De laatste jaren is de vraag naar arbeid groter dan het aanbod. De werkloosheid is dan ook fors afgenomen. Opvallend is dat het hierbij met name gaat om de langdurig werklozen, want de kortetermijnwerkloosheid is structureler van aard.
In de afgelopen tien jaar is het aantal langdurig werklozen (langer dan één jaar werkloos) sterk afgenomen. In het vierde kwartaal van 2013 waren er nog 254.000 langdurig werklozen (2,8 procent van de beroepsbevolking). In het eerste kwartaal van 2024 is dat afgenomen tot slechts 53.000 (0,5 procent van de beroepsbevolking).
Het aantal kortdurend werklozen blijft echter behoorlijk stabiel. Het fluctueert al sinds halverwege 2017 tussen de drie en vier procent van de beroepsbevolking. In het eerste kwartaal van dit jaar gaat dat om 320.000 mensen. Uit onderliggende cijfers blijkt dat deze kortdurend werklozen voor circa 65 procent uit jongeren van 15 tot 25 jaar bestaat. Deze oververtegenwoordiging van jongeren komt onder andere door onderwijsvolgenden die werkloos zijn vanwege de zoektocht naar een bijbaan.
De kortdurende werkloosheid kan dus worden geïnterpreteerd als frictiewerkloosheid: tijdelijke werkloosheid die ontstaat doordat mensen tussen banen (of opleiding en baan) zitten en tijd nodig hebben om een nieuwe baan te vinden.
De eerder genoemde afname van het aantal langdurig werklozen biedt een mogelijke verklaring voor de sterk gevoelde arbeidsmarkttekorten, zowel vóór de pandemie in 2018 en 2019, als erna: voor 2018 konden werkgevers nog gemakkelijker werklozen aantrekken bij openstaande vacatures. Denk aan mensen met minder werkervaring, die in tijden van krapte voor werkgevers interessanter worden. Door de afname van de groep langdurig werklozen is de potentiële groep niet-werkenden waar werkgevers nu uit kunnen putten echter beperkt.
Auteur
Categorieën