Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 24 2015

556Jaargang 100 (4718) 24 september 2015
ESB Statistiek
‘06 ‘07
12
140
130
120
110
100
90
Maal duizend
Maal duizend
10 8
Baltic Exchange Dry Index (BDI)
CPB: Trade balance index – World: Global world international (rechteras
)
6
4
2
0 ‘08‘09‘10 ‘11‘12 ‘13‘14‘15
30
4
0
5
0
6
0
7
0
8
0
9
0 In procentenI
Js
Zw eZ
w i
N ooD
en
N ed F
in
DuiVK
OosPo
r
Sp aF
ra
VS J
a p
Bel I
e r
Po lG
ri
Z-ko C
hi
Ita M
ex
T ur
M an nenV ro u w en
D
e Baltic Exchange Dry Index (vaak afgekort tot Baltic Dry
Index of BDI) is een weergave van de prijzen van het laten
vervoeren van bulkgoederen op de 20 à 25 drukst bevaren zee –
routes, waaronder bijvoorbeeld routes van West-Australië naar Qingdao
of van Zuid-Afrika naar Rotterdam. Nadat de BDI in 2007 en 2008 tot
grote hoogte was gestegen, volgde een instorting bij het uitbreken van
de financiële crisis in 2008 (figuur). Als gevolg daarvan kwam de index
meer in de belangstelling te staan. Door sommige beleggers wordt deze
nu gezien als een indicatie voor de ontwikkeling van de wereldhandel, en
daarmee van de stand van de wereldeconomie. De BDI wordt dagelijks
vastgesteld op basis van prijsinformatie van scheepsbevrachters uit de hele
wereld. Daarmee is het een aantrekkelijke indicator voor beleggers die da –
gelijks op zoek zijn naar informatie over hoe de wereldeconomie zich ont –
wikkelt. Daarmee vervult de BDI een andere rol dan macro-economische
statistieken over de wereldhandel die niet in realtime beschikbaar zijn.
Hoewel de ontwikkeling van de Baltic Dry Index zeker niet helemaal los
gezien kan worden van de wereldhandel, moet wel beseft worden dat de
index het eindresultaat is van zowel vraag- als aanbodfactoren. Eind 2008
overheersten duidelijk de vraagfactoren, toen de sterke terug val in de we –
reldhandel inderdaad werd voorafgegaan door een diepe val van de BDI.
Na een eerste herstel van de BDI die ook volgens de statistieken is gevolgd
door een herstel van de wereldhandel, bleef de BDI achter. In 2013 wer –
den veel nieuwe grote vrachtschepen besteld op basis van optimistische
verwachtingen over de ontwikkeling van de wereldeconomie en vracht –
prijzen. Deze schepen komen nu pas op de markt en helpen de prijzen van vrachtvervoer omlaag drukken. De lage stand van de BDI kan dus niet
zonder meer geïnterpreteerd worden als een verdere terug val of stagnatie
van de wereldhandel, het is ook een consequentie van een toename van
het aanbod dat traag reageert op veranderingen in de vraag. Voor wie wil
weten hoe het met de wereldhandel gaat, kan daarom beter kijken naar de
inmiddels internationaal bekende wereldhandelsindicator van het CPB
dan te vertrouwen op een proxy waar veel ruis in zit.

SERGE VAN KNIP-
PENBERG (MINISTERIE VAN FINANCIËN)
De Baltic Exchange Dry Indexi n t e r n at i o n a a l
De arbeidspotentieel van vrouwen nog steeds onderbenut m o n e ta i r
E
en van de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen decen –
nia is dat vrouwen zich steeds vaker op economische terreinen
begeven die voorheen voorbehouden waren aan mannen. Zo
zijn vrouwen gaan beleggen en wereldwijd is nu circa een op de drie
ondernemers een vrouw. Een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen
heeft op macroniveau bovendien geleid tot meer economische groei en
een hoger inkomen per inwoner. Ondanks deze ontwikkeling wordt
het vrouwelijke arbeidspotentieel nog lang niet volledig benut. Als de
arbeidsparticipatie van vrouwen stijgt naar het niveau van mannen, kan
het bbp wereldwijd fors toenemen.
In de meeste landen is het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen
en vrouwen kleiner geworden, maar niet overal in dezelfde mate. In be –
paalde, voornamelijk opkomende landen zoals Turkije en Mexico wer –
ken nog altijd relatief weinig vrouwen. De figuur laat het verschil zien
tussen de geselecteerde landen. In Turkije is bijvoorbeeld de arbeidspar –
ticipatie van vrouwen 34 procent tegenover 77 procent van mannen.
Van de eurolanden is Nederland het land met in de afgelopen decennia
de meeste vooruitgang bij het verhogen van de arbeidsparticipatie van
vrouwen, van 34 procent in 1985 naar 74 procent in 2014. Bovenaan
de ranglijst zijn de Noord-Europese landen te vinden. Een blauwdruk
hoe de arbeidsparticipatie van vrouwen naar het niveau van mannen kan
worden gebracht, bestaat niet, maar de positieve ervaringen met het vin –
den van een goede balans tussen werk en privéleven zijn belangrijk. Zo
blijkt dat meer vrouwen blijven werken in landen waar ouders de zorg
voor kinderen delen. Vaders in Nederland besteden steeds meer tijd aan de zorg voor kinderen, maar moeders doen dit nog altijd bijna twee keer
zoveel. De recente uitbreiding van het betaald geboorteverlof voor va

ders van twee naar vijf dagen is een stap in de goede richting van meer
keuzevrijheid rond de verdeling van zorgtaken in het gezin. Om bij de
economisch best presterende landen te horen, dient Nederland echter
verdergaande stappen te nemen. ■
MARITZA CABEZAS (ABN AMRO)
De Baltic Exchange Dry Index
Bron: Thomson Reuters Datastream
Arbeidsparticipatie naar sekse¹
Bron: OESO, 2014
¹ Op basis van geharmoniseerde OESO-definitie

557Jaargang 100 (4718) 24 september 2015
Statistiek ESB
05
1
0
1
5
20 25
3
0
3
5
4
0 In procenten
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 *
L aagste twintigprocentsgroepTweede twintigprocentsgroepDerde twintigprocentsgroepVierde twintigprocentsgroepHoogste twintigprocentsgroep
0
1
0
2
0
3
0
4
0
5
0
6
0
7
0
8
0
9
0
1
0 0‘8 7‘8
8
‘8 9‘90
‘91‘92
‘93‘94
‘95‘96
‘97‘98
‘99‘00
‘01‘02
‘03‘04
‘05‘06
‘07‘08
‘09 ‘10
‘11‘12
‘13‘14
‘8 6
Op en in g b ek o stig d e s ch o le n p rim air o nd erw ij sOp en in g b ek o stig d e n ev en ves tig in g en v o ort g eze t o nd erw ij sOp en in g b ek o stig d e h o ofd ve s tig in g en v o ort g eze t o nd erw ij s
I
n 2013 gaf 17 procent van de 7,5 miljoen Nederlandse huishou –
dens aan (zeer) moeilijk rond te kunnen komen. In 2007 was dat
nog 11 procent. Vooral in de lagere inkomensgroepen steeg tijdens
de economische crisis het aandeel huishoudens dat naar eigen zeggen
(zeer) moeilijk rondkomt. Met het voorzichtige herstel van de economie
in 2014 kregen vooral de laagste inkomen iets meer financiële armslag. Zij hoefden minder vaak hun spaarpot aan te spreken dan in 2013 en
hielden ook vaker geld over. In 2014 lijken de financiële omstandigheden
van huishoudens aan de onderkant van de inkomensverdeling dus licht
verbeterd ten opzichte van 2013. Toch gaat het deze groep financieel nog
steeds minder goed af dan in 2008, het jaar waarin de economische ma

laise begon. In de hoogste groep bleef het aandeel dat zegt (zeer) moeilijk
rond te komen in de crisis nagenoeg stabiel. Van de 20 procent huishou –
dens met de laagste inkomens vonden 37 van de 100 het in 2013 (zeer)
moeilijk de eindjes aan elkaar te knopen, tegenover maar 2 van de 100
onder de hoogste 20 procent inkomens.
De laagste inkomens kampen ook vaker met betalingsachterstanden. In
2013 had 11 procent in de laagste inkomensgroep dergelijke problemen,
in de hoogste inkomensgroep was dat slechts 1 procent. Bij betalings-
achterstanden gaat het meestal om achterstanden in het betalen van hy –
potheek of huur, of van gas, water en elektriciteit. Achterstanden bij op
afbetaling gekochte artikelen kwamen in alle inkomensgroepen zelden
vo or.
Ruim de helft van de laagste inkomens zei bovendien onvoldoende geld
te hebben voor onverwachte noodzakelijke uitgaven van rond 1000
euro. Dat kwam met gemiddeld een kwart beduidend minder vaak voor
in de middelste drie inkomensgroepen. De hoogste inkomens hadden er
met 4 procent niet vaak mee te maken. Ook kunnen zij vrijwel elk jaar
minstens een week op vakantie en regelmatig nieuwe kleren kopen, ter –
wijl de laagste inkomens hier met 46 respectievelijk 41 procent veel vaker
onvoldoende geld voor hebben. ■
MARION VAN DEN BRAKEL (CBS)
Al dan niet rondkomende huishoudens g r o e i & c o n j u n c t u u r
e c o n o m i e
e n s a m e n l e v i n g
S
taatssecretaris Dekker van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap ontvouwde in een Kamerbrief van 2 juli jongstle –
den zijn plannen om meer ruimte te bieden voor initiatiefnemers
die een nieuwe school in het primair onderwijs (po) of voortgezet on –
derwijs (vo) willen stichten. Hij sluit hiermee aan bij de breder gedeelde
mening vanuit het onderwijsveld dat het stichten van een school door
huidige wetgeving haast onmogelijk is. Wie een blik werpt op het aantal
scholen dat door de jaren heen is gesticht, concludeert inderdaad dat er ieder jaar bijzonder weinig nieuwe scholen bijkomen.
Cijfers van het Ministerie van OCW tonen dat het aantal nieuwe scholen
in het po al sinds 1993 op een laag niveau schommelt (figuur). Tegelijker

tijd (niet te zien in de figuur) is het aantal sluitingen van basisscholen al
jaren laag. Die dynamiek is niet altijd zo laag geweest. Vóór 1993 lag zowel
het aantal openingen als het aantal sluitingen in het po fors hoger. De Nota
Toerusting en Bereikbaarheid uit 1991, die gericht was op schaalvergroting
in het onderwijs, bleek de opmars naar meer fusies en minder stichtingen.
Na 1993 is het aantal openingen van nieuwe scholen jaarlijks nooit hoger
geweest dan 30, op een totaal van 6.700 tot 7.000 scholen.
In het voortgezet onderwijs is een onderscheid te maken tussen hoofd –
vestigingen en nevenvestigingen. Het starten met een nevenvestiging is
een stuk eenvoudiger dan het stichten van een nieuwe hoofdvestiging.
In de praktijk is ook zichtbaar dat het aantal nieuwe nevenvestigingen
jaarlijks fors hoger ligt dan het aantal nieuwe hoofdvestigingen. De afge –
lopen jaren starten jaarlijks minimaal 15 en maximaal 70 nevenvestigin –
gen, tegen maximaal 6 stichtingen van hoofdvestigingen (op een totaal
van 1.300 tot 1.400 vestigingen). Kennelijk is er, gezien het behoorlijke
aantal nieuwe nevenvestigingen, bij een soepel regime voldoende ruimte
in de ‘onderwijsmarkt’ om een schoolvestiging in het vo te beginnen.
Niettemin is het aantal stichtingen van nevenvestigingen in het vo van
2013 op 2014 sterk gedaald. Hetzelfde geldt voor hoofdvestigingen in
het vo en scholen in het po. Tezamen is het aantal nieuwe scholen in
het po en vo nog nooit zo laag geweest als in 2014. ■
PAUL BISSCHOP (SEO
ECONOMISCH ONDERZOEK)
Aantal nieuwe scholen daalt naar dieptepunt
Aandeel huishoudens dat (zeer) moeilijk
rondkomt naar inkomenspositie
Bron:CBS
Aantal nieuwe scholen daalt naar dieptepunt in
2014
Bron: Ministerie van OCW

Auteurs