Ga direct naar de content

Schaarse energie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 30 1991

Schaarse energie
De oorlog in het Midden-Oosten brengt opnieuw onder de aandacht hoe afhankelijk de wereldeconomie is van een overvloedig aanbod van energie. Bijna voor elk produkt dat in de ge’industrialiseerde
wereld wordt vervaardigd, is energie nodig. Het
overgrote deel van die energie wordt gehaald uit fossiele brandstoffen (olie, kolen en gas). De voorraden daarvan zijn omvangrijk, maar niet onuitputtelijk. Sinds het begin van deze eeuw is het mondiale
energieverbruik verveertienvoudigd. Die trend zet
zich nog steeds door. Zal de economische groei,
ook los van oliecrises en Golfoorlogen, niet op fysieke grenzen stuiten wegens een tekort aan energie?
Twintig jaar geleden voorspelde de Club van Rome
dat voor of rond de eeuwwisseling de voorraden van
veel strategisch belangrijke grondstoffen niet toereikend zouden zijn om aan de vraag te voldoen. Platina, goud, zink en lood zouden al snel zeer schaars
worden en zilver, tin en uranium zouden, zelfs bij
fors hogere prijzen, omstreeks de eeuwwisseling in
onvoldoende mate beschikbaar zijn. Ook de voorraad
aardolie zou tegen die tijd zijn uitgeput. Bovendien
zou het merendeel van de onvervangbare grondstoffen uiterst kostbaar zijn geworden.
Nu een flink deel van de voorspelperiode is verstreken, is het aardig eens te kijken wat er van die prognoses terecht is gekomen. Een recent rapport van het
Centraal Planbureau biedt daarvoor interessant materiaal . Het geeft niet alleen aan hoe groot voor een hele
reeks grondstoffen de aangetoonde, economisch winbare reserves zijn in verhouding tot de huidige produktie, maar plaatst die cijfers ook in een historisch
perspectief. Het CPB telt 12 grondstoffen die op de
nominatie staan om in de komende 30 jaar geheel of
gedeeltelijk uitgeput te raken. Ongeveer de helft van
die grondstoffen is voorlopig niet weg te denken uit
de economie. Olie is daar een van. Dat lijkt tamelijk
verontrustend. Het merkwaardige is alleen dat data
van 25 jaar geleden over de toen bekende reserves tot
dezelfde conclusie leidden. Ook toen waren veel reserves ontoereikend om het produktieniveau van die
tijd nog 25 jaar vol te houden. Maar voor de meeste
grondstoffen zijn in de afgelopen decennia de toevoegingen aan de reserves door nieuwe vondsten en betere winningsmethoden even groot of zelfs groter geweest dan de produktie. En dit is gebeurd zonder dat
de prijzen van die grondstoffen ree’el zijn gestegen.
Een tweede verschijnsel dat zich heeft voorgedaan
is dat schaarser wordende grondstoffen zijn vervangen door goedkopere alternatieven. Tin bij voorbeeld, waarvan de aangetoonde, economisch winbare reserve maar 15 jaar is, is op grote schaal
vervangen door aluminium. In talloze produkten
zijn metalen vervangen door kunststoffen. Een betrekkelijk nieuwe ontwikkeling is de substitutie van
schaarse metalen voor op silicium gebaseerde
grondstoffen die overvloedig op aarde aanwezig
zijn. Ook op energiegebied zijn substitutieprocessen
opgetreden. Na de verzevenvoudiging van de olieprijs in de jaren zeventig viel het aandeel van olie in
de wereldenergievoorziening van bijna 50% terug
tot nog maar 37%. Steenkool, gas en nucleaire energie kwam daarvoor in de plaats. Zeker op langere

ESB 30-1-1991

termijn blijkt de substitueerbaarheid van schaarse
grondstoffen vaak zeer aanzienlijk te zijn.
Behalve door substitutie is de vraag naar grondstoffen
ook afgeremd door een betere benutting. Wie een stalen spoorbrug uit de jaren dertig vergelijkt met een
van nu ziet onmiddellijk welke besparing op materialen is bereikt. Daarnaast zijn voor de meeste metalen
de mogelijkheden tot hergebruik sterk vergroot. Bij
fossiele brandstoffen bestaat die mogelijkheid niet.
Niettemin is ook daar de efficientie van het gebruik
belangrijk toegenomen. Prijsontwikkelingen spelen in
dat proces een belangrijke rol. Na de beide oliecrises
in de jaren zeventig nam de hoeveelheid gebruikte
energie per eenheid produkt in de ge’industrialiseerde
landen met 25 a 30% af. Een vergelijkbaar effect trad
op na de energiecrisis van 1920. In de periode 19401970 daarentegen, toen de reele energieprijzen daalden, was er nauwelijks van efficiencyverbetering in
het energiegebruik sprake.
De historische ontwikkeling met betrekking tot
schaarse grondstoffen stemt dus tot optimisme. Technologische vernieuwingen zorgen ervoor dat telkens
nieuwe hoeveelheden grondstoffen economisch winbaar zijn. Daarnaast zorgen substitutieprocessen en efficiencyverbeteringen ervoor dat de uitputting van
schaarse grondstoffen sterk vertraagd wordt of in het
geheel niet plaatsvindt. Deze ontwikkelingen vinden
plaats zonder dat de prijzen buitensporig stijgen. Ramingen van het CPB waarin met deze factoren rekening wordt gehouden, leiden tot de conclusie dat in
elk geval de eerstkomende dertig jaar geen ernstig tekort aan grondstoffen is te verwachten.
Dat wil niet zeggen dat er geen ‘crises’ rond bepaalde
grondstoffen kunnen ontstaan of dat er geen sterke
prijsschommelingen kunnen optreden. Een aantal
grondstoffen is zeer ongelijkmatig over de aardbodem verdeeld. De concentratie van voorraden in een
of enkele landen schept de mogelijkheid dat er op
sommige grondstoffenmarkten kartels worden gevormd, die het aanbod reguleren. Van olie is dat inmiddels wel bekend, maar ook de voorkomens van
tin, uranium, goud, kwik en bauxiet zijn zodanig in
een land of een paar landen geconcentreerd dat ontwrichting van de markt of zelfs van de economie in
zijn geheel tot de mogelijkheden behoort.
Bij een groei van het energieverbruik met 3% per
jaar en een zekere spreiding over kolen, olie, gas en
nucleaire energie, zijn de uitputtingstermijnen van
de thans bekende reserves resp. 60, 25, 30 en 20
jaar. Technologische ontwikkelingen, substitutieprocessen en besparingsmogelijkheden zullen er echter
voor zorgen dat de wereld veel langer met haar
energievoorraden vooruit kan. Toekomstige problemen met betrekking tot de mondiale energievoorziening zijn niet uit te sluiten. Maar als die problemen
zich voordoen, zullen zij geen fysieke maar politieke oorzaken hebben.
L. van der Geest
1. H.J.B.M. Mannaerts, Eindige grondstoffen. Historic en globaal perspectief tot het jaar 2015, Centraal Planbureau, Ondcrzoeksmemorandum nr. 72, Den Haag, december 1990.

117

Auteur