Het aandeel koopstarters dat koopt vanuit een corporatiewoning is sinds 2018 afgenomen (figuur). De stijgende woningprijzen lijken hen sterker te beïnvloeden dan koopstarters die beginnen vanuit de particuliere huursector of het ouderlijk huis.
Ondanks de gestegen woningprijzen in de afgelopen jaren is het aandeel koopstarters toegenomen, blijkt uit cijfers van het Kadaster. Binnen de groep koopstarters is er echter een verschuiving te zien. Zo’n veertig procent van de koopstarters begint in 2023 vanuit een woning van een eigenaar-bewoner, vaak het ouderlijk huis. Dit aandeel is iets lager dan in 2018. Het aandeel dat koopt vanuit een corporatiewoning is daarentegen fors afgenomen, van 21 procent in 2018 tot 14 procent in 2023, terwijl de doorstroom vanuit een private huurwoning is toegenomen van 20 procent naar 28 procent.
We zien voor deze verschuivingen verschillende oorzaken. Zo geldt voor sommige koopstarters dat de corporatiewoning mogelijk het ouderlijk huis is, wat potentieel minder kapitaalkrachtige ouders en dus beperkte financiële hulp bij een aankoop betekent. Potentiële koopstarters die zelfstandig in een corporatiewoning wonen, kunnen of willen door de hoge woningprijzen wellicht niet meer doorstromen. Daarnaast verkopen woningcorporaties minder woningen, waardoor de zittende huurder minder snel kan kopen. En hoewel koopstarters in de particuliere huursector mogelijk minder kunnen sparen, blijft het vanwege de over het algemeen hoge woonlasten voor hen wel aantrekkelijk om te kopen.
Dat het voor koopstarters die privaat huren relatief aantrekkelijker is om te kopen, zien we ook terug in hun gemiddelde koopsom. Die ligt met bijna 4 ton aanzienlijk hoger dan voor koopstarters vanuit een corporatiewoning of het ouderlijk huis (3,2 ton). Bij huurders in de corporatiesector lijkt de aankoop van een woning dan ook vooral af te hangen van de mate waarin zij bereid of in staat zijn om een betaalbare koopwoning te vinden.
Auteur
Categorieën