Ga direct naar de content

Lente

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 25 1993

T
Lente
Een nieuwe lente, een nieuw geluid. Het gekwetter
van de vogels heeft de politici aangestoken. Kandidaat-premier Brinkman heeft zich in het koor gemengd met een (uitgelekte) brief aan Lubbers onder
de titel Lente ‘931. Brinkman vraagt het kabinet om
in de komende weken met een drastisch bezuinigingsprogramma te komen en doet daarvoor een
groot aantal suggesties. Tevens vraagt hij het kabinet
om nog voor de komende verkiezingen een deltaplan
voor de infrastructuur voor te bereiden. Maar het kabinet is ombuigingsmoe. Het zoekt vooral naar wegen om minder te hoeven bezuinigen. De suggesties
van Brinkman maken waarschijnlijk dan ook meer
kans bij een volgend kabinet.
Het programma van Brinkman omvat vier punten:
• stoot af wat er af te stolen valt. Brinkman noemt
in dit verband: (versnelde) privatisering van de
NS, openbaar-vervoerbedrijven en de Rijksgebouwendienst; verkoop van school- en andere gebouwen; samenvoeging van de Rijksdienst voor het
wegverkeer met de ANWB; overdracht van alle
woningwetwoningen aan de corporaties; het overlaten van de Ziektewet en de WAO (en de WW?)
aan de sociale partners en het afstoten van de individuele huursubsidie naar de gemeenten of corporaties (zonder centrale regelstelling);
• schrap in de subsidies wat er te schrappen valt.
Genoemd worden subsidies op het terrain van de
volkshuisvesting (object- en locatiesubsidies), het
onderwijs (studiefinanciering), het openbaar vervoer, de rechtshulp en isolatiesubsidies. Daarnaast
moeten de eigen bijdragen omhoog (ouderbijdragen in het onderwijs, verplichte eigen risico’s in
de volksgezondheid, de ov-jaarkaart);
• fixeer de uitkeringen, de salarissen van ambtenaren en trendvolgers en de budgetten van instellingen in de volksgezondheid op een reele nullijn;
• kom met een ‘deltawet’ voor de infrastructuur:
een hoge-snelheidslijn; de Betuwelijn; een nieuwe
spoorlijn naar Groningen en naar Hengelo/Enschede; de A73 in Limburg en de A50 in Brabant, dit alles onder het motto “de achterlandverbindingen in
een keer op orde”.
Het is duidelijk dat Brinkman toe wil naar een kleinere, efficientere overheid, die zich concentreert op
kerntaken en de uitvoering van het beleid zoveel mogelijk overlaat aan lagere overheden, sociale partners
of de marktsector. Daarvoor zijn goede redenen aan
te voeren. In de eerste plaats verwachten burgers en
bedrijven van de overheid dat zij flexibel en slagvaardig inspeelt op veranderende maatschappelijke behoeften. In het bedrijfsleven hebben de hogere eisen
van afnemers geleid tot een concentratie op kerntaken en tot een organisatie in business units die dicht
op de markt zitten. In de overheidsorganisatie hebben soortgelijke aanpassingen nog onvoldoende hun
beslag gekregen.

ESB 24-3-1993

Een tweede reden voor de overheid om zich van
allerlei markten terug te trekken, is dat het herverdelingsmechanisme is dolgedraaid door ‘strategisch gedrag’ van burgers. Het grote aanbod van gratis of bijna gratis voorzieningen door de overheid heeft een
geweldige vraag uitgelokt van groepen voor wie die
voorzieningen niet bedoeld waren. De daarmee gepaard gaande volume- en allocatie-effecten hebben
hoge maatschappelijke kosten veroorzaakt.
Doordat de overheid zich zelf heeft opgezadeld
met branchevreemde activiteiten is de collectieve-lastendruk sterk gestegen. De combinatie van hoge collectieve lasten, in het bijzonder de marginale wig, en
een hoog minimumloon heeft ertoe geleid dat grote
groepen werknemers met een lage produktiviteit uit
het arbeidsproces zijn verdreven. Daardoor is een
hoge mate van inactiviteit ontstaan. Dit is een belangrijke reden waarom de groei van de Nederlandse
economic in de afgelopen decennia is achtergebleven bij die van omringende landen als Duitsland,
Belgie, Frankrijk, Italic en het Verenigd Koninkrijk.
In de vierde plaats dwingen de totstandkoming
van een interne markt en de ontwikkeling in de richting van een EMU tot een verlaging van de collectieve-lastendruk. Hoge collectieve lasten verminderen
de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats voor bedrijven en hoog opgeleide (mobiele)
arbeidskrachten. Dit schaadt het concurrentievermogen van de nationale economic.
In de vijfde plaats vermindert de hoge marginale
wig de flexibiliteit op de arbeidsmarkt omdat er nauwelijks financiele prikkels zijn om van baan te veranderen, om- of bij te scholen, kortom te investeren in
menselijk kapitaal.
Ten slotte wijzen ook berekeningen van het CPB
uit dat een rationalisering van de verzorgingsstaat,
waarbij de collectieve-lastendruk met 10% afneemt,
op lange termijn veel extra groei en werkgelegenheid kan opleveren.
Op zich is het inzicht dat de Nederlandse variant
van de verzorgingsstaat werkgelegenheid en groei
kost, niet nieuw. Maar tot nu toe zijn vele pogingen
om tot efficiencyverbetering te komen, stuk gelopen
op de (gevreesde) ongunstige effecten voor de inkomenspositie van specifieke groepen. Het opvallende
in Brinkmans voorstellen is dat deze ongunstige inkomenseffecten nu voor lief worden genomen en
dat de nadruk wordt gelegd op efficiencyverbetering
die de samenleving als geheel extra groei en werkgelegenheid kan opleveren. De grote vraag is of Brinkman voldoende politieke en maatschappelijke steun
voor deze koerswijziging kan mobiliseren of dat ook
hij vastloopt in het moeras van de gevestigde belangen. Een zwaluw maakt nog geen lente.
L. van der Geest
1. Zie NRC Handelsblad, 18 maart 1993.

Auteur