Werklozen in fasen
Aute ur(s ):
Hoffman, L. (auteur)
Schouten, W. (auteur)
De auteurs zijn verb onden aan Arb eidsvoorziening Nederland.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4176, pagina 864, 13 november 1998 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt, w erkloosheid
De daling van de werkloosheid in de afgelopen jaren is vooral ten goede gekomen aan gemakkelijk plaatsbare werklozen. De
moeilijk plaatsbare ‘fase 4’-werklozen zijn gemiddeld ouder, lager opgeleid en langer werkloos. Toch is ook een aantal van hen weer
aan het werk gekomen.
De ene werkzoekende is de andere niet. De ene werkzoekende heeft door een gedegen vooropleiding en ervaring een grote kans op het
vinden van een baan, de andere heeft nauwelijks nog perspectief vanwege een voor de arbeidsmarkt ongunstige of niet afgeronde
opleiding. Wat zijn de kenmerken van de werkzoekenden? Wat onderscheidt werkzoekenden die niet of nauwelijks een baan kunnen
vinden van werkzoekenden die daarmee totaal geen moeite hebben?
Om die vragen te kunnen beantwoorden moet gekeken worden naar de wijze waarop Arbeidsbureaus de kans op werk voor
werkzoekenden bepalen. Daartoe passen zij de zogenaamde fasering toe. Dat is een hulpmiddel om per werkzoekende vast te stellen wat
de beste dienstverlening is om hem of haar aan een baan te helpen. De fasering is in het kader van het Samenwerkingsverband Werk en
Inkomen van VNG, LISV en Arbeidsvoorziening opgesteld en wordt bij ministeriële regeling op 1 januari 1999 landelijk ingevoerd. Thans
wordt er reeds ervaring mee opgedaan.
Bij de fasering worden de werkzoekenden in vier fasen ingedeeld:
» fase 1 bevat de werkzoekenden waarvan de kans op het vinden van werk hoog is. De werkzoekenden zijn direct bemiddelbaar. Daarbij
kan het Arbeidsbureau gebruik maken van eenvoudige arbeidsmarktinstrumenten als informatie en advies en verwijzing naar vacatures;
» fase 2 bevat werkzoekenden waarvan de kans klein is dat ze zonder ondersteuning van het Arbeidsbureau een baan zullen vinden.
Voor hen kan een traject, dat één jaar mag duren, worden opgezet met arbeidsmarktinstrumenten als sollicitatietraining en een
omscholingscursus. Daarna moeten zij probleemloos een baan kunnen vinden.
» fase 3 bevat werkzoekenden, waarbij het traject met arbeidsmarktinstrumenten langer dan een jaar duurt om hen aan het werk te kunnen
krijgen. Trainingen, begeleiding en cursussen zijn intensiever dan die voor fase 2;
» voor werkzoekenden in fase 4 beschikt het Arbeidsbureau niet over voldoende instrumenten om hen aan het werk te krijgen 1. De
werkzoekende kent grote persoonlijke belemmeringen die het vinden van een baan in de weg staan. Deze belemmeringen moeten eerst
worden weggenomen alvorens het Arbeidsbureau een arbeidsmarktgericht traject voor de betrokkene kan opstellen. De uitkerende
instantie is verantwoordelijk voor het toepassen van zorgmaatregelen. Daarbij kan eventueel gebruik worden gemaakt van de WIW.
Fase 4 blijft constant
In tabel 1 wordt voor 30 juni 1997, 31 december 1997 en 30 juni 1998 de omvang van de bij het Arbeidsbureau geregistreerde
werkzoekenden volgens deze fasering aangegeven. Tevens wordt daarbij aangegeven de omvang van het aantal niet werkende
werkzoekenden (NWW) en het aantal langdurig werklozen (= langer dan een jaar niet werkend werkzoekend). Bij bestudering van deze
tabel valt het volgende op.
Tabel 1. Aantallen bij het Arbeidsbureau geregistreerde werkzoekenden
30 juni 1997
31 december 1997
30 juni 1998
Geplaatst
in % van bestand
fase 1
fase 2
fase 3
501.850
122.200
151.400
(50%)
(12%)
(15%)
419.800
140.400
193.400
(43%)
(14%)
(20%)
345.400
113.700
184.750
(39%)
(13%)
(21%)
37
30
20
fase 3
151.400 193.400
fase 4
230.600 (23%)
totaal
1.006.050 (100%)
w.v. niet werkend
793.900 (79%)
langdurig werklozen 464.100 (46%)
184.750
20
229.250 (23%)
982.850 (100%)
767.050 (78%)
452.750 (46%)
238.300 (27%)
882.150 (100%)
70.290 (76%)
420.250 (48%)
3
23
24
13
Bron: Arbeidsvoorziening Nederland.
» het aantal geregistreerde werkzoekenden is in één jaar met ruim 12% gedaald tot 882.000 personen. Deze daling deed zich vooral in het
laatste halfjaar voor;
» deze daling trad vooral op bij de gemakkelijk plaatsbare werkzoekenden. Het aantal moeilijk plaatsbare werkzoekenden in fase 4 bleef, zij
het gering, stijgen, waardoor zijn aandeel toenam van 23 naar 27%;
» hoewel werkzoekenden in fase 4 een geringe kans hebben om werk te vinden, blijkt toch dat 3% van hen met behulp van het
Arbeidsbureau een baan vindt;
» niet iedere langdurig werkloze heeft een zodanig slechte arbeidsmarktpositie dat hij in fase 4 wordt geplaatst.
Het ligt voor de hand het verloop van de werkzoekenden in fase 4 te vergelijken met het verloop van de langdurig werklozen. Het aantal
langdurig werklozen is in een jaar met ca. 44.000 personen afgenomen bij een stijgend aandeel in het totale bestand van 46 naar 48%.
Deze van elkaar afwijkende beweging heeft alles te maken met de verbetering van de arbeidsmarktsituatie. Naarmate het aantal vacatures
stijgt, vinden de werkzoekenden met een geringe afstand tot de arbeidsmarkt het eerst emplooi. De extra aandacht die Arbeidsbureaus
aan de langdurig werklozen besteden doet weliswaar hun plaatsingskans stijgen, maar doet hun aandeel in de werkloosheid, ondanks
een daling van de absolute omvang, niet verminderen (zie figuur 1).
Figuur 1. Werklozen in fasen, 1997-1998 (cijfers komen uit tabel 1)
Kenmerken van groepen werklozen
Omdat werkzoekenden in fase 4 duidelijk minder kansen hebben dan langdurig werklozen is het interessant na te gaan met welke
kenmerken zij zich onderscheiden van andere werkzoekenden (zie tabel 2). Daartoe is een aantal kenmerken van het totaal aantal
ingeschreven werkzoekenden, vergeleken met de kenmerken van de werkzoekenden die met ondersteuning van het Arbeidsbureau een
baan hebben gevonden en met de kenmerken van langdurig werklozen. Duidelijk blijkt dat de slechte arbeidsmarktpositie van
werkzoekenden in fase 4 niet alleen te maken heeft met werkloosheidsduur, maar ook met leeftijd (51% is ouder dan 41 jaar) en met
opleiding (75% heeft een opleiding van maximaal VBO/MAVO, terwijl dit percentage bij werkvinders en langdurig werklozen resp 35% en
63% bedraagt). Werkzoekenden in fase 4 zijn dus niet alleen slechter af dan werkvinders, maar ook dan langdurig werklozen.
Tabel 2. Kenmerken van werkzoekenden (%)
totaal
sexe
man
vrouw
leeftijd
< 23 jaar
23 – 41 jaar
47
53
13
49
fase 4
werkvinders
52
48
56
44
6
43
langdurig
werklozen
53
47
23
58
4
44
> 41 jaar
38
opleidingsniveau
alleen LO
19
VBO/MAVO
34
MBO/HAVO/VWO
29
HBO/kandidaats
13
WO
5
werkloosheidsduur
> 1 jaar
44
51
19
39
36
16
8
1
52
7
28
36
17
9
71
26
37
22
13
2
26
100
Bron: Arbeidsvoorziening Nederland, cijfers eind 1997.
Hoewel hieruit blijkt welke factoren van invloed zijn op de slechte arbeidsmarktpositie van werkzoekenden in fase 4, moet toch de vraag
worden gesteld of er niet te veel werkzoekenden in fase 4 zitten. Persoonlijke belemmeringen bepalen weliswaar of een werkzoekende in
fase 4 hoort, maar bij het verbeteren van de arbeidsmarkt, blijken persoonlijke belemmeringen een relatief begrip te zijn. Thans vindt 18%
van hen een baan, waarvan 15% op eigen kracht en 3% met behulp van het Arbeidsbureau. Voor veel ‘fase-vierders’ is de kans op een
baan nog niet verkeken.
1 Hieronder vallen overigens ook werkzoekenden zonder sollicitatieplicht.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)