …… 26l’/s 256
254V4 – 71/
4
Stoornv.-Mij. ,,Nederland” .. 266
263’/4 261’/
– 41!2
Noordzee” ..
214’/2
210
191
– 23V,
,,Oostzee” .. . . 323
309V2 311
– 12
De
A,nierikaansche
aldeeling was zeer geanimeerd in aan-
sluiting aan de aanduidingen van Walistreet. De handel
echter blee,tot enkele hoofdsoorten; als Steels en Anaconda
Copper, beperkt, terwijl ook een enkel der lichtere spoor-
vegaandeelen, als Southern Rails, door het publiek ge-
vraagd werden.
7Mei. 10Mei. 13Mei.
g
°
dalin
American Car & Foundry
7
74 1/2
75118 + 2V8
Anaconda Copper ……..132V, 136
133
+ 5’12
Un. States Steel Corp ….. 87°/s
94
1I
/,
95/’ + 82/4
Atchison Topeka ……….83′!,, 86′
5
/i6
82°/ja –
Southern Pacific……….80
81
1
/8
82
+ 2
Union Pacific …………. 118’/
121
‘ 120/4 + 2’/4
Int.Merc.Marineafgèst…..28′!,
29°/’a 29′!, + 1
prefs
98
3
/4 1011/
4
101’/,,
4-
2
11
1,6
De
geidmarki
bleef vrij ruim; prolongatie 3Y pCt.
GOEDERENHANDEL
–
GRANEN.
13 Mei 1918.
Dezer dagen arriveerden de Engelsche vakbladen van de eerste 3 weken van April. Ofschoon zij geen recent nieiuvs
hebben gebracht, geven zij toch althans weder een over-
zicht van wat ei’ in de graanvoortbrengende wereld buiten
Nederland en de centrale rijken in April is geschied. De
berichten betreffen vooral cle vooruitzichten voor de nieuwe
oogsten en deze zijn allerwegen gunstig. In GrootBritannië
en ‘Ierland is men vol lof over den landbouwer, wiens ge-
meenschapszin tezamen, met hooge graanprijzen hem heeft
gebracht tot ht verbouwen van een grooteren graanoogst
dan sedevt lange jaren het geval is geweest. Scheuren van
grasland, hetgeen in ons land nog steeds niet in voldoende
mate geschiedt, heeft daar op groote schaal plaats gehad.
Eene zeer sterke uitbreiding van den aardappelverbouw
is verzekerd, evenals van dien van t a r w e. Berekend wordt,
Noteeringen.
dat hij eene gemiddelde opbre4gst van den eigen oogst, het
Vereenigd Koninkrijk naar de tegenwoordige gereduceerde
consuniptic tegen een jaarlijkschen i
fll
voer van vdör den
oorlo van circa 26 millioen quarters tarwe, in het komende
seizoen slechts 12 millioen quarters zal behoeven te impor-
teeren. ‘Weliswaar wordt de beschikbare hoeveelheid vee-voede,’ verminderd door cle toevoeging aan het brood van
graansoorten, die anders voor het vee werden gebruikt,
doch dit tekort denkt men althans goeddeels te kunnen
aanvullen uit den verwachten veel grooteren aardappeloogst.
Opmerking verdient, dat speciaal de verbouw van aardap-
pelen in het klein door verbruikers veel zal bijdragen tot
verlichting der moeilijkheden.
,
Gebruik van aardappelen als grondstof van het brood, is
sedert einde Maart voorgeschreven, doch slechts voor die
bakkers, die voldoende in staat zijn de aardappelen daar-
voor te bewerken. Tot productie van aardappelmeel of ge-
droogde aardappelen op groote schaal, zooals die in ons
land plaats vindt, schijnt men dus in Engeland nog niet
in staat te zijn.
Ook uit Frankrijk luiden de berichten over den graan-
oogst en den voorjaarsuitzani gunstig.’
Het oogstrapport per 1 Mei van het Washingtonsche
landbouwb’ireau geeft eveneens zeer goede cijfers. ])e ge-middelde stand der wintertarwe is berekend op 86,4 tegen
78,6 eene maand tevdreu en 73,2 op 1 Mei 1917. Daarbij
is de tarwe veel beter door den winter gekomen dan in het
vorige jaar. De met wintertarwe bezette oppervlakte be
droeg nu 36392.000 acres tegen 27.430.000 acres op 1 Mei
1917, toen een ongekend percentage van den oogst door het
ongiinstige winterweder was verloren gegaan. Uit deze
cijfers blijkt reeds, dat een groote oogst van wintertarwe
in dc Vereenigde Staten, verwacht wordt. De schatting
bedraagt 5724 millioen bushels tegen eene opbrengst in
1917 van slechts 41.8 millioen bushels.
Ook de verwachtingen omtrent vermeerdering van den
voorjaarsuitzaai zijn hoog gespannen, zoowel in de Ver.
Staten als in Canada. Daarbij komt nog een zeer goede
stand der gerst aan de Noord-Amerikaansche Westkust,
verwachte uitbreiding van den gerst- en haververbouw in
beide landen, een taxatie van d.e roggeopbrengst der Unie
van 82 millioen bushels tegen 60 millioen bushels in 1917.
Ook heet het nu, dat de pogingen om de vochtige mais
gedurende den winter te redden in zooverre gelukt zijn,
dat de overgebleven hoeveelheid werkelijk van veel betere
kwaliteit is en toch nog meel’ zaaimals beschikbaar blijkt
te zijn dan gevreesd was. Bij al die schoone vooruitzichten
is het dus geen wonder, dat weinig te ontdekken valt van
dc gedeprimeerde stemming, die een jaar geleden in de
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Soorten
1
13 Mei
1
6 Mei
13 Mei
1918
1918
1917
Chicago
Buenos Agres
Data
Tarwe
Mars
Haver
Tarwe
Mars Lijnzaad
Mei
Mei
Mei.
Juni
Juni
Juni
Tarve ………………
1
572,50
1
)
11Mei ’18 220
8)
127
5
!,
72’14
12,90 5,25
24,30
Rogge (No. 2 Western)
-.1
Ibm.
4 Apr ’18 220
8) 127
1
/4
77
1
/s
12,65
4
)
5,05)
24,104)
Mais
(La Plata)
……..
1
–
11 Mei ’17 318
157
8
/
71
16,95 11,65
25,60
Gerst
(46 ib. feeding)
-.
.
.J
–
11Mei ’16 115
7
/8
74′!,
48
7,60
4,50
11,05
Haver (38 lb.whiteclipped)j
21,-
1
)
11 Mei ’15 157′!2
76
5’3’/4
13,50)
5,80)
11,75′)
Lijnkoeken
(Noord-Ame-
1
20Juli ’14
82
‘)
56
1
!,
9
36
1
!2 ‘)
9,40
2
5,38
2
)
13,702)
rika van La Plata-zaad)I
–
Lijnzaad
(La Plata) …….
nom.
0
per Dec.
2)
per Sept.
3)
off ie. vastgest. locoprijs.
4)
per Mei.
1)
Regeeringsprijs.
AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.
Rotterdam
‘
1
Amsterdam
Artikelen.
5 Mei-
1
Sedert
1
Overcenk.
5 Mei—
J
Sedert
1
Overeenk,
II Mei
1918
1Jan.
1918
tijdvak
1917
II
Mei
1918
1 Jan.
1918
J
tijdvak
1917
572,50
1
)
588,-
1
)
nom, nom.
–
345,—’)
-.
345,—’)
21,_2)
20,-
1
)
–
200,—’)
nom.
nom.
Totaal
1918
1
1917
Tarwe ……………..
–
‘
–
126.932
–
-‘-‘
4,553
–
131.485
–
–
8.465
–
–
–
–
8.465
–
–
2,314
–
–
–
–
2.314
–
–
73,936
–
–
54.331
–
128,267
Rogge
………………
Gerst
……………..
—
22949
” –
–
9.563
–
•
32.512
Boekweit
…………..
Haver
…………….
..
–
‘
10025
–
–
15,042
–
25.067
Mais
-………………
Lijnzaad
…………..
–
8.322
–
–
7.560
–
15,882
–
–
19223
—
–
20,576
–
39,799
Lijnkoek…………….
Tarwemeel
…………
–
5,412
–
–
–
–
5,412
AANVOEREN
in tons van
1000
K.G.
voor België.
–
96316
113.032-
—
–
–
96.316 113.032
11.183
38,730
7.479
–
–
–
‘38,730
7,479
Tarwe
…………………
Rogge
…………….
–
5.174
–
–
–
–
5,174
–
Mais
……………..
….
–
–
–
–
–
–
– –
T
arwemeel
……………
Gerst
……………..
2.477′
6.174
1
144
–
‘
– –
6.174
144
436
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
geallieerde wereld heerschte omtrent de graanvoorziening.
Het is nu maar te hopen, dat geen ongunstig zomerweder
de hooggespannen verwachtingen komt teleurstellen. Voor
berekeniugen omtrent de opbrengst van zomertarwe is het
natuurlijk nog te vroeg. Zomertarwe is een zeer wisselvallig
gewas, waarover voorspellingen zeer dikwijls verkeerd uit-
komen. Ontkend kan echter niet worden, dat de vooruit-
zichten alom veel beter zijn clan een jaar geleden.
Ook de berichten omtrent den Argentijnschen m a ï s-oogst
werken daartoe mede. In de laatste maanden is nu en dan
gevreesd voor een te hoog watergeha.lte door sterke regens,
doch ôok daarin schijnt tijdig verbetering te zijn gekomen
en eene zeer groote opbrengst wordt verwacht, grooter dan
de geringe scheepsruimte zal kunnen vervoeren. Maïsprijzen
zijn dan ook in Argentinië in de afgeloopen week weinig
veranderd.
Voor tarwe is echter de prijsstijging voortgegaan en de
val van 1 peso per 100 EG., die ongeveer vier- weken gele-den heeft plaats gehad, is nu weder geheel ingehaald. Blijk-
baar hebben de inkoopers der gealliëerden hunne inkoopen
uitgebreid. Eeue aan
–
vulling hunner tarwevoorraden uit
Argentinië was dan ook zeer gewencbt. Wèl beloven de nieuwe graanoogsten in Europa en Noord-Amerika veel
voor het nieuwe seizoen, doch véÔr die beschikbaar zijn, zal
nog een tijd van schaarschte moëten worden doorgemaakt
en zoolang de enorme hoeveelheid in Australië op versche-
ping wachtende tarwe wegins gebrek aan 8cheelisruirate niet
ter hulp kan komen, zal men goeddeels op Argentinië zijn
aangewezen, waar .gelukkig de tarweoogst groot is geweest.
Noord-Amerika doet zijn best, den gealliëerden nog van
zijn karig overschot te leveren, doch groote verschepingen
van den ouden oogst kunnen van daar nauwelijks nog wor-
den verwacht. De Food-Administration heeft reeds eene
halveering vad het tarweverbruik voorgéschreven en hoopt
op die wijze de veréchepingen naar Europa nog gaadde te
houden. In de afgeloopen week waren zij grooter dan in
geruinmen tijd het geval is geweest.
Ter vervanging van tarwe wordeh gerst, rogge en m/iïs
gebruikt. Vooral niaïs valt in den smaak van het publiek.
G e r s t schijnt minder te hebben voldaan, ofschoon sommige
gedeelten van liet land berichten, dat gerstbrood gaarne
gegeten wordt. De gerstorijzen zijn in Maart zeer sterk
gedaald, hetgeen op eene vermindering van het gebruik
wijst. Ook de moeilijkheid van het vervoer naar het Oosten,
waarbij aan mais cle voorrang werd gegeven, werkte daartoe
echter snede. Door het gedwongen gebruik van gerst en
rogge ter vervanging van tare, waren trouwens cle prijzen
dier graansoorten gestegen tot ver boven den tarweprijs,
waardoor uitbreiding van den verbouw wordt verwacht ten
koste der uitbreiding van den uitzani van zomertarwe. De
niet zeer grobte voorraad zaaigerst en -rogge stelt echter eene natuurlijke grens aan den uitzaai dier graansoorten.
Nu niet de komst der lente de reden van het speciale
gebruik der wagons voor vochtige maïs spoedig zal verval-
len kunnen groot,e aauvoèren van h a v e r aan de Amen-
kaansehe markten worden verwacht. De havervoorraad moet
nog van keer grboten onlvang zijn. Belangrijke inkoopen
heeten door de gealliëerden te zijn gedaan in de Vereenigde
Staton, van haver ter verzending naar de kust zoodra daar-
toe de gelegenheid bestaat. Voorloopig echter zijn de maïs-
aanvoeren nog steeds zeer groot en ook de uitvoer van
gedroogde mais neemt grootere afmetingen aan.
De behoefte aan 1 ij n z na d in de Ver. Staten is nog
steeds nijpend. Verschepimmgen uit Argentinië zijn wel gedu-
rende de eerste maanden van het jaar groot geweest, doch
de verknijgbare scheepsruimnte wordt niet meer voor lijn-
zaad ter beschikking gesteld. Zij is vooral bestemd voor het
vervoer van tarwe en wol uit Zuid- naar Noord-Amerika
en de olieslagers in de Vereenigde Staten verwachten steeds
grooter moeilijkheden bij de dekking hunner behoeften,
waar ook uit Canada weinig hulp is te verwachten. De zeer
booge prijzen, die te Duluth voor den Mei-termijn tot
$ 4,40 hebben bedragen, zullen waarschijnlijk eenige uit-
breiding van den verbouw in Noord-Amerika tengevolge
hebben. Daling der lijnzaadprijzen heeft de staking van de
verschep ingen naar Noord-Amerika in Argentinië Iniet
tengevolge gehad. Aankoopen voor Engeland schijnen te hebben veroorzaakt, dat de zeer hooge prijzen van pesos
23 /1 24 zich hebben kunnen handhaven.
Buitenlandsche granen in Nederland.
Werkelijk schijnen wij binnenkort een kleine hoeveel-
heid graan uit Noord-Amerika te mogen verwachten, wakr-
op dan wel eene enkele lading uit Argentinië zal volgen.
Gemeld wordt, dat de stoomschepen Java en Stella ge-
mengde ladingen van tezamen circa 9500 ton maIs, tarwe
en meel uit de Vereenigde Staten zullen aanbrengen. De ,,Nieuwe Rotterdamsche Courant” bericht, dat de lading
der .Java bestaat uit
1500
ton maIs, 2000 ton meel en 2600
ton ,,g r a a n’. Wat met het woord ,,graan” bedoeld wordt,
is niet duidelijk. Misschien tarwe? Tarwe, gerst, haver, maïs
en nog andere gewassen heeten alle graan en het is vel
verwonderlijk, dat ondanks het belang, dat ieder Nederlan-
der tegenwoordig in cle graanvoorziening stelt, vele onzer
bladen nog steeds de juiste beteekenis van het woord
..graan” niet kennen.
SUIKER.
De weersgesteldheid bleef in de voornaamste laudcu zeer
gunstig voor den jongen bietaauplant. F. 0. licht bevestigt,
dat de inkrimping in Duits cli land nagenoeg 10
0/
be-
draagt, terwijl in B oh e men met eene inkrimping van 5
0/s,
in M o r a vi ë met eene uitbreiding van 10
0
/0
en in Ho n-
garije van bijna 25
0/
gerekend wordt. Aangezien de
grootere aanplant in Hongarije echter gedeeltelijk veroor-zaakt werd door een tekort aan zaad voor voederbieten, is het niet waarschijnlijk, dat de landbouwers hunne geheele
opbrengst aan suikerbieten aan de suikerfabrieken zullen
afleveren.
De zichtbare vöorraden worden als volgt opgegeven:
1918
1917
1916
Duitschland} 1 Sept. ‘) 400.000* 250.000* 545.000*tons
Hai
Oostenrijk
1
1)
250.000* 305.000* 478.000*
Frankrijk
1
,,
2)
39.012
58.525
141.454
eder1and
15 April
105.853
138.447
50.568
België
1 Febr.
114.548
106.251
71.358
Engeland
1 Nov.
1)•
259.929
135.699
195.267
Totaal Europa 1.169.342
993.922 1.481.647 tons
V. S. v. N. A. 7Maart
26.541
250.881
114.023
(Jubahavens 4
,,
629.960
286.037f 459.155
Totaal 1.825.843 1.530.840 2.054.825 tons
* Raming.
1)
1917/16115.
2)
1916/15/14. f) 6 havens.
In En geland heeft de Royal Sugar Commission de
binnenladsche suikerprjzeu als volgt verhoogd:
Cubes………………van 5319 tot 64/9
Crystals, Granulated en
4619
57/9
andere witte suiker
Muscovados en andere
44/6
;,
5516
bruine ruwsuiker……
Dit is het gevolg van de verhooging der rechten
01)
suiker
met 11/8 per cwt. volgens het budget 1918/19, zoodat die
rechten thans bedragen 25/8 per cwt. voor suiker boven 980
polarisatie met zekere reducties voor minder gehaltd. De
voorraden bedroegen in de voornaamste havens – Londen,
Liverpool en Clyde – op 20 April .138.532 tons tegen
35.805 tons in 1917 en. 29.867 tons in 1916.
Op Java is de markt verder gedaald en werd suiker
No. 12114 uit den nieuwen oogst tot
f 6e/s en daarna tot
f
6,- aan eaporteurs verkocht. De geregelde scheepvaart-
communicatie tusschen . Java en de Britsche koloniën is nog niet hersteld.
Wij kunnen thans de volgende gespecificeerde lijst van
de Java-afschepin gen in tons van 1 April tot 31 December
der laatste 3 jaren publiceeren, zooals samengesteld door de Handelsvereenigiug te Batavia:
1917
1916 1915
Nederland en Nederl:
V.
0
–
31.673 413
Engeland ……………
263.408
537.819 219.802
Frankrijk…………..
23.929 64.709 72.863
Noorwegen
…………
19754
11.836
-.
Italië
…………….
–
20.697
–
Griekenland
……….
8.000
–
–
Suez
………………
10.009
11.904 19.871
Port-Said
v. o………
12.197 18.164
40.272
Amerika (Atl. havens)
–
–
San Francisco……….
10
–
–
Vancouver
………….
–
6.000
–
Singapore
…………
155.773 43.597
36.049
China
…………….
2.112 5.120
15.525
Hongkong
…………
120.056
104.622
143.891
Japan
…………….
74.253
49.312
47.595
Australië …………..
–
4.512 44.504
Britsch-Iudië
……….
261.170 314.134
369.973
Siam ………………
21.311
10.404
8.441
Diverse havens
59
–
–
Totaal
972.041
1.234.503
1.019.199
D
g
roote uitvoer naar Singapore in 1917 is te verklaren doordat daarin begrepen is overscheeplading naar Br.itsch.
Indische hO.vens.
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
437
De Cuba-statistiek is als volgt:
1918
1917
1916
Ontv. der week 20 April 128.938
85.614* 137.215 tons
Totaal sedert 1 Dec. 1917 2.043.513 1.425.874 2.013.912
Werkende fabrieken ….
193
162
Export week tot 23 Maart 98.181
59.115 tons
Totaal sedert 1 Dec. 1917 736.324
917.320
Exp. U. K. 1 Jan.-23 Mrt. 170.728
163.805 186.558
Frankr. 1 ,, 23
,,
7.400
50.466
Voorraad op 25 Maart .. 785.656
693.326
* Slechts 6 havens.
In den laatsten tijd bleven de Cuba aanvoeen beneden
de verwachtingen, zoodat het oogsteijfer tot dusver slechts
weinig verschilt met 1916, toen de geheele oogst 3 millioen
tons opleverde (eene vergelijking met 1017 is niet mogelijk,
omdat toen wegens de onlusten geen volledige cijfers gepu-
bliceerd werden). De aanvoeren dienen dan ook spoedig
grooter te worden, zal de laagste der gepubliceerde oogst-
ramingen van 3.200.000 tous bereikt worden, terwijl op eene
overschrijding van dit kwantum niet meer zoo veel kans.
schijnt te bestaan als nog onlangs.
NOTEERINGEN.
Londen
Am,terdam
Americ.
New York
Data
1
per
Tate,
Wh!Ie
Gronu.
96%
Mei
Cube,
Java,
I
lale,,’
Centrlfugala.
No. 1
Job.
fob.
10Mei
1918…
f
–
53/9
– –
5,92
5319
13/6
–
5,92
21
2
/4
47/1
1
/2
–
–
6,14 A. 6,27
3
,,
1918 …….-
10 Mei
1917 …….
30’/4
47/1
1
/2
–
31/9
6,52
10Mei
1916 …….
21Juli 1914….
11
13
/32
18/-
–
–
3,26
RUBBER.
De markt voor Plantage-soorten had in de afgeloopen
week zoowel als de daaraan voorafgaande een ongeanimeerd
verloop. De noteeringen konden zich niet handhaven en
liepen geljdelijk terug. Naar verluidt heeft het Amerikaansche
Gouvernement maatregelen genomen den invoer van rubber
zooveel mogelijk te beperken en wordQn maximum prijzen
vastgesteld: 63 cents voor Crêpe, 62 cents voor smoked
Sheets en 68 cents voor Para. De week eindigende 11 Mei sluit als volgt:
Prima Hevea Cr9pe
week eindigende 27 April:
loco/Mei ………2/3
1
/2
loco…………..2/5
1
14
Juni …………2/4
Juni …………2/5’/3
Juli/September
2I4
1
/
Juli/Deeember ..
2’6/
October/December 215’/
Smoked Sheets
8/9.
1 d. minder.
3/4 d. minder.
Hard cure fine Para …. 3/1
Para …………
3J_
2
/
KATOEN.
–
Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).
13Mei
181
6Mei18
29Apr. ‘18114
Mei 17
13Mei16
New York voor
Middling
. .
28,20e
27,20e
26,75 c
20,30e
13,05e
New Orleans
voor Middling
29,25e 28,50e
29,50e 19,75e
12,75e
Liverpool Good
–
Midd. Amerie,
22,23 d
21,70 d
22,08 d
12,89 d’)
8,46 d ‘)
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(in duizendtallen balen.)
1
Aug.’17
Overeenkomstige perioden
tot
10Mei 18
1916-17
1
I915—’16
Ontvangsten Gulf-Havens..
,,
Atlant. Havens
5724 6605 6685
Uitvoer naar Gr. Brittannië
2313 2196
‘t Vasteland.
3634
1965
2050
Japan ete…
J
453
-,
Voorraden in duizendtallen
1
10
Mei
18
10 Mei ‘Ii
10 Mei
16
1311
933 1170
Binnenland …………..
1034
850 750
Amerik. havens ………..
67
231
New York
……… ……-
.
268
298
New Orleans ………….-
Liverpool
……………
332
2)
607 732
1)
Middling.
2)
11 Mei.
COPRA.
In den toestand van de markt kwam geen verandering.
Ceylon eif Londen £ 46.-.-
NOTEERINGEN.
Jnva f.m.s.
30 Maart-11 Mei 1918…. nom.’
11. Mei 1917.. . . nom. N.O.T.-condities.
11 Mei 1916….
f38
1
12)
20-25 Juli 1914 …..,28’/4
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
Data
Ijzer
No. 3
C
le,,.
Koper
ton a
r
Tin
Lood
Zink
13 Mei
1918..
nom.
110-/-
375.-1-
30.101-
52.-1-
6.,,
1918..
noni.
110.-1-
380-1-
30.10/-
52.-/-
11 Mei 1917..
nom.
130.-/-
243.-1- 30.10/-
–
12 Mei 1916..
82/6
140.10/-
198.-/-
34-/-
96.-!-
20 Juli 1914..
51.4/-
61.-!-
145.151-
19-1-
21.10/-
VERKEERS WEZEN.
SCHEEPVAART.
11. Mei 1918. In de vrachtenmarkt ging weinig om; de
meeste schepen staan onder den een of anderen. vorm onder
regeeringscontrole. De enkele vrije booten, die t,usschen
Noord- en Zuid-Amerika varen, . bedongen zeer hooge
vrachten.
Timecharter-vrachten bleven onveranderd. ‘Uit ‘nader
binnengekomen berichten blijkt, dat de op pag. 339 ge
noemde vergoeding voor Nederlandsche schepen netto is,
zonder eenige vermindering voor gewone onkosten, die
door de reederijeu bij timecharters gedragen worden. De
inbeslagname blijkt overigens meer en meer een misgreep
geweest te zijn. Onder Nederlandsche vlag zouden de schepen
vrij van duikbootgevaar voor eigen auvoer, voor de Bel-
gian Relief en voor Zwitserland gebruikt kunnen worden;
nagenoeg alle overige schepen zouden eveneens in de vaart
gekomen zijn met betrouwbare officieren. Thans ligt een
groot gedeelte van de vloot werkloos.
De molestprernie van Amerika naar Engeland en Frank-
rijk werd van 3 tot 2 pCt. vei-laagd. Verliezen door duik-
boot.en blijven afnemen.
Bri.tsche reederjen van zeilschepen voor de kustvaart
zijn niet tevreden met de vastgestelde ma.ximumvrachten, daar deze onder de tegenwoordige omstandigheden ontoe-
reikend zouden zijn. Pogingen worden gedaan om de vrach-
ten gewijzigd te’ krijgen.
Houtvrachten van de Bothnische Golf naar de Oostkust
van Engeland waren vast; de laatste noteeringen zijn
Kr 275 van de lagere en Kr. 300 per Standaard van de
hoogere districten. –
Naar Nederland werden eenige bevrachtingen gemeld van
de lagere districten tot
f
125
1L
f
130 per standaard. De
scheepvaart ondervindt echter veel vertraging door lang-
zanien aanvoer van bunkerkolen en door weigering van Duitsche autoriteiten om voor goederen z.g.,,eidesstatt-liche Ei-klürungen” te legaliseeren en voor schepen z.g.
.,Geleit.scheine” af te geven. Naar beweerd wordt, zouden
d moeilijkheden o.a. in verband staan met door Duitsche
reederijen uitgeoefenden (lruk op de Regeering, teneinde
van (le gelegenheid gebruik te kunnen maken om den hout-
handel te dwingen Duitsche schepen op Delfzijl te eha.rteren
op de door het Ileederoiverband vastgestelde voorwaarden.
Bovengenoemde reedersvereeniging, waarbij zich 90 pCt.
der Duitsche reeclerjen aangesloten hebben, wil na den
oorlog seheepsruinite ter beschikking stellen voor aanvoer
van grondstoffen. Vermoedelijk werd de vrijwillige rege-
ling in ‘het leven geroepen, teneinde de in voorbereiding
zijnde v,etteljke bepalingen no,pens. regeeringscontrôle te
vermijden. Er schijnt wel kans van slagen te zijn, omdat aan de J)uitsche overheid het voornemen toegeschreven
wordt, om de Duitsche scheepvaart na den oorlog krachtig
te steunen.
Duitsclland heeft de tot dusver geldende regelen nopens
het prjsniaken van onzijdige schepen op dan kop gezet,
door te bepalen, dat beschouwd zullen worden in het belang
van de vijandelijke oorlogvoering te varen alle neutrale
schepen, welke de vlag voeren van een land, dat met een
vijandelijk land een overeenkomst omtrent het afstaan van
438
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
cheepsruirnte gemaakt Leeft, of van een land, waarvan een
overwegend gedeelte der zich in de vaart bevindende vloot voor den v;jand vaart, tenzij de omstandigheden het tegen-
deel bewijzen. Na de befaamde Duitsche prijzenhofuitspra-
ken wordt van de nieuwe bepalingen niet veel goeds ver-
wacht voo, Scandinavische en Nederlandsche schepen.
GRAAN.
Data
Petto
–
grad
Londen/
Rdam
Odessa
Rotte,-
dam
All. Kust
Ver. Stalen
San Lorenzo
Rotte,-
Brisfol
Rotte,-
Enge.
dom
Kanaal
dam
land
6111
Mei 1918
–
–
–
50/-
–
2001-
29 A./4 Mei 1918
–
—
–
501-
–
2001-
30 A./5 Mei 1917
–
1
–
401-
–
140/-
1/6
Mei
1916
–
–
–
12171/2
–
170/-
Juli
1914
lid.
7/3
1/111/
4
11111/
4
12/-
121-
KOLEN.
Cardiff
1
Oostk. Engeland
Data
La
1
Rotte,- Cron
1
Bot-
Port
Plato
dam
stadt
deaux
Genua
Said
Rivier
1
6/11 Mei 1918
69/-
101/3
–
120/-
–
—
29 A./4 Al. 1918
69/-
101/3
–
120/-
–
–
30 A.15 IVE. 1917
69/-
10113
1101-
100/-
–
–
1/6 Mei
1916
fr 60,—
91/6
–
60/-
f6,50
Juli 1914
,,
7,—
7/-
713
14/6
3/2
5/-
Graan Petrog,ad per quarter van 496 11,3. zwaar. Odesso per Unit, Ver.
Staten per qua,ter van 480 lbs.
zwaar.
DIVERSEN.
Bomba,,
Birma
Vladivo-
Cl,ili
Data
West
Europa
West
Europa
stock
West
I
West
Europa
(d.
w.)
(rijst)
Europa
(salpeter)
275/-
500/-
–
185/-
275/-
500/-
–
1851-
6/11
Mei
1918 …….
275/-
3601-
–
1601-
29 A./4 Mei 1918 …….
30
A./5 Mei
1917 …….
1/6
Mei
1916 ……
127/6 142/6
–
–
Juli
1914 ……
14/6
.
16/3 251-
22/3
Overige
noteertngen
per ton von
1015
K.G.
RIJN VAART.
De toevoeren naar de laadhavens zijn de laatste 14 dagen
geregeld toegenomen, zoodat de verladingen vlot van stapel
liepec. De zeer gunstige waterstand op den Rijn, die
inmiddels tot 2,40 Meter Cauber Pegel was gestegen, was
oorzaak dat de schepen op 2,30 Meter konden afladen en
de vracht dientengevolge daalde tot op 2,50 Mark per ton.
De sleeplooneu daarentegen stegen tot 15 pf. per Centner
en zullen, indien de waterstand gunstig blijft en de toe-
voeren naar de laadhavens op dezelfde wijze als thans blijven
voortgaan, zeker nog wel een weinig stijgen. Aan het einde
der vorige week was de waterstand weder iets vallende, hetgeen
echter nog geen beletsel is om vlotter dan 2,30 Meter af
te laden.
Van Rotterdam naar de Ruhrhavens werd op de vrach-
tenmarkt niets verhandeld; bij veel aanbod van sleepkracht
en weinig aanbd van te sleepen schepen zakte het sleep-
loon tot 60 cents tarief + 15110 cents per last.
ADVERTENTIËN
De N.V. Nederlandsche Huistelefoon-1hatschappli
ROTTERDAM
‘s-GRAVENHAGE
GRONINGEN
Telefoon 3600
Telefoon H 280, 300
Telefoon 1555
levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,
in huur en koop.
Herstelt en onderhoudt o n d er g a r anti e ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.
PROSPECTUS GRATIS.
NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK KONINKLIJKE
HEERENGRACHT 495, AMSTERDAM
tegen
5
HOLLANDSCHE
pCt. Obligatiën (Grondbrieven)
Gecertificeerd door de Centrale Trust.Compagnie
LLOY’D
Verkrijgbaar in 8tukken
van
f
2500,—,
f
1000,—,
t
500,— en
f 100,-
op
elk
goed eectenkantoor
AMSTERDAM
Geregelde
G E
B
R
0
E
D
E
R S
C H
A
B
0
T
Passagiers- en Vrachtdienst
ROTTERDAM
met nieuwe, moderne
post- stoomschepen
KASSIERS en MAKELAARS in ASSURANTIP-N
TUSSCH EN
Deposito’s. – Rekening-Courant. – Franco Chèque-Rekening. A M S T E R D A M
Aan- en Verkoop van Wissels op het Buitenland. – Aan- en Ver-
EN
koop van Fondsen. – Bewaarneming en Administratie van Effecten. ZUID-AMERIKA
VIA
Oorlogs, Transport-, Casco-, Brand-, Diefstal- e. a. verzekeringen
van eiken aard.
NEW YORK
15 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
439
DE SPAARNE-BANK
HAARLEM
Gestort Kapitaal en Reserves
f
1.184.000,-
REKENING-COURANT, CREDIETEN, INCASSEERNGEN, ASSURANTIEN,
WISSELS, EFFECTEN, COUPONS, PROLONGATIËN, DEPOSITO’S, ENZ.
HELDRING & PIERSON
BANKIERS
‘s-Gravenhage, Korte Vljverberg, hoek Doelenstraat.
KLUISINRICHTING.
Bewaarplaats voor Koffers met waardevollen inhoud en
–
EIGEN BRANDKASTEN.
Verzekering tegen alle gevaren aan bewaargeving verbonden.
The Ph.van Ommeren Corporation ofNeWYork
42 BROADWAY
NEW YORK
belast zich met expeditie en verscheping van goederen van
Amerika naar Holland, Ned. Oost- en West-Indië
enz. enz. en desgewenscht ook met opdrachten van anderen aard
Nadere inlichtingen worden gaarne verstrekt door
PHS. VAN OMMEREN, Rotterdam.
Een polis der
NILLMIJ
van 1859
‘s.Gravenliage, Veenestraat i
geeft volledige
zekerheid en rust.
jnternationale Bank”
voor Zakelijken Waarborg
TE GRONINGEN
Geeft
5
%
PANDURIEVEN uit in stukken van
f
1000 en f500 tegen den içoers van
97 %
VAN DEN BERGHS,
LiMITED
Margarine-Fabrikanten, Rotterdam
ONTVANG-
EN
BETAALKAS
NIEUWE DOELENSTRAAT
20-22
AMSTERDAM
KAPITAAL EN RESERVEN f 5.500.000,—
DEposITo’s VOOR T JAAR FIXE
4
PCT.
GELDEN OP DEZEN TERMIJN GESTORT
ZIJN
NA AFLOOP VAN HET
JAAR ZONDER OPZEGGING BESCHIKBAAR.
NIET OPGEVORDERD ZIJNDE, WORDT DE POST STILZWIJGEND VOOR GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.
DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER HALF JAAR
OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.
VEREENIGDE CHEMISCHE FABRIEKEN
Telefoon: 2053, 2072 en 2073
Hoofdkantoor: Haringvliet No. 100
Telegram-Adres:
,,RODUMA”
S
ROTTERDAM
KUNSTMESTSTOFFEN
Fabrieken te: KRALINGSCHEVEER, ZWIJNDRECHT en GRONINGEN
MAATSCHAPPIJ
voor
Scheeps- 011
Werktuigbouw
,,FIJENOORD’
ROTTERDAM
Kruisers – Torpedobooten
Onderzeebooten
Mailstoomschepen
Vrachtstoomschepen
Baggermateriaal
Machine-installaties
tot 65000 P.K.
Scheeps-Zoelly-Turbines
Machines en apparaten voor
Suikerfabrieken, enz.
440
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Mei 1918
NEDERLANDSCH INDISCHE HANDELSBANK
AMSTERDAM
BATAVIA
‘a-GRAVENHAGE
AMPENAN, BANDOENG, CHERIBON, HONGKONG, INDRAMAJOE.
MEDAN, MENADO, PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG.
– SINGAPORE, SOERABAYA, TEGAL,
TJILATJAp:
WELTEVREDEN.
Kapitaal
/
35.000.000,—
Reserven /17.400.000,-
N.V. W. van Opiel’s
Stoomboot- en Tpanspoptondepnomingen
ROTTERDAM
Reeders, Cargadoors, Expediteurs, Zeebevrachtingsageuteu
Telegramadres: FIAT,
Telefoonnummers: 1958, 1977, 1997.
GEBROEDERS SCHEUER
FRANSOR-HOLLANDSOHE
OLIEFABRIEKEN
,,CALVÉ-DELFT”
TE DELFT.
ARTIKELEN
Delftsche Slaolie
Arachide.olie
Sesa.m.olie
Soya-olie
Bakkers.olie
A8suradeurs en Assurantiebezorgers
Expediteurs en Cargadoors
AMSTERDAM EN ROTTERDAM
Verzekering van Koopmansgoederen tegen
transport, molest, brand en diefstal tegen
concurreerende premiën.
Plantenvet Delfia
Cocos-olie N. 0. F.
Grondnotenkoeken en -meel
Sesamkoeken en -meel
Cocosmeel
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
Wilton’s MachinefabriekenScheepswerf
ROTTERDAM
Scheepsbouw en Machinefabriek
Speciale inrichting voor reparatiën van ‘eiken omvang
Drie droogdokken met lichtvermogen tot
14000
ton
Dwarshelling
Drijvende kranen met iichtvermogen tot
120
ton
Telefoon: 7303 en 7304
Telegramadres: ,,WILTON” Rotterdam
W
AMSTERDAM
Land- en Scheeps-Machines – Dieselmotoren
Installatiën voor Suikerfabrieken. . – Polderbemalingen
Rollend Spoorwegmateriëel – Ijzerconstructiën