Ga direct naar de content

Zes jaar Reaganomics

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 14 1987

Zes jaar Reaganomics
Liberale en conservatieve economen in de Verenigde Staten hebben bij
al hun onderlinge verschillen van opvatting een vrees gemeen; de schuldenlast van de ontwikkelingslanden
die als een zwaard van Damocles boven de wereldeconomie hangt. Het zo
spectaculaire economische herstel onder Reagan wordt ernstig bedreigd
wanneer de schuldenlanden ooit zouden besluiten hun interestbetalingen
op .te schorten. Ook van binnenuit
wordt de Amerikaanse economie ondergraven door de enorme binnen- en
buitenlandse schuld. Het tekort op de
handelsbalans met de rest van de wereld – in het bijzonder Japan – wordt
hier gezien als een alarmerend teken
van innerlijke zwakte. Er wordt gesproken over de ‘trade debacle’. Economen wijzen erop dat de handelsproblemen onder het bewind van Reagan
steeds erger zijn geworden. Sinds
1982 is de export van de VS gedaald
met 17,4%, terwijl de invoer (olie buiten beschouwing gelaten) omhoog is
geschoten met 89,4%. Het tekort op de
handelsbalans bedraagt thans $140
mrd. In 1980 was er nog een pverschot
van $ 28 mrd. Deze omslag heeft verwoestende gevolgen vor de gezondheid van de Amerikaanse economie.
De VS verloren zowel in het binnenland als het buitenland markten en
consumeren meer dan ze verdienen.
Het ‘handelsdebacle’ is tot in elke
streek van het land doorgedrongen en
treft zowel de industriele als de landbouw en zelfs de dienstverlenende
sectoren. Sinds 1980 is de industriele
invoer verdubbeld terwijl de uitvoer
met 18% is gedaald. Verschillende
sleutelsectoren hebben de overschotten die zij nog boekten, in 1986 zien
omslaan in tekorten. Dit geldt voor
high-tech-produkten, voedingsmiddelen, textiel, hout, machines, gereedschapswerktuigen, telecommunicatie,
elektrische en elektronische apparatuur en wetenschappelijke instrumenten.
De dating van de dollarkoers sinds
begin 1985 heeft de stijgende tendens
van de invoer en de dalende van de uitvoer niet doen keren. Er is, op grand
van deze cijfers, niet veel reden om
met voldoening terug te zien op zes
jaar ‘Reaganomics’. Er wordt ook beweerd dat in de VS 5 mln. banen verloren zijn gegaan door de invoer uit
goedkoper en efficienter producerende landen. Voorstanders van beschermende maatregelen spreken zelfs van
10 mln. banen.
Toch is in deze regeerperiode ook
het ‘wonder’ volbracht van de creatie
van 10 mln. nieuwe banen. Dit is ontegenzeggelijk een indrukwekkende
prestatie – zeker in vergelijking met
net kwakkelende West-Europa dat in

dezelfde periode meer banen verloren
zag gaan dan het nieuwe kon scheppen. De verklaring wordt algemeen gezocht in de beweeglijkheid van de
Amerikaanse arbeidsmarkt en de flexibiliteit van de loonstructuur. De voornaamste oorzaak moet worden gezocht in het enorme aanbodoverschot,
dat de lonen permanent onder druk
houdt. De reele lonen zijn achtergebleven bij de op zich zelf al weinig indrukwekkende groei van de arbeidsproduktiviteit. Als gevolg daarvan is de koopkracht afgenomen, vooral in die sectoren waar de werkgelegenheid het
snelst groeide: de dienstverlening in
de detailhandel, fast-food-industries,
hotel- en restaurantbedrijf en schoonmaakbedrijven, over het algemeen
sectoren waar nauweelijks produktiviteitsstijging is. De vakbeweging heeft
onder het Reagan-bewind veel van
haar macht verloren. De president ontketende een waar anti-vakbondsoffensief onder de werkgevers met zijn afstraffing van de stakende luchtverkeersleiders die hij in 1982 en masse
(11.500 man) ontsloeg omdat er voor
ambtenaren nu eenmaal een stakingsverbod geldt.
Volgens de democratische afgevaardigde Don Baker hebben de vakbonden te lijden van de domheid en
kortzichtigheid van de ondernemers.
Als voorbeeld noemt hij de staalindustrie. Eens was dat een zeer winstgevende bedrijfstak, waar dividenden
en bonussen werden uitgekeerd. Maar
de ondernemingen bleken niet opgewassen tegen de verscherpte buitenlandse concurrentie, die het gevolg
was van de wereldwijde overcapaciteit
in de staalindustrie. De Amerikaanse
staalindustrie zag haar markten verloren gaan, maar haalde de broekriem
niet aan, liet ook na te investeren in
hoognodige modernisering van de
sterk verouderde fabrieken en bleef
zich blindstaren op grote papieren
winsten die te danken waren aan de
belastingfaciliteiten die zij kregen.
In het algemeen wordt er in de Amerikaanse Industrie te weinig ge’mvesteerd in nieuwe technologieen, althans In vergelijking met de voornaamste buitenlandse concurrentie.
,,Waar ondernemers hiergoed in zijn is
in het handelen met ondernemingen
die voortdurend worden overgenomen
en verkocht. Niemand is gemteresseerd in kostenverlaging en versterking van de concurrentiepositie”, zegt
Baker. Het is een uitspraak die niet helemaal vrij lijkt van overdrijving. Niet te
ontkennen valt echter dat de produktiviteitsstijging in de VS vergeleken bij
die van concurrerende landen pover is.
De meest belangwekkende ontwikkeling in de Amerikaanse arbeidsverhoudingen is de hausse in experimen-

ten met samenwerking tussen de leiding van ondernemingen en vakbonden. Onder de verzamelnaam ‘Quality
of Work Life’ worden allerlei proeven
genomen met vergroting van de zeggenschap van de werknemers op de
werkvloer en ook met inspraak op niveaus waar de strategische ondernemingsbeslissingen worden genomen.
Het initiatief gaat veelal uit van het management zelf, dat in een andere organisatie van het werk en de arbeidsstructuur een goed middel ziet
om soepeler en slagvaardiger te reageren op veranderingen in de markt en
in de omgeving van de onderneming.
Het zijn samenwerkingsvormen van arbeid en management waarmee ook de
produktiviteit is gediend.
In een aantal gevallen zijn samenwerkingsprojecten door de vakbonden
gebruikt als wisselgeld bij looneisen.
Zij hopen daardoor ook de werkgelegenheid te verzekeren. Het streven
naar ‘job security’ staat voorop in de
strategie van de Amerikaanse vakverenigingen, maar het antwoord van de
werkgevers daarop is vaak het inhuren
van tijdelijke werkkrachten op basis
van afroepcontracten en het uitbesteden van werk aan thuiswerkers.
Daarom kan er nog niet worden
gesproken van een echt harmoniemodel in de Amerikaanse arbeidsverhoudingen. De bonden liggen op het ogenblik onder. Ze hebben te laat en onvoldoende gereageerd op de grote veranderingen in de economie en de samenleving. Hal Stack van de Wayne State
University te Detroit, een kenner van
de Amerikaanse arbeidsverhoudingen, sprak van ‘a new ball game’. Hij
bedoelde daarmee dat het spel van de
collectieve onderhandelingen nu anders moet worden gespeeld dan in de
‘gouden eeuw’, toen de bonden nog
hun monopoliemacht op de arbeidsmarkten konden uitspelen onder dekking van een uit de ‘New Deal’-periode
daterende arbeidswetgeving.
Nu
wordt diezelfde wetgeving vaak juist
tegen hen gebruikt, als ze niet geheel
door werkgevers wordt genegeerd.
A.F. van Zweeden

Auteur