Ga direct naar de content

Nederlandse export naar Duitsland: nog geen herstel!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 14 1992

Eerste indicates voor 1992

Nederlandse export naar
Duitsland: nog geen herstel!
Nu tweejaar na de eenwording de Duitse importvraag zich stabiliseert, blijkt Nederland bet verloren gegane marktaandeel niet terug te
hebben gepakt. Integendeel, er wordt nog steeds terrein verloren.

Begin dit jaar ontstond enige commotie naar aanleiding van een artikel van ondergetekende over de Nederlandse export naar Duitsland .
Daarin werd gesteld dat de export
van Nederland naar Duitsland weliswaar sterk was gegroeid vanwege
de sterk gestegen importvraag als
gevolg van de Duitse hereniging,
maar dat de toename van de handelsstroom vanuit andere landen,
als Frankrijk, Italic en Belgie, veel
groter was geweest. Ondanks die
forse groei van de exporten, die
toen op 13 procent geschat werd,
zag Nederland haar marktaandeel teruglopen2. Als mogelijke verklaring
werd toen met name gewezen op
de produktsamenstelling van het
Nederlands exportpakket.
Een reactie liet niet lang op zich
wachten. Een week later al was er
een reactie van de kant van Economische Zaken . De strekking van
hun betoog was dat de Nederlandse
concurrentiepositie recent juist versterkt was, en dat daarenboven de
daling van het marktaandeel in
Duitsland een gevolg zou zijn van
een in essentie eenmalige vraagimpuls. Dit laatste element kwam ook
naar voren in een reactie van het
CPB. In het Centraal Economisch
Plan 1992 werd gesteld dat “driekwart van de achterblijvende uit-

voergroei in 1990 en 1991 (kan) worden toegeschreven aan de pakketsamenstelling. Dit jaar werkt de pakketsamenstelling waarschijnlijk
center in het voordeel van Nederlandse exporteurs”. De Duitse vraag
naar duurzame consumtpie- en investeringsgoederen zou inzakken
en de Duitse industrie zou naar verwachting haar verloren gegane
marktaandeel op de binnenlandse
markt pogen terug te veroveren.
“Als belangrijke toeleverancier zit
Nederland dan waarschijnlijk in een
betere stoel dan de Europese concurrenten”, zo sloot het CPB at .
Ook de verantwoordelijke bewindsvrouwe, mevr. van Rooy, liet zich in
soortgelijke zin uit .
Na enige maanden werden de commentaren toch wat zorgelijker. Zo
sprak de voorzitter van de Nederlands-Duitse Kamer van Koophandel
zijn bezorgdheid uit bij de presentatie van de jaarcijfers over 1991 . Een
meer algemene bezorgdheid over de
Nederlandse exportpositie, met
name met betrekking tot de samenstelling van het exportpakket, kwam
naar voren in de nieuwe lange-termijn verkenning van het CPB . Op
basis van deze uitkomsten werd ook
het commentaar van mevr. van Rooy
over de Nederlandse export wat zorgelijker .

Figuur 1. Nederlandse export naar
Duitsland (% van totals Ned. export)

Figuur 2. Ontwikkeling Duitse importen (januari 1990 = 100)

30

130
125
120
115
110

Totaal
EG
Nederland

105
100

26
jan90

juli90

ESB 14-10-1992

Jan 91

juli91

Jan 92

juli92

jan90

juli90

Jan 91

juli91

Jan 92

juli92

Nu 1992 al weer naar het einde begint te lopen, doet zich de vraag
voor of het in een aantal readies aangekondigde herstel van Nederland
op de Duitse markt zich ook werkelijk voordoet. In dit korte artikel
wordt een beeld gegeven van de ontwikkeling van de Nederlandse export tot en met juni 1992, op basis
van gegevens van het CBS en de
Deutsche Bundesbank9.
Bezien vanuit het Nederlandse perspectief lijkt de voorspelling van het
CPB – na twee exceptionele jaren
een terugkeer naar normale verhoudingen – bewaarheid te worden. Figuur 1 laat zien dat het exportaandeel van Duitsland in de totale
Nederlandse exporten sinds eind vorig jaar een licht dalende tendens
vertoont. Na de forse stijging tussen
juli 1990 en juli 1991, van ruim 26
naar bijna 30 procent, is de ingezette daling geen verrassing te noe-

men.
De terugkeer naar normale verhoudingen lijkt ook op te gaan voor
Duitsland, zoals figuur 2 laat zien.
Na de stormachtige importgroei in
1990 en 1991 is er de laatste maanden een pas op de plaats gemaakt.
In absolute termen is er zelfs sprake
geweest van een kleine daling in de
laatste maanden. Het niveau ligt
sinds begin 1992 ongeveer 25 procent hoger dan in juli 1990, bij het
begin van het Duitse herenigingsproces.
Die stabilisatie doet zich over de
hele breedte van het importpakket

1. Zie C.W.A.M. van Paridon (1992), “Nederland mist kansen op Duitse markt”,
ESB, vol. 77, biz. 16-17.R 2. Deze gegevens liepen tot en met juli 1991.
3. P. van Bergeijk, H. Meijns en H. Oldersma (1992), “Gemiste kansen?”, ESB, vol.
77, biz. 42-43, en C.W.A.M. van Paridon
(1992), “Gemiste kansen!, ESB, vol. 77,
biz. 43.

4. Zie Centraal Planbureau (1992), Centraal Economisch Plan 1992, SDU-uitgeverij
‘s-Gravenhage, biz. 98-99.
5. Zie bij voorbeeld “Er is niets mis met
de samenstelling van het Nederlandse exportpakket”, De Werkgever, 16-1-1992.
6. Zie “Zorg over export naar Duitsland”,
Financieel Dagblad, 4- 4-1992.
7. Zie CPB (1992), Nederland in drievoud, SDU- uitgeverij, ‘s-Gravenhage.
8. Zie “Staatssecretaris Van Rooy bezorgd
over ontwikkeling export”, Staatscourant,
27-5-1992.
9. De data in de verschillende grafieken
betreffen de gegevens over de handelsstromen in waardecijfers, gemeten over
de laatste 12 maanden.

3flfil^^^^R:3iMM
‘”‘^^^^^^^•PillBiSPpS’

voor, zoals in tabel 1 valt af te lezen.

In alle belangrijke goederencategorien stabiliseert de importvraag . De
groeipercentages blijken nauwelijks
meer uiteen te lopen. Datzelfde kan
zeker niet gezegd worden van de jaren 1990 en 1991, toen met name de
categoric eindprodukten zeer hoge
groeicijfers liet zien.
Figuur 2 laat ook zien dat de import
uit Nederland niet eenzelfde ontwikkeling heeft doorgemaakt als de totale Duitse import. De importgroei uit
Nederland is al eerder gaan stagneren, en daardoor ook op een lager niveau gestabiliseerd.
Het onvermijdelijke gevolg is dat Nederland in de afgelopen jaren met
een teruggang in het marktaandeel
in Duitsland is geconfronteerd. Figuur 3 laat zien dat die teruggang in
1990 begonnen is en, behoudens enige uitzonderingen, tot en met juni
1992 is doorgegaan. De terugkeer
naar normale importgroeicijfers, zoals die uit de vorige figuur naar voren kwam, heeft niet geleid tot een
herstel van het marktaandeel, zelfs
niet tot een stabilisering. De neerwaartse trend lijkt vooralsnog niet
onderbroken.
In het eerder genoemde ESB-artikel
werd een figuur gepresenteerd waarin de importgroei van een aantal EG-

lidstaten was afgezet tegen die van
de EG als geheel. De veronderstelling daarbij was dat juist de omringende landen het snelst in staat zouden zijn om te reageren op een
dergelijke, uitzonderlijk sterke toename van de importvraag. Nederland
bleek daarbij in toenemende mate
achter te blijven bij de andere getoonde EG-lidstaten. Figuur 4 bevat
de overeenkomstige figuur, maar nu

Tabel

j

Groeipercentages

Duitse import naar goederencategorie.

1990
waarde vol.
•
•
•
•
•

Grondstoffen
-11,4
Energie
16,3
Voedingsmiddelen 6,4
Halffabrikaten
7,3
Eindprodukten
14,5

Totaal

9,3

-0,8
6,8
11,9
17,3

9,4
10,4
7,5
19,7

-1,0
-5,5
2,4-1,3
0,6

-0,6

12,2

15,0

13,1

0,0

0,5

12,1

Op zoek naar een verklaring

krijk en Belgie, die het op de totale
Duitse markt juist goed deden.
De tweede mogelijkheid – Nederlandse ondernemers richtten zich
sterker op andere markten – lijkt
evenmin op te gaan. Daarvoor is
de toename van het Duitse aandeel

(1) de mogelijke verwaarlozing door

in de totale Nederlandse export,

Nederlandse ondernemers van de
nieuwe La’nder;
(2) de sterkere orientatie van Nederlandse ondernemers op andere markten dan de Duitse;
(3) de relatief hoge benutting van
het produktiepotentieel in Nederland in vergelijking met dat in andere landen, en
(4) de samenstelling van het produktiepakket. Daar kan nog aan toegevoegd worden:

van 26 naar bijna 30 procent in
twee jaar, te groot geweest. Analyse van de aandelen van de export

(5) de mogelijkheid dat de Nederlandse export relatief sterk gericht
was op die goederencategorien die
in prijs daalden, terwijl de overige
goederengroepen juist een prijsstijging vertoonden.

Figuur 3. Duitse import uit ffetter-

Figuur 4. Relatieve importgroei op

land(% totale Duitse import)

de Duitse markt (Jan. 1990 – 100)

dezelfde conclusie te ontkomen, namelijk dat Nederland het minder

1,5
2,4
2,0
2,1

In de eerder beschreven discussie
werd een aantal mogelijke verklaringen genoemd, die het achterblijven
van Nederland mogelijkerwijs zou
kunnen verklaren. Die verklaringen
betroffen :

goed doet dan de andere hier gepresenteerde EG-lidstaten.

met juni 1992. Ook hier valt niet aan

-0,1

1992
waarde vol.

-5,5
8,2
13,9
3,4
23,2

De eerste mogelijkheid – verwaarlozing van de markt in de nieuwe Lander – gaat niet op . In 1991 was Nederland aldaar het Westerse land met
het hoogste marktaandeel (5.4 procent). Weliswaar was de progressie
tussen 1990 en 1991 op deze markt
relatief beperkt ten opzichte van
veel andere landen, maar toch nog
hoger dan die van landen als Fran-

aangevuld met de gegevens tot en

1991
waarde vol.

naar Duitsland in de totale export
van de al eerder genoemde twaalf
landen leert dat, in procentpunten
bezien, de stijging in Nederland
met 3.6 procentpunten juist boven
het gemiddelde uitkomt . Deze
toename werd overtroffen door het
land met een nog sterkere gerichtheid van de eigen export op Duitsland, namelijk Oostenrijk (van 34.5
naar 39-1 procent) en door Belgie,
Italic, Denemarken en Spanje.
Wordt de verandering gemeten in
procentuele verandering, dan behoort Nederland tot de hekkesluiters, tezamen met Oostenrijk overigens, maar dat hangt samen met
het hoge aandeel dat Duitsland
reeds in de export van deze landen
inneemt.

10. De uitkomsten voor 1992 beslaan de
maanden januari tot en met juni. De gegevens zijn afkomstig uit Deutsche Bundesbank, Statistische Beihefte zu den Monatsberichte der Deutschen Bundesbank, Reihe 4, nr.9, September 1992.
11. De Deutsche Bundesbank heeft over
de periode juli 1990- december 1991 ge-

gevens gepubliceerd voor het oude en

10.1

102

het nieuwe grondgebied van de Bondsrepubliek. Daaruit valt te berekenen wat er
rechtstreeks aan de nieuwe Lander geleverd is. De feitelijke handelsstroom is

10.0

100

veel groter geweest, maar omdat daar-

103

106

10.2

104

98

9.9

VK

9.8
9.7

voor gebruik gemaakt van handelskanalen in het Westen valt die import volgens
de statistiek toe aan het vroegere WestDuitsland. De import in de nieuwe Lan-

der voor 1991 was 1.6 procent van de totale import.

9.6
9.5

jan90

juli90

jan91

jan92

ju]i92

jan90

ju!190

jan91

jan92

juli92

12. Deze gegevens zijn afkomstig uit
OECD, Monthly Statistics of Foreign Trade, Paris.

De derde mogelijkheid stelt dat

landen met een relatief matig benutte produktiecapaciteit betere mogelijkheden hadden om snel van de
onverwacht sterk gestegen importvraag uit Duitsland te kunnen profiteren, sneller dan landen waar de
bestaande produktiecapaciteit al beter benut werd. Voor de twaalf belangrijkste importeurs op de Duitse

1991 gepubliceerd1 . Als gekeken
wordt naar de groeicijfers voor de
acht belangrijkste goederengroepen,
dan blijkt dat Nederland in vier van
de acht onderscheiden goederencategorieen een lagere importgroei
vertoont dan de totale importgroei.
Relatief gunstig is het beeld voor
levende dieren, voor plantaardige
voedingsmiddelen, voor genotmidde-

markt is dat nagegaan13. De mate

len en voor halffabrikaten (40,4%

van capaciteitsbenutting werd afgemeten aan het werkloosheidspercen-

Uit label 1 kon worden opgemaakt
dat de groeicijfers voor de importen,
uitgedrukt in waarde- en in volume-

van de Nederlandse export naar
Duitsland). Deze categorieen beslaan met 18,1 procent slechts een
relatief klein deel van de Duitse importvraag.
Nederland laat een lager dan gemiddelde exportgroei zien bij de belangrijkere categorieen dierlijke voedingsmiddelen, grondstoffen alsmede voor- en eindprodukten. Bij
elkaar vertegenwoordigen deze
categorieen 59,6 procent van het
Nederlandse exportpakket en 81,9
procent van de Duitse importvraag.
Daarbij is vooral de categoric eindprodukten van groot belang. Het
aandeel van de eindprodukten in de
totale Duitse importvraag bedroeg
in 1991 60 procent, terwijl deze categoric ook de grootste importtoename liet zien. Geconcludeerd moet
dus worden dat Nederland ook terrein moest prijsgeven doordat de

cijfers, voor sommige goederengroe-

exporttoename binnen een aantal

pen nogal uiteenlopen. Nagegaan is
of dit de relatief slechte prestatie van
Nederland zou kunnen verklaren,

belangrijke produktcategorieen
achterbleef bij het totaal.
Het tweede punt heeft eveneens betrekking op de produktsamenstelling. Het aandeel van landbouwprodukten in de totale Duitse import uit
Nederland bedraagt 24,5 procent.
Van de twaalf in voetnoot 14 genoemde landen is er een land met
een vergelijkbaar aandeel, namelijk
Denemarken, dat een aandeel heeft
van 29-3 procent. Opmerkelijk is dat
juist dit land een zeer gunstige ontwikkeling te zien heeft gegeven van
haar export naar Duitsland in de laatste jaren. Terwijl Nederland volgens
figuur 4 een achteruitgang moest incasseren van 8 procent ten opzichte
van het EG-gemiddelde, liet Denemarken een relatieve verbetering
zien van 17 procent. Daarmee heeft
dit land, dat qua ligging, omvang en
produktenpalet toch goed vergelijkbaar is met het onze, veel beter geprofiteerd van de Duitse hereniging.

portmarkt nog steeds een neerwaartse trend vertoont. Een keer ten goede is tot nog toe niet opgetreden. Dit
is des te opmerkelijker nu de importvraag, ook naar goederencategorien
onderscheiden, zich weer min of
meer gestabiliseerd lijkt te hebben.
De achteruitgang lijkt niet veroorzaakt te worden door een verwaarlozing van de nieuwe Lander noch
door een herorientatie op andere
markten dan de Duitse. Wellicht dat
de Nederlandse exportprestatie
enigszins werd geremd doordat het
beschikbare produktiepotentieel al
redelijk gebruikt werd, maar deze
factor lijkt van beperkt belang.
Van groot belang is wel de samenstelling van het Nederlandse exportpakket, aangezien dit in belangrijke
mate afwijkt van de Duitse importvraag. Daar staat tegenover dat Nederland ook binnen een aantal belangrijke goederencategorien relatief
slecht heeft gescoord en dat Denemarken, een land met een sterk gelijkend goederenpakket, juist heel goede resultaten heeft laten zien. De
vraag waarom Nederland terrein
moet prijsgeven op de Duitse markt,
is daarmee nog steeds niet definitief
beantwoord.

tage en de bezettingsgraad in de
industrie, zoals gemeten door de
OESO . Enkelvoudige regressie
leerde dat een hogere importgroei

samenhing met een hoger werkloosheidspercentage en een lagere bezettingsgraad in de industrie. Nederland zit met beide ratio’s rond het

gemiddelde, wat wellicht mede kan
verklaren waarom Nederland in de
export naar Duitsland relatief achterblijft. Daarbij moet echter gelijk wor-

den opgemerkt dat voor Nederland
de op basis van de regressie- analyse berekende importgroei hoger uitkwam dan de feitelijk bereikte. Dat
duidt crop dat naar andere factoren

gekeken moet worden.

maar ook dat blijkt niet zo te zijn.
Als gecorrigeerd voor deze prijsverschillen, veranderden de uitkomsten
voor de verschillende landen slechts
marginaal.

Tenslotte is er dan de produktsamenstelling. Tabel 1 liet duidelijk

uitkomen dat er belangrijke verschillen bestonden in importgroei tussen

de diverse goederencategorieen. In
het Nederlandse exportpakket naar
Duitsland komen voedingsmiddelen
relatief sterker voor dan in het totale Duitse importpakket; voor industriele eindprodukten geldt juist het
omgekeerde. Tabel 1 liet zien dat
juist de vraag naar industriele produkten sterk was toegenomen. Het
CPB stelde dat dit vooral de extreem toegenomen importvraag

naar personenauto’s betrof15. Het

moge duidelijk zijn dat de samenstelling van het Duitse importpakket
daarmee voor Nederland negatief
heeft uitgewerkt.
Twee aspecten verdienen in dit
aspect echter nog nadere aandacht.

Onlangs zijn gedetailleerde handelscijfers naar goederengroep voor

ESB 14-10-1992

Conclusies
Dit artikel beschrijft de ontwikkeling
van de Nederlandse export naar
Duitsland tot en met juni 1992. De
voornaamste conclusie is dat het Nederlandse aandeel op de Duitse im-

C.W.A.M. van Paridon
De auteur is stafmedewerker bij de WRR.
Tevens is hij bijzonder hoogleraar in de
structuur en ontwikkeling van de Duitse
economic aan de Vrije Universiteit. Dit
artikel is op persoonlijke titel geschreven.

13. Dat zijn Frankrijk, Nederland, Italie,
Belgie, Groot-Brit- tannie, Denemarken,
Spanje, Oostenrijk, Zwitserland, Zweden,
Japan en de Verenigde Staten. Deze landen nemen ongeveer 73 procent van de
Duitse import voor hun rekening.
14. Deze gegevens zijn afkomstig uit de
laatste Economic Outlook no. 51 van de
OECD.

15. Zie CPB (1992), op. cit., biz. 99.
16. Zie Statistisches Bundesamt (1992),

Aussenhandel nach Landern und Warengruppen 1991, Fachserie 7, Reihe 3, Wiesbaden.

aiPINB^lBkn

Auteur