In 2022 moesten 335.000 huishoudens oftewel 4,4 procent van de huishoudens in Nederland rondkomen van een bedrag onder de lage-inkomensgrens, waarmee ze een risico liepen op armoede. Dat is fors minder dan de 6,3 procent in 2021. De sterke afname ten opzichte van 2021 komt door de energiemaatregelen. Wel heeft een grote meerderheid van de huishoudens onder de lage-inkomensgrens onvoldoende financiële buffers om op terug te vallen.
Bijstandsontvangers en andere huishoudens met weinig inkomen in 2022 kregen naast korting op de energierekening een energietoeslag van veelal 1.300 euro. Daardoor steeg de koopkracht aan de onderkant van de inkomensladder en kwamen er minder huishoudens onder de lage-inkomensgrens terecht. Zonder de energiemaatregelen zou het armoederisico bijna twee keer zo groot geweest zijn (7,7 procent).
Om armoede goed in kaart te brengen is het van belang om naar zowel inkomen als vermogen te kijken. Een inkomen onder de lage-inkomensgrens is voor huishoudens die kunnen terugvallen op een vermogensbuffer immers minder problematisch, zolang het inkomen niet jarenlang laag blijft en het vermogen op korte termijn in beschikbaar geld kan worden omgezet.
Huishoudens met een laag inkomen én zonder een (liquide) vermogensbuffer gelden als ‘financieel arm’: zij hebben een vermogen van minder dan de helft van de jaarlijkse lage-inkomensgrens. Zo gold een alleenstaande in 2022 als financieel arm bij een vermogen van minder dan 7.200 euro.
Van de huishoudens onder de lage-inkomensgrens was 78 procent financieel arm in 2022. Dat komt neer op 261.000 huishoudens, tegenover 74.000 huishoudens die wel voldoende liquide middelen hadden om hun inkomenstekort te compenseren.
Van de huishoudens onder de lage-inkomensgrens van 65 jaar of ouder was iets meer dan de helft financieel arm. Bij de zelfstandigen was dat iets minder dan tweederde. Bijstandsontvangers onder de lage-inkomensgrens zijn vrijwel allemaal financieel arm.
Auteur
Categorieën