Ga direct naar de content

Bedrijfsverplaatsing in Nederland, 1990-1991

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 29 1993

Bedrijfsverplaatsing in
Nederland, 1990-1991
NJ. Kemper en P.H. Pellenbarg*

H

et zoeken naar een nieuwe locatie wordt bij veel bedrijven actueel ah de
activiteiten groeien. De aarzelende conjunctuur heeft dan ook een remmend
effect gehad op bet aantal bedrijfsverplaatsingen in de periode 1990-1991. De trend
van bedrijfsverplaatsingen in oostelijke richting heeft zich niettemin onverminderd
voortgezet. De Noordvleugel van de Randstad handbaaft zijn positie als vestigingsplaats. De Zuidvleugel daarentegen kent eenforse emigratie van bedrijven.

De condities waaronder bedrijven functioneren zijn
sterk aan verandering onderhevig. In veel sectoren is
de Internationale concurrentie sterk toegenomen. De
agressieve marktbenadering van Japan en de Europese eenwording spelen daarbij een belangrijke rol.
Er zijn sterke tendensen tot schaalvergroting, fusie
en concentratie, afstoten van niet-kernactiviteiten en
uitbreiding van toeleveren en uitbesteden. Al deze
processen leiden tot een sterke dynamiek in het
bedrijfsleven. Maar hoe vertaalt die dynamiek zich in
ruimtelijke patronen?
Een antwoord hierop wordt gevonden in de
vorm van een onderzoek naar de economische demografie van bedrijven. Hierin wordt onder meer
een beeld gegeven van het verschijnen en verdwijnen van bedrijven1. Meestal wordt daarmee gedoeld
op het oprichten en ophefFen van bedrijfsvestigingen. In een regionale context speelt echter ook de
bedrijfsverplaatsing een rol. In weinig landen bestaat
daar zicht op. Nederland verkeert in de unieke positie dat er wel informatie is over regionale bedrijfsverplaatsingen. Het project Mutatiebalansen van de
Kamers van Koophandel registreert alle bedrijfsverplaatsingen. In het verleden is hierover reeds tweemaal gerapporteerd . Ook oprichting en opheffing
worden geregistreerd, zodat op basis van de gegevens van de Mutatiebalans een totaalbeeld van de
economische demografie kan worden gegeven . In
dit artikel zal, in vervolg op de. twee eerdere publikaties in ESB, een overzicht worden gegeven van de
bedrijfsverplaatsingen in de jaren 1990-1991.

Aantal verplaatsingen neemt minder toe

-r

De verplaatsingsdynamiek van bedrijven neemt nog
altijd toe, maar in mindere mate dan in voorgaande
jaren. In de periode 1987-1989 steeg het aantal verplaatsingen met 7.000 (+20%), in de periode 19891991 met 5.000 (+11%). Daarvan vallen er nog eens
2.000 in de categoric overig; dit betreft vooral holdings, die alleen administratief worden verplaatst en

voor de regionale economic weinig betekenen. In
een aantal sectoren is er geen toename meer van het
aantal verplaatsingen, of is er zelfs een afname (zie
label 1). Van afname is sprake bij de industrie, de
detailhandel en de verzorgende diensten. De bouw
en de groothandel vertonen nog wel een toename in
het aantal verplaatsingen. De grootste toename doet
zich echter voor bij de zakelijke diensten (18%).
De minder sterke verplaatsingsneiging kan worden toegeschreven aan de aarzelende conjunctuur.
Daarop wijst ook het feit dat de korte-afstandverplaatsingen relatief teruglopen. De lange-afstandverplaatsingen blijven goed op peil . Juist de korte-afstandverplaatsingen worden sterk gegenereerd door
economische groei, die leidt tot ruimtenood bij bedrijven en de noodzaak van een andere huisvesting.
Bij lange-afstandverplaatsingen spelen ook de concurrentiepositie van het bedrijf en de (her-)orientatie
in de markt een rol. Deze factoren worden beinvloed door internationalisatie en schaalvoordelen.
* N.J. Kemper is werkzaam bij de Vereniging van Kamers
van Koophandel en Fabrieken in Nederland te Woerden.
P.H. Pellenbarg is als hoogleraar Economische geografle
veibonden aan de Rijksuniversiteit Groningen.
1. P. Struijs en A.J. Willeboordse, Economische demografie:
een nieuwe dimensie in de economische stattstiek, CBSSelect, 1990, nr. 6.
2. N.J. Kemper en P.H. Pellenbarg, De ruimtelijke dynamiek
van het Nederlandse bedrijfsleven, ESB, 10 februari 1988,
biz. 153-159; N.J. Kemper en P.H. Pellenbarg, Bedrijfsverplaatsing in Nederland, ESB, 6 maart 1991, biz. 249-252.
Dit artikel bevat op biz. 250 in label 2 een onjuistheid:
Friesland/zd: 6 moet zijn -6; N-Holland/gh: 71 moet zijn -71.
3. N.J. Kemper, Economische demografie van Nederland,
geboorte en sterfte van bedrijven, Geografle, december
1992, biz. 34-38. Veel Kamers van Koophandel rappoiteren
hierover jaarlijks in een regionale publikatie Bedrijvendynamiek.
4. Hel verschil lussen verplaatsing over korte afstand en
over lange afstand is gedefinieerd als verplaatsing binnen
Kamer van Koophandel-dislricten (korte afsiand) en lussen
Kamer van Koophandel-districten (lange afstand).

Provinciate verplaatsingspatronen

Tabel 1. Verplaatsing bedrijfsvestigtngen naar sector, 1991

Voor het provinciate beeld van de verplaatsingen is
de analyse gericht op de verplaatsing van de ‘stuwende’ sectoren (industrie, groothandel en zakelijke
diensten) tussen provincies. Dit geeft het beste beeld
van de economische kracht van regie’s.
Het aantal interprovinciale verplaatsingen is licht

Industrie
Bouw

gedaald van 4.400 in 1989 naar 4.100 in 1991. Dit

Groothandel

wordt met name veroorzaakt door de zakelijke diensten (-20%), terwijl de industrie (+5%) en de groothandel (+10%) wel een toename laten zien. Het resultaat van de verplaatsingen verschilt sterk van
provincie tot provincie (label 2). De provincies
Noord- en Zuid-Holland vertonen een chronisch vertrekoverschot, dat de laatste jaren nog toeneemt. De
bedrijven trekken vooral naar Noord-Brabant, Flevoland, Utrecht en Gelderland. Ook Friesland en Drenthe hebben een vestigingsoverschot, terwijl Groningen een stabiel vertrekoverschot heeft. De positie
van Zeeland is de laatste jaren duidelijk verbeterd,
met name door een gunstige ontwikkeling in de zakelijke diensten.
De ongunstige situatie in Groningen doet zich in
alle drie de sectoren voor en wordt niet in belangrijke mate veroorzaakt door de nabijheid van noordDrenthe, ten opzichte van de stad Groningen. Het
toegenomen vertrekoverschot in Noord- en ZuidHolland betreft alle sectoren, maar met name de sector zakelijke diensten. Was het saldo van de zakelijke diensten in Noord-Holland in 1988-1989 nog
positief, in 1990-1991 is het licht negatief geworden.
Het vertrek van groothandel uit Noord-Holland is
per saldo nauwelijks toegenomen.
Het is opvallend dat de industrie grote belangstelling heeft voor Flevoland, Gelderland en Noord-Brabant en nauwelijks voor Utrecht. De groothandel is
op elk van deze vier provincies gericht. In de zakelijke diensten zien we vooral een vertrek uit Zuid-Holland ten gunste van overig Nederland, met uitzondering van Groningen en Limburg.

Detailhandel

Aantal

Groei in %

1989-91
Sector

Totaall991

korte
afstand
5,1
5,2
6,1
2,8
6,3
3,3

1,3
0,8
2,1
0,4
2,3
0,5

6,4
6,0
8,3
3,2
8,6
3,8

7.600
48.000

11,4

5,0

1,5

6,5

5,3
4,9

1,4
1,2

6,7
6,1

36.000

a. Transport, opslag, communicatie, bank- en verzekeringswezen, makelaardij, zakelijke dienstverlening.
b. Horeca, reparatie, sport, recreatie, reiniging, wasserijen, kappers e.d.,
foto-ateliers.
c. Vooral holdings.
d. Aantal verplaatste vestigingen als percentage van het totale aantal vestigingen.
Tabel 2. MigratiesaUo vestigingen naar provincie

Provincie
Groningen

Friesland
Drenthe
Overijssel
Flevoland

Gelderland
Utrecht
N-Holland

Z-Holland
Zeeland
N-Brabant
Limburg

Totaalsaldo per jaar
88 89 90 91
-45
11
22

-26
78
17
77

-55
-93
-21
61
-26

-45
-5
30
-43
53
13
115
-13
-240
1
117
17

-26 -39
16 45
0 40
19
-3
68 108
55 92
81 94
-89 -149
-224 -354
23 13
97 133
-20 20

1988-89 gem.
ind gh zd
-11
1
8
-8
8
10
2

-4
8

9
2
27

14

-30
-6
10
-29
31
-9

22 72
-18 -71 55
-16 -32 -119
1
8 -18
21 25 44
2
-6
-1

Ruimtelijk beeld
Ind – Industrie, gh – groothandel, zd – zakelijke diensten.

Het interprovinciale migratiepatroon blijkt tamelijk
stabiel (label 3): er is een grote belangstelling voor
centraal-Nederland, als resultante van een (zuid-)ooslelijk gerichie uilslroom vanuit de Randstad.
Evenals in de periode 1988-1989 spelen de belangrijksle migraliesiromen zich af in Wesl-Nederland (zie kaart 1). Noord-Holland verliesl vooral bedrijven aan Flevoland, Ulrechl en Gelderland. ZuidHolland ziet bedrijven vertrekken naar Ulrecht,
Noord-Brabant en Gelderland, maar ook naar NoordHolland. Vanuit Utrechl irekken de bedrijven verder
naar Flevoland, Gelderland en Noord-Brabant
Utrecht is derhalve te karaklariseren als een door-

Welke provincies proflteren van hel vertrek uit
Noord- en Zuid-Holland (label 4)? De uitstroom uit
Noord-Holland is vooral gericht op Flevoland, Gelderland en Utrecht, waarbij de groothandel een voorkeur heeft voor Utrechl en de zakelijke diensten Gelderland iels le ver weg vinden. Vanuil Zuid-Holland
Irekken de industriebedrijven vooral naar Noord-Brabant, de groothandelsbedrijven vooral naar Utrecht
en Gelderland. De zakelijke diensten trekken eveneens naar Utrecht, maar ook naar Noord-Brabant en,
zeer opvallend, naar Noord-Holland.

gangsprovincie. Noord-Brabant is daarentegen een
echte ontvangstprovincie, die bedrijven opneemt uit
Noord- en Zuid-Holland; Utrechl, Gelderland en Limburg. Ook Flevoland is een ontvangslprovincie,
maar dan vooral voor Noord-Holland en Ulrecht.
Groningen verliesl daarentegen bedrijven aan bijna
alle andere provincies.

De waargenomen interprovinciale verplaatsingspatronen vormen een weerspiegeling van de wens
bij een groot deel van het bedrijfsleven om centraal
in het Nederlandse marktgebied gevestigd te blijven.
Deze wens blijkt bij peilingen naar de vestigingsvoorkeur van bedrijven tussen 1980 en 1990 onveranderlijk te zijn en leidt tot de concentratie van migratie-

ESB 28-4-1993

tot.

-1,1
4,8
5,8
-6,9
18,1
-0,8

43.000

Totaall989
Totaall987

lange
afstand

3.300
2.800
6.900
4.400
18.800
4.200

Zakelijke diensten*
Verzorgende dienstenb
Overigc

Verplaatsingsfactord

1990-91 gem.
ind

gh zd

-5 -24
2 22
2 16
3
2 14
-8
17
36 35
21
36 17
4 52 33
-33 -76 -10
-40 -79 -170
2
12
5
29 23 64
2
7
-8
-5

7

Provincie

Vestigingen industrie+groothandel+zakelijke diensten
Gr Fr Dr Ov Fl Ge Ut NH ZH Ze

Groningen
Friesland

Dfenthe
Overijssel

Ftevoland
Gelderland
Utrecht
N-HoUand
Z-Holland

Zeeland
N-Brabant
Limburg

-8
8
8

4
1

1
-4

-8
-1

7
0
3
2
0
8
2
-3 -4
5 -11 -8
1 -12 -11
0
1
0
-1
-2
3
-1
0
2

-4
4
-7

-1
-3

-8

0

-2
0

-4

6

4

-6
2

7

-7

-2
3
4
-2
15
15

-15 -15
-44 -37 -72
-5 -9 -39 -65
-1 -1 -2
2
-3 -6 14 15
1
1
3 -1

-5
11
8
-7
44
37
72

7

5
9

39
65
69

7
14
8

0
1
-2
-1
-1
-3
1
-8
-1
0
13

-12

-69

Totaal
sal imm emi

Li

1
0
-1
2
0 -3
1
3
1
6
2 -14
-2 -15
-7 -14

-1
12
11

MB

12
70
1

-1
0

-70
1

-33
31
20
8
88
73
> 87

«-119
-289^
18-

115
0

-13

68 101

98

67

108

88
177

185
182
459
605
€72
582
67
506
132

94

386
518
791
871

49
391
132

Werkzame personen

tot

ind

gh

zd

-186 -42 -33 -112
37
9 -12 40
-98 27
-9 -116
210 126 -19 103
J287 76 143 68
. §70 312 137 121
%7 -83 584 306
-1.464 -537 -744 -183
-1.126 -156 -244 -727
231 81 -16 166
702 163 176 364
30 24
36 -30

Ind • Industrie, gh • groothandel, zd = zakelijke diensten; imm – vestiging, emi = vertrek.

TabelS. Inter- stromen in en om de drie westelijke provincies. Binprovincial
nen zowel de noordelijke als de zuidelijke Randstadmigratiesaldo vleugel is er een duidelijke oostwaartse beweging,
vestigingen en

werkzame per- die moet worden verklaard uit de oplopende ‘locatie-

sonen, 19901991, getniddeldperjaar

druk’ (schaarser, duurder en onbereikbaarder wor-

de zakelijke diensten. Overijssel en Zeeland hebben
een negatief saldo omgezet in een vestigingsoverschot. Het sterkst is echter Noord-Brabant gegroeid

met een overschot dat 600 arbeidsplaatsen groter is
dan in de periode 1988-1989.

den van locaties) in de vier grote steden en hun onmiddellijke randzones. Bedrijven ontvluchten die

Mobiliteit in de Randstad

druk in oostwaartse richting, enerzijds op zoek naar
locaties die een relatieve nabijheid van het grootstedelijke milieu combineren met een aantrekkelijke

Binnen de totale mobiliteit zijn de zakelijke diensten
dominant en vormt het Randstadgebied de grootste

woonomgeving (een vestigingsfactor van steeds groter gewicht, juist voor kleinere bedrijven in de zeer
mobiele zakelijke dienstensector), anderzijds vanuit

een toegenomen appreciate van in de buurt van de
zuid- en oostgrens gelegen locaties, die immers centraler liggen in het nieuwe ‘Europa zonder grenzen’.

Werkgelegenheidseffecten
Bij de lange-afstandverplaatsingen (tussen Kamer

van Koophandel-districten) waren in de jaren 19901991 gemiddeld 20.000 werkzame personen betrok-

ken. Bij de interprovinciale verplaatsingen waren dit

verplaatsingshaard. Recent werd door Hessels een

gedetailleerde studie gewijd aan de verplaatsingen
van de zakelijke diensten in dit Randstadgebied,
waaruit bleek dat de stadsgewesten als het ware binnenstebuiten worden gekeerd: steeds meer bedrijven uit de zakelijke dienstensector (de sterkst groeiende sector van onze economic) vinden we niet
meer in de steden zelf, maar in de verstedelijkte re-

gio daaromheen5.

Vooral de computerservice en de accountancy

zijn echte suburbane activiteiten geworden; de juridische diensten, economische adviesbureaus, reclameen uitzendbureaus blijven zich meer in de steden

er 12.500. Dit is een toename ten opzichte van de

zelf concentreren. De lokaal opererende diensten

11.000 in de periode 1988-1989.

blijven dus in de steden zelf zitten, de bedrijven die

De gemiddelde grootte van de verplaatsingen ligt

ook hoger dan in de voorgaande periode. In 1990-

op een regionale of nationale markt werken gaan

naar de ‘suburbs’. Een opvallend detail in de analyse

1991 is dit voor de industrie 6,3 werkzame personen,

is het voorkomen van afwijkingen tussen de huidige

voor de groothandel 3,3 en voor de zakelijke diensten 2,7. Er is een tendens waarneembaar dat de
grootte van de bedrijven afneemt, met het toenemen
van de verplaatsingsafstand. Bij industriele verplaatsingen tussen provincies waren 3.200 arbeidsplaatsen betrokken, bij de groothandel 4.100 en bij de zakelijke diensten 5.200.
Het provinciale werkgelegenheidseffect vormt

locatievoorkeur van de bedrijven en de eerder doorgemaakte verplaatsing. Een deel van de naar buiten
verhuisde bedrijven vertoont een zekere ‘nostalgic’

klanten, voor het personeel, en de aanwezigheid

een afspiegeling van het patroon van de vestigings-

van parkeerfaciliteiten. Gegeven de cruciale beteke-

naar het vroegere stedelijke vestigingsmilieu.

Voornaamste locatiefactor voor de verhuizende
zakelijke diensten is en blijft volgens Hessels’ onderzoek de bereikbaarheid per auto, voor en van de

cijfers (label 3). Met name Noord- en Zuid-Holland

nis van de autobereikbaarheid voor de zakelijke

verliezen arbeidsplaatsen. Dit aantal ligt aanzienlijk

diensten plaatst hij een zeer groot vraagteken bij het

hoger dan in de periode 1988-1989. Voor Noord-Holland gaat het om een flinke stijging in de industrie.

In Zuid-Holland zijn juist de groothandel, maar vooral de zakelijke diensten gestegen. Ook Groningen
en Drenthe verliezen arbeidsplaatsen, met name in

5. M. Hessels, Locational dynamics of business services, an
intrametropolitan study on the Randstad Holland, dissertatie RU Utrecht, Netherlands Geographical Studies 147,

Utrecht, 1992.

nieuwe (auto-)mobiliteitbeperkende locatiebeleid

Tabel 4. Vertreksaldo vestigingen Noord- en Zuid-Holland, 1990-

dat de rijksoverheid de laatste jaren nastreeft . Uit

1991 gemiddeld

het onderzoek kan worden afgeleid dat het ABC-be-

leid rekening zou moeten houden met de specifieke
verschillen in de functie van kantoren. Voor regionaal-verzorgende kantoren met een hoge bezoek-

Vertrek-provincie

Noord-Holland
Vestigingsprovincie

ind

gh

zd

ind

gh

zd

2

0
-2

3
-6

-4
-1

-2
-17

0
-1
0
0
-3

2
-7
-8

-17

-15
-37

-10

-2
-3
-3
0
-1
-8
-2
-5

-20

-12
-39

7
0
-7
0
-76

55
-5
0

-2

-6

-16

-4
-10

-40

-14
-3
-79

intensiteit maar een korte bezoekduur is een echte
ken op de auto. Een B-locatie ligt hier meer voor de

Groningen
Friesland
Drenthe

hand.

Overijssel

openbaar-vervoerlocatie (A-locatie) geen zinvolle op-

tie, gezien de grote gerichtheid van dit soort bezoe-

Flevoland

Kantoren verhuizen anders
Niet alleen qua soort activiteit, maar ook qua fysieke
verschijningsvorm is er een groot verschil tussen bedrijven uit industrie, groothandel en zakelijke dien-

sten, de drie sectoren waarop de in dit artikel gepresenteerde informatie zich toespitst. Zakelijke dienstverlening wordt als regel uitgeoefend in kantoren;

Geldertand
Utrecht
N-Holland
Z-Holland

Zeeland
N-Brabant
Limburg

Totaal

Zuid-Holland

-3
-2
4
-10
-11
-8

5
-1

-6
-3
-33

3

-27

2

groothandel en industrie vaker in bedrijfshallen. Het

is niet voor niets dat de zakelijke diensten, die het

Ind – industrie, gh – groothandel, zd – zakelijke diensten.

meest in kantoren gehuisvest zijn, zo mobiel zijn.
Een verhuizing van een kantoor komt in de praktijk
neer op het versjouwen van bureaus en is dus min-

voorafgaand aan 1990 27% van alle kantoren in de

der ingrijpend dan wanneer er een bedrijfspand

Randstad verhuisd, maar zal in de drie jaren na 1990

moet worden verlaten, waar veel is gei’nvesteerd in

vaste installaties en moeilijk verplaatsbare machines.
Maar er zijn meer verschillen tussen kantoren en

nog maar 18% willen verhuizen7.

Uit de cijfers van B&A valt op te maken dat het
Utrechtse stadsgewest uit de kleiner wordende ver-

bedrijfshallen als het om verhuizen gaat. Groothan-

plaatsingsmarkt nog een groeiend aandeel weet te

del en industrie zoeken voor hun bedrijfshallen voor-

halen. Utrecht herbergt 10% van de onderzochte
groep kantoorbedrijven, maar ruim 13% van de

al plaatsen die bereikbaar zijn voor goederen; kantoren moeten bereikbaar zijn voor mensen. Een snelweglocatie is voor beide aantrekkelijk, maar voor
kantoren zijn openbaar-vervoerlocaties ook een op-

groep recent verplaatste bedrijven, en blijft ook voor
toekomstige verhuisplannen het meest populaire
doelwit. Opvallend is dat een deel van de verhuis-

mers vaak zelfstandig een pick, waar ze niet zelden

bewegingen naar het Utrechtse stadsgewest afkomstig zal zijn uit de andere drie grote steden, vooral

ook zelfstandig nieuw gaan bouwen, terwijl bij kantoren het de projectontwikkelaars zijn die het aanbod verzorgen, en de makelaars een grote rol spelen

Amsterdam. Rotterdam en Den Haag in de Zuidvleugel van de Randstad hebben zo’n onderlinge migratierelatie in veel mindere mate, hetgeen met enkele

bij het kiezen uit dit aanbod. Letten we op de prijs

cijfers uit de nationale mutatiebalans kan worden geillustreerd. In de periode 1990-1991 verhuisden er

tie. Voor bedrijfshallen zoeken verhuizende onderne-

van de locaties die verhuizende bedrijven uiteinde-

lijk kiezen, dan lijkt het er op dat industrie- en groothandelsbedrijven in het algemeen de goedkoopste

locaties kiezen (wat ook het gedrag is dat volgens
de vestigingsplaatstheorie verwacht mag worden),
terwijl voor kantoren vaak juist de duurste plekken
worden uitgekozen. In het eerste geval is de ondernemer voor alles op zoek naar kostenminimalisatie,
in het tweede geval kijkt hij vooral naar de uitstraling, en is in verband daarmee ook de beleggingswaarde van het bedrijfspand voor hem belangrijk.
In feite gaat het om twee totaal verschillende strate-

gieen met betrekking tot de bedrijfshuisvesting.

Gaan kantoren minder verhuizen?
In het begin van dit artikel werd al gewag gemaakt
van een relatieve afname van bedrijfsverplaatsingen
in Nederland in de jaren 1989-1991. De mobiliteit in
de zakelijke diensten groeide nog wel, maar zelfs in
deze sector en juist in de Randstad valt voor de jaren
na 1990 een teruggang te verwachten. Volgens een
onderzoek van de B&A-groep is in de drie jaren

ESB 28-4-1993

6. Werkdocument Geleiding van de mobiliteit door een locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen, Ministeries
VROM, V&W, EZ, mei 1990. In het werkdocument wordt
een beleid geformuleerd om de automobiliteit af te remmen. Dit gebeurt door het tegengaan van verplaatsing van
bedrijven en instellingen naar goed voor de auto ontsloten
snelweglocaties. Er wordt naar gestreefd deze activiteiten te
vestigen op een locatie die goed door het openbaar vervoer
is ontsloten. Het werkdocument onderscheidt drie soorten
vestigingslocaties voor verschillende soorten bedrijven
(ABC-beleid). A-locaties zijn openbaar-vervoerslocaties gelegen in de stadscentra, dichtbij het (centraal) station, minder goed bereikbaar met de auto en met beperkte parkeermogelijkheden. B-locaties zijn locaties die zowel goed door
openbaar vervoer als voor de auto zijn ontsloten, vaak
dichtbij voorstadstations van de NS gelegen of bij andere
knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer (metro,
sneltram), voor langparkeerders is betrekkelijk weinig
plaats. C-locaties zijn locaties die aan de rand van de stad
zijn gelegen met een directe aansluiting op het hoofdwegennet en minder goed bereikbaar met het openbaar vervoer.
7. A.W.P. Jansen en J. Heijs, Verhuisbewegingen van kanto-

ren in de Randstad, VOGON-journaal, juli 1992, biz. 5-10.

-25
-7

-3
-3

-55
-3
-43
1
-170

Figuur 1. Interprovinciale bedrijfsverplaatsingen in de Industrie,
grootbandel en zakeUJke dtensten, 1990/1991, gemiOdeUtperJaar

De verdere ontwikkeling zal sterk afhangen van de
conjunctuurgevoelige, rnaar van nature tevens mobiele zakelijke dienstensector. Vooralsnog wordt het
beeld van verplaatsing vanuit de Randstad in oostelijke richting bevestigd. Vooral de provincie Utrecht,
die met zijn centrale ligging en prettige woonomgeving een gunstig vestigingsmilieu biedt voor zakelijke dienstverleners, profiteer! van deze ontwikkeling.
De Noordvleugel van de Randstad kan het vertrek
van bedrijven redelijk compenseren met nieuwkomers uit Zuid-Holland. De Zuidvleugel van de Randstad kent een dergelijke compensatie echter niet, zodat er per saldo sprake is van een flinke emigratiestroom.
Voor de migratiepatronen in de toekomst is ook
het beleid van de overheid van belang. De overheid
heeft een locatiebeleid ontwikkeld dat een rem wil

zetten op de vlucht naar de meest populaire hervestigingsbestemming van de verhuizende zakelijke diensten: kantoorgebouwen langs de invalswegen van
de grote steden. Reeds vaker is gebleken dat een periode van neergaande conjunctuur niet geschikt is
om nieuwe dwingende vormen van ruimtelijk beleid
bij het bedrijfsleven te introduceren. De uitslag van
de confrontatie tussen beleid en verplaatsingsdynamiek zal de komende jaren duidelijk moeten worden. De bedrijfsmigratiecijfers kunnen dienen als
scorebord voor de wedstrijd.
NJ. Kemper

P.H. Pellenbarg

bijna negentig bedrijven van Amsterdam naar
Utrecht (en zestig andersom), maar tussen Den Haag
en Rotterdam, toch veel dichter bij elkaar en als het
ware 6en ruimtelijke arbeidsmarkt vormend, is de
wederzijdse verhuisstroom maar circa veertig bedrijven groot. De verklaring zal hier moeten zijn dat bedrijven, vooral in de zakelijke-dienstensector, Amsterdam en Utrecht als meer gelijksoortige vestigingsmilieus ervaren dan Den Haag tegenover Rotterdam
(de regerings-, ambtenaren- en dienstenstad tegenover de industriele werkstad).

De grootste groep verplaatsingen zal echter de
vorm blijven houden van ‘urban overspill’ binnen de

afzonderlijke stadsgewesten, waarbij de locaties
langs de uitvalswegen het populairst zullen zijn.

Besluit
De hausse van bedrijfsverplaatsingen in de tweede
helft van de jaren tachtig heeft voor een groot deel

het karakter van een inhaalslag gehad, die volgde op
het uitstellen van investerings- en bouwplannen in
de eraan voorafgaande economische depressieperiode. De nationale bedrijfsverplaatsingscijfers indiceren aan het begin van de jaren negentig een aarzeling, die waarschijnlijk samenhangt met de somber

wordende economische vooruitzichten. Er is absoluut gezien nog groei, maar relatief gezien niet meer.

Auteurs