Migranten die de afgelopen jaren naar Nederland kwamen zijn gemiddeld eerder vertrokken dan eerdere generaties, zo laat Schmeets zien in het nieuwe themanummer. Is dat een natuurlijke ontwikkeling binnen een globaliserende wereld? Of is het een gevolg van de voor migranten slecht werkende Nederlandse arbeidsmarkt?
Migranten ondervinden beperkingen in hun economisch, sociaal en cultureel ‘kapitaal’, en dit vertaalt zich in relatieve achterstandsposities in de ontvangende samenleving. De kloof in Nederland wordt met name bij de tweede generatie kleiner. Dat geldt echter niet voor arbeidsmarktprestaties.
Migranten hebben te maken met achterstanden op de arbeidsmarkt. Op welke momenten in de loopbaan ontstaan deze achterstanden en treden deze achterstanden vooral op bij bepaalde ‘herkomstgroeperingen’?
Een kernpunt van het migratiedebat in ons land is de vraag of migranten integreren op de arbeidsmarkt. Een sterke loongroei kan een indicatie van deze integratie zijn. De gemiddelde loongroei moet dan wel gecorrigeerd worden voor retourmigratie en arbeidsmarkttransities.
Migranten komen naar Nederland met uiteenlopende motieven, zoals werk, studie of het verkrijgen van asiel. Het aantal mensen per migratiemotief wisselt sterk, evenals de herkomstlanden van migranten. Het is vanuit een integratieperspectief relevant hoe lang verschillende groepen migranten in Nederland zullen blijven – en ook waardoor hun verblijfsduur wordt bepaald.
Hoe belangrijk is de buurt waar asielzoekers gaan wonen voor hun succes op de arbeidsmarkt? Zorgt spreiding van migranten te midden van de autochtone bevolking ervoor dat zij beter in de arbeidsmarkt integreren dan wanneer men ze concentreert in buurten met veel andere allochtonen? Eerder onderzoek geeft antwoord op deze vragen.