Ga direct naar de content

Kok en de moderne groeitheorie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 17 1991

ECONOMBE

Kok en de
moderne

eone
De minister van Financien, de heer
W. Kok, heeft zich in korte tijd ontwikkeld tot de nationale ontmoediger van onze economic. Deze ontwikkeling is opmerkelijk daar
speciaal in Nederland een diepe
kloof gaapt tussen de feitelijke en
potentiele groei. Bovendien staat het
kabinetsbeleid haaks op enkele inzichten die aan de nieuwe groeitheorie kunnen worden ontleend. In dit
artikel worden deze gezichtspunten
beknopt besproken.

Nationale ontmoediger
Vrijwel geen belangrijke economische categoric ontsnapt aan de ontmoedigingsdrang van minister Kok.
Hoewel de betrokken fiscale maatregelen inmiddels zijn ingetrokken is
het officiele sparen nadelig bei’nvloed door de politieke discussie
over dit onderwerp. Het afschaffen
van de aftrekbaarheid van rente van
consumptieve kredieten ontmoedigt
de bestedingen en berokkent schade
aan het midden- en kleinbedrijf. Volgens een eenvoudig Keynesiaans
schema zorgt de combinatie van multiplier en accelerator a la Samuelson
voor het ontmoedigen van investeringen. Niet alleen de vraagzijde van
de economie wordt ontmoedigd,
ook de aanbodzijde moet het ontgelden. Het beperken van de technologic-subsidies verraadt een volledig
wanbegrip omtrent de rol van de
technische ontwikkeling in de samenleving. Blijkbaar is er geen oog
voor de drempels die vooral kleinere ondernemingen moeten overwinnen bij het ontwikkelen en toepassen van nieuwe technieken. Het is
juist de taak van de overheid het
maatschappelijke optimum van investeringen in de technologic dichter bij te brengen door vooral de kleinere ondernemingen over de streep
te trekken.
Kortom, Kok heeft door zijn ontmoedigingsbeleid een neerwaartse spiraal in gang gezet, die uitmondt in
de sombere economie die hij als uit-

gangspunt voor zijn handelwijze
heeft gekozen. De resultaten van
zijn beleid zijn tegengesteld aan zijn
verwachtingen. Hij verwacht lagere
overheidsuitgaven en hogere
belastingopbrengsten, maar het omgekeerde gaat gebeuren. Overheidsuitgaven nemen toe door het ontmoedigen van de groei en door
dezelfde oorzaak vallen ook de belastingontvangsten tegen. Kok zal de
eenmaal ingeslagen weg niet verlaten en derhalve de tegenvallers tegemoet treden met verdere lastenverhogingen voor de burgers en
ondoordachte bezuinigingen. Zo beschouwd voorspelt het Centraal Planbureau de ontwikkeling van de economie die door Kok wordt
uitgedacht. Men zou met dit alles
nog vrede kunnen hebben als de feitelijke groei samenvalt met de potentiele groei.

De potentiele groei
Ter karakterisering van de Nederlandse economie is het invoeren van
het begrip potentiele groei vruchtbaar. Wie denkt aan de mogelijkheden die door het voortschrijden van
de techniek, het internationaliseren
van markten en instituties, de markt
als ontdekkingsmechanisme en de
nieuwe generatie van ondernemers
worden geboden, kan alleen maar
onder de indruk zijn van de potentiele expansie van onze economie in
kwantitatief en kwalitatief opzicht.
Het ontwikkelen en toepassen van
nieuwe produktiemethoden en produkten is een voortdurende bron
van potentiele groei. De feitelijke
groei blijft achter bij de potentiele
groei, omdat de verspreiding van
kennis en het verspreiden van nieuwe toepassingen veelal zeer traag
verlopen. Wanneer de overheid
thans alle beschikbare technologic
zou toepassen, zou wellicht het tekort omslaan in een overschot en
het dienstbetoon aan de burgers
veel beter zijn. Een soortgelijke constatering kan met betrekking tot het
midden- en kleinbedrijf worden gedaan.
De technische ontwikkeling wint als
potentiele groeifactor nog aan betekenis in combinatie met de internationalisering van economische
processen. Van oudsher is de Nederlandse economie ingesteld op het bewerken van buitenlandse markten.
De laatste jaren komt daar nog bij
dat ook wanneer uitsluitend lokaal
wordt gewerkt, de aansluiting met
het internationale reservoir aan kennis niet kan worden gemist. Te groot

is immers het gevaar dat anders uit
een geheel onverwachte hoek de potentiele concurrence effectief wordt,
die de gevestigde ondernemingen
wegvaagt. Het introduceren van
nieuwe produkten in internationaal
verband opent het venster op krachtige economische groei. Het verwezenlijken van deze potentie kan
worden geblokkeerd door de gebrekkige talenkennis, die sinds de
democratisering in het onderwijs zo
kenmerkend is voor de Nederlandse
samenleving. Gezien de belangstelling voor talencursussen is dit echter
een handicap die spoedig tot het verleden behoort.
Sinds het begin van de jaren tachtig
manifesteert de markt zich in versterkte mate als een ontdekkingsmechanisme. Op de markten jagen ondernemers elkaar op, zoekend naar
nieuwe produktiemethoden en nieuwe produkten die voorzien in nieuwe behoeften. Afhankelijk van de
maatschappelijke druk zijn de produktieprocessen milieuvriendelijk of
-onvriendelijk. De verbreding en verdieping van de werking van de
markt, is in combinatie met een
groeiend leger van ondernemers,
een potentiele groeifactor van de
eerste orde. De ontwikkelingen in
Oost-Europa illustreren dat een centraal geleid stelsel wel de markt als
statisch allocatiemechanisme kan
imiteren, maar geen ‘stand in’ is
voor de markt als ontdekkingsmechanisme. De mening van Karl Marx
dat de economische onderbouw de
politieke bovenbouw bepaalt, is veeleer bevestigd bij de afbraak van het
communisme dan bij de introductie
in 1917.
Of de potentiele groeimogelijkheden
ook daadwerkelijk worden benut,
hangt mede af van de kracht van allerlei belemmerende factoren, zoals
de angst voor nieuwe technieken,
een gebrekkige talenkennis, het ontbreken van een markt voor risicodragend vermogen en een ontmoedigingsbeleid van de overheid. In het
algemeen is het vooral de inflatie,
die een spaak in het groeiwiel kan
steken, daar de oplopende inflatie
ook een nominale rentestijging met
zich brengt. Het ziet er echter naar
uit dat de inflatoire krachten de komende jaren zwak zullen zijn, zodat
de internationaal gecoordineerde
monetaire politick voldoende effectief zal blijken om de inflatieverwachtingen de kop in te drukken.
In het kader van dit artikel wordt
de nadruk gelegd op het overheidsbeleid belichaamd in de persoon

DEZE WEEK

De dollar

van Kok, waardoor de afstand tussen een potentiele groei van tenminste 6% en de feitelijke groei

Voor Kok en de Nederlandse economie kan het allemaal nog goed aflo-

onnodig groot wordt. De groot-

pen als de dollar verder stijgt. Daar-

scheepse lastenverhogingen leiden
tot ontwijking, ontduiking en onthouding, zodat de officiele groei in

op het door Kok gevoerde beleid.
Zo kan het verlagen van tarieven

door vallen niet alleen de
aardgasopbrengsten straks mee,
maar zijn vooral de winsten van de
ondernemingen zoveel hoger dat er
om die reden meevallende belastingontvangsten zijn. Tegenover het
frustrerende beleid staat dan het positieve effect van de externe ontwikkeling. Op dit wenkende perspectief
zou Kok moeten reageren door het

1. Zie bij voorbeeld I. Ehrlich, The problem of development: introduction, Journal of Political Economy, 1990, biz. 1-12;
Th.C.J.M. van de Klundert en A.B.T.M.
van Schaik, Economische groei in interna-

de groei bevorderen en het ontwij-

roer radicaal om te gooien. De sala-

tionaal perspectief, ESB, 6 maart 1991,

ken en ontduiken van belastingen

rissen van de ambtenaren koppelen
aan hun eigen produktiviteit en niet
aan die van Marco van Hasten en de
werknemers in de metaal. De uitkeringen verhogen van de mensen die
het werkelijk nodig hebben en het
beeindigen van alle andere. Consumptieve subsidies verder beperken en de technologiesubsidies
opvoeren. En ten slotte, de belasting-

de buurt van de 0% komt. Het benutten van de economische potentie, mede met het oog op de kwali-

teit van het bestaan, vergt een
stimuleringsbeleid dat haaks staat

ontmoedigen, waardoor de belastingontvangsten zelfs toenemen.
Dit effect is des te sterker naarmate
de afstand tussen potentiele en feitelijke groei groter is.

Nieuwe groeitheorie
De recente groeitheorie grijpt tot op
zekere hoogte terug op Schumpeter,

die de ontwikkeling van het kapitalisme, de conjunctuurcycli en de lan-

ge golf herleidde tot het individuele
ondernemersgedrag. Terwijl de
groeitheorie uit de jaren zestig factoren als de bevolking en de technische ontwikkeling als exogene variabelen in het verklaringsschema
opnam, wordt in de huidige groeitheorie de nadruk gelegd op individuele beslissingen omtrent kindertal
en onderwijs aan kinderen en op private investeringsbeslissingen, waardoor het kennisniveau van subjecten
wordt bevorderd en technische ontwikkeling wordt gegenereerd en toegepast1. Er zijn voldoende prikkels
nodig om de economische subjecten

in de samenleving te bewegen nieuwe initiatieven te ontwikkelen en ri-

sicodragende activiteiten ter hand te
nemen, die in hun gezamenlijke effect het groeiproces dragen. Wordt
het zicht op het maken van winst
verduisterd door ontmoedigende regelgeving en te zware belastingdruk,
dan wordt het risico van kapitaalverliezen te groot en blijven innoverende investeringen achterwege. De
overheid speelt in het kader van de
moderne groeitheorie een belangrijke rol. In positieve zin door zorg te
dragen voor de noodzakelijke com-

plementaire publieke investeringen,
een gezond leefmilieu en het behoud van de natuur . In negatieve
zin door publieke investeringen achterwege te laten en door signalen uit
te zenden, die de prikkels voor het
investeren wegnemen3. Dit laatste is
door Kok met de tussenbalans bereikt.

ESB 17-4-1991

tarieven verlagen tot de groei de pan
uitrijst, zodat de rente-aftrek voor
consumptieve kredieten gehandhaafd blijft.
A. Heertje
De auteur is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

biz. 244-248.
2. RJ. Barro, Governement spending in a
simple model of endogenous growth,
Journal of Political Economy, 1990, biz.
103-125.
3. R.G. King en S. Rebelo, Public policy
and economic growth: developing neoclassical implications, Journal of Political

Economy, 1990, biz. 126-150. Deze auteurs wijzen op de nadelige effecten van
een nationaal belastingbeleid voor landen met een open economie.

Auteur