Ga direct naar de content

Percepties op de behoefte aan arbeidsflexibiliteit

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 7 2008

arbeidsmarkt

Percepties op de behoefte aan
arbeidsflexibiliteit
De internationale concurrentie en veranderingen in de samenleving leiden tot een grotere behoefte aan flexibiliteit op
de arbeidsmarkt. Over de gewenste inhoud en de mate van
flexibiliteit verschillen sociale partners duidelijk van mening
en er bestaan tevens aanzienlijke verschillen in perceptie
over elkaars behoeften aan meer flexibiliteit.

D

Jan Nelissen en
Klaas de Vos
Senior-onderzoekers bij de
afdeling Kwantitatieve Analyse van CentERdata

140

ESB

voorbeeld te geven, zowel werknemers als werkgevers geven aan in belangrijke mate behoefte te hebben aan meer flexibele werktijden. Echter, de invulling daarvan verschilt: werkgevers willen de invulling
van werktijden uiteraard koppelen aan het bedrijfsproces (in drukke tijden graag meer mensen aan het
werk), werknemers vooral aan de privésituatie.
Dit type tegenstellingen heeft er ­ aarschijnlijk mede
w
toe geleid dat werkgevers en werknemers(organi­
saties) meer en meer wantrouwend tegenover elkaar
zijn komen te staan daar waar het gaat om verdere
flexibilisering. Een treffend voorbeeld is de discussie rondom soepeler ontslagregels. Sociale partners
zijn op dit terrein nauwelijks meer in gesprek en de
discussie over dit onderwerp leidde bijna tot een
kabinetscrisis. Om de discussie weer in beweging
te krijgen is de commissie Arbeidsparticipatie onder
leiding van TNT-bestuursvoorzitter Bakker ingesteld.
Omdat flexibiliteit van de arbeidsmarkt gezien wordt
als een noodzakelijke voorwaarde om staande te
blijven in de internationale concurrentie en behoefte
aan flexibiliteit tegelijkertijd institutionele relaties
onder druk zet, is flexibiliteit een belangrijk onderwerp in het overleg tussen de sociale partners. In
deze bijdrage wordt op basis van de resultaten van
twee enquêtes nagegaan in welke mate er volgens
deskundigen in Nederland behoefte bestaat aan
flexibeler arbeidsverhoudingen aan zowel werkgevers- als werknemerszijde. De visie van de deskundigen wordt vergeleken met de opvattingen van de
Nederlandse bevolking. Hieruit wordt duidelijk dat
de diverse percepties van de ene partij vaak niet helemaal overeenkomen met de ideeën van de andere
partij. Inzicht in deze verschillen in percepties leidt
er wellicht toe dat partijen zich aan de onderhandelingstafel meer constructief opstellen.

e baan voor het leven bestaat nauwelijks
meer. De arbeidsverhoudingen zijn de
afgelopen decennia op dit punt sterk
veranderd. Dat geldt niet alleen voor de
continuïteit van de arbeidsrelatie, maar evenzeer
voor de inhoud van de arbeidsrelatie. De grotere
(internationale) concurrentie noodzaakt ondernemers
blijvend te vernieuwen. Bedrijfsprocessen zijn in
steeds grotere mate aan verandering onderhevig. Dat
vereist dynamiek, zowel wat betreft fysiek als menselijk kapitaal.
Maar ook maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden de arbeidsrelatie. De scheiding tussen werk
en privé wordt steeds diffuser. De overgang in een
periode van zo’n dertig jaar van een land van voornamelijk eenverdieners naar een land van anderhalf- en
tweeverdieners heeft de problematiek rond zorgen
en opvoeden naar de publieke ruimte gebracht. De
zorg voor kinderen is bijvoorbeeld niet enkel een privéaangelegenheid meer. Werkgevers hebben indirect
ook een zekere verantwoordelijkheid gekregen. Dit
uit zich onder meer in meer flexibele werktijden en
een groter aandeel van deeltijdbanen.
Daarnaast is ook in dit verband de toenemende individualisering relevant. Wensen ten aanzien van de
invulling van het arbeidsgebeuren in ruime zin verschillen meer en meer tussen individuen. Daar waar
de ene persoon de voorkeur geeft aan vaste werktijden (bijvoorbeeld mede ingegeven door de thuisDe Arbeidsmarktenquête
situatie) heeft een ander juist voorkeur voor flexibele
2007 van de RWI
werktijden, om zo optimaal te kunnen genieten van
In het kader van het Najaarscongres 2007 van de
de dynamiek van de samenleving. De een heeft een
RWI is door de RWI (evenals in 2006) een enquête
voorkeur voor een vast loon, de ander heeft liever
onder arbeidsmarktprofessionals
een prestatieloon, et cetera.
uitgezet om zicht te krijgen op
Deze processen leiden tot een
Werkgevers hebben
de meningen en verwachtingen
grotere behoefte aan flexibiliteit
van arbeidsmarkt­ rofessionals
p
aan zowel werkgevers- als werk­
in vergelijking met het
over de arbeidsmarkt in de
nemerszijde. Werkgevers hebben
verleden meer behoefte
periode tot 2010. De enquête is
in vergelijking met het verleden
gehouden onder de relaties van
meer behoefte aan flexibilisering
aan flexibilisering van
de RWI via zijn elektronische
van werktijden, contracten en
werktijden, contracten
nieuwsbrief RWI-zine. Het gaat
functies. Werknemers evenzeer.
hier om personen die een rechtEchter, de wijze van invulling
en functies
streekse, beroepsmatige relatie
daarvan botst. Om een simpel

7 maart 2008

hebben met de arbeids- en re-integratiemarkt. Om
deze reden worden ze aangeduid als arbeidsmarktprofessionals. Daarnaast is ook de Nederlandse
bevolking gevraagd naar haar meningen en verwachtingen. Deze enquête is uitgevoerd door CentERdata
in Tilburg. De vragen zijn gesteld aan de leden van
het CentERpanel, een representatieve steekproef van
Nederlandse huishoudens die wekelijks vragen via
internet beantwoorden.
In totaal hebben 671 arbeidsmarktprofessionals de
vragenlijst ingevuld. Daarnaast hebben 1565 personen dezelfde enquête ingevuld via het CentERpanel.
De uitkomsten in deze groep kunnen worden opgevat
als de mening van de Nederlandse bevolking als geheel. De arbeidsmarktprofessionals is gevraagd naar
hun achtergrond. Deze is weergegeven in tabel 1.
Hierin is ook weergegeven tot welke subgroep men
gerekend kan worden.
Een substantieel deel van de enquête is gewijd aan
het onderwerp flexibiliteit. Daarnaast is onder meer
gevraagd naar verwachtingen ten aanzien van de
ontwikkeling van de werkgelegenheid, de situatie van
allochtonen en de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt
van specifieke groepen.

Behoefte aan flexibiliteit aan
werkgevers- en werknemerszijde
Aan de respondenten is voor een achttal vormen van
flexibiliteit de vraag voorgelegd in welke mate werkgevers respectievelijk werknemers er meer behoefte
aan hebben. Het gaat om de volgende facetten van
flexibiliteit: werken in het weekeinde en zaterdag
als een normale werkdag zien; flexibele werktijden;
tijdelijke contracten, uitzendwerk en oproepcontracten; deeltijdarbeid; functionele flexibiliteit, bredere
inzetbaarheid; telewerken; flexibel loon, prestatieloon; en soepeler ontslagregels.
De antwoordmogelijkheden zijn steeds: in zeer hoge
mate / in hoge mate / in beperkte mate / helemaal
niet / weet niet. In figuur 1 is voor zowel de arbeidsmarktprofessionals als de deelnemers uit het
CentERpanel het gemiddelde antwoord weergegeven.
De figuur laat zien dat zowel arbeidsmarktprofessionals als de Nederlandse bevolking van mening zijn
dat werkgevers in vergelijking met werknemers meer
behoefte hebben aan flexibiliteit wat betreft het
werken in het weekeinde, aan tijdelijke contracten,
uitzendwerk en oproepcontracten, aan functionele
flexibiliteit, aan flexibel loon en aan soepeler ontslagregels. Duidelijk komt naar voren dat de behoeften aan flexibiliteit het verst uit elkaar liggen bij de
onderwerpen soepeler ontslagregels en flexibele
contracten. Onder de arbeidsmarktprofessionals is
zestig procent van mening dat werkgevers in (zeer)
hoge mate hier behoefte aan hebben, maar slechts
twee procent is van mening dat werknemers hier in
dezelfde mate behoefte aan hebben. Ten aanzien
van flexibele contracten zijn de percentages 72
respec­ievelijk 8.
t
Voor deeltijdarbeid en telewerken geldt dat arbeids­
markt­ rofessionals en de Nederlandse bevolking
p

tabel 1

Achtergrond arbeidsmarktprofessionals

Groep

Achtergrond

Arbeidsmarktprofessionals

Overheid

politiek en ambtelijk, zowel lokaal als
landelijk
re-integratiebedrijven, arbodiensten,
interventie-bedrijven en scholings­
instituten
uitvoerders in de sociale zekerheid
(CWI, UWV, SVB)
werkgevers(organisaties)
werknemers(organisaties), cliënten,
publiek
o.a. onderzoeks- en adviesbureaus of
-organisaties

106

16%

226

34%

56

8%

77
44

11%
7%

162

24%

671

100%

Re-integratie

Uitvoering
Werkgevers
Werknemers
Rest
Totaal

van mening zijn dat werknemers hier meer behoefte aan hebben in vergelijking
met werkgevers. Ten aanzien van flexibele werktijden zou er in eenzelfde mate
behoefte aan flexibiliteit zijn.
Opvallend is het verschil in perceptie tussen de Nederlandse bevolking en de
arbeidsmarktprofessionals. De eerste groep vindt voor alle onderzochte vormen
van flexibiliteit dat er bij werkgevers in sterkere mate behoefte aan flexibiliteit
bestaat dan de arbeidsmarktprofessionals aangeven. Zo denkt 22 procent van
de Nederlanders dat werkgevers in zeer hoge mate behoefte hebben aan flexibel
loon of prestatieloon, terwijl bij de arbeidsmarktprofessionals slechts vijf procent die mening toegedaan is. Niet meer dan achttien procent van de arbeidsmarktprofessionals denkt dat werkgevers in zeer hoge mate behoefte hebben
aan soepeler ontslagregels, onder de Nederlandse bevolking is dat maar liefst
39 procent.
figuur 1

1

Beoordeling van behoefte van werkgevers en werknemers aan toename
flexibiliteit zoals gezien door arbeidsmarktprofessionals en het CentERpanel1

In de legenda geeft WG (WN) aan dat het gaat om de behoefte aan meer flexibiliteit bij werkgevers (werknemers) zoals gezien door de betreffende groep (arbeidsmarktprofessionals respectievelijk de deelnemers in het
CentERpanel). De gemiddelde waarde is bepaald door aan het antwoord “in zeer hoge mate†de waarde 3 toe
te kennen, aan het antwoord “in hoge mate†de waarde 2, aan “in beperkte mate†1 en aan “helemaal nietâ€
de waarde 0. Personen die “weet niet†antwoorden zijn buiten beschouwing gelaten.

ESB

7 maart 2008

141

Ten aanzien van de behoefte aan flexibiliteit bij ­ erknemers
w
mogelijkheden om dit te combineDe Nederlandse
geldt aan de andere kant dat de ­ rbeidsmarktprofessionals
a
ren met de wens van werkgevers
deze voor de acht genoemde vormen van ­lexibiliteit
f
voor meer flexibiliteit rond werken
bevolking schat
lager schatten dan de Nederlandse bevolking.
in het weekeinde. Met betrekking
de behoefte aan
Arbeidsmarktprofessionals noemen relatief vaker de antwoord­
tot de twee resterende vormen
categorie “in hoge mate†en de Nederlanders vaker de antvan flexibiliteit, tijdelijke contracmeer flexibiliteit bij
woordcategorie “in zeer hoge mateâ€. Zo is 29 procent van de
ten en met name soepeler ontwerkgevers hoger in
Nederlandse bevolking van mening dat werknemers in zeer
slagregels, moet erkend worden
hoge mate behoefte hebben aan flexibele werktijden, maar dit
dat de wensen van werkgevers en
dan arbeidsmarkt­
wordt slechts door acht procent van de arbeidsmarktprofeswerknemers zeer ver uit elkaar
professionals
sionals als zodanig betiteld. Ook de behoefte aan deeltijdarliggen. Wellicht is het verstandig
beid en telewerken wordt door de arbeidsmarktprofessionals
hier te accepteren dat het onzelf doen
minder vaak met “in zeer hoge mate†ingeschat. De visie van
derlinge wantrouwen voorlopig te
de arbeids­ arktprofessionals wijkt hier dus ook qua intensiteit
m
groot is om op deze terreinen tot
van het belang duidelijk af van de visie van de gemiddelde Nederlander.
een oplossing te komen. Dat is wellicht wel mogelijk
Maar ook de diverse groepen arbeidsmarktprofessionals zijn niet altijd eenswanneer gezamenlijk en wederkerig managen van
gezind (zie Nelissen en De Vos, 2007). Meest opvallend is hier dat bij de
risico’s de basis vormt voor arbeidsrelaties; zie voor
meer heikele onderwerpen als flexibele beloning en soepeler ontslagregels, de
een uitgebreid exposé Evers en Wilthagen (2007).
subgroep Werknemers onder de arbeidsmarkt­ rofessionals de behoefte aan
p
Dat vraagt (meer) wederzijdse betrokkenheid, van
meer flexibiliteit bij werkgevers lager inschat dan alle andere arbeidsmarkt­
zowel werknemers als werkgevers.
professionals. En aan de andere kant wordt ook de behoefte aan meer flexibiliteit
ten aanzien van flexibele werktijden bij werknemers lager ingeschat in vergelijking met alle andere arbeidsmarktprofessionals. In beide gevallen wijkt de
opvatting van de groep Werknemers onder de arbeidsmarktprofessionals sterk
af van de opvatting van de gemiddelde Nederlander én van de overige groepen
arbeidsmarktprofessionals.
Ook tussen de andere groepen arbeidsmarktprofessionals zijn verschillen in opvattingen aanwezig. Zo schatten de groepen Overheid en Uitvoering de behoefte
van werkgevers aan flexibeler ontslagregels hoger in dan de groep Werkgevers
zelf doet. De groep Werkgevers daarentegen schat de behoefte aan flexibele contracten onder werknemers hoger in dan alle andere arbeidsmarktprofessionals.
De genoemde verschillen in perceptie kunnen deels verklaren waarom er sprake
is van een zekere vorm van wantrouwen tussen (organisaties van) werknemers en
werkgevers. Daarnaast kan er geconstateerd worden dat binnen diverse groepen
arbeidsmarktprofessionals het beeld vertroebeld lijkt te worden door de wensen
die vooral voor de betreffende subgroep zelf van groot belang zijn.

Conclusies
Uit het voorgaande komt naar voren dat percepties rond de behoefte aan meer
flexibiliteit onder werknemers en werkgevers tussen diverse partijen (aanzienlijk) verschillen. De Nederlandse bevolking (en daarmee ook de gemiddelde
werknemer) schat de behoefte aan meer flexibiliteit bij werkgevers hoger in dan
arbeidsmarktprofessionals (inclusief de vertegenwoordigers van werkgevers) zelf
doen. Aan de andere kant lijken arbeidsmarktprofessionals de behoefte aan meer
flexibiliteit bij werknemers te onderschatten. Dit betekent dat er blijkbaar een
belangrijke informatiekloof bestaat tussen diverse partijen. De tegenstellingen
tussen werknemers en werkgevers lijken zeker voor een deel voort te komen uit
een onjuiste perceptie van de wederzijdse wensen.
Deze constatering impliceert echter ook dat een uitweg uit de problematiek
mogelijk is. Deze behelst in de eerste plaats een open dialoog waarin wordt aangegeven wat men daadwerkelijk wenst en waarbij men bereid is te luisteren naar
de opvattingen van de andere partij. Erkennen de diverse partijen elkaars opvattingen en wensen, dan ligt mogelijk de weg open om via uitruil meer flexibiliteit
te realiseren.
Bij werknemers bestaat bijvoorbeeld een duidelijke wens om meer ruimte te
krijgen voor deeltijdwerk en telewerken. Uitruil hiervan tegen bijvoorbeeld meer
functionele flexibiliteit en een flexibeler salarisstelsel (waar ook werknemers de
noodzaak van inzien en wat zij in beperkte mate ook wensen) is dan niet onrealistisch. Werknemers en werkgevers hebben in nagenoeg gelijke mate behoefte
aan meer flexibiliteit wat betreft werktijden, zij het dat de invulling (zoals in de
inleiding al opgemerkt is) waarschijnlijk zal verschillen. Dat laatste biedt echter

142

ESB

7 maart 2008

Literatuur
Evers, G.H.M. en T. Wilthagen (2007) De toekomst van de
arbeidsrelatie; Een essay over wederkerig risicomanagement. Assen:
Koninklijke Van Gorcum/Stichting Management Studies.
Nelissen, J.H.M. en K. de Vos (2007) Arbeidsmarktenquête 2007;
Verwachtingen en meningen over de arbeidsmarkt 2008–2010. Den
Haag/Tilburg: Raad voor Werk en Inkomen/CentERdata.

Auteurs