Ga direct naar de content

Onderzoek van promovendi is iets pluralistischer geworden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 4 2018

De kritiek op mainstream-economie is de laatste decennia toe­genomen, omdat er een intellectueel monopolie zou zijn. Aan de andere kant lijkt er meer ruimte te zijn voor nieuwe ideeën. Komt er in economisch onderzoek ruimte voor andere denkwijzen?

In het kort

– Promotie-onderzoek wordt grotendeels gedomineerd door neoklassieke economie.
– Het afgelopen decennium is het belang van gedragseconomie in het onderzoek toegenomen.
– In het bacheloronderwijs is de positie van de neoklassieke ­economie nog dominanter.

Precies 26 jaar geleden ondertekenden 44 invloedrijke economen een pleidooi van Hodgson, Mäki en McCloskey (Hodgson et al., 1992) voor een meer pluralistische economische wetenschap. Hierin gaven zij aan dat ze zich zorgen maakten over een intellectueel monopolie binnen de markt voor economische ideeën, dat open, kritische wetenschappelijke debatten onmogelijk maakte. Hun voornaamste kritiek was dat argumenten niet op zichzelf werden beoordeeld, maar dat het vooral relevant was of die argumenten onderdeel waren van de toenmalige mainstream. De mainstream omvat de ideeën waaraan men in de topinstituties van de economische discipline werkt. Het sociale prestige van deze ideeën zou daarmee belangrijker zijn dan hun inherente intellectuele waarde (Dequech, 2017). De kritiek op mainstream-economie is de afgelopen decennia verder toegenomen, en de lijst van critici die betogen dat er nog steeds een intellectueel monopolie is, groeit (Earle et al., 2016; Spiegler en Milberg, 2013).

Aan de andere kant beargumenteren verschillende academici dat onderzoek in de mainstreameconomie pluralistischer is geworden, en dat de dominantie van neoklassieke economie afneemt (Cedrini en Fontana, 2017; Colander, 2000; Colander et al., 2004; Davis, 2006). Zij benadrukken bijvoorbeeld dat onder andere gedragseconomie, complexiteitseconomie en evolutionaire economie onderdeel zijn geworden van de mainstreameconomie (kader 1).

Kader 1: Stromingen en karakteristieke denkers

Neoklassieke economie

Neoklassieke economie ziet de mens als rationeel en zelfzuchtig. Met elke beslissing proberen mensen het nut te maximaliseren dat gebaseerd is op gegeven en stabiele voorkeuren. Op basis van deze aannames over individuen wordt de analyse van markten wiskundig gededuceerd.
Léon Walras, Alfred Marshall en Paul Samuelson

Gedragseconomie

Gedragseconomie maakt gebruik van inzichten uit de psychologie om te verklaren hoe, wanneer en waarom mensen zich anders gedragen dan de neoklassieke economie veronderstelt. Deze irrationaliteiten dienen bestudeerd te worden omdat ze een systematisch karakter hebben en de uitkomsten van markten beïnvloeden.
Herbert Simon, Daniel Kahneman en Amos Tversky

Complexiteitseconomie

Complexiteitseconomie is recent ontstaan uit de toepassing van methoden uit de wiskunde, natuurkunde en biologie op economische problemen. Mensen volgen regels, doen anderen na en passen zich aan hun omgeving aan. De regels zijn echter niet hetzelfde voor iedereen en veranderen over de tijd, waardoor het systeem altijd onderhevig is aan verandering.
William Brian Arthur, John Barkley Rosser en Eve Mitleton-Kelly

Ecologische economie

Ecologische economie ziet economieën als open en complexe systemen die ingebed zijn in maatschappelijke en ecologische systemen. Om economische processen te begrijpen is daarom een holistische aanpak nodig. Ecologische economen trekken de oneindige zoektocht naar materiële welvaart en het utilitaristisch perspectief op welzijn in twijfel.
Karl William Kapp, Herman Daly en Robert Costanza

Evolutionaire economie

Evolutionaire economie analyseert hoe en waarom economieën zich ontwikkelen. Innovatie, ondernemerschap en pad-afhankelijkheid spelen een belangrijke rol wat betreft stabiliteit en verandering. De optelsom van de delen wordt niet gezien als gelijk aan het geheel, en daarom richt evolutionaire economie zich op organisaties en netwerken.
Joseph Schumpeter, Kurt Dopfer en Mariana Mazzucato

Feministische en sociale economie

Feministische en sociale economie zien het economische leven – dat bestaat uit productie, distributie en consumptie – als sociaal en moreel ingebed. Mensen zijn producten van sociale interactie, die zich kenmerkt door conflict en competitie, maar ook door samenwerking. Als gevolg van de analyse van manieren waarop mensen zich ­sociaal organiseren om rond te komen erkennen zij het economische belang van onbetaald werk, zoals in het huishouden of de zorg, en informeel werk voor het levensonderhoud.
Marilyn Waring, Amartya Sen en Ester Boserup

Vervolg van kader 1, verderop in dit artikel

Met deze twee perspectieven in het achterhoofd is het interessant om te onderzoeken welke groep economen gelijk heeft. Is mainstreameconomie pluralistisch geworden, of is er nog steeds sprake van een intellectueel monopolie? Vervolgens worden de bevindingen vergeleken met de situatie in bacheloropleidingen, om te zien of het onderwijs op het onderzoek achterloopt.

Methodologie

Om zicht te krijgen op hoe de economische wetenschap zich ontwikkelt, wordt er gekeken naar proefschriften (­eerder heeft Rethinking Economics NL gekeken naar bachelor­opleidingen (Tieleman et al., 2018)). Meer dan artikelen in wetenschappelijke tijdschriften, geven proefschriften inzicht in het onderzoek van de toekomst. Dit komt omdat ze een indicatie geven van de richting waarin de nieuwe generaties economen zich specialiseren, en omdat ze hier tijdens hun gehele academische carrière vaak dicht bij blijven (Cedrini en Fontana, 2017; Fourcade, 2009).

Met een computationele tekstanalyse zijn nagenoeg alle beschikbare proefschriften aan Nederlandse economie­faculteiten in de periode 2005–2017 geanalyseerd (tabel 1). De software ConText analyseert de volledige ­teksten van de proefschriften en telt hierbij hoe vaak elke theo­retische aanpak genoemd wordt. Vervolgens laten de data zien in hoeveel procent van de proefschriften een aanpak genoemd is. Voor elke aanpak kan dit percentage liggen tussen de 0 (in geen enkel proefschrift genoemd) en 100 procent (alle proefschriften noemen de economische school). Gemiddeld worden in de proefschriften 14,7 keer een of meer theoretische benaderingen genoemd (dit kan ook meerdere keren dezelfde aanpak zijn). En 17,4 procent van de proefschriften noemt geen enkele economische school.

De genoemde economische aanpakken zijn gecategoriseerd op basis van Tieleman et al. (2018). Voorbeelden van woorden die bij de aanpakken geteld werden, zijn neoclassical, Walrasian en Marshallian economics voor neoklassieke economie; behavioral, experimental en neuroeconomics voor gedragseconomie; en feminist, social en socio-economics voor feministische en sociale economie. Hierbij worden allerlei verschillende spellingen, talen, afkortingen en ­andere grammaticale varianten van deze namen geteld (kader 2).

Tabel 1

Kader 2: Voorbeeld van methode

Hier volgt een alinea uit het proefschrift Kahneman and Tversky and the making of behavioral economics van Floris Heukelom (2009), op bladzijde 115, om de methode te verhelderen:

Smith’s use of time distinguished him sharply from Samuelsonian neoclassical economics and behavioral economics and this was the main reason why he had difficulties explaining experimental economics’ position to behavioral finance economists.” (p. 115).

In de alinea hierboven wordt één keer neoklassieke economie genoemd en verder drie verschillende benamingen die tot gedragseconomie gerekend worden. In de statistieken zorgt deze alinea er dus voor dat dit proefschrift behoort tot zowel de categorie neoklassieke economie als de categorie gedragseconomie.

Resultaat

Gemiddeld wordt er in 69 procent van de proefschriften ten minste één neoklassieke aanpak genoemd, en daarmee is de neoklassieke economie nog steeds dominant. Gedrags­economie krijgt echter ook aanzienlijke aandacht; deze wordt gemiddeld in dertig procent van de proefschriften genoemd. Alle andere aanpakken komen een stuk minder vaak langs.

De posities van deze aanpakken verschillen echter sterk tussen de diverse universiteiten (figuur 1). De positie van ecologische economie binnen proefschriften als derde meest genoemde aanpak is grotendeels vanwege Wageningen University & Research. Complexiteitseconomie krijgt een vergelijkbare hoeveelheid aandacht, maar aan verschillende universiteiten. Met name proefschriften aan de Radboud Universiteit en Wageningen University & Research noemen vaak de feministische en sociale economie. Proefschriften van de Radboud Universiteit en Universiteit Utrecht vermelden relatief vaak evolutionaire economie. Post-keynesiaanse economie wordt vooral genoemd in proefschriften van de Universiteit Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen. De overige vier aanpakken krijgen echter op geen enkele universiteit grote aandacht.

Figuur 1

Over de tijd bekeken blijft neoklassieke economie de meeste genoemde stroming, alhoewel het iets af neemt (figuur 2). Dit gaat in tegen het idee dat neoklassieke economie niet langer dominant is. Opvallend is dat alleen de aandacht voor gedragseconomie aanzienlijk gegroeid is. Terwijl de benadering in 2005 in slechts 6 procent van de proefschriften werd genoemd, werd deze in 2017 in maar liefst 49 procent ervan vermeld. Alle andere aanpakken hebben in elk onderzocht jaar een relatief marginale positie in de proefschriften.

Figuur 2

Het monopolie van neoklassieke economie lijkt dus vervangen te zijn door een duopolie, samen met gedrags­economie. De bewering dat er een intellectuele markt is met volledige concurrentie, zoals bij pluralisme past, lijkt dus onjuist.

Bovendien is het maar de vraag of gedragseconomie werkelijk een nieuwe aanpak is of dat het slechts een aanvulling is op de neoklassieke economie. Sommigen beargumenteren dat gedragseconomie fundamenteel inconsistent is met neoklassieke economie, omdat het een compleet nieuwe methodologie en visie op rationaliteit biedt (Cubitt et al., 2001). Anderen menen echter dat gedragseconomie en neoklassieke economie niet fundamenteel verschillen, omdat de veranderingen in de methodologie en de visie op rationaliteit slechts marginaal zijn (Davis, 2006; Sent, 2004). Braesemann (2018) laat op basis van verschillende bibliometrische methoden zien dat gedragseconomie niet gekenmerkt wordt door een grootschalige theoretische en methodologische import uit de psychologie, maar door een erg selectieve overdracht van ideeën en methoden uit de psychologie die passen binnen de dominante aanpak in de economische wetenschap. Dit suggereert dat gedragseconomie niet fundamenteel verschilt van de neoklassieke economie.

Vervolg kader 1: Stromingen en karakteristieke denkers

Klassieke politieke economie

Klassieke politieke economie lag aan de basis van de economische wetenschap door een systematische verklaring van de economie te geven die kijkt naar de neiging van markten tot evenwicht en naar de interactie tussen landeigenaren, kapitalisten en arbeiders. Op basis van de arbeidstheorie van waarde, beargumenteerden klassieke politieke economen een voorkeur voor vrijhandel en vrije markten.
Adam Smith, David Ricardo en John Stuart Mill

De Oostenrijkse school

De Oostenrijkse school ontstond aan het einde van de negentiende eeuw in Oostenrijk met als doel om de economische realiteit te verklaren door middel van universele principes, zoals subjectieve waarde, spontane orde en opportuniteitskosten. Vrije markten worden gezien als de beste instituties omdat zij door middel van het prijsmechanisme cruciale informatie uitwisselen in een complexe en grotendeels onkenbare wereld.
Carl Menger, Friedrich Hayek en Ludwig von Mises

Originele institutionele economie

Originele institutionele economie ontstond in het begin van twintigste eeuw in de Verenigde Staten vanuit de wil om economie tot een empirische wetenschap te maken. Individuen, markten en economieën zijn ingebed in instituties. Economische analyses dienen daarom een holistisch uitgangspunt in te nemen.
Thorstein Veblen, John Kenneth Galbraith en Geoffrey Hodgson

Post-keynesiaanse economie

Post-keynesiaanse economie ziet de toekomst als fundamenteel onzeker, terwijl actoren het verleden gedeeltelijk kennen. Effectieve vraag, consumptie en investeringen zijn grotendeels afhankelijk van animal spirits. Kapitalisme is intrinsiek onstabiel en heeft regelmatig anticyclisch fiscaal beleid nodig om voorspoed te bereiken
Joan Robinson, Nicholas Kaldor en Hyman Minsky

Radicale economie

Radicale economie ziet mensen als creatieve wezens die hun ideeën verwezenlijken door hun werk. Door conflict en uitbuiting binnen economische systemen zijn mensen echter niet vrij om te leven naar hun natuur. De eindeloze zoektocht naar private winst leidt tot zowel onophoudelijke technologische ontwikkelingen als instabiliteit.
Karl Marx, Paul Sweezy en Richard Wolff

Vergelijking met onderwijs

Eerder heeft Rethinking Economics NL de inhoud van alle negen Nederlandse bacheloropleidingen Economie geanalyseerd (Tieleman et al., 2018). Per vak is er op basis van vakbeschrijvingen bepaald of een economische school bij de opleiding behandeld wordt (op een vierpuntsschaal van niet behandeld tot volledig vak). Daardoor kunnen we nu de mate van pluralisme in het onderwijs en het onderzoek door promovendi vergelijken.

Net als bij onderzoek neemt ook bij onderwijs de neoklassieke economie een dominante positie in, met 86 procent van de vakken. Het verschil tussen de neoklassieke en andere aanpakken is bij onderwijs echter groter dan bij onderzoek. Zo is er in bacheloropleidingen weinig ruimte voor gedragseconomie, namelijk slechts in vier procent van de vakken. Alle andere aanpakken krijgen maximaal twee procent van de aandacht binnen de vakken, en er is bij enkele aanpakken een groot verschil met de proefschriften. Zo wordt ecologische economie in tien procent van de proefschriften genoemd, maar in slechts één procent van de vakken onderwezen. En complexiteitseconomie, dat ook in tien procent van de proefschriften voorkomt, wordt in nul procent van de vakken behandeld.

Het lijkt er dus op dat promovendi theoretische aanpakken gebruiken die in hun bacheloropleidingen ontbraken. Opvallend is dat de aanpakken geen onderdeel zijn gaan vormen van het onderwijs, ondanks het feit dat ­promovendi zich er al meerdere jaren mee bezighouden. Promotietrajecten lijken daarmee iets flexibeler en vrijer te zijn dan bacheloropleidingen.

Conclusie

Promotie-onderzoek in mainstreameconomie wordt nog steeds grotendeels gedomineerd door neoklassieke economie, maar niet volledig. Gedragseconomie is het afgelopen decennium in belang toegenomen. Terwijl het tien jaar geleden nog een van de tien marginale theoretische aanpakken was, krijgt het momenteel bijna net zo veel aandacht als de neoklassieke economie. Het belang van alle andere aanpakken is echter niet toegenomen, aangezien zij nog steeds een marginale positie hebben. Daarmee lijkt het monopolie van de neoklassieke economie bij onderzoek vervangen te zijn door een duopolie, samen met de gedragseconomie.

Onderwijs lijkt achter te lopen op de ontwikkelingen binnen onderzoek. Neoklassieke economie staat nog steeds in een overweldigende meerderheid van de vakken centraal, terwijl gedragseconomie slechts in een kleine minderheid van de vakken behandeld wordt. Alle andere theoretische aanpakken worden bijna volledig genegeerd binnen de bacheloropleidingen.

Om “free competition (…) in the marketplace of ideas” (Hodgson et al., 1992) te bereiken – waar onder anderen Jan Tinbergen, Paul Samuelson, John Kenneth Galbraith en Herbert Simon ooit voor pleitten – moet er dus nog een hoop gebeuren.

Literatuur

Braesemann, F. (2018) How behavioural economics relates to psychology: some bibliogra­phic evidence. Journal of Economic Methodology, 20(4), 1–14.

Cedrini, M. en M. Fontana (2017) Just another niche in the wall? How specialization is changing the face of mainstream economics. Cambridge Journal of Economics, 42(2), 427–451.

Colander, D. (2000) The death of neoclassical economics. Journal of the History of Economic Thought, 22(2), 127–143.

Colander, D., R. Holt en B. Rosser (2004) The changing face of economics: conversations with cutting edge economists. Ann Arbor: University of Michigan Press.

Cubitt, R.P., C. Starmer en R. Sugden (2001) Discovered preferences and the experimental evidence of violations of expected utility theory. Journal of Economic Methodology, 8(3), 385–414.

Davis, J.B. (2006) The turn in economics: neoclassical dominance to mainstream pluralism? Journal of Institutional Economics, 2(1), 1–20.

Dequech, D. (2017) Some institutions (social norms and conventions) of contemporary mainstream economics, macroeconomics and financial economics. Cambridge Journal of Economics, 41(6), 1627–1652.

Earle, J., C. Moran en Z. Ward-Perkins (2016) The econocracy: the perils of leaving economics to the experts. Oxford: Oxford University Press.

Fischer, L. et al. (2017) Rethinking economics: an introduction to pluralist economics. Londen: Routledge.

Fourcade, M. (2009) Economists and societies: discipline and profession in the United States, Britain, and France, 1890s to 1990s. Princeton: Princeton University Press.

Heukelom, F. (2009) Kahnemann and Tversky and the making of behavioral economics. Proefschrift. Amsterdam: Rozenberg Publishers.

Hodgson, G., U. Mäki en D. McCloskey (1992) Plea for a pluralistic and rigorous economics. American Economic Review, 82(2), xxv.

Muijnck, S. de (2017) Een gesprek met Robert Skidelsky over de ontwikkelingsgang van de economische wetenschap. Artikel op www.mejudice.nl, 20 juli.

Sent, E.-M. (2004) Behavioral economics: how psychology made its (limited) way back into economics. History of Political Economy, 36(4), 735–760.

Spiegler, P.M. en W. Milberg (2013) Methodenstreit 2013? Historical perspective on the contemporary debate over how to reform economics. Forum for Social Economics, 42(4), 311–345.

Tieleman, J., Muijnck, S. de, M. Kavelaars en F. Ostermeijer (2018) Thinking like an economist? A quantitative analysis of bachelor curricula in the Netherlands. Artikel op www.rethinking­economics.nl.

Auteur