Ga direct naar de content

Nieuw kabinet kan niet weglopen voor moeilijke afwegingen in de zorg

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 3 2024

Door de vergrijzende bevolking, met steeds complexere zorgvragen, en een toename van het aantal chronische zieken, is schaarste in de zorg een steeds nijpender probleem. Deze schaarste betreft zowel het beschikbare personeel als de beschikbare financiële middelen. Een nieuw kabinet zal vanuit het maatschappelijk belang een aantal lastige keuzes moeten maken.

Het huidige demissionaire kabinet-Rutte IV kondigde bij zijn aantreden in 2022 ‘stevige keuzes’ aan om de financiële houdbaarheid van de zorg te verbeteren. In het coalitieakkoord bleek hier vervolgens echter weinig van. In plaats van de groei van de zorguitgaven af te remmen kozen de huidige coalitiepartijen er juist voor om op korte termijn extra geld aan zorg te gaan uitgeven. Deze (tijdelijke) intensivering zou aan het einde van de reguliere kabinetsperiode – vanaf 2026 – tot minder sterk groeiende zorguitgaven moeten leiden.

Door de vroegtijdige val van het kabinet is onduidelijk in hoeverre deze ambitie ook zou zijn waargemaakt. Maar de voortekeningen waren niet gunstig. De belangrijkste structurele besparingen die het kabinet op lange termijn ten aanzien van de zorguitgaven had willen realiseren, waren dusdanig onzeker dat de ‘rekenmeesters’ van het Centraal Planbureau hieraan geen opbrengst wilden toekennen. Kortom, de uitdagingen voor het nieuw aan te treden kabinet zijn er voor wat betreft de zorguitgaven bepaald niet minder op geworden.

Hardnekkige personeelstekorten

Naast de financiële houdbaarheid zorgt de personele houdbaarheid voor nog grotere problemen. De oplopende wachtlijsten zijn hiervan slechts een eerste voorbode. Het overheidsbeleid heeft tot op heden slechts een bescheiden effect gehad. Over de deelsectoren in de zorg heen blijven de personeelstekorten namelijk substantieel en hardnekkig. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zal zonder ingrijpen in 2030 ongeveer twintig procent van de totale Nederlandse beroepsbevolking nodig zijn om aan de zorgvraag te voldoen, terwijl dit percentage naar verwachting verder zal oplopen tot meer dan dertig procent in 2060. Dit is onrealistisch én onwenselijk vanuit zowel algemeen economisch perspectief als vanuit het perspectief van andere (publieke) sectoren zoals het onderwijs. In het Integraal Zorgakkoord (IZA) is daarom afgesproken de huidige één op zes werknemers in de zorg als uitgangspunt te houden. Met grofweg hetzelfde aantal mensen als nu moet dan aan de sterk groeiende zorgvraag worden voldaan. Dit is echter makkelijker gezegd dan gedaan.

Een mogelijk veelbelovende manier om de personeelstekorten in de gezondheidszorg terug te dringen, is het toenemend gebruik van arbeidsbesparende medische technologieën. Hoewel de voordelen hiervan nu zeker nog niet volledig worden benut, lijkt het onwaarschijnlijk dat deze weg volstaat. Naast innovatie is daarom ook een verschuiving noodzakelijk naar meer preventie en demedicalisering (waarbij voorkomen wordt dat problemen op een medische manier worden behandeld terwijl dat eigenlijk niet nodig is). Vooral in de ouderenzorg is het versterken van de rol van de sociale omgeving van belang om de toenemende druk op de vraag naar schaars zorgpersoneel te verlichten.

Onduidelijke kosteneffectiviteit zorginnovaties

Overigens is de kosteneffectiviteit van veel zorginnovaties nog onduidelijk. Maar innovaties dragen alleen effectief bij aan het verminderen van schaarste wanneer de kosten ervan in verhouding staan tot de (verwachte) opbrengsten in termen van gezondheidswinst, lagere zorguitgaven en/of arbeidsbesparingen. Nu worden nieuwe  –  vaak duurdere  –  behandelmogelijkheden nog veelal automatisch tot het basispakket toegelaten en dus vergoed. Alleen dure innovatieve geneesmiddelen worden expliciet beoordeeld op kosteneffectiviteit. Voor de overige behandelingen en technologieën ontbreekt een dergelijke toets. Evenmin wordt getoetst of eenmaal toegelaten behandelingen en technologieën (kosten)effectief zijn of (kosten)effectief worden toegepast.

Het ontbreekt dus aan evidentie op basis waarvan behandelingen en technologieën eventueel uit het basispakket zouden moeten worden verwijderd of hun vergoeding zou moeten worden beperkt tot indicaties waarbij de toepassing bewezen effectief is. Een aanpassing van de huidige wijze van pakketbeheer is wenselijk, al is dit gelet op de al decennialange (politieke) discussies hierover bijzonder complex.

Tot besluit

Om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg te kunnen waarborgen zijn lastige keuzes over de verdeling van schaarse financiële middelen en personeel onvermijdelijk. Een nieuw kabinet zal, linksom of rechtsom, vanuit het maatschappelijk belang een aantal moeilijke afwegingen moeten maken om de toekomst van de gezondheidszorg met vertrouwen tegemoet te kunnen zien. Voor de curatieve zorg betreft dit onder meer expliciete keuzes over het verzekerde pakket (criteria, in- en uitstroom, kwaliteitsnormen) en het concreet aanpakken van knelpunten die in de weg staan van passende zorg. De regionale ronde tafels van het IZA hebben tot nu toe vooral geleid tot het inventariseren van de knelpunten en doelen, maar nog nauwelijks tot een concrete aanpak. Voor de langdurige zorg gaat het onder meer om duidelijke keuzes over wie recht hebben op welke collectief gefinancierde zorg. De door bepaalde politieke partijen bepleite afschaffing, dan wel forse verlaging, van het wettelijke eigen risico en uitbreiding van het basispakket stellen in dat opzicht helaas niet gerust.

Auteurs

  • Marco Varkevisser

    Hoogleraar bij Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM)

  • Erik Schut

    Hoogleraar bij Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM)

Categorieën

Plaats een reactie