Ga direct naar de content

Public private affairs

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 14 1992

Public private affairs
Vijfentwintig jaar geleden was maatschappelijke conflictbeheersing een actueel thema. Deze tijd hebben
wij achter ons gelaten. Ook de vraag aan ondernemingen om verantwoording af te leggen, lijkt in
hoge mate bevredigd. Daarmee is de wisselwerking
tussen bedrijfsleven en politick niet minder geworden. Steeds meer bedrijven ontdekken de ‘politieke’
markt. Zij benaderen de publieke sector zoals zij
ook de consument benaderen. Analyse van politieke marktomstandigheden en strategie-ontwikkeling
zijn dan ook aan de orde van de dag en vormen een
bron van inkomsten voor de beoefenaars van het
vak “public affairs’. Hier is een bloeiende bedrijfstak
ontstaan waar velen toetreden: public relations- en
marketingdeskundigen, organisatieadviseurs, politicologen, bedrijfsjuristen. Er is sprake van branchevervaging en pioniers van het eerste uur beijveren
zich om het vakgebied te beschermen1.
Opvallend is dat in de discussie over public affairs weinig aandacht wordt besteed aan de veranderende rol van politici en ambtenaren. Ook zij
immers hebben in toenemende mate de ‘politieke’
markt ontdekt en zijn het belang gaan inzien van
‘makelen’ tussen overheid en bedrijfsleven. Het
traditionele ‘lobbyen’ wordt hierdoor minder belangrijk, de aandacht richt zich op de mogelijkheden van publiek-private samenwerking in iedere
denkbare vorm. Het gaat hierbij steeds minder om
communicatie, en steeds meer om strategic.
Er zijn factoren die het inzicht in de werking van de
politieke markt bemoeilijken. In het bedrijfsleven
treden ingrijpende structuurveranderingen op die
onder meer verband houden met de Internationale
orientatie van ondernemingen en met de opkomst
van kleine en middelgrote ondernemingen. De overheid maakt eveneens turbulente tijden door. De toenemende betekenis van ‘Brussel’ en de opkomst
van nieuwe regionale bestuurlijke structuren bemoeilijken de politieke bedrijfsvoering. Als Albeda
constateert dat de corporatistische structuren van
het sociaal-economisch overleg in ons land verzwakken, waarmee de structurele invloed van werkgevers, werknemers en de overheid op de sociale economic afneemt, is dat een extra reden waarom de
naar korte-termijn resultaat strevende ‘single issue’
politieke markt dichterbij komt2. Een bijkomende
factor is dat de maatschappelijke problemen van
ons land niet of nauwelijks ideologisch van aard
zijn. Politieke partijen hebben de grootste moeite
om hun eigen achterban te overtuigen van hun beginselen en de stembusuitslag wordt in hoge mate
bepaald door de daadkracht van de belangrijkste
politici.
Typerend voor de achter ons liggende periode is
het ontbreken van een industriebeleid in ons land.
De Stuurgroep Nederland Industrieland heeft in
1990 voorstellen gedaan ter versterking van de industriele structuur van ons land die aan alle regels
van de logica voldeden en slechts de vraag oproepen waarom een adequate reactie van de politick is
uitgebleven. Van der Zwan wijt dit aan de nog

ESB 14-10-1992

steeds bestaande kloof tussen de
werelden van politick en bedrijfsleven3. Waarschijnlijker is het dat de
tijd waarin kon worden volstaan
met een appel op het gemeenschappelijke belang van overheid en bedrijfsleven bij een hoge kwaliteit
van onze economic, definitief voorbij is.
Bij politick belangrijke onderwerpen gaat het om het aangeven van
de wijze waarop overheid en bedrijfsleven tot acceptabele oplossingen kunnen komen. Daarbij zullen
in veel gevallen ad hoc verbanden
worden aangegaan: bij voorbeeld
als het gaat om de aanpak van de
W.J. deRidder
werkloosheid, de vorming van Euregio’s in onze
grensgebieden, de aanpak van bodemverontreiniging, de aanleg van een kustlokatie tussen Hoek
van Holland en Scheveningen (plan-Waterman),
maar ook om investeringen in het GOS en de belangstelling van het publiek voor technologic en
voor technische opleidingen. In al deze gevallen
zijn niet langer de al dan niet goed onderbouwde
studies en rapporten van belang, het succes wordt
bepaald door de manier waarop het overleg tussen
de betrokkenen wordt geregeld en de tactiek van
de actoren om de meest passende regelgeving te
realiseren.
Het minst duidelijk op dit moment is de rol die de
media op de politieke markt spelen. Bij de televisie
is tegenwoordig overvloedig en tegen redelijke prijzen zendtijd te koop. Onafhankelijke producenten
lenen zich voor vrijwel iedere opdracht en de kijker
maakt niet of nauwelijks verschil tussen objectieve
en subjectieve informatie. Kunnen wij ons een pers
voorstellen die een eigen strategic heeft opgesteld
en positie kiest? Een pers die voortdurend actief op
zoek is naar mogelijkheden om bij voorbeeld de
samenwerking van arbeidsbureaus en bedrijfsverenigingen te versterken, die tot vervelens toe de mogelijkheden van Amsterdam als financieel centrum
onder de aandacht brengt en telkens weer de vorming van Euregio’s aan de orde stelt? Als de voortekenen niet bedriegen, breekt een periode aan waarin de pers actief positie kiest op de politieke markt
door de totstandkoming van de ene transactie te stimuleren en van de andere te bemoeilijken.
Strategievorming ten aanzien van collectieve onderwerpen door overheid en bedrijfsleven is een vak.
Laten wij het ‘public private affairs’ noemen: een
discipline in opkomst, met nog maar enkele
beroepsbeoefenaren.
1. Public Affairs Consultants, Gewogen belangen, public
affairs in theorie enpraktijk, Deventer, 1992.
2. W. Albeda, De welvaartsstaat, Gewogen belangen, op.
cit., biz. 181.
3. A. van der Zwan, Industriebeleid, Gewogen belangen,
op. cit., biz. 155 e.v.

Auteur