Ga direct naar de content

Op de top van de golf?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 8 1998

Op de top van de golf?
Aute ur(s ):
CPB (auteur)
Dit artikel is geb aseerd op CPB Report, 1998/2. De cijfers zijn b egin juni afgesloten.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4160, pagina 548, 3 juli 1998 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
conjunctuur, nederlandse, economie

De Nederlandse economie verkeert in een situatie van hoogconjunctuur. Het CPB verwacht dat het bbp dit jaar toeneemt met 3¾%.
Volgend jaar zal de economische groei waarschijnlijk vertragen. De inflatie blijft gematigd.
Ondanks de Azië-crisis bleef de groei van de Amerikaanse economie in het eerste kwartaal van 1998 opvallend sterk, en vervolgden de
West-Europese landen hun groeiherstel. Ronduit ongunstig is echter de ontwikkeling in Japan, mede onder invloed van de problemen
in het financiële stelsel. Het Japanse bbp zal dit jaar geen groei laten zien. Volgend jaar zwakt de groei van de Amerikaanse economie
enigszins af door een geringere dynamiek van de binnenlandse vraag. De Europese economie blijft echter gestaag groeien. De bijdrage
van de uitvoer aan de groei vermindert weliswaar, maar daar staat een verder aantrekken van de binnenlandse bestedingen tegenover.
In Japan zullen de consumptie en de investeringen zich volgend jaar geleidelijk kunnen herstellen (zie tabel 1).

Tabel 1. Bbp-volume industrielanden, 1997-1999, mutaties per jaar in %
1997
VS
Japan
EU -landen
Industrielanden

3,8
0,9
2,6
2,8

1998

1999

3
0
2¾
2½

2½
1½
2¾
2½

Het internationale prijzenbeeld blijft opmerkelijk rustig. De prijsontwikkeling van grondstoffen en industrieproducten was al zeer
gematigd. De verminderde vraag vanuit Azië en de forse daling van de olieprijs hebben de internationale prijzen verder onder druk gezet.
De kans op inflatoire spanningen in de industriële wereld is dan ook vrij klein.
Gunstig eerste kwartaal
In het eerste kwartaal van dit jaar was het Nederlandse bbp bijna 4,5% hoger dan in het eerste kwartaal van vorig jaar 1. De bedrijvigheid
werd begunstigd door het zachte winterweer. Zowel de consumptie, de investeringsactiviteit als de uitvoer droeg bij aan de snelle
productiegroei. Het aantal banen nam in het eerste kwartaal opnieuw krachtig toe. Er zijn weliswaar nog geen cijfers beschikbaar voor de
banengroei, maar de scherpe daling van de werkloosheid laat geen andere conclusie toe.
Volgend jaar afzwakking van de groei
De volumegroei van het bbp komt dit jaar naar verwachting uit op 3¾%, tegen 3,3% vorig jaar. De groeiversnelling is het gevolg van een
sterkere toename van de uitvoer, die samenhangt met het wegvallen van het ongunstige effect van de varkenspest. Voor volgend jaar
wordt een vermindering van de bbp-groei tot 3% verwacht, als gevolg van een geringere dynamiek van zowel de binnenlandse
bestedingen als de uitvoer.
Vorig jaar resulteerde de sterke economische groei in een toename van de werkgelegenheid met ruim 150.000 banen. Dit jaar neemt het
aantal banen nog wat sterker toe. In 1999 zal de vertraging van de bbp-groei gepaard gaan met een vermindering van de banengroei tot
115.000. Dankzij de krachtige toename van de vraag naar arbeid daalt de werkloosheid tot 5½% dit jaar en 5% volgend jaar. De
werkloosheid belandt daarmee op een internationaal gezien laag niveau ( zie tabel 2).

Tabel 2. Kerngegevens voor Nederland 1997-1999, mutaties per jaar in %
1997
Volume bestedingen en productie

1998

1999

Particuliere consumptie
Bruto investeringen bedrijven
(excl. woningen)
Goederenuitvoer
Goedereninvoer
Bruto binnenlands product

3,4

3¼

2½

6,7
6,5
7,2
3,3

4¼
7¾
6½
3¾

5
6½
5½
3

Arbeidsmarkt
Werkgelegenheid
(12 of meer uur p.w., personen)
Werkloze beroepsbev. (niveau, in %)

2,6
6,6

2¾
5½

1¾
5

Lonen en prijzen
Contractloon marktsector
Loonsom per werknemer marktsector
Re ëel beschikbaar gezinsinkomen
Consumentenprijsindex

2,1
2,5
2,2
2,2

3
2¾
3¼
2

3
4
2
1¾

Lage werkloosheid obstakel voor de groei?
Niet vergeten mag echter worden dat de totale werkloosheid, inclusief de verborgen component daarvan, veel hoger is dan het officiële
werkloosheidspercentage aangeeft. Tot de verborgen werkloosheid behoren onder meer de personen die zich niet aanbieden op de
arbeidsmarkt vanwege onvoldoende uitzicht op een baan en de deeltijders die per week langer zouden willen werken. Daartoe behoren
ook veel werklozen van 57½ jaar en ouder, die geen werk meer hoeven te zoeken om voor een werkloosheidsuitkering in aanmerking te
komen, en een deel van de mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Toch rijst de vraag of het lage niveau van de werkloosheid geen obstakel vormt voor een voortgezette krachtige groei van productie en
werkgelegenheid. Zo stelde de OESO eind vorig jaar dat de Nederlandse werkloosheid in een snel tempo op een zodanig laag niveau
terechtkomt dat op een versnelling van de loonstijging moet worden gerekend. Zij baseert dat op een schatting van de zogenoemde
NAWRU (‘non accelerating wage rate of unemployment’). Hierbij past echter als kanttekening dat de OESO in haar analyse onvoldoende
rekening houdt met de flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt. Verder moet worden bedacht dat een sterke groei van de
werkgelegenheid ertoe kan leiden dat meer mensen zich op de arbeidsmarkt aanbieden en dat deeltijdwerkers langer gaan werken.
Naarmate de omvang van deze twee effecten groter is, zullen minder snel knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt optreden.
Minder stijging buitenlandse èn binnenlandse vraag
Vorig jaar nam de uitvoer toe met 6,5%. Dit jaar groeit de uitvoer met bijna 8% door het wegvallen van het effect van de varkenspest,
hoewel de groei van de wereldhandel enigszins afneemt. Volgend jaar zal de uitvoergroei weer wat lager worden doordat de
wereldhandelsgroei iets vertraagt, terwijl de Nederlandse prijsconcurrentiepositie in 1998 en 1999 verslechtert. Deze verslechtering is dit
jaar met name het gevolg van de Azië-crisis; volgend jaar speelt vooral de verwachte appreciatie van de gulden een rol.
De particuliere consumptie steeg vorig jaar met 3,4%. Voor 1998 wordt een bijna even sterke toename verwacht. De krachtig blijvende
banengroei en de stijging van de koopkracht stuwen de consumptieve vraag op. Ook de gunstige vermogenspositie van gezinnen draagt
nog steeds bij aan de dynamiek van deze vraag, zij het naar verwachting minder dan in 1997. Volgend jaar zal sprake zijn van een
geringere groei van de consumptie, omdat de werkgelegenheid minder toeneemt, terwijl bij de thans bekende beleidsvoornemens
bovendien de koopkracht minder stijgt. Ook is van belang dat de vermogenseffecten op de consumptiegroei verder afnemen.
Zowel de bedrijfsinvesteringen als de investeringen in woningen stegen vorig jaar met ruim 6½%. De groei van het
conjunctuurgevoelige deel van de investeringen vertoont in 1998 een duidelijke versnelling. Toch vermindert de groei van de totale
bedrijfsinvesteringen, omdat vorig jaar in de energiesector enkele projecten gereed zijn gekomen, terwijl dit jaar bovendien de
investeringen in vliegtuigen verminderen. In 1999 zwakt de stijging van het conjunctuurgevoelige deel van de investeringen af door de
vertraging in de productiegroei. De investeringen in woningen verliezen dit jaar al enige dynamiek en groeien in 1999 niet meer. Dit hangt
samen met het feit dat het kwantitatieve woningtekort in Nederland kleiner wordt.
Loon- en prijsstijging blijven gematigd
De stijging van de consumentenprijsindex kwam in 1997 uit op 2,2%. In de ramingen voor 1998 en 1999 stijgt deze index met
achtereenvolgens 2% en 1¾%. Dit jaar blijft de inflatie met name gematigd vanwege de daling van de olieprijs en de druk op invoerprijzen
als gevolg van de Aziëcrisis.
De contractloonstijging versnelt waarschijnlijk van 2,1% vorig jaar tot 3% dit jaar. Als gevolg hiervan en de doorgevoerde
lastenverlichting voor gezinnen neemt de koopkracht dit jaar meer toe dan in 1997. Verwacht wordt dat de contractloonstijging volgend
jaar even hoog uitkomt als dit jaar. Toch ligt in de projectie voor volgend jaar een geringere toename van de koopkracht besloten.
Uitgaande van de nu bekende beleidsvoornemens wordt de groei van de koopkracht in 1999 namelijk niet ondersteund via
lastenverlichting.
De gunstige conjunctuur resulteert dit jaar in een verbetering van de winstpositie van de ondernemingen. De arbeidsinkomensquote
daalt van 82,4% in 1997 naar 81¾% dit jaar. Volgend jaar stijgt dit kengetal naar 82%. Dit is vooral het gevolg van een versnelde groei
van de loonkosten. Terwijl de sociale-werkgeverslasten in 1998 dalen, nemen ze zonder nader beleid volgend jaar namelijk toe. Bovendien
komt in 1999 de incidentele loonstijging wat hoger uit.
Overheidsfinanciën

Dit jaar daalt de microlastendruk met 4½ miljard gulden. 1998 is daarmee het jaar met de grootste lastenverlichting van de
kabinetsperiode. Bij de nu bekende beleidsvoornemens stijgt de microlastendruk in 1999 enigszins als gevolg van de verhoging van de
sociale premies die nodig is om de vermogensposities van de fondsen te versterken.
In 1997 daalde het vorderingentekort van de collectieve sector tot 1,2% van het bbp. Dit jaar stijgt dit tekort waarschijnlijk tot 1½% van
het bbp. Onder de huidige veronderstellingen neemt het vorderingentekort volgend jaar weer af tot 1¼% van het bbp.
Onzekerheden
De invoering van de euro per 1 januari a.s. resulteert in extra onzekerheid rond de ramingen voor de korte termijn. Enerzijds kan een
succesvolle en vertrouwenwekkende start van de nieuwe munt een extra impuls geven aan handel en investeringen in de euro-landen;
anderzijds is er het risico van overgangsproblemen en aarzelingen leidend tot rentestijging en minder bestedingsgroei.
Ook enkele binnenlandse ontwikkelingen vergroten de onzekerheidsmarges rond de ramingen. Gewezen zij op het beleidsarme karakter
van de ramingen voor volgend jaar. De beleidskeuzes van het nieuwe kabinet kunnen het beeld nog belangrijk beïnvloeden. Daarnaast is
er de vraag in hoeverre knelpunten aan de aanbodzijde de geraamde ontwikkelingen zullen doorkruisen. Aangenomen is dat noch op de
arbeidsmarkt, noch bij de beschikbare productiemiddelen zodanige knelpunten optreden dat omvangrijke productiebeperkingen nodig
zijn.
Slot
De Nederlandse economie verkeert in een fase van hoogconjunctuur. Volgend jaar verzwakken echter de groei-impulsen. De
vermogenseffecten op de consumptie ebben geleidelijk weg en er is, uitgaande van de nu bekende beleidsvoornemens, niet langer
sprake van lastenverlichting. Bovendien zwakt de relevante wereldhandelsgroei iets af en verslechtert de Nederlandse
prijsconcurrentiepositie. Omdat elders in Europa zich nog geen verzwakking van de conjunctuur aftekent, blijft de groeivertraging
volgend jaar echter beperkt ( zie figuur 1)

Figuur 1. De CPB-conjunctuurindicator
De CPB-conjunctuurindicator geeft een beeld van de op korte termijn te verwachten ontwikkeling van het bbp. Volgens deze indicator
zal de bbp-groei in de komende maanden gaan afzwakken. Deze afzwakking komt vooral op conto van de deelindicatoren voor de
uitvoer (onder andere de IFO-indicator voor Duitsland en de dollarkoers) en de industriële productie. Andere deelindicatoren, met
name de koopbereidheid, hebben inmiddels een zeer hoog niveau bereikt. De ontwikkeling van de CPB-conjunctuurindicator bevestigt
het signaal dat de long-leading indicator van het CPB drie maanden geleden gaf. Thans wijst de laatstgenoemde indicator, die
veranderingen in de bbp-groei ongeveer een jaar vooruit signaleert, nog steeds op een afzwakking van het groeitempo, maar niet op
een conjunctuuromslag.

1 Gecorrigeerd voor het aantal werk- en winkeldagen in 1998 ten opzichte van 1997. Zonder deze correctie komt de toename van het bbp
iets lager uit (4,2%).

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur