Ga direct naar de content

Jrg. 3, editie 112

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 20 1918

20 FEBRUARI 191

A UTEURSPECHT
VOORBEJ-JOUDEN

Econo-_1″schodStatistische

Beri
‘ochte’n

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID. FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

3E JAARGANG

WOENSDAG 20 FEBRUARI 1918

No. 112
1

INHOUD
BIz.
SURINAME
door D. Fock…………………………
153
De

Petroleum-Industrie

in

1917

………………….
155
Het Verkeer op de Binnenwateren in Engeland ………..
159
Dekking van Oorlogsrisico in de Levensverzekering door
Dr. A.

0.

Holwerda

…………………………
160
AANTEEKENINGEN
De Brusselsche suikerconventie

………………..
162
De Fransch-Zwitserscheeconomjsche overeenkomst
. . . .
162
Bank van

Frankrijk…………………………
162
Emissies in

Engeland

……………………….
162
INCEZONDEN STUKKEN:
Minister Treub’s Monopolisatieplan der Levensverze- keriiig door
J.
J. M.

H.

Nijst………………..
162
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN ……………………
164
REGEERINGSMAATREGELEN OP HANDEI..SCEBIED

…………
165
STATISTIEKEN
EN OVERZICHTEN

………………165-174
Geidkoersen.
Effectenbeurzen. Wisselkoersen.
Goederenhandel.
I
Bankstaten.
Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

WEEKBLAD ECONOMI1SCH-STATISTISCIIE BERICHTEN
Secretaris-Redacteur:
G.
E. Huffnagei.

Secretariaat: Pièter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in. Nederland f 1e,—. Buitenland en Koloniën f 14,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen hel
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën. f 0,85 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

18 FEBRUARI 1918.

De aanvankelijke verruiming van de geldmarkt, na

afloop van den eersten stortingstermi.jn op de nieuwe

staatsleening, heeft geen verderen voortgang ge-

maakt, integendeel de stemming was de afgeloopen

week eerder weer vester. Blijkbaar heeft de bekend-

making van het totaalbedrag der stortingen, waaruit

te zien was, dat behalve wat door converteering werd

gestort, nog betrekkelijk weinig nieuw geld binnen-

kwam, geldgevers aanleiding gegeven, meer terug-

houdend te worden. De prolongatiekoers liep dan ook

weder op, zoodat in het midden der week
4%
en 5 pOt.

genoteerd werd. Bij minder dringende vraag liep de
koers daarna weder iets terug, slot 4% pOt.

Ook particulier disconto noteerde iets hooger. Door-

eengenomen moest
3% â 3%
pOt. bewilligd worden.

Volgens bekendmaking van’ den Minister van Fi-

nanciën is het bedrag van de contante stortingen in

de afgeloopen week gekomen op
f 263.609.500,
zoodat

nu het grootste gedeelte van de leening is binnen-

gekomen.

De sterke stijging van den Marken- en Kronenkoers

in de eerste dagen der week, waarvan in het vorige

nummer nog melding gemaakt kon worden, is weder-

m slechts voorbijgaand geweest. Een oogeublik werd

oor Marken
46.50
en voor Kronen
31.50
betaald.

Maar bij het bekend worden der nadere bijzonderhe-

den van het vredesverdrag met de Oekraïne en van

de meeningen, welke men in Duitschland heeft over

cle zonderlinge verklaring van oorlogsbeëindiging van

ce overige Russische afgevaardigden, outstond al

spoedig de overtuiging, dat de toestand in het Oosten
nog verre van rooskleurig is en de sterk opgezweepte

koersen liepen weder even snel terug. Vooral heden

as het aanbod overwegend. Noteering
42.45
en
28.—.

SURINAME.

Een gerucht, waarvan later gebleken is, dat het niet
jiist was, heeft in den laatsten tijd de bijzondere
aandacht op onze kolonie Suriname gevestigd. Er zou
door Noord-Amerika een belangrijk bod gedaan zijn
om de kolonie Suriname van ons te koopen. Mocht
voor sommigen de groote geidsom, die als koopsom
genoemd werd, iets aanlokkeljks hebben gehad, alge-
meen gevoelde men toch, dat vast verkoop van onze kolonie geen sprake kon noch mocht zijn. Nederland
moet zelf voor zijne koloniën zorgen en is daartoe
ook in staat. Nedèrland heeft verplichtingen jegens
zijn koloniësi en jegens de koloniale bevolkingen, en moet die verplichtingen nakomen. Men kan zich van
die verplichtingen ten aanzien vân een der kolouiën
niet afmaken door voor een som geids die kolonie met
haar bevolking aan een andere Mogendheid over te

doen. Nederland heeft het recht niet tot zulk eest
handel. Maar uit den aard der zaak heeft men zich
nu nog te meer de vraag gesteld, wat wij voor Suri-
name kunnen doen om de kolonie tot welvaart te
• brengen.

Wij zijn op den goeden weg, indien althans juist is, wat verteld wordt, dat er namelijk kapitaal bijeen zou zijn, om een Jandbouwcredietbank voor Suriname op
te richten. De groote moeilijkheid is altijd geweest,
dat het zoo velen der landbouwondernemers in de
kolonie aan werkkapitaal ontbrak, en dat het hun niet
mogelijk was eenig crediet te krijgen. Men heeft nu
eenmaal kapitaal noodig om landbouw te drijven, en
landhouwondernemers, die alle inkomsten van hun
onderneming noodig hebben om voort te leven en die
bij den misisten tegenspoed niet verder kunnen, zijn
niet in staat om het hoofd goed boven water te hou-
den, en komen in ieder geval niet vooruit; zij hebben

154

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

de middelen niet om te werken, zooals gewerkt met
woiden en doen daardoor alles gebrekkig.

Daar het particulier kapitaal zich niet beschikbaar
stelde, heeft in 1906 het Gouvernement voor de
bacovencultuur fondsen gegeven en bepaalde bedra-
gen voor aanleg en onderhoud der bacovenvelden in
voorschot verstrekt. Dit is later, toen het niet ging,
zooals men gehoopt had, sterk veroordeeld; het ver-
strekken van voorschotten aan laudbouwondernemers
lag niet op den weg van het Gouvernement, zooals
men zeide. Maar men heeft bij die critiek over het
hoofd gezien, dat het Gouvernement wel verplicht was
te helpen, omdat anders voor de cultuur geen geld te
krijgen was. Het is wel ongelukkig, dat het Gouverne-
ment niet heeft doorgezet, toen in 1910 de Gros-
Michelbacoven door ziekte waren aangetast, en er
uit Suriname werd voorgesteld in overeenstemming
met de United Fruit Oompany, die de vruchten kocht,
om een voor de ziekte immune soort, de Congo-
bacoven te planten met tusschenplanting van Liberia
koffie. Hoe dit zij, gedane zaken nemen geen keer,
het heeft geen nut nu verder in beschouwingen te
treden over hetgeen had kunnen en over hetgeen had
moten zijn gedaan; wij hebben ons nu af te vragen
wat in de toekomst kan en moet worden gedaan.

Had het particulier kapitaal zich blijvend terug-
getrokken of ware het slechts bereid geweest om in
Suriname te werken, wanneer het Gouvernement zijn
aandeel gaf, da’n zou het Gouvernement ook nu weder
niet hebben mogen achterblijven. In 1912 is er een
voorstel geweest om een bank op te richten, waarin het
Gouvernement een derde deel van het kapitaal zou,
geven en over het overige kapitaal een bepaalde rente zou garandeeren, maar de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft geweigerd dat voorstel te aanvaarden,
omdat de op te richten bank groote vrijheid behield
en het daardoor niet gewaarborgd was, dat de bank
zou werken voor het doel, waarvoor het Gouvernement
in de zaak wilde deelen; men had niet de zekerheid,
dat werkelijk op goede voorwaarden aan de landbouw-
ondernemers voorschotten zouden worden verstrekt.
Het Gouvernement heeft sedert die mislukte poging
niet weder opnieuw beproefd tot de oprichting van een bank met Gouvrnementssteun te komen. Maar
wij mogen er ons dan nu over verheugen, dat de
particulieren niet hebben stil gezeten, en dat men
eindelijk tot W oprichting van een landbouwcrediet-
instelling zal kuinen komen zonder dat geldelijke hulp van het Gouvernement noodig zal zijn. Zonder twijfel,
vooral daarginds in Suriname, zal een zuiver particu-
liere instelling veel beter werken dan een instelling,
waarin het Gouvernement deel zou hebben; de Surina-
mers zouden geneigd zijn aan zulk een bank enge-
rechtvaardigde eischen te stellen.

Het schijnt, dat er nog een moeilijkheid valt op te
lossen. De Surinaamsche Bank zal in het kapitaal
der nieuwe credietinstelling deelnemen; bij het
nieuwe octrooi, dat aan de Surinaamsche Bank met
het oog op de uitgifte van de bankbiljetten moet
worden gegeven, wordt voorgesteld, dat de Surinaâm-
sche Bank tot die deelneming bevoegd zal zijn, en
de Koloniale Staten maken, naar verluidt, daarover
bezwaren. Is dit werkelijk het geval, dan moge de
Minister van Koloniën spoedig ingrijpen en zoo
noodig een: Koninklijk besluit uitlokken tot vaststel-
ling van het octrooi met de gewenschte bevoegdver-
klaring.

En in het algemeen bevordere het Gouvernement
de totstandkoming en den arbeid van de credietin-
stelling zooveel als dit mogelijk zal. zijn. De grooto

behoefte aan een goed landbouwcrediet maakt het
noodzakelijk, dat de mannen, die met eigen financiëele

krachten zonder eenige financiëele hulp van het
Gouvernement de zaak opzetten, goede medewerking
vinden; zij hebben daarbij aanspraak op waardeering
voor hun initiatief.

De landbouwcredietbank ial in Suriname voor ver-
schillende cultures met sucôes kunnen werkzaam zijn.

Acht zij het beter de suiker-cultuur met het oog op
de groote werkkapitalen, die daarvoor worden ver-
eischt, voorloopig te laten rusten, cacao en koffie,
waarvoor niet die groote bedragen noodig zijn, zullen
met goeden uitslag kunnen worden aangemoedigd. De
cacao heeft sedert twintig jaren met de krulloten-ziekte te kampen, maar de bestrijding dier ziekte, door de zoogenaamde inkapping, is afdoende. De
Directeur van den Landbouw in Suriname schrijft in
zijn laatste jaarverslag (over 1916): ,,Voor cacao was
,,het jaar gunstig. De krullotenziekte blijft nog steeds
,,heerschen, waar ze echter doelmatig bestreden wordt,
,,blijkt zij geen bezwaar om met voordeel te werken;
,,er bestaat geen reden om aan te nemen, dat de
,,cultuur dus minder winstgevend zal zijn, dan ze
,,vroeger was. Bemoedigend vooral is het, dat op de
,,plantages de jonge cacao over ‘t geheel veer goed
,,gaat groeien, zoodat open plekken in de cacaovelden
,weer met cacao worden gesuppieerd.”
Het is voor de meeste planters onmogelijk geweest
de inkapping toe te passen, omdat de inkapping ten
gevolge heeft, dat één jaar in het geheel geen oogst en
het tweede jaar slechts een zeer kleine oogst wordt ver-
kregen. Zij moeten de verminderde oogsten van de door
de ziekte aangetaste plantages hebben om te kunnen
voortbestaan. Het landbouwcrediet moet hen nu helpen.
Als men nagaat, dat de oogsten, niettegenstaande de
ziekte in de laatste jaren toch weer vooruitgaande zijn,
begrijpt men, welke resultaten een krachtige bestrij-
ding der ziekte over de geheele kolonie zal hebben. In
1896, v66r de ziekte was uitgebroken, was er een oogst
van 33.000 balen van 100 kilogram; in 1904 was de
oogst tengevolge der ziekte teruggegaan tot 8500 balen,
maar in de laatste jaren zijn er weer oogsten van
20.000 balen verkregen. Het Gouvernement moet hier medewerken door tot de toepassing van de doelmatige
bestrijding der ziekte te dwingen, ook tegenover de
kleine landbouwers. Er kan tegen zulk een dwang geen
bezwaar bestaan, als groote zoowel als kleine land-
bouwers met crediet te helpen zijn; natuurlijk moeten
maatregelen worden genomen, dat het crediet behoor-lijk verzekerd is.

Voor de Liberia-koffie is in 1910 terecht gepleit
door den toenmaligen landbouwdirecteur Dr. Cramer,
die op Java ten aanzien van de koffie zoo groote
ondervinding had opgedaan. Men vreesde toen in
Nederland, dat de denkbeelden van Dr. Cramer geen
vertrouwen verdienden. Hetgeen de tegenwoordige
landbouwdirecteur in zijn laatste jaarverslag schrijft,
moge echter dienen om de juistheid van het
pleidooi van Dr. Cramer aan te toonen. ,,De produc-
,,tiecijfers”, schrijft hij, ,,welke mijn voorganger, Dr.
,,Oramer, vermeldde in zijn nota van 24 September
,,1910, kunnen nog steeds als juist worden be-
,,schouwd,” en zijn conclusie luidt: ,,Bij het oprichten

,,van nieuwe ondernemingen mag men dan ook zeer ,,zeker bedoelde cijfers als basis voor de berekening
,,aanvoeren.” Terwijl hij er nog bijvoegt, dat vele
goed onderthouden . velden, die ongeveer in volle
productie zijn, aanzienlijk boven de cijfers van Dr.
Cramer uitloopen.

Een uitbreiding van de kokosnotencultuur verdient
alle aanbeveling; in Coronie heeft men daarmede reeds
wat bereikt, maar het geschiedt nog op te kleine
schaal. De moeilijkheden, verbonden aan de versche-
ping te Coronie, hebben bij herhaling aan opvolgende
besturen in Suriname aanleiding gegevei voor te

stellen een weg aan te leggen van Coronie naar de
monding van de Coppename-rivier en zoodoende zou
dan tevens de cultuur uitbreiding kunnen erlangen.
De uitvoer van copra uit ons Oost-Indië is van zoo
groote beteekenis; waarom zou men niet zorgen, dat
ook Suriname tot een belangrijken uitvoer van dat
artikel komt?

De rijst is een product, dat vooral voor den kleinen
laudbouwer van belang is; de productie is in de
laatste jaren gunstig. Wat dit product betreft zal,
althans in den eersten tijd, niet zoozeer voor den uit-

mu

20 Februari 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

155

voer, maar voor de binnenlandsche consumptie worden
gewerkt.
Een bij-cultuur, die belangrijke voordeelen kan op-
leveren, is nog de sinaasappelen-cultuur. Kort gele-
den, in November 1917, is een bulletin uitgegeven
door den landbouwleeraar J. A. Liems in Suriname,
waarin deze de aandacht op deze cultuur vestigt.
,,De sinaasappel,” schrijft deze deskundige, ,,groeit
in Suriname op vrijwel alle gronden”, en hij komt
op grond van de resultaten, die reeds verkregen zijn,
tot de conclusie, dat een winst van
f
600 per akker
als in Oalifornië, ook in Suriname zeer goed mogelijk
is, terwijl naar zijn meening de winst nog hooger kan
worden, wanneer het gelukt door middel van selectie
vruchten van erkend goede kwaliteiten aan de markt
te brengen. ,,De omstandigheden,” zegt hij, ,,zijn in
,,Suriname gunstig voor lagere onderhoudskosten dan

in Oalifornië.”
Zou nu een kolonie, waarvan de grond uitermate
vruchtbaar is, en waar dan ook verschillende cultures
met voordeel kunnen worden gedreven, niet tot bloei
to brengen zijn? Het is ondenkbaar, dat men daarin
niet zou slagen, wanneer men de zaken goed aanvat.
Een verstandige, deskundige leiding van de landbouw-
ondernemingen onder toezicht, voorzooveol noodig,
van bek-wame directeuren van de crediotbauk, zal tot
goede resultaten moeten leiden.
De werkkrachten ontbreken iuSuriiiame, omdat de
negerbevolking van landbouwarbeid niet wil weten;
aanvoer van werkkrachten van elders is dus noodig.
Welnu, dc werkkrachten, die uit Britsch-Indië en
van Java komen, zijn voor den landbouwarbeid zeer geschikt en voldoen dan ook. Men vreest echter, dat
de Britsch.Indische immigrantenstroom niet op de-
zelfde wijze zal b1ven vloeien, terwijl de Javanen
zich over het algemeen weinig bereid toonen om zoover van huis te gaan. Het is ‘mogelijk, dat het
Britsch-Indische bestuur niet
blijvend
onder dezelfde

voorwaarden de immigratie zal toestaan, maai voor
Britsch-Indië zal het noodig
blijven,
dat een deel der bevolking wegtrekt, en het komt er nu maar op aan
te zorgen, dat do Britsch-Ïndiërs, clie in Suriname
komen, het goed hebben. De rapporten der commis-
sies, die achtereenvolgens uit Britsch-Indië zijn ge-
zonden om de toestanden der immigranten in Snij-
name na te gaan, luidden alle zeer gunstig over
woningtoestanden en verpleging in het algemeen der
Britsch-Indiërs in Suriname. Wanneer wij er dus
naar streven om dit alles steeds, voor zooveel het kan, nog te verbeteren en
behoorlijke
bonen te verzekeren,
zal het Britsch-Indische bestuur aan de immigratie
geen onoverkomelijke moeilijkheden in den weg
leggen. En de Britsch-Indiërs, die hooren, hoe vele
hunner landgenooten, na op de landbouwondernemin-
gen te hebben gewerkt, zich in Suriname vestigen en
met succes hun eigen grondjes bebouwen, weilce het
Gouvernement ter hunner beschikking heeft gesteld,
zullen geneigd blijven om in voldoend aantal op de
Surinaamsche landbouwondernemingen te komen
werken. Zoowel voor den grooten als voor den kleinen
landbouw zullen de Britsch-Indiërs niet ontbreken. En ook op de Javanen mag worden gerekend, wan-
iieer de Nederlandsch-Indische Regeering medewerkt
en het Surinaamsche bestuurvoor een behoorlijke be-
handeling en verpleging zorgt met inachtneming der
wenkén, die door de Nederlandsch-Indische Regeering
worden gegeven. Van groöt belang is het, dat in
Suriname bij het departement, dat de immigratie-
zaken behandelt, ambtenaren werkzaam zijn, die zeden,
gebruiken en behoeften der immigranten kennen, en
die liefst zoowel in Britsôh-Indië als op Java de be-
volkingen hebben gadegeslagen. Het is eén zaak van
het hoogste gewicht en ‘men spare dus moeite noch
kosten om daarvoor de meest geschikte ambtenaren

te krijgen.
Heeft men ‘aldus in hét bewoonde gedeelte der
kolonie den groeten en den kleinen landbouw, waarvan
vèel mag worden verwacht, in de bosschen, in het
onbewoônde binnenland, worden nog bedrijven uit-

geoefend, welke van beteekenis zijn. Het balatabedrijf
heeft vooral een groote vlucht genomen. De opbreng-
sten zijn in de jaren 1908 tot en met 1911 zeer sterk
toegenomen; wel is waar zijn zij daarna weer wat ge-
daald, maar in de laatste jaren waren de opbrengsten weder zeer beduidend. Het zijn negers, die zich voor
het balatatappen laten aanwerven en die dan ver-
scheidene maanden achtereen in de bosschen blijven.
Voor dit meer
avontuurlijke,
vrijere bedrijf gevoelen
de negers meer dan voor den regelmatigen landbouw-
arbeid. Het arbeidscontract, dtt sedert eenige jaren
bij verordening is geregeld, waakt zooveel mogelijk
tegen misbruiken, welke bij dit bedrijf zouden kun-
nen voorkomen.
De goudexploitatie is steeds achteruitgaande; in
hoofdzaak wordt op zeer primitieve wijze goud ge-
wasschen, en een machinaal bedrijf is uitzondering.
Het is niet uitgesloten, dat nog belangrijke goud-
mijnen worden ontdekt, maar daarop kan niet worden
gerekend; op dit oogenblik is het niet van bélang.
Het hout kan misschien in de toekomst meer op-,
leveren dan tot nu toe het geval was, er is onbetwist-
baar mooi hout, o.a. het letterhout, maar bepaald
succesvolle exploitaties heeft men nog niet gehad. En
in den laatsten tijd is er hauxiet, de grondstof voor
aluminium, ontdekt; ook dit wordt thans onderzocht.
Maar wat dit alles ook moge opleveren, terecht zeg-
gen de laatste verslagen van de Kamers van Arbeid
en van Koophandel en Fabrieken te Paramaribo, dat een gunstige ontwikkeling van kolonie en bevolking
op den duur
alleen van den landbouw
te verwachten
is. Op den landbouw legge men zich in de allereerste
én voornaamste plaats toe; de landbouw zal aan de
kolonie de welvaart kunnen teruggeven, die zij vroe-ger heeft gekend.
Men zoeke het niet in bestuursreorganisatie en in
financiëele plannen, die in schijn verbetering van den financiëelen toestand brengen, maar die in werkelijk-
heid zonder eenige waarde zijn. Men bereikt niets met
een andere groepeering van begrootingscijfers. Er is
noodig een krachtig bestuur, dat de toestanden be-
grijpt, dat den wil heeft om de misstanden weg te
nemen, niet door kun’stmatige middelen, maar door
ernstige maatregelen, en -dat zijn wil weet door te zet-
ten. De Gouverneur der kolonie moet naast zich heb-
ben. bekwame flinke hoofdambtenaren, die hij ten
volle kan vertrouwen. Blijkt het noodig het bestuur
te reorganiseeren, dan zal cle Gouverneur met zijn
hoofdambtenaren daartoe wel de voorstellen doen. En
men late aan den Gouverneur de vrijheid van bewe-
ging, die hij hebben moet. Wanneer men van uit
Nederland den Gouverneur, in strijd met zijn advie-
zen, bevelen geeft, zal er nooit een goed bestuur
komen. Natuurlijk, in zaken, die groote geldelijke ge-
volgen hebben, moet het 6pperbestuur in Nederland
beslissen, maar overigens mq’et de Gouverneur weten,
hoe te handelen valt. Indien het opperbestuur den

Gouverneur niet voor
zijn
taak berekend acht, moet

hij worden teruggeroepen, maar indien hij wel het
vertrouwen heeft, late men hem werken, zooals hij
meent te moeten doen. Indien dit door den Minister
van Koloniën en zijn hoofdambtenaren wordt begre-
pen, zal het bestuur heel wat meer beieiken, en be-
hoeft men van hier geen commissies te zenden, noch

reorganisatiën op te leggen.
Moge de belangstelling in de kolonie Suriname
bij het Nederlandsche volk steeds toenemen! Waar
het mij mogelijk is, tracht ik die belangstelling op te
wekken en ik schreef met dat doel ook deze enkele

regelen.

D. Focic.
Den Haag, 12 Februari 1918.

DE PETROLEUM-INDUSTRIE IN 1917.

Een medewerker schrijft: –
De geheele petroleum-industrie is gedurende 1917
zeer sterk onder den invloed van den wereldoorlog
geweest, zoowl wat betreft productie, verwerking,
transport en
afzet,
als wat betreft hergroepeering

156

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari• 1918

van verschillende, bij deze industrie betrokken be-
langen. Ook de arbeidsverhoudingen ondergingen
groote veranderingen; in het eene land uit den aard
der zaak meer dan in het andere, al naarmate. de oor-
log meer of minder druk op de economische verhou-
dingen uitoefende.

De W e r e 1 d m a r k t werd geheel beheerscht door
de verschillende oorlogsinvioeden. De vraag naar alle petroleum-producten steeg door de oorlogsbehoefteri,
speciaal die der Entente, zeer. Vooral benzine, residu
(liquid fuel) en smeeroliën waren zeer gezocht. Daar
zoowel Rusland als Roemenië sinds het begin van
den oorlog voor den afzet van hunne producten van
de wereldmarkt zijn afgesloten, moest de wijze van
voorziening van West-Europa sinds midden 1914 in
vele opzichten een geheele verandering ondergaan.
In 1917 heeft dit proces zich, door de steeds stij-
gende moeilijkheden, met het scheepvaartverkeer on-
dervonden, nog veel verder voltrokken dan in de vo-
rige oorlogsjaren reeds geschiedde. Een van de ge-
volgen hiervan was, dat diverse petroleumproducten,
om hun afzetgebied te bereiken, dikwijls over een veel
langeren weg getransporteerd moesten worden, dan in
normale tijden het geval placht te zijn, wat weer
met zich mede bracht, dat voor de voorziening der be-
hoeften veel grootero eischen aan de wereld-tankvloot
werden gesteld. De onbeperkte duikbootoorlog, afge-
kondigd op 1 Februari 1917, heeft ook deze vloot
menig ernstig verlies doen lijden, waardoor de voor-
ziening der diverse markten nog bezwaarlijker werd dan reeds v66r dien het geval was. Wegens het emi-
nent belang van een voldoenden aanvoer van olie-
producten voor het krjgsbedrijf heeft men getracht
de verliezen aan tankschepen zooeel mogelijk door
nieuwbouw te compenseeren. Zoo besloot het Engel-
sche Gouvernement eind 1917 van de in het Veree-
nigde Koninkrijk op stapel staande schepen er 35 te
reserveeren om als tankboot te worden afgebouwd.

Daar, iooals wel vanzelf spreekt, v66r alles in de
legerbehoeften moest voorzien worden, werden de hoe-
veelheden petroleum-producten, beschikbaar voor
particulier gebruik, niet alleen in de oorlogvoerende
landen, maar ook bij de neutralen, steeds geringer. Er is wel geen land in Europa, waar thans de voor-
naamste petroleumderivaten nog vrij ter markt wor-
den gebracht. Het gevolg hiervan was, dat men naar
surrogaten ging omzien. Zoo gebeurde het bv., dat
inplaats van benzine voor motoren, in Holland spin-
tus, in Duitschland benzol en in Engeland lichtgas –
boven op den auto in een gashouder aangebracht – in
gebruik kwam. Voor zwaardere motoren, zooals motor-
tractors, wordt ook kerosine (lamppetroleum) steeds
meer aangewend. Waar dus in het afgeloopen jaar
de vraag naar alle olieproducten in de verbruiks-
centra veel grooter was dan het aanbod, moesten de
prijzen wel zeer stijgen, een verschijnsel, dat zich
evenzeer op alle belangrijke locale markten – waar ook
enkele woorden aan zullen worden gewijd – voordeed.
Doch deze gestegen prijzen beteekenden voor de hande-
laars in vele gevallen geenszins een winstvermeerde.-
ring. Immers, de onkosten hielden met de prijsstij-
ging dikwerf minstens geljken tred. De encrnle
scheepsvrachten, de geweldig hooge molestpremies,
de gestegen bonen, duurte-toeslagen, ondersteunin-
gen aan gemobiliseerden, meerdere administratie-
kosten, steeds
stijgende
belastingen, dit alles maakte
dat de invloed der
prijsstijgingen
op de netto-winst
veelal werd opgeheven door de meerdere distributie-
kosten. En ook de
prijzen
der producten op de pro-
ductie-centra zijn belangrijk gestegen – om redenen,
die ik zoo dadelijk nog in het kort zal aanstippen –
zoodat ook de hoogere koopprijzende debetzijde der
winst- en verliesrekening der handelaars kwamen ver-
zwaren.

De N e de r 1 a n d s c h e markt in het bijzonder ondervond in 1917 den terugslag van den oorbogs-
toestand. Werd de behoefte aan benzine, voorheen

en ook nog tot einde 1916, vrij voldoende gedekt door
de beide importeurs – de Bataafsche Petroleum-
Maatschappij en de American Petroleum Company – in 1917 stond de aanvoer nagenoeg geheel stil. Voor
de petroleum, die hier te lande zoo goed als uitslui-
tend wordt aangevoerd door de American Petroleum Company, was de toestand wel iets gunstiger, omdat
in den loop van 1917 nog een paâr scheepsladingen
uit Amerika door deze Maatschappij konden worden
geïmporteerd, maar deze geringe aanvoer kon toch
het
nijpend
tekort niet wegnemen. De. oorzaken van
dit tekort aan beide producten zijn tweeledig. Ten
eerste beperkte Amerika, met het oog op eigen be-
hoefte en waarschijnlijk ook nog wel om andere rede-
nen
1
den uitvoer van lampolie en benzine – van het
eerste product wordt Nederland geheel vanuit Ame-.
nika voorzien – en ten tweede was de in den loop
van 1917 uitgevaardigde nieuwe Duitsche Pnisen-
ordnung oorzaak, dat noch de tankvloot van de Ame-
rican Petroleum Co., noch die van de Nederlandsch-
Indische Tank Stoomboot
Mij.
(dochter-maatschappij
van de Bataafsche) ongestoord de reis van de pro-
ductiecentra naar Nederland zouden kunnen volbreit-
gen, zoodat de aanvoer van benzine uit Nederlandsch-
Indië evenzeer achterwege moest blijven.

Ook in de Veree.nigde Staten is de vraag
naar alle olie-producten in 1917 dringend geweest.
Groote consumptie, nog gestimuleerd sinds Amerika
zich onder de belligerenten schaarde door de voorbe-
reidselen voor het oorlogsbedrjf, dringende vraag
van de zijde der Entente, steeds meerdere toepassing
van vloeibare brandstof in hare diverse vormen bij
de industrie en den landbouw, daarmede geen gelij-ken tred houdende productie en
stijgende
productie-
kosten, dit alles deed ook in Amerika de prijzen op-
loopen en de voorraden verminderen. Vooral het ben-
zine-verbruik in de Unie is gedurende den oorlog en
speciaal ook in 1917 enorm gestegen, voor een deel
ook door de groote oorlogswinsten, die in dat land
tijdens de eerste oorlogsjaren gemaakt werden. Met
een bevolking van ongeveer 100 millioen inwoners
werd het aantal automobitilen (inclusief motorfietsen
en vrachtauto’s) in .de Vereenigde Staten midden
1917 geschat op pim. 4 millioen. Dus één motor op
elke 25 menschen! Dit cijfer is sprekend genoeg om te
begrijpen, welk een belangrijk benzine-verbruik de
Vereenigde Staten thans moeten toonen. Zulks ge-
paard aan de zeer levendige vraag naar export-ben-zine, heeft in de Vereenigde Staten tot resultaat ge-
had, dat men trachtte het aanbod van benzine niet
alleen te doen stijgen door de ruwe-olieproductie zoo-
veel mogelijk te vergrooten, doch ook door steeds
zwaarder benzine te gaan gebruiken. Voorts door uit
het gas, dat gewoonlijk zich te zamen met de olie in
de ondergrondsche lagen bevindt, benzine te conden-
sceren en ten slotte door zwaardere olie-producten
een bewerking te doen ondergaan, waardoor men uit
die zvaa’rdere fracties benzine kan winnen.

Aan de markt der M i d d en r ij k e n moeten ook
enkele woorden gewijd worden. Duitschlaud werd
v66r den oorlog voornamelijk uit Amerika van olie-
producten voorzien. Voorts was Galicië en voo
enkele producten ook Rusland, een belangrijk leve-
rancier voor de Centraal Machten en ten slotte kwa-
en niet zeer groote hoeveelheden uit Roemenië.
Sinds de oorlog Amerika als importeur voor Duitsch-
land uitsboot en ook Rusland afviel, en verder Roe-
menië door tal van uitvoerverboden – ook véér dat
het zich in den oorlog stortte – den Middenrijkea
tal van moeilijkheden in den weg legde, brak voor
Duitschiand, wat dé voorziening met olieproducten
betrof, een iastige
tijd
aan. De inval van de Russen
in Galicië, en hun daaropvolgende terugtocht, welke
gepaard ging met gedeeltelijke vernieling der olie-
exploitaties, vervolgens de oorlogsverklaring van
Roemenië aan Oostenrijk-Hongarije, dit alles maakte
de voor de Middenrijken beschikbare hoeveelheden olie
nog geringer. Surrogaten moesten de petroleum-pro-
ducten trachten te vervangen. D.oôr de verovering der:

20 Februari 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

157

Roemeensche olieterreinen eind 1916 kon Duitschland
in 1917 zijn positie, wat de voorziening met deze pro-
ducten betreft,, echter belangrijk verbeteren. De be-
teekenis hiervan mag niet onderschat worden. Men
denke slechts aan de behoeften der duikbooten en
vliegmachines, om van alle andere oorlogstoepassingen
van aardolie-derivaten niet te spreken.

Wat de smeer-oliën betreft, hebben de Midden-
rijken op het oogenblik nog met moeilijkheden te
kampen. Ook hiervoor hebben zij wel diverse surro-
gaten weten te maken, zooals de uit teer vervaardigde
,,Teerfett-oele” van verschillenden aard, maar toch
zou het Duitschiand zeker zeer aangenaam zijn, in-
dien het – zoo binnenkort een vrede met Rusland
geregeld kan worden – aan dit land mogelijk ware
naar Centraal Europa smeeroliën te exporteeren.
Gedurende den oorlog is in R u s 1 a n d de voorzie-
ning van brandstof steeds lastiger geworden door ge-
brek aan ingevoerde kolen, tekort aan hout, trans-
portmoeilijkheden en een steeds verder om zich heen-
grijponde algeheele desorganisatie, welke tenslotte culmineerde in het Bolsjewiksche regime, waar het
voormalige Czarenrijk thans onder gebukt gaat. Be-
halve liquid fuel was er ook aan de andere petroleum-
producten
01)
de Russische consumptiecentra een
dreigend tekort. Ook di’, zoo goed als op alle andere
markten, moesten de prijzen dus wel zeer stijgen, doch
ook dr werden de hoogei’e verkoopsprijzen geheel
opgeheven dooi’ de grootere onkosten, belastingen, etc.
en giiag veelal door de meerdere kosten zelfs de
geheele
winst verloren. Het jaar 1917 eindigde in
Rusland met een brandstofnood.

Op de Aziatische markten zijn de prijzen
eveneens belangrijk verhoogd, al weer voor een goed
deel om gelijke redenen als die, welke de
prijzen
elders
deden stijgen.

Waar dus, zelfs op de hoofdmarkten, gedurende
1917 een steeds dringender tekort aan olie-producten
ontstond, daar spreekt het wel van zelf, dat op de
verderaf gelegen inarkten
(b.v. Zuid-Amerika) het
gebrek nog veel dreigeuder werd.
Eenige belangrijke Verkoops-organisaties
i n E u r o p a hebben tengevolge van den oorlog van
eigenaar moeten veranderen. Zoo werd v66r den oor-
log Engeland voor een groot deel van petroleum-
producten voorzien dooi’ de ,,British Petroleum Co.”,
een dochter-aatschappij van de Duitsche ,,Euro-
pëische Petroleum Union”. De ,,British” werd gecon-
fisqueerd en door de Engelsche Regeering verkocht
aan de ,,Anglo Persian Petroleum Co.”, waarvan die
Regeering de meerderheid der aandeelen bezit. De
aan de ,,Standard Oil” toebehoorende ,,Deutsch-Ame-
rikanische Petroleum Geselischaft”, die Duitschiand
v66r 1914 verreweg het grootste gedeelte der olie-
producten leverde, ging kort v66r het uitbreken van
den oorlog tusschen Amerika en Duitschiand aan de
Deutsche Bank-belangen over.

De oorlog heeft in het afgeloopen jaar door de
sterk wisselende vraag naar producten ook zeer zijn
invloed doen gelden op het F a b r i e k s b e d r ij f.
Vele belangrijke wijzigingen in de exploitatie der
raffinaderijen hadden plaats en deze wijzigingen wa-
ren voor elk land weer verschillend, al naar gelang
er meer vraag naar het eene of het andere product
bestond. Op de moeilijkheden, welke dergelijke voort-
durende, zeer ingrijpende veranderingen in het raf-
finaderjbedrjf overal met zich medebrachten en de
daarmede gepaard gaande groote kosten, noodzake-
lijken nieuwbouw, etc., kan hier niet worden inge-
gaan, doch het zal wel duidelijk zijn, dat de beteeke-
nis hiervan geenszins onderschat moet worden. In
haast alle fabriekscentra werd speciaal de aandacht
gewijd aan het uit ruwe olie verkrijgen van producten,
die als uitgangsmateriaal kunnen dienen voor ont-
ploffingsstoffen.

Het groote tekort aan petroleumderivaten, het

eminent belang van een voldoende aanbod hiervan –
niet slechts in oorlogstijd, doch ook in vredestijd –
hebben tengevolge gehad, dat op steeds energieker
wijze de E x p lo r a t i e naar olie in nieuwe landen ter
hand wordt genomen en daarbij blijkt het steeds méér, dat er nog tal van rijke petroleum-produceerende stre-
ken gevonden zullen worden. De tijd, waarin men
uitrekende, dat de olieproductie der wereld nog voor
z66veel tientallen jaren voldoende zou zijn, zal nu
wel voorbij wezen. Immers op ontelbaar vele plaatsen
exploreert men thans met succes naar olie, en hoe-
wel dit slechts na jaren van hard en moeilijk werk en
na uitgave van enorme kapitalen kan leiden tot het
verkrijgen van een productie van commercieele be-
teekenis, hebben de exploraties toch al bewezen, dat
men binnen eenige jaren moet rekenen met een be-
‘langrijke verlenging van de lijst van petroleum-pro-
duceerende landen. Krachtdadig wordt de exploratie
ter hand genomen in Canada, tal van Noord-Amen-
kaansche Staten, in Mexico, vrijwel alle Midden-
Amerikaansche Republieken, het geheele Zuid-Amen-
kaansche Continent, verschillende eilanden om de
Caraibische Zee, Australië, Nieuw-Guinea, Britsch-
Indië, Japan, China, Sachalin, Noord-Afrika, Per-
zië, Syrië, Klein-Azië, straks ook Mesopotamië, etc.
Doch ook in Europeesche landen, waar men tot nu
toè aan de mogelijkheid van oliewinning nauwelijks
gedacht heeft, wordt thans exploratie-arbeid ver-
richt. Voornamelijk ziet men dit in Engeland, waar
thans gehoopt wordt – o.i. een zwakke hoop noch-
tans – olie te vinden, waardoor men niet alleen een grooter aanbod van olie-producten zou verkrijgen,
doch waarmede men tevens scheepsruimte, die op het
oogenblik van zoo groot belang is, zou kunnen uit-
sparen. Het Gouvernement heeft eene regeling ge-
troffen, volgens welke ôf door de Regeering zelf, ôf wel door particulieren – in het laatste geval voor een
zekere betaling in ‘s lands kas – naar olie geboord
zdl kunnen worden.
Ook de Schotsche ,,shale” olie-industrie wordt
energiek ontwikkeld. Uit deze ,,shale” toch zijn door
distillatie olie-producten te verkrijgen. Eveneens in
i)uitschland (Wurtemburg) werd de sinds langen tijd
werkeloos liggende ,,shale”-industrie onlangs weer
opgevat.

De uitermate groote beteekenis van olie in den
tegenwoordigen tijd wordt ook wel duidelijk geïllu-
streerd door de deelneming van de Engelsche Regee-ring
in de Anglo-Persian Petroleum Co., die in Zuid-
ferzië zeer rijke terreinen van het Perzische Gouver-
nement heeft verworven. De beteekenis van deze parti-
cipatie der Britsche Regeering (zij bezit de meerder-
heid van de aandeelen, doch de zaak wordt geheel als
een particuliere maatschappij gedreven) wordt door
de Eiigelsche Pers veelal vergeleken met en van niet minder gewicht geacht dan, Disraëli’s deelneming in
de ,,Suez Kanaal Maatschappij”. Ook in de Egypti-
sche Olie-industrie heeft deze Regeering een aandeel. Egypte toont tot nog toe echter geen grooten rijkdom.
In Algiers heeft in het afgeloopen jaar een andere
Engelsche firma, Pearson & Sons, die reds zeer
groote belangen heeft bij de Mexicaansche petroleum-
industrie, van de Fransche Regeering een olie-con-
cessie gekregen. Enhoewel tot nu toe het Engelsche
Gouvernement niet als belanghebbende bij deze zaak optrad, is het mogelijk dat, zoo Algiers inderdaad be-
langrijke hoeveelheden olie mocht blijken te bevatten,
de Britsche Regeering niet zal nalaten voort te gaan
op den eenmaal door haar ingeslagen weg inzake haar petroleum-politiek en haar in.rloed op deze, voor haar
zoo gunstig gelegen terreinen, zal weten te doen gel-
den.

De oorlog heeft ook als gevolg gehad, dat een
steeds sterker wordehd nationaal streven in de Engel-
sche olie-industrie
merkbaar werd. Wèl schijnt de op-
richting van een ,,all British” petroleum-onderne ming van de baan te zijn. Doch intussehen bracht
1917 aan het Vereenigd Koninkrijk een Regeerings-

158

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 191.8

besluit, volgens de Defence of the Realm Act, waar-bij verboden wordt aandeelen of andere be}angen in
petroleum-maatschappijen, onafhankelijk van het feit
waar zij werkzaam zijn, aan niet-Britsche personen
of aan Maatschappijen, die door niet-Britten worden
gecontroleerd, zonder toestemming van den Board of
Trade over te dragen. Het doel hiervan is, zooveel’
mogelijk de thans zich in Engelsche handen bevinden-.
de petroleumbelangen ook in Engelsche handen te
houden. Terwijl Albion’s Gouvernement zijn
politicic,’

van invloed
op de petroleum-industrie te verwerven,
speciaal in Perzië toepaste, schijnt
Duitschiand
het-
zelfde in Roemenië te willen bewerkstelligen (men
denke o.m. aan de overname van de belangen Idef
Internationale Roemeensche Petroleum Mij. door een
Duitsche bankgroep). Natuurlijk zal het slagen van
dit streven voor een goed deel afhangen van de vre-
des-voorwaarden, doch naar het schijnt, zal Duitsch-
land wel meer dan voorheen van de Roemeensche
productie tot zich trekken. Om geheel dezelfde rede-non verheugt de Galicische Petroleum-industrie zich:
in de speciale belangstelling van de
Oostenrijksche

Regeering.

Thans volgen enkele korte, algemeene opmerkingen
over de A a r d ol i e-w i nn ing in 1917. In
alle olie-

voortb.rengende landen
ondervond het productie-be-
drijf steeds meer de gevolgen van den oorlog in den
vorm van stijging van arbeidsloonen, schaarschte aan
en duurte van materialen,moeilijkheden met het trans-
portwezen, hooge belastingen etc. Al naarmate de
steeds ernstiger economische omstandigheden zici’
meer of minder in een speciaal land deden gelden,
traden de bovengenoemde verschijnselen in meerder of
minder sterke mate op. Het gevolg van dit alles was,
dat deze industrie steeds grooter bezwaren ondervond
en dat het veelal, ondanks alle energie groote moeite
kostte de, der wereld zoo onontbeerlijke, productie op
pijl te houden. Sterke
stijging
der winningskosten en

daarmede der verkoopsprijzeu was natuurlijk van het
een en ander het gevolg, doch, evenals bij de prijzen op de distributiemarkten reeds opgemerkt, dekte ook
op de productiecentra in vele gevallen de stijging der verkoopsprijzen slechts nauwelijks de meerdere zelf-
kosten van den producent.

In N e d e r 1 a n d s c h-I n d i ë, waar sedert jaren
geen exploratie-vergunningen meer werden uitgege-
ven, is dit sinds de aanneming in de Tweede Kamer
van de motie-Alberda in den herfst van 1915, ook
voor de toekomst niet meer te verwachten. Het resul-
taat hiervan is, dat die Maatschappijen, die door haar

ondernemingsgeest zooveel bijdroegen tot de wel-
vaart van Nederland en Nederlandsch-Indië, en die
ons land de eervolle plaats verschaften, die het thans
inneemt onder de olie-produceerende natibs, de moge-
lijkheid wordt onthouden om haar geleidelijk zich uit-
puttende terreinen aan te vullen met de voor elke
mijnindustrie noodzakelijke reserve. Het natuurlijk
gevolg zal zijn, dat die Hollandsche energie en dat
Hollandsche kapitaal voortaan emplooi zullen moeten
zoeken onder vreemde vlag en zullen aangewend wor-
den voor de ontwikkeling van andere landen dan de
eigen koloniën.

Het jaar 1917 bracht in de Tweede Kamer een wets-
ontwerp voor de oprichting van de ,,Djambi Aardolie
Maatschappij”, ter exploitatie van de terreinen in
Djambi (Sumatra). De bespreking van dit wetsont-
werp, waarvoor 2 jaren tijd noodig waren om het voor
te bereiden, valt buiten het kader van dit artikel.
Dat het velen zal bevredigen, is echter nauwelijks aan
te nemen en dat deze Maatschappij een financieel suc-
ces zal worden, zal door bevoegden zeker niet ver-

wacht worden.
1917 was voor Ru s 1 a n d (niet alleen voor .zijn
olie-nijverheid) een ongeluksjaar. De politieke ge-
beurtenissen daar, die van beslissend belang 66k voor
het economisch wel en wee van dit land zijn, volgen
elkaar z66 snel op en zijn van z66 algemeene bekend-

heid dat het niet noodig is hierbij stil te staan. Dat elk
bedrijf echter onder de thans daar heerschende toestan-
den snel zijn ondergang tegemoet gaat,.is duidelijk, en
waar de petroleum-industrie voor Rusland van zoo’n
enorme beteekenis is, zal de zeer groote schade, daar-aan toegebracht, ongetwijfeld maken, dat dit land nog
lange jaren de wrange vruchten van de tegenwoordige
Bolsjewiksche experimenten zal plukken. Zelfs de
meest primitieve rechtszekerheid bestaat thans in
Rusland niet meer. Zij, die niet van hunne bezittin-
gen officieel beroofd worden – zonder eenigen schijn
van recht – mogen van geluk spreken.
De R o e m e e n s c h e petroleum-industrie moest in
1917 onder vreemde overheersching voortarbeiden.
Toen begin December 1916 de Duitschers Walachije
veroverden en daarmede in het bezit hoopten te ko-
men van de voor hen zoo dringend noodige petroleum-
derivaten, werd dezen verwachtingen de bodem in-
geslagen door de zeer grondige vernieling, welke het Roemeensche legerbestuur, daarbij geassisteerd door
een Engelsche vernielingscommissie, de exploitaties,
en fabrieken had doen ondergaan. Oorspronkelijk
scheen het, alsof de Roemeensche industrie, zooal niet
voorgoed dan toch zeker voor den duur van den oor-
log, verdwenen- zou zijn. Het jaar 1917 heeft echter
anders geleerd. Het is den Duitséhers gelukt tal van
produceerende putten weder van de daarin geworpen
voorwerpen te bevrijden. Nieuwe boringen, vooral op
nog maagdelijk Roemeensch staatsterrein, werden be-
gonnen, fabrieken zijn hersteld en aan het einde van
1917 was zeker ongeveer de helft van de normale
dagproductie terugverkregen. Loonende prijzen, die
door het Duitsche legerbestuur, zoowel voor ruwe
olie als voor producten, betaald worden, hebben de
herstelling van het bedrijf zeer in de hand gewerkt.
Teneinde den afvoer van petroleum-producten naar
de Middenrjken te vergemakkelijken, werd de pijp-
leiding naar Constanza, waaraan de Roemeensëhe Re-
geering jaren lang had gewerkt en die tenslotte kort
v66r den oorlog gereed kwam, omgelegd naar Giurgiu
aan den Donau.

Ook de G a 1 i c i s c h e olie-centra zijn weer voor
een groot deel hesteld van de schaden, hun door het
Russisch bezoek toegebracht en hoewel de productie
van deze terreinen reeds v66r den oorlog een vrij sterke daling vertoonde, is zij thans toch van veel
waarde voor de Middenrjken. –
In de Vereenigde Staten werd, teneinde
de productie te bevorderen, in 1917 een wetsontwerp
in voorbereiding genomen, waardoor een groot aan-
tal oliehoudende terreinen, die door de Regeering
tot nog toe niet werden afgegeven, voor particuliere
exploitatie vrij verklaard zullen worden. De domi-
neerende positie van de Vereenigde Staten in de
petroleum-industrie zal hierdoor ongetwijfeld nog
versterkt worden. Het jaar 1917 bracht in het Ame-
rikaansche oliebedrijf voor alle arbeiders den 8-urigen
werkdag.
In M e x i c o, wellicht
het
rijkste petroleumland
ter wereld, zijn Engelsche en Amerikaansche Maat-
schappijen zeer actief in het verwerven van een be-
langrijke positie in de petroleum-nijverheid. De Re-
geering, die de participatie van dit buitenlandsch
kapitaal in Mexico in het algemeen zeer aangenaam
is, doch die aan den anderen kant vreest, dat hiervan
wellicht internatioiale verwikkelingen het gevolg
kunnen zijn, streeft er naar dit vreemde kapitaal uit-
sluitend onder Mexicaansche wetgeving te doen ar-beiden. In 1-917 werd een wet aangenomen, waarbij
de vreemdeling zich verplicht, in geen geval de in-
terventie van zijne Regeering in te roepen.
Het gebrek aan scheepsruimte en de minder goede
kwaliteit van de Mexicaansche olie hebben tot nu toe
de productie-uitbreiding aldaar tegengewerkt. Mexico
is door deze oorzaken het eenige petroleum-voortbren-
gende land ter wereld, waar de loco olie-prijzen in
1917 slechts weinig gestegen zijn. Het lijdt echter
geen twijfel dat, wanneer nk den oorlog weer meer
scheepsruimte voorradig zal wezen, het Mexicaansche

20 Februari 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

159

aandeel in de wereldproductie enorm zal stijgen. De
verwikkelingen in deze Republiek, die ook in 1917
niet tot een einde kwamen, hebben, hoewel dikwijls
voor de petroleum-industrie groote bezwaren mede-
brengende, hare grondvesten niet weten te onder-
mijnen.
Z u i d-P e r z i ë, in handen van de reeds hiervoor genoemde ,,Anglo Persian”, toonde in 1917 een zeer
rijk oliegebied te zijn en zal ongetwijfeld een eerste
positie onder de petroleum-produceerende landen
gaan innemen. Onder de olie-voortbrengende naties, tot nu toö van
secundair belang, nemen P e r u, V e n e z u e 1 a en
A r g e ii t i n i ë een belangrijke plaats in. in Peru
en Venezuela wordt deze industrjo zeer energiek tot
ontwikkeling gebracht door tal van particuliere onder-
nemingen, die voor de door haar geproduceerde olie aan
de respectieve Gou-vernementeu een redelijke royalty
verschuldigd zijn. De rijkdom van beide eerstgenoemde
landen is nog slechts zeer onvolloende bekend, doch
zoo zj inderdaad olie in beiangrijke hoevelheden
bevatten, zal de krachtige ontwikkeling, die de diverse
maatschappijen aan hare zaken aldaar geven, niet
nalaten hun een eervolle plaats onder de olie-produ-
centen te verschaffen. Het petroleumbedrijf in Argen-
tinië dateert van vroeger datum. Daar heeft men
echter tot nog toe haast uitsluitend een stoatsexplbi-
tatie. Daar het particulier kapitaal in Argentinië
vrijwel uit de petroleum-industrie geweerd werd, is
de ontwikkeling langzaam geweest en een van de
gevolgen hiervan is, dat men er thans aan een zeer
ernstig tekort aan brandstof lijdt. Dit land, dat bijna
geheel op geïmporteerde steenkolen is aangewezen, is,
nu de aanvoer daarvan – practisch gesproken – heeft
opgehouden, erplicht vooi, brandstof zoo goed als
uitsluitend hout te gebruiken.
Ten slotte noem ik als producent nog B r i t s c h-
1 n d i ë en J a p a n, die in 1917 hun productie weer
hebben zien vermeerderen.

De
.Regeeringen
van alle oorlogvoerende landen

strekten
hare bemoeiin gen
in 1917 steeds verder over
de onder haar bereik liggende olie-industrieën uit,
door tal van tijdelijke oorlogsmaatregelen te nemen,
waardoor de petroleum-nijverheid zooveel mogelijk in
dienst.vau het krjgsbedrjf gesteld werd.

Wat de vermoedelijke
olieproductie
en
prijzen in de

naaste toekomst
betreft, nog eén enkel woord. Amerika
voorziet voor een groot deel ook de andere producee-
rende landen van de voor het petroleumbedrijf noodige
materialen. Ook hier dreigt de oorlog een spaak in
het wiel te zullen steken. De export van deze materia-
len wordt reeds geheel door de Amerikaansche Regee-
ring gecontroleerd en steeds worden meerdere moei-
lijkheden daaraan in den weg gelegd. Dat dit, alsook het tekort aan tanksehepen, een productie-verminde-
ring in de verschillende wereld-productie-centra zal
kunnen veroorzaken, spreekt vanzelf. Op de consump-
tie-centra zal dit, naar het zich laat aanzien, met
hôoge prijzen gepaard gaan.
Het jaar 1917 heeft dus nogmaals het enorme
belang van de petroleum-industrie
getoond, een be-
lang, dat na het einde van den oorlog zeker niet
verminderen zal. Wanneer de oorlogs-weeën geleden
zullen zijn en de directe gevolgen van de tegenwoor-
dige schaarschte aan materiaal, schepen, etc. voorbij
zullen zijn, dan zal de energieke wijze, waarop de explo-
ratie in tal van landen thans ter hand wordt genomen,
zeker de wereldproductie weder belangrijk doen
stijgen. Daar het aantal productie-centra dus steeds
grooter wordt, en de olie-voortbrengendo gebieden
langzamerhand over .4e geheele wereld verspreid
komen te liggen – iets wat vtlér zegge een tiental jaren
nog absoluut niet het geval was – is het duidelijk,
dat van een overheersching van de wereldmarkt door
één enkele groep in de toekomst geen sprake .zal
kunnen zijn.

HET VERKEER OP DE BINNENWATEREN

IN ENGELAND.

Waar in Holland het massale goederenvervoer in
hoofdzaak te water geschiedt, wordt de spoor bij uit-
stek gebruikt voor de verzending van bederfeljke
waren, stukgoederen en bovendien voor het vervoer
naar die plaatsen, die, zooals wij dat hier gewoonlijk
uitdrukken, geographisch ongunstig zijn gelegen,
omdat zij geene waterverbinding hebben met de zee-
havens of de groote rivierén.
Het belang, om wel zulk een verbinding te heb-
ben, wordt duidelijk aangetoond door de thans aan-
hangige plannen voor kanaalverbindingen in den
Achterhoek en Twente, en voor de kanalisatie van de
Maas en de verbetering der Zuid-Willemsvaart. On-
getwijfeld is bij ons het vervoer te water bijzonder
goed ingericht. Het is snel en goedkoop en hoezeer
men op dit vervoer is aangewezen, blijkt eerst duide-
lijk bij gesloten vaart; de spoorwegen, al doen ze nog
zoo hun best, kunnen de aangeboden goederen niet ‘ter bestemming brengen zonder aanmerkelijke ver-
traging.

In Engeland is de toestand geheel anders. Tenge-
volge van den vorm van dit eilandenrijk liggen vele productieplaatsen dicht bij de kust, zoodat in menig
geval de goedkoopste transportweg is vervoer per
spoor naar de haven en.van daar per stoom- of zeil-
schip naar de bestemming of daar naast bijzijnde ha-
venplaats. De coasting trade is zeer belangrijk voor
het vervoer van allerhande goederen van Schotland, de Tyne en de Humber, van de Mersey naar Londen
en omgekeerd. Vaart men in de Engelsche wateren,
dan ziet meh honderden van kleine stoom- en zeil-
schepen langs de kust varen, die alle met de spoor-
wegen concurreeren en deze ontlasten van een ver-
voer, dat zij toch niet zouden kunnen verzorgen.

In het begin der vorige eeuw bestond in het V. K.
een net van waterwegen, destijds voor het vervoer
van veel belang en waarvan de spoorwegen de concur-
rentie voelden. De machtige, zich snel ontwikkelende
spoorweg-maatschappijen vonden een middel, om zich
deze concurrentie van den hals te schuiven en koch-
ten de aandeelen in de kanaal-maatschappijen op, na–
men lf de exploitatie zelf ter hand ôf in vele geval-

I
len verwaarloosden de waterwegen en deden in geen geval’iets tot verbetering. Deze kanalen zijn dan ook
1
op dit oogenblik nog wat zij v66r 80 jaren waren. Zij
hebben een tijdperk van bloei gekend en enkele ma-ken nog goede zaken, doch in het algemeen heeft de
aanleg der spoorwegen veel verkeer weggenomen en
de inkomsten sterk verminderd en sedert kanalen
niet meer golden als een goede belegging, was er ook
geen geld meer te krijgen in de open markt voor uit-
breiding en verbetering. Op vele der Engelsche kana-
len kunnen slechts scheepjes van 30
t
40 ton laad-
‘vermogen varen (de afmetingen der sluizen laten
geen grootere toe). De Aire en Calder, de Weaver,
Gloucester en Berkerley Kanalen laten schepen van
lgrootere afmetingen toe.

i De totale lengte der kanalen in Engeland en Ierland
is ongeveer 2500 Eng. mijl, waarvan in Ierland 304
jmijlen. De spoorweg-maatschappijen bezitten hiervan
1.025 mijlen.

In 1906 werd eene commissie benoemd – de Royal
Commission on the Canals and Inland Navigations
of the U. K. – om verslag uit te brengen over den
-toestand der kanalen en om de middelen aan te geven
tot verbetering en uitbreiding van het verkeer,
,welke commissie een lijvig verslag uitbracht in 1909. Tot uitvoering der aanbevolen maatregelen kwam het
nog niet.

Bij het uitbreken van den oorlog werden in Enge-
:land de Spoorwegen door den Staat geëxploiteerd en
aan de maatschappijen een opbrengst gegarandeerd,
gelijk met die over 1913. De beambten der spoorwegen
kregen van tijd tot tijd salarisopslag of duurtetoeslag,
maar de exploitanten van de particuliere kanalen en de vervoerondernemers waren niet in staat dergelij-

“-.”-.

,–.–.-‘-,–

160 ‘

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

ken opslag te geven, hoewel de ‘menschen hetzelfde
werk verrichtten als zij die in dienst waren der spoor-
weg-maatschappijen, en door deze geëxploiteerde ka-
rialen. Het gevolg was, dat de geëmployeerden an-
der werk zochten bij de munitiefabrieken of elders en
dat in het einde van 1916 de kanalen niet verder zou-
den kunnen worden gebruikt, tenzij de noodige maat-
regelen werden genomen. Toen heeft de Board of
Trade ingegrepen, heeft op 1 Maart 1917 alle onaf-hankelijke kanalen overgenomen en een commissie
benoemd om het beheer over die kanalen te voeren. Arrangementen werden gemaakt om de vervoerders
aan werkkrachten te helpen, de transportworkeis bat
talions werden hier te werk gesteld.
Op aanbeveling dezer commissie worden thans in
vele barges motoren gebouwd om zoodoende met min:
der arbeidskrachten een grooter vervoer mogelijk te

maken.
De commissie vond, dat de toestand der kanalen
sedert het uitbreken van den oorlog er niet op verbe-
terd was, zij waren niet op diepte gehouden, zoodat
het sterk gereduceerde vervoer ook uit dien hoofde
moeilijkheden ondervond. In dien toestand wordt nu
weer verbetering gebracht.
Hoeveel het kanaalvervoer gedurende den oorlog
is afgenomen, blijkt uit het hieronder afgedrukte
staatje der vervoerde tonnen:

1913

1916
Aire & Calder Navigation …….
3.598.000 2.095.000
Birmingham Navigation Canals.

7.090.000 6.600.000
– Bridgewater Ca,ial …………
2.204.000 1.642.000
Gloucester & Berkerley Canal
. 1.022.000 543.000
Grand Junction Canal ………
1.668.000 1.236.000
Regeats Canal …………….
967.000

746.000
Weaver Navigat.ion …………
1.134.000

835.000
Staffordshire & Worcestershire
.

722.000

‘566.000

Het geheele vervoer op de kanalen in Engeland en
Wales v66r den oorlog was ongeveer 33 millioen ton,
in 1916 bedroeg het
201/2
millioen ton. De cijfers
voor 1917 zijn nog niet bekend, maar dit is zeker,’
dat het vervoer niet verder is afgenomen.
Do voornaamste taak van de commissie was, het
vervoer op de waterwegen weder te doen toenemen
en zoodoende de spoorwegen te ontlasten. Zij stelde
zich dus met de spoorwegdirecties en met de
eigenaars van barges in verbinding, om te over-
wegen, welk vervoer het meest geschikt was over
de kanalen te worden geleid. Heel veel succes is nog
niet bereikt, hoewel vooral in het midden van Enge-
land overeenstemming is verkregen omtrent het kolen-
vervoer, dat nu in hoofdzaak te water plaats heeft.
Regeerings-commissies, met name die voor de tarwe-
voorziening, maken ook van den waterweg gebruik en
plaatsen, die zoowel per spoor als per water te berei-
ken zijn, worden per schip bediend. Onder den tegen-woordigen toestand vaia het binnenlandsch verkeer is
het plicht van ieder vaderlandslievend burger in het
Vereenigd Koninkrijk, alles te doen wat hij kan
om de Spoorwegen te ontlasten. F. v. H.

DEKKING VAN OORLOGSRISICO IN DE

LEVENSVERZEKERING.

Wanneer men de tegenwoordige polisvoorwaarden
voor de levensverzekering vergelijkt met die van jaren
terug, dan zijn ontegenzeglijk zeer groote verbete-
ringen waar te nemén. De toenemende popularisatie
van het bedrijf en de voorwaarden van verzekering

hebben zonder
twijfel
elkaar wederkeerig beïnvloed.
Toch zijn er ook bij den tegenwoordigen stand nog
punten, die bij het bedrijf hier te lande op nadere ontwikkeling wachten. Eén der allerbelangrijkste
daarvan is de insluiting van het oor]ogsrisico in de

polis.
Op een enkele goede uitzondering na is men op dit
punt hier te lande zeer ten achteren bij onze oostelijke
naburen. In het laatste Heft van Schmollers Jahr-
buch geeft H. Quester een overzicht van den stand van
dit probleem in Duitschland, loopende tot ultimo
1916 en de bezwaren, die zich tegen de bestaande re-
gelen voordoen. Dit zeer volledige en zakelijke over-
zicht gaf ons aanleiding tot enkele beschouwingen
hieromtrent; waarbij wij tevens gelegenheid hebben
dit overzicht met eenige andere gegevens aan te vul-len. De ervaringen elders opgedaan zijn voor ons be-
drijf, zooals van zelf spreekt, van onschatbaar belang
voor een toekomstige meer algemeene regeling hier
te lande. Wij willen hierbij voorop stellen, dat het
voor het levensverzekeringbedrjf een levenskwestie is,
beperkende bepalingen tot een minimum te reducee-
ren. Hoe minder gevallen zich voor kunnen doen,
waarin men het verzekerd bedrag niet of niet geheel
uitkeert, hoe meer de levensverzekering haar sociale taak naar behooren volbrengt. Aan den anderen kant
gaat er van de zijde van het publiek zé,r weinig aan-drang uit om het oorlogsrisico te dekken, niet alleen in tijd van vrede, maar ook zelfs thans, nu de oorlog
zoo dicht nabij woedt. Maar men dient niet te verge-ten, dat dit heel anders kon worden, als ons land eens
wel in den oorlog betrokken geraakte. De taak rust
dus op de schouders van de instellingen zelf voor-
zorgen te treffen en in dezen opvoedend op het pu-
bliek te werken, al was het maar alléén uit dit egoïs-
tisch oogpunt: om ontevredenheid gedurende of na
een oorlog en een daardoor onvermijdelijken terugsiag
te voorkomen.’
Wat kunnen de levensverzekeringmaatschappijen in
dezen doen? Levensverzekering is geen instelling van
liefdadigheid: men kan geen lasten op zich nemen, als
er geen baten tegenover staan. Of met andere woor-
den: men kan geen risico aanvaarden als er ook maar
eenige kans bestaat, dat de premiën ontoereikend
zouden zijn om dit risico in alle gevallen te kunnen dekken. Nu kan men in theorie wel drie grootheden onderscheiden, die de grootte van het oorlogsrisico
bepalen, en wel ten eerste de kans voor een bepaald
land om in oorlog te geraken, ten tweede de kans
voor een individu, om, indien er oorlog is, actief d4ar-
aan deel te nemen, en ten derde de kans voor het
actief deelnemende individu, om dientengevolge te
sterven. Waren deze kansen bekend, dan zou ieder
technicus precies de lasten van het oorlogsrisico kun-
nen berekenen. Maar helaas, deze zijn niet bekend en
de bestaande schattingen toonen hun weinige waarde
reeds daardoor, dat deze zon veel uiteenloopen. De
meest juiste gegevens bestaaner omtrent het ten derde genoemde, de eigenlijke oorlogssterfte. Voor de meer
moderne oorlogen heeft men uit de officieele berich-
ten kunnen nagaan, hoeveel procent van het effec-
tief overleden is. Volgende tabel ontleenen wij aan
Quester.

1 van het
Oorlog

.

Duur

Natie

effectief dat
1
sneuvelde

Frankrijk
30,9
Engeland
22,7
Frankrijk
4,8
Italië
5,6
Oostenrijk
6,0
7 ,i)
Frankrijk
19,0
Pruisen
2,8
Pruisen
3,2
Oostenrijk
11,4
Fransch-Duitsche..
1870 0 – 6 – 9
Duitschland

3,5
Rusland-Turkije
. . 1877 0 -10 – 9
Rusland

16,3
Rusland-Japan ..
1904 1 – 7 – 0
Rusland

1

3,2
Japan

7,2

Vragen wij nu naar aanvulling met den thans woe-
denden oorlog, dan ontbreken ons tot heden betrouw-
bare cijfèrs. Indien de oorlog op dezelfde wijze was
gevoerd als in de eerste 5 maanden van 1914, dan
wijzen de Duitsche cijfers er op, dat 10 pCt. sterfte
per jaar,
welhaast bereikt zou zijn. Na de eerste maan-
den schijnen evenwel de verliezen veel minder gewor-
den te zijn. Nog kort geleden werd van officiëele
Amerikaansche zijde gezegd, dat 7 pCt. van de naar
Frankrijk vervoerde Engelsche troepen gesneuveld
zou zijn. Het is de vraag of niet dit percentage te

J.

m.
Krim ……….
1853 3- 4-

Italië ………..
1859 10 – 2 – 14

Amerika ……..
1861 4- 0-28
Mexico ……….
1862 4
Denemarken ….
1864 0- 6-12
Pruisen-Oostenrijk
1866 0 – 0 -35

20 Februari 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

klein is omdat wellicht een aantal personen, die eenige
keeren de reis heen en weer maakten, dubbel is
geteld, maar ook al• was dat het geval
;
een dergelijke

sterfte is geen bagatel, dat een levensverzekering-
instelling zonder ernstige overweging van de gevolgen
op zich kan nemen. Voor ons land.komt daar nog de
vraag bij: hoe zouden de verliezen zijn in een kolonialen
oorlog? Hieromtrent bezitten wij nog minder cijfers
uit het verleden. Alles bijeen genomen kan men con-
cludeeren: het verleden leert oias bitter weinig
omtrent de te verwachten schade in een toekomstigen

oorlog.
Hoe is nu de stand in Duitschland? Geen enkele
instelling weigert absoluut het oorlogsrisico te dragen,
maar ongeveer de helft bepaalt, dat het verzekerde
bedrag slechts ten volle zal worden uitbetaald, voor
zoover bepaald aangewezen fondsen daartoe toereikend
zullen zijn, en zoo niet, dan vindt een reductie van de
uitkeeringen plaats. Een tweetal instellingen redu-
ceert de uitkeeringen niet, maar verhaalt dit tekort
op de overlevenden van al degenen, waarop zij oorlogs-
risico hebben geloopen, door middel van een omslag.
Een klein aantal instellingen, hieronder een groote
onderlinge de ,,Gotha”, garandeert het oorlogsrisico zonder meer, een laatste groep gerandeert evenzeer,
maar heft daarvoor extra premiën. Bovendien bestaat bij de meeste instellingen voor nieuwe verzekeringen
een carenztijd, hoewel soms slechts van 1 tot 3 maan-den, eer het oorlogsrisico gedekt wordt.
Het systeem van extra-premiën is ook door een
groot aantal Nederlandsche instellingen in 1914 toe-
gepast. Toen men in Augustus 1914 inderhaast een
regeling moest ontwerpen, bepaalde men in gemeen
overleg een extra-premie van 5 tot 10 pOt.van het risico-
bedrag, dat wil in dit verband zeggen: de, schade bij
overlijden verminderd met de aamvezige wiskundige
reserve. Dit was het systeem, dat in Frankrijk bijvoor-
beeld algemeen in zwang was. Deze zeer hooge extra-
premie maakt het evenwel voor de groote meerderheid
practisch onmogelijk het oorlogsrisico te dekken. Bij
een toekomstige
doeltreffende
regeling zal men dus
van hooge extra-premiën moeten afzien. Kan men de
lasten, die dekking van het oorlogsrisico medebrengt,
niet bij het uitbreken van een oorlog op de deelnemers
zelf verhalen, dan moet men naar andere bronnen
omzien, die een compensatie vormen tegenover de
te verwachten schade. Het vroeger veel op den voor-
grond geschoven idee: zorg voor een wereldbedrijf,
want als er oorlog komt, blijft er in het grootste deel
van de wereld vrede, zoodat

de schade altijd maar een
klein deel van de portefeuille treft, gaat nog wel op,
hoewel niet meer in die mate als vroeger. Veel beter
is dan nog de raad: zorg voor een aanzienlijke porte-
feuille van verzekeringen, waarbij overlijden voordeel
geeft, zooals rente-verzekeringen, e.d. in dit opzicht
zijn er verschillende Nederlandsche instellingen, die
veel sterker staan dan hun Duitsche zusters. Welis-
waar vindt men de rente-verzekeringen veelal in
andere kringen, dan waaruit men het leger recruteert, maar de ervaring leert, dat, al moge dit niet meer zoo
sterk zijn als vroeger, in elken oorlog ook de sterfte
van de civiele bevolking toeneemt, en vooral van de
oudste leeftijdsgroepen, waaronder men de meeste
lijfrenteniers telt. , Naast ljfrenten is dan ook van
belang een beteekenende portefeuille pensioen-
verzekeringen: dit betreft toch meerendeels mannen
in de kracht van -hun leven.
Een laatste raad zou nog kunnen zijn: zorg voor
groote extra-reserven. Deze raad is intusschen’ gemak-
kelijker gegeven dan opgevolgd. De winsten van het
Nederlandsche bedrijf zijn niet zoo groot, dat men
maar zoo eenvoudig weg groote extra-reserven kan
verzamelen. Bovendien worden in oorlogstijd extra-
reserven ook nog wel voor andere dingen in beslag genomen! Intussehen roert men hier onwillekeurig
een groot probleem aan: moet men de lasten van het
oorlogsrisico op de schouders leggen van
alle
verze-
kerden, en moet men bijvoorbeeld van
alle
verzekerden

dus ook van hen, die bij de ‘dekking van het oorlogs-
risico geen onmiddellijk belang hebben een wat
hoogere premie vorderen om een oorlogsreserve te kunnen creëeren? Of moet men de lasten alleen op
hen afwentelen, die bij dekking wel belang hebben?
Uit een oogpunt van verzekeringstechniek is het ant-
woord: het is nooit billijk de schade van de eene groep
te verhalen op een andere groep. Het ideaal, waarnaar
de techniek streeft, is, dat ieder verzekerde niet meer
betaalt dan met
zijn
risico overeenkomt. Hiertegen-over stelt men dan wel: een groot deel van alle verze-
kerden, ook al zijn zij thans te oud, heeft toch altijd
wel een periode in zijn leven gehad, waarbij het wel
degelijk belang had bij dekking van het oorlogs..
risico, men kan hen dus gerust in de schade van
thans mee laten deelen. Zelfs al geeft men dit toe, dan moet men ook toegeven, dat dit dan nog altijd
maar een
gedeelte
van de verzekerden betreft. Zoo
komen ook patriotische overwegingen niet in aanmer-
king,
bij
een levensverzekering-instelling vrage men zich allereerst af: zijn de belangen van
alle
verzeker-
den, en niet alleen van een groep daarvan, wel zoo
goed mogelijk gewaarborgd! Het is gemakkelijk ge-
noeg in bepaalde omstandigheden vrijgevig te zijn,
maar men vergete niet, als daardoor schade ontstaat,
is niemand later bereid die te vergoeden en is de
latere blijvende outstemming grooter invloed dan de
tegenwoordige korte bijval.
Een andere overweging is nog: iedere instelling
dekt voor alle verzekerden zonder onderscheid toch
ook wel het risico van epidemieën, aardbévingen, e.d., die even onberekenbaar zijn als het oorlogsrisico. Dan
zouden wij hierop willen antwoorden: ten eerste gaan
dergelijke rampen niet zoo selectief te werk als de
oorlog, die ons bij voorkeur de beste onder de verze-
kerden wegrukt, en ten tweede hebben de moderne
hygiënisten heel wat meer middelen paraat om de
gevolgen van een epidemie te beperken, dan de
moderne staatslieden tot nu toe hadden om ons voor
een oorlog te behoeden.
In,het kort zijn bovenstaande de argumenten waar-
mee voor- en tegenstanders van het een of het andere
systeem van dekking van het oorlogsrisico elkaar be-
strijden. Deze pennestrijd heeft in het afgeloopen
jaar vooral in Duitschland vele gemoederen heftig
beroerd. Vooruitloopend op de resultaten van dezen
oorlog heeft het ,,Verband deutscher Lebensversiche-
rung Geselischaften” in October 1916 een stel ,,Mus-
terbestimmungen” voor het oorlogsrisico ontworpen,
waarvan het richtsnoer was: men sluite het oorlogs-
risico zonder eenige beperking in. Omtrent de mid-
delen om dit plan in daden te kunnen omzetten ge-
ven echter de Musterbestimmungen minder absolute
regels.. Deze zijn dan ook van verschillende kanten
heftig becritiseerd, zoo deed bijvoorbeeld de uitne-
mende theoreticus, zoowel als practicus Höckner, in
het Zeitschrift für die gesammte Versicherungs-
Wissenschaft een fellen aanval.
Een goede en doeltreffende regeling van het oor-
logsrisico in de levensverzekering is dus geenszins
zulk een eenvoudig probleem. Het ideaal van de tech-niek: een ieder betale alleen voor
zijn
risico, is bij in-
sluiting van het oorlogsrisieo al heel moeilijk in de practijk door te voeren, omdat dit risico niet aan te
geven is. Vandaar dat het aantal voorstanders van
premieverhooging voor
alle
verzekerden om uit dit
meerdere een extra oorlogs-reserve te kweeken, toe-
neemt. Onder de voorstanders is ook gelioemde Ques-
ter voor Duitschiand en in ons land o.a. de bekende
oud-hoofdredactrice van de Verzekeringsbode. Echter is voor ons land een premieverhooging heel wat moei-
lijker door te voeren, omdat ons bedrijf nu eenmaal
op minimum-premiën is ingesteld. En ook al creëerde
men op deze wijze een reserve, dan zou deze alléén
nog maar voldoende zijn om het oorlogsrisico te
ga-
randeeren,
als een toelomstige oorlog een behoor-
lijken tijd uitbleef. En gezien het altijd zeer onbere-
kenbare van de in zoo’n geval te lijden schade, is
bovendien bij dit zoowel als bij elk ander systeem van

162

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

oorlogsdekking een bepaling omtrent eventueele
reductie van de uitkeeringen, ingeval deze eenig maxi-
mum zouden overschrijden, veiligheidshalve aange-
wezen.
Naar mijn meening is het voorzien van zulk een
reductie de eenig absoluut doeltreffende compen-
satie, als men het oorlogsrisico, hetzij dan met of
zonder eenig systeem van extra-premiën, op zich
neemt, en bovendien kan zulk een regeling alle betrok-
ken partijen bevredigen. Dr. A. 0.
HOLWERDA.

AANTEEKENINGEN.

De Brusselsche suikerconventie.
– In aansluiting met het artikel in No. 90 der
E.-S. B. van 19 Sept. ’17, diene, dat volgens officieele
mededeeling der Belgische Regeering zij d.d. 2 Aug.
1917 door de Fransche Regeering werd verwittigd, dat Frankrijk, verontrust door den toestand, waarin
de Fransche suikerindustrie is geraakt door de vér-
nieling van fabrieken en door de staking van den aan-
maak gedurende den oorlog, de Internationale Suiker-
conventie per 31 Aug. 1918 opgezegd heeft.
Dat de Belgische Regeering de belanghebbende mo-
gendheden niet eerder heeft ingelicht omtrent deze kennisgeving van het Fransche Gouvernement is te
wijten aan eene wisseling van gedachten, die naar
an1eiding hiervan tusschen de Belgische en Fransche
Regeeringen is ontstaan aangaande de voorwaarden,
waaronder Frankrijk een einde wenschte te maken
aan de verbintenissen, voortvloeiende uit de con-
ventie van Brussel. .

De Fransch-Zwitsersche econorni
s c
h e o v e r e e n k o ms t. –
In den vorigen jaar-,
gang — nos van 5 en 12 September 1917 – zijn
enkele mededeelingen gedaan inzake de ten vorigen
are gesloten Duitsch-Zwitsersche economische over-
eenkomst, welke overeenkomst niet ten onrechte hier
te lande de aandacht heeft getrokken. De ,,Econo-
miste Européen” doet thans mededeeling van een
officieel Zwitsersch communiqué inzake een op 29
December 1917 gesloten economische overeenkomst
tusschen Zwitserland en Frankrijk. In het commu-
niqué wordt het volgende medegedeeld:
,,Zwitserland verbindt zich mede te werken tot het
vormen van een consortium van Zwitsersche finan-
ciëele instellingen met het doel maandeljksche credie-
ten te geven aan een Fransche bankgroep. De credie-
ten worden gegeven op onderpand van fondsen en
tegen uitgifte van driemaandsch papier, voorzien van
twee prima Fransche handteekeningen. De credieten,
zullen op- zijn laatst na drie maanden worden afgelost.
,,Een deel der credieten wordt verleend als contra-
prestatie voor de bevoegdheid verschillende industri-
eele producten in Frankrijk te kunnen importeeren
In hoofdzaak gaat het hierbij om machines, bijoute-
rieën, broderie en textiele goederen in het algemeen. ,,Het voorschot, verleend om onzen invoer in Fran)i-,
rijk te vergemakkelijken, beloopt 2Y2 millioen francs
per maand. Voor de rest hangt het bedrag van het
crediet, als bij de steenkoollevering in de Duitsch-
Zwitsersche overeenkomst, af van de hoeveelheden’
der in Zwitserland ingevoerde goederen, hetzij uit
Frankrijk, hetzij in doorvoer van elders afkomstig.
Ongeveer een derde van den gemitldelden invoer
blijft vrij van crediet. Voor de hoeveelheden boven deze grens geeft Zwitserland credieten tot een pro-
gressief bedrag volgens een vastgestelde schaal.
,,Frankrijk van zijn kant neemt op zich, ZWitserland
1

verschillende faciliteiten op economisch gebied toe te
staan, voornamelijk wat betreft de voorziening in
levensbehoeften en grondstoffen, en voorts een aan-
tal goederen te leveren, zooals zaden, onmisbaar voor
den Zwitserschen landbouw..
,,Is de import bevredigend, dan zal het totale maan-
deljksche crediet, dat Zwitserland aan het Fransche
consortium moet verleenen, ongeveer 12
4
milhioen
francs beloopen. Op grooteren import valt nauwelijks,

te hopen. Integendeel bestaat de vrees, dat de invoe-
ren niet den tonneninhoud zullen bereiken, welke met het genoemd credietbedrag overeenkomt.”

Bank v a n F r a n k r ii k. –
Zooals te verwach-
ten was, is het bedrag aan biljetten, hetwelk de bank
van Frankrijk gerechtigd is uit te geven, wederom
verhoogd, ditmaal op 11 dezer met 3 milliard francs
tot 27 miljard, nadat eerst in September 1917 eene
verhooging had plaats gevonden met eveneens 3. mil-
hard. Gelijk men in de gebruikelijke staten van ons
tijdschrift vinden kan, wees de balans van 7 Februari
j.l. eene circulatie van 23.740.119.000 francs aan, ter-
wijl de eerste weekstaat na de toegepaste verhooging
van het biljettencontingent bericht, dat 23.821.176.000
francs biljetten in omloop zijn. Hieronder volgt, een
tabel der vergrootingen van het bedrag, dat mag
worden uitgegeven, met eenige andere gegevens, uit-
gedrukt in millioenen francs.

Bil jetten-
Circu-
-Sletaalvoorraad Metaal-

contingent latie
Goud
Zilver
d kk
e

ing
in
0
/0
11
Febr. 1918 27.000
23.740 3.326
251
14,-
12 Sept. 1917 24.000
20.857
3.277 260
15,71
16Febr.1917 21.000
17.700
3.284
277 18,50
Einde

1916 18.000
16.679
3.383
295
20,28
Einde

1915 15.000
13.310
5.015
352
40,32
Einde

1914 12.000
10.042
4.158
366
45,05
1

Oct.

1914 12.000
9.299
4.093
319
47,44
2 Juli

1914

6.800 6.051 4.058
639
77,61
Einde

1913

6.800 6.035
3.508
638
.68,70
Einde

1906

5.800
4.714
2.706
999
78,57

Vermelding verdient,
dat het
goud
in het
buiten-
land niet opgegeven is.

Emissies in Engeland.
– Het is den lezer
bekend, dat in Engeland, gelijk i•n andere oorlogvoe-
rende landen, aan het vrij emitteeren van nieuw par-
ticulier kapitaal de meest klemmende beperking is gesteld. In Groot-Britannië werd in het afgeloopen
jaar £ 1.318.596.000 aan de markt gebracht, maar
slechts
Y2
pOt. hiervan is uitgegeven door handels-
ondernemingen, het geheele overige bedrag komt dus
ten laste van den Staat. Hieronder geven wij een staatje van de uitgiften, kwartaalsgewijze, sedert
1913 tot 1917, uitgedrukt in duizenden ponden.

1913

1914

1915

1916

1917

le kwart. 50.344

97.610

46.314 156.251 825.925
2e

,,

70.015

54.739

25.693 131.022 221.254
• 3e

29.962

20.266 586.773 111.578

57.054
4e

46.216 339.908

26.462 186.585 214.363

Totaal 196.537 512.523 685.242 585.436 1.318.596

In de
cijfers
is de opbrengst van het schatkistpapier
niet begrepen. Hiervan was ultimo 1917 een bedrag
van £ 1.057.094.000 in omloop tegen 1.148.545.000
in het jaar daarvoren. In het hooge bedrag van het
eerste kwartaal vindt men de opbrengst van de voor-
jaarsleening afgeteekend. Het vierde kwartaal 1917
bevat in hoofdzaak de recette van den verkoop van
war-bonds. In de bovengegeven
cijfers
zijn niet opge-
nomen de leeningen van Australië en Nieuw-Zuid-
Wales, die men zich uit het einde van November 3.1.
zal herinneren. De ten behoeve van particuliere licha-
men geëmitteerde bedragen woiden aldus gespecifi-
ceerd: textiel: £ 262.500; olie £ 1.125.000; kolen en
ijzer £ 468.500; gas en electriciteit £ 14.000, diversen
£ 1.069.900.

INGEZONDEN STUKKEN.

MINISTER TREUB’S MONOPOLISATIEPLAN
DER LEVENSVERZEKERING.

Mijn artikel over bovenstaand onderwerp, opgeno-
men in de E.-S. B. No. 104, heeft eenige polemiek
uitgelokt van de zijde der heeren Dr. A. 0. Holwerda,
Prof. F. G. de Jongh en J. Kist te Arnhem.
Dr. Holwerda bepaalt zich er toe in E.-S. B.
No. 105 er op te wijzen, dat, naast zeer vele en zeer
juiste opmerkingen, een principieele fout in mijn be-

20 Februari 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

163

toog is ingeslopen, in de hand gewerkt door de split-
sing van Prof. De Jongh van het bedrijf der levens-
verzekering in de drie elementen: administratiekos-
ten, risicokansen en beheer der premie-reserve. De
opmerking van Dr. Holwerda gaf mij aanleiding de
literatuur over het punt in kwestie, de winst op de sterfte, na te gaan, waa:-bij mij bleek, dat dit punt
o.a. reeds bespioken is door Dr. Winter in het
jaarboekje 1911 der Vereeniging voor Levensverzeke-
ring. Voor een juist begrip der onderhavige aange-
legenheid ben ik genoodzaakt, hoewel het een zuiver
verzëkerings-technische kwestie betreft, een en ander
uit de lezenswaardige beschouwingen van Dr. Winter
over te nemen.

,,Bij elk systeem van wettelijk staatstoezicht heeft
men getracht een inzicht te krijgen in bovengenoemde winst en verschillende wegen zijn daartoe door de Re-
geeringeii ingeslagen. Als vertegenwoordigers van
twee geheel verschillende richtingên zieia we de Fran-
sche en de Duitsche methode.
,,Terwijl de Fransche methode de winst splitst naar
de deelen, die betrekking hebben op de verschillende
tarieven, splitst de Duitsche methode de winst naar
de verschillende oorzaken en
vraagt voornamelijk
naar een der belangrijkste, n.l. de winst op de sterfte.
Deze moet nu worden berekend in de onderstelling,
dat alle posten waarvan op 31 December nog geen
bericht van royeering is ingekomen, als nog bestaande
worden beschouwd.”
Om de winst op de sterfte te berekenen, kan men
gebruik maken van het Duitsche formulier L 15 onge-
veer in dezen vorm:

Verwacht vervallen bedrag
a
Verwacht vervallen pr. ree.
c
Werkel. vrijgevullen pr. ree.
b
Werkelijk vervallen bedrag
d
Sterftewinst …………..

Totaal …………..
A

Totaal

…………..
A

De uitwerking is te mathematisch om hier nader
toe te lichten.

• ,,In elk geval kan men echter, afgezien van de
meerdere of mindere mathematische moeilijkheden,
altijd het bedrag, dat voor het risico beschikbaar is,
vinden. Het werkelijk voor het risico gebruikte be-
drag is klaarblijkelijk de som der in het boekjaar
opeischbaar geworden uitkeeringen bij overlijden, (alleen dus die, waarvan het bericht van royeering
tijdens het boekjaar werd ontvangen), verminderd met
de voor die uitkeering aanwezige premie-reserve.
Trekt men nu het voor het risico gebruikte bedrag af
van het daarvoor beschikbare, dan heeft men de winst
op de sterfte.”

Wij zullen Dr. Winter niet verder volgen in zijne
technische beschouwingen en berekeningen, hoewel
die in eenvoudigen vorm zijn gehouden, zoodat zij
ook voor den niet geheel oningewijde te volgen zijn.
In mijn eerste artikel heb ik mij er toe bepaald er
op te wijzen, dat de winst op de sterfte een der voor-
naamste, zoo niet de voornaamste bron van winst
vormt van het levensverzekeringsbedrijf in Neder-
land en dat naar mijne meening de voorstanders van
staatsexploitatie er op belust zijn juist dit voordeel,
dat bovendien voor accres vatbaar is, in verband met
de steeds gunstiger sterftecijfers, ten bate van den
Staat te monopoliseeren. Ik heb mij niet gewaagd aan
eene berekening van deze winstbron voor de collecti-
viteit der Nederlandsche verzekeringsmaatschappijen,
maar wel heb ik gemeend eenige cijfers te mogen
overnemen uit de jaarverslagen ‘der Nationale, die
vrijwel den invloed van dien factor reflecteeren. Zoo-
als uit de mededeeling van Dr. Holwerda in E.-S. B.
No. 105 en uit bovenstaande beschouwingen blijkt,
geven de cijfers, door de Nationale gepubliceerd, dezen
invloed echter niet geheel zuiver ‘weer.

De geheele strekking van mijn betoog is echter geen!
andere geweest, dan het aantoonen der wenschelijkheid-
en mogelijkheid om op de wijze als door Dr. Holwerda,
Dr. Winter en de Duitsche wetgeving wordt aange-
geven,
te komen tot
eene berekening van de inte-
1

greerende winst- en verliesf act oren van het Nederland-

sche Levensverzekeringsbedr-ijf.
Ik heb ook direct toe-
gegeven, dat alle daartoe vereischte gegevens niet te vinden zijn in’ de gepubliceerde jaarverslagen en dat
het daarom ligt op den weg der Regeering, resp. der
door haar ingestelde Staatscommissie, om deze gege-
vens te laten verzamelen, teneinde tot een resultaat
te geraken, dat als een juist en wellicht den doorslag
gevend criterium in deze aangelegenheid beschouwd
zal moeten worden.

Ik kom thans tot de opmerkingen van P r o f. D e
o n g h, opgenomen in de E.-S B. van 9 Januari j.l.,
die ik in de gepubliceerde volgorde zal beantwoorden.
• Prof. De Jongh zegt, dat noch hem zelven, noch de
verzekeringsmaatschappijen een verwijt treft, dat zij in hunne verslagen geen inzicht verschaffen omtrent
de bronnen van winst en verlies in hun bedrijf. Het
lag en ligt niet op mijn weg verwijten naar het hoofd
te slingeren noch van Prof. De Jongh, wiens baan-
brekenden arbeid ik ten hoogste apprecieer, noch van
de directeuren der levensverzekeringsmaatschappijen,-
die van hunne onbelemmerde vrijheid van publicatie
in ons land terecht het gebruik maken, dat zij in het
bélang hunner aandeelhouders gewenscht achten.
Het verschil van inzicht bij Prof. De Jongh en
mijn persoon spruit hieruit voort, dat ik als mijne
meening handhaaf, dat, hoe interessant de compi-
latie der resultaten van de Nederlandsche levensver-
zekeringsmaatschappijen ook is en hoe minutieus
Prof. De Jongh en zijne medewerkers hierbij ook te
werk zijn gegaan om alle storende invloeden uit de
cijfers te elimineeren, het resultaat van hun arbeid
ons weinig, nader brengt bij het doel: te kennen de
juiste integreerende factoren van winst en verlies, ten
-einde aan de hand daarvan de mogelijkheid en wen-
scheljkheid van Minister Treub’s monopolisatieplan
uit een financieel oogpunt te beoordeelen.
Op de tweede plaats meent Prof. De Jongh, dat ik
op glad ijs ben uitgegleden, waar ik de aandacht ves-
tigde op het groote accres der winst uit ondersterfte
bij de Nationale. Deze winsten waren door mij uit de verslagen dier Maatschappij als volgt afgeleid: 1912,

f
162.683,55; 1915,
f
268.436,08; 1916,
f
384.443,40.
Dat deze winststijging verband houdt met de toe-
name der portefeuille ligt zoo zeer voor de hand, dat ik het overbodig achtte op dit. verband te wijzen. De
fusie, in 1916 tusschen de Nationale en de Eerste
Rotterdamsche tot stand gekomen, heeft tot natuur-lijk gevolg gehad, dat èn de portefeuille èn de winst
uit ondersterfte in 1916 beide een belangrijken sprong
naar boven hebben gedaan. Deze bijzondere omstan-
digheid kan oorzaak zijn geweest, dat de sprong in
1916 grooter is geweest dan in voorafgaande jaren,
het feit blijft, dat. een accres zeer duidelijk waar-
neembaar is. Immers, terwijl de uitkeeringen in 1912
nog 73
pCt.
van het te verwachten bedrag uitmaak-
ten, daalde dit percentage in 1915 tot
60,7
pOt.,
in
.1916 tot
57,3
pCt.
Ik gevoel mij op dit gladde ijs vol-
.komen veilig.

Ten derde merkt Prof. De J’ongh op, dat ik bij de
beschouwing der rente-winst de vrije rente niet ovèr
het hoofd had mogen zien. De geachte schrijver houde
mij ten goede, dat ik niet zooals hij ben overgegaan tot wetenschappelijk accuraat opgezette calculaties,
waartoe mij en de tijd en de gegevens ontbreken. Uit
mijne beschouwingen is toch onmiddellijk te zien, dat
waar ik eenige willekeurig gekozen cijfers heb gege-ven, deze slechts strekten ter illustratie en toelichting
van mijn betoog.

Vervolgens komt Prof. De J’ongh op tegen het
door mij gelanceerde denkbeeld, dat de Staat zich
eventueel tegenover de verzekerden garant zou stellen
voor den risico-factor, aan de belegging der premie
verbonden, waartegenover de Staat het recht zal ver-
krijgen bij deze belegging ook zijn eigen financieel
belang te behartigen. De critiek van Prof. De Jongh op dit punt werd reeds door den financieelen redac-teur van het Algemeen Handelsblad als volgt geres-
contreerd:

164

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20
Februari 1918

,,Deze critiek van Prof. De Jongh zou stellig zeer
klëmmend zijn, indien het gelanceerde denkbeeld een
afwijking zou beteekenen van een andere, als beter
beschouwde methode in het particuliere bedrijf. Bij
de bestrijding van het denkbeeld voor geval van staats-
exploitatie ziet Prof. De Jongh echter volkomen over
het hoofd, dat hetzelfde systeem thans reeds door de
meeste Nederlandsche levensverzekeringmaatschap-
pijen in toepassing wordt gebracht, en nog wel op een
wijze, die heel wat bedenkelijker is, n.l. uitsluitend om
opportunistische redenen, nu de koersen van beleg-
gingswaarden zijn gedaald.

Een dergelijke eenzijdige toepassing hebben wij.,
meermalen gewraakt. Het is echter geheel iets anders;
wanneer men het denkbeeld consequent toepast, ook

in tijden van
stijgende
effectenprijzen
1),
voijral, indien
hiermede gepaard gaat een beleggingspolitiek, waarbij
een belangrijk deel der gelden wordt geplaatst in
fondsen, die in betrekkelijk korten tijd uitloten en
waarbij koersverlies dus niet van blijvenden aard kan.,
zijn. In elk geval zou staatsgarantie voor de verze-
kerden verre te verkiezen zijn boven het ontbreken
van eenige garantie, zooals thans bij de particuliere
maatschappijen, die bijna alle met een gering aan-
deelenkapitaal werken en waarbij de verzekerden te
eeniger tijd voor onaangename verrassingen geplaatst
zouden kunnen worden, ingeval van blijvende depre-
ciatie van een groot deel der effectenportefeuille.”

Ik kan het bij deze weerlegging laten, te meer daar eene meer uitvoerige uiteenzetting mijner zienswijze
op dit punt ongetwijfeld opnieuw eene breed opgezette
polemiek zou uitlokken, die ik voorbarig acht, zoolang,
de Staatscommissie voor de levensverzekering haar rapport niet heeft uitgebracht.

*

Ik komthans tot de opmerkingen van den heer
J.
K i s t, die m.i. op geen enkel punt de strekking
en de kracht van mijn betoog aantasten, al zijn zij
op zich zelf grootendeels juist. Zoo is de opmerking,
dat de berekening der integreerende winstfactoren ten
slotte hetzelfde netto-resultaat moet aanwijzen als de
vergelijking van den financieelen toestand begin en
einde eener boekingsperiode, op zich zelf volkomen
juist, doch zij behelst geen argument tegen
mijn
plei-

dooi om de integreerende winstfactoren te kennen,
teneinde tot een beter inzicht der rentabiliteit van
een eventueel Staatsbedrijf te geraken, dan de uitvoe-.
rige studie van Prof. De
J.
vermag te geven. Van
belang acht ik het nog de vraag van den heer Kist te

beantwoorden of naar
mijne
meening de geheele
reserve van een eventueel Staatsbedrijf der levensver-
zekering zal worden belegd in Nederlandsche Staats-fondsen en of de soliditeit dezer belegging onder alle
omstandigheden boven twijfel is verheven? In mijn
eerste artikel heb ik er op gewezen, dat de risico-fac-
tor, aan de belegging der premie-reserve verbonden, bij
exploitatie van het levensverzekeringsbedrijf door den
Staat, uitgeschakeld kan worden, indien de Staat zich
garant stelt tegenover de verzekerden. De Staat-
levensverzekeraar zal m.i. de premie-reserve kunnen
beleggen op tweeërlei wijze:

op
de wijze als hierboven door den financieelen
redacteur van het Handelsblad aangegeven;

in rekening-courant met den Staat tegen den rentevoet, die aan de berekening der tarieven ten
grondslag is gelegd.
De voortdurende stijging der staatsschuld zal aan
de laatste wijze van belegging de voorkeur doen ge-
ven. Het is immers niet goed denkbaar
bij
exploitatie
van overheidswege, dat de Staat eenerzijds steeds op-
nieuw geldleeningen zou sluiten en anderzijds de
reserves zijner bedrijven zou beleggen in allerlei fond-
sen, afgescheiden nog van het risico, aan deze beleg-ging verbonden. De bedrijven zullen hun surplus aan
kasmiddelen storten in rekening-courant bij den

1)
[Wij rneenen te weten, dat dit ook de bedoeling van
Prof. de Jongh is. – Red.J

Staat; ik zie niet in, dat een eventueel Staatslevens-
verzekeringsbedrijf voor de belegging zijner premie-
reserve een anderen weg zou moeten bewandelen. En
het gevaar van een staatsbankroet dan? Zelfs indien
men het hersenschimmig gevaar van een Nederlandsch
staatsbankroet durft veronderstellen, zou dit m.i.
meer gevaar opleveren voor de verzekerden eener par-
ticuliere maatschappij, die een groot deel harer pre-
mie-reserve in deze staatsfondsen zal hebben belegd,
dan vcor het Staatslevensverzekeringsbedrijf, dat als

zoodanig zal
blijven
voortbestaan en ten opzichte
waarvan de Staat zich zal beschouwen als de bewaar-der en beheerder der opgespaarde premiën.

J. J.
M. H:
NIJsT.
Nijmegen, Januari ’18.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

– D e E c o n o m i s t. – ‘s-Gravenhage, 15 Fe-

bruari 1918. –
G. M. Boissevain,
De leer van het geld; G.
M.

Verrijv. Suart,
Een nieuwe geldtheorie 1;
Mr. Dr. H.

W. C.
Bordewijk,
De toekomst van het goud;
Mr. J.

A.
Eigeman,
Marxisme, Materialisme en R.evisio-nismo II.
Prof. Verrjn Stuart’s beschouwingen betreffen het in
1916 verschenen geschrift van Robert Liefmann: Geld und
Gold. In deze aflevering wordt van Liefmann’s standpunt
en van diens algemeene economische opvattingen een uit-
voerig overzicht gegeven. De omvangrijke reeks tijdschrift-
artikelen, op hlz. 94 opgesomd, kan nog vermeerderd worden
met het hieronder genoemd artikel in het Weltw. Archiv
van Januari 1.1., waarin Liefmann bovendien nog een nieuw geschrift aankondigt.

J’ahrbücher für Nationalökonomie
u u d S t a t i s t i k. – Jena, 30 Januari 1918.
B. Stolzinann,
Die soziale Theorie der Verteilung
und des Wertes;
W. Krebs,
Die öffentliche Ern.h-
rungswirtschaft und die Organisationen der Land-
wirtschaft unter besonderer Berücksichtigung des
Genossenschaftswesens. Nat. Oek. Gesetzgebung:
J.
MÜller,
Die durch den Krieg hervorgerufenen Gesetze,
Verorduungen, Bekanntmachungen, u.s.w. (VII).
Miszellen:
W. H. Edwards,
Probleme der Elektrizi-
tittswirtschaft;
K. Schiesinger,
Die neugegründete
ungarische Geldinstituts-Zentrale;
E. Schuitze,
Die
Jute in England.

Journal des Economistes. — Parijs,
Januari 1918.
Yves-Ouyot,
Les Programmes de paix,
A. Baf-
falovich,
Le Marché financier en 1917;
E. Ii’ al ck,
Les
nouvelles dispositions budgétaires pour 1918;
Georges
de Nouvior&,
les Caisses d’éparque et la guerre;
N. M.,
La Guerre sous-marine;
G. Paturel,
La Ligue du

libre-échange en décembre 1917.

‘Teltvirtschaftliches Archiv. –
Jena, Januari 1918.
Dr. W. H. Edwards,
Zur Theorie der Preisbowe-
gung;
Prof. Dr. Robert L’ief?nann,
Die Valutarück-
gange im Weltkriege, ihre Ursachen und die Mittel
zu ihrer Abhilfe;
Prof Dr. R. Pollaic,
Gerichtsorga-
nisation und Rechtspflege Oesterreich-Ungarns in
Montenegro und Albanien,
L. Ulrich,
Birmesische
Bauernwirtschaft;
Prof. Dr. M. Lie prnann,
Die Deut-
sche Gesellschaft für Völkerrecht. Bij de ,,Chronik
und Archivaliën” o.m.: 1
,
1
1
. M. Schröder, Die Bewe-
gung de§ englischen Aussenhandels in den Jahren
1911 bis 1916;
Prof. J.Morpurgo,
Die Kohienver-
sorgung Italiens und der Krieg.
Liefnmnn ontkent het door Cassel gelegd mechanisch ver-
band tusscheu de vermeerdering van de gelclshoeveelheid
en den stand der wisselkoersen, doch meent, dat Bendixen,
die alle verband ontkent, te ver gaat. Het artikel bevat
voorts een overzicht van Organisatie en werking der Devisen-
ordnung en van de verdere middelen tot ondersteuning der
Duitsche valuta in het buitenland. Ook maatregelen, die een
binnenlandschen prjsdruk medebrengen hooge oorlogs-
winstbelasting, heffing in eens tot 30 pCt. van het vermo-
gen— acht hij uit dezen hoofde gewenscht. –

20 Februari 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

165

Weltwirtschaft. – Berlijn, Januari 1918.

Dr. R. Hennig,
Die Verkehrsverhiiltnisse Kur]ands;
Dr. Frhr. Von Mac1ay,
Deutschiand im Ring der
Weltwirtschaft;
Dr. Schaedler,
Ein neuer Landweg
nach Ostindien;
E. Trott,
Der Plan eines indischen

Handelsinterregnums;
,S’ieblist,
Die Weitpost in und
nach demKriege.

B a n k
– A
r c h i v. – Berlijn, 1 Februari 1918. Dr. R. Hauser,
Ruslands Finanzen und Volks-

wirtschaft;
Dr. Hof lndnn,
Zur Tantièmepflicht der
Sonderrücklage.

Bij De Amsterdammer, weekblad voor
e d e r
1
a n d van 9 Februari 1918 is als bijlage
gevoegd een extra nummer over de Drooglegging der
Zuiderzee met bijdragen van Minister Lely, Mr.
G.
Vissering, Ir. W. F. Leemans, J. T. Orémer en
anderen.

REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEBIED.

T a b a k. Verboden is de verkoop, de aflevering
en het vervoer van ruwe tabak. Tevens is ingesteld
een Rijksbureau voor Tabak, hetwelk, onder eene
Commissie van Toezicht, belast zal zijn met het doen
van voorstellen en het uitvoeren van maatregelen om
den kettinghandel in tabak tegen te gaan.
G
o r t. Het rantsoen van gort wordt met ingang
van
26
dezer van
2
ons per hoofd per vier weken
teruebracht tot 1 ons; de geringe voorraad gerst,
waaruit de gort vervaardigd wordt, moet voor een
groot gedeelte voor de gistfabricage worden gereser-
veerd.
Vleeschvoorziening. Door den Minister
van Landbouw zijn maximumkleinhandelsprijzen
vastgesteld voor rundvieesch, die
20
dezer in werking
zullen treden. In samenwerking met de bij de Tweede
Kamer aanhangige wet op het slachten, waardoor dit
alleen met ministerieele toestemming zal mogen ge-
schieden, verwacht men, dat althans de meest gebrui-
kelijke rundvleeschsoorten weldra weer tegen behoor-
lijke prijzen te krijgen zullen zijn. Voor de meest ge-
kochte vleeschsoorten is de prijs
65
ct. per pond zon-
der been, afgehaald in den winkel, ook vet wordt
veel goedkooper. Daarentegen zijn de fijnere vleesch-
soorten slechts weinig in prijs verlaagd.
Het ligt niet in de bedoeling om de ten aanzien
‘an huisslachtingen genomen maatregelen in het vol-
gend najaar toe te passen op huisslachtingen door personen, die een varken voor gebruik door eigen
gezin mesten.
Aan de lijst van artikelen, aangewezen ingevolge
art. 1 der Distributiewet
1916
is voörts toegevoegd
,eenheidsworst”,
vervaardigd uit 10 pCt. varkens- en
90
pCt. rundvieesch. De maxirnuminkoopprijs voor de
gemeenten is
f 2,05
per
K.G.,
de kleinhandelprijs
t 1,10.
Normaal-bak- en braadvet. Met ingang
van
29
Januari j.l. is de maximuminkoopprijs voor
de gemeenten, ingevolge art. 3 der Distributiewet
1916

voor bak- en braadvet van t
120
verhoogd tot
f 125
per
100 K.G.
V
a r k e n s. De maximuminkoopprijs voor leven-
de varkens is met ingang van 18 dezer vastgesteld op
‘f 1,50
per
K.G.
slachtgewicht.
E i k e 1 s. Maximumprjzen zijn vastgesteld voor
eikels, ook gebrand en gemalen (koffie-surrogaat).
Verboden is de aflevering van eikels, duurder betaald
dan den maximumprijs.
0-
e m a 1 e n k o f f i e. De afleverihg van gemalen
koffie is thans, behalve ingeval het malen in tegen-
woordigheid van den kooper geschiedde, ook toege-staan voor gemalen koffie, in pakjes met opgave van
naam en woonplaats van den leverancier-verpakker.
Karnemelk en taptemelk. Voor deze arti-
kelen is vastgesteld een maximum-groothandelsprijs
van 5 cent per liter, afgehaald boerderij of zuivel-
fabriek.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangea.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTOS.

20
Juli
1914

Ned

(Disc.Wissels.
42/6
sedert 1Juli
1
15
3
1
Iisedert23
Mrt.
1
14
B

j

Bel.Binn.Eff.
°”
4
‘/

»

1

’15
4

,

23

,,

’14
(Vrsch.inR.C.
5
1
1,

,,

10Aug.
1
14
5

,,

23

,,

’14
Bank van Engeland
5

,,

5Apr.’17
3

,,

29 Jan.
1
14
Duitsche Rijksbank
5

,,

23 Dec.
1
14
4

,,

5 Febr.’14
Bank van Frankrijk
5

,,

20 Aug.’14
3
‘Is

,,

29 Jan.
’14
Oostenr. Hong. Bk.
5

,,

10Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14
Russische Staatsbk.
8

,,

27 Juli ’14
5

,,

1 Apr.’14
Nat. Bank v.Denem.
5

,,

10

,,

’15
5

,,

6 Febr.
1
14
Zweedsche Rijksbk.
6
1
/

,,

1Feb.’18
41/t

,,

6

,,

’14
ZwitserscheNat.Bk.
4’/,

,,

2Jan.’15
3
1
/2

,,

19

,,

’14
Bank van Italië..
5

,,

10Jan.’18
5

,,

9Mei

’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4



Javasche Bank.. ..
31/2

,,

1 Aug.’09
3
‘1,

,,

1 Aug.’09

OPEN MARKT.

IAmsterdam

t
Londen 1 Berlijn

N. Yok
Data

Part.

Prolon.

Part.Part.ot.CalI
disconto

gatie
1
disconto disconto
j
disc.

moneu

16 Febr.’18 3
I/,_1/,

41/4

3
‘Is

42/

– 5
1/_

/a

1)

11-16 F. ’18 3′-V
s
4’/..5

3_4, 4_2/

– 4-6
4
.
9 ,, ’18 3 ‘/
5
.J/
4

41/4_51/5
4s
1
s-r’
4-5/s

– 3 ‘/25 /2
28 J-2 F.’18 31/

4_614

4
1
Iis

4-51
a

– 38/44

2-17 F. ’17 2/
4
-/5

4_5

5
5/_1/,
4
6
/


11-2’/
14-19 F. ’16 1/
4
-2

2 l/4_
1
/2
5
‘Is

4
l/_8/

– 1 ‘/4-2

20-24Jul.’14 3
‘/s-‘h
6
2 ‘/’/

2 1/4_6/g
1
2
1/_1/,
26/
4
1 /42
1/,

‘),Noteering van IS
Februari.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

De wisselmarkt was deze week aan groote schommelingen
onderhevig in het bijzonder voor Marken en Oostenrjksche
Kronen. Het scheen Maandag en in den ochtend van Dinsdag,
alsof de speculanten meenden, dat alleen al door het sluiten
van een gedeeltelijken vrede in het Oosten, de geheele oorlog
geëindigd was, want ieder aangeboden bedrag in Marken en
Kronen werd tegen stijgende koersen uit de markt genomen.
Al spoedig deéd de bekendmaking van nadere bijzonderhe-
dén dezen vredesroes weder voorbijgaan en even snel als de
koersen waren opgeloopen had ook de daling weder plaats;
44-46.50-43.95 en 29.40-31.50-28.90.
‘De Ententewissels openden aanvankelijk eveneens raster
10.8934, 40.1234 en 2.2834. De hervatting van het telegraaf-
verkeer heeft echter voorloopig nog geen gunstigen invloed
op de wisselkoersen, want het overwegende aanbod, dat nu
uit Londen per telegraaf kwam, gevoegd bij het aanbod uit
de juist aangekomen groote mail, deed de koersen sterk
terugloopen, slot 10.79-39.80 en 2.27.
Ook de Scandinavische koersen waren flauw en liepen
terug van 76.25, 73.20 en 70.30 op 74.40, 72.25 en 69.30.
Spanje en Zwitserland zonder veel verandering. Italië zeet flauw. In roebels gaat niets meer om.

KOERSEN IN NEDERLAND

Data

Londen Parijs Berlijn Weenen St.PC
Neus
Iers.
5)

5)

.!!_)

York
1)

11
Febr.1918

– .
10.89
1
U

40.15
44.60
29.70

2.28
1
/
12

,,

1918

. .
10.85k
40.05
45.50 30.40

2.28
13

,,

1918

..
10.78
3990
43.62
1
7

28.60

2.26
14

,,

1918

. .
10.83
39.90
43.85 28.65

2.27
1
/,
15

,,

1918

. .
10.87-
1

39.90 43.85 29.10

2.27
16

,,

1918

. .
10.79i
39.80 43.95 28.90

2.27
Laagste
d. w. 0
10.77
39.75
42.50
27.40

2.26
Hoogste
,,

,,

‘)
10.90
40.17k
46.50 31.50

2.29
9 Febr.1918

. .
30.87
40.05
42.40
27.45

2.28
1
/
2

,,

1918

..
10.89k 40.20
42.35 27.10

2.29
Muntpariteit
. .
12.10
48.-
59.26
50.41
1.28
2.48
8
/4
5)
Nøteerin
g
te
Amsterdam.
i)
Particuliere
opgave.

t
166

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

Data
Stock-
holm’)
I
Kopen-
hagen’)
I
Chris.
t/anja’)
I
Zwitser-
1
land’)
I
Spanje
1)
Batoola
1)
telegrafisch

11 Febr.1918
76.40
70.35 73.20
51.-

99-100

1
1
12

1918
75.95
69.95
73.-
51.-
55.75
99-100
13

,,

1918
75.95
70.-
72.75
50.95
55.20
99I

109
14

1918
75.75
69.90
72.75
51.-
55.20
99F100
15

1918
75 25 69.60
72.40
50.85
55.25
90-100
16

,,

1918
74.75 69.50 72.25 50.80
55.30
99-100/
L’ste d. w.’)
7475
69.40
72.-
50.75
54.60
998/4

H’ste
,,

,,

‘)
78.50 70.40
73.40
51.10
56.-
1001/
2

9 Febr. 1918
76.30
70.30
73.30
50.85
55.25
99-100+
2

,,

1918
76.40
70.50 73.65 50.90
56.-
99-100
Muntpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100

3)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

CoMe
Zicht
Zicht.
.

Zicht

Data
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterd.
(in
S
(in frs.
(In cents (in cents
per
£)
P. $)
p. Rm. 4)
per gid.)

16 Februari 1918
4.76.45
5.72′!,
noin.
Laa gste d. week..
4.76.45
5.72.-

Hoogste,,

,,

..
4.76.45
5.72’/8

*3*

9 Februari 1918
4.76.45 5.72.25
.

nom.
2

,,

1918
4.76.25 5.71.50
nom.
.

43
1
/2
Muatpariteit.. ..
4.86.87
5.18l/
951/4
.

40
3
/io

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 16 Februari 1918

Activa.

Binnenl.Wis-( fl.-bk.
/

12.313.642,53′!,
sels, Prom.,< B.-bk.
2.192 372.06
enz.indisc.( Ag.seh.
,,

9584.098,78
24.090.113,371!2
Papier o. h. Buiten 1. in
disconto

…………..
………….

Idem eigen portef..
/

8.308.316,-
Af: Verkocht maar voor de bk. nog niet afgel

,

8.808.316,-
Beleeningen
(1i-bk.
/

83.637.697,58′!2
mcl. vrsch.<
B.-bk.
,

6.308.712,33
1
/2
in rek.crt.Ag,ch_,,
44.515.167,17
op onderp.

f139.461.577,09

Op Effecten

……
[136.981.977,09
OpGoederen en Spec
..2.479.6(10.-
,,139.461.577,09
Voorschotten a.h. Rijk
…………….

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud

……
f
96.446.135,-
Muntmat.,Goud……
619.895.112.47
1
11

f716 341.247,47
1
/2
Munt, Zilver, enz..
,,

7.274 535,23
Muntmat. Zilver
..
,


723.615.782,70
‘/,
gffecten
Bel. v.h. Res.fonds..
f

5.159.192,50
id. van
‘/,
v.h.kapit.
3S156.939.621/i
9.116.132,12′!,
Geb.en Meub.der Bank
……………..
,

1.465.000,-
Diverse rekeningen

………………..
71.675.816.52’/

/977.732.737,82

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsenen
Landen
Noteerings-
eenheden
15 Jan.
1916
24 Jan.
1918

Tijdperk
25 Jan
1
_
j
5
8
Febr.
Laagste
I
Hoogste

5 Febr.
1918

Alexandrië .
.
Piast. p. £
97
13
!,.
19
18
42
97
I2/,

97
181
32
97
12
/25
B.

A.ires
..
. .
(l.pgd.pes.
51112

50’1
50
511/
4

50
1
/2
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
115
1
1,:
1/5”,,
1
1
5
115′!,,
115
‘/,s
Hongkong
..
id.
p. $
3/0
1
i2
2111

I:
2/1
Pl,
2/11
2/4

2/11’I,
Lissabon…..
l.p.escudo
30
29
5
!,
29
1
14
30
‘/
29
1
!,
Madrid

.. ..
Peset. p. X
19.52
19.68 19.63 19.83
19.82
Montevideo..
d.p.peso
58/4
59 58
5914
591/4

Montreal….
$
per
£
1.81
l/
4.80/
4.78!8 4.81/4
4.76H
Petrograd

..
R..p. £ 10
364
362 360 370 365
R.d.Janeiro’)
cI.p.milr.
13
7
!,
13
8
/4
13”!32
13
2
/
4

13”!32
Lires
p. £
40.02
40.22
40.15
40.95 40.80
Shanghai

..
sh/d.p.tael
45
4/3
412’h
4/3’12
4’3
Rome

……..

Singapore
id. p. $
2/4′!,,
2/11/,,
2,4
210!22
2141!,,

Valparaiso
0
d.p
pap p.
14
1
!,2
13/,
13/,
1312/,,

13
23
!3
Yokohama
. .
sh/d.p.yen
2/2
212
2/1
7
/s
2/21!8
2/2

1) Noteeringen op
90
dagen.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen.

te New York•

16 Febr.
1918 ……..
42′!,
85
3
/e
9

,,
1918 ……..
42′!,
85’/4
2
1918 ……..
43/4
86
1
!,
26 Jan.
1918 ……..
43
1
/t
87′!8
19
1918 ……..
44
2
/4
89′!8
12
1918 ……..
45′!,’)
90′!8

17 Febr. 1917 ……..38
1
/s

78
8
!,
19 Febr. 1916 ……..26′!,

56′!
20 Juli

1914 ……..24″!,,

.

541/8

1)
Noteering van II Januari.

Passiva.

Kapitaal
……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds
………………………
5.234.534,18′!,
Bankbiljetten

in
omloop…………..
,,
854.035.240,-
Bankassignati4n in omloop …………
..2.701.249,45′!,
Rekèu ing-Courant saldo’s:
Van het Rijk…….

49.885.908,64
Van anderen ……

.38.257.385 .49
88.143.294,13
Diverse rekeningen

………………
,,

7 618 420,05.

f
977.732.737,82

Beschikbaar metaalsaldo…………..
f
533.877.166,87′!2
Op de basis gian
1
4 metaaldekking ……..
341.946.196,29
1/2

Minder bedragaan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is ..

,,
2.669.385.830,-

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s
6.029.741,07
Buiteulandsche wissels..

66.660,-
Beleeningen

………….
6.376.529,89 Goud 90.991,96
Zilver
3.901,11
1
/,
Bankbiljetten
5.798.955,- Part. Rek.-Crt. saldo’s

2.721.606,59/2

Voornaamste oosten in duizenden
tzuldens.

Data
Goud Ziloer
B k
biljetten

…4ndere
opeischbare
schulden

16

Febr.
1918
….
716.341
7.275
854.035
90.845

9

,
1918
….
716.432
7.278
859.834
99.821

2

,,
1918
….
707.609
7.275
892.087 58.386
26

Jan.
1918
..

..
707.000
7.176
871.586
77.132
19
1918
….
707.988
7.031
883.034
60.031
12

,,
1918
..

.

.
697.459
6.933
883.869
45.127

5
1018
..

.

.
697.181
6940
895.174
45.968
29

Dec.
1917
..

..
698.233
7.028
890.273
57.200
22

,,
1917
.

.

.

.
698.663
7.001
866.538 52.454
15
1917
..

.

.
694.417 6.946 865.867
41.949

8

,,
1917
….
699.508
6.836
867.659
53.834
1
1917
….
700.105
6.801
872.983 54.305
24 Nov.
1917
….
692.377
6.883
852.847
63.735

17 Febr.
1917
..

..
590.555
6.481
737.606 71.794
19 Febr.
1916
….
489.740
5.261
575.339
97.068

25 Juli
1914
….
162.114
8.228
310.437
6.198

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ci ë n blijkt, dat uitstonden op:

16
Febr. 1918
9 Febr. 1918

Aan schatkistpromessen..
f
59.430.000,-

f

69.080.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
.


,,

8.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
,,
78.349.000,-
,,

79.722.000,-
Aan zilverbone

………
,,
27.251.609,-
,,

27.617.276,70

20
Februari
1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

i
67

a
13a

Disconto’,

Bdee-
Beschik.
baar
Dek.
kings
Hiervan
otaa
Schatkist-
ningen
Metaal-
percen- promessen
saldo
tape
rechtsireek.,

16Febr.1918
24.090

139.462
533.87
77
9

,,

1918
30.120 8.000 145.838
531.013
75
2

1918
80.657
66.000
90.157
524.005
75
26 Jan. 1918
75.114
53.000.
90.515
523.613
75
19

,,

1918
72.498
47.000
90.346 525.582
76
12

1918
66.729
39.000
93.627
517.764
75
5

,,

1918
72.738
40.000 103.235
515.063
75
29 Dec. 1917
81.819 49.000 107.448
514.918
74 22

1917
69.985
52.000
92.809 520.993
77
15

,,

1917
67.837
52.000
88.423
518.913
77
8

1917
60.520 47.000
94.314 521.142
76
1

,,

1917
54.903 43.000
104.795
520.538
76
24Nov.1917
66631
55.000 91.965
515.027
76

17 Febr.1917
59.420
37.000
85.970
434255
74
19 Febr.1916
74.665 52.500 74.116 359.857
74

25 Juli 1914
1

67.947 14.300
61.686
43.5211)
54
1)
Op de basis
van /5
metaaldekking.

JAVASCHE BANK.
Voornaamste nosten in duizenden iruldens.

Data
Goud
Zilver
Bank.
Andere

schulden

24

Nov. 1917 ……
85.550
16.898
174.535
53.560
17

,,

1917 ……..
85.622
16.738
175.781
56.067
84.327 17.008 178.288
50.838 81.584

..

17.554
175.790
51.679
10

,,

1917

…….
3

,,

1917 …….

70.620 23.005 156.388 50.674
25

Nov. 1918 …….
44.058
32.735
140.798 29.532
27

Nov. 1915 …….

25

Juli

1914 …….
22.057 31.907 110.172
12.634

Data
Di3-
conto’s

Wissel,,
huilen
N..Jnd.
betaalbaar

Belee.
ningen
Çre

ningen
1)
I

Beschik.
haar
metaal.
saldo

htna.
percen.
tape

24Nov.1917
7.170 33.501
67.564 22.992
56829
45
17

,,

1917
7.156
33.570
71.791
22671
55.989
44
10

1917
6.964 33.123 68.568 22.809 55.908
45
3

1917
6.843
33.728
65.961
28.942 53.644
44

25Nov.1916
6.228
37.212 63.918
10.515
52.212
45
27Nov.1915
5.938
18.189
49.382
23.691 42.727
45

25Juli1914
7.259
6.395 47.934 2.228 4.842
3
)
44
1)
Sluitpost
der activa.
5)
Op de
basis van
2/
metaaldekking.

SURINAAMSCHE BANK..
Voornaamste posten in duizenden Lyuldens.

L?ata
Metaal
1
Circulatle
1
Andere
opelschb.
schulden
Disconto’s
Dlv. reke-
ningen
1)

3 Nov. 1917

..
591 1.241
903
1.023
998
27 Oct.

1917

..
592 1.198 897 1.000
960
20

1917

..
569
1.214.
906
999 1.000
13

1917

..
579 1.202
890 1.000 828

4 Nov. 1916 ..
680 1.090′ 728
892
774
6 Nov. 1915

..
697
969
1.034
875

1.104

25 Juli

1914

..
645 1.100 560
735
396

1).
Sluitpost der
acuva.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Curreucy Notes,
in duizenden p. st.

Data Metaal
Circulatle
Currency Notes.
Bedrag
Goudd.
Go,. Sec.

13 Febr. 1918
58.943
46.061

6

.
,,

1918
58.610
46.131
***
***
***

30 Jan.

1918
58.607
45.896
211.985
28.500
187.017
23

,,

1918
58.915
45223
210.143 28.500
185.168

14 Febi. 1917
59.141 39.451
146.130
28.500 116.099
16 Febr. 1916
54.820 32.566
98.817 28.500
65.203

22 Juli

1914
40.164
29.317

Data
Cox,.
Sec.
Other
Sec.
____________

Public
Depos.
Other
Depo,.
Re-
serve

Dek. king,-percen-tage
1)

13 Febr.’18
56.350 95.867 39.013
128.265
31.332
18,96
6

,,

’18
58.889
96.894
41.430
125.504
30.928
18,56
30Jan.’18
55.876 91.890
38.237 122.844 31.161
19,37
23

,,

’18
56.840 95.214 41.815
124.440 32.142
19,33

14 Febr.’17
134.959
44.034 51.923
145.157
36.141
18,33
161
4
ebr.’16
32.839
95.153 51.514
99.156 40.704
27,-

22 Juli
’14
11.005
33.833
13.735
42.185 29.297
52
3
I8

1)
Verhouding tusachen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

oornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine,
itt
duizenden Mark.

L,ata
ietaa
_______________

Daarvan
uaua
Kassen-
scnelne
Circu-
latle

Dek-
kings-
percen-
)

7 Febr. 1918
2.520.737
2.407.345
1.248.585
11.121.678
34
31 Jan.

1918
2.521.622
2.407101
1.263.302 11.138.934
34
23

,,

1918
2.520.577 2.407.038 1.205.710 10.918.832
34
15

,,

1918
2.519.787
2.406.926
1.269.374 11.043.946
34

7 Febr. 1917
2.542.271
2.525 490
282.881
7892.292
36
7 Febr. 1916
2.495.194
2.454.951
549.379
6.450.834
47

23 Juli

1914
1.691.669
1.356.857
65.479 1.890.895
93

1)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenscheine.

Data
Wissels
Rek. Cr1.

Darleh’enskassenscheine

Totaal
In kas
hij
uitge-
de Reichs-
_______________

geven
bank

7 Febr. 1918
12.809.315
8.303.441
7.661.800 1.236.600
31 Jan. 1918
13.105.525 6.676.327 7.660.600
1.251.800
23

1918
12.418.037
6250.711
7.411.000
1.192.200
15

1917
12.813.584
8.599.182
7.490.200
1.256.100

7 Febr. 1917
8.188.720 3.505.047
7 Febr. 1916
5.239.674 1.625.973
11617.200
508.600

23 Juli

1914
750.892 943.964

RUSSISCHE STAATSBANK.

Voornaamste posten in millioenen Roebel.

Data n st.
Goud
Tegoe
tenland Zil-
oer

jette

contos
en bdee.
ngen

Circu.
latie Rek.

I

Cou.
ranl

5 Nov. ’17
1.292 2.309
178
15.507 2.177
18917
2.698
29 Oct.

’17
1.295
2.309
178
15.222
2.155
18.062
2.726
21

,

’17
1.298
2.309
168
14.479 2.071 17.859
2.715
13

’17
1.297
2.309
155
14.098
2.150
17.290
2.721

5 Nov. ’16
1.556
2.055
110
6.014
798
7.935
1.770
5 Nov. ’15
1.804
35
26
3.119
1.249
5.054
1.397

21 Juli ’14
1.601
144 74
..

..
757
1.634
1.099

168

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden francs.

Data
Goud
Waarvan
in het
Buitenland
Zilver
Te goed
In het
Buitenland

Buil.gew.
voorsch.
old. Staal

14Feb.’18
5.365.356 2.037.108 252.168
1.072.234
12.500.000
7

,,

’18
5.363.847 2.037.108
250.569 1.065.836
12.700.000
31 Jan.’18
5.362.206 2.037.108 248.493
1.040.667
13.000.000
24

,,

’18
5.360.655
2.037.108
247.919 1.008.809 12.850.000

15 Feb.’17
5.134.734
1.945.603
274.500 724.090
8.600.000
17 Feb.’16
5.031.110

358.870
889.985
5.600.000

23 Juli’14
4.104.390

639.620

– –

J4″i.,sels
Uitgc-
stelde
14’issds
Belee-
ning
t

Bankbil-
jetten
Rek. Cr1.
Part 1-
culieren.

Rek.
Cr1.
Staat

1.334.854 1.124.022
1.217.104
23.821.176
2.834.425
41.918
1.347.016
1.126.259 1.236.626
23.740.119
2.581.404
270.599
1.05.683
1.128.514
L20 1.363
23.534.338
2.951.890
23.550
893.839
1.129.787 1.207.617
23.182.634 2.835.178
60.918
0
621.032
1.312.916
1.249.147
17.747.070 2.346.462 33.785
443.199
1.745.407
1.258.478 14.203.465 1.929.365 81.443
1.541.080

769.400
5.911.910
942.570
400M0

SOCIÉTÉ GÉNËRALE DE BELGIQUE.
1)
Voornaam°te posten in duizenden francs.

Data
Metaal
mcl.
buitenl.
saldi

Beleen. van
buiten!,
vorder.

I
Beleen.
van
prom. d.
provinc.

wIssels
en
beleen.

Circu-
latie

Rek.
Cr1.
saldi

14 Febr. ’18
693.362
94.271
480.000
147.808
1.205.640
202.303
7

,,

’18
634.018 93.456 480.000
141.713
1.168.715
173.035
31 Jan. ’18
62.117
93.359
480.000
147.727
1.165.240
173.593
24

,,

’18
615.695
93.261
480.000
148.313
1.157.330
169.957

15 Febr. ’17
340.495
84.951 480.000
67.434 850.795
112.658
17 Febr. ’16
192.608
51.759 480.000
63.466 620.718
162.275
1)
Sedert einde 1914 met de functie van circulatiebank belast.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.
Waarvan
Waar-
von in
1

Zilver
F.R.
Nolei’In
Data
Goud
voor dekking
het bul-
1
1

dc.
circu.
I
F. R. Notes
tenland
1
laiie

28 Dec.

’17
1.671.133 801.196
52.500
49.635 11.246.488
21

’17
1.645.543 764.089 52.500
48.127 11.227.642
14

,,

’17
1.650.238
701.088
52.500
50.146 1.153.385
7

,,

’17
1.631.358
701.424
52.500
51.949 11.1
1
0.537

29 Dec.

’16 736.236 284.177

17.538
275.353

Dek-
Pcrcent.

Totaal
Waar-
kingsper.
Goud-
Data
Wissels
Deposito’s
Kapitaal
centage
De pa-
dekking
circu.
sito’sI)
latle

28 Dec.

’17
956.072
1.771.037 70.442
63,1
64,3
21

,,

’17
971.452
1.831.272
69.852
63,4
62,2.
14

’17
967.859 1.889.364
69.440
85,0
60,8
7

,,

’17
877.584
1.811.189 69.048
66,6
63,2

29 Dec.

’16
157.693
897.623
55.695
72,2
103,2
1)
Verhouding tusschen:
goud, zilver etc.. uitgezonderd het voor de
dekking der F. R. Noten
gereserveerde
goud, en: netto deposito’s met
inbegrip van het kapitaal.

VER. NEW YORKSCHE BANKEN EN TRTJST MIJ’S.
Voornaamste posten gemiddelden in duizenden dollars.

D1a
Reserve
Deposito’s
Circulotie
Beleenin gen
en
disconto’s
urp us
S 1
eserve

16 Feb.18
623.990
3.851.920
34.170
4.198.320
54.980
9

’18
748.370
3.881.090
34.180
4.195.270
95.910
2

,,

’18
731.800
3.857.460
34.100
4.171.400
82.590
26Jan.’18
733.530
3.842.280
34.030
4.075.520
79.930

17 Feh’17
762.fl80
3.664 650
28.650
3.448.230
156.810
19Feb.’16
843.490
3.564.460
33.970
3.333.720
155.850

25 Juli’14
467.880
1.958.320 41.730
2.057.570
26.170
1
)
1)
Op basis van 25 pCt. van alle deposito”s.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 18 Februari 1918.

De chaos in Rusland is er in de achter ons liggende
berichtsperiode niet minder op geworden; zooals de stand
der berichten thans is, is eenig perspectief absoluut onmo-gelijk geworden en voidt alles beheerscht door elementen,
die wij van hier uit niet in staat zijn te beoordeelen. ‘Wekte
de afzonderlijke vrede tusschen de Oekramne en de Centrale
Islogendheden in den aanvang een gevoel van opluchting en
bevrediging, liet het zich aanvankelijk aanzien, dat deze
vrede de inzet zou worden voor een reeks andere overeen-
komsten, die met elkander ten slotte het definitieve einde
van den oorlog zouden brengen, thans is deze verwachting zoo goed als verdwenen. Hoofdzakelijk is dit te wijten aan
de houding van Noordelijk Rusland; er bestaat een groot
principieel verschil tusschen de machthebbers in het land
der ,,zwarte aarde” en die in Petrograd en naar het schijnt,
kan dit niet anders dan door een burgeroorlog worden
uitgevochten. Af te wachten valt, wie in dit geval de
sterkste zal blijken te zijn; voorloopig ziet het er naar uit,
dat de regeering van Trotzky, Lenin, c.s. niet dien invloed
op het volk bezit, noodig om haar wil aan het gansche land
t.e dicteeren. In dien zin moet dan ook de verklaring van
Trotzky, dat de oorlog’voor Rusland is geëindigd, worden
opgevat. Ziende, dat op de voorwaarden van hem en zijne
vrienden een einde van den strijd niet te verkrijgen was en
de overeenkomst, als door de Oekraïne gesloten, niet in het
belang van zijn land achtende, heeft hij,die in de allereerste
plaats geroepen was vrede te brengen om zijn positie te
handhaven, zich van iedere verdere’ discussie vrijwillig uit-
gesloten, denkende op deze wijze de tegenpartij voor een
fait accompli te stellen. De verklaring, door het Duitsche
legerbestuur thans afgelegd, brengt echter wel zeer duidelijk
cle struisvogelpolitiek van het Russisch bewind naar voren:
de strijd is
niet
geëindigd en zal va.n de zijde der Centrale
Mogendheden worden voortgezet. Het laat zich aanzien, dat
dit de onrust in Rusland sterk zal doen toenemen, temeer,
waar tha.ns de Oekraine officieel de hulp van Duitschiand
heeft ingeroepen, ter bescherming van haar bestaan. ,,Onze-
kerheid” is het woord, dat overal op de internationale
fondsenbeurzen wordt uitgesproken en dat de stemming
van lusteloosheid, van apathie wekt, die karakteriseerend
voor de afgeloopen week is geweest.
Vooral op de beurs te B e r 1 ij n hebben de hierboven in
het kort gereleveerde gebeurtenissen als een koude douche
gewerkt. Niet alleen werd aanvankelijk cle moreele hetee-
kenis van den vrede met de Oekraïne zeer hoog aangeslagen,
ook op zuiver materieel gebied was er alle aanleiding tot
juichen. In ons vorig nummer hebben wij enkele gegevens
omtrent het land der Zwarte Aarde verstrekt, waaruit vol-doende bleek, van hoe ontzaglijke waarde dit zou kunnen
worden voor de graanvoorziening van de ëentrale mogend-
heden. Nu de vrede op een wankele basis is gesteld, is,
behalve de moreele uitwerking, ook het vooruitzicht op een
betere broodvoorziening veel geringer geworden. Wel hoopt
men te Berlijn op een definitief gunstigen uitslag, doch
inén wordt er meer en meer van overtuigd, dat met een en
ander zeer veel tijd zal zijn gemoeid. Zelfs in normale
onistandigheden zou dit het geval zijn geweest. In de eerste
plaats is het onmogelijk eeuige betrouwbare cijfers te ver-
krijgen omtrent de voorraden, die bij de Oekrainsche boeren
en in de silo’s aanwezig zijn. Ten einde dit vast te stellen,
is men overeengekomen een twintigtal tot nu toe in de
graanbranche werkzame handelaren naar Rusland te zenden;
wellicht kan men op deze wijze tot een betrouwbare inven-
tarisatie komen.
ervolgens zou hoogstwaarschijnlijk tegen-
over den gecentraliseerden Duitschen en Oostenrijkschen
inkoop een georganiseerde Oekraïnsclie verkoop komen te
staan, waardoor de vrije handel geheel uitgeschakeld en het verkeer stellig niet zoo gemakkelijk zou worden, als zonder
deze noodzakelijke, doch steeds bureaucratisch en langzaam
werkende lichamen mogelijk zou zijn. De financiering der
transporten speelt voorts ook geen geringe rol. Nog gewich’
tiger is echter het yraagstuk van het vervoer. Transport
per schip kan geschieden vanuit Nikolajeff, Odessa, enz.
(Odessa zou zich als een ,,vrje” stad beschouwen), doch dit
kan eerst dan op groote schaal plaatsvinden, als er geen
sprake meer kan zijn van mijnengevaar en van aanvallen
door oorlogsschepen in de Zwarte Zee. Inmiddels staat het
nog niet vast, of de regeering der Oekramne de Zwarte-Zee-
vloot voldoende in ‘haar macht heeft en ook om hieromtrent
de vereischte zekerheid te verkrijgen, dringt men er te
Berlijn op aan, de gedelegeerden zoo spoedig mogelijk te
doen vertrekken. Zijn deze moeilijkheden alle overwonnen,
dan nog is men niet aan het einde van den lijdensweg; dan
toch komt de vraag, hoe ,de voorraden verder vervoerd
moeten worden. Het eenvoudigst zou dit wel kunnen ge-

20 Februari 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

IM

schieden langs den Donau, stroomopwaarts, doch hiervoor
zouden de centrale mogendheden eerst een overeenkomst
met Roemenië moeten treffen. En is het graan eenmaal in
Oostenrijk-Hongarije gearriveerd, dan komt wellicht de
grootste hinderpaal in den vorm van oneeuigheid tusschen
de Oostenrijksche en de Duitsche inkoop-centralen; het
schijnt dat de eerste zich een onevenredig deel van den
aanvoer toegewezen wil zien, waarschijnlijk op aandringen
van belanghebbenden in Galicië.
Deze reeks van moeilijkheden en obstakels doet wel zien,
dat men zich ter beurze van Berlijn te vroeg aan optimis-
tische bespiegelingen heeft overgegeven. Na een korte
periode van opleving en van betere koersen voor de meeste
fondsen (met uitzondering van de aandeelen der voor de
oorlogs-industrie werkende fabrieken) is dan ook de reactie snel gekomen. De handel is uiterst stil geworden, met over-vegeud aanbod voor Russisehe waarden, speciaal bankaan.
deeleu, waartegenover geen vraag kon worden gesteld. In de
laatste dagen der afgeloopen week waren oorlogsiondsen
weder wat beter van toon; eigenaardigerwijze ging dit
gepaard met een monteeren van de vredesaandeelen bij uit-
nemendheid, nl. petroleumwaarden. Dit had echter zijn
bizondere oorzaak. Naar verluidt zouden de aanspraken op
vergoeding van de schade, aan de Roemeensche petroleum-
ondernemingen toegebracht, met name aau ae Steaua
Romana, aanmerkelijk grooter zijn, dan tot nu toe is aan-
genomen. Meü sprak het vermoeden uit, dat de Steaua
Romana, naar het voorbeeld van de Deutsche Petroleum
A. G., een balans zou opmaken voor de laatste twee jaren,
zoodra de toestanden in Roemenië wat meer overzichtelijk
zijn geworden, ten einde den omvang van de schade precies
te kunnen vaststellen. Hoewel het hierbij uitsluitend om
speculatieve elementen gaat en ondanks het uitblijven van
eenigerlei bevestiging van de zijde der directie, konden
aandeelen Steaua Romana hun avance toch zeer goed hand-
haven; in het bizonder werd de nadruk gelegd op de om-
standigheid, dat de Maatschappij bij cle tegenwoordige
productie reeds zeer groote winsten realiseert. Overigens
was, als gezegd, de houding van de Berlijnsche- beurs mat en bepaalde men er zich toe een afwachtende houding aan
te nemen.
Ook aan de beurs te W e e ci e n is de levendigheid van enkele
weken geleden totaal verdwenen. Weliswaar is de teruggang
in de koersen, waarop ook hier ter plaatse de aandacht is
gevestigd, vrijwel tot stilstand gekomen, doch dit moet
worden toegeschreven aan het feit, dat langzamerhand een
st.erke contramine-partij w’as ontstaan, die het op de lagere
koersen aangeboden materiaal absorbeert. Ook het publiek is, zij het op geringe schaal, als kooper opgetreden; een eis
ander heeft echter geen omzetten van ee].Iige beteekenis
kunnen bewerkstelligen. Slechts op enkele dagen in het
midden der vorige week hebben de berichten omtrent het
sluiten van den vrede met de Oekraïne en het eindigen van
den oorlogstoestand met Rusland eenigen kooplust gebracht, waardoor de koersverbeteringen soms aanmerkelijke propor.
ties hebben aangenomen. Dit kan echter worden verklaard
door de zeer kleine markt, die gaandeweg voor verschil-
lende waarden is ontstaan, waardoor het mogelijk werd, dat
kleine aankoopen reeds flinke avances veroorzaakten. Spoe-
dig is dan ook de handel weder veel geringer geworden,
terwijl een inzinking van het koerspeil hiermede gepaard
ging, hoofdzakelijk als gevolg van den binneulandschen
politieken toestand. Ook in Oostenrijk-Hongarije n.l. worden
de onderscheiden nationaliteiten dringender met hunne ver-
schillende en bizonclere eischen. Doch ook de moeilijkheden
van de inheemsche industrie spelen hier een rol van niet te
onderschatten beteekenis; de vooruitzichten op groote
winsten zijn bij de meeste ondernemingen zeer sterk ver-
minderd. Deze moeilijkheden zijn van velerlei aard; als
voornaamste mogen hier wel worden genoemd de loon-
eischen der arbeiders in de steenkolenmijnen, waardoor reeds stakingen zijn ontstaan. Deze beliooren thans wel
weder tot het verleden, doch hebben een tijdelijke stagnatie
in de steenkoolvoorziening ten gevolge gehad. Afgezien nog
van het feit, dat een dergelijke staking zich weder kan
herhalen, moet in oogenschouw worden genomen, dat alleen door loonsverhooging aan de eischen der arbeiders tegemoet
kon worden gekomen en dat deze weder verhaald moet
worden op de steenkool verbruikende industrieën.
Te P a r ij s wordt de beurs nog steeds beheerscht door de
Bussische annuleeringsbesluiteu. In een belangrijk artikel heeft de voorzitter der budget-commissie de moreele ver-
plichting van Frankrijk tot beta.ling der rente op de Rus-
sische schuldbrieven bepleit, in zooverre de opeenvolgende
Fransche regeeringen het telkens opnieuw toestaan van
credieten aan Rusland gemotiveerd hebben door de mede.
deeling dat de verstrekte gelden werden aangewend voor
productieve doeleinden, die de credietwaardigheid van het

voormalige Tsarenrjk tea goede kwamen. In aansluiting
aan deze opvatting verklaarde dan ook de Fransche minister
van Financiën de heer Klotz, dat Frankrijk voorloopig de
rente op Russische obligaties zou voldoen, hetgeen in ieder
geval het grobte aanbod van Russische waarden tijdelijk deed
ophouden en zelfs dekkingsaankoopen van de bereids ge.
vormde contramine tengevolge heeft gehad. Een rjzing van
5 t 7 pCt. is hiervan het gevolg geweest.
In de overige afdeelingen aan de Pa.rijsclie beurs ging
slechts sporadisch iets om. Beleggingsaankoopen worden
bijna niet meer gedaan, daar de beschikbare kapitalen
thans bij voorkeur liquide worden gehouden; speculatieve
zaken worden uit den aard der omstandigheden zoo goed
als niet geëntameerd. Wel bestaat eenige belangstelling
voor de 6 pCt. belastingvrije obligaties, die verschillende industriëele ondernemingen thans uitgeven; dit geschiedt
echter meestal ondersbands en vindt op de beurs geen weer-
spiegeling. Inmiddels blijkt hieruit, dat de algemeene rente-
standaard reeds aanmerkelijk gestegen. is; doordat de
emitteerende ondernemingen alle belastingen voor hare
rekening nemen, komt de opname van nieuwe gelden haar
op ten minste 63 pCt. rentevrgoeding te staan.
-De markt. te Nw York heeft in de berichtsperiode een
geanimeerd aanzien gehad. Ondanks de mededeeling, dat de
Stèeltrust slechts met 50 pct. van hare capaciteit arbeidde,
was men algemeen van opinie, dat de winsten nog groot
genoeg waren, om een voldoend rendement op de aandeelen
mogelijk te maken. Bovendien werkten tot de gunstige
stemming mede de gunstige berichten uit de overige
industrie, waarvan de cijfers der Hide & Leather een goed
voorbeeld gaven. Tevens werkte stimuleefend de handhaving
van het kwartaal-dividend ad 2
J/
pet. op de gewone aan-
deelen der Ijnion Pacific, terwijl ten slotte de algemeene
financiëele toestand niet naliet hoopvolle gedachten omtrent
de toekomst te wekken. i[et eigenaardige verschijnsel doet
zich n.l. in de Vereenigde Staten voor, dat de oorlogskosten
onder
de taxaties zijn gebleven. In December j.l. schatte de
Secretaris der Schatkist de heer Mc.Adoo, de kosten voor
het per einde Juni eindigende begrootingsjaar op 18,70 mii-
hard dollar. Dit is ongetwijfeld een geweldig bedrag, vooral
als men het vergelijkt met de Engelsche oorlogskosten (naar bekend het land met de zwaarste financiëele verplichtingen),
die voor het jaar 1917/1918 slechts
01)
11,50 milliard dollar
worden getaxeerd, waarbij men dan nog in aanmerking
moet nemen, dat het voor Amerika het eerste, voor Engeland
daarentegen het vierde oorlogsjaar geldt. Hoe het zij, thans is de verantwoording over de uitgaven van cle eerste zeven
maanden in de Vereenigde Staten verschenen en deze
toonen een feitelijk uitgegeven bedra.g van slechts 6,50 mil-
hard dollar aan. Het laat zich dan ook aanzien, dat de
totale lasten over het gansche jaar niet meer dan 12 t 13
milliard dollar zullen bedragen en wel met inbegrip van de
voorschotten aan de gealliëerden. Deze laatste zullen ver-
moedelijk wel de oorspronkelijke taxatie bereiken, zoo niet
overschrijden; de schatting hiervoor bedraagt voor het
gansche begrootingsjaar 7 millia.rd dollar.
De uiteenzetting van den secretaris der schatkist heeft
opgetwijfeld een uiterst gunstigen indruk op Wallstreet
gemaakt, vooral daar hieruit gebleken is, dat met de uit-
gifte van de derde oorlogsieening (naar bekend, zal deze
vermoedelijk van een 4i% pCt. rente-type worden) geen
bizondere haast behoeft te worden gemaakt. Oorspronke-
lijk was de bedoeling reeds in Januari of Februari tot de
emissie van deze leening over te gaan; thans echter spreekt
men reeds van uitstel tot April. De grootte van de derde
oorTogsieening is nog niet vastgesteld; vermoedelijk ech-
ter zal zij 6 milliard dollar bedragen.
T e o n z e n t is de stemmfng in de afgeloopen week
niet al te monter geweest. Op de
staatsfondsenrnarlct
viel
de meeste handel op te merken in Russische en Oosten-
rijksch-Hongaarsche waarden, die zich nauw aansloten aan
de elkafr opvolgende politieke berichten cn dus in den aan-vang een zeer geanimeerde tendens te aanschouwen gaven,
om reeds spoedig, bij de meer en meer verwikiceld worden-
den toestand, een neergaande richting aan te nemen. Ook
de stand van de wisselkoersen heeft op deze fondsen grooten
invloed uitgeoefend; de loop der deviezen viel echter samen
met de reeds genoemde berichten van politieken aard. Ne-
derlandsche staatsfondsen waren eenigszins gedrukt; mede
door de stroevere geidmarkt; vooral de nieuwe Staatslee-
Ding werd nogal sterk aangeboden.

12 Febr. 15 Febr. 18 Febr.

Rijzing of
daling.
4’/2
0/

Ned.
W. Schuld

. . . .

97 /,g
97

.
961/2
– 15/16
41/2
0/

,,
,,

,,

1916

97
18/,,
978/4
97

4

O/

,,
,,

1916

908/4

90 ‘/2
110 1/2

1/4

3l2
0/

,,
,,

..
….
78
79’/2
79’12
4-
l’i,
3

0
/0

,,,,,,….
69
1
/2
69
”/18
69
7/
..f_
8/

170

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

-12 Febr. 15 Febr. 18 Febr.

of

2
1
/2
°
/0
Cert. N. W. S ……. 59
11
/80 59
0
/8

59
12
h0 +
V8
5

0/
Oost-Indië 1915 …. 99/

998/
4

992/
4

4
°/o Hongarije Goud .

54

538/
1

54
10
/go
±
l2/

4 -°Lo Oostenr.Kronenrente 48

46
02
/ja 46

2
5

01 Rusland 1906 ……35

32
1
/2

321s
—2 ‘/
4/8
0
/0
Iwaugorod Dombr.. .
321h

33
1
/

33’/8 + /
s

4
0/
Rusland Cons.1880 .. 33
1
/

30

2814
– 4
3
/4
4

°/o
Rusl.bijllope&Co.

35’f

31/s

291/2 –
4

0/
Servië 1895 ……..34

35I/

350/4 + 11/4

4/
0/0
China Goud 1898

63e18

6318

63
2
/s
5

01
Brazilië 1895 ……61
0
/4

611/
4

61 1/4

Van de locale markten trok slechts een enkele speciaal
de belangstelling. De stilstand in zaken kwam wel het
sterkst tot uitdrukking in de
sclveèpvnartafdeeling,
vijl
deze markt tot voor korten tijd tot de meest levendige van
onze beurs heeft behoord. Langzamerhand echter waren
reeds berichten doorgedrongen, dat de diverse maatschap-
pijen, zelfs in het geval zij zeer groote winsten zouden
hebben behaald, haar politiek meer zouden richten op groots
afschrijvingen en reserveeringen dan op het uitkeeren van
aanmerkelijice dividenden. De vooralsnog of ficieuze, doK naar het schijnt betrouwbare mededeeling, dat de Holland-
sche Stoomboot-Maatschappij, ondanks de buitengewone in-
komsten, slechts zou overgaan tot het declareeren van een
dividend van 15 pCt. (behoudens goedkeuring van de alge-
meene vergadering) heeft deze opvatting bevestigd en het
gevolg is geweest een matte tendens voor vrijwel alle scheep-
vaartwaarden. Het is ontegenzeglijk waar, dat de direc-
ties op deze wijze hare maatschappijen versterken en toe-rusten voor den ongetwijfeld te wachten zijnden scherpen
economischen strijd na den oorlog en dat, uit dit oogpunt
beschouwd, de klaarblijkelijk te volgen politiek door de
beurs eerder toe te juichen dan af te keuren is, doch men dient niet uit het oog te verliezen, dat in den laatsten tijd
scheepvaartwaarden meer en meer het object eener levendige
speculatie zijn geworden en dat deze speculatie bijna uit-
sluitend naar directe voordeelen hare belangen berekent.
Onder deze omstandigheden behoeft het geen verwondering
te wekken, dat eenige realisaties zich voordeden; het pleit
nog voor de innerlijke kracht van de markt, dat deze uitge-
voerci konden worden, zonder dat al te groote koers

reactied —
plaats vonden. Van kooplust valt echter thans niet veel
meer te bemerken; ook de nog steeds voortdurende onzeker-
heid betreffende de regeling van onze scheepvaart met de
Vereenigde Staten draagt tot deze apathische stemming
veel bij.

Opgewekter was de houding op de
tabaksortarkt.
Voortdu-
rend komen berichten binnen omtrent verkoopen van res-
tanten van oogst 1916 en van groote gedeelten van oogst
1917, waarbij dan meestal het risico der afscheep voor
rekening der koopers blijft. Hieruit komt sterk de behoefte
aan tabak naar voren en de verwachtingen omtrent de ko-
mende jaarverslagen zijn dan ook hoog gespannen. Te meer,
omdat de meeste ondernemingen reeds in het vorig jaar
zijn overgegaan tot aanmerkelijke reserveeringen, die thans
hoogstwaarschijnlijk ten goede aan aandeelhouders zullen
kunnen komen.
De markt voor
laandel.sondernensia gen.
werd gunstig beïn-
vloed door de animo, welke voor de nieuwe emissie van
aandeelen v. 4. Linde Teves & R. S. Stokvis bestond. He-
den was de laatste dag van verhandeling der claims, waar-
bij zij zich vrijwel op den hoogsten koers konden hand-
haven.
De afdeeling voor
suikerwaarden
daarentegen bleef onge-
animeerd en zonder groote omzetten. Een enkele maal viel
een meer ruime handel te constateeren voor aandeelen Cul-
tuur-M:’aatschappij der Vorstenlanden, doch de koersvaria-
ties bleven toch binnen zeer enge grenzen beperkt.
De
petroleummarkt
wa/i vast voor aandeelen Steaua
Rc.mana, in aansluiting aan de hier reeds gereleveerde
Berlijnsche tendens. Ook in aandeelen met z.g. ,,nieuw
zegel” vonden ruime omzetten plaats, waarbij het fonds
tijdelijk aanmerkelijk kon monteeren. Heden viel echter een
terugslag op te merken. De, niet-officieel genoteerde, aan-
deelen Astra Romana ontmoetten ook goede belangstelling.;
naar verluidt werden deze voor buitenlandsche reken-ing
opgenomen. Voorbijgaand was eenig aanbod op te merken,
vermoedelijk voor Engelsche en Ainerikaansche rekening,
in aandeelen Koninklijke Petroleum Maatschappij, waar-
door de koers werd gedrukt; spoedig echter trad een vol-
ldig herstel in. Aandeelen Orion bewogen zich op vrijwel
gelijkblijvend niveau, evenals aandeelen Geconsolideerde
Hollandsche Petroleum.
De
rubbermarkt
bleef weder verlaten zonder fluctuaties
van beteekenis.
Te vermelden valt nog, dat in aandeelen Kimberley
eenige handel viel op te merken in verband met het, in-
middels niet bevestigde gerucht, dat op de machines der
onderneming, die vrijwel nog het eenige waardevolle actief
der mij, uitmaken, een mooi bod was gedaan. Ook in aan-
deelen Atlanta was juist heden nogal interesse naar aan-leiding van geruchten, dat de mij. tot liquidatie zou heb-
ben besloten. Later echter werden deze geruchten pertinent
tegengesproken. –
zing
12 Febr, IS Febr. 18 Febr.
Rij

Amsterdamsche Bank . . . – 198
‘1

1982/
3
1988/4 + 0/4

Ned. Handel -Mij. cert. v. aand. 192
1
/2
194
2
/s 192
‘/8
Rotterd.Bankvereeniging .. 148’h 14881
4
148/8 ‘+
2
18
Amst. Superfosfaatfabriek.. 167
168
172
+
5
Van Berkel’s Patent ……180
179
179

1
Insulinde Oliefabriek……238
23921-
1

251/
4

+
1313
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand. 106/1
106’/,a
106/js
Ned. Scheepsbouw-Mij…..l73/s
176/4
175
+
1
1
/8
Philips’ Gloeilampenfabriek. 375
376
375 ‘/2
+
‘/8
R. S. Stokvis
&
Zonen …. 644
645
644
Vereenigde Blikfabrieken ..

146 ‘/2
145
143’/
—3
Compania Mercantil Argeut. 222
1
!,
223 222
1
/s
+
2
/s
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.. 223
216 /s
217 1/2

5113

Handelsver. An,sterdam….
445
446
1
/2
445
Hoil. Transatl. Handelsver. 1788/
4

177 177

181
4

Linde Teves
&
Stokvis
..
. .
221
222′!
2

225’/2
+
4
1
/
Van Nierop&Co’sHandel-Mij.2l
10/
4

209
1
/2
210

1’14
Tels
&
Co.’s Handel-Mij.

. .

176/
174/4
175

12/
4

Gecons. Hou. Petroleum-Mij. 23018
23214
229

1
7
/s
Kon. Petroleum-Mij . …… 538
547
5361/,
—1
Orion Petroleum-Mij…..105 ‘/
102
‘/
1010/
4

4
Steaua Romana Petr.-Mij… 228/4
243
239
+
10’/4
Amsterdam-Rubber-Mij.

.. 238
235
233
—5


Nederl. Rubber-Mij.

……

134’/s
132
131’/4

3’/4
Oost-Java-Rubber-Mij…..279/4
27914
273

6/4
Deli-Maatschappij

……..535
1
/2
536 ‘/2
541
+
5’/2
Medan-Tabak-Maatschappij.. 237
8
/8
233
235’/2

l/s
Senembali-Maatschappij ….

625V2
620
619
—6’i,

De
Anierikaansche markt
trok wat meer
belangstelling
nu de koersen uit New York weder regelmatig binnenko-
men. Toch concentreerde zich de handel slechts op Steels
en Marinevaarden, die beide van
een vaste
tendens blijk
gaven.

12 Febr. 15 Febr.
Rijzin
g
g of
18 Febr,
daling.

American Car
&
Foundry

73
7315/je
74
+
1

Anaconda Copper

………141
1
/4
141/8
142’/4
+
1
Un. States Steel Corp…..96
96 1/4
97
+
1
Atehison Topeka ……….9O/s
89
1
/,o
90/16

‘Via
Southern Pacific
. .

87e/s
87
87’/
+
/8
Union Pacific …………126
8
/3
127’/
128
1
/i +
18/4

Int.Merc.Marineafgest…..32
32e/8
33


+
1
prefs. 108e/s
108
1
1,i
111
+
22/8

.De geldmarkt was voorbijgaand
zeer vast, zoodat
pro-
longatie 5 pCt. noteerde. Heden liep deze
koers weder tot
4
pCt. terug.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
18 Februari 1918-

In West-Europa -blijft het weder gunstig voor het te
velde staande graan. In oogstberichten uit Engeland,
Frankrijk en Italië is telkens sprake van de verwachting,
dat de opbrengst der t a r w e belangrijk grooter zal zijn dan
in het vorige jaar. Ook heeft in Frankrijk en Engeland de winter niet verhinderd, dat voldoende voortgang is
gemaakt met de bewerking der voor zomertarwe bestemde

12 Febr. 15 Febr. 18 Febr.
°t

Holland-Amerika-Lijn

…. 440
8
14
432
1/
4

4308/
4

—10
,,gem.Eig. 420/9
417
415ija
_52/

Holland-Gulf-Stoomv.-Mij… 342
340 335
—7
Holl. Alg. Atl. Stoomv.-Mij. 200
200
200 8/4
+
/4
Hollandsche Stoomboot-Mij.. 288
8
/8
340
280
‘/2
Java-China-Japan-Lijn …. 300
1
/s
298
298
—2’/s
Kon. Hollandsche Lloyd

.. 197h
196
1
/2
1958/4

2
1
/2
Kon. Ned. Stoomboot-Mij. .. 268
2651/
s

2511/
2


16’/
Kon. Paketvaart-Mij ……. 299/4
2908/
4

293 ‘/
—6
Maatschappij Zeevaart …. 375
395 395
+
20
Nederl. Scheepvaart-Unie .. 280
275
1
/
273
—7
Nievelt Goudriaan ……….200
1245 1325
±
125

Rotterdamsche Lloyd ……
2990/4

293 292

7’/
Stoomv.-Mij. ,,Billegersberg” 431
431
431
,,Neclerland”
. .

285
1
/2
27881
4

277
=8’/,
,,Noordzee”

.. 299
293
1/4

296

3.-

,,Oostzee”

. . . .

455
455
455

20
Februari
1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

171

gronden. De uitzaai van zomertarwe en de zoo groot moge-
lijke uitbreiding der met deze graansoort bezaaide opper-
vlakte is voortdurend het onderwerp van bespiegelingen
over de graanvoorziening van Europa. Dit geldt zoowel
voor de West-Europeesche landen als voor Noord-Amerika.
In de Vereenigde Staten, waar de vermeerdéring der met
wintertarwe bezaaide oppervlakte lang niet aan de ver-
wachting heeft beantwoord en bovendien de stand van het
gewas geen zeer groote opbrengst doêt verwachten, is nu
aller hoop op de zomertarwe gericht. De regeering doet haar
best, een zeer grootea uitzaai van zomeitarwe te bereiken,
doch ondervindt bezwaren bij het verkrijgen van voldoende
zaaitarwe. Reeds is een speciaal credietstelsel ontworpen
om den landbouwers op voordeelige voorwaarden zooveel zaaitarwe te verschaffen, dat veel meer dan in volige jaren
kan worden uitgezaaid. In Canada worden in dezelfde rich-
ting krachtige pogingen aangeweud.en reeds wordt melding
gemaakt van districten, waar 50 pCt. en 60 pCt. meer land zoude zijn omgeploegd dan in vorige jaren. Canada maakt
een veel beter figuur dan le Vereenigde Staten bij den aan-
voer van tarve naar de marktplaatsen. In de Vereenigde
Staten was in de geheele maand Januari die aanvoer nog
steeds zeer onvoldoende. Als reden wordt nog steeds voor-
namelijk de ontreddering in het spoorwegverkeer opgegeven,
-nog verergerd door telkens wederkeereude hevige sneeuw-
stormen. Ook schijnt echter onwil bij de landbouwers oorzaak
te zijn, dat de aanvoeren zoo weinig in overeenstemming
zijn met de geoogste hoeveelheid tarwe. Intusschen wordt
het steeds meel’ ernst met de Amerikaansche bezuinigingen.
Er is sprake van, inplaats van het verzoek, door den Presi-
dent en den voedselregelaar gericht tot de bevolking om zich
op Maandag en Woensdag te onthouden van het gebruik
van tarweproducten, des Dinsdags geen vleesch- en des
Zaterdags geen varkensvleesch te gebruiken en bovendien
iederen dag een maaltijd ,,wheatless” en een anderen
,,meatless” te doen zijn, deze bezuiniging op de levensmid-
delen ten behoeve der Europeesche gealliëerden verplichtend
te stellen. Verder wordt sedert einde Januari nog slechts
,,Victory-bread” gebruikt, gebakken van ,,War flour”, het-
welk aanvankelijk slechts voor 5 pCt. bestond uit andere
grondstoffen dan tarwe, doch met de bedoeling, dat dit
ercentage allengs zonde worden verhoogd om vanaf
24 Februari 20 pCt. te bedragen. Al deze maatregelen hebben
ten doel, genoeg tarwe uit te ‘sparen, om de gealliëerden te
voorzien, waarvan nu eindelijk ook Frankrijk ernst schijnt
te hebben gemaakt met invoering van broodkaarten. Het
clageiijksch rantsoen is vastgesteld op 300 gram, ongeveer
de helft van het gebruik vOOr den oorlog.

Noteeringen.

Chicago

1

Buenos Ayre.,

Data
Tarwe

MarsHaoer

Tarwe

Mars Lijnzaaa’
1
Mei

Mei

Mei

Maart

Maar!

Maart

De Britsché regeering is er nog steeds niet in geslaagd
om voldoeifide maatregelen té nemen voor de verscheping
der Australische tarve. Door te lang bewaren op minder
daarvoor geschikte wijze heeft de tarwe sterk geleden door
muizen, klander en vocht en het resultaat is, dat de land-bouwers voor hunne tarwe van den oogst 1916/1917 een
veel lageren prijs ontvangen dan voor den vorigen. Onte-
vredenheid en bedreiging met vermindering van den tarwe-
verbouw is reeds het gevolg geweest, doch verbetering in de
afscheepmogelijkheid is niet gevolgd.
De m a ï s-aanvoeren aan de Amerikaansche markten zijn
geduende Januari allengs iets toegenomen als gevolg van
de voorkeur, die bij het spoorwegvervoer aan deze graausoort
wordt geschonken. Op deze wijze tracht de regeering nog
gediiaende de wintermaanden zooveel mogelijk van de
enorine hoeveelheden vochtige mais te redden, die, zoodra
zachter weder intreedt, gemakkelijk bederft. De slechte
kwaliteit der mais van den laatsten oogst heeft gebrek aan
voldoende goede mais voor den uitzaai tengevolge en het
schijnt groote moeite te zullen kosten, de daarvoor benoo-
digde hoeveelheden te verkrijgen. 0 schoon nog dagelijks
te Chicago maisnoteeringen worden gepubliceerd, bezitten
deze ter beooi-deeling van de maïspositie nog slechts zeer
geringe waarde. Niets slechts verhindert de maximumprijs
van 128 c. stijging boven den tegenwoordigen. prijs, die zich
reeds sedert geruimen tijd eene fractie beneden 128 c. per
hushel beweegt, doch ook op andere punten heeft de maïs-
markt hare vrijheid verloren. In het einde van December
is voorgeschreven, dat de premie van den December boven
den liei-termijn niet mocht stijgen boven 5 c. per bushel
en -in het laatste deel van Januari is de handel in Januari-
malë eenvoudig gestaakt met vaststelling van den alreken-.
prijs op 128 c. per bushel. De kwaliteit der maïsaanvoeren
te Chicigo sch’ijnt iets te verbeteren.
In Argentinië heeft regen de vrees voor schade door
dio,ogte weder doen verdwijnen. De prijs blijft ook daar
echt’ir vrijwel onveranderd. De aanvoeren van den ouden
oogst nemen af, misschien echter niet als gevolg van ver-
mindering der binnenlandéche voorraden, doch tengevolge
van de hoop der houders, dat aankoop van de gealliëerden op de wijze van den bekenden aankoop van 2 millioen ton
tarwe, haver en ljnzaad den prijs zal doen stijgen. Een veel-belond voorbeeld biedt daarbij de prijsbeweging van 1 ij n-
zad. De prijzen van lijnzaad in Argentinië zijn in de
afeloopen week nog verder gestegen en in het einde der vorige week noteerde Buenos Aires weder $ 22,95 vooi
Maart, een prijs, die behalve in oogenblikken van
schaarschte voor kleine loco partijen, sedert den nazome,

Loco.prijzen te RotterdamiA msterdam.

1

18 Febr,
1

II
Febr.
1

18 Febr.
Soorten.

1

1918

1

1918

1

1917

Tarwe ………………1

575,……1)

576,

‘)

1

509,—’)

16 Feb,’18 220
‘) l26’/
83’/,

13,

20
7,30

22,7
Rogge (No. 2 Western)

nom.
1

nom. nom.

9 Feb.’18 220
8)125/8

79 /s

13,00
7,30

20,00
Mais (La Plata)

………
1

400,—’)
1

400,—’)

1
345,—’)

16 Feb. ’17 173
1
/s
101
561/
8

13,85
9,45

22,25
4)
Gerst (46 Eb. feeding)..

.1

400,—
400,—’)
1
16Feb.’16 130’/4
79515

49 ‘/4
9,25

5,801)

12,8Q)
Haver (38 Ib,
whiteclipped)l

2v,—’)
1

20,—’)

1
16 Feb. ’15 162/4
79
1
/4
60/

12,35
4)

5,75

)

9,80
4)
Lijnkoeken (Noord-Ame.
1
20 Juli’14

82
‘)

568/8

‘)

36′!2
‘)i

9,40 ‘)

5,38
2)

13,70

)
rika van La Plata-zaad)
.

300,—’)
1

°°,’)

1
200,—’)

‘) per

Dec.

2)

per

Sept.
‘)

of fic.
vastgestelde

locoprijs
Lijnzaad (La Plata) …….noin.
1

nom.
7 40,—

4) per Febr.
2)

per Mei
1)
Regeeringsprijs.

De noteeringen van Buenos Ayres zijn van 16 en 8 Febr. 1918,
16

1eJr. 1917, 16 Febr. 1916 en 16 Febr. 1915.

AANv0.giulN iv toits Van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.

Rotterdam

II
Amsterdam

11

1

II
Totaal

Artikelen,
10-16 Febr,
1

Sedert
1

Overeenk.

ii
lOs-16 Febr.
1

Sedert
t

Overeenk,
1918
1917 1918
1

1 Jan, 1918
tijdvak 1917

II
1918
1

1 Jan. 1918
1

tijdvak 1917

Tarwe……………..
Rogge …………….
Boekweit

…………
Mais

…………….
Gerst…………….
Haver …………….
Lijnzaad …………..
Lijnkoek……………
Tarwemeel …………

Tarwe …………….
Maïs …………….
Rogge …………….
Tarwemeel …………
Gerst…………….

68.717


4.465

,-


654

46.306


2.608

2.84


8.920

,-


3.785

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor België.

2.922

49.849

61.608

– –

7.479


144

37.169

5.492

6.790

7.560

9.132

49.849

68.717 4.465
654
83.475
8.100
6.790
10.402 18.052 3.785

61.608
7.479

144

172

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

niet meer bereikt was. Sedert November, toen Februari-
lijnzaad geruimen tijd niet meer dan $ 13 tot $14 bedroeg,
is de prijs vrijwel voortdurend gestegen als gevolg van
vraag uit Noord-Amerika en van den inkoop der gealliëer-
den. De prijs bevindt zich reeds lang boven het niveau,
waarop voor de geallierden de verplichting tot aankoopeir
vervalt. –

Buitenlandsche granen in Nederland.
Nog steeds verluidt niets over de kans op eene spoedige
afsluiting der overeenkomst van ons land met de Entente-
rijken omtrent den aanvoer van levensbehoeften.

SUIKER.
Over onze B i e t s u i k er m a r k t valt niets te berichten.
In D u i t s c h 1 a n d heeft de regeering de bepaling uit-
gevaardigd, dat aan suikerfabrikanten het recht verleend
w-ordt om van die landbouwers, welke in 1016 suikerbieten
aan hen geleverd hebben, voor 1918 den aanbouw van eene
gelijke uitgestrektheid als in 1910 te verlangen. Aange-
nomen mag worden, dat deze verordening niet geheel zonder
invloed op den toekomstigen uitzaai zal blijken te zijn.
Volgens F. 0. Licht moet men daaraan ook weer niet te veel
waarde hechten, angezien het den fabrieken vaak ian
middelen ontbreekt om dit recht in de practijk kracht hij
te zetten. Zoolang de regeering echter niet er toe overgaat
om de prijzen voor suikerbieten te verhoogen of die voo,
andere landbouwproducten te verlagen, moet rekening ge-
houden worden met eenen verminderden aanplant van beet-
wortels.
Alhoewel de telegrafische gemeenschap met J a v a offi-
cieel reeds ruim eene week geleden hersteld werd, zijn hier
nog – geen nieuwe telegrafische berichten betreffende cle
suikermarkt ontvangen, hetgeen waarschijnlijk te wijten is
aan overbelasting der kabels in den eersten tijd.
Uit Willett. & Gray’s A m e r i k a a n s c h e statistiek
blijkt, dat de V. S. in 1917 3.954.187 tons geconsunieerd
hebben tegen 3.658.607. tons in 1916, hetgeen dus eene ver-
meerclering van ongeveer 300.000 tons of pl.m. S pCt. betee-
kent. De hooge prijzen en inkrimping van het verbruik
tegen het einde van het jaar in aanmerking nemeacle, is dit
zeer merkwaardig. De raming van den biêtsuikeroogst der
V. S. werd van 875.000 tot 750.000 tons gereduceerd.
Hier volgt eene specificatie van de C u b a -afschepingen
en verdeeling der laatste twee oogsten:

1917

1916 Toename Afname
Tons

Tons
Drie AtL. havens . 1.539.781 1.888.773

– 328.992
New-Orleans ……364.457

258.305 -106.152
Savannah,Galveston

51.202

40.213

10.989

Canada ……….3.515

3.515
Mexico ……….* 6.211

143

6.068


Zuid-Amerika ….

4.057

4.057
Europa ……….930.982

730.993 199.989

Afscheep Totaal .. 2.896.148 2.902.484

6.336

Plaats. consumptie . 107.920

84.176

23.744


Verbrand ………10.000

– . 10.000

Oogst Totaal …. 3.014.068 2.986.660

27.408

De laatste C u b a-statistiek is als volgt
1918

1917

1916
Ontv. der weektot26 Jan. 112.111

108.03

145.347 tons
Totaal sedert 1 Dec. 1917 383.308

328.59

497.202
Werkende fabrieken….

186

167

169


Exp. d. week tot 29 Dec. ’17

12.740

2.82e

26.905 tons
Totaal sedert 1 Dec. 1917

16.526

2.82

42.012
Totalevoorraad31 Dec. ’17

44.980

32.141

42.000

NOTEERINGEN.

Dato
Amierdam
.
per

Londen
New York
96%
Tak,
White
Februari
Cube
Jara,
bied’
Centrifugal.
No. 1
Job.

16 Febr. 1918

. .
f

53/9
– – –
8

,,

1918

..

53/9
– –

16 Febr. 1917

. .
;, 23
1
h

47/1″2
– –
5,05 ft5,40
16 Febr. 1916

..
28/e
40/6
1916
24/-
4,89
.21 Juli

1914

..
,,

11
18
/
181-


3,26

KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, dcl. 17 Januari 1918.

De fluctuaties van Amerikaansche katoen zijn veer minder
hevig dan een ige weken geleden en de tnestand blijft Vrij
stabiel; men schat, dat de oogst ongeveer 12)/2 millioen balen

zal bedragen en dat de consumptie daaronder zal blijven,
zoodat men weer meer aandacht aan den nieuwen oogst zal
kunnen schenken. De Amerikaansche markten staan onder
den invloed van de kans op maximum-prijzen en de moei-
lijkheden in de kolenvoorziening, terwijl onze markten reke-
ning moeten houden met de kleine voorraden in Liverpool
en de slechte kansen op voldoenden aanvoèr. De omzetten zijn
van weinig beteekenis, daar het speculatieve element zeer
verminderd is. Egyptische katoen is weer lager, de voor-
raden in Alexandrië zijn zoo groot, dat er gebrek aan pak-
huisruimte is, terwijl ook daar cle scheepvaartmoeiljkheden
nog steeds zeer ernstig blijven.
Amerikaansche garens zijn wel vast, doch de vraag is wel
wat verminderd. Fabrikanten zijn beter voorzien, zoowel
van ketting- als van inslaggarens en dringen minder sterk
op levering aan, maar toch zijn de spinnerijen nog goed be-
zet en niet tot prijsconcessies bereid. Deze week was er nog
al vraag van de Regeering, hoofdzakelijk in de grovere
nummers, waarvoor weer meer katoen noodig is; overigens
zijn de prijzen zoo hoog, dat men slechts voor directe be-
hoefte koopt en de speculatieve vraag geheel heeft opge-
houden. Egyptische garens zijn niet lager, niettegenstaande
de goedkoopere katoen. Spinners zijn voor geruimen tijd
bezet en vragen thans zeer late levering. De December-exporten voor garens geven een vermindering aan in de
uitgevoerde hoeveelheden, hoewel de totale waarde honger is.
De doekma.rkt blijft zeer vast, doch kalm en de meeste
koopers geven er de voorkeur aan de markt nog eens af te
wachten. De berichten uit Indië en China anitneeren expor-
teurs ook niet oin tot de tegenwoordige kostprjzen bij te
koopen, tenzij het voorradige of spoedig te leveren goede-
ren betreft, zoodat stocks dan ook grif aftrek vinden.. De
binnenlandsche vraag blijft goed en de Regeering is boven-
dien weer voor zware goederen aan de markt.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Midclling Uplands).

15F6r.’18I8Febr.’181
1
Febr.’l8Pl5Febr.’l7ll5Febr.’16

New York voor
Midclling.. 31,35e

31,70
t
31,20
t
15,85 c

11,95e New Orleans


voor Middling 30,38 c 30,63
t
30,50
t
17,19
t
11,56 c
Liverpool voor
GoodMiddling 22,53 d 23,72
cl’)
23,68
cl
10,86d) 8
3
05d’)

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen halen.)



1 Aug. ’17
lol
1 Feb,. ’18

Overecnkom,iige perioden

1916-17

1

1915-16

Ontvangsten Gulf-Havens..
2416
3549
3025
11

Atlant.Havens
1767
2001
1981
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1484
1871
1347
‘t Vasteland.
967
1488 1345
Japan etc…
5


384
218

Voorraden in
duizendtallen
1
Febr.
’18
1

1 Feb,. ’17
1 Febr. ’16

1398
1390
1727
Binnenland …………..
1218
1167
1221
Amerik. havns ………..

138
152
335
New York

…………….
.

416
448 443
New Orleans

…………..
Liverpool

……………
487
8)
883 8)
8308)
8)
5 Febr.

) Middling.
8)
16 Febr

WOL

/

Dank zij het herstel der telegrafische verbindingen met
de overzeesche landen, zijn de eerste rechtstreeksche berich-
ten van de La Plata-markt zon juist ontvangen. De eerste
tijding, die ons treft, is wel de heffing van een uitvoerrecht,
door de Argentijusche regeering, hetwelk- voor Nederland ongeveer 30 cent per K.G. bedraagt. De zaken zijn betrek-
kelijk kalm tengevolge van gebrek aan scheepsruimte. Op
de centrale markt te Buenos-Ayres beloopt de voorraad
ca. 50.000 balen, welke een goede keuze biedt, vooi-al in
Crossbred. Van deze laatste soort variëeren de prijzen
naar kwaliteit tusschcn f6 en f7,50, terwijl voor Merinos
f10,-
ft
f11,- per K.G. gewasschen, c.i.f. Nederland be-
taald wordt.

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.:
De markt voor buitenlandsche huiden toont niet
veel verandering. Prijzen stationnair bij gelimiteerden handel.

20 Februari 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
3

Afgedaan werden: 300 Tucuman Campos, waarvan nog
aan de markt 760 stuks. Verder werden afgedaan ca. 650
droge huiden.
Inlandsche Huiden. Voor koehuiden kalmer; voor
de overige artikelen zeer vast. Kalfsvellen: Doordien de
Nederlandsche looierij zich meer voor dit artikel gaat
interesseeren, blijft de markt prijshoudend.
Rotterdam, 16 Februari 1918.

PETROLEUM.

(Ontleend aan den ,,Petroleum Review”
van 26 Januari en 2 Februari.)

Londen. De prijzen voor geraffineerde petroleum waren:
Water White ……..1 s. 7
1
/2
d.
Standard White ……1 s.
6
1
/2
d.

Voor smeèrolie waren de prijzen:

25 Jan.

1 Febr.
American pale …. £30 tot £37 10 s. £31 tot £37 10 s.

American red .. . . £32 ,, £38

£33 , £38
American filt. cyl.. . £38
,, .
46 10
S.
£39
,,
£46 10 s.
American dark cyl. £2910s.,, £35 10 s. £33
,,
£38

De prijzen voor benzine varen:
No. 2 ………….3 s. 6 d. per gallon.
No. 3 …………3s. 5d.
In Schotlaud en Ierland zijn beide merken 1 d. per
gallon duurder.
Terpentijn. Nadat de prijn een weinig gestegen waren,
sloot de terpeutijumarkt van 25 Januari met prijzen gelijk
aan de voorafgaande week. –
Loco

…………127 s.3 cl.
Februari/April . . .. 129 s. 6 d.
De tijdiag, dat het Gouvernement contrôle zougaan uitoefe-
nen over het artikel terpentijn, en dat verbruikers een con-
sent behoeven om te kuunen koopen, viel als een bom op de
markt van 1 Februari. Dit maakt natuurlijk een einde
aan de speculatie. De laatste noteeringen waren:
Loco …………125 s 6 d.
Februari/April .. . – 127 s. 6 d.
Sindsdien is bekend gemaakt, dat cle maximumprjs voor terpentijn op 125 s is vastgesteld.
De prijzen voor paraffine wisselen, naar gelang der
srneltpunten; af van 8
1
/ cl.
tot 11 d. Sommige soorten zijn
niet verkrijgbaar en over het algemeen worden bnitensporige
prijzen betaald.
Stookolie en vethoudende oliën staan niet officieel ge-
noteerci.

Liverpool, 24/31 Januari 1918.
Petroleum-producten vinden vasteii verkoop en Amen-
kaansch wordt met
1 s.
5
cl.
tot 1 s. 6 d. per gallon betaald.
Er is geen •Russische olie aan de markt. Voor den klein-
handel staat benzine 3 s. 3 d. per gallon genoteerd.

B’akoe,
15
Januari 1918.
Er is voortdurend vaste vraag naar ruwe olie tegen
de nieuwe prijzen, die door het Gouvernement zijn vast-
gesteld al. 96 kopeken voor Bakoe en Grosny.

New Yok, 31 Januari 1918.
Geraffineerd in kisten .. 15,50 c. per galloci
Standard White in vaten 11,15
Credit I3alances ……..3,50
Pennsylvaniau Crude .. $ 3,75 per vat.

Philadelphia, 31 Januari 1918.
Standard White staat 11,15 c. per gallon. –

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Ijzer

f

Clev.
No.
K
Stan°’,d
Tin
Lood
FZlnk

18ebr.1918..
nom. 110.-t-.
317.-/-
30.10
52.-t-
15

,.

1918..
nom.
110.-/-
323.-)-
30.10/-
52.-/-
16Febr.1917..
nom.
140:-t—
198.-/-
30.10/- 56.15/-
18 Febr. 1916..
9519
108.-/-
180.-!-
32.-/-
103.-!-
20 Juli

1014..
51.4/-
61.-4-
145.15/-
19.-
1

21.10/-

VERKEERS WEZEN.


RIJN VAART.

Week van 11 tot 18 Februari 1918.
Niettegenstaande storm en regen in de voorlaatste week,
is het water in den Rijn niet gewassen, is integendeel steeds
vallendé gebleven.

De scheepsvrachten van de Ruhrhavens naar den Bovenrijn
bleven, zooals de vorige week, op Mk. 3.25, terwijl het
sleeploon Mk. 3.40 per ton bedroeg. Van Rotterdam naar de Ruhrhavens was weinig te sleepen
en bedroeg het sleeploon 50 cents tarief + 60i70 cents
ler laat.

SCHEEPVAART.
16 Februari 1918. Het cianbod van scheepsruimte wa in
den laatsten tijd uitermate gering. Van deereenigde
Staten waren veel schepen noodig voor vervoer van troepen
en oorlogstuigen, aangezielr de gevaarlijke zône door de
Neutralen zooveel mogelijk vermeden werd, moesten hoe
langer hoe meer schepen van de gealliëerden voor de
transatlantische vaart in dienst gesteld worden. Zoodoende
outstond in Engeland een nijpend gebrek aan ruimte.
Een der eetste gevolgen hierva.n was, dat de Britsche
regeening zich genoopt zag zeilschepea en booten beneden
500 br. reg. ton, welke tot dusver niet opgevorderd werden,
onder de verschillende beperkende maatregelen’ voor be-
vrachting en verscheping te brengen. De nieuwe bepaling
is op 1 Februari ingegaan, en geldt zoowel voor reizen naar
het buitenland als ‘oor de kustvaart. Voor de kustvaart
werden maximumvrachten vastgesteld; voor de vaart op de
Fransche Westkusthaveus zullen eerlang eveneens vaste
vrachtcijfers bepaald worden. In de maximum timecharter-
vrachten voor dergelijke schepen (blz. 126) kwam geen
verandering.
De z.g. blue-book rates, welke vrij algemeen als onvol-
doende, beschouwd worden om de tegenwoordig hooge
bedrijfskosten te dekken, zullen herzien worden.
Van het ‘Verre Oosten wordt i’uimtè gezocht naar Mar
seille, Çette en Genua, waarvoor vrachten van 900/- tot
940/- per ton d.w. in uitzicht gesteld worden.
De berichten uit de Vereenigde Staten over tekort aan
kolen en rollend materiaal, voornamelijk als gevolg van
slecht weer, houden aan. In de Harnpton Roadshavens is
eon chronisch tekort aan bunkerkolen, waardoor schepen
clie daar aanloopen, lang opgehouden worden, vooral onzij-clige, omdat Admiraliteitsleveringen voorgaan en dan eigen
en gealliëerde schepen. Timecharter-vrachten voor de vaart
op de ‘Antillen en in de Noord- en Zuid-Amerikaa.nscho
wateren bleven onveranderd op 35/- h 40/. per ton d.w: per
maand. Voor de Relief. werd voor tirnecharter geboden 46/6
tot 4000 ton, 43/8 van 4000 tot 8000 ton, 41/6 boven 6000
ton, niet molestverzekering voor bevrachters rekening.
Naar verluidt zal Uruguay de te Mbntevideo liggende
Duitsche booten, metende ca. 43.000 br. reg. ton, in gebruik
nemen. Aan cle Vereenigde Staten zou een gedeelte van cle
ruimte afgestaan worden.
Vrachten van en naar Spanje bleven buitensporig hoog.
De Spaansché vloot is niet voldoende voor de behoefte, en
onder cle nog beschikbare schepen houden de duikbooten in
den laatsten tijd danig huis. De regeering stelde maximum-
vrachten voor fruit naar Engeland vast; deze bedragen
thans voor sinaasappelen en uien onderscheidenlijk 30/- en
22/6 per kist. Voor den oorlog wisselden die vrachten af van
4 tot 10 pence per kist. Kolen werden tot 410/- per ton
afgesloten van Cardiff naar ].tuelva.
Van de Tyne naar Zweden was de mai

kt minder vast
dan in den laatsten tijd het geval
was,
hetgeen voornamelijk
toegeschreven moet worden aan het feit, dat slechts weinig
uitvoervergunningen afgegeven werden, waardoor meer
scheepsruimte beschikbaar kwam dan beladen kon worden.
Naar Gothenburg daalde de vracht van Kr. 180 tot 150/165
per ton. Naar Denemarken werden de vrachten eveneens
verlaagd; deze echter voornamelijk tengevolge van vermin–
dering der molestpremie voor de kolenvaart.
In de scheepvaart op Nederland kwam nog geen verande-
ring. Vergunning tot uitvaren naar , Skandinavië werd, be-
halve aan eenige kleine vaartuigen, niet gegeven. Een rege-
ling voor aanvoer van kolen en pek van Engeland wordt
binnenkort verwacht. De in Amerika liggende Nederlandsche schepen worden geleidelijk op timecharter afgesloten.

GRAAN.

Data Petra-

grad
on
CflI
am
Odeasa
Rotte,-
dam

1.

Ml. Ku,t
Ve,. Staten
San Lorenzo

Rotte,-

Bri,tol
Rotte,-
Enge-
dam
Kènaal
dam
land

11/16 Fkbr.

1918
-.


50/-

200!-
4/9

,,

1918
-,


50/-

200/-
12117 Febr.

1917



27/6
– –
130/-
14/19Febr.

1916


f12,50
16/-
f85,
143/9
Juli

1914
11
cl.
713
1111
1
/
1/11
1
14
121-
12/-

Graan Petrograd per qua,ler oan 496 ll,s. zwaar. Odessa per Untt, Ve,.
Staten ‘per gaarte, von 480 usa. ‘zwaar.

174

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

HOUT.

Cronstadt

Golf van Mexico

Oosik.
Holland Engeland
Data

Holland
I
Engeland (pl/ch-
I
pit-
(mijn-
pine)

pine)

11118 Febr. 1918


419
,,
1918


12/17 Febr. 1917


14/19
Febr. 1916 …….

495/—

f
Juli 1914 ……. 12,—

2416

75/—

7716

ERTS.

Bilbao
Cartha-
gena
Grieken-
land
Poli
cia
1
i/e
,e
Middles-
Middies.
laaies-
TO

bro’
kro’
ro

11/16 Febr.

1918
– –

4/9

1918 ……..
– –


12/17 Febr.

1917 …….
32/10
751—

14/19 Febr.

1916 ……

23/6
2016
– –

Juli

1914 …….
4/3
.
5I4’/
519
•8/6

Hout gezaagd en pitchpine per St. Pel. Standard van
165
bul,. vi., mijn.
stuiten per vadem von
216
bul,.
t’i.

KOLEN.

Dato

Carduf

Bar-
1
Genua
Port
La
Rot
Plato

Oost~
Engelond

deaux
Said
Rivier
do

11/16Febr.1918
69/

101/3

120/-
– –
4/9

,,

1918
69/—
101/3

120/—
f45,


12/17 Febr.1917
51/—
10113
100/—
9716


14/19Febr.1916
fr46,—
64/—
80/— 44/—
,,6,—

Juli 1914
,,

7,—
7/—
7/3
14/6
3/2
5/-

DIVERSEN.

Bombag
Birma
Vladivo-
Chili

D
ata
West
West
stock

I

I

West
Europa
E,,,opo
West
Europa
(d. as.)
(rijst)
Europa (salpeter)

275/—
500/—

1851-
275!—
500/—
-.
185/-
11/18 Febr.

1918 …….

200/—
285/—

155/-
4/9

,,

1918 …….
12/17Febr.

1917 ……..
135/— 180/—

127/6

14/19 Febr.

1916 …….

Juli

1914 …….
14/6
16/3
251—
22/3

Overige noieeringen per ton van
1015
K.G.

ADVERTENTIËN

NEDËRLANDSCHE GRONDBRIEFBANK

HEERENGRACHT 495, AMSTERDAM

5

pCt..
Obligatiën (Grondbrieven)
Beurkoers

Gecertificeerd door de Centrale Trust.Compagnie

Verkrijgbaar in atukken van
f
2500,—,
f
1000,—,
f
500,— en
f
100,-

op elk goed effectenkantoor

J. &
J.
M. VOORHÖEVE
Makelaars in Assurantièn

Anno
1836

ROTIERDAM

GEBROEDERS CHABOT

ROTtERDAM

KASSIERS en MAKELAARS in ASSURANTIËN

Deposito’s.

Rekening-Courant.

Franco
1
Chèque-Rekening.

Aan- en Verkoop van Wissels op het Buitenland.

Aan- en Ver-

koop van Fondsen.

Bewaarneming en Administratie van Effecten.

Oorlogs-, Transport-. Casco-, Brand-, Diefstal- e. a. verzekeringen

van eiken aard.:

KONINKLIJKE

HOLLANDSCHE

LLOYD

AMSTERDAM

Geegelde

Passagiers- en Vrachtdienst

met nieuwe, moderne

post- stoomschepen

TUSSCH EN

Jnt e
*
r

nationale Bank”

voor Zakelijken Waarborg

TE GRONINGEN

Geeft
5
%
PANDBRIEVEN
uit in stukken van

f
1000 en
f500
tegen den koers van
97
%

AMSTERDAM

EN

ZUID-AMERIKA

VIA

NEW YORK

GEO. H. MCFADDEN & BRO.
COTTON MERCHANTS

PHILADELPHIA—NEW YORK

Vertegenwoordiger voor Nederland: D.
BREEKLAND, Oldenzaal—Ensçhede.

20
Februari
1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

175

ONTVANG-.
EN
BETAALKAS

NIEUWE DOELENSTRAAT 20-22

AMSTERDAM

KAPITAAL
EN
RESERVEN
f
5.500.000,—

DEPosITo’s VOOR
1 JAAR
FIXE
4
PCT.

GELDEN OP DEZEN TERMIJN GESTORT ZIJN NA AFLOOP VAN HET
JAAR ZONDER OPZEGGING BESCHIKBAAR.

NIET OPGEVORDERD ZIJNDE, WORDT DE POST STILZWIJGEND VOOR GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.
DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER HALF JAAR
OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.

DE SPAARNE-BANK

HAARLEM

Gestort Kapitaal en Reserves f1.184.000,-

REKENING-COURANT, CREDIETEN, INCASSEERINGEN, ASSURANTIEN,

WISSELS, EFFECTEN, COUPONS, PROLONGATIËN, DEPOSITO’S, ENZ.

Een polis der

NILLMU

van 1859

‘s.Gravenhage, Veenestraat
1

geeft volledige

zekerheid en rust.

HELDRING
&
PIERSON

BANKIERS
‘s-Graven hage, Korte Vljverberg, hôek Doelenstraat.

KLUISINRICHTING.

Bewaarplaats voor Koffers met waardevollen inhoud en

EIGEN BRANDKASTEN.
Verzekering tegen alle gevaren aan bewaargeving vergonden.

VEREENIGDE CHEMISCHE FABRIEKEN

Telefoon: 2053, 2072 en 2073

Hoofdkantoor: Haringvliet No. 100

Telegram-Adres: ,,RODUMA”

ROTTERDAM

KUNSTMESTSTOFFEN

Fabrieken te: KRALINGSCHEVEER, ZWIJNDRECHT en GRONINGEN

_1

De Tweede iNorthwetern and Pacific Hypotheekbank

TE AMSTERDAM

OPGERICHT 191O

Kapitaal volgestort ………………………………..
f
1.500.000,-
Reserve, afzonderlijk belegd …………………………..
,,
256.000,-
Uitstaande Hypotheken op 30 November
1917 …………..
,,
7.444.521,17
Uitstaande Pasidbrieven op 31 December
1917 …………..
,,
7.000.000,-

De Bank geeft uit:

5 pCIs. Pandbrieven.â 99°/

Verkrijgbaar bij de firma’s:

VAN LOON & Co. te Amsterdam.
KRAEMER VAN DER KOOY & Co. te Rotterdam.
E. C. ENGELB ERTS & Co. te Arnhem.
DE FRIESCHE BANK te Leeuwarden en Bijkantoren.

1 Economisch-Statistische
Accountantskantoor
Berichten.

James Polak
Te
Koop gevraagd:

(Lid Ne. Acc. Verg.) één exem1aar van Nrs. 7, 11,

POSTHOORNSTEEG 7B 116 en 49 van jaargang 1916.

ROTTERDAM.

Brieven onder No. A
191
Bureau van
1 dit Blad, Wijnhaven 111-113, Rotterdam.

FRÂNSCII-HOLLANDSCIIE

OLIEFABRIEKEN

,,CALVÉ -DELFT”

TE DELFT

ARTIKELEN:

Delftsche Slaolie

Arachide-olie

Sesam-olie

Soya.olie

Bakkers-olie

Plantenvet Delfia
Cocos-olie N. 0. F.

Grondnotenkoeken en -meel

Sesarnkoeken en -meel

Cocosmeel

176

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Februari 1918

NEDERLANDSCH INDISCHE HANDELSBANK

AMSTERDAM

0

BATAVIA

‘s-GRAVENHAGE

AMPENAN, BANDOENG,- CHERIBON, HONGKONG, INDRAMAJOE,

MEDAN, PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG. SINGAPORE,
SOERABAYA, TEGAL,
‘TJILATJAP,
WELTEVREDEN.

Kapitaal f30.000.000,—

Reserven
/
14.800.000,-

MAATSCHAPPIJ
The Ph.Yall Ommercu Corporatiou of New York
voor

Soheeps- cu Werktuigbouw

42 BROADWAY

NEW YORK

belast ‘ziih met expeditie en verscheping van goederen van

,,FIJENOORD”
Amerika naar Holland, Îed. Oost- en West-Indiê

ROTTERDAM
enz. enz. en desgewenscht ook met opdrachten van anderen aard

Nadere inlichtingen worden gaarne verstrekt door

Kruisers

Torpedobooten
PHS. VAN OMMEREN, Rotterdam.

Onderzeebooten

Mailstoomschepen
D1RKZWAGER’s SCHEEPSAGENTUUR
Vrachtstoomschepen

Baggermateriaal
MAASSLUIS EN HOEK VAN HOLLAND

Belasten

zich met het

rapporteeren

van

schepen

en

het

Machine-installaties behandelen van scheepszaken op den Nieuwen Waterweg

tot 65000P.K.
NIEUWE BERGING-MAATSCHAPPIJ
Scheeps-Zoelly-Turbines
MAASSLUIS

Machines en apparaten voor

Suikerfabrieken, enz.
Contracteeren voor het bergen van gezonken schepen en

ladingén, op de rivieren en buitengaats; belasten zich met

het instellen van duikeronderzoek, enz. enz.

VAN DEN BERGHS, UMITED

Margarine-Farikanten, Rotterdam

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP

Wilton’s MachinefabriekenScheev’%swerf

ROTTERDAM

Scheepsbouw en Machinefabriek
Speciale inrichting voor reparatiën van eiken omvang

Drie droogdokken met lichtvermogen tot
14000
ton

Dwarsheliing

Drijvende kranen met ‘lichtverm ogen tot
120
ton

Telefoon: 7303 en 7304

Telegramadres: ,,WILTON” Rotterdam

WERKSPOOR, AMSTER` DAM

Land- çn Scheeps-Machines’

Dieselmotoren
Installatiën voor Suikerfabrieken

Polderbemalingen


Rollend Spoorwegmateriëel

ijzerconstructiën

Auteur