Ga direct naar de content

Internationale conjunctuur

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 10 1994

mondiaal

nationale conjunctuur
rik””‘Secconomie is in het
tweede kwartaal rm:t3,8% op jaarbasis
gegroeid. In het eerste kwartaal kwam de
groei uit op 3,3%. Met name de bedrijfsinvesteringen en de export namen flink
toe. De voorraadposities van het bedrijfsleven lieten echter een sterke stijging zien
en dit duidt op een afvlakking van de
groei in het lopende kwartaal. De consumentenbestedingen, ruwweg goed voor
tweederde van het bbp, groeiden aanzienlijk minder snel dan in het eerste
kwartaal. Ook andere factoren, zoals een
licht gedaald consumentenvertrouwen en
een afnemende werkgelegenheidsgroei,
wijzen erop dat de economie in rustiger
vaarwater is terechtgekomen.
De inflatie is onder invloed van stijgende
prijzen van vooral energie en voedingsmiddelen (koffie) in juli met 0,3%-punt
opgelopen tot 2,8%. Vanuit de lonen,
veruit de belangrijkste bron van inflatie,
is er op dit moment nog geen inflatoire
druk te bespeuren; de arbeidskosten per
eenheid produkt vertonen nauwelijks een
stijging en dalen in sommige sectoren
zelfs. Nu de groei van de economie daarenboven enigszins lijkt te vertragen, verwachten wij dat de inflatie-ontwikkeling
gematigd zal blijven.
Ondanks deze relatief gunstige inflatievooruitzichten heeft de Federal Reserve
Bank (Fed) haar rentetarieven in augustus wederom verhoogd. Het disconto
ging van 3,5% naar 4% en de federal
funds rate werd eveneens met 0,5%-punt
verhoogd naar 4,75%. De maatregelen
werden dan ook vooral ingegeven door
de wens om een eventueel oplopen van
de inflatie vroegtijdig in de kiem te smoren. Het is te verwachten dat de Fed dit
beleid ongewijzigd zal voortzetten.

Japan
Het economische herstel in Japan verloopt uiterst moeizaam en de groei komt
in 1994 uit op mogelijk slechts 1%. De
sterk geapprecieerde yen zorgt ervoor dat
de export, traditioneel de motor van het
economisch herstel, nauwelijks profiteert
van het wereldwijd verbeterde economisch klimaat. Tegelijkertijd neemt de
import sterk toe, waardoor per saldo een

11

negatief effect resulteert op de binnenlandse produktie. Gegeven de nog grote
overcapaciteit in het bedrijfsleven, de
hoge voorraad posities en de over het
algemeen matige bedrijfsresultaten zullen
ook de investeringen vooralsnog laag blijven en maar weinig aan het herstel bijdragen. Het zijn de consumentenbestedingen die de Japanse economie uit het
dal moeten trekken. De koopkracht van
de gemiddelde Japanner is flink toegenomen onder invloed van belastingverlagingen, een lage rente en het nagenoeg ontbreken van inflatie. Het vertrouwen van
de consument is echter nog zeer gering,
hetgeen wordt veroorzaakt door de verslechterde situatie op de arbeidsmarkt en
de als gevolg hiervan toegenomen inkomensonzekerheid. Het bestedingsgedrag
wordt hierdoor op korte termijn negatief
beïnvloed. De overheidsbestedingen
daarentegen nemen verder toe als gevolg
van de eerder afgekondigde stimuleringspakketten. Dit kan bijdragen aan een
geleidelijke terugkeer van het vertrouwen
waardoor uiteindelijk ook de consumentenbestedingen aantrekken, hetgeen weer
een gunstig effect heeft op de investeringen.

Duitsland
De signalen over de Duitse economie
worden steeds positiever. In het tweede
kwartaal bedroeg de economische groei
volgens voorlopige cijfers 2,0% ten
opzichte van het tweede kwartaal in
1993. In het eerste kwartaal bedroeg de
groei zelfs 2,1% ten opzichte van een jaar
eerder. Positief is verder dat de stijging
van de werkloosheid ten einde lijkt te
zijn gekomen. In juni en juli was zelfs
sprake van een lichte daling van het aantal werklozen.
Hoewel de feitelijke economische ontwikkelingen een groeiend optimisme
rechtvaardigen zijn er ook minpunten.
De koopkracht van de Duitse consument
neemt in 1995 verder af als gevolg van
lage cao-loonstijgingen en nieuwe belastingverhogingen, hetgeen een rem zet op
de particuliere bestedingen. De inmiddels flink opgelopen lange rente en het
feit dat er nog slechts weinig ruimte is
voor verdere monetaire versoepeling door
de Bundesbank werken evenmin positief

op de bestedingen. De groei van de economie blijft daarom voorlopig nog sterk
afhankelijk van de export.

Verenigd Koninkrijk
Ook de Britse economie groeit dit
jaar veel sneller dan tot voor kort werd
verwacht. De groei in het tweede kwartaal is onlangs opwaarts bijgesteld van
3,3% tot 3,7% op jaarbasis, terwijl het
cijfer over het eerste kwartaal is bijgesteld
van 2,6% naar 3,3%. Voor het hele jaar
wordt nu een groei van 3,25% verwacht.
De inflatie is de afgelopen maanden nog
iets gedaald tot 2,3% op jaarbasis, maar
zal naar verwachting geleidelijk oplopen
tot iets boven de 3% in 1995 onder
invloed van stijgende invoerprijzen en
licht oplopende loonkosten per eenheid
produkt. De werkloosheid daalt nu reeds
enkele kwartalen achtereen, maar het
aantal nieuwe banen groeit slechts weinig.
Het conjuntuurherstel is tot nu toe in
belangrijke mate gebaseerd geweest op de
groei van de consumenten bestedingen.
Deze zijn de afgelopen twee jaren veel
sterker gestegen dan de gemiddelde inkomens, hetgeen terug te voeren is op een
toegenomen vertrouwen in de economie
en de lage (hypotheek)rente. In het
tweede kwartaal zijn de particuliere
bestedingen minder snel gegroeid. De in
april doorgevoerde belastingverhogingen
hebben hier ongetwijfeld een rol in
gespeeld. De groei van de investeringen
en de export zorgde echter voor meer
dan voldoende compensatie. Deze ontwikkeling duidt op een voortgang van
het herstel, waarbij tevens sprake is van
een meer gebalanceerde en derhalve minder kwetsbare groei.

Frankrijk
De economische groei, die in Frankrijk aanvankelijk leek achter te blijven, is
nu ook in een hogere versnelling gekomen en komt uit op ruim 1,5% in 1994.
In 1995 loopt de groei naar verwachting
verder op tot boven de 2,5%. De inflatie
is de laatste maanden min of meer constant gebleven op een niveau van 1,7%
en zal vermoedelijk geleidelijk oplopen
richting 2% in de eerste helft van 1995.
De industriële produktie toont een

voortgaande stijging en ondernemets vetwachten dat deze lijn zich voorlopig
voortzet. Als gevolg van een oplopende
bezettingsgraad neemt ook de investeringsbereidheid toe. De groei van de consumptieve bestedingen lijkt daarentegen
enigszins te stagneren, ofschoon het consumentenvertrouwen de laatste maanden
wel is toegenomen. Positief is in dit verband dat de stijging van de werkloosheid
inmiddels tot staan lijkt te zijn gebracht.

Nederland
Evenals in de landen om ons heen is
ook in Nederland sprake van een voorspoedig herstel. De groei komt in 1994
naar alle waarschijnlijkheid uit op meer
dan 1,5% en in 1995 op ruim 2,5%.
Naast de export dragen nu ook de
consumentenbestedingen flink bij aan
het herstel. In het eerste halfjaar zijn deze
gestegen met reëel 2,0% ten opzichte van
een jaar geleden, waarbij in het tweede
kwartaal sprake was van een groeiversnelling tot 2,2% op jaarbasis. De industriële
produktie, die in het eerste kwartaal nog
slechts een bescheiden groei liet zien, is
in het tweede kwartaal flink aangetrokken. In de eerste helft van het jaar
bedroeg de produktiegroei 2% ten
opzichte van de vergelijkbare periode in
1993. De grootste stijgingen vonden
plaats in de sectoren chemie en elektrotechniek. De bezettingsgraad in de
industrie is dit jaar inmiddels opgelopen
van 80,3% tot 83.4%. Ondernemers
zien hun orderportefeuilles nog steeds
toenemen, waarbij naast een stijgende
buitenlandse vraag nu ook de binnenlandse vraag aantrekt. De verbeterde situatie heeft voor veel bedrijven al geleid tot
een opmerkelijk winstherstel.
Minder positief is dat de werkgelegenheid in de industrie nog steeds
afneemt. Daarentegen is met name in de
dienstensector en de bouw sprake van
een stijging, waardoor het algehele beeld
voor de werkloosheid inmiddels toch iets
lijkt verbeterd. Het nieuwe ‘paarse’ kabinet onder leiding van premier Kok zet
het bezuinigingsbeleid van de vorige
kabinetten voort. Het begrotingstekort
moet verder worden teruggebracht tot
2,9% van het bbp in 1998. Tegelijkertijd
moet ook de collectieve lastendruk naar
beneden. Volgens CPB-berekeningen
neemt de werkgelegenheid als gevolg van
de kabinetsplannen toe met 120.000
extra banen. De echte groei moet uiteraard komen van een verder economisch
herstel.

ESB 31 – 8 – 1994

Rente en valuta’s
De Amerikaanse dollar is de afgelopen maanden per saldo nauwelijks verder
in koers gedaald. Wel waren de koersschommelingen groot en werd tot twee
maal toe een dieptepunt van net boven
de f 1,70 bereikt. Zelfs een renteverhoging in de Verenigde Staten kon in eerste
instantie geen einde maken aan de daling
van de dollarkoers. Een opmerkelijk snel
herstel volgde echter na de bekendmaking van de definitieve cijfers over de
groei in het tweede kwartaal. Deze duiden op een iets gematigder groeitempo
en dat neemt de vrees voor een oververhitting van de economie weg en daarme,
de angst voor een sterk oplopende inflatie. De dollar profiteerde hiervan door
een stijging van de vraag naar dollarwaal
den.

richting van de rente toegenomen. Enerzijds lijkt een verdere renteverlaging in
Duitsland niet noodzakelijk gelet op het
voorspoedige herstel van de economie,
anderzijds is het inflatiebeeld nog steeds
gunstig. Het feit dat de Bundesbank in
haar laatste vergadering heeft besloten de
rentetarieven vooralsnog ongewijzigd te
laten draagt bij aan deze onzekerheid.
Deze bijdrage is ontleend aan de
publikatie Beleggen met Van Lanschot

Binnen het EMS won de mark terrein
ten opzichte van de meeste andere valuta’s. De gulden moest ook iets inleveren,
maar behoudt royaal haar positie als
sterkste EMS-munt. De mark noteert op
f 1,1230 nog royaal beneden de spilkoers. Hierbij moet wel worden aangetekend dat het negatieve verschil in de
korte rente tussen Nederland en Duitsland inmiddels is omgeslagen in een
klein positief verschil. Naarmate het economische herstel in Duitsland zich sterker toont zal de mark naar verwachting
verder aan kracht winnen.
Belangrijk verlies was er voor de lire
onder invloed van de aanhoudend negatieve publiciteit rondom premier Berlusconi. Een renteverhoging kon hieraan
niets veranderen en had zelfs een averechts effect op de koers. Het Ierse pond
volgde de bewegingen van het Britse
pond en verloor licht terrein. Buiten het
EMS kreeg de Zweedse kroon het zwaar
te verduren toen in Zweden de rente
werd verhoogd uit angst voor een oplopende inflatie. Later volgde enig koersherstel nadat de Zweedse regering vergaande maatregelen had aangekondigd
ter bestrijding van het zeer hoge begrotingstekort en de staatsschuld.
De onrust op de Europese obligatiemarkten kan nog wel enige tijd aanhouden,
ofschoon de laatste weken wel sprake is
van een lichte verbetering van het sentiment. Na de onverwacht en uit specifiek
nationale overwegingen doorgevoerde
renteverhogingen in Italië en Zweden is
de twijfel bij beleggers ten aanzien van de

11