Lastenverlichting met de earned income tax credit
Aute ur(s ):
Koesveld, E.B.K. van (auteur)
De auteur is verb onden aan Ocfeb . Met dank aan diverse collega’s voor commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4146, pagina 264, 3 april 1998 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
belastingen
In de discussie over het nieuwe belastingstelsel duikt regelmatig de zogenoemde ‘earned income tax credit’ (EITC) op, die sinds 1975
in de VS bestaat. De ervaringen met deze vorm van lastenverlichting zijn er niet onverdeeld positief. Door de EITC in Nederland te
koppelen aan de specifieke afdrachtskorting (SPAK) kan de effectiviteit, dat wil zeggen de uitstroom uit de werkloosheid, worden
vergroot.
De Nederlandse banenmotor draait weer op volle toeren. Naar verwachting zal het aantal banen in de jaren 1995-1998 met ongeveer
600.000 zijn gestegen, aanzienlijk meer dan de 350.000 van het Regeerakkoord. De stijging van de werkgelegenheid vertaalt zich
echter slechts in beperkte mate in een lagere werkloosheid. Zo zal de werkloze beroepsbevolking in deze regeerperiode ca. 175.000
personen lager uitkomen, terwijl het aantal werkloosheidsuitkeringen met niet meer dan 115.000 afneemt. Doordat nieuwe banen
vooral worden bezet door schoolverlaters en herintreders, blijft het aantal volledige bijstands- en werkloosheidsuitkeringen hoog:
bijna 750.000 in 1998. Kijken we preciezer naar de werkloosheid, dan blijkt dat de daling vooral komt door een lagere instroom en
niet zo zeer door een hogere uitstroom 1. De werkloosheid concentreert zich aan de onderkant van de arbeidsmarkt, waar in essentie
sprake is van een cumulatie van drie knelpunten 2:
» ‘de productiviteitsval’: de productiviteit van werknemers blijft achter bij de loonkosten. De relatief lage productiviteit hangt samen met
onvoldoende scholing en werkervaring. De hoge loonkosten worden veroorzaakt door de wig op arbeid in combinatie met de hoge
vloeren in het loongebouw. Dit is weer het gevolg van het (gekoppelde) wettelijk minimumloon (wml) en vaak substantieel hogere,
algemeen verbindend verklaarde laagste loonschalen in de cao’s;
» ‘de werkloosheidsval’: de sociale uitkeringen zijn redelijk toegankelijk en relatief hoog in vergelijking met de te verwachten inkomsten
uit arbeid. Op micro-niveau vermindert deze impliciete wig de financiële prikkel tot het zoeken en accepteren van een baan. In concreto
gaan kostwinners in de bijstand er slechts zestig gulden per maand op vooruit als zij gaan werken voor het wettelijk minimumloon. Door
het lagere sociaal minimum bedraagt de inkomensvooruitgang voor alleenstaanden ongeveer 425 gulden per maand. Houden we rekening
met allerlei extra kosten en het vervallen van voordelen van het (gemeentelijk) inkomensbeleid, dan lijden met name kostwinners al snel
een koopkrachtverlies. Dit spoort met onderzoeken dat het reserveringsloon vaak hoger ligt dan de laagste loonschalen 3. Macroeconomisch leidt de lagere zoekintensiteit tot een vermindering van het effectieve arbeidsaanbod, hetgeen de loonmatiging beperkt en
negatief uitpakt op de werkgelegenheid;
» ‘de armoedeval’: mensen met een baan aan de onderkant van de arbeidsmarkt zien een groot deel van hun inkomensvooruitgang
wegbelast, en ontgroeien de inkomensafhankelijke regelingen. Deze expliciete wig voor werkenden belemmert de instroom en vooral de
doorstroom op de arbeidsmarkt en de kwaliteit van arbeid: minder bereidheid tot extra inspanningen, een minder mobiele opstelling en
zwakkere prikkels tot het volgen van onderwijs en scholing. Niet alleen aan de onderkant van de arbeidsmarkt is overigens sprake van
een armoedeval: praktisch voor iedereen bedraagt de marginale wig ten minste 60%. Dit is ook internationaal hoog en zal pregnanter
worden, gelet op de toenemende schaarste op de arbeidsmarkt 4.
Het gevoerde beleid
Het huidige kabinet heeft de productiviteitsval vooral willen verkleinen door een substantiële verlaging van de werkgeverslasten met een
accent op de onderkant van de arbeidsmarkt in de vorm van een specifieke afdrachtskorting (SPAK). Dit is een korting op de
belastingafdracht van werkgevers voor werknemers met een loon tussen 100% en 115% van het wettelijk minimumloon. Daarboven geldt
tot een inkomen van 130% van het wml een halve SPAK. Anno 1998 bedraagt de SPAK per jaar 3.660 gulden per werknemer. De SPAK
kost ca. Æ’ 1,5 m en wordt voor drie-kwart van de daarvoor in aanmerking komende werknemers aangevraagd 5.
rd
Aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt beoogt het kabinet langs drie wegen werken meer lonend te maken. Ten eerste kunnen scholing
en training de verdiencapaciteit van mensen vergroten. Daartoe zijn investeringen gepleegd en fiscale stimulansen ontworpen. Ten
tweede zijn ook in deze regeerperiode de polisvoorwaarden van de sociale uitkeringen aangepast, zoals de scherpere referte-eis in de
WW, de nieuwe Bijstandswet en de Nabestaandenwet. Ten derde zijn de lasten verlicht, zowel generiek als gericht op de onderkant van
de arbeidsmarkt. Wat dit laatste betreft zijn het arbeidskostenforfait (bescheiden) verhoogd en de stimuleringspremies in de bijstand
verruimd.
Gelet op de lage uitstroom uit de werkloosheid en het nog steeds hoge niveau van de inactiviteit, zijn de (fiscale) maatregelen gericht op
de ‘armoedeval’ beperkt te noemen. De recente kabinetsnota over de belastingen in de 21e eeuw lijkt dit goed te maken. Daarin worden
verschillende voorstellen gedaan voor een fiscale stimulering van het arbeidsaanbod 6.
De EITC in de VS
Eén daarvan is de ‘earned income tax credit’ (EITC), die sinds 1975 in de VS bestaat. De EITC is een inkomensafhankelijke korting op de af
te dragen (federale) belastingen voor werkenden 7. Om de EITC te ontvangen, moet er sprake zijn van inkomen uit loondienst of eigen
bedrijf. Daarnaast is de omvang van de EITC afhankelijk van de huishoudsamenstelling, waarbij sinds 1994 ook mensen zonder kinderen
in aanmerking komen voor een (schrale) heffingskorting (zie figuur 1) 8. Voor een gezin met twee kinderen gelden drie ‘ranges’:
Figuur 1. De earned income tax credit in de VS
» de ‘phase-in range’ tot $ 8.900 per jaar, waarin de EITC toeneemt met het inkomen: bij elke dollar groeit de korting met 40 cent tot een
maximum van $ 3.556;
» de ‘flat range’ met een vast bedrag van $ 3.556 voor inkomens tussen $ 8.900 en $ 11.610 per jaar, wat net iets meer is dan de inkomsten
van een voltijdse minimumloner;
» de ‘phase-out range’, waarin de korting wordt afgebouwd met 21 cent per verdiende dollar. De korting is volledig verdwenen bij $
28.495, ongeveer het inkomen van Joe Sixpack.
De meeste recente schattingen van het aantal EITC-gebruikers lopen uiteen van 13 tot 16 miljoen huishoudens (ca 15% van het totaal
aantal huishoudens). Hiervan bevindt zich ongeveer 25% in de phase-in range, 15% in de flat range en meer dan 60% in de phase-out
range 9.
Doelstelling EITC in de VS
In zijn eerste State of the Union, kondigde president Clinton het volgende aan: “The new direction I propose will make this solemn,
simple commitment: by expanding the refundable earned income tax-credit, we will make history; we will reward work of millions of
working poor Americans by realizing the principle that if you work 40 hours a week and you’ve got a child in the house, you will no
longer be in poverty”. Daarop besloot hij met ingang van 1993 tot een uitbreiding van de EITC, die in 1996 zijn beslag heeft gekregen.
Tegen het jaar 2000 kost de EITC waarschijnlijk zo’n dertig miljard dollar (0,3% van het bbp), tegenover niet meer dan twee miljard dollar
medio jaren tachtig.
Uit het citaat van Clinton komt duidelijk naar voren dat de EITC in de VS primair beoogt de armoede onder werkenden te bestrijden. Voor
1996 wordt ingeschat dat de helft van het totale bedrag aan EITC ten goede komt aan mensen onder de armoedegrens, terwijl ruim een
derde van het bedrag het verschil tussen het feutelijk verdiende loon en de armoedegrens (‘poverty-gap’) rechtstreeks verkleint. In
personen gemeten, echter, komt de heffingskorting nog relatief vaak terecht bij mensen boven de armoedegrens: zeven miljoen EITContvangers zijn niet arm, vijf miljoen zijn dat wel.
Dekkingsgraad, transparantie en fraude
De effectiviteit van de EITC is afhankelijk van (a) de dekkingsgraad: de mate waarin de beoogde mensen worden bereikt, (b) de
transparantie: de mate waarin de EITC wordt ervaren zoals bedoeld (c) de mate waarin mensen ten onrechte de EITC ontvangen en (d) de
feitelijke gedragseffecten op het arbeidsaanbod.
Dekkingsgraad
Wat de dekkingsgraad betreft, komt Scholz tot een percentage van 80 tot 86% in 1990. Dit is hoog in vergelijking met andere sociale
programma’s zoals de Aid to Families with Dependent Children (62 tot 72%) en voedselbonnen (54 tot 66%). Hiervoor kunnen twee
redenen worden gegeven. Ten eerste waarborgt de EITC de privacy van mensen en is de kans op stigmatisering relatief gering.
Daarnaast zijn EITC-gerechtigden per definitie werkzaam in het formele circuit en daardoor vaak beter op de hoogte van de regeling.
Transparantie
De transparantie van de EITC is echter gering. Dit komt doordat bijna iedereen de EITC pas ruim na afloop van het jaar verrekend ziet met
zijn belastingafdracht. Ook omdat betrokkenen vaak niet zelf hun belastingpapieren invullen, beschouwen ze de heffingskorting al gauw
als een eenmalige ‘windfall transfer’, onafhankelijk van hun eigen inspanningen. Slechts 1% van de EITC-aanvragers maakt gebruik van
de optie de EITC via de werkgever vooruit te ontvangen. De werkgever brengt deze betalingen dan maandelijks in mindering op zijn
afdracht. Waarom zo weinig mensen deze optie benutten is niet duidelijk. De meest eenvoudige verklaring is dat mensen ervan niet op de
hoogte zijn. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat het mensen minder goed uitkomt, ze hun werkgever er niet om durven vragen of bang zijn
later een deel van de vooruitbetaling terug te moeten betalen 10.
Fraude
Dan zijn er huishoudens die ten onrechte profiteren van de EITC. Uit een onderzoek door de Belastingdienst voor 1988 bleek dat 4% van
de aanvragen te laag was, 10% te hoog en 32% volledig onterecht. Zouden alle claims zijn gehonoreerd, dan zou dit de staat bijna 50%
extra hebben gekost. Uit een steekproef in 1994 rolde een lager fraudepercentage van 29%, waarvan 13% ook duidelijk bewust was. De
meeste ‘fouten’ betreffen het verdiende inkomen en het aantal kinderen, met name bij gescheiden ouders.
Economische effecten
Allereerst is er sprake van een positief participatie-effect: het wordt aantrekkelijker werk te zoeken en te aanvaarden. Het welvaartseffect
voor mensen die door de EITC gaan werken is overigens groter dan de inkomensvooruitgang die ze in eerste instantie doormaken.
Doordat het contact met de arbeidsmarkt wordt hersteld en werkervaring wordt opgedaan, ontstaat immers perspectief op een structureel
hogere levensstandaard, mits de armoedeval niet te groot is.
De gedragsreactie van reeds werkenden (het uren-effect) verschilt per range. In de phase-in range is het effect theoretisch ambigu: het
substitutie-effect van een hoger loon – oftewel hogere kosten van vrije tijd – prikkelt mensen meer te werken, terwijl het inkomenseffect
van meer inkomen de voorkeur voor vrije tijd juist aanwakkert. Empirisch is het substitutie-effect groter: mensen in de phase-in range
willen meer werken. In de flat-range is er sprake van een ‘lump sum’ uitkering: er is alleen een negatief inkomenseffect, onder de
veronderstelling dat vrije tijd een normaal goed is. Het gevolg is dat mensen minder uren gaan werken of actiever worden in het zwarte
circuit. In de phase-out range is dit nog sterker: door de afloop van de EITC, klapt het teken van het substitutie-effect om en versterkt dit
het inkomenseffect. Onder druk van de marginale wig hebben mensen bij wijze van spreken de neiging de helling weer terug op te lopen.
Empirisch onderzoek is schaars, maar bevestigt veelal wat de theorie voorspelt. Het onderzoek van Scholz over de uitbreiding van de
EITC in 1993 is het meest volledig 11. Hij concludeert dat “the increase in participation is likely to offset (or more than offset) the
reduction in hours among those who work”. Eerst bepaalt hij het uren-effect met ‘gemiddelde’ elasticiteiten: in the phase-in range neemt
het aantal gewerkte uren met 4% toe en in de flat range en phase-out range af met 0,2% en 1,1%. Doordat in de phase-out range het
meest wordt gewerkt, is er per saldo sprake een effect van -0,54%: EITC-trekkers gaan gemiddeld elf uur en gezamenlijk bijna 55 miljoen
uur per jaar minder werken. Voor het participatie-effect gebruikt Scholz vervolgens een simulatiemodel, waaruit blijkt dat met name
alleenstaande ouders gaan werken. Het participatie-effect komt uit op een stijging van het arbeidsaanbod met 145 miljoen uur (ruim
350.000 mensen). Het totale effect van de uitbreiding van de EITC is daarmee positief.
De grote winst van de EITC ligt dus in het ‘participatie-effect’ als gevolg van de fors lagere replacement-rate. Daarnaast treedt een
verschuiving op van de marginale wig van mensen in de phase-in range naar werkenden in de phase-out range. Browning, bekend van
het ‘leaking-bucket’ effect van belastingen, heeft illustratieve becijferingen gemaakt van deze impliciete herverdeling 12. Hij berekent niet
alleen het effect op het arbeidsaanbod, maar ook op het beschikbaar inkomen. Mensen in de phase-in range boeken een welvaartswinst
van drie dollar-cent per dollar, die de overheid inzet voor de EITC. In de phase-out range is juist sprake van een welvaartsverlies,
oplopend van 25 tot 95 cents per dollar van de overheid. Doordat het meeste geld van de EITC in deze fase terecht komt, concludeert
Browning dat de EITC per saldo een welvaartsverlies voor werkenden met zich mee brengt, nog ongerekend de effecten van de
financiering van de EITC. Een belangrijke beperking van zijn analyse is uiteraard dat berekeningen van de welvaartswinst van het
participatie-effect ontbreken.
Kritiek op EITC
Naast positieve aspecten van de EITC is in het voorgaande ook een aantal punten van kritiek genoemd voor wat betreft de transparantie,
fraude, deadweight loss en de marginale wig. In zijn recente boek ‘Rewarding Work’ noemt Phelps nog twee bezwaren 13. Hij vindt dat de
EITC te veel gericht is op lage inkomens en te weinig op lage lonen. Voor de EITC telt immers niet wat per uur, maar over het gehele jaar
heen wordt verdiend. Ook mensen met een relatief goed betaalde baan, die part-time of slechts een deel van het jaar werken, ontvangen
de heffingskorting. Omgekeerd geldt dat mensen die tegen een laag uurloon werken en niet het gehele jaar door werken, slechts een deel
van de EITC krijgen. De EITC geeft dus een zwakke prikkel aan de groep, die volgens Phelps juist een sterke prikkel nodig heeft. Ook
vindt hij het bezwaarlijk dat de EITC hoofdzakelijk ten goede komt aan gezinnen, terwijl met name aankomende vaders geconfronteerd
worden met de nadelen van de lage lonen. Daar komt bij dat het arbeidsaanbod van vooral moeders toeneemt, wat de lonen van
laagbetaalden extra drukt.
De EITC in Nederland
Terwijl de EITC in de VS in het teken staat van armoedebestrijding onder werkenden, zou een EITC in Nederland primair tot doel hebben
mensen te prikkelen hun uitkering te verruilen voor een betaalde baan. Hierbij zou de EITC gekoppeld kunnen worden aan de SPAK:
werkgevers ontvangen een extra afdrachtskorting en moeten deze als netto-beloning doorsluizen naar werknemers. Dit biedt een aantal
voordelen ten opzichte van de Amerikaanse situatie.
In de eerste plaats wordt tegemoet gekomen aan het voornaamste bezwaar van Phelps, namelijk dat mensen met een relatief hoog
uurloon ook kunnen profiteren van een EITC. Bij de SPAK wordt immers (indirect) getoetst of het uurloon niet meer is dan 115% wml en
vervolgens naar rato van het gewerkte aantal uren verstrekt, waardoor automatisch een phase-in range ontstaat 14. Zo wordt de EITC
scherper gericht op mensen in de werkloosheidsval.
Een tweede voordeel van de koppeling aan de SPAK is dat mensen niet zelf een verzoek bij de Belastingdienst hoeven in te dienen. De
voorverrekening via de werkgever, die in de VS zeer zelden wordt benut, wordt in Nederland staande praktijk, hetgeen de transparatie
vergroot. Voor de meeste Nederlanders blijft de voorheffing daarmee eindheffing, terwijl zelfstandigen de EITC kunnen verrekenen met
hun voorlopige aanslagen. Daarnaast zullen alleenstaanden een volwaardige EITC ontvangen, waarmee ook het tweede bezwaar van
Phelps vervalt. Tegelijkertijd worden de fraudegevoeligheid op het punt van kinderen weggenomen en de uitvoeringslasten in
vergelijking met de Amerikaanse situatie verminderd.
Een vierde voordeel is dat de EITC de effectiviteit van de SPAK kan vergroten vanwege synergie-effecten. De bestaande pull-factor
wordt immers gecomplementeerd met een push-factor. In de loop van de tijd kan de verhouding tussen de EITC en de SPAK eventueel
worden gevarieerd afhankelijk van de overheersende knelpunten op de arbeidsmarkt. Uiteraard kan fraude – vooral op langere termijn niet worden uitgesloten. De EITC-SPAK gebruikt immers meer informatie dan andere vormen van (specifieke) lastenverlichting, namelijk
het uurloon en het aantal gewerkte uren. De SPAK-evaluatie levert overigens geen bewijzen voor oneigenlijk gebruik 15.
Een laatste relatief voordeel van een Nederlandse EITC is dat de marginale druk in het uitfaseringstraject weliswaar stijgt, maar dit geen
gevolgen heeft voor het arbeidsaanbod van kostwinners en alleenstaanden. Door de koppeling aan de SPAK stijgt immers alleen de
marginale druk op het uurloon, hetgeen op zich nadelig is voor de vorming van human capital. De marginale druk op het jaarinkomen, dat
bepalend is voor het arbeidsaanbod, blijft echter ongewijzigd. Tegelijkertijd stijgt de participatie van laagopgeleide partners.
Samengenomen neemt het arbeidsaanbod zelfs enigszins toe, wat via loonmatiging weer gunstig uitpakt op de werkgelegenheid.
Dit laatste blijkt ook uit recente doorrekeningen van het CPB met de nieuwste MIMIC-versie 16 Bij eenzelfde budgettaire inzet van ex
ante 2,5 miljard gulden, blijkt een EITC van 2.750 gulden tussen wml en 115% wml en een afloop tot 150% wml zeer effectief in termen van
werkloosheid, met name van lager geschoolden. Opvallend is dat zowel een minder specifieke als een scherper gerichte EITC ongunstiger
uitpakt. In het inherente conflict tussen targetting en efficiency – hoe hoger de EITC, hoe lager de replacement-rate, maar ook hoe hoger
de marginale wig in het uitfaseringstraject – lijkt er sprake te zijn van een soort optimum (zie tabel 1) 17.
Tabel 1. Lange termijn effecten van verschillende vormen van lastenverlichting van Æ’ 2,5 mrd (afwijkingen t.o.v. centrale pad in
%)
(1)
productie
arbeidsaanbod (in uren)
werkgelegenheid
w.v. ongeschoold
werkloosheidsvoet
w.v. ongeschoold
0,9
0,1
1,1
3,7
-0,7
-1,6
(2)
0,8
0,1
1,0
2,8
-0,6
-1,3
(3)
0,8
0,1
1,0
4,1
-0,6
-1,6
(4)
0,8
0,1
0,6
1,1
-0,4
-0,6
(1) EITC van Æ’ 2.750, aflopend tussen 115% en 150% wml
(2s) EITC van Æ’ 1.700, aflopend tussen 115% en 190% wml
(3) EITC van Æ’ 4.250, aflopend tussen 100% en 130% wml
(4) Algemene heffingskorting van Æ’ 350
Minstens zo belangrijk is dat alle EITCs beter scoren dan een algemene heffingskorting voor werkenden. Net als een verhoging van het
arbeidskostenforfait, gaat deze maatregel immers gepaard met een aanzienlijke deadweight loss: hogere inkomens en deeltijders profiteren
ook. Wat dit laatste betreft geldt de Phelps-kritiek in deeltijd-land Nederland in het kwadraat. Een ander voordeel van de EITC ten
opzichte van andere vormen van (gerichte) lastenverlichting is dat deze meer herkenbaar is en de onderliggende belastingstructuur
volledig in tact laat.
Slotopmerkingen
De EITC is geen gratis lunch, ook niet het ei van Columbus, zelfs niet in de VS, waar serieuze bezwaren bestaan tegen de EITC. Door de
EITC in Nederland te koppelen aan de SPAK, kunnen deze bezwaren evenwel grotendeels worden weggenomen op een betrekkelijk
eenvoudige manier. Bovendien wordt de effectiviteit in termen van de uitstroom uit de werkloosheid vergroot en de negatieve effecten
op het arbeidsaanbod in het afbouwtraject beperkt.
De EITC brengt wel een risico mee, namelijk toch als EI(TC) van Columbus te worden beschouwd. De EITC mag dan uitkomst bieden
voor het verminderen van de werkloosheidsval, er zijn meer knelpunten op de arbeidsmarkt. Mede vanwege de EITC, zullen ook de
komende jaren maatregelen moeten worden getroffen om de armoedval en de productiviteitsval te verminderen. De nog steeds hoge
inactiviteit wordt immers het meest daadkrachtig bestreden in een brede aanpak.
EITC gekoppeld aan de SPAK
Tegenover de daling van de replacement-rate met bijna Æ’ 3000 leidt de EITC tot een stijging van de marginale wig in het
afbouwtraject, bovenop de reeds hoge wig als gevolg van de huidige (doorstroom-)SPAK. Om deze cumulatie te mitigeren zou
de SPAK op eenzelfde wijze kunnen worden uitgefaseerd als de EITC. Dit is grafisch weergegeven in figuur 2. Allereerst zijn
de SPAK-grenzen bij 115% en 130% wml duidelijk waarneembaar in de curve met de marginale wig voor 1998. Door de SPAK
geleidelijk uit te faseren tot 150% wml worden deze pieken ‘platgeslagen’ over het gehele traject. Koppelen we de nieuwe EITC
vervolgens aan de (vernieuwde) SPAK, dan loopt de marginale wig weliswaar weer enigzins op, maar behoeft niet uit te komen
boven de maximale wig van 1998. Bij dezelfde wig als in 1998 ontstaat dus ruimte voor zowel een SPAK als een EITC, waarbij
bovendien wordt voorkomen dat mensen hun gedrag te zeer op de (SPAK-)grenzen afstemmen. Voor uitkeringsgerechtigden
en inkomens boven de 150% wml blijft de marginale wig overigens ongewijzigd.
Figuur 2. De marginale wig voor de alleenstaande
Thema: De earned income tax credit, het (naast-)beste plan voor de arbeidsmarkt
Schuiven op de arbeidsmarkt, H.A. Keuzenkamp
Een contract voor schuldreductie, S.C.W. Eijffinger
Reactie: De naast-beste oplossing, J.J.M. Theeuwes
Boekbespreking: Het belang van werk, J. Muysken
Discussie: Loonsubsidie voor werknemers, A.C. de Goederen
Naschrift: Pas op de armoedeval!, W.B. Roorda en E.H.W.M. Vogels
EITC, prikkel of beloning?, S. Cnossen
1 S.J.G. van Wijnbergen, Nederland weer aan het werk, ESB, 7 januari 1998, blz. 4-8.
2 OESO, Employment Outlook, juli 1996, hoofdstuk 2.
3 Commissie-Andriessen, De onderste baan boven, 1994, Commissie-Derksen, Armoede en Armoedeval, 1997, Ministerie van SZW,
Sociale Nota, 1993 en 1998.
4 Ministerie van Economische Zaken, Toets op het concurrentievermogen 1997, hoofdstuk 2.
5 NEI, Evaluatie van het gebruik van de afdrachtskorting lage lonen, 1998.
6 Tweede Kamer, Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning, 1997. Zie ook: McKinsey Global Institute, Boosting Dutch economic
performance, 1997. Nyfer, Werk voor gemeenten, kosten en baten, 1997.
7 Deze zogenoemde ‘in-work benefits’ bestaan overigens ook in het VK, Australië, Canada, Ierland, Nieuw-Zeeland en Italië (zie OESO,
op.cit., tabel 2.6 en de recente belastingplannen van de regering-Blair). Daarnaast wordt de federale EITC in de VS in zeven staten
aangevuld met een EITC op staatsniveau.
8 Ook is de EITC ‘refundable’: is de korting hoger dan de belastingafdracht, dan krijgt de belastingplichtige het meerdere uitgekeerd.
9 E. Scholz, The earned-income tax credit: participation, compliance and antipoverty effectiveness, National Tax Journal, 1994. blz. 6385, en J. Holtzblatt, J. McCubbin, R. Gilette, Promoting work through the EITC, National Tax Journal, 1995, blz. 591-607.
10 Dit is reëel, aangezien veel mensen slechts een gedeelte van het jaar een baan hebben of juist een inkomensstijging doormaken,
waardoor ze (uiteindelijk) niet voor de (volledige) EITC in aanmerking komen.
11 J.K. Scholz, In-work benefits in the United States: the earned income tax credit, in The Economic Journal, 1996, blz. 156-169.
12 E.K. Browning, Effects of the earned income tax credit on income and welfare, National Tax Journal, 1994, blz. 23-46.
13 E.S. Phelps, Rewarding work, Harvard University Press, 1997.
14 Hierbij geldt een urencriterium, aanvankelijk 32 uur. Het criterium gedeeld door het aantal feitelijk gewerkte uren werd
vermenigvuldigd met het verdiende weekloon. Dit wordt vervolgens getoetst op de SPAK-grens. Vanaf 1998 is het urencriterium
verhoogd naar 36 uur, waardoor de SPAK (nog) minder ten goede komt aan beter betaalde deeltijders.
15 Wel is het denkbaar dat de fraudegevoeligheid toeneemt als de SPAK wordt uitgebreid met een EITC, mede omdat nu niet meer alleen
werkgevers, maar ook werknemers hierbij een voordeel hebben.
16 J.J. Graafland en R.A. de Mooij, Arbeidsmarkteffecten van belastingverlaging , in ESB, 27 februari 1998, blz. 172-176.
17 Zie voor een uitgebreidere presentatie R.A. de Mooij, J.J. Graafland, A.L. Bovenberg, Belastingen en de arbeidsmarkt in de 21e eeuw,
te verschijnen in Openbare Uitgaven, april 1998.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)