Ga direct naar de content

Nederlandse investeringen in Centraal-Europa

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 29 1993

Nederlandse investeringen in
Centraal-Europa
De Nederlandse investeringen in Polen, Hongarije, Tsjechie en Slowakije nemen snel toe. Daarbij blijkt bet marktpotentieel van 65 miljoen

consumenten een grotere trekker te zijn dan de aanwezigheid van
goedkope arbeid of strategische concurrentieoverwegingen.

Over de economische stand van zaken in Centraal- en Oost-Europa
woedt reeds lange tijd een levendige
discussie. De een ziet met de overgang naar een markteconomie onbegrensde mogelijkheden, anderen
daartegen zijn nog uiterst terughoudend vanwege de grote onzekerheden die de omwenteling met zich
meebrengt.
In dit artikel zal de toetreding tot
de markten van Centraal-Europa nader worden onderzocht1. Wij richten
ons daarbij op directe investeringen.
Hierbij zal voornamelijk worden geput uit een onlangs voltooid onderzoek naar de Nederlandse directe
investeringen in Hongarije, Polen en
Tsjecho-Slowakije .
Het onderzoek bestond uit twee
delen. Eerst is een enquete gehouden bij Nederlandse ondernemingen
die geinvesteerd hebben in CentraalEuropa. Omdat, voor zover wij konden nagaan, de namen van deze investeerders in Nederland niet geregistreerd worden, is via instanties in
Centraal-Europa achterhaald welke
Nederlandse ondernemingen daar actief waren. Hieruit kwamen 118 namen naar voren, waarvan er slechts
65 traceerbaar bleken. Van de enquetes die naar deze bedrijven werden
gestuurd, kwamen er 26 (40%) voiledig ingevuld retour. Deze ondernemingen kenden een redelijk evenwichtige verdeling over sectoren. De
jaaromzet varieerde van / 1 mm. tot
ruim/ 70 mrd. Vervolgens zijn ter
plekke interviews gehouden bij 31
vestigingen van 27 Nederlandse ondernemingen. Het ging daarbij grotendeels om regionale hoofdkantoren en handelsvestigingen van grotere ondernemingen. Het onderzoek
vond plaats in de periode maart tot
en met juni 1992.

Buitenlandse investeringen
Om buitenlandse markten te betreden heeft de ondernemer een scala
aan mogelijkheden uiteenlopend van
exporteren tot het opzetten van een
nieuwe vestiging ter plaatse. Voor
Centraal-Europa is export nog steeds
de belangrijkste vorm van marktpenetratie. Zo exporteerde de gehele westerse wereld in 1990 voor bijna 18
mrd. dollar naar Tsjecho-Slowakije,
Polen en Hongarije. De importen uit
deze landen lagen overigens een fractie hoger. Nederland exporteerde in
1991 voor 2,6 miljard gulden naar
Centraal-Europa, terwijl deze landen
voor 1,8 miljard naar Nederland exporteerden. Nederland kent dus in tegenstelling tot het Westen als geheel
een overschot op de handelsbalans3.
In vergelijking met export spelen
directe investeringen in het algemeen nog een bescheiden rol. Gezien de voorgeschiedenis van de relaties met Centraal- en Oost-Europa
ligt dit ook voor de hand. Vanouds is
er een groot aantal handelshuizen.
Het aantal intermediairs voor investeringen neemt pas nu in belangrijke
mate toe. Tabel 1 laat zien dat verreweg de meeste buitenlandse investeerders in Centraal-Europa voor
Hongarije kiezen. Ook wat de absolute omvang van de directe investerin-

1. In dit artikel wordt onder Centraal-Europa verstaan: Hongarije, Polen, Tsjechie en
Slowakije.
2. H. van Hastenberg, Nederlandse directe
investeringen in Hongarije, Polen en Tsjecho-Slowakije, een onderzoek onder 50
investeerders in Centraal-Europa, doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Utrecht, 1993.
3. Zie ook C.J.E. Pronk, De economische
relatie tussen Nederland en Oost-Europa,
ESB, 29 juli 1992, biz. 735-737.

gen betreft scoort Hongarije het
hoogst. In de periode (1990-1993)

zou het voor Hongarije gaan om bijna $ 5 mrd., tegen bijna $ 600 mln.

voor Tsjecho-Slowakije en $ 500 mln.
voor Polen . Mammoet-investeringen
vertekenen daarbij het beeld. Het
grootste deel van het totale geinvesteerde vermogen is namelijk afkomstig van enkele grote investeerders.

In Hongarije betreft het de enorme
investeringen van General Electric en
General Motors, in Tsjechie/Slowa-

kije de investering van de Volkswa-

miljoen gulden gei’nvesteerd (label
2). De sterke stijging van de Nederlandse investeringen in 1992 is voor
een groot deel te danken aan de explosieve groei van de investeringen
in Tsjechie/Slowakije. Daar is de transitie, en dus ook de privatisering, pas
in dat jaar goed op gang gekomen.
De Nederlandse investeringen in de
overige voormalige staatshandellanden blijven vooralsnog verwaarloosbaar klein. Per saldo nemen de Nederlandse investeringen in Centraalen Oost-Europa snel toe, al blijft het

gen Groep ($ 400 mln.) in de auto-

aandeel van deze regio in het totaal

fabrikant Skoda. Voor de geringe

van de Nederlandse directe buitenlandse investeringen (f 20 mrd. in
1991) vooralsnog bescheiden.

gemiddelde omvang van de overige

investeringen is een aantal verklaringen te geven. Allereerst is een groot

deel van de investeerders actief in de

Contacten en ervaring

handel. Verder worden de kosten zo

laag mogelijk gehouden om te kunnen concurreren met lokale producenten. Een laatste verklaring is voor-

Ruim tweederde van de investeerders in Centraal-Europa onderhield
met het voormalige Oostblok. Het
gaat hierbij meestal om een handelsrelatie. Verder bleek uit het onderzoek dat meer dan de helft van de bedrijven uitsluitend in het voormalige

banden een belangrijke rol spelen.
Duitsland is verreweg de belangrijkste investeerder in Centraal-Europa

Oostblok investeerde, of hooguit in

investeringen zijn zeer klein. Maar er

zijn ook uitzonderingen. Unilever,
Shell, Douwe Egberts en Philips zijn
voorbeelden van bedrijven die tot nu

toe veel hebben gei’nvesteerd in Centraal-Europa. Nederland speelt in
Centraal-Europa een bescheiden
maar snel toenemende rol. Tot 1990

Tot voor kort waren investeringen in
Hongarije, Polen, Tsjechie en Slowakije alleen mogelijk via een joint venture met een lokaal bedrijf\ Ook nu
het in de Centraaleuropese landen
mogelijk is orh een 100% dochteronderneming op te zetten, blijkt de
joint venture nog steeds de dominante investeringsvorm, hetgeen er op
duidt dat investeerders de markt nog
steeds als risicovol zien. Steeds meer
bedrijven kiezen echter voor het opzetten van een nieuwe vestiging ter
plaatse. Aan een overname zijn volgens veel investeerders te veel nadelen verbonden. Door de totaal afwijkende manier van boekhouden is
moeilijk na te gaan wat de onderneming waard is. Daarnaast is de overnameprijs in vergelijking tot de kosten van vestiging vaak hoog.

voor de investering reeds contacten

zichtigheid. Het risico wordt beperkt
door met een kleine investering te
beginnen. Wat betreft de herkomst
van de investeringen valt op dat geografische nabijheid en historische

(met een aandeel van bijna 50%).
Het hierboven geschetste algemene beeld van veel kleine investeringen is ook bij de Nederlandse investeerders teruggevonden. De meeste

Investeringsvormen

Investeringsmotieven
De motieven voor buitenlandse investeringen brengt men veelal onder
in drie categorieen: afzet (marktpotentieel), (loon)kosten en strategic.

een land daarbuiten. Op zich is het

wezige kermis en ervaring een posi-

Marktpotentie
De binnenlandse marktpotentie

tieve invloed uitoefenen op het inves-

wordt door veel investeerders zelfs

teringsgedrag. Vermijding van risico

zo positief gewaardeerd, dat men
zich nauwelijks zorgen maakt over
de mogelijke afsluiting van de EGmarkt voor hun produkten . Na de
val van de muur is er in Centraal-Europa een nieuwe markt van 65 miljoen consumenten ontstaan en men
verwacht daar, zeker op lange ter-

natuurlijk niet verwonderlijk dat aan-

is immers een belangrijke factor.

Toch is het in het licht van de negatieve berichtgeving over Centraal- en
Oost-Europa opvallend, dat juist ondernemingen met kermis van zaken
blijk geven van vertrouwen in de toekomst. Vrijwel alle ondernemingen
gaven te kennen in de toekomst hun
investeringen in Centraal- en OostEuropa uit te willen breiden. Deze

waren de Nederlandse investeringen

lijkt, aangezien het omgekeerde even

hoog tempo toe. In 1992 is reeds 614

goed het geval had kunnen zijn .

Het omzetten van de marktpotentie in concrete verkopen loopt per

constatering is minder triviaal dan zij

verwaarloosbaar, daarna nemen ze in

mijn, zeer veel van (zie ook tabel 3).

a. Volgens de Poolse ambassade in Nederland was het aantal buitenlandse vestigingen

4. Bij Polen betreft het standgegevens van
juni 1991, terwijl het bij Tsjecho-Slowakije
om stroomgegevens over 1991 handelt.
Overigens verwacht de Federal Statistical
Office in Tsjecho-Slowakije een investeringsomvang in 1992 van bijna $ 1 mrd.
5. Dit blijkt ook uit het onderzoek van
Van Beerendonk, Oostveer & Ass., Nederlandse joint ventures in Midden- en OostEuropa, EVD, april 1992, en uit TJ. van
der Ziel en O.A.L.C. Atzema, Midden-Nederland in Oost-Europa, faculteit Ruimtelijke wetenschappen, RU Utrecht, 1993
(een onderzoek onder 189 ondernemin-

in September 1992 overigens 8000.

gen uit het MKB in Midden-Nederland).

b. In april 1992 kwam de Nederlandse ambassade in Tsjecho-Slowakije tot ruim 9.000
vestigingen met buitenlandse participatie en kende zij 45 Nederlandse ondernemingen

6. Onder een joint venture wordt in dit geval verstaan het samen met een lokaal bedrijf oprichten van een nieuw bedrijf of
het gedeeltelijk kopen van een staatsbedrijf.

Tabel 1. Netherlands aandeel in joint ventures in Centraal-Europa,
stand ntaart 1992
Aantal jv’s
Hongarije
Polena
Tsjecho-Sk>wakijeb

11.000
5.286

3.000

Waarvan Ned.
200
298
31

Ned. jv’s in %
1,8%

5,6%
1,0%

die in Tsjecho-Slowakije hadden geinvesteerd.
Bron: Joint-ventures in Midden- en Oost-Europa, Van Beerendonk/Oostveer & Ass.,
1992 en H.vanHastenberg, op. cit. (zie noot 2).

concurrenten dit doen. Een voor-

Tabel 2. Nederlandse directe investeringen in voormaUge Oostbloklanden,
1982-1992, stroomgegevens, fmln.

Gemiaaekfc

(•-“••:•

1982-1989

1990

Hongarije
J”ol«*

Tsjechift/Slowakije
Ovwlge ‘:i ‘ i-,:-:v—v:;:,-

T0to*lb

12
2
-5

•:•.–. 2–

:.’.:.’••; .••• ; “.:- • — ‘ – .

-••• ‘•• .vv^-. • .-

. . ,2
0

‘ • – , , 5 Q I;:.’

,…-

. >.r–.- •

1992*

1991
f

v# ,^’% ^^””^fllj^j
P

„!’ v^j?”-S ^^^ ^’ *^S –

113
21

3 • – • • • • • 2 –\’.^ ••>••
12

• ‘ • ‘ • • ; –272–::’-

‘ ‘

;

19
350
13
625

a. Cijfers lopen van oktober 1991 tot en met September 1992.
b. Verschillen door afronding.

beeld is CPC/Europe, dat als eerste
westerse soepen- en sauzenfabrikant
haar produkten op de Tsjechische
markt verkoopt. Ook in sectoren
waar sprake is van marktverzadiging,
zoals de elektronica, spelen concurrentie-overwegingen een belangrijke
rol. Philips penetreert in snel tempo
in Centraal- en Oost-Europa.

InvesteringskUmaat

Bron: De Nederlandsche Bank.

Over het investeringsklimaat in de

bedrijf overigens nogal uiteen. Zo

in Centraal-Europa wordt afgezet.

zag Douwe Egberts in Hongarije zijn
omzetten in twee jaar tijd met meer
dan 40% teruglopen. Toch ziet Douwe Egberts de toekomst met vertrouwen tegemoet, omdat men de markt
binnen een periode van vijf jaar substantieel ziet groeien.
Dat de economische terugval in
het algemeen nog niet heeft geleid
tot een dramatische terugval in de
vraag naar westerse produkten,
verklaren de ondernemers uit de
relatief grote spaarreserves van de
burgers (die jarenlang nauwelijks
consumptiegoederen konden aanschaffen) en van de status die van
deze produkten uitgaat.

Verder bezitten genoemde landen
volgens de investerende ondernemingen een relatief goed opgeleide beroepsbevolking (label 3). Zo wees de
PTT er op dat het personeel binnen
zes maanden gewend was aan de
werksfeer. Een extra voordeel is dat
mensen graag voor een westerse onderneming werken, niet zozeer vanwege de lonen die gemiddeld iets
hoger liggen dan bij de lokale bedrijven, maar vooral vanwege de betere
toekomstmogelijkheden. Tegelijkertijd echter is er schaarste aan werknemers met een commerciele instelling
en leidinggevende capaciteiten.

Loon en arbeid

Bij strategic scoren vooral concurren-

De bruto loonkosten liggen in Hongarije, Polen, Tsjechie en Slowakije
ongeveer een factor tien lager dan in
Nederland. Toch blijken investeerders de lage loonkosten minder
belangrijk te vinden dan de marktpotentie van de regio. Dit valt te verklaren uit het feit dat de produktie vaak

tie-overwegingen hoog. Ondanks de
vaak hoge aanloopkosten en de uiterst krappe winstmarges om de concurrentie met de goedkopere binnenlandse merken aan te kunnen, wordt
een investering van het grootste belang geacht om een gunstige uitgangspositie te verkrijgen voordat

Centraaleuropese landen zijn de Nederlandse investeerders die aan het
onderzoek hebben meegedaan een
stuk minder negatief dan in de media
tot nu toe naar voren is gekomen
(zie label 3)- Wel vormen sommige
factoren een belemmering voor hel
opereren in de regio. Daarbij wordl
mei name gewezen op de gebrekkige lelecommunicatie-infrastructuur.
Daarnaast bleek uit de interviews

dat er een groot gebrek is aan geschikie kantoorruimte. Kantoorruim-

le die aan de westerse eisen voldoet
is schaars en erg duur. (De huurprijzen op toplocaties in Warschau en
Praag (ongeveer/ 1600 per m2) zijn
op dil moment vergelijkbaar met die
van Parijs en Londen.)

Strategic

Tabel 3. Gem. waardering vanfactoren die investeringskUmaat bepalen”

Hongarije
3PDteieke stabiUteit .

Pc«ett

Tsjecho-Slowakije

Tot slot
Het is nog steeds een selecte groep
ondernemingen die in de voormalige
slaatshandellanden investeert. Opvallend is dat investeringen voornamelijk voortvloeien uit vroegere ervaringen of opgedane coniaclen. Daarom
lijken handelsmissies en uitwisselingen van managers meer effeci le sorteren dan investeringssubsidies of andere regelingen. De ervaringen van
de meeste investeerders zijn gematigd positief, helgeen lol uiting komt
in investeringsplannen voor de naasle toekomsl. Daarbij blijkl marklpotentie een belangrijkere irekker le
zijn dan de aanwezigheid van goedkope arbeid.
Ton van Rietbergen

Bans van Hastenberg
De auteurs zijn resp. medewerker en student aan de Faculteit Ruimtelijke wetenschappen van de Rijksuniversiteit Utrecht.
7. In het onderzoek van Van Beerendonk,

Oostveer & Ass. vindt 68% van de 250
onderzochte bedrijven afsluiting van de

westerse markt geen probleem.

ESB 28-4-1993

Auteurs