Ga direct naar de content

Terug naar de oorsprong

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 18 1981

Terug naar de
oorsprong
In en rondom de oorsprong van de
hierbij geplaatste figuur is sprake van
Nirvana, waaronder in de Oosterse
wereld begrepen wordt een situatie zonder pijn en smart. Een punt nabij de
oorsprong geeft in mijn grafiek een situatie weer zonder noemenswaardige inflatie, zonder ernstige werkloosheid, zonder een fors financieringstekort bij de
overheid, maar ook een situatie met een
hoge economische groei.
In elk kwad rant van deze grafiek
worden feitelijke waarnemingen voor
de jaren 1973 tot en met 1980 langs de
assen afgezet. Rechts boven de inflatieen werkloosheidscijfers. Links boven
werden de inflatie en het financieringstekort tegen elkaar afgezet. Links onder
[ het financieringstekort tegen de groei.
• En, ten slotte, rechts onder groei tegen
i werkloosheid. Degestippeldelijnenhebi ben betrekking op de regeringsperiode
£ van Van Agt en de getrokken lijnen op
; de regeringsperiode van Den Uyl.
; Bij deze grafiek wil ik de volgende
• opmerkingen plaatsen.
i .a. In de vier kwadranten werden steeds
S twee variabelen tegen elkaar afgezet;
‘-. hieruit mag niet zonder meer gecon; cludeerd worden dat er tussen die
• twee variabelen een causale relatie
‘ bestaat. Het economisch systeem bestaat uit een zeer interdependent geheel van samenhangen, dat niet in een
: twee-dimensionaal plaatje kan worden weergegeven.
: b. De waarnemingen hebben betrekking
: op de regeringsperiode van Den Uyl
en van Van Agt. Uit de grafiek kan
niet worden afgelezen in hoeverre het
feitelijke verloop in de tijd van de vier
variabelen bepaald werd door maatregelen die door deze kabinetten werden genomen. Om toe te wijzen wat
er geschied is door het beleid van deze
kabinetten, moet eerst inzicht verkregen worden in de vraag hoe de economic zich ontwikkeld zou hebben zonder beleid.
c. De externe schok van de eerste oliecrisis in 1973 heeft waarschijnlijk veel
grotere gevolgen voor de groei gehad
dan de olieprijsstijgingen van 1979/
• 1980. Men kan zich afvragen of de
tweede ronde van olieprijsstijgingen,
die, in reele termen uitgedrukt, qua
grootte vergelijkbaar zijn met de eerste, soepeler opgevangen werd door
het economisch stelsel, anderzijds kan
ook een belangrijke rol gespeeld hebben de hogere bezettingsgraden in
1973 dan in 1979/1980.
IESB 18-2-1981

d. Bij beschouwing van deze grafiek valt
op dat, met uitzondering van het jaar
1976, het groeipercentage van onze
economie steeds daalt, bij een geleidelijk aan oplopend werkloosheidspercentage. Er is in het algemeen
sprake van een middelpuntvliedende
beweging. De prognoses voor de nabije toekomst wijzen daar ook op.
Nirvana lijkt een utopie te worden.
Deze opmerkingen zijn illustratief
voor de formidabele beleidsvraagstukken waarmede wij worden geconfronteerd. Beleidsproblemen die alleen maar
duidelijker worden als de ontwikkeling
van, bij voorbeeld, de lopende rekening
Bron: Bijlagen CI en C2 van het Centraal Economisch
Plan 1980.
prijspeil particuliere consumptie (mutatie in %) a)

12

inancieringstekort c)
7

6

5

4

1976

1
3

2

2

3

I

4

5

1973

1973

1976

-2

h

reeel nationaal inkomen (mutatie in %) a)
___

6

7

werkloosheid (%) b;

van de betalingsbalans, de ontwikkeling
van de arbeidsinkomensquote, van de
investeringsquote en van de rentestand
ook in de grafiek zouden kunnen worden verwerkt. Toch mag er mijns inziens
geen al te defaitistische houding jegens
de effectiviteit van economische politick
in het algemeen worden aangenomen.
Het beeld dat uit de prentjes spreekt
is het beeld van wegzakkende economische groei. ,,Slowth” in plaats van
,,growth”. En, als wij willen, valt daaraan wel wat te doen. Zo zou een beleid
gericht op maatregelen die de werking
van verschillende markten verbeteren
wellicht meer geaccentueerd moeten
worden. Drie markten springen hierbij
in het oog.
Ten eerste de markt voor energie. De
verhouding tussen het stijgingspercentage van het verbruik van energie enerzijds en het stijgingspercentage van de
groei anderzijds kan worden teruggedrongen. Deze elasticiteit kan waarschijnlijk gereduceerd worden door
(meer dan tot nu toe het geval is geweest)
het doorrekenen van de stijgingen van
de produktiekosten van energie in de
door de eindverbruiker te betalen prijzen.
De tweede markt is de kapitaalmarkt.
Meer investeringen, en dus meer groei
komen er als de financieringscapaciteit
van bedrijven wordt hersteld. Een herstel van de winsten is daarvoor noodzakelijk. Een afwenteling van verhogingen van aardolieprijzen door loontrekkers op winstinkomens dient vermeden
te worden. De verhouding tussen arbeidskosten en energiekosten moet
dalen en, in mijn ogen meer marktconform worden om daarmede zo adequaat
mogelijke informatie door te geven aan
investeerders.
Ten slotte de arbeidsmarkt. Afgezien van de zojuist genoemde prijscompensatie voor de gestegen aardolieprijzen, zullen maatregelen gericht op arbeidstijdverkorting, in het bijzonder
deeltijdwerk, er niet toe mogen leiden
dat er een slechter gebruik wordt gemaakt van de bestaande kapitaalgoederen. Deeltijdarbeid mag de huidige produktiecapaciteit niet aantasten. Dat zou
wel eens meer dan proportionele verlaging van de beloningsvoet van parttimers kunnen vereisen om daarmede
de quasi-vaste kosten van arbeid te kunnen compenseren. Conclusie: terug naar
de oorsprong van de grafiek en — ik stel
het met enige overdrijving — terug naar
de oorsprong van het economisch denken.

Den Uyl

—- Van Agt

a) Mutaties t.o.v. voorafgaand jaar.
b)Geregistreerde arbeidsreserve in 9r van de afhankelijke beroepsbevolking.
c) Financieringstekon (kasbasis) van de totale overheid in % van
het nationaal inkomen tegen tnarktprijzen.

151

Auteur