Ga direct naar de content

Koopkracht ’80

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 15 1980

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Koopkracht ’80
.. . . . . het d o o r het kabinet beoogde doel o m het koopkracht\erlies in 1980 voor gelinnen met uitsluitend een
minimuminkomen te beperken. ( k a n ) technisch niet tijdig
en niet o p verantwoorde wijle . . . . . worden uitgevoerd”.
Dat schrijft minister Albeda o p 30 september 1980 in een
brief aan de Tweede Kamer. Het markeert de officiële
erkenning dat de jarenlang gekoesterde maar geleideli.jk
steeds meer uitgeklede doelstelling \ a n h a n d h a \ i n g \,an
de koopkracht nu geheel moet worden losgelaten. Zelfsde
koopkracht \ a n de laagstbetaalden is in 1980 niet meer te
handha\en. Althans, het kabinet is niet bereid daarvoorde
benodigde middelen ( n a a r schatting ca. 100 mln.) op tafel
te brengen.
Het is snel gegaan met de aftakeling van d e koopkrachtdoelstelling. Toen het kabinet-Van Agt in juni 1978 in
Bes~eX 81 lijn financieel-economische plannen \ o o r de
komende jaren ontvouwde, heette het nog: ..\oor 7o\er
mogelijk wordt ook gestreefd naar handhaling \ a n de
koopkracht ban de middeninkomens tussen modaal en
circa f. 50.000″. Al spoedig bleek echter dat dit \cel te
hoog Mas gegrepen. Het / O U al moeilijk genoeg rijn de
koopkracht van d e modale werknemer veilig te stellen.
Dat werd het nieuwe doel. Maar ook dit bleek niet te realiseren. Dat werd duidelijk toen het Centraal Planbureau
begin dit jaar lijn nieuwe tegen\allende cijfers presenteerde. Als d a n de koopkracht van de minimuminkomens
maar onaangetast l o u worden gelaten! Maar nee, enkele
maanden geleden werd dit in het parlement verder beperkt
tot de koopkracht Lan Xo.slii~it~t~t>r.\
en g~zit7t1et1
met een
minimuminkomen. En nu blijkt x l f s dit niet meer te
lukken. De roveelste sociaal-economische doelstelling
kan worden toege\oegd a a n de verrameling o n \ e r \ u l d e
beloften. Koopkracht ’80’1s niet meer.
Men / O U geneigd kunnen rijn het afscheid van de koopkrachtdoelstelling niet al te ernstig o p te vatten. Sinds
1973 lijn de reële vrij beschikbare inkomens o p het ni\eau
\ a n het minimumloon en ietsdaarboven immers met meer
dan 20′; toegenomen. Het modale inkomen nam in dezelfde periode met bijna 154; toe. Een koopkracht\rerlies
van enkele procenten in 1980 en 1981 valt daarbij in het
niet. Wat bij de7e redenering echter uit het o o g wordt
verloren is het sociale karakter van wat als minimaal
inkomen wordt beschouwd. De uitdrukking ,.minimuminkomen” verwijst immers niet naar een pakket goederen
en diensten waarmee men o p minimale wijre in rijn levensonderhoud kan voor7ien. het minimuminkomen is de
uitdrukking van wat o p een bepaald moment in een ontwikkelde maatschappij als d e minimale levensstandaard
wordt beschouwd. Ongetwijfeld is d e l e sinds 1973 verder
gestegen. Haast iedereen zal wel voorbeelden kunnen
noemen van goederen en diensten die nog geen tien jaar
geleden min of meer als luxe werden beschouwd. maar
die nu algemeen als noodzakelijk worden gezien. Het
moet duidelijk zijn dat de algemeen aanvaarde opvattingen omtrent d e minimale levensstandaard niet zo maar
naar beneden kunnen worden bijgesteld. Even duidelijk
moet het rijn hoe hard de aantasting van de koopkracht
van het minimuminkomen kan aankomen, als de betrokkenen beneden deze minimale levensstandaard worden
gedrukt.

ESB 8- 10- 1980

Niettemin zal dat in 1980 en. als de prognoses \+orden
bewaarheid. in 1981 het g e l a l lijn. Daarbi-i moet h o r d e n
bedacht. dat de situatie \ o o r d e niinimurninkomens in feite
ongunstiger is d a n de cijfers doen uitkomen. In de eerste
plaats is er het probleem \ a n de nai.jling bi.1 de a a n p a ï sing \ai1 de hoogte kan het wettelijk minimumloori en de
sociale uitkeringen a a n de pri.jsst(iging. Het inkorncn
n o r d t pas aangepast. als het l a e n al een tijdje duurder
is. Wanneer er s p r a k e i s \ a n e e n t e g c n \ a l l e n d e p r i j s o n t \ ~ i k keling. /oals momenteel het gc\al. kan dit tot eenduidel!jk
merkbare achteruitgang \ a n de koopkracht leiden.
In de tbveede plaats kan het prijiindeïcijfer \:in de ge/insconsurnptie een geflatteer-d beeld p e n \ a n de prijssti-jgingen ~ a a r m e e minimuminkomeristrekkcrs warde
den geconfronteerd. Dit ral het ge\al /i.in wanneer de
elementaii-e le~ensbehoet’tenrelatief sterk in prijs stijgen.
D e l e nemen immers in het bestedingspakket \ n n de
minimuminkomenstrekkers een m a a r d e r g e ~ i c h t d a n
in
in het gemiddelde standaardpaliket u a a r o p het prijsindexcijfer is gebaseerd. De in het \erschiet liggeridc
forse huunerhogingen. de grote energiepri.jssti.iging en
de \erhoging van het lage B 1-W-tarief’ \ o o r primaire le\ensbehoeften zullen bij de laagste-inl\onienstrekl\ers d a n
ook hard aankomen. De situatie is nop ~ l e c h t e in ge\allen
r
waarin d e indiliduele omstandigheden in ongunstige
rin afwijken \.an die \ a n het statistische standaard\\erknemersgerin. b . \ . doordat er meer d a n twee kinderen o p
school zijn. d e stookkosten relatief hoog /ijn. (geld \ o o r
isolatie is er niet). er keel reiskosten moeten ~ v o r d e ngemaakt e n r . Daarbi.] moet in het oog b o r d e n gehouden dat
het niet o m sporadische gevallen gaat. Fr rijn \,CIC tionderdduizenden huishoudingen dic \ a n het minimum rnoeten rondkomen. Niet \ o o r niets heeft een aantal directeuren \ a n sociale diensten in grote steden een klemmend
beroep gedaan o p regering en parlement de koopkr-acht
\ a n de (sociale) minima in stand te houden. Uit dagelijkse
e n a r i n g weten zij wat \ o o r problemen met ontoereikende
inkomens gepaard kunnen gaan. Het gaat nict a a n dit te
bagateliseren met d e opmerking dat ..het minimum niet
perst. deerniswekkend” hoeft te zijn.
Toch r o u misschien onder bepaalde omstandigheden
een koopkracht\ermindering \ a n het minimuminkomen
aanvaardbaar kunnen 7ijn. Zelfs het minimuniinkomcn
is geen heilige koe. Het is denkbaar dat in een nationale
inspanning o m d e economische moeilijkheden te o\.erwinnen. \ a n iedereen incl. de laagstbetaalden een inkomensoffer zou worden gevraagd. Uit enquêtes is gebleken d a t er onder de Nederlandse bevolking een l e e r
grote matigingsbereidheid bestaat. M a a r d a n r o u wel zeer
duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt \ o o r welk
doel de laagstbetaalden hun strakke broekriem nog verder
moeten aanhalen. Dat doel kan in elk geval niet rijn gelegen in de omstandigheid dat de overheid in eigen huis
geen orde o p 7aken weet te stellen. Zo’n nationale aanpak vereist beleid van een geheel andere orde d a n d e knibbel-knabbel-knuistje-politiek die nu wordt gevoerd en die
nu ook de laagste inkomens niet langer ongemoeid laat.

L. van der Geest

1 1 17

Auteur