Op het eerste gezicht lijken simpele statistieken redelijk bruikbaar om macro-economische vraagstukken te beantwoorden. Zo kijken we bij de Brexit naar de handelsstromen tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, bij KLM naar de omzet van het bedrijf en bij de dividendbelasting naar de waarde van de grensoverschrijdende investeringen. Maar we moeten beter kijken.
Meten is weten en dat geldt ook voor de internationale verwevenheid van de Nederlandse economie. Kennis over onze open economie kan domweg niet zonder goede data en statistieken over handel, buitenlandse directe investeringen en migratie. Maar het meten is er niet eenvoudiger op geworden.
Sinds midden jaren negentig is de samenstelling van de economie beduidend veranderd. Aan de hand van de nationale rekeningen wordt er in kaart gebracht welke structuurveranderingen de Nederlandse economie ondergaan heeft.
Ongeveer de helft van de Nederlandse goederenexport bestaat uit wederuitvoer, wat de interpretatie van import- en exportstromen bemoeilijkt. Nieuwe gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten zien hoeveel invoer uit een land daadwerkelijk voor Nederland bestemd is, en hoeveel voor andere landen.
Wederuitvoer wordt niet altijd (ten volle) toegeschreven aan de juiste herkomst of eindbestemming. Omdat de wederuitvoer toeneemt, geven handelsstatistieken steeds minder goed de feitelijke handelsstromen weer tussen landen. Hoe vertekend zijn de Nederlandse cijfers door wederuitvoer?
Door de complexe financieringsketens van multinationals zijn de traditionele statistieken van directe investeringen steeds moeilijker te interpreteren. Door de cijfers te presenteren naar het land van de oorspronkelijke eigenaar, ontstaat er een beter inzicht in de feitelijke herkomst van de directe investeringen in Nederland.
Vorig jaar schreef Mark Sanders in ESB over digitaal centralebankgeld (central bank digital currency). Recent gaf De Nederlandsche Bank aan stappen te gaan zetten richting een publieke digitale munt. We spraken met Mark Sanders over de ontwikkelingen.
Het kabinet vraagt Nederlanders om zo veel mogelijk thuis te werken om verspreiding van het coronavirus te beperken, maar dat is niet voor iedereen een optie. Van werknemers met het hoogste beroepsniveau (niveau 4) gaf in 2019 ruim zeven van de tien mensen aan de mogelijkheid te hebben om thuis te werken, terwijl dit bij het laagste beroepsniveau (niveau 1) vrijwel niet mogelijk is.
Het plotselinge en ontwrichtende karakter van de COVID-19-pandemie schept niet alleen ruimte voor disruptieve innovaties, maar stimuleert ze ook. Met het oog op de toekomstige bedrijvigheid en het verdien- en concurrentievermogen is het zaak om juist nu te investeren in innovatie en R&D.
COVID-19 leidt tot een abrupte terugval in mondiale economische activiteit. De crisis raakt vrijwel alle landen, maar zonder de noodfinanciering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zou er een acute betalingsbalanscrisis zijn in opkomende markten en lage-inkomenslanden.