Ga direct naar de content

Scalperen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 7 1988

Scalperen
Wanneer het eerste vaatje Hollandse
Nieuwetegen een belachelijk hoge prijs
is verkocht, komen visser en koper stralend naast elkaar in de kranl. Wanneer
doorverkopers vlak voor het rockconcert kaartjes tegen forse prijzen aanbieden, wacht hun vervolging door de politie, de hoon van het volk en wil de goegemeente “kamervragen overdat doorverkopen”1. Amerikanen noemen het
doorverkopen ‘scalping’. Het slachtoffer
wordt (symbolisch) de schedelhuid van
het hoofd getrokken.
Op het eerste zicht is er geen verschil
tussen haring en Prince. In beidegevallen gaat het om een vrijwillig aangegane transactie. De koper is bereid de prijs
te betalen en is blij de haring of het
kaartje alsnog in de wacht te slepen. De
verkoper heeft winst gemaakt. Beiden
voelen zich beter en de wereld is een
streepje naar boven geschoven op de
‘colline de plaisir’ van Vilfredo Pareto.
Of zijn er negatieve externe effecten
op de omstaanders omdat de inkomensverdeling in hun bijzijn onverdragelijk scheef getrokken wordt? Is het
onverteerbaar oneerlijk dat een kaartje
waar vijftig gulden op gedrukt staat, nu
voor honderd wordt verkocht? lets dergelijks vindt toch alle (werk)dagen
plaats op Beursplein 5. Sinds kort wordt
over die prijsontwikkelingen zelfs in het
NOS-journaal bericht. Indien inkomens
onrechtvaardig zijn verdeeld, dan zijn
daar belastingen en overdrachten voor
om daar wat aan te doen. Concertkaartjes zijn geen instrumenten voor inkomensbeleid.
Maar, beste Paretomaan, is er dan
niet nog een extern effect? De organisator van het concert wordt toch benadeeld. Er wordt geld verdiend op zijn
kaartjes. Dat kan toch zomaar niet. Natuurlijk kan dat wel. De hele groot- en
kleinhandel in Nederland verdient geld
op de produkten van anderen. Van
Gogh heeft ook veel minder voor zijn
zonnebloemen gekregen dan onlangs
na een veiling werd neergeteld.
Als ze daar problemen mee hebben
waarom zou de concertorganisatie niet
zelf proberen het het onderste uit de kan
te halen? Een groot aantal mensen is zo
gek op dit unieke concert en de prijs die
ze moeten betalen voor een kaartje is
voor velen laag vergeleken met wat ze
bereid zouden zijn te betalen. Duizenden lopen boordevol consumentensurplus rand, schreeuwend om afgetapt te
worden. Waarom zou de concert-organisatie hen niet uit de nood helpen? De
organisatie doet er dan goed aan om de

ESB 7-9-1988

J.J.M. Theeuwes

‘Machiavellistische raadgevingen aan
de monopolist’ te volgen zoals die opgetekend werden door R.P. McAfee en
J. McMillan in hun recent overzichtsstuk
over ‘Auctions and bidding’2. Voor een
eenmalige gebeurtenis waarvoor ruime
belangstelling bestaat, die plaatsvindt
in een kuip met beperkte capaciteit, en
waarbij de prijszetter de surpluskoe zoveel mogelijk wil melken, is het aan te
bevelen een veiling te organiseren onderde potentiele kopers. Zo’n beetje als
dat gebeurt voor verse haring.
Een veiling bij opbod of afslag waarbij alle potentiele kopers op dezelfde
plek aanwezig moeten zijn, is in dit geval niet handig. Wel vraag je de potentiele kopers om onder gesloten omslag
voor een bepaalde datum hun bod op te
sturen. Ze dienen daarbij aan te geven
hoeveel kaartjes ze bereid zijn te kopen
tegen welke prijs. Die gegevens steek
je in de computer en als de datum voor
het insturen van een bod verstreken is,
laat je daar een sorteerroutine op los.
De hoogste bieder krijgt eerst zijn of
haar kaartjes aan de prijs die hij of zij ervoor geboden heeft, vervolgens de
tweede hoogste en zo loop je het rijtje
langs tot al de kaartjes vergeven zijn.
Als de concertorganisatie van te voren duidelijk aankondigt dat ze zo kaartjes zal toewijzen, dan komen de kaartjes terecht bij degenen die bereid zijn er
het meest voorte betalen. ledereen betaalt dan een verschillende prijs maar
niemand houdt er nog enig noemenswaardig consumentensurplus aan over.
Dat gaat allemaal naar de organisator.
Omdat er geen surplus meer af te tappen valt, is er nog nauwelijks een markt

voor doorverkopers. De organisator
wordt zo een perfect discriminerende
monopolist en in elk leerboek microeconomie wordt aangetoond dat zoiets
het allerhoogste benadert.
Uit het prijszettingsgedrag van de
concertorganisator blijkt echter dat hij
deze volmaaktheid niet nastreeft. Hij zet
gewoon een eenheidsprijs en hij zet die
laag. Het organisatiebureau gaat ervan
uit dat ze op de wereld zijn om ervoor te
zorgen dat jongeren voor een redelijk
prijs fantastische concerten moeten
kunnen bijwonen. Ze zetten hun prijs
laag genoeg dat een meisje of jongen
met de opbrengst van een krantenwijk
daar nog bij kan. Mijn inschatting is dat
ze die prijs beneden de evenwichtsprijs
zetten. Bij die prijs is er een vraagoverschot, er moet gerantsoeneerd worden
door kaartjes via een wachtrij toe te wijzen. Maar dat is geen probleem, want
krantenwijkmeisjes en -jongens hebben
tijd genoeg. Door de rantsoenering
wordt een deel van de vragers gefrustreerd en ontstaat er ruimte voor scalperen. De concertorganisatie en de rest
van de samenleving moeten daar niet
boos over worden. Het is gewoon het
gevolg van de prijszetting.
Als de doorverkoopprijzen zo hoog
zijn, komt dat omdat er te weinig doorverkopers zijn. Er ontstaan dan monopolieposities. Waarom niet eerder meer
concurrentie onder de doorverkopers
aanmoedigen? Gewoon open en bloot
laten opereren met een schoolbord
waarop in grote cijfers hun vraagprijzen
staan vermeld. Ruime mededinging
aan de aanbodzijde zorgt voor druk op
de doorverkoopprijzen. Overigens zijn
kaartjes bederfbaar. Na de aanvang
van het concert zijn ze niets meer
waard. Vlak voor de aanvang moeten
prijzen dan ook kelderen.
Dit laatste illustreert dat de waarde
van kaartjes tijdgebonden is. Een kaartje vijftig minuten voor de aanvang is een
ander goed dan een kaartje vijf maanden vroeger. Daar horen verschillende
prijzen bij. Doorverkopers verlenen een
dienst waarvoor de nonchalanten, de
impulsieven en de gokkers bereid zijn
een extraatje te betalen. Laat gewoon
het marktsysteem werken.
Jules Theeuwes
1. de Volkskrantvan donderdag 18 augustus
naar aanleiding van het concert van Prince
in de Kuip.
2. Journal of Economic Literature, juni 1987,
blz.733.

815

Auteur