Ga direct naar de content

,,Property rights

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 4 1982

P. H. Admiraal

,,Property rights”
en deregulating
In een aantal bijdragen aan de economische theorie, die bekend zijn geworden
onder de verzamelnaam ..aanbodeconomie”, wordt gesteld dat de macro-economen niet tijdig hebben pnderkend dat de
omvang van de overheid in verhouding
tot de particuliere sector te groot is geworden. Datiseengevolgvaneenernstige
tekortkoming van hun modeller!, nl. dat
geen rekening is gehouden met de negatieve invloed die een toename van belastingen en andere afdrachten aan de overheid uitoefent op de inkomensprikkels,
die stimuleren tot het leveren van produktieye prestaties.
Het is merkwaardig dat in dit verband
geen aandacht wordt geschonken aan de
kritiek die de benadering van de gedeelde
eigendomsrechten (het z.g. ..property
rights”-paradigma) uitoefent op de andere theoretische pijler van het overheidsbcieid, nl. de economische welvaartstheorie. Hier richten de bezwaren zich
op de ideaaltypische omstandigheden die
de welvaartstheorie als uitgangspunt
heeft genomen. Er is daarbij gepoogd
een analyse te ontwikkelen die de werkelijkheid dichter benadert: de marktpartijen beschikken over gebrekkige informatie, de aanpassingsprocessen kosten
tijd en verlopen niet zonder fricties, terwijl aan economische organisatievormen
bovendien kosten zijn verbonden.
De mededinging wordt in deze nieuwe
benadering opgevat als een bundel van
activiteiten die bestaat uit bij voorbeeld
prijsbiedingen, differentiatie van de aangeboden waar, alerte reacties op marktbewegingen, contractuele arrangementen en organisatorische innovaties. Deze
visie houdt de erkenning in dat de deelnemers aan marktprocessen pogingen
doen hun onderlinge betrekkingen zelf te
ordenen. Dit dynamische aspect van de
mededinging houdt in dat er een wisselwerking tussen gedrag en marktstructuur
bestaat. Enerzijds vindt de mededinging
pjaats binnen de regels en mogelijkheden
die de organisatievorm stelt, anderzijds
bergen de concurrerende activiteiten
steeds pogingen in zich de bestaande verhoudingen te doorbreken 1).
De verklaring van de interne institutionalisering van de markt wordt gezocht
in een afweging van voor- en nadelen van
economische organisatievormen. De
voordelen worden in verband gebracht
met externe effecten en motivatie op
microniveau. De eliminate van externe
effecten is relevant als zij leidt tot een
opbrengst die kan worden uitgedrukt in
een verhoging van de welvaart; hetzelfde
geldt voor de yerbetering van de individuele motivatie, als daardoor een toename van de produktiviteit lean worden
verwacht. Concurrentie houdt in dat de
marktpartijen op vrijwillige basis deze
resultaten trachten te bereiken, indienen
voor zover de gezamenlijke voordelen
ESB 11-8-1982

opwegen tegen de kosten die worden gemaakt in verband met het sluiten en handhaven van de overeenkomst die het externe effect wegneemt of de individuele
motivatie bevordert.
De benadering van de gedeelde eigendomsrechten heeft geleid tot twee conclusies die de aandacht verdienen, nl.
1. doelmatige concurrentie kan niet
worden gelijkgesteld aan volledig vrije
mededinging; en 2. de welvaartstheorie
heeft geleid tot een overmaat aan overheidsregulering.
De concurrentie stimuleert de marktpartijen om de eigendomsrechten, verbonden aan een economisch goed, door
contractuele pnderhandelingen zo doelmatig mogelijk onder elkaar te verdelen.
Deze activiteiten resulteren in marktverschijnselen die volgens de gangbare
rnicro-econpmie niet produktief zouden
zijn: garanties, exclusieve rechten, verticale prijsbinding en opk concentratiebewegingen in de bedrijfstak. In het algemeen zijn deze vormen van het ruilverkeer te verklaren uit een streven de
beloning zo nauw mogelijk (als de contractkosten toestaan) te correlerenaan de
produktieve prestatie. Dit geldt bij voorbeeld ook voor obstakels die de toetreding op de markt belemmeren. De benadering van de gedeelde eigendomsrechten beschouwt deze barrieres voor
potentiele mededingers grosso modo als
een doelmatige inrichting van de markt:
zij zouden de gevestigde ondernemingen
beschermen tegen pppprtunistische gedragingen en agressieve imitatie 2).
De overmaat van publieke regulering
vloeit voort uit het standpunt van de
welvaartstheorie dat het bestaan van
externe effecten en het ontbreken van volledig vrije mededinging zonder verdere
afweging pverheidsingrijpen rechtvaardigt. De nieuwe benadering daarentegen
wijst erop dat deze verschijnselen niet
impliceren dat er sprake is van ondoelmatige prganisatievormen. Daarom is
het nodig dat beide oplpssingen, m.b.t.
marktwerking en publieke regulering,
worden vergeleken met de voordelen die
zij opleveren en de kosten die worden
gemaakt. Niet alleen wordt opgemerkt
dat de markt doelmatiger werkt dan uit
welvaartstheoretische beschouwingen

kan worden opgemaakt, maar opk de beoordeling van de overheidsactiviteiten is
veel pngunstiger. Uit de geldende omstandigheden op politick terrein, zoals
periodieke verkiezingen en de invloed
van pressiegroepen, leidt de ..property
rights”-benadering af dat in vergelijking
met de marktwerking minder garanties
aanwezig zijn en dat bij oyerheidsregulering doelmatige organisatievormen worden gevpnden. Vanuit dit gezichtspunt
wordt kritiek uitgeoefend op tal van terreinen waarop de overheid activiteiten
heeft ontplooid 3).
Tussen de aanbodeconomie en de theorie van de gedeelde eigendomsrechten
zijn duidelijke overeenkomsten. Beide
jeveren kritiek op de overheid en wijzen
in dezelfde richting wat betreft de ontwikkeling van de economische orde.
Bovendien beklemtonen beide benaderingen de betekenis van ..incentives” in
het economische verkeer. De aanbodeconomie richt de aandacht daarbij opde
inkomstenkant van de overheid, terwijl
de ..property rights”-benadering de publieke regulering in het vizier neemt en
zodoende in hoofdzaak de uitgavenkant
analyseert.
De aanbodeconomie, die stamt uit de
macro-economische beschouwingswijze,
blijft wat betreft het ordevraagstuk min
of meer steken in de kwantitatieve verhouding tussen de particuliere en de publieke sfeer. De theorie van de gedeelde
eigendomsrechten kan mogelijk dieper
doordringen in het proces van deregulering. Deze benadering biedt een theoretisch onderbouwde analyse op grond
waarvan een oordeel kan worden gevormd over de omvang en het patroon
van publieke activiteiten. Daarom verdient zij meer aandacht dan er tot dusver in Nederland aan is geschonken.

1) Zie ook A. van der Zwan, Institutionele

arrangementen en de werking van het markt-

mechanisme, ESB, 16juni 1982, biz. 600-606;

een meer algemene benadering biedt H. W. de

Jong, Dynamische markltheorie, 1981.
2) H. Demsetz, Barriers to entry, The Ameri-

can Economic Review, jg. 72,1982, biz. 47e.v.

3) H. Demsetz, Economic, legal, and political
dimensions of competition, Prof. F. de Vries

ectures, Erasmus Universiteit Rotterdam,

1981 (nog niet gepubliceerd).

.815

Auteur