Ga direct naar de content

Jrg. 5, editie 216

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 18 1920

18 PËÈRÜAËI iÔ

 ttJ.WRsRÈcHr VOORI3EOt1hËN

Economïsch-St
‘ati
‘ssti*sche

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

5E JAARGANG

WOENSDAG 18 FEBRUARI 1920

No. 216

Ii’HOUD

Elz.

De PRACTIJK DER RIJKSINKOMSTENBELASTING door
Mr. A.Veen
131
Het Goud door
Mej. Mr. E. 0. van Dorp …………..
134
De Electriciteitsvoorziening van Nederlând door
ir. A.
Blomhert

…………………………………
135
De Republiek Duitsch-Oostenrijk en haar Economische Positie
in ‘t Verleden en Heden II door
Prof. Dr. E. Bl’ink ….
137
De Suikerhandel in 1919 II door
A.
V
……………..
139
De Tabakshandel in 1919 door
F. M.
v. B
………….
141
Index-cijfers
…………………………………
142
AANTEEKENINGEN:
Italië’s Gebiedsuitbreiding in Afrika
…………..
143
Officieele uitlatingen inzake het Memorandum
……
144
De vorderingen der Vereenigde Staten
…………..
147
Het acceptcrediet in de Vereenigde. Staten
……….
147
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN
………………….
148
MAANDCIJFERS:
Resumé uit het ,,Monthly Bulletin of Statistics”
……
148
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
149-154
Geldkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisseikoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten.

1

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen. Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

Assistent-Redacteur voor het weekblad: D. J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken.: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekenin.g Rotterdam No. 8408.

4bowaementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland
f
20,—. Buitenland en Koloniën.
f
22,50

per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs van hei Instituut ontvangen

het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën
f
0,40 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abosvrsementen
en advertenties: Ni,jgh d van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Grav enhage.

16 FEBRUARI 1920.

De toestand van de geidmarkt bleef onveranderd.

De prolongatierente noteerde 3% tot 4 pOt., en par-

ticvlier disconto was tot 3%
lt
3?/8 pOt. onder te

brengen. Daarentegen kwamen er vrij beduidende ver-

anderingen in den weekstaat van de Nederlandsche

Bank. De binnenlandsche wissels die de vorige week met

31 millioen verminderd waren, vermeerderaen deze

week weder niet 25 millioen. Ook de beleeningen

waren in tegenstelling met de vorige week nu weder
bijna 7 mil]ioen grooter. Alleen de voorschotten aan
het Rijk waren kleiner en liepen 7 millioen terug. De

vermeerdering van de uitzettigen outstond echter

niet door onttrekkingen in bankpapier, daar de bil-

jettenomloop slechts met 5 millioen toenam, maar het
gr.00tste gedeelte werd in iekening-courant geplaatst,

zoodat deze saldo’s ruim 30 millioen grooter werden.

De stemming op de wisselmarkt was deze week ge-

heel tegenovergesteld aan de vorige week. Bijna alle

koersen, die zich sedert eenige weken in dalende

richting bewogen hadden, konden zich niet onaan-

zienlijk herstellen.

Het bericht, dat men in Engeland een conferentie

gehouden had om over den ernst van den toestand te

beraadslagen en daar als eerste maatregel tot herstel

besloten had tot intrekking van 20 millioen pond

currency notes, had direct een zeer goede uitwerking,

zoodat Londen zich in opwaartsche richting begon te

bewegen. De daarop gepubliceerde Engelsche bank-

staat, die een krachtige verbetering van het dekkings-

percentage vertoonde, liet niet na de reeds ;best.aande

betere stemming te versterken, zoodat een algemeene

verbetering voorbij na alle koersen intrad. Ook Mar-

ken en Oost. Kronen deelden in de algemeene willigte.

De hoogste koersen konden echter weder niet ge-

hancihaafd blijven en aan het einde der week trad

wedr een vrij sterke reactie in.

DE PRACTIJK DER RIJKSINKOMSTEN-

BELASTING.

Bij Koninklijke boodschap van 15 November 1919
(Bijl. Handel. Tweede Kamer 1919/20 No. 296) is
een wetsontwerp ingediend tot wijziging der wet op
de inkomstenbelasting 1914. Deze wijziging is nood-
zakelijk geworden door een arrest van den Hoogen
Raad d.d. 29 Maart 1917, waarbij is beslist: vooreerst
dat hetgeen iemand door eigen exploitatie van den
bodem trekt, als opbrengst van onderneming is te
beschouwen en voorts dat men, om de zuivere op-brengst van de exploitatie van boornen te bepalen,
rekening moet houden met de waarde-vermeerdering
van het bosch gedurende het kalender- of boekjaar en
als inkomen moet beschouwen hetgeen het aanwezige
op stam staande hout bij het einde van het jaar méér waard is dan hij het begin, na aftrek der jaarlijksche
ko.sten en lasten. Wanneer er nu in een jaar hout
gekapt is, moet de opbrengst daarvan wèl onder de
opbrengst der onderneming over dat jaar worden
opgenomen, doch niet dan na aftrek van de waarde
van het hout bij den aanvang ah het jaar.
Tegen dezen uitlg waren van deskundige zijde be-
zwaren ingebracht, die vooral betroffen het als inko-
men beschouwen van een niet gerealiseerde ,,op-
brengst”. Als practische oplossing der moeilijkheid
werd aanbevolen eene regeling, volgens welke niet de
waarde-vernieerdering van jaar tot jaar als opbrengst
werd beschouwd, doch eerst bij veiling van de boomen

132

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

met den fiscus werd afgerekend, waaiibij dan de totale
.gerea1iseerde waarde als opbrengst zou moeten worden
aangenomen. Wel werd de reserve gemaakt, .dat voor

bosschen, die tijdens de invoering der rijksiukomsten-
belasting reeds waren aangelegd, de waarde, die zij
toen hadden, onhelast moest blijven, maar dit be-
ginsel behoefde in een te ontwerpen regeling natuur-lijk niet te worden opgenomen. I-Ioofdzaak is, dat de deskundigen alleen bij realisatie de opbrengst wilden

belasten.

De Minister komt evenwel tot eene andere con-clusie. Op grond van zeer theoretisdhe en fiscaal-
dogmatische beschouwingen, is een nieuwe arLikel
i ibis ontworpen, krachtens hetwelk ten eerste bosch-

bouw
niet
als een ‘bedrijf of beroep zal worden be-
schouwd en vervolgens de opbrengst van baboschten grond, door aamvas van het op stam staande hout, na
aftrek der kosten, geacht wordt te bedragen 2 pOt.
van de waa,rde, die het hout bij den aanvang van het
belastingjaar heeft, tenzij in cenig geval aannemelijk
is, dat die opbrengst minder bedraagt.

Mij lijkt deze oplossing minder gelukkig. De hoof
,

d-

grief, die tegen de thans bestaande regeling bestond
nI. dat een niet gerealiseerde opbrengst wordt belast,
blijft bestaan. Ja, de wat heeft, door uitdrukkelijk te
bepalen dat hoschbouw niet als een bedrijf of beroep
wordt beschouwd, implicite uitgemaakt, dat de ver-
koop van houtgewas voor de inkomstenbelasting
,,evenmin beteekenis heeft als de verkoop van een
opstal door een particulier”, zooals de Memorie van
Toelichting ‘zegt. Juist dus wanneer de moeite en zorg
die aan hosohexploitatie wordt besteed in geld wordt
omgezet, is er geen belasting verschuldigd, maar,
wanneer er niets genoten wordt, wèl. Bovendien blijft
eene lastige wijze van berekening bestaan, moet het
hout naar den toestand op 1 Mei worden getaxeerd
en kan de ‘belastingschuldige ,,aannemelijk maken”, dat de ,,ophrengst” in casu du’s de waarde-vermeer-
dering, in eenig jaar minder dan 2 pOt. is. Het valt
moeilijk in te zien, waarom deze regeling nu zooveel
eenvoudiger is dan de vroegere; vast staat evenwel,
dat men het krampachtig vasthouden aan eenmaal
aangenomen theoretische grondslagen van nieer be-
lang heeft geacht dan eene eenvoudige, de deskundi-
gen bevredigende, oplossing. In de Memorie van Toe-
lichting wordt een beroep gedaan •op verschillende
arresten van den Hoogen Raad, krachtens welke ook
bij niet-realisatie eener ,,opbrengst” belasting ver-
schuldigd zou rijn. Het is echter de vraag of dit nu
in de aangehaalde arresten wel eens en voorgoed is
uitgemaakt. De overweging ten aanzien van het eerste
tassatiemiddel in het arrest van 1.1 December 1918
(B 2109) wijst in een eenigszins andere richting. Ook de wet, die in art. 10 den aftrek der verplichte bijdra-gen voor pensioenen of fondsen toelaat, voert het be-
ginsel niet consequent door.

Waar men zich echter bij het lezen van dit wets-
voorstel het meeste over moet verwonderen, ‘is, dat de
Minister het niet noodig heeft geacht om de wet nog
op andere punten te ‘wijzigen en alzoo van oordeel
schijnt te zijn, dat deze voortreffelijk werkt en niet
den weg openlaat om inkomsten aan de heffing der
belasting te onttrekken. Van hoeveel belang een goede
belastingregeling voor den boschbouw ook is, nog
argenter is het om te voorkomen, dat er ,mazen in de
wet ontstaan waardoorheen do ‘belastingschuidigen,
voorgelicht door de belastingdeskundigen, kunnen
.kruipen. Het homt mij daarom van belang voor om
eens na te gaan hoe de practische toepassing van

enkele beginselen zich sedert de invoering der wet
heef t ontwikkeld. Ik vestig daarbij in de eerste plaats
de aandacht op de z.g. bronnentheorie. Deze is nader
omschreven in de art. 12, 13 en 14 der wet. Leest men

deze artikelen zonder de toelichting die daarop inder-
tijd in de gewisselde stukken en later in de verschil-
lende handleidingen is gegeven, dan vin’dt men deze
drie beginselen:,

le. voor de heffing der belasting wordt de op-
brengst beaald van de bronnen van inkomen, die bij
dan aanvang van het belastingjaar voor den belasting-
plichtige bestaan (art. 12);

2e. de ‘opbrengst van iedere bron wordt gesteld op
het bedrag dat zij voor ‘dan belastingplichtige heeft
opgeleverd over het ]aatstverloopen kalender- of boek-
jaar (art. 13);

3e. indien de opbrengst van eeni.ge
bron van inko-
men nog niet over een vol kalender- of boekjaar is
genoten, dan wordt zij in rekening gebracht tot haâr
bekend of te begrooten jaarlijksch zuiver bedrag

(art. 14).

Het in deze drie grondslagen omschreven stelsel
heeft o.a. ten gevolge dat, wanneer iemand over het
laatst verloopen kalender- of ‘boekjaar nog wel een
zeker inkomen heeft genoten, maar de bron op 1 Mei
niet meer bestaat, de opbrengst daarvan niet meer
in de belasting kan w’orden betrokken. Heeft iemand
b.v. over 1918 uit zijn handelszaak nog een aanmer-kelijk inkômen genoten, maar deze zaak vôôr 1. Mei
1919 overgedaan of ‘geliquideerd, dan wordt dat inko-
men voor 1919/20 niet meer belast. Krijgt iemand in
den loop van April 1,919 een goed bezoldigde betrek-
king, dan wordt hij ‘voor 1919/20 naar de volle jaar-
lijksche bezoldiging aangeslagen, wordt hij echter een
maand later aangesteld, dan in het geheel niet. Ieder
belastingambtenaar, die veel met het publiek in aan-
rakin.g komt, weet hoe moeilijk het is om ‘de menschen
dit aan het verstand te brengen en hoe onrechtvaardig zij een dusdanig werkend belastingstelsel blijven vin-
den, ook al legt men ze de schoone theorie honderd-
maal uit.

Maar ei is meer. Men zou zoo oppervlakkig zeggen,
dat’ de wet een naheffing bedoelt te doen in de noi

male gevallen d.w.z. dat zij, wanneer eenmaal is vast-
gesteld welke bronnen van inkomen op 1. Mei bestaan.,
de daaruit over eene ,reeds afgeloopen jaarperiode
genoten baten achteraf wil belasten. In dit oordeel
zou men nog versterkt worden door de volgorde waarin
de art. 12, 13 en 14 in de wet voorkomen, waarbij
geheel de indruk wordt verwekt, dat de bepaling van
art. 14 een uitzondering is op den regel van art. 13.
Een gevolg van deze opvatting zou zijn, dat ook
bij
de
begrooting van art. 14 zooveel mogelijk met gegevens
uit het verleden rekening zou moeten worden gehou-

den. Echter blijkt uit de toelichting bij het ontwerp
der vet, dat dit niet zoo is. Men heeft bedoeld het
in
het belastingjaar zelve
genoten inkomen te belasten.
Aangezien dit echter moeilijk voor den afloop daarvan
kan worden vastgesteld en ook het boekjaar van ver-
schillende handeisaaken niet met het belastingjaar
samenvalt, heeft men in art. 13 der wet een z.g.
rechtsv ermo eden
neergelegd, krachtens hetwelk het
inkomen van het belastingj.aar
geacht wordt
gelijk te
zijn aan dat hetwelk de bronnen van inkomen hebben
opgeleverd over het laatstverloopen kalender- of ‘boek-
jaar. De logische consequentie hiervan brengt dan
mede dat, wanneer het rechtsvérmoeden geen toepas-
sing erlangt, dus in de gevallen waarin moet worden
begroot volgens art. 14, zooveel mogelijk het inkomen
van het belastingjaar zelve moet worden getaxeerd.
Wat bij het lezen der wet een uitzondering lijkt –
art. 14 – is feitelijk de normale regel, en wat de
regel
schijnt
te zijn – art. 13 – is slechts een rechts-
vermoeden.

De Hooge Raad heeft in verschillende arresten deze
opvatting als juist aangemerkt en wel het duidelijkst
in die van 16 April 1919 (B 2290) en 13 Mei 1919
(B 2288). In een der overwegingen van het eerstge-
noemde arrest wor’dt gezegd, ‘dat bij de begrooting van
art. 14 onder ,,opbren’gst” moet worden verstaan ,4e
opbrengst gedurende het belastingjaar, waarop de
aanslag betrekking heeft en .dat bij eene dergelijke
begrootin.g rekening dient te worden gehouden met
alle
bekende
omstandigheden, clie op de opbrengst gedu-
rende het betreffende jaar van invloed kunnen zijn.”

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

133

Hoewel de Hooge Raad dit niet uitdrukkelijk zegt,
zou de consequentie van de in de arrestan neergelegde
loer meebrengen, dat eerst wordt afgewacht wat de
•opbrengst van het belastingjaar blijkt te zijn, aange-
zien liet anders van het toevallig tijdstip, waarop de
aangifte wordt vastgesteld zal afhangen op welk be-
diag do aanslag zal worden vastgesteld. Ook blijkt
uit het arrest niet of de belastingsehuldige zich
hij eene reclame mag beroepen op feiten, die na het
vaststellen van den aanslag nog tei ‘zijner kennis zijn gekomen. Ik zou zeggen van wel, de in het arrest ge-Iwldigde opvattin.g brengt dit mede.

Er zijn echter nog andere uit fiscaal oogpunt zeer
bedenkelijke gevolgen, die de z.g. bronnentheorie in
deze na zich sleept. Het tweede lid van art; 14 schrijft jil. met zoovele w.00rde voor dat, indien de winstver-
deoling tusschen rvennooten wordt gewijzigd, er geanht
moet worden een nieuwe bron van inkomen te zijn ont-
staan. Welk een voordeel het thans voor kooplieden kan
opleveren om. in verband met de aangehaalde arres-
ten, de winstverdeeling na afloop van een goed zaken-
jaar, maar ‘v66r 1. Mei, te wijzigen behoéft geen be-
toog. Ook bij omzetting eener zaak in een naamlooze
vennootschap kunnen •op deze wijze regelmatig geno-
ten inkomsten aan de heffing der belasting worden
onttrokken. Dat overigens die omzetting het mogelijk
maakt om ongeoorloofde afs hrijvingen te bewerkstel-
ligen en reservefondsen te vormen, is aan ieder be-
kend; de administratie doet echter niet veel om dit

euvel te bestrijden. In verband met een en ander heb
ik mij dan ook niet verwonderd, toen dezer dagen eeii
bekend belastingdeskundige mij verzekerde, dat ten-
gevolge van zoo hardnekkig vasthouden aan de z.g. bron neutheorie de administratie duizenden guldens
aan belasting doet verloren gaan. Hoe moet deze zaak dan wel geregeld worden? Ik voor mij voel het meeste
voor een stelsel van naheffing, dat immers door het
opnemen van liet z.g. reohtsvertooeden in art. 13 thans
reeds in de practijk meestendeels toepassing erlangt.
Schrikt men daarvan terug, dan is wijziging of des-
noods sohrapping van het laatste lid van art. 14 in elk
geval noodzakelijk en opneming wensohelijk van enne
bepaling, dat bij begrooting in de eerste plaats reke-
ning moet worden gehouden met gegevens uit het
verleden.

Een tweede geval waarop ik de aandacht zou willen
vestigen is de berekening der opbrengst van ioe-
rend kapitaal. Laat ik daarbij beginnen met op te mer-
ken, dat de wet vier groepen van inkomstenbronnen onderscheidt, u.l. onroerend goed, roerend kapitaal,
onderneming en arbeid en rechten op periodieke uit-
keeringen. Men ziet dus, dat roerend kapitaal naast

onderneming en arbeid een afzonderlijke groep
vormt, waaruit dan ook weer voortvloeit, dat de in-
komsten uit aandeelen in ondernemingen, die niet
door den belastingplichtige zelve worden uitgeoefend
niet
worden beschouwd als voort te vloeien uit die
onderneming, maar uit het aandeel zelf. Het in dit
waardepapier gedocumenteerde recht is de bron van

het inkomen. Dit blijkt verder hieruit, dat niet het
boekjaar der onderneming, maar het jaar waarin de
coupons betaalbaar worden gesteld, voor de heffing
den doorslag geeft.

Wat heeft men nu in het algemeen te verstaan
onder ,,opbrengst” van roerend kapitaal? Art. 4 der
wet zegt: ,,De som van hetgeen, in geld of gelds-
waarde genoten wordt als opbrengst daarvan”. Men
heeft dus eenvoudig na te gaan wat een effect heeft

opgeleverd in geld of geidswaarde en zich verder ‘over
de vraag, hoe de onderneming, waarin het aandeel
genomen is, tot de uitkcering is gekomen, niet te be-kommeren. Uit een en ander volgt, dunkt me, duide-

lijk, ‘dat ook indien in plaats van dividend een z.g. bonus-aandeel wordt uitgekeerd, waarvoor niet de
volle nominale waarde of in liet geheel geen bedrag
wordt betaald, een opbrengst in .geldswaarde van het
effect wordt ontvangen. Niet alzoo echter de admi-

nistratie en ‘de Hooge Raad voordat, in 1918, art. 6
der wet op de hieronder nader omschreven wijze werd
aangevuld. De Minister betoogde in een circulaire van
4 December 1916 (B no. 1553) en de Hooge Raad in
zijn arrest van 8 Juni 1917 (B no. 1718), dat in der-
gelijke gevallen de geldswaarde dei uitgereikte aan-
cleelen niet als inkomen moest worden beschouwd,
aangezien
bij
een dergelijke operatie niets veranderde,
voorzoover althans de nieuwe aandeelen werden ge-creëerd ten laste van een reservefonds. In plaats van
dit reservefonds waren dan de aan deelen getreden,
zoodat het vermogen •der naa.mlooze vennootschap en de winstgevendheid van haar bedrijf geen ‘verandering
hadden ondergaan. U.it deze ‘beslissingen volgt m.i.
niet,
dat nu ook elke uitdeeling in andere vorm clan
geld onibelastbaar is. Zou b.v. de winst van het afge-
loopen boekjaar in aandeelen of obligatiën worden
uitgekeerd, dan zouden dergelijke uitdeelingen, ook

bij de oude redactie van art. 6 mi. wel degelijk als
inkomen moeten worden beschouwd. De administratie
heeft echter, volgens mijn bescheiden meening, reeds toen niet voldoende ingezien op welk een gevaarlijke
weg men zich bevond, door verband te leggen tusscheu
de opbrengst van aandeelen en de innerlijke gestie
der naamlooze ‘vennootschappen. Dat bij het beoor-

doelen der aangiften hier groote moeilijkheden ont-
staan, vooral omdat het effectenbezit niet gespeci-
ficeerd wordt opgegeven, zal ieder inspecteur erken-
nen. Maar men heeft over het hoofd gezien, dat, nu
eenmaal jit vermelde verband was gelegd, ook bij
uitdeelingen onder andere benamingen noodzakelijker
wijze •zou moeten worden nagegaan of deze uit de
winst dan wel uit •het kapitaal zijn gedaan. Een
dividend b.v. kan wel eens uit het kapitaal of uit
oude reserves worden jbetaald. Wat ‘hiervan zij, men
heeft de gelegenheid tot ontduiking, die hier open-

stond, trachten weg te nemen door een aanvulling
van art. 6, waarin is gezegd, dat aandeelbewijzen en
obligatiën die aan aandeelhouders anders dan tegeu
storting der volle nominale waarde worden uitgereikt
tot ‘het b
e
d
rag
dat, zij het slechts mididellijk, uit de
winst van het loopende boek-jaar of de laatstverloopen
vier boek-jaren wordt gedekt, als dividenden worden
beschouwd. Het niet gestorte bedrag wordt geacht

onmiddellijk of middelljk uit cle winst van ‘het loo-
pende boekjaar of een der laatstverloopen vier boek-
jaren te zijn of te zullen worden gedekt, indien en
voorzoover het tegendeel niet blijkt. Bijschrijving op
aandeeihewijzen wordt met uitreiking gelijk gesteld.
Uit deze z.mnsneden – clie indertijd niet erg duidelijk
zijn toegelicht – blijkt, dat men het eenmaal aange-
nomen beginsel niet erg consequent heeft doorge-
voerd. Immers nu men eenmaal had uitgemaakt, dat
winst van vroegere boekjaren, die later in den een of
anderen vorm tot uitdeeling komt, als inkomen belast-
baar is, had men zich ook niet tot vier jaren moeten
bepalen. Wanneer winst in vroegere jaren is opgelegd
in den vorm van een reservefonds, daarna gedurende
ettelijke jaren deel uitmaakt van het kapitaal der

vennootschap en ten slotte toch verdeeling komt, is
liet nog steeds winst. Bij de redigeering der aanvul-
lende bepaling van art. 6 heeft men dit uit het oog
verloren, tengevolge waarvan belangrijke uitdeelin-gen van bonus-aandeelen voor de heffing der belas-
ting verloren gaan. Ik breng b.v. in herinnering, dat
de laatste uitdeel.ing van dergelijke aandeelen door de
,,Koninklijke maatschappij tot exploitatie van petro-leu.mbronnen in Ned.-Indië” niet als een dividend is
beschouwd, zoodat daarover door debelastingsehuldi-

gen geen belasting is betaald. Toch stâan deze aan-
deelen op liet oogen’hiik ‘hooger in prijs dan toen de

uitdeeling geschiedde. Men hoef t dus dezen eigen-
aardigen toestand, dat de voordeelen in geldswaarde,
die een belastingbron eenerzijds oplevert, onbelast blijven, terwijl het object zelve toch niet in waarde

is gedaald en dat anderzijds een niet gerealiseerde
opbrengst, zooals bij boaclibouw, wèl wordt belast.

134

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

Het leek mij van belang genoeg om er eens de aan-

•daoht op te vestigen, dat de wet ook nog wel andere
wijzigingen noodig heeft, niet alleen uit belasting-
technisch oogpunt, maar vooral om debelasting van
inkomstente verzekeren, die redelijkerwijze in de
heffing mogen worden betrokken. Wellicht bestaat
er aanleiding om dit bij de behandeling van het aan-hangig wetsontwerp nog eens ter sprake te brengen.
Mr. A.
VEEN.

HET GOUD.

Een paar opmerkingen mogen hier plaats vinden
naar aanleiding van het artikel van den heer Van

Lutterveld in het vorig nummer.
Ik vrees ni. dat dit artikel, hoe onbedoeld dan ook,
op hen, die mijn artikel niet gelezen heibien, den
indruk zou kunnen maken, dat ik eenige ,,experimeu-
ten” en dan in de richting van een afschaffing van
den gouden stanaaard zou hebben aanbevolen. (Het ,,Handelsblad”, dat den inhoud van mijn artikel
ccii

zijn lezers onthield, spreekt thans nl. reeds van: ,,de
experimenten door Mej. Van Dorp c.s. aanbevolen!”).
Een experiment is een proefneming met iets
nieuws. Het gouduitvoerverbod was een experiment;
het weigeren van goud door Zweden was een experi-
ment. Het cote que cofite door ons weer afstooten
van goud, toen de markt daartoe geen aanleiding gaf
en het invoeren van een standaardloos geldstelsel, zou
een experiment geweest zijn. Door mij is integendeel aanbevolen: het zoo spoedig mogehj,k herste]len van
den normalen toestand: den gouden standaard, dooi
de neutralen en de U. S., en het houden van een
goudconferentie tot dat doel, en in dezen heb ik een
geleerde als Cassel en een financier van internatio-
nale ervaring als Rozenraad aan mijne zijde.
Ik meen, da’t wij het goud als waardestandaard
voor ons geidstelsel moeten behouden, niet omdat
het als zoodanig ideaal is, maar omdat het voorloopig
het best denkbare stelsel is, omdat wij m.i. dan meer
kans’ hebben op vaste ,prijsniveaux en vaste wissel-
koersen, dan wanneer de circulatiebank de uiterst
moeilijke taak krijgt, de waarde der circulatie-midde-
len door de hoeveelheid te bepalen.
Men heeft echter nog geen gouden standaard wan-
neer men een kelder vol goud heeft. Men heeft alleen een gouden standaard wanneer men dat goud ook ge-
bruikt ter reguleering van het ruilmiddel. Dat doet
men op het oogenblik niet, en daarheen moeten wij
m.i. zoo snel mogelijk terug, om de zeer eenvoudige
reden, dat er geen enkele reden is, waarom men dat
niet zou doen, en men al te lang van het normale
stelsel is afgeweken. Eerst dan kan men weer normale
koersen krijgen tusschen de Scan’dinavisehe lançleji,
Zwitserland, Spanje, de U. S. en Nederland. Men
heeft dan tenminste weer een vaste basis, die nu
nergens te vinden is.

Het bezwaar, dat tegen afgifte bestaat, ligt juist
daarin, dat
wij
al zoolang van dan normalen weg sijn
afgeweken en het daarom niet duidelijk is, hoeveel
goud wij wel af zouden. moeten geven, om ons geld
weer op goudbasis, d.w.z. den goudprijs weer op

.f
1648 te krijgen op een geheel vrije markt. Maar langer afwijken van den normalen weg zal daarin
geen verbetering brengen, integendeel.
De heer v. Lutterveld meent, dat wij ons oenigs-
zin’s blindelings over moeten geven omdat ,,onze centrale credietinstelling wel een goede reden zal

hebben om niet tot goudafgifte over te gaan.
Dit lijkt mij niet jui’st gezien. Ons bankbeheer
berust op het gezonde beginsel der openbaarheid; alle
geheimzinnigheid is uit den booze; wij kennen de
motieven der Bank uit hare verslagen; het vraagstuk
waar -het omgaat is er een van theoretisahen aard en
waar het hier om een zaak gaat, die van zoo ontzaglijk
groot belang voor ons heele volk is, daar is integen-
deel ieder, die meent bevoegdheid tot oordeelen te
hebben, verplicht mee te werken naar zijn krachten

tot het vormen van een zuiver inzicht. Ik heb dan ook
alleen over het onderwerp geschreve, omdat ik dat
naar mijn meening als economisch overzichtschrijver
van de ,,Economist” niet laten mocht.
Men houdt thans het goud vast, omdat men vreest,
dat er teveel van zou kunnen wegvloeien en omdat
men dekking wil hebben voor een nog verdere uitzet-

ting van de circulatie.

Het eerste argument is, naar het mij voorkomt, in
zooverre juist – niet, dat al het goud weg kan
vloeien – mits gien de geldcirculatie binnen de perken
houdt kan dt nimmer gebeuren – maar dat er méér
goud kan wegvloeien, dan later zou
blijken
overeen te
komen met den internationalen geldtoestand.

Er wordt in het Oosteii en in Z.-Amerika zooveel voor het goud geboden, omdat het hier en in andere
landen kunstmatig vastgehouden is. Onze guldeii kan
niet eer weer op goudpeil gebracht worden, v66r het
vrije goudverkeer ‘hersteld is, en goud weggestroomd
is naar de landen, die ei’ naar vragen; terwijl dan nog de mogelijkheid bestaat, dat het noodig zal blijken te
zijn, onze gèldcircuiatie in te krimpen. Men kan dit
laatste nalaten, en ik heb het reeds opgemerkt, dat was
misschien het verstandigste, want een ,,deflatie” is
zoo mogelijk nog erger dan een ,,inflatie”, omdat zij
de produceerende standen, handel en ‘bedrijf treft;
maar dan zou men zioh ook moeten verzoenen met het
denkbeeld ons geld voorgoed gedeprecieerd ‘te laten.
Dat ‘die goudstroom niet weg ken vloeien zonder
aan arbitrageanten winsten te versdhaffen, ‘is duide-
lijk, maar heeft niet het minste bezwaar. Die winsten
behoeven intusschen niet grooter dan normaal te zijn,
wanneer men den goudprijs juist vaststelt, d.w.z.
volgens den prijs die er inderdaad in ‘het Oosten voor
gegeven wordt, en niet volgens de eene of andere
kunstmatige pariteit.

Handelen wij zoo, dan zullen’wij niet alleen ons geld-
wezen weer herstellen, maar ook in ruil voor het afge-
geven goud ons het zoo hoog iioo’dige kapitaal kun-
nen verschaffen.

De vrees van den heer Van Luttervel’d, dat wij
voor het goud Markbiljetten in de plaats zou’den
krijgen, kan ik niet deelen. Het komt mij voor, dat
de ‘heer v. L. ‘hier twee verschillende dingen verwart. Wanneer wij indertijd gohd geweigerd ‘ha’dden, zou-
den wij daarvoor in de plaats’waarsdhijnlijk onsolide schuldvorderingen hebben gekregen en het blijft ‘mij
dan ook steeds voorkomen., dat wij uit ieder oogpunt
terec’ht het goud
niet
geweigerd hebben. Maar er is
geen enkele reden waarom wij op een vrije markt
goud verkoopend, daardoor Markbiljetten zouden moe-
ten aannemen, in plaats van Amerikansehe en kolo-
niale waren.

Ik kom terug op het bezwaar, dat er bestaat: alle
staten, die hun go’ud vasthouden, en een groote goud-
reserve hebben, moeten hun bijdragen in de goudvoor-
ziening van het Oosten dragen; do,en zij dat niet, en handelen iwij alleen zoo, dan zouden wij meer goud
verliezen dan noodig was. Daardoor zou liet prijs-
niveau een schommeling kunnen ondergaan, die voor-
komen had kunnen worden. Maar .dat mag, naar het
mij voorkomt, geen reden zijn, om werkeloos te blij ven.
Het komt mij voor, dat onze goudvoorraad groot ge-
noeg is, om daarmee liet goede voorbeeld te geven,
dat allicht tot navolging zal uitlokken. En anders
zou, dunkt
mij,
alles gedaan moeten worden om tot
een goudcouferentie te komen.

Het tweede argument tegen goud’afgifte komt mij
voor een zeer gevaarlijk te zijn.
Wij
moeten den eircu-

latiemiddelenvoorraad uit geen enkel motief meer bij
voortduring vergrooten, dat schijnt mij wel het aller-
eerste beginsel, door hetwelk wij ons thans moeten
laten, leiden. ,,To •debauch the curreney”, Keynes
‘heeft er te rechter tijd aan herinnerd, is het beste
middel iederen staat in een chaos te ‘hersoheppen.
Het kwam mij voor, dat de discussie tussehen de
heeren Van Gijn en v. Buttingha Wicher’s te dien

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

135

aanzien eenigsziiis op een doodspoor geloopen was.
Geconstateerd werd, dat, nu de Staat het grootste
deel van de winsten der Bank geniet, zij zich door het
hoogste disconto niet zou laten afschrikken, tot geld-
schepping aanleidiri.g te geven. Dan bleef de vraag:
wat dan? Moet men zich daai dan maar bij neerleg-
gen; zich er bij neerleggen, dat nu feitelijk de toe-
stand van een Staatsbank is iiigetreden, en die
gtoote fout eener eirculatiebauk: te groote ‘bereid-
vaardigheid tegenover den Staat (Pierson) aan de
bank feitelijk wordt afgedwongen? Mij dunkt van
niet. Mij dunkt, dat het ,,grosze Wort gelassen” uit-
gesproken moet worden, dat, zoo noo;dig de ,,qualita-
tieve schifting der portefeuille” ook tegenover den
Staat moet worden doorgevoerd; den Staat de discon-
teering moet worden geweigerd. Waar blijft anders
de
onafhankelijkheid
der Bank, en haar macht over
het geidwezen?
Er kunnen politieke toestanden zijn, waarin het
belang van het geidwezen wijken moet voor het hooger
belang van de veiligheid van. den Staat (althans, men
1ieef dit steeds zoo aangenomen; het •is niet uitge-sloten, dat ook in deze meaning nog eens wijziging
komt). In ieder geval, zulk een toestand bestaat bij
ons niet. En daarom juist is het hemtel van den
gouden standaard van zoo groot gewicht: de dekking
lieef t alleen beteekenis, wanneer goud vrijelijk wordt
afgegeven. Immers, ze heeft niet, zooa]s veelal wordt
aangenomen, de beteekenis vertrouwen in hef bank-
biljot te geven. Niet vertrouwen, maar hoeveelheid
:beslist over de waarde van het ruitmiddel. Toen onze
dekking omstreeks 50 pOt. was, had ons bankbiljet de
volle gondwaarde, thans, nu de dekking omstreeks
60 pOt, is, heeft het niet meer de volle goudvaai’de;
een duidelijk bewijs, .dat de dekking op dat punt van
geen gewic]it is.

Maar bij Vrije ‘goudafgifte is de dekking de rem tegen de uitzetting van het circulatiemiddel. Dat is
haar groote beteekenis. Daarom behoort hij een gouden
standaard niet alleen aannemen, maar ook vrij afgeven
van goud.

Alleen langs den weg van het vrije afgeven van goud
kunnen wij daarom weer tot een gezonde geldpoli-
tiek komen; men ziet dan weer wat men doet; het zal
dan verder onmogelijk zijn, dat de financiën ‘het ruil-
middel bederven; het zal dan weer vanzelf ‘spreken,
dat men den ruilmiddelenvoorraad niet verder mag
uitzetten. Dergelijke uitzettirigen toch zijn van den
grootsten dienst wanneer het geldt, tijdelijk een schok
te breken; maar als maatregelen voor op den duur
Iieb:ben zij geen zin en stichten alieen onheil. Ik ge-
loof, dat ik hiermede geheel in overeenstemming beu
met den kenner en verstaander bij uitnemendheid van ons circulatiewesen: Pierson.
E. C. v
. Dop.

• DE ELECTEICITEITSVOORZIENING VAN

NEDERLAND.

Het is ongetwijfeld een verblijdend verschijnsel,
dat de Commissie, aan wie door den Minister van
Waterstaat de samenstelling van het Rapport inzake
de Electriciteitsvoorziening van Nederland werd op-

gedragen, zoo spoedig tot een resultaat is ‘gekomen.
Zij verdient daarvoor zeker hulde. Het gaat hier
immers om een vraagstuk van de eerste orde: het
bereiken van de grootste economie hij het beschikbaar
stellen van de eleetriciteit, die vooral de laatste jaren
vooi’ industrie envoor verlichting zoo’n rol van betee-kenis is gaan vervullen.

Van ondernemingsgeest en durf’ getuigt ‘de con-
clusie der Commissie, die thans -nu menigeen met
angst den schuldenlast van den Staat ziet ver.meerde-
re, nochtans niet eene zoo kostbare onderneming in
kloeke’woordeh voor den dag komt. ‘
Moge ‘de onderstaandè beschouwingen er toe bijdra-
gen dit duidelijk vooropgezette streven naar econo-
misch voordeel te brengen op de plaats, waar het
werkelijke grootste voordeel, zal te vinden zijn.

Bij zijn opdracht aan de Commissie is de Minister
van Waterstaat uitgegaan van ‘het standpunt, dat de
algemeene electriciteitsvoorzienin’g van ‘het land in
ééne ‘hand, van het Rijk, ‘behoort te worden gebracht.
De Commissie mocht daaraan dus niet tornen, al
blijft het voor iederen electriciteitsverbruiker en voor
iederen Nederlander van waarde te weten in welke
mate dit brengen in de hand van het Rijk economisch
zal zijn.
Vooral in deze lijden ‘had men mogen verwachten,
dat ‘s Ministers opdracht zoodimig ware gesteld, dat
de. Commissie verplicht was dit in de eerste plaats
te doen blijken.

– Nu dit niet is geschied kan men de leemte betreu-
ren en onibevredigd blijven met ‘het rapport in
handen, maar feitelijk zou men de Commissie er geen

verwijt van kunnen maken, wanneer zij zich tenminste
uitsluitend tot het ‘uitvoeren van ‘s Ministers opdracht
had bepaald.
Dit is niet het geval.

Dadelijk na hare korte inleiding en alvorens aan
hare opdracht te beginnen, voelt de Commissie zich
gedrongen een beeld te geven van de wijze waarop naar haar, oordeel de verschillende organen van de
Staatsgemeenschap in de behoefte aan electriciteit
moeten voorzien. Daarbij doet zij zonder spreken zoo-
veel bestaand rendeerend kapitaal verdwijnen, dat
men vragen moet: welk voordeel staat daartegenover,
hoe wordt op deze wijze de economie bereikt?

Bij dit gedeelte van haar werk houdt de Commissie
hare oogen voor alles, dat ten opzichte ‘van de e]ectri-
citeitsvoorziening in ons land tot stand is gekomen,
gesloten totdat er sprake is van de winsten, die zij
alsdan voor zoover noodig voor ‘het Rijk opeischt.

Alsof er nog niemendaj bestond, ontwerpt de Com-missie een schema voor electriciteitsvoorzienin.g, dat
zich volkomen aan onze Staatsinrie.hting van Rijk,
provincie en gemeente aansluit en dat er oppervlakkig
dus zeer aannemelijk uitziet.

Daargelaten het verzuim om de vraag te beant-
woorden, waarom men tot een andere keuze kwam
dan de overheid in Engeland en Duitselaland, die in
plaats van de land- en provincie-indeeling belangen-
districten wil vormen, die economisch bij elkaar
passen, vernietigt de Commissie met gesloten oogen
voor het aanw’ezige millioen,en aan vastgelegd bedrijfs-
kapitaal en honderderlei verkregen rechten.

Zeker, zij had dit snoeiwerk wel ‘ni,ogen volvoeren,
maar dan was ‘het ‘ook haar plicht geweest aan te
toouen, dat daartegenover ruimere voordeelen ston-
den.

Bchalve eenige verspreide vage aanduidingen is
hiervan niets in het rapport te vinden.

Er ‘wordt alleen in uitzioht gesteld, dat ,,cle Staat
als compensatie voor zijne bemoeiingen een zeker
percentage zal moeten genieten van de winsten, die
eventueel door die provinciale en gemeentelijke dec-
triciteitsbedzijyen zouden worden gemaakt.” ,(Hier
worden speciaal bedoeld de electricteitsbedrijv.en, die thans eigen productiemiddelen ‘bezitten.).
Volgens de Commissie ,,’kan de Staat op deze wijze
een financieel resultaat boeken en is d.e Staat tegen
het lijden van een verlies gedekt, terwijl ‘het bezwaar,
dat de Staat zijn eigen winstmarge bepaalt niet te
zwaar mag wezen.” Kan het zonderlinger en zelf-
zuchtiger?

De Staat blijkt d’us een deel der winsten van ande-
ien noodig te hebben om met zijne nieuwe onderne-
ming uit, te komen. Vermoedelijk nadeel, zeker geen
voordeel is dus voor de eiectriciteitsverbruikers, die
aan bestaan.dt distri’butienetten zijn aangesloten te
wachten en evenmin meerdere gezamenlijke economie.
Hier had duidelijk aangetoond moeten worden, dat
de Staatsbemoei.ing wel voordeel brengt; Het finan-
cieel resultaat, dat de Staat alsdan zal ‘boeken, heeft
hij alleen verdiend.
Dit schema vergenoegt zich niet alleen met het

136

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

inhalen voor dan Staat van winsten van provinciën
en gemeenten, neen het wil ook de beste klanten van
de bestaande bedrâj.ven afnemen en de zorg en moeite
destijds voor het verwerven n,00.dig geweest met niets
beloonen en het kapitaal, aan kabels en becirijfsin-
richtingen uitgegeven, renteloos maken.
Immers de provincie zal de grootverbruikers afne-
men van de gemeente en de Staat weder aan de pro-
vincie. Aan dec Staat ontgaat op deze wijze niets.
‘Uit eene bestaande stroomvoorziening, bijvoorbeeld
van eene groote gemeente aan een kleine, die de eerste
daarvoor concessie heeft verleend, zal de Staat vol-gens ‘het schema der Commissie zonder vergoeding
kunnen uitlichten de groote stroomveibruikers, die,
als regel de grondslag waren waarop de voorziening
financieel tot stand kon worden gebracht en zondei
welke van de electriciteitslevering niets had kunnen
komen.

Hoe de concessiehoudende gemeente zich hieruit
moet redden en wat zij met hare kabels en .inrich-
tiugen plotseling zal moeten beginnen, daarover
maakt de commissie zich geen zorgen.

Iets heeft de Commissie er wel van gevoeld, ze zegt:

,,De Gemeenten echter, welke in het bezit zijn van
belangrijke eigen centrales, behooren
,,voorioopig
althans”
buiten deze regeling te vallen. Het Staats-
bedrijf zal met die gemeenten dienen te onderhande-
lan en regelingen moeten treffen, welke
in het be-
lang van de concentratie der productie
noodig worlen
geoordeeld.”

Het is duidelijk, dat zonder verdere waarborgen de
gemeenten aan ‘het kortste eind zullen trekken, want
•de Staat zal voor zijn groote plan de gi-oot-verbrui-
kers evenmin kunnèn missen als destijds de gemeenten
zelven. Nu zal de Staat bovendien de macht verkrij-
gen om – de gemeenten hij de onderhandelingen te
dwingen haar groot-verbruikers af te staan.

Waarlijk bij het geven van dit schema zonder be-
hoorlijke regeling van deze materie is de ‘Commissie
op merkwaardige wijze tekort geschoten. Door hare
weglatingen versterkt zij bovendien dan indruk, dat
do Rijksvoorziening alleen voordeel zal brengen, het-geen toch waarlijk niet het geval is.
Indien het schema ongewijzigd wordt overgenomen,
dan zal men zich in Nederland weldra kunnen beroe-
men op eene socialisatie van de electriciteitsbemoeiing

0
1
)
zuiver, boisjewistischen grondslag, immers con’f is-
catie zal mogelijk zijn zonder waarborg tot schadeloos-
stelling aan de eerste bezitters,

*

Wanneer de Commissie dan aan hare eigenlijke
taak begint en een plan voor de electr.iciteitsvoorzie-ning voorstelt, refereert uij zich dadelijk aan het plan
van’ de Commissie voor Hoogspanningsleidingen uit
de Vereeniging van Directeuren van Electriciteits-
bedrijven in Nederland.
Nu zou daartegen geen enkel bezwaar bestaan,
indien het plan der H. C. tot een deugdelijk project
ware gerijpt. Maar dat is allerminst het geval. Dit
plan der H. C. geeft enkel de
voorloopige denJcbeel-
den
der H. C. weder. Wanneer ‘het verder al eens in
ruimeren kring dan in de Commissie met name in de Vereeniging van Directeuren is besproken, dan is dit
slechts geschied in de zekerheid, dat het voorloopigo
inzichten waren, die nadere contrôle en degelijke
toetsing, ook door andere bevoegden n,00dig zouden
hebben.
Bovendien is het werk der H. C. nog geenszins ge-
reed; verschenen zijn slechts de eerste drie onder-
deelen:

le. voeding van de gewestelijke 10.000 Volt-net-
ten;

2e. spanning in draaddoorsneden voor het lucht-
net;
3e. eisohen, die de la.ndsverdediging aan het hiog-
spanninganet en zijn voeding, stelt.

Niemand en zeker niet de H. C. zelve zal beweren,
dat het studiemateriaal aangaande eene rationeele
oplossing voor de electriciteitsvoorziening van Neder-
land hiermede is uitgeput en dat alle moeilijkheden
zijn onder het oog gezien en opgelost.
Ook is dit voorloopige plan opgemaakt in een tijd,
waarin tal van economische verhoia dingen en tal van
prijzen anders en gunstiger waren dan nu in 1920,
voor welk jaar de Commissie nochtans zonder nader
onderzoek voorstelt zoo spoedig mogelijk met uitvoe-
ring van het plan te beginnen.
Toch zegt de H. C. het in hare rapporten zoo duide-
lijk, dat al ‘het gegevene studiemateriaal is en wel
studiemateriaal voor een hoogspanningsiuchtnet en
nog geenszins voor de stroomvoorziening van Neder-

land zelve.

Tanneer
dc H. C. iets over de electriciteitsvoor-
ziening geeft o.a. in het voorbeeld van koppeling der
centrales in Noord- en Zuid-Holland (blz. 38 en 39,
2de deel Hoogspanningsluchtnet), dan wijst zij er
uitdrukkelijk op, dat het slechts eene beschouwing is,
die feitelijk buiten haar onderwerp valt. Ze laat

ver-
der scherp uitkômen, dat men naast hare theoretische
plannen voor de beste voorziening rekening dient te
houden met de werkelijke toestanden en toont daarbij
aan, dat de theoretische winst van één millioen
gulden, die men zou kunnen verwerven indien ten
behoeve van de voorziening van Noord- en Zuid-Hol-
land niets ware tot stand gebracht, wordt omgezet
in een verlies van
f
450.000, zoodra men met de
werkelijkheid der bestaande electriciteitsfahrieken
rekening houdt.

Het kan daarom n.iet worden gezegd, dat de Com-
missie met het uitsluitend steunen op ‘het plan van
de Hoogspanningsoommissie een hechten grondslag
voor haar meeningen heeft gegeven.
Hoeveel geruster zou men kunnen zijn, wanneer in
het rapport deze zaken duidelijk naar voren waren
gebracht en men er in min of meer theoretische voor-
beelden, getoetst aan de werkelijkheid, kon vinden, die een helder inzicht gaven in de feitelijke verhoudingen,
die bij doorvoering van het voorgestelde plan zullen
optreden.
Herhaaldelijk rept de Commissie van de noodzake-
lijkheid om op de meest economische wijze stroom
beschikbaar te stellen, maar wanneer men dan rede-
lijkerwijze verwacht, dat in liet rapport de talrijke
gunstige en ongunstige factoren tegen elkaar zullen
worden gewogen om daarnaar de conclusie te bepalen,
dan komt men bedrogen uit, daar in het rapport
alleen, blijkbaar bij de Commissie vaststaande mee-
uingen worden verkondigd.

Zoo wordt over vele vraagpunten, die zich opwerpen
wanneer er sprake is van de keuze of van de grootte
van liet vermogen of ‘van de ligging en plaats of van
de centi-aalstations zelven, die voor de landsstroo’m-
levering zullen overblijven, heengestapt zonder dat
daarop eenige toelichting of !bevredigende antwoorden
zijn verstrekt.

Het is dan ook niet verwonderlijk, dat in eene
brochure,
1)
waarin liet rapport wordt besproken, op
ironische wijze wordt vermeld, dat hem natuurlijk een
toeval is, dat de beide Centrales, die door het Staats-
eleetriciteitsbed rjf overgenomen zullen ‘worden, onder
leiding staan van de beide Directeuren, die in de
rapportco’mmissie zitting hebben.

Waar dit laatste inderdaad het geval is, bestond er
voor de Commissie zeker aanleiding om de motieven
te noemen tot in ‘bijzonderheden,’ die haar tot die
keuze hebben gebracht. Men was dan tenminste in
staat geweest de waarde der motieven te beoordeelen.
Dat verder zonder afdoende uiteenzetting ook die
Centrales zijn gekozen, die leden der hoogspannings-
commissie tot Directeuren hebben, is eene omstandig-

1)
Van de hand van den heer J. J. L. Smits, Directeur
van het Gemeentelijk Electriciteits- en Trambedrijf te Utrecht.
Verschenen in Januari
1920.

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

137

heicl, die het vertrouwen in de keuze niet versterken

kan.
Er bestaat ook aanleiding om aan de juistheid van
keuze te twijfelen. Immers uit de jaarlijksohe versla-
gen van de Kostprijscom’missie van de Vereeniging
van Directeuren blijk-t, dat niet alle gekozene stations
de voordeeligste bedrijfskosten kunnen aanwijzen en
dat ij door andere wat economie betreft in de scha-

duw worden gesteld.
Ook aangaande watervoorziening, terrein’kosten,
centrale ligging, reeds gemaakte bouwkosten en be-
drijfszekerheid zijn de uitverkoren Centrales zonder
nadere bewijsvoering niet de meest daartoe aangewe-
zenen te achten.
‘T
anneer
men vervolgens de kosten van 125 millioen
verneomt, die noodig zullen zijn om de nieuwe voor-
ziening tot stand te brengen, dan vindt men in ‘het
rapport niet welk gedeelte voor nieuwe voorzieningen
en welk gedeelte voor zuivere concentratie der be-
staande voorziening noodig zijn. Men mag evenwel
aannemen, dat 100 millioen voor zuivere concentratie
worden besteed. Dit wil zeggen, dat de concentratie
een jaarlijksch voordeel moet brengen door verbeterde
bedrijfsuitkomsten van rond 10 miJlioen gulden, wil
zij tenminste den kostprijs van de electriciteit niet
nadeelig beïnvloeden.
Bij
afgifte van een miljard
K.W.U. per jaar zal deze besparing wel te bereiken
zijn, maar men mag ook verwachten, dat een debiet
van een milliard K.W.U. met inbegrip van het noodige voor het geëlectrificeerde spoorwegtedrijf nog in geen
10 k 15 jaren in ons land bereikt wordt.
V66r dien tijd zal men derhalve binnen de grenzen
van 10 millioen per jaar steeds kleiner wordende ver-
liezen lijden, die vooral in den beginne op het stroom-
verbruik van de industrie zullen drukken.
Door ontijdige concentratie zou men de industrie, die than’s zeker een moeilijken tijd tegemoet gaat er
toe kunnen ‘brengen zich weder aan de openbare elec-
triciteitsvodrziening te onttrekken door het opnieuw
bouwen van eigene inrichtingen voor hare beweeg-
kracht, want voorloopig zou zij mede hebben te betalen
aan de al.gemeenn landsvoorzienin’g, ‘die terecht door
het Rijk wordt beoogd, maar die buiten de belangen
van de industrie ligt.
Men dient derhalve tevoren de vraag tot eenu
oplossing te brengen of nlen niet economischer han-
delt met het electriciteits’verbruik zoover te laten
doorgroeien totdat de kosten van concentratie nage-noeg ‘kunnen worden gedragen door het optredende
dbiet zelf.
Men kan slechts wensohen, dat noch R.egeering noch Wetgevende Macht ter wille van de zoo aan-
trekkelijke grootheid van de plannen zelven tot
stappen overgaat, die niet van meerdere kanten zijn
bezien en waarvan vooreerst belangrijke nadeelen zijn
te wachten.
Wanneer men aan de hand van het rapport van de
Commissie, dat daarvoor ongetwijfeld voortreffelijke hoedanigheden bezit, voortbouwt, nader regelt, toetst
en wijzigt en meerdere belanghebbenden raadpleegt,
dan zal men vermoedelijk meerdere economische voor-
deelen bereiken, dan
bij
‘de plotselinge begin-uitvoe-
ring in een allerongunstigsten tijd zooals de Com-
missie die voorstaat.
Ir. A. BLOMHERT.

Dordrecht, 30 Tanuari 1920.

DE REPUBLIEK DUITSCH-OOSTENR1JK EN

HAAR ECONOMISCHE POSITIE IN ‘T’

VERLEDEN EN HEDEN. II.

Bevoliçingselernent&n.
De natuurlijke voortbreng-
selen van het tegenwoordig Oostenrijk waren in de
oudheid en de middelleeuwen voornamelijk de delf-
stoffen. Daardoor was dit gebied bovenal aantrekke-
lijk voor de Duitseher.s, die van nature voor mijnbouw
en nijveiheid waren aangewesen, terwijl Slaven en
Hongaren, die hoofdzakelijk an akkerbouw (en veeteelt

zich wijdden, in de grootere vlakten aich vestigden.
Wij wezen ‘bij de beschouwing van Bohemen reeds op
dit verschil tusschen Tsjechen en Duitsohers. Hier-
mede wordt verklaard, dat in de Alpen-landen van het
tegenwoordig Oostenrijk het Duitsche element zioh
blijvend vestigde. De Duitschers vormen in Oostenrijk
hoven de Enn’s bijna 99 pCt., in Oostenrijk beneden de
Enus ‘bijna 96 pOt., in K’arinthië
78:6
pOt., in Tirol
(zoonls het was v66r den oorlog) ruim 57 pCt., in Stier-
marken 70,5 pCt. en in Salzbur,g 99% pCt. van de
totale bevolking. Langs de naar het Noorden geopende
rivierdalen drongen de Duitsehers van Aleman-
nischen- en Beierschen stam in de Alpen door, terwijl
de oude Rhaetische en Keltiscdue bevolking er allengs

vdrdween. In de Oostelijke landen stuitten de Duit-
schers op de Slowenen, die reeds v66r de zesde eeuw
uit het Oosten kwamen en langs de naar het Oosten
opene zijde van de Alpen waren doorgedrongen in het
Save- ‘en Dreve-gebied, zelfs over de Noordelijke wa-
terscheiding, zooals enkele sporen .aan.toonen. Langen tijd duurde de strijd tussehen de ‘heidensche Slo’wenen
en de christelijke Beieren. Doch de Duitschers
waren krachtiger en wisten de overhand te verkrijgen,
voerden een proces van germaniseering door. In de
zesde eeuw begon de binnenkomst der Duitschers in
het Rhaetische en Romaansche Tirol; de Alleman-

nen trokken naar het Boven-Inudal, de Beieren, naar
het Beneden-Inn:dad, terwijl de Brennerpas hen naar
het Zuiden voerde, waar in het Ultenerdal, Sarndal
en Passeier’dai nog overblijfselen van hen worden ge-
vonden. Waar de Du.itschers in menigte optraden,
werd het oorspronkelijk Rhaetische volksel’ement ver-
drongen of loste het zich op in de Duitschers. Hier-
door zijn de Duitseiiers in deze Alpen van ‘gemengde
afkomst; in de Oostelijke dalen zijn veel Slatvische, in,
T’irol veel R’haoti’sche elementen er in opgenomen.
In verschillende dalen bestaan zelfs de bewoners ge-
heel uit geger’maniseerde oerbewoners, zooals in
Vintscligau (het bovendal van de Etsch). Het zuiverst
van ‘bloed zijn de Duitshers in ‘het Noordelijk voor-
land der Alpen en de daaraan gronzeirde bergdalen.
Dezen rzijn het langst onder bestuur der Habsburgers

vereenigd geweest, wat niet weinig er toe bijgedragen’
heeft hen tot de echte Duitschie Oostenrijkers te
maken. Dit neemt niet weg, dat zich hier ook in dc
onderscheidene territoria bijzon’dere volkstypen ge-
vörnzd hebben, zoodat men Oostenrijkers, Stiermar-
kers (Steirer), Karin’tihiërs, Tiro’lers en Vorarlibergers
kan onderscheiden. De natuurlijke sciiei.dingen door
bergketens heeft de bewoners in vele dalen geïsoleerd,
en daardoor nog tot een eigen karakter ontwikkeld.

De Duitsche elementen in dit gebied werden vooral
versterkt nadat de Duitsche Keizer Otto 1 in 955 de
uit het Oosten opdrin’gende Hongaren op het Lech-
veld
bij
Augaburg verslagen had, en hij in de Oostmar’k
aan den Donau het Duitsche gezag weer herstelde, dat
daar reeds door Karel ‘den Groote gevestigd uvas ge-
weest. Die Oostmark ( het Oostelijk grensgchied van
Duitsohlan’d) werd in 996 in stukken ,,Ostarichi” ge-
noemd, een ‘markgraafschap, dat de oorsprong werd van den Oostenrjk.shen staat. Deze Oostmark kwam
met Stiermarken, Karinthië en Krain in 1,276 in bezit
van Rudolf van Hahsburg, Duitsch Koning, die in

do Oostenrijksche landen rijn stamhuis vestigde en
van daaruit de macht van zijn Huis ontwikkelde. De vorsten uit de dynastie van het Huis van Hababurig,
die tot den laatsten tijd in Oostenrijk regeerden, wis-sten in den loop der tijden door met staatkundig doel
gesloten ‘huwelijken zoowel als door veroveringen hun

gezag uit te breiden, en daardoor andere volken, voor-
namelijk van Slavsohen en Magyaarschen stam, onder den scepter der Habsbuig”ers te brengen tot den Oo’s-
tenrjksch-Hongaarschen staat. 1-let rijk, dat in 1
2
82
nog slechts ongeveer 1000 ‘vierk. G.Mijlen besloeg, had
in 1521 een uitgestrektheid van 2100 G.M
2
., in 1740
van 10.000 G.M
2
., verkreeg in 1815 een oppervlakte
van 11.337 G.M’. en ‘in 1878 van 12.300
G.M2.

138

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18
Februari 1920

Op idit :gbied drukte het gezag der Duitsohers in
het eigenlijk Oostenrijk, door den zetel van het hof,
alhier, en door de nationaliteit van den vorst en de
cultuur, wel niet den stempel der eenheid van taal
en gebruiken, maar dan todh van het staatsgezag naar
buiten.

Econon’bisch-geographische posiiie.
Waardoor kon dit gedeelte ‘van het rijk zulk een macht verwerven?
Waardoor kon Weenen zulk een aanzienlijke stad wor-
den? De belangrijkste factor, die het historisch
proces tot stand bracht, was de invloed van den Donau
op de volkeuteweging in den loop der tjden.

De Donau met zijn vallei was in de oudste tijden
de natuurlijke weg geweest, waarlangs vele volken-
strooman uit het Oosten zich bewogen naar het
Westen. In den tijd ‘van de heer.schappij van de
Romeinen werd de Donau een grensrivier tot verde-
diging van het Rijk, en hield de volkenbeweging langs
den Donau op. Doch ibij het verzwakken van de macht
der Rosneinen begon ide beweging Oost-West langs den
Donau opnieuw, en verloor de rivier ‘haar, beteekenis
van grens. Hunnen, Avaren, Slaven, Magyaren en
Turken. volgde ‘de baan der .grootsohe rivier naar het
Westen, waar zij eindelijk gestuit werden door de
Westeiisohe volken. En omgekeerd ‘volgden, ij de toch-
ten naar het Oosten, •de Franken onder Karel den
Groote, de Bajo’varen, die Oostenrijk koloniseerden, de Kruisvaarders op den weg naar Konstantinopel en
later de leger-s tot’bestrijdin.g der uit het Oosten voort-
dringende Turken, den Donau stroomafwiarts.

Zoo was de Donau de lijn van de migratie der vol-
ken en van de beweging ‘der legers in ‘den strijd tus-

schen West en Oost. Maar in vredestijd vas ook de
Donau de verkeersweg, waarlangs de uitwisseling der
producten van het Oosten met ‘het Westen kon ge-
schieden.

In dozen tijd had de ‘voimin.g ‘van staten aan beide
oevers der rivier plaats, als gevolg vnu de ‘voordeelen
der econisch-geo’graphiisohe positie. Do Donau was
nu niet meer de grensriivier, maar de zijstroomen van
den Donau, veelal ingesloten door ro’tsige oevers,
waren daarvoor aangewezen. Zoo ontstonden de Oos-tenrijksehe vorstendotnimen tiisschen de Leitha en de
Enn’s, tussohen En’ns en de Saj-zach.

in de middeleeuwen verkeerde do Midden-Donau in
een gunstige economisela-geographische positie als een hem!i’d-deliugsgewest tusscheü het Oosten en het Wes-
ten, tusso,hen de volken met een Oostersohe cultuur en
die met Westersche begrippen. Daaraan ontieenden
de Oostenrij’ksche marken en later de vorstendommen,
hun ‘beteekenis. Het was nog in den tijd, toen de
Indische waJen over land aan de Middellandsche en
Zwarte Zee kwamen en gedeeltelijk over en langs den
Donau ‘hun weg vonden naar het Westen. Een bemid-
delend handelscentrum op die verkeersroute was een
noodzakelijkheid en moest wel ontstaan. Dit kon zich
niet ontwikkelen in d’e Hon’gaarscihe vlakte en de lager
langs ‘den Donau gelegen landen, waar Turken en
Hongaren voortdurend tot onzekerheid en strijd aan-
leiding gaven. Eerst Oostenrijk vormde een meer
veilige voorpost van het Westen aan den Donau.weg
naar het Oosten. En hier was het oude plaatsje Vin-
dobona, eigenlijk oorspronkelijk een nederzetting der
Kelten, later een Romein,sch ‘municipium, dat tot be-
heersching van •den Donau diende, vervolgens de
residentie was van de Habsburgsche dynastie, de aan-
gewezen plaats. Door de bevestiging der stad was de
veiligheid hier meer verzekerd, en het vorstenhuis
schonk aan de residentiestad verschillende econo-
mische voordeelen, behalve die, welke aan de vestiging
van het hof onmiddellijk verbonden waren. Bij de

uitbreiding ‘der macht van de Hababurgers werd
Weenen ,het regeeringscentruni van een uitgebreid
gebied, en daardoor verkreeg de cultuur en de geest
van Weenen invloed in alle landen van het rijk.

Maar ‘de groote ontwikkeling der stad was niet
alleen aan ‘de vestiging van het ‘hof te danken. De

handel van het Oosten met het Westen en omgekeerd
vond hier. zijn veiligste centrum. Weenen was een
markt ‘van Oostersche waren, ‘die ‘het Westen ‘hier kon

vinden. En tegelijkertijd kruiste hier de handeisweg
van de Adriatische Zee door de vallei der Mur over
‘de Semmering en langs de Leitha den Donau, om ver-
der langs de Mardh door Moravië in ‘de richting van
de Noordzee en Oostzee te loopen. Daardoor gaf de

positie van. Weenen in alle richtingen economische
betrekkingen. Wel ‘werd soms, tijden’s aanvallen van
Hongaren of Turken, de handel van Weenen meer naar
‘het Westen verplaatst, naar Enus, Passan of Regens-

burg, maar dit was tijdelijk en als er rust kwam gaf
de econom’isdh-geographiscihe positie aan, Weenen
weer den voorrang op handelegobied. Zoo bleef deze
stad een voorpost van Europa naar ‘het Oosten, een

bemiddeling van Oostersche en Westersohe cul tuin
en een uit’wisselingsp’laats der wederzijdsehe pro-
ducten.

Niet alleen werd Weenen een groote handelsstad, het werd do6r het hof ook een luxestad. ,,Er is maar
een Keizerstad, maar. een Weenen,” roemde de Oosten-

rijker steeds vol trots. Weenen wer’d aldus een groot-
sche stad, met sohoone pale.izen, meteen trotsohe hof-
burcht, en met zijn eerwaardige St. Stephanuskerk.

Weenen is gebouwd tusschen ‘do lage uitloopers der
Voor-Alpen en den Donau, die hier in armen verdeeld is, waarvan er een door de stad loopt, terwijl een klein

stroompje ,,Wien”, rechtlhoekig door de stad en dan
Donau uitimondt. Aan den rand van ‘het Wee.ner bek-
ken gelegen, waar -het bekken der Moravische March
met dat van den Donau samenvadt. Ligt de stad in een
vrudliMbare la.nd!s’treek, terwijl de eigenlijke hevaar-

baarhei’d van den Donau voor grootere schepen hier
begint. Door ‘de gunstige ligging is Weenen een be-
langijijke handels- en industriestad geworden. In 1754
telde Weenen 154.400 inwoners, in 1800 247.000 in-
woners, zoodat het Berlijn (172.000) en St. Pe-ter’sburg
(220.000) toen overtrof. Weenen ‘groeide aan tot
2.030.000 inwoners in 191,0 en werd alleen ‘door Lo’n,

dan (4,5 mili.), Berlijn (2,07 milI.), Parijs (2,8 mili.)

en New York (4,7 mii.) overtroffen, zoodat het de
vijfde stad dei wereld was.

De nijverheid van Weenen is veelzijdig en heeft zich
ook uitgebreid over ‘het Weener bekken. Txtie’lnij-
veriheid, ‘vooral katoen en zijde, dqch ook wolindus-

trie, kantf’ahricage, passemeutorie, confe.ctiebedrijven,
kuns’tbloemfa’br.icage, linnen- en hennepindustrie en
jïitenijvenhejd wor.dt er gevonden. Verder metaal-
industrie, machinebouw, horlogefabricage wapensme-. derij, electrische-industrie, bierbrouwerij, enz.

Maar nog meer -dan ‘door de nijverheid is Weenen
door den handel ‘het economisch centrum van Oosten-
rijk. Weenen (en daarmede Oostenrijk) is niet opge-

komen als wereidstad door ‘de productie in het gebied
van hgt tegenwoordig Oostenrijk, maar ‘door de ver-
een.iginig ‘der landen in den. vroegere,n Oostenrijk-soli-
Hongaarschen staat. Elk der deden leverde aan Wee-

nen, hetzij voedsel of grondstoffen en enkele fabri-
kaben. V66r den oorlog was Hongarije reeds de groote
leverancier van voedsel voor de landen, die behoorden
tot het toenmalige Oostenrijk. Dat blijkt uit de sta-
tistiek van het invoersaldo der Oostenrj’ksche landen

en het verkeer met Hongarije. In 1913 bedroeg dat
invoersaldo ‘uit Hongarije in Oostenrijk een waarde
van 112,7 miii. Kr. voor tarwe, van 45,0 mill. Kr. voer
rogge, van 34 mill. ‘Kr. voor gerst, 18,7 miii. Kr. voor

haver, 23,5 miii. Kr. voor maïs, d.i. totaal voor granen

235,2 mill. Kr. Verder aan ‘meel en maalproductan 245,9 mill. Kr., aan rijst 10,5 miii. Kr., aan boonen

3 miii. ‘Kr., aan rvnderen 143,2 miii. Kr., aan varkens

1289 mili. Kr., aan schapen, geiten’enz. 2,9 m,i’ll. Kr.,
aan mel.k 10,7 mill. Kr., ‘aan eieren 16,3, mill. Kr., aan

natuurboter 6,7 imill. Kr., aan vet 15,6 mill. Kr.,,, aan
spek voor 9,9 mijl. Kr., aan margarine voor 2,7 miii.
Kr., aan wijn ‘voor 27 mill. Kr.

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

139

Nu geschiedde deze invoer uit de Hongaarsche lan-

den wel niet nitsiu.itend naar hct tegenwoordig Oos-

tenrijk, maar zeker toch voor een groot gedeelte. En

het valt derhalve zonder tegenspraak aan te nemen,

dat Hongarije de grocte leverancier van de noodzake-

lijkste voedingsmidelen voor het vroegere Oosten-

rijk-Hongarije was. Zelfs kon het daarin nog niet
steeds gheel voorzien, maar had het rijk van vele

voedingsartikeien nog een grooteren invoer dan uit-

voer.

En nu was bij het eind van den oorlog Hongarije

zelf gekeel beroofd van allen voorraad, werd de bodem

in
dit land nog niet volledig weer bebouwd, leed men

ook hier honger. Daarenboven werd Hongarije van

Oostenrijk gescheiden en het stond er zelfs niet vrien-

delijk naast. Ook Bhemen en Moravië, met veel land-

bouw, waren van Oostenrijk gescheiden en vervreemd,
zoodat ook deze gewesten niet aan de vroegere Teizer-
stad leverden. En het buitenland leverde evenmin;

zelfs maakte de valuta-verhouding dan vrijen invoer

schier onmogelijk. Zoo werd Oostenrijk afgesc.heiden

van zijn voedingsgebieden en de verelclstad lag ge-

blokkeerd, zonder eigen bronne, zonder toevoer van
elders. Daardooimoest die sohoone en vroeger rijke
stad wel door den vreeselijken honger bedreigd wor-
den. En het is te vreezen, dat de toestand, waaïin
thans WTcenen verkeert, geen tijdelijke is, maar dat
door de politieke verhoudingen, welke aan den Donau
geschapen zijn door den vrede, Weenen nog herhaal-
delijk in zijn bestaan bedreigi al worden. Weenen is
opgekomen als hoofdstad en handelscentrum van een
groot rijk, is daarvan de uitdrukking. Maar het
Weenen van thans is een afhankelijke stad, afgesloten

van de vbediugsbronnen, sdhier van alle.

i)e verdeeling der monarchie is •op een zoo wille-
keur.igen grondslag, en met .zoo’veel miskenning
der toestanden geschied, dat de afzonderlijke
cleelen op zichzelf niet kunnen bestaan. Dit geldt
evenzeer voor Hongarije en voor Tsjecho-Slowakije als
voor Oostenrijk, maar voor •dit laatste land het meest.
Oostenrijk biedt op zichzelf slechts middelen van be-
staan voor dorpen en kleine landelijke stadjes. Door
een i’ierthonderdjarige samenleving waren hier tas-
schen de deelen economische betrekkingen ontstaan,
waardoor zij elkander vrijwel aanvulden, zij het ook
nog niet voldoende voor de ontwikkeling, die hier het
leven had verkregen. De economische betrekking had
de totstandkoming van een staatkundigen band onder
de Habsbur.gsche dynastie bevorderd, hoewel die staat-
kundige eenheid niet door de bevolkingseleimenten art
de geographische ligging der deelen ten opzichte van
eJkander gerechtvaardigd was. Daardoor ontstond de
politieke tegenstelling der deelen van het rijk en
hierbij verloor men .de belangen bij een economische
eenheid te veel uit ‘het oog. En hij het voorschrijven
van den vrede aan Oostenrijk werd daarop in ‘t ge-

heel niet gelet.
WT
aar
d
oor
zal Weenen kunnen gered worden en
Oostenrijk zich herstellen? Alleen door de afgesneden
deelen grootendeels, althans economisch, weer met
elkander in betrekking te brengen, zoodat zij elkander
steunen in den strijd om het bestaan. Staatkundige
heree.niging zal niet mogelijk en wenschelijk zijn. Aan-
sluiting bij Duitschland is door het vredesverdrag
helaas! verboden. De aa.neensluiting van Tsjecho-
Slowakije, Hongarije, Joego-Slavië en Oostenrijk tot
een economiscihen Donaujbond, zal misschien da beste
oplossing van dit belangrijk vraagstuk zijn. Die landen
hebben elkander in vele opzichten noodig tot herstel
van •de welvaart. Een gesond economisch leven is in
de toekomst alleen denkbaar aLs tussehen de geschei-
den ideelen vrijheid van handesverkeer wordt gewaar-
borgd, en als ook van •de haven van Triëst weer
gchruik kan worden gemaakt.
H. BLINK.
Den Haag.

DE SUIKERHANDEL IN 1010. II.

Na Ou’ba is J a v a het grootste rietsuiker expor-
teeren;de land. Weliswaar is de oogst van 1919 tenge-
volge van den, onder den druk der toenmalige groote,
bijna onverkoopbare voorraden verminderden aanplant
kleiner uitgevallen dan in de voorafgaande jaren,
doch planters werden daarvoor ten volle gecompen-
seerd door de betaalde mooie prijzen. De in 1918
opgerichte Vereeniging van Java-suiker-Producen-
ten, tea doel hebbende den verkoop in ééne hand
te .houden, bleef ook gedurende het afgeloopen

jaar bestaan en werd eerst voor oogst 1920 en daarna
ook voor oogst 1921 verlengd. Hierbij zijn bijna alle
suikerfabrieken op Java aangesloten.
In het begin van 1919 werd suiker uit den nieuwen
oogst verhandeld op basis van
f
14 voor Superieur,
i.e. witte suiker No. 25 e.h.,
f
13
voor suiker No. 16-
20, en
f
12,75 voor No. 12-14, z.g. Musco’vados.
Successieveljk werden de verkoopprijzen .in overeen-
stemming met de toenmende vraag verhoogd en be-
droegen die bij het binnenkomen van den nieuwen
oogst in Mei reeds ruim
f
20 per pikol ‘voor Supe-
rieur. Daarna werden de verkooplimites geleidelijk
verder verhoogd, totdat tea slotte de restanten ver-
kocht konden worden tot
f
35,50 voor Musoovados. Bij
het einde van thet jaar werd voor disponibele partijen
Superieur
1
47 betaald en is eene dergelijke rijzing
geheel onbekend in de an.nalen der suikerindustrie.

De Java-oogst heeft opgeleverd 1.340.000 ton tegen
1.788.000 in 1918 en. bedraagt de door de Vereenig.de Producenten behaalde doorsneepriij.s / 17,50 per pikol
kristal, tegen j,61 in 1918. De afschepingen konden
zonder eenige stoorizis plaats hebben en vonden, hun
weg naar vele nieuwe afzetgebieden, zooals blijkt uit
den volgenden, van de Ha.ndels-Vereenigiug te Ba-
tavia gepubliceerden staat van de suikerafsohepingen
van 111 tot 51.110 gedurende de S laatste jaren:

1917

1918

1919

ton

ton

ton
Holland en Holland
v.
orders

18.657
Engeland ………………
1:73.455

71.055

294.358
Frankrijk ………………
28.729

27.135

80.479
Zwitserland ……………

6.635
Rusland en Finland ……..-

8.298
België

………………..

4.917
Zweden ………………..

9.666
Noorwegen

…………….
10.122

17.001

58.589
Italië ………………….

2.950

25.290
Spanje ………………..

11.506
Griekenland …………….-

7.155

8.371
Roemenië ……………….

3.984
Turkije ………………..

23.694
Egypte ………………..

6.202
Sue?

………………….

6.027

23.515

2.800
Port-Said en P. S. voor oders
12.197

12.001

55.660
America (Ati. Jiaveo)

7.012
San Francisco …………10


Vancouver

…………….

11.000
Argentinië

……………

5.284
Singipore

…………….
119.508

170.841

61.597
China ………………..
2.745

16.976

11.252
Hongkong …………….
115.764

235.821

179.689
Japan ………………..
511.057

185.115

284.311
Britsch-Indië …………..
209.334

271.864

254.530
Australië

……………..
20.740

90

75.265
Siam

………………..
21.366

1.719

105
Diversen

…………….

182

Totaal

……….
863.683

1.055.420 1.509181

De totale verschepingen in de verschillende maan-

den van het jaar vergeleken met 1918 waren als volgt:

1919

1918
tnn

ton
.Januarj ……………………..
199.000

88.000
Februari

………………….
196.000

87.000
Maart ………………………..
120.000

47.000
April

………………. ……..

103.000

3733
Mei ……………………….
77.000

136.000
Juni

……………………..
126.000

95.000
Juli

……………………..
142.000

108.000

972.000

598.633

140

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

1919

1918

ton

ton

972.000

598.633
Augustus

…………………..
210.000

149.000

September …………………..
125.000

167.500
October

……………………
193.000

140.000

November ………………….
160.000

220.000
December

………………….
150.000

141.000

Totaal

…………….
1.810.000

1.416.193

De voorraden op Java waren aan het einde van het
jaar zeer klein en nagenoeg geheel verkocht voor
afscheep gedurende Januari/Maart.
In het begin van liet jaar verkeerden de Produ-
centen nog lang in onzekerheid over de plannen der Nederlandscai-Indische Regeering ten opzichte van
eene gedwongen inkriniping van den suikeranplant
voor oogst 1920. Gelukkig werd ‘van een dergelijken
maatregel met de daaraan verbonden vèrstrekkende
economisdhe gevolgen afgezien en de suikerfabrieken
met hunne aa.nplantingen vrijgelaten.. De aanplant
yoor 1920 bedraagt ten slotte 14,6 pOt. meer dan voo
1919, is echter nog steeds 3,7 jDOt. beneden oogst 1918.
j3et rendement bedroeg in 1919 112,4 pic. suiker per
bouw, tegen 125,29 pic. in 1918 en 130,5 pic. in 1917.
Een opmerkelijk feit is de enorme vlucih.t, d’ie het
Japansohe element op het gebied van den -suiker-
‘handel op Java in de beide laatste jaren genomen
heeft. Successievelijk hadden Japansche firmas kan-
toren op Java opgericht en terwijl zij vroeger de be-
noodigde suiker slechts door bemiddeling der op Javit
gevetigde Europeesche export firmas kochten, brach-
ten rij, naarmate hun door de pinters dezelfde facili-
teiten en hetzelfde crediet verleend werd als aan de
Europeesche exporteurs, gaandeweg hunne biedingen
bij de producenten direct uit. Aan de onoordeel-kun.
dige groote verkoopen tot lage prijzen door de jeug-
dige Producenten-Vereeniging in 1918 verdienden de
Japansohe koopers schatten. Daarbij kwam, dat in dien
tijd en gedurende het geheele jaar 1919 de disponibele
soheepsruimte hoofdzakelijk door ,Japan-sohe reederijen
geleverd werd, die, in tegenstelling met de reederijen
in andere landen, eene zeer nationale politiek volgen
en nan J-apansnhe firmas de preferentie op hunne
:soheepsrui.mte geven. Zoo kon het gebeuren, dat de
Japanners niet alleen voor het toenemende suiker-
verbruik in Japan en China, maar -ook in de Euro-
peesche afzetgebieden, vooral in de Zuid-Europeesche

staten, het leeuwenaandeel in de sui.kervoorziening
konden verkrijgen. Van oogst 1919 werd dan ook het
grootste gedeelte aan Japan.soh.e firma’s verkoeilt. Als
gevolg van een en ander vestigden zich op Java de
groote Japausche bnnkinstellingen en wordt een groot
gedeelte van. den Java-suikeroogst nu door deze ban-
ken gefinancierd. De economiche gevolgen van deze
ontwikkeling moeten niet ondeischat en tijdig onder
het oog gezien worden. Door deze toenemende vraag
van Japansche zijde verminderde ook de beteekenis
der Londensche markt voor Javasuiker. Die markt
had toch reeds veel ingeboet door het iangza.me en
onbetrouwbare telegvafische verkeer gedurende het
.geheele afgeloopen jaar, de sterke fluctuaties in den
Steriin.gkoers en de charter-moeilijkheden, doch zou-
den deze nadeel-ige invloeden na verloop van tijd wel
weer kunnen verdwijnen.
Uit den Java-oogst 1920 kwamen, nadat eenige
onafhankelijke suikerfabrieken het een en ander ier-kocht hadden, de eerste belangrijke verkoopen door
-do Vereenigde Producenten einde Juli tot stand en
wel tot de door verkoopers daarvoor vastgestelde
limites van
f
32 voor Superieur,
f
31 voor No. 16 en
hooger,
f
30,50 voor Muscovados. Deze verkoopen gingen gedurende de tweede helft van het jaar gere-
geld door en waren ook in dit geval in hoofdzaak
Japansche firmas de koopers, waarbij in de meeste
gevallen onmiddellijk een tbankcrediet, hoofdzakelijk
natuurlijk van Japansohe banken, geopend werd. Aan
het einde van het jaar waren ruim 12 millioen picols
door de V.J.P.. verkocht en werden toen de prijzen

verder verhoogd tot resp.
f
35,
f
32 en
f
31,50. De
• Nederlandsch-Indisdhe Regeering kocht 1i4 millioen
picols witte suiker tot f32 ter voorziening in het
verbruik op Java en omliggende eilanden, terwijl zij
op een verder dergelijk kwantum de preferentie heeft.

Lange onderhandelingen werden met de Regeering
gevoerd over hare plannen tot het heffen van een
uitvoerrecht resp. extra-s-uikerbelastiug, die ten slotte
tot bene ‘voor de betrokken partiijen aanneembare rege.
ling leiçlde.

De opbrengst der overige koloniale suikerlanderi
blijkt uit ‘het volgend overzicht van Wil]et & Gray
met hun ramingen van de suikeroogsten der wereld:

B i e t s ii i k e
i.

1911)120

1918119
Europa

to

ton Duitschlan-d

………………..
1.300.000

-1.411.900

Tschecho Slowa.kije …………..
750.000

700.000

Frankrijk ………………….
150.000

. 110.096

België………………………
125.000

75.000

Holland ……………………
250.000

173.000

Rusland ……………………
350.000

700.000
Zweden

……………………
140.000

119.000

Denemarken …………………
130.000

130.000
Italië

……………………..
150.000

100.000
Spanje

…………………….
120.000

135.000
Zwitserland

………………..
.

4.000

4.000

Totaal in Europa ……
3.469.000

3.658.432
A me r .i k a

-,

Vereenigde Staten ……………..
850.000

674.892
Canada

……………………
20.000

22.300

Totaal Bietsujker ……
4.339.000

4.355.624

R i e t s u i k e
1.
N
o o r-d-Amerj ka.

Lonisiana ………………….
125.000

250.802

Texas ……………………..
2.000

3.125
Port-orico

………………….
400.000

375.000
Hawai-eilan-den

…………….
560.000

535.000
We s t-I n
di
ë.
St.
Cmix

………………….12.000

9.000
Cuba

……………………..
4.300.000

4.000.000
Br.itsch West-Indië.
Trinidad

………………….
65.000
47.850
Barbados

…………………
70.000
80.000
Jamaica

……………………
50.000
40.000
Antigua

……………………
12.000
10.000
St.

Kitts

………………….
10.000
10.000
Andere

eilanden

…………….
10.000
10.000
Frausc-li West-Indië.
Martinique

(uitvoer)

…………
30.000 30.000
Guadeloupe

………………..
25.000 25.000
San

Domin-go

………………
180.000
158.309
Haiti

…………………….
5.000
3.300
Mexico

……………………
40.000 40.000
Centraal-Amerika
30.000 30.000
Z u i
d-A m e r
i
k a.
.Demei’ara

(uitvoer)

…………
100.000
93.902
Suriname

………………….
12.000
8.000
Venezuela

(uitvoer)

…………..
18.000 15.000
Ecuador

……………………
7.000
7.000
Peru

……………………..
250.000
250.000
Argentinië

………………….
250.000
130.266
Brctaiiië

…………………….
175.000
260.000
Totaal -in Amerika ……
6.738.000
6.421.554
A
z i
ë.
Britsch-In-cl-ië

………………
2.800.000
2.337.000
Java

……………………..
1.300.000 1.749.408
F-ormosa en

Japan

……………
300.000
415.678
Ph.ilippijnen

………………..
200.000 150.000
Totaal in Azië

……..
4.600.000 .
4.652.08G
Aus t r al ië

…………….
275.000
226.000
Fidschi.eilanden

(uitvoer)

……..
60.000
80.000
Totaal in Australië
en
Polinesie
335.000
:306.000
Afrika.
Egypte

……………………
90.000
82.000
Mauritius

…………………..
242.000
252.772 –
Reunion

……………………
50.000 50.000 Natal

……………………..
150.000
144.000
Mozambique

………………..
50.000 50.000
Tot-aal
-in

Afrika
582.000
578.772
Europa.
Spanje

……………………
6.000 6.618
Totale Rietsui-kerpro-ducti
e

……
12.261.000
11.965.030
Totale Werel-clsuikerpro-ductie
16.600.000
16.320.654

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

141

De ramingen van de Europeesche landen zijn veelal
te hoog aangenomen, bv. Duitschland moet met min-
stens 550.000 ton, Tsjeoho-Slowakije met 100.000,
Nederland met 50.000 ton verminderd worden, teza-
men dus 700.000 ton. Trekt men verder nog de oogst
fl
Britsch-Indië af, die niet in de statistiek bakoort
omdat die gcheel in het’]and blijft en nauwelijks
invloed uitoefent op den import in Britsoh-Indië,
dn komen wij tot de volgende ciij±ers voor •de

1919/20

1918119
Totale wereldproductie

13.100.000

13.983.654
ton.

waardoor de door Willet & Gray in uitzicht gestelde
vermeerdering in een aanmerkelijk deficit veranderd
wordt.
Volledigheidshalve volgen bier nog de zichtbare
voorraden, zooals F. 0. Licht die het laatst opgaf:

1919

1918

1917

toos

tons

tons
Duitschiand
1
Sept…….
217.798

290.278

322.991
Oostenrijk

1

…….
230.0001) 200.0001)
250.000
1
)
Frankrijk

1

……..
7.891

10.416

26.860
België

1

………
28.000

42.000

51.000
Nederland
31
Dec. …….

81.878

70.081

136.515
Engeland

31

……..
325.028

396.694

214.723

Totaal Europa . . .

890.595 1.009.469 1.001.909
Ver. St. van N.-A.
24
Dec

20.544

11.387

5.949
Cubahavens 22
Dec . ……

41.508

22.699

34.084

Totaal …………
952.647 1.043.555 1.041.942
1)
Raming.

Hierbij moet nog in aanmerking genomen worden,
dat er in de laatste jaren belangrijke vdorraden
op 3ava en andere koloniën op versoheping wachtten,

terwijl einde 191.9 die voorraden niet meer bestonden.
De statistieke positie van het artikel mag dus als
bijzonder krachtig worden beschouwd, doch bij de reeds
zoozeer opgedreven prijzen en den ongunstigen alge-
meenen economischen toestand rijst de vraag of de
boog niet reeds te strak gespannen zou kunnen zijn.

A.V.

DE TABAKISHANDEL IN 1919.

Op verzoek der Redactie heeft de heer F. M. v. E.
het volgend overzicht van den tabaksha.ndel in 1919
samengesteld:

Indien wij de gebeurtenissen in ‘den tabakshaizdel
gedurende 1919 de revue laten passeeren, dan valt in
de eerste plaats te vermelden de opheffing van het
Rijksbur.eau voor Tabak; weliswaar geschiedde deze
eerst tegen 1 Januari 1920, doch reeds in Februari
1919 werd bekend gemaakt, dat nieuw aangevoerde
partijen buiten de ‘bemoeiin’gen van dit Bureau zou-
den vallen.

Verder werd eind April het vervoerverbod en eind
Jui;i ‘het uitvoerverbo.d voor ruwe tabak opgeheven,
waarmede de naar buiten tredende werkzaamheden
van het R. B. T. ten einde liepen.

In Pchruari kwam eindelijk in veiling ‘het quantum
dat – naar wij no’g in ons vorig overzicht vermeld-
den – door alle houders van ruwe tabak Ier beschik-
king van het Rijksbureau gesteld moest worden, groot
circa 20.000 pakken. Van de zijde der sigarenfabri-

kanten bestond ‘hiervoor – in ‘ijerband met de ongun-
stige toestanden in hun bedrijf – zoo goed als geen
belangstelling; het grootste deel werd echter tot be-
trekkelijk hooge prijzen voor de kerverj gekocht.

Verder werd in den loop van het jaar in verschil-lende veilingen gerealiseerd de 1918-er Inlandsch-
oogst, waarop het R. B. T. destijds voor de binnen-
landsche industrie beslag gelegd had. De verkoop
hiervan bleek slechts met groote moeite en niet zon-
der zware verliezen mogelijk.

De eerste directe aanvoer uit de Koloniën na de
langdurige gedwongen rust ‘geschiedde per stoomschip
,,Kawi”, ‘begin Februari van Java vertrokken.
Hierna volgden de aanvoeren elkaar regelmatig’ op, zoodat 16 Mei weder met de inschrijvingen begonnen
kon worden, welke met de gewone onderbreking in

Augustus geregeld tot het einde van het jaar door-
liepen.
In den beginne was de stemming vrij gunstig, mede tengevolge van geregelde vraag voor kerfdoeleinden;
in de najaarsinschrijvingen ‘begon echter de kooplust al spoedig af te nemen en tegen het ‘eind van het jaar
trad een verflauwin’g in ‘de prijzen op, zoo groot als
weinigen wel zoo spoedig verwacht zullen ‘hebben.
Verschillende oorzaken werkten ‘daartoe mede: in
de eerste plaats natuirlijk de toestand in •de centrale
rijken, waarvan onze markt in zoo dooge’ mate afhan-

kelijk is. Wel waren• de Duitshe fabrikanten en
handelaars door de
Detag
gemachtigd chn bescheiden
deel van huh contingent in Holland te koopen; het
quantum hiervan was echter tegenover ‘het voortdu-
rendé aan’bod van niet veel beteekenis.
Tegen het eind van het jaar maakte bovendien de
snelle daling in de koersen deze inken nog moeilijker
dan voorheen.

Een tweede oorzaak is te vinden in de biiitenge-
woon groote verschepirigen, die in het najaar plaats
vonden; ieder die tabak van vorige oogsten in Indië
had liggen – ‘hetzij importeur of handelaar – had in
den loop van het jaar slechts één ideaal, namelijk om
deze naar hier verladen te krijgen. Dit geschiedde niet alleen uit zucht om de tabak hier zoo spoedig
doenlijk te réaliseeren, doch ook om de nadeelen, aan
het veiibljf in de tropen verbonden, zooveel mogelijk
te ondervangen. Het gevolg was eenerzijds een opdrij-
ven der vrachten tot een exorbitante hoogte (voor
eenige schepen werdeen, vracht uitkomend op ruim 20
cents per 14 Kilo betaald) anderzijds een opeenstape-
ling van voorraden hier te lande, welke natuurlijk niet

nalieten eveneens een druk op de markt uit te oefe-
nen, vooral toen men eind December, een tijdstip dat
zelfs in normale jaren voor inschrijvingen weinig
geschikt geacht wordt, nog een paar groote inschrij-
vingen annonceerde.
Verder werden de zaken in het bezette gebied tegen
het eind van het jaar eveneens veel moeilijker en. hiel-
den ‘ten slotte nagenoeg ‘geheel op, in de eerste plaats
door de valuta, vervolgens ook omdat daar toen reeds
dagelijks de invoering van den ,,Goldzoll” verwacht
werd, welke een eind zou maken aan dan voorsprong
dien men aldaar boven het obezette Duitschland nog
steeds had. Aangezien ‘in het bezette gdbied de ibepa.

lingen van de
Detag
niet van kracht waren, kon men

daar geheel vrij koopen en werden in den herfst
gedurende eenigen tijd zeer belangrijke zaken in deze
streken afgesloten.

Wel werd, in den loop van het jaar cnn groote post
door de
Detag
gekocht, terwijl ook eenige regiezaken
afgesloten weiden; dit geschiedde echter ondershands
zoodat hierdoor geen directe invloed op de markt
uitgeoefend werd.

Voor de Sumatra kwam hier nog
bij,
dat uit alle
partijen,’ welke aankwamen het Amerikaansch reeds
op Dell verkocht was. Hierdoor werd het aanbod
natuurlijk veel eentoniger,
terwijl
men de. wrijving,
welke anders steeds ontstaat door de kans om dit deel
der partij aan de markt te verk’oopen. (waarvan men
den invloed niet te licht mag sohatten), thans even-
eens miste.

Groots afnemers, welke de markt konden steunen
bleven dan ook ontbreken. De kerverij, welke in den
beginne meer op Java aangewezen was, dekte later
zoo’als gewoonlijk ‘weder een deel van haar behoefte
met Amerikaansche .. soorten waarvan eveneens be-
langrijke quantum’s aankwamen.

Ten slotte sprak ook denitval der tabak een woord
mede: het bleek’ wel, dat verschillende partijen (voor-
al van den 1916-oogst) door het lange liggen in het
warme klimaat toch meer geleden hadden dan de
eerste aanvoeren hadden doen vermoeden en uit den
aard der zaak werden ‘deze gebreken thans ook breeder
uitgemeten dan bij een willige markt geschied zou
zijn. Te verwonderen valt het dus nauwelijks, dat het

142

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

hoe langer hoe moeilijker werd voor het voortdurende
aanbod koopers te vinden.

In het geheel werden bi inschrijving aangeboden:
113775 pakken Sumatra, 168.206 pakken Java, 58.690
pakken Zuid-Amerikaansche soorten.

Een ‘belangrijk gedeelte ‘dezer partijen behoorde tot
reeds vroeger op levering verkochte. oogsten en werd
dus
door
den importeur voor rekening van de koopers
ten verkoop aangeboden.
Overigens geven deze cijfers slechts een zeer onvol-ledig beeld van den totaal-omzet, daar een veel grooter
deel der zaken dan onder normale omstandigheden
thans onderehaads pleegt te geschieden. Belangwek-
kende cijfers vindt men hieromtrent in de ,,Statistie-
ken van den in- en uitvoer”, waaruit blijkt, dat in de
eerste elf maanden van 1919 ingevoerd werden:

circa 39 millioen
Kilo’s
Sumatra en Java.
23

Noord-Amerikaansch.
14

•Zuiid-Amerikaansch.
6

Grieksch en Turkseh.
2 Y2

Diversen (Ohina, Britsch-
Indisch, etc.)

Van Borneo vonden ook dit jaar geen directe aan-
voeren plaats; de laatste oogsten van deze Soort wer-
den
alle naar Engeland verkocht. Sinds September is
in dit land van den vrijhandel een nieuw tarief der
invoerrechten in werking getreden volgens hetwelk
tabak uit de Britsche Koloniën (mits direct in Enge-
land aangevoerd) een preferentie geniet van 16 pence
per Eng.
1h.
Onnoodig te zeggen, dat hierdoor de
kans om van Bomen – of andere Engelsohe Koloniëji
– aanvoeren hierheen te leiden veel kleiner ewor-
den is,
voor zoover althans de tabak niet voor het
verbruik in Engeland geheel ongeschikt is, zooals met
een deel der Britsch-Indische soorten het geval is.
Van den 1918-r Sumatra-oogst (geschat op 266.000
pakken) werd het A’merikaansch nog op Deli liggend
verkocht ter directe verscheping naar Amerika. In.micl-
dele is door de verschillende Maatschappijen besloten
het Amerikaansch van het gewas 1919 weder op de
vroegere wijze naar Holland te verschepen en hier te
verkoopen, terwijl reeds voordien het besluit tot een
belangrijke inkrimping van het pakkenaantal – voor-
loopig voor de 1919- en 1920-oogsten – genomen
waa.

Het 1919-gewas wordt dan ook slechts op 153.000
pakken geraamd.

Beide besluiten zullen ongetwijfeld het hunne
bijdragen om de zaken in deze soort weder in de goede
banen te leiden.

Men hoopte tegen het eind van 1919 de restanten
van de 1916- en, 1917-oogsten van Deli verladen te
krijgen, zoodat men daar dus nog te rekenen heeft
met den 1918-oogst (waarvan inmiddels circa 30.000
pakken naar Amerika en ook reeds een deel naar
Europa verscheept is) en
den
1919-oogst.

Voor Java is het moeilijker eenigszins betrouwbare

cijfers te geven. Waar men daar echter in elk geval
rekening te houden heeft met een quautum van twee
t
drie oogsten, dat nog in Indië ligt, lijkt het zeer de
vraag of uit de impasse, waarin men hier langzamer-
hand geraakt, spoedig een uitweg gevonden zal kunnen
worden indien tmen ook daar niet, voor zoover dit
althans doenlijk blijkt, tot eenige beperking in de
productie tracht te gerake.

Zooals
hierboven reeds vermeld, had de sigaren-
industrie in den aanvang -van liet jaar met groote
moeilijkheden te kampen en maandenlang heeft in
dat vak een ongekende werkiooheid g&ieerscht.

Door de stagnatie in den export hadden nagenoeg
alle fabrikanten groote voorraden van duur materiaal
vervaardigde sigaren op lager, waarvoor tijdelijk cle
afzet geheel ontbrak. Toen later de belemmeringen
van den uitvoer wat verminderdan, is het den meesten
gelukt
deze ‘voorraden – zij het vaak niet zon:der ver-
liezen – gaandeweg te liquideeren en in het najaar

was de toestand dan
ook
weder wat minder ongunstig
geworden.

De sigarctteiifabrieken waren een deel van het jaar
overstelpt met export-orders; ook hier doden zich
echter langzamerhand dezelfde moeilijkheden voe-
]en, welke den afzet der ruwe tabak belemmeren, zoo-
als de nieuwe maatregelen in het bezette gebied geno-men, en boven alles de valuta-kwestie.

De ker’verijen hadden in den beginne nogal wat ‘te
lijden door gebrek aan materiaal; toen hierin echter
eenmaal verbetering gekomen was, hebben deze over
liet algemeen met succes kunnen werken.
F.M.v.E.

INDEX-CiJFERS.

Ook in Januari heeft de stijging van het index-
cijfer verderen voortgang gehad. Het totaalcijfer be-
droeg aan het eind van de maand 7768 punten, zijnde
ren vermeerdering van 404 punten vergeleken met
het totaal aan het ein.d van December en van 2917
punten aan het eind van Januari 1919. Het percen-
tueele cijfer bedraagt thans 353,1 tegen 334,7 einde
December en 265,9 een jaar geleden.

Dooi den Nederlandschen lezer mag intusseben niet
uit het oog worden verloren, dat hij den toenemend
lagen stand van dan sterlingkoers deze cijfers van dit
koersverloop mede den druk ondervinden. Het in aan-

merking nemen van deze koersdaling in verband met
den guldenkoers vereischt eene o’mrekening, die in
een der volgende nummers een plaats zal vinden.

1-lieronder volgt de gebruikelijke – aan ,,the
Eco-
nomist” ontleende – tabel:

Data
Granen
en
ciee.,ch

Andere
00e-
ding,-
en ge-
nolm.

Weef-
stoffen
Dcl!.
sloffen

Dioer.
,en:
olten.
hout.
rubl,er.
enz.

Totaal
Alge-
meen
Index-
cijfer

Basis (gemidd.
1901-5)

.. .
500
300′
500
400
500
2200 100,0
1 Januari 1914
563 355 642 491
572
2623
119,2
1April
560
3504
6264
493
567
2597 118,0
1 Juli
5654
345
616
4714
551
2549
115,9
1 October
646
405
6114
4724
645
2780
126,4
1 Januari 1915.
714
4144
509
476
6864
2800 127,3
1 April
840
427
597 644
797
3305
150,2
1 Juli
818
428
601
624
779
3250
147,7
1 October
8094
4704
667
6194
7694
3336 151,6
1 Januari 1916
897
446
731
7114 8484 3634 165,1
1 April
9494
503 7964
851
913
4013
182,4
1Juli
989
520
794
895
1015
4213
191,5
1 October
1018
5364
937
8584
1073
4423 201,0
1 Januari 1917
1294
553
11244
8244 1112
4908
223,0
1 April
1346
6104
1226
8344
1283
5300
240,9
1Juli
14324
6524 1441 8414 12784
‘5646
256,6
1 October

,,
12214
726 15094 8224 13544
5634
258,1
1 Januari 1918
12864
686
16844 8394 13484
5845
263,2
1 April

,,
1244
1444
1760
850
13424
5941
270,0
1 Juli

,-
1274
7774
1808 8894
1379
6128
278,5
1October

,,
1271
780
1889
8784
13914 6210
282,6
1 Januari 1919
Einde Jan. ,,
1287 7824
16184
828
1335
5851
265,9
Febr.,,
12884 7823 15964
818 13104
5796 263,8
Mrt.

,,
1285
7824
1502
8444
1294
5708
259,4
April,,
13064
752
15124 9124 12904
5774
262,4
Mei

,,
13104
7764
1843
931
1327
5988
272,2
Juni ,,
1338
800
17414
937
13714
6188
281,3
Juli

,,
13394 8054 18544
10334
1417
450 293,2
Aug. ,,
1380
8224
18774
1040
1383
6503 295,6
Sept. ,,
1399 8174 19794
1047 1344
6587
299,4
Oct.

,,
1412
838
2123
1064
1358 6795
308,9
Nov. ,,
14274
866 22024
1093
1396
6985
317,5
Dec.

,,
14414
8814
24424
1145
14534
7364
334,7
Jan.1920
1461 8573
27023
12114 15354
7768 353,1

Zooals men ziet is – evenals de vorige maand –
de iiijzing van het totaaicijfer ‘hoofdzakelijk veroor-
zaakt door
do
stijging in de groep ,,weefstoffen”, als
gevolg ‘van een hoogere noteering voor Egyptische
katoen, ‘in verband met een groots vraag uit Amerika.
Bij de overige groepen zijn de prijzen van de verschil-
lende artikelen vrijwel onveranderd gebleven of ‘ver-
toonen een geringe stijging, de vermindering van de

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

143

groep ,,andere voedings- en genotmiddelen” staat in
verband met de daling van de theeprijzen.

Kleinhandelsprijzen.
De verhoudingscijfers van
verbruiksartikelen, in den handel gebracht door de
Coöperatieve Winkelvereeniging van ,,Eigen Hulp”
te Amsterdam, Haarlem, Arnhem, Utrecht, Leeuwar-
den en ‘s-Gravenhage (voorheen E. II.); welke door
het Centraal B ureau voor de Statistiek
gepubliceerd worden, zijn de navolgende.

Artikelen
1913
1914 1915 1916 1917
/918

Boonen (bruine)
154 157 175
232


221
236
Erwten(groene)
157 143
160
230
– –
187
200
113 116 142 165

123
239

Gort

………
Koffie ……..
88 91
100 118
174
165
164
Margarine
.94
127
99
102 110 122 136
155
155
83 117
267


217
200
Stijfsel

……
103
107
130 157
320
680
353
353
Soda

………83

100 100 125 161 179 193
200
204
Suiker(basterd)
89
91
105
115
116
120

211
11

(melis)
85 89 98
102
103
105

175

Stroop

…….

112 113 116 119
127
119
142
144
Vermicelli ..
121 128
203
207


310
310
Thee

………

Zeep (zachte)
87 87
121 158


308
308
Zout

………
80
80
90
90
110 190
160
160

De prijzen voor het jaar 1893 werden gelijk 100
gesteld.

AA
NTEEKENINGEN.

Italië’s g eb ie dsui t brei ding in A f iik a.
– Het mag als bekend worden verondersteld, dat
Italië langen tijd heeft geaarzeld alvorens het wist
aan welke zijde het recht was en wiens bondgenoot
het •dus zou worden in den strijd om de wereldhege-
monie. Ten slotte bleek het aan de regeering in
Rome, dat van de Entente veel meer beloften te ver-
krijgen waren dan van de Centrale mogendheden,
200-
dat daarmede Italië’s standpunt was bepaald. Die be-
loften werden definitief in het (geheime) verdrag van
Londen van 26 April 1915 vastgesteld. Met het be-
kende gevolg, dat de Entente ook dezen bondgenoot moest redden eh dat men sedert voortdurend allerlei
vernomen heeft omtrent Itliaansche aanspraken op
allerlei gebieden en landstreken. Ook de alleronver-
kwikkelijkste. oneenigheden over Fiume en Dalmatië
dankt de wereld aan dit fameuze gdheimo verdrag van
Londen.

Nog steeds echter – zelfs wanneer het juist zou
blijken, dat er nu eindelijk een oplossing voor Fiume
gevonden is – blijven ei allerlei andere quaesties ter
oplossing. Vragen op koloniaal gebied. Immers art.
XIII van het Verdrag van Londen bevatte de navo!-
gende bepaling:

Wanneer Frankrijk en Grodt-Brittanniië hun koloniaal
gebied in Afrika ten koste vn Duitschiand uitbreiden,
zullen deze twee mogendheden a,n principe erkennen, dat
Italië recht heeft op eeitige billijke oompensaties, speciaal
wat betreft de regeling van de grensvragen der Italiaan-
sche kolonies Eritrea, Somaliland en Libië en de aangren.
zeucle kolonies van Frankrijk en Groot-Brittannië.

Wat dit beteekent is duidelijk. Er was van Italië
niet aan te nemen, dat het tot eenige krachtsinspan-
ning op koloniaal gebied in staat zou zijn en dus zou-
den de beide andere Ententelanden, die van Italië’s
hulp veel verwachtten, zich zelf eenige opofferiugen
moeten getroosten. De navolgende bizonderheden der
thans gepresenteerde rekening ontleenen we in hoofd-
zaak aan de ,,Times”:
De Italiaansche kolonies, die voor een verbeterde
grensregeling in aanmerking komen, zijn:
a.
Libië
aan de Middellandsche Zee, begrensd door Tunis,
Fransch Centraal Afrika en Egypte;
b.
Eritrea aan
de Roode Zee, hegrensd door den Soedan, Abessynië
en Frausch Somaliland;
c.
Italiaansch Somaliland,
aan dan Indischen Oceaan, begrensd door Britsch
‘Oost-Afrika, Abessynië en Britsdh Somaliland. Hier-
uit blijkt, dat een uitbreiding van het Italiaansche

bezit alleen mogelijk is ten koste van Abessynië of
van de Fransche en Engelsche bezittingen, wanneer
wij Egypte een oogenblik als Britsch bezit mogen
beschouwen.
De koloniale partij in. Italië, die op het Kolo-
niaal Congres in Napels en in de vergadering van
de ‘Vereeniging voor Geografische en Handels-
explôratie te Milaan speciaal aan het woord kwam,
verlangde niet meer of minder dan het volgendè:
ci. uitzetting der grenaen van Libië door de Saihara
tot het meer Tsaad met inbegrip van Tiibesti
en Borkoe, terwijl het Italiaansch gebied verder ook
de streken Koeffra en Jaraboeb, die den stam der
Senoessi toebehooren, zou moeten omvatten en zich
zou moeten uitstrekken tot de grenzen van den Anglo-
Egyptischen Soedan. Wat Eritrea betreft, dit zou
moeten worden vergroot met Kassala en omgeving, op
kosten van den Soetlan, terwijl bovendien geheel
Britseh en Fransch Somaliland daaraan zouden moe-
ten worden toegevoegd. Hierdoor zou een verbinding
van Eritrea met Italiaauseh Somalilaud zijn verkre-
gen, hetgeen op ‘zijn beurt vergroot zou moeten wor-
den met Djoebaland in Britsch ‘Oost-Afrika. Verder
maken de heeren van de koloniale partij ook nog aan-
spraak op een invloedssfeer in Yemen en op de Far-
saneilanden, terwijl ten slotte het verdrag tusschen Engeland, Frankrijk en Italië tot verdeeling hunner
invloeden in Abessynië van 1906 zou moeten worden
opgeheven, zoodat voortaan Italië alleen recht zou
hebben op handels- en politieke penetratie in Abes-
ynië.

Tot zoover de rekening, die men verlangde, dat de
Italiaansche Tegeering in Parijs en Londen zou voor-
leggen. Al te bescheiden is •dit programma niet te
noemen en ‘het pleit dan ook voor het inzicht der
regeering te Rome, dat zij geen oogenblik aan zoo iets
exorbitants heeft gedacht. Vermoedelijk ‘herinnerde
zij zich beter dan de ,,Koloniale Partij”, welke mooi-lijkheden Italië nog niet zoo heel lang geleden in zijn
zoogenaamde ,,eigen” bezittingen heeft ontmoet.
De regeering zelve had dan ook niet gedacht aan
zulke eischen. Zij richtte hen hoofdzakelijk daarop,
dat Italië zijn economische belangen in Abessynië be-
ter tot hun recht zou kunnen doen komen en dat het de gelegenheid zou hebben de Senoessi beter in be-
dwan’ ‘to houden. In verband ‘hiermede had Italië
dan ook bij de onderhandelingen, •die aan het sluiten
van het Verdrag van Londen voorafgingen, den af-
stand van de Fransche haven Djiboeti verlangd, die
door een spoorlijn met Addis Abeba is verbonden.
Frankrijk wilde daar evenwel niet van hooren, aan-
gezien Djiboeti niet alleen de eenige Fransche haven
voor Abessynië is, doch bovendien de eenige, waarover
Frankrijk beschikt op den weg van het Suezkanaal
naar Madagascar en Cochinchina. Vandaar dan ook,
dat Frankrijk, nadat het eerst gepoogd had in art.
XIII een uitdrukkelijke bepaling te laten opnemen,
dat Fransch Somaliland nooit in aanmerking zou ko-
men voor deze compensaties en nadat dit mislukt was,
toch een uitdrukkelijk voorbehoud maakte ten op-
zichte van den afstand van Djiboeti. Italië zocht dus
verder. Ook de (Britsche) havens Zeila en Berbera
konden als toegangswegen naar A’bessynië in aanmer-
king ‘komen, al bestond er dan ook nog geen spoorweg-
-verbinding. Hiertegen had Engeland bezwaar, omdat
dit een ‘nadeeligen ‘invloed zou kunnen uitoefenen op
de relaties tusschen Engeland en Aibessynië en omdat
de afstand van deze havens niet meer als grensver-
betering” kon worden ‘beschouwd.
Hoe dan ook, men is er in geslaagd de Italianen
te bewegen ook van dezen eisch af te ‘zien. Er is
thans evenwel een andere groep ,,compensaties” ont-
worpen, die waarschijnlijk voor alle partijen aanneme-
lijk zullen blijken. In Libië bestond nl. tot dusver de
toestand, dat de directe verbinding tusschen de be-
langrijke oasen Ghadames, Rhat en Fezzan-Tummo
alleen mogelijk was over Fr,ansch gdbied. Dit’ zal nu
ophouden, aangezien Frankrijk bereid is een strook

FR

501

Addis
.
Abeba

– —

ichaa/

0 100 200 300 400 500
t -J

-4
&7g.
n?y/e/7

1edina ‘

g

JL

•Mekka

144

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

VekIoIn9:

– IoIiaar)5che grenzen
— —
— ftaIiacin.che eichen

Aanbod der2 geul lieerden

0Chadwne5 -0

LI4BI

—Wad 1 haIfa
— -.

(


8opkoe

Khortoer
Elod meey-

ç
• –

(nio FgYpi
KE1JUEr .

©
edan
/

/

._-•,

>,;

•-.–•-
i
1

DUIT3CH

,EGLSCflE

.JIrE.A.

;BOEN
;•
Qo3°COG

P

land af te staan, waarvan •de grens van Ghadarnes in
een boog tot bezuiden Tummo en door het noorden
van Tibesti tot de grens van Fransch Centraal Afrika
doorloopt. Bovendien is Frankrijk bereid tot een ge-meenschappelijke spoorwegpolitiek in dit gebied en
tot het aanbieden van commercieele concessies in
Tunis, terwijl Italië zijnerzijds bovendien nog pogin-
gen in ‘het werk stelt om geheel Tibesti en Borku
in handen te krijgen. De grens tusschen Cyrenaica
en Egypte blijft onveranderd, ook de haven Sohloern

blijft Egyptisch-Engeisch. Ten aanzien van het ach-
terland is nog geen regeling getroffen. Italië zou hier
gaarne de grens naar het Oosten verleggen, zoodat hct
niet alleen con deel der Libysche woestijnen, dooh ook
de oasen van Koeffra en Jaraboeb in
zijn
bezit zou

krijgen. Dit stuit op bezwaren van de zijde van Enge-
land, dat liever zelf deze oasen, die de hoofdsteunpun-
ten van de Senoessi zijn, onder contrôle houdt, in
plaats van ze Italië over te laten en dus voortdurend
in Egypte bloot te staan aan invallen dezer woestijn-
bewoners, wanneer het Italië eens niet mocht geluk-
ken de orde te handhaven. Het is echter nog niet
zeker of Engeland niet tot afstand bereid zal zijn,
wanneer Italië voldoende waarborgen voor de orde
weet te bieden. Dit meent men in Rome te kunnen
doen, ja zelfs maakt men zich sterk veel beter te kun-
nen optreden, wanneer speciaal Jaraboeb, •dat als een
heilige stad ‘der Senoessi geldt, onder :[taliaansche
macht komt. Moeilijker schijnt de regeling ten aan-
zien van Somaliland. Eens zijn de drie landen het, dat
aan de integriteit van Abessynië niet mag worden ge-

raakt en dit geeft Frankrijk en Engeland aanleiding
zich te verzetten tegen elke poging van Rome uit om
de drie eenige havens, die van de Golf van Aden toe-
gang ‘geven naar het achterland (Dji’boeti, Zeila en
Berbera) in handen van Italië te brengen, vooral om-
dat Italië ook reeds in bezit is van Massowah, de ha-
venstad van Eritrea. Afstand van Fransch gebied
schijnt geheel uitgesloten, doch Engeland is bereid
hier eenig gebied aan Italië te geven, evenals Frank-
rijk in Libye iets opoffert. In de eerste plaats een
strook grond aan de oostgrens van Britsch Somali-
land, waardoor niet alleen de landgrens, doch ook de
kustlijn van Italiaansah Somaliland aan de Golf van
Aden verbeterd wordt. Het
belangrijkste
der Britsche

concessies is echter ‘de afstand van een deel van Djoe-
baland met de haven van Kismajoe in Britsch Oost-
Afrika, d.w.z. van de eenige haven op een distantie
van 1500 mijlen aan de Somalikust,
oostelijk
en zuide-
lijk van Berbera. Deze haven heeft voor Italië dus
reeds daarom groote beteekenis, terwijl bovendien de
rivier Djoeba, die 10 mijlen noordelijk van Kismajoe
in zJee valt, over een afstand van 400
‘mijl
voor kleine
schepen bevaarbaar is en ‘den weg naar Abessynië
opent, thans geheel Italiaansch wordt. Voor Groot-
Brittannië heeft deze afstand weinig beteekenis, om-
dat het toch nog over Port Durnford, ‘ als toegang
naar Oost-Afrika, blijft beschikken. – J. H. A.

Officieele uitlatingen, inzake het

Af
e in o r a n cl u in.
Naar tijdsorde de eerste is het be-
kende, in het ,,Hbld.” van 3 Februari j.l. uitvoerig

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

145

weergegeven schrijven van den sedert afgetreden
Staatssecretaris van Financiën der
V
c i e e n i g d e
S
t a t e n, Carter Glass, aan den heer
H.
Ferguson,
voorzitter van cle Kamer van Koophandel te New
York, in antwoord op een verzoek van liet Bureau
dier Kamer om ‘het Regeeringsst.an’dpunt inzake ‘het Memorandum te mogen vernemen. Het schrijven, dat
zich sterk kant tegen het denlabeeld van credietvej-
leening en niet minder tegen liet annuleeren. der
onderlinge oorlogsvorderingen onder de geallieerden,

zal, zoo spoedig liet in afdruk deze zijde van den
Oceaan bereikt, in extenso worden weergegeven.

Nederland. In cle vergadering der Eerste
Kamer van 4 Februari j.l. zeide de heer Van Nierop
aan het slot zijnre rede liet volgende:

,,t’n tal van landen worden commissies benoemd om ‘dat
vraagstuk te onderzoeken, hier ‘te lande heeft de president
van ‘de Ned. Bank, mr. Vissering, vootgesteld een commissie
samen te roepen om dit vraagstuk internationaal te bestu-
deeren. Heeft de Regearing ‘daaraan reeds iets gedaan? Ik geef toe, het memorandum stelt groote eischen. Geen land
verdient krediet, zoo heet het, ‘indien het niet bereid is of’in
staat is om zijn loopen’de uitgaven te brengen binnen de
grenzen van zijn inkomsten uit belasti’ngheffin.g of andere
vaste bronnen, maar ik meen dat ‘de Regeering toch ver-
plicht is aandacht aan dit memorandum te wijden. Wij
lezen in de dagbladen voortdurend, dat speciaal in Enge-
land, maar ook in Frankrijk cle groote bankiers zamen
komen onder ‘de ‘auspiciën van de Regeering. Ik ‘geloof dat
het hier ingediende ‘voorstel door de Regeering ‘behoort te
worden gesteund. Het zal wel niet dadelijk tot een opios-
sing leiden, maar wanneer personen van verschilienden landaard te zamen zijn, spruit er wellicht wel iets goeds
uit. Daarom zou het mij spijten als de Regeeri’ng het memo-
randum liet liggen. Al ‘bereiken wij niet het doel, verbete-
ring zal er dunkt mij wel uit kunnen voortkomen.”

De Minister van Financiën, de heer De Vries ant-
woordde 6 Februari j.l.:

,,De Regeering heeft dan ook niet groote i’n.geuomenheid
kennis gcnomeu van het memoi’andum, waartoe de presi-
dent van de Nederla’ndsche Bank mede het initiatief geno.
men heeft. Van verscheidene kanten is hier gevraagd, wat
dc houding van de Regeering daartegenover is. In dat memo-
randum is een uitnoodigi’ng gericht, ook ,tot cle Nederland-
sche Regeering. De Nederlandsche Regeering, zich van harte
bereid verklarende offi made te doen ‘aan besprekingen en
plannen tot verbetering van den internationalen finan-
cieelen toestund, meent dat iii ‘deze kwestie het initiatief
behoort uit te gaan van de groote Mogendheden.”

E
n g ei a u d. Nadat ‘het Memorandum
01)
3 Febr.
een onderwerp van bespreking had uitgemaakt op een
conferentie van de onderteekenaars met den Schatkist-
kanselier, Austen Ohamberlain, is door ‘dezen laatste
op ii dezer een schrijven geuioht tot een der onder-
teeken aren, ‘hetve1k hieronder is afgedrukt. De Regee-
ring is bereid tot deelneming aan een ‘door één der neutrale landen of door den Volken’bond bijeen: te
roepen conferentie. Het beginsel van verdere inter-nationale leeningen wordt evenwel, zij het in voor-
zichtige bewoordingen verworpen.

February 11, 1920.
Dear Mr. Brwnd,—His Majesty’s Government have had
under consi’deiat,ion ‘the Memorial, dated J’ansiary 15, whieh
was forwarded by you to the Prima Minister on ‘behalf of
the 15 signatories, proposing that the Governments of the
counitries chief ly concerned, which should inclu’cle the United
States, the United Kingdom, and the British Domi’nions,
France, Belgium, Italy, Japan, Germany, Austria, the
neutral countries of Europe, and ‘the chief exporting coun-
tries of South America, should be invited ‘forthwith to
convene •a meeting of finanoi’aI representatives for the
purpose of exami.ni’ng the present financial and economie
situation of the world, and, in the evert of their ‘deci’ding
that co-operative assistance is necessary and advisable, to
recömmend to whom and by whom assistance should be gi-
Ven, and on what general conditions.
His Majesty’s Government understand that an identical
memorial was simultaneously presented by representative
citizens to certain of th’e other Governments named in the Memorial, and that au analogous but not identical memo-
rial was also presented to the Goveiument of the United

States of America by representative Anierian citize:is.
On the 3id instant 1 had the pleasure on behalf of his
Majesty’s Government, in company with two of
mi’
col-
lcagues, of meeting the majority of the British signatories
to the i’Iemorial, ‘and of obtaining, in the course of au
informal discussion, further explau.ations of the views of
the meinorialists on the important subjeets to whch ii
relates.
In accorclance with my proruse; 1 have reporteci the
results of that 4iscussïon to the Cabinet, and on behalf of
his Majesty’s Government 1 now make the feliowing reply:
The picture which the Memorial prcsents of the finan-
cial and economic conditions resultiuig from the war, and
of the grave economie and social dangers which iii conse-
quence coufront the whole world, is not, in the opinion
of his Majesty’s Government, exaggerated. All the infor-mation in their possession convinces them of the urgency
of the problems to which the Memorial draws attention, and
of the ad’ded ‘danger which arises from the widespread
existeuce of false hopes and illusions, and the absence of
any general lecognition of hard facts whieh, as the Memo-
ria! sets forth, are obscured by the appareut plentifulness
of money resulting from the continuous growth and the
volume of outstanding currency and of Government obli-
gabions.

The Memoriai lays stress on the need for bringing home
to the people of each country that, until the current expen-
‘diture of that country is brought within its receipts fionu
taxation and other regular income, it eau not expect to ho
treated as a solvent dobtor fit to receive fuurther fi’naneial
help ‘in the form of new credits for reconstruetive purpo-
ses, as it is on the sure road to bankruptcy and autarchy.
1 will return to this polut later.
The memoriaiists recogflizo that Gerinany mccl Austria must bear the largest possible burden that they may safely
assume; but they add that the scope of the aunual coutri-
bubion which they will be called upon by the Reparatiou
Commission to undertake must, for the sake of their
creditors and for the sake of the future social and economie
developmeat of the world, be brought within the limits within
vhich solvency can ‘be preserved. His Majesty’s Govern-
ment caunot anticipate the conclusions whih the Repara-
tion Oommission may reach in regard to this matter; buit
the statement of principle iii the Memorial is in acc6r’dance
with the views. adopted throughout by his Majesty’s
Government and with the provisions of the Treaties of
Peace themselves.
The Memorial suggests that, while much eau be done
through normal banki’ng ehannels, the working capital
needed to enable the various European countries to purchase
the imports required for restarting the circle of exchange,
to restore their productivity, and to reorganize their
currencies is too large in amount, and is required toe
quickly for such eharcnels ‘to be adequate, and they express
the opinion that a niore comprehensive ‘schema is inecessary.
They propose, therefore, that a conference of fin’ancial
representatives should be suimmoned to survey the situation
and to suggest some such comprehensive scheme of inter-
national 000peration in the grant of credits, and they sketch
in broad outlines certain general coneitions under which
such crediits might be granted. The Memorialists recognize that such cooperative action,
if uuiclertaken at all, cannot be confineci to any particular
group of countries. To quote the words of the Memorial:
,,The interests of the whole of Europe, and indeeci of the
ivliole world, are at stake,” and, ii success is to be obtaincd,
all must 000perate where all are concerned. The hope of
useful resuits from the ‘deliberations of suich a conference
must, in fact, depeuid on the extent mentioned in ithe first
paragraph of the Memorial is secured.
Under ‘these cireumstanees the ehanges introduced into
the American Memorial and the attitude of the Goverji-ment of the United States ‘become matters of first-u-ate
iniportaace in the consideration of the course to be adopted
by his Majesty’s Government. It seems ‘doubtf ci! whether
the participation of the United States Government in such a
conference could ho securecl. Ii is obvious thatthe attitude
of the United States Government must gravely af f eet the
infiuence, and even the utility, of such a conference, as
is prn:posed. Buit in conversation witnh my colleagues and
myself you and the other gentleman who accompanied you,
whilst explainin’g that you had liever contempldted large
loans by Government to Government, argueci th’at such
a conference would exercise a powerful influence in secul-ing
those measures of internal reïorm in the eounti-ics con-
cerned, wliich would not only be a necessary preliminary
to sny further assistanee by foreign Governmants, buit are

146

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

equally necessary as a preliminary to any extension of
commercial credits, and you expressed the belief sthat the
execution of these interinal reforms, by stabilizing the
currencies of the cou’wtries concerned, would laad, to the
grant of commercial credits on such a scale that any
Government assistance which might stili be found tnecessary
woulid be reduced to comparativaly small amounts, and neeci
only be given within strictly defined limits.
The situation is so igrave that his Majesty’s Government
are unwilli’ng to omiit any act which may help to alleviate
it by bringing home to all concerned, in this country and
elsewhere, a true appreciation of the nature and character
of the difficilties with which the world is confronted, and which may st the same time indicate the only methods by
which these difficulties eau be overcome. tJnder these cir-
cumstances his Majesty’s Goernment will be prepared to
appoint representatives 1f invited to do so by one of the
neutral oountries, or by the League of Nations, on being
satisfied that the conference will assume a really represen-
tative character.
Buit the limits .within which the cooperation of his
Majesty’s Government is practical must be clearly under-stood. They are impressed with the futility of atteinpts to
solve the grave problem of reconstruction .by a continuous
procees of new borrowi.ng
,whether in the form of iiiternal
l’oans to cover deficirts na current expenciriture, or in the form
of external loans advanced by one Government to another.
They have themselves laid down as a cardinal feature of their
own policy the eessation of new borrowing by the British
Government, and the establishment of nu adequate sinking
funci for the reductioji of debt out of revenue, and they
have taken steps to stop the infiation of curlency. His
Majesty’s Government have also publicly stated that they
are not prepared to grant further advances to other Govern-
mets, which involve either new .borrowings by this country,
or the taxation of our nationals for the purpose of making
loans to the Govérn,ments of other cowitiies, and his
Majesty’s Government cannot, in view of the immense
liabilities -vhich this country bas already assumed in the
prosecution of the war, adopt either of these alterinatives.
His Majesty’s Government have, however, feit it neces-
sary, in fulfilment of what they eonceive to be the duty
of the United Kingdom to make a oontribution, worrthy of
the traditions of the nation, to the reconstruction of Europe,
to admit cer.tain particular exceptions to the general prin-
ciple that loans from Government to Government should
cease. They are at the present moment sugaged in dis-
cussion with the Government of Canada, the United States
of A.merioa, France, and certain other countries inciuding
some which did not take part in the war, in ragard to the
provisioii of Government eredits to Aiistria and Poland for
the supply of foodstuffs and raw materials sufficient to
enable these countries to avert famine, and restart indus-
trial life. His Majesty’s Government feIt ‘compelled publicly
to state in November last, that, h’owever desperate the
need, they could not participate in measures of relief unleas
they ware assured of ithe cooperation of the Government
of the United States of America to an extent which would make it certain that this country would not be called upon
to incur addirtional expenditure in the United States of
America. The rnovements of the foreign exehanges since
November last emphasized the difficulty with which his
Majesty’s Government ware ithen confronted. In order,
therefore, to avoid sny possible misconception, his Majesty’s
Government rdesjre to make It absolutely dear that, if they
were to agree to take part in a conference such as the
memorialists propose it would not be with the idea that it
was possible for the United Kingdom nt this stage to make
any considerable addition to its Iriabilities, and that if the grant of credits in any form were to he recommendeci by
the conference, his iîajesty’s Government would not support
or take a share in any scheme whih invlved an addition
to the liahilities of the United Kingdom for expenditure in
America.
Yours faithfuliy,
AUSTEN CHAMBERLAIN

In

tnsschen heeft de Raad van Bestuur van den
Volkebond, welke dezer dagen te Londen bijeen is
geweest, de vraag ter hand genomen. De beer Balfour
toch deelde aan het slot van de laatste openbare
bijeenkomst op Vrijdag 13 dezer mede, dat de Raad
kennis genomen had van het Memorandum en, in
aansluiting aan het hierboven niedegedeelde scihrijven

an
den Engelsohen Schatkis’tkauselier, besloten had:

(1) The Council of the League of Nations shell convene
an International ‘Conference with a view to studyin.g the

financial crisis aard to look for the ineens of remedyiug it
and of mitigating the dangerous consequences arisnig
from it.
(2) A Commission oomposeci of members of the Couueil
nominated by the President is instructed to summon the
States chiefly concerned to this Conference to convene it at
the earliest possible date.

Latere berichten voegen hieraan nog toe, .dat
Frankrijk zich hiermede vereenigt. Het ligt in dit

geval voor de hand, dat de conferentie te Londen
plaats vindt. Van Belgische zijde is het denkbeeld
geopperd de conferentie te houden te Brussel en,
indien men een plaats in een neutraal land wenscht,

Madrid.

Nu
deze bijeenkomst van den Volkenbonci-raad ter
sprake k&mt, mag hier, zij het dat het met het onder-
werp slechts zijdelings verband houdt, toch melding
worden gemaakt van een ietwat curieus incident, dat
in Engeland de gemoedeten een oogenblik heeft
beziggehouden en dat inderdaad ook te onzer belee-

ring kan strekken.
Den vorigen dag was er naar aanleiding van het

adres op de Troonrede in het Lagerhuis tussehen Lord
Robert Oecil en Arthur Balfour een debat geweest,
dat inderdaad als een klassiek voorbeeld van parle-
mentair ‘debat in het land der parlementaire debatten
gelden mag. Vooral Balfour was schitterend van inge-
houdenhumor en dialectiek. Sprekend over Rusland
liet ‘hij zich evenwel verleiden tot de volgende karak-teristiek van den Volkenbond, die vooral in den mond
van den voorzitter van den Volkenbondraad niet
oneigenaardig is:
,,After all, what is the Lea.gue of Nations? It is exactly
the same gentleman who set togather in Paris from January
tili November in the year 1919, exnctly the same gentleman
called by a tlifferent name—the Prima Ministers of the
leading countries who were in Paris, and there are no sneers
sufficiently effective to say what you think of the Priine Ministers or Presidents when they are collected in Paris.
1 ii ope that the League of Nations will be equal even to the task of helping in a Russian solution; but 1 cannot conccive
why they should be more effective than the five Great
Powers assembied on the Quai d’Orsay in Paris. They repre-
sent the same people: they have the same objects, they
mean to do the same thing, but acoording to the critics
of the Peace Conference on this side of the House and on
that, they totally failed tluring 1919, ‘and why they are
going to succeeri during 1920 for the life of me 1 cannot see,
and 1 venture to think that in that direction at all events no
great change eau be expected. Something may be done, but
1 cannot believe it is going to have the effect to which my noble friend kas pidned his faith.”
Den volgenden dag heeft Balfour, die begreep wel
een weinig te ver te zijn gegaan, gepoogd de zaak te
herstellen door bij de opening van de reeds genoemde
laatste openbare vergadering van den Volkenibond-
raad eenige inleidende woorden te spreken, waarvan
het slot hieronder volgt:

,,In Paris the greater part of the work, as you no doubt
know, had to be done by the represe.ntatives of the Great
Powers. They were assisted by the representatives of the other Allies on certain rare and fixed occasions. Rare for
the first time we have not merely representatives—I em
sorry to say in this case four, not five Great Powers—of
the Great Powers, but we have also representatives working
out the details with ns of Allied Powers, and more impor-tant perhaps than all—more no
v
el, et sil events—we have
the vatueble ‘assistance of representatives of neutrals. This
is a great: ‘and 1 believe a happy and beneficent innovation,
and 1f the nations of the earth, not merely .those who are
engaged in hostilities, but those who—not so many after
all—were not involved in this world cataclysm—if we could
all assem’ble anti meet together and discuss in future in
soine business-like, Irriendly, nnd conciliatory spirrit which
has marked every moment of our proceedirngs in the last
few days, T cannot idoubt that ‘the services which the Lea.gue
of Nations is capable of rendering in the future to mankind
is almost incalculable and certainly is beyonrd coinputatiorn
at the present moment.”

Niet ten onrechte merkt de ,,Times” ietwat ironisch

op, dat
dit
,,to the more man in thé street, unskilled

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

147

in Parliamentary dialectics” wel den indruk geven
moet, dat Balfour Donderdag wanhoopte aan alles,
waarop hij Vrijdag zoo vurig zon vertrouwen!

De vorderingen der Vereen.igde Sta-

t
e n.
– In verband met de kwestie der Amerikaan-
sche credieten en de mededeeling van Engeland aan
de V. S., dat thet er geen verdere leeningen wil

plaatsen, wordt hieronder een overzicht van Unele
Sam’s debiteuren per 10 December 1919 afgedrukt.

(in duizenden dollars).

Londen
Uitge-
geven van
1Aug.1914-
10Dec.1919

Vervallen
1
en

1
1
afgelost

Bedrag
uitstaande op 10
Dec. 1919

Voor-
schotten
van deVer.
St. aan de
GealI.

Totaal

Engeland.

1.511.483
604.631
906.852
4.277.000
5.183.852
Frankrijk
879.135
403.000 476.135
3.047.974
.524.109 Italië
.

.

.
25.000 25.000

1.620.922 1.620.922
Rusland.
. –
120.000
35.000
85.000
187.729
272.729
België.


10.000

10.000
343.445
353.445
Tsjecho-
Slowakije



55.330
55.330
Deneinark
15.(100

15.000

15.000
Duitschiand
55000
18.000
37.000

37.000
Griekenl.
.


48.236
48.236
Noorwegen
8.000
3.000 5.000

5.000
Roemenie



25.000 25.000

26.780
26.780
Zweden
– .
.0.000
5.000
25.000

25.000
Servie…..-

Zwitserland
45.000
10.000 35.000

35.000
China.
. .
7.750
2.000 5.750

5.750
Liberia



5.000
.
5.000
Cuba
. . .



10.000 10.000
Canada
– .
495.000
110.000
385.000

385.000
Newfoundl
13.000
5.000 8.000

8.000
Argentinië
137.190 70.300
66.890

66.890
Brazilie
18.500

18.500

18.500
Bolivia

.

.
3.400 1.074
2.326

2.326

Chili
471
77
394

394
Panama.
.
3.171
390
2.781

2.781

[.Jruguay ..
4.646 4.646

– –
And. landen
100.000
6.000
94.000

94.000

Totaal.
3.481.746
1.303.118
2.178.628 9.647.416
11.826.044

De cijfers uijn ontleend aan het arbikel van Thos.

W.
Lamont, wiens opinie ten aanzien van het crediet-

vraagstuk wij voor twee wreken citeer.den
1)
en volgens

diens verklaring zijn ze – kleinigheden voorbehouden

– juist.
‘) Zie
pag.
100.

Het accepicrediet in de Vereenigde

S
t a t e n.
De ,,Ohronicle” van 13 December 1919 be-
vat het verslag van de Oon.vention of American Ban-
ker’s Association, gehouden te St. Louis op 29 en
30 Sept. en 1 en 2 October 1919. Jerome Thi-alls,
Secretary Treasurer van de ,,Discou.nt Corporation
of New York” deed op genoemde bijeenkomst eenige
belangwekkende mededeelingen ovei het acceptcrediet

in de Vereenigde Staten.
Tot de grootste voordeelen, welke het Federal
Reserve’ stelsel biedt, behoort de bevoegdheid der
leden om accepteredieten te verleenen en het feit,
dat de ban’kaccepten als grondslag voor de biljetten-
uitgifte der Federal Reserve Bank-s kunnen dienen.
Volgens Art. 13 van de Federal Reserve Act wordt
aan de leden ide bevoegdheid gegeven om wissels op
hen getrokken te accepteeren, teits zij geen langeren
looptijd dan 6 maanden hebben en uit de volgende
.

transacties voortspruiten: teneerste import en export van .goederen, ten tweede binnenlandsche verplaat-
sing van goederen en ten derde opslag van verkoop-
bare stapelgoederen in de Vereénig.de Staten.
Onder deze voorwaarden mag tot 50 pCt. van het kapitaal en surplus aan acceptcrediet verleend wor-
den-. De Federal Reserve Baard kan de bevoegdheid
v.erleenen om voor nog een exti-abedra’g van 50 pOt.
van kapitaal en surplus aan acceptcrediet te verlee-
non in verband met import- en exportzaken.. Verder
kan de Federal Reserve Board een lid van het stelsel
de bevoegdbd geven om voor nogmaals 50 pOt. van

kapitaal en surplus wissels te accepteeren, welke door
banken in het buitenland op haar getrokken.. worden.
Het doel hiervan is om het ‘dollardevies te steunen.

Sinds 1 Maart 1919 zijn er meer dan 500 acceptee-
rende banken en trust companies.

Op 21 Januari 1919 confereerden 250 leidende
kooplieden en bankiers in New York met het doel om
de ,,American Acceptance Council” op te richten. Het
doel van deze organisatie is drieledig en wel: ten
eerste, propaganda voor het gebruik van ‘bankaccepten
en accepten uit commercieele transacties in het alge-
meen voortvloeiend, ten tweede. de ontwikkeling van
een disconto-markt te steunen, ton derde het Amen-
kaanscihe crediet-systeem te steunen en de finaacieele
ijositie van Amerika te versterken. Jerome T’hralls
zelf werd secretary, terwijl het van belang is te weten,
.dat Paul M. Warburg in deze organisatie een rol van
beteekenis vervult.

Op 9 Juni 1919 hield de Council zijn eerste jaar-
lijksche Acceptance Convention te Detroit, waar 600
mannen uit het Amerikaanscihe zakenleven tegen-
woordig waren. Sindsdien wordt een Acceptance
Bulletin ‘uitgegeven:

Op 1 Maart 1919 hadden de ,,member-banks’ voor
$ 451.000.000 aceeptcredieten verleend; 75
püt.
hier-
van waren op import- en .exportsaken geibaseerd eu
64 pOt. van deze wissels iwaren ‘door banken in New
York en Boston geaccepteerd.’ De ,,memberbanks”
hadden zoodoende voor 44 pOt. van ‘hun ,,acceptanee
power” gebruik gemaakt.

In aansluiting aan de bevoegdheid tot het verleei:ten
van acoepten, welke de leden van het Federal Reserve
stelsel hebben, zijn de meeste afzonderlijke staten er
toe oyerge’gaan de banken, welke hun werkkring onder

de wetten aan die staten uitoefenen het recht tot het

verleenen van acceptcredieten te geven. J. Thralls
meent, dat op deze wijze 25.000 van de 30.000 Amen-

kaansche Banken en, Trust Companies het recht heb-
ben 6m wissels te accepteeren’.

Ook de groote particuliere banken als J. P. Morgau
e.a. ‘hebben stappen gedaan om ook hun accepten ge-
schikt te maken voor disconto in de open markt door
de Federal Reserve Bank-s.

Een aantal ,,Acceptance Houses”, welke hun ‘bedrijf
uitoefenen door het venleenen van acceptcredieten, is
in de groote steden opgéricht. Onlangs werd nog de
Foreign Credit Corporation’ of New York met een

gestort kapitaal van $ 5.000.000 en $ 1.000.000 surplus
opgericht. Belanghebbenden bij deze instellingen
trachten een wijziging van de Federal Reserve Act
te verkrijgen, waarbij ‘het recht verleend wordt om tot
een ‘bedrag van 200 pOt. van kapitaal en surplus, aan
wissels te accepteeeren.

Terecht wijst J. Thralls er op, .dat het gebruik van
accepten niet geforceerd mag worden. ,,The creation

and use of ‘ba.nkers acceptances like production or manufacture, can progress and increase only as the
market for the product is developed.”

Een ruime disconto-markt is daarom van groote
beteekenis. Veel bijdragen tot de ‘uitbreiding en

beweeglijk.heid van de disconto-markt kunnen de ,,Disoount Corporations”, welke, hun middelen in

bankaccepten en ‘pnima-commercieele-wissel.s beleg-
gen. Deze ,,Di’scount Corporations” staan in directe
relatie met de •accerpteeren,de ,bn.ken, welke er de’

wi’ssels,welke aij met hun accept voorzien, voor reke-
ning van den trekker onderbrengen. De trekker be-

hoeft dus, indien hij van deze facilitèit wenscht
gebruik te maken, zelf zijne wissels niet te ver.discon-
teeren.

De disconto-markt is geheel op ‘het Federal Reserve
stelsel gebaseerd, daar de Federal Reserve Ban’ks ‘her-
disco’nteeren. Van belang zijn in dit ver’ban’d de cijfers’,
welke J. T’hralls geeft.

De Federal Reserve Banks disconteerden op de
open markt in 1916 voor $ 386.000.000 bankaccepten

148

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Februari 1.920

in 1917: $ 1.077.000.000 in 1918: $ 1.809.000.000 en
in ide eerste 7 maanden van 1919: $ 1.369.000.000.
Uit de beschouwingen van J. T’hralls blijkt duidelijk
hoe er in Amerika met kracht gewerkt is om de
disconto-markt uit te breiden. Vooral in den laatsten
tijd is de.organ.isatie zeer vooruitgegaan. De Discount-
en Acceptance Corporations herinneren ons aan de
Londensche organisatie van de wisselmarkt. Men mag
echter juist in dit veiband niet uit ‘het oog verliezen,
dat genoemde instellingen in Londen onder geheel
andere voorwaarden weiken. Voor de vraagstukken,
welke hieraan veilbon.den zijn, kan echter verwezen
worden naar het artikel over ,,Een Disconto-markt in
cle Vereenigde Staten,” verschenen in het nummei
1

‘an 23 October 1918 van dit weekblad.
.1

ONTVANGEN:

Rechtspraal: ‘in c’rïaiszalcen,
door Mr. H. Blaupot ten
Cate, Mr. M. Oppenheimer en Mr. J. Ph. Suy-
ling, tweede suppiement, Aiphen aan den R.ijn
1919.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

Revue d’ économie politique. – Parijs,
November/December 191.9.
H. T’ruchy,
Les clauses financières du Traité;
F.
Sauvaire-Jourdan,
Les clauses économiques dii Traité;
0. Festy,
Les clauses ouvrières du Trai.té;
A. Girault.
Les clauses coloniales du Traité;
Oh. Gide,
Le partage
de l’Afrique et le Traité;
0. Lctchapelle,
Notre situa-
tion financière.

Revue géiié.rale de droit internatio-
n al p uh Ii c. – Parijs, Mei/October 1919.
L. Le Fur,
Guerre juste et juste paix;
P. Fauchilie,

La guerre de l’avenir et les moyens de l’empêcher
L. Maccas,
La Grèce et la Serbie.

D e E con om is t. – Amsterdam, 15 Januari 1920.
Prof. Mr. J. d’Aulnis dè Bourouill,
Het einde der
suikerconventie;
Prof Mr. Dr. J1. W. C. Bord ewijic,
Von Böhm of Sax? 1;
Mr. E. C. van Dorp,
De duurte
en de geidpolitiek;
Mr. ii’!. W. J. van Lutterveld,
De
valuta-quaestie (met naschrift van Mr. E. 0. van
Dorp); Prof. Mr. Dr. A. van Gun,
Nieuwe circulatie-
bankpolitiek?

Weltwirtschaftliches Arcja.iv.-Jeija,
1 Januari 1920.
Prof. Dr. E. Francice, Die Or.ga.nisation der ‘Arbeit
im Friedensvertrag und im Völkerbund;
Dr. E. H.
TTogel,
Deutsh-Oesterreichs Stellung iim Weltverke.hr
auf Grund des Friedensvertrages;
Prof. Dr. A. Lul her,
Der Bolschewisu.s als internationale Erscheinung;
Di’. G. Diercics,
Zur Entwicklung der marokkanisöheu
Frage.

Weltwir ts chaf t. – Bérlijn, Januari 1920.
Prof. G. . de Thier’ry,
Der Suezkanal wkhrend des
Weltkrieges;
Dr. E. Wilternian,
Der Nationalitkten-
kampf;
Heinicice,
Der WeltwirtscJaaftskampf um die
Oelfelder Persiens;
Prof. Dr. Ing. 0. B1UnI,
Verkehrs-
geogiaphische BetracJitungen Über die Lage der
Sthdte. (Schlusa).

,Tournal des Economistes. – Parijs. Ja-
nuari 1920.
Yves-Guyot,
L’annêe de l’armistice;
A. Raffalo-
vich,
Le marché financier en 1919;
A. Barriol ei
I.
Brochu,
Emprunt en obligations émis par le Crédit
national pour faciliter la réparation des dommages
causés par Ja guerre (décembre 1919); S.
Tche’rnoff,
Liquidation des biens et des sociétés ennemis par
le traité de Versailles.

MAANDCIJFERS.

RESU’ME UIT HET MONTHLY BULLETIN OF STATISTIOS (SUPREME ECONOMIC COUNOIL)

Maandel. gemidd.
1 9 1 9

1913
1

1918
Mei
Juni
Juli
1

Aug.
Sept.
Oct.
1

Nov.
Dec.

Productie van
24,336
19,282
24,612′
17,754′
19,905′
15,942
2

18,3522

21,720
1
1

19,3642
21,837
steenkool
43,087 51,809 45,091
38,583
40,3702
53.238′
44,290
2

54,911′

16,621′
33,223′
(1000
tons)
3,404
2,078 1,7338
8588
1,4318

1.7828
‘1,838’
2,0658

1,982′
15,961
13,366
8,772
8,312
10,805
8.712 9,729
10,970

9,390

Productie van

Engeland ……….

869.
767
673
654
671 530
583
452

640
6508
ruw ijzer
2,622
3,306
2,142
2,149
2.468 2.788 2,529
1,894

2,431
-.
(1000
tons)
434
110






Ver.

Staten ……..
Frankrijk …………
Duitschland ………

1,608
9794 5334
5354
576 569
529
559

– –

Schepen

op

Engeland ………….
Ver.

Staten ……….

1,957
1,980
Kwar-

2,524
(
2,817
(
2,994
stapel eind

Frankrijk ………….

148
3,646
taals-
3,874
Kwartaals-
J
3,471
Kwartaals-

J
2,967
der maand
229
52
op-

(
110
(

opgave

175
(

opgave


217
(1000
tons)
545

gave

,J

,J
1,
286
)

,
315

Imports(net-
Engeland ………
107,100
124,362 110,982 141,383
133,521
132,876 133,844

123,298
343,575
to)
1000
£
Ver.

Staten …….
30,501
50,869 66,248 56,770
69,433
61.754 88,374
86,597

89,419e
80,349e
Frankrijk ………
28,071
66,383
73,558
90,946 93.513

91,926 93,445



Duitschland …….
44,129

51,228
83.112
44.885
44 495
50,304 49,218


Exports (bin-
Engeland …. …..
43,770 41,785 64,345
64,562 65,315
74,773
66,500
79,061

87,110
90,858
nenlandsche
42,505
105,000
124,051
187,017 116,534
132.226
1321.262
131,648

154,359
5
142,359
producten)


54,930
22,934
13,811 17,101
19,133
24.735

27,760
28,722



1000
£

Duitschiand ………..

41,374

11,746 16,250
15.087
18]32
22.540
25,520


Scheepsbew.:

Engeland ………….
Ver.

Staten …………

Engeland

(geladen)
4,089
1,934
2,380 2,415
2,811 2,777
2,832
2,872

2,678 3.006
Binnenkom.

Frankrijk …………….
Duitschland ………….
Duitschland ……..

Ver. Staten
schepen
(gel. en ballast).
4,440

3,666
4,067
4,464 5.054 4,704
4,872.
5,016



(1000
tons)
Frankrijk (geladen)
2,876


1,654
1,889
1,793 1.853 1,878
2,131
1,979


Index-cijfers:

Ver.

Staten ………

Engeland

Groothand.-

Frankrijk ….. ……

100
224.9
222.4
229.8
239.6 241.5
244.7 252.4

259.4 273.5
prijzen
(Economist) ……
Ver. Staten
(Bradstreet’s)….
100
03.2
187.2 196.5
205.2
217.2
211.5 212.0

216.2
219.1
100
339.2
325.1

348.6 347.5
360.0
383.8

407.4

Wisselkoer- NewYork op Londen
100
97.95
95.90
94.98
91.04
87.59
85.94 86.15

84.21 77.99
sen: (wekel.

Frankrijk ……….

NewYork op Parijs.
100
92.66
82.36
80.42
74.81
65.35
61.21 60.32

55.28
47.57
gemiddelde)
Parijs op Londen ..
100
105.53
116.07
117.89
122.56
134.37
140.24
142.45

152.61
164.44

1)
Vijf weken.
2)
Vier weken.
8)
Inclusief de productie van Lotharingen.
4)
Exclusief de productie van Elzas-Lotharingen en Luxemburg sedert October
1918.
)Voorloopige opgave.

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

149

KOERSEN TE NEW YOR1.

D a
Ca&le
Land.
Zicht Parijs

Zicht Berlijn
Zicht Amsterd.
(in
$
pert’
.)
(infrs.
P.

)
(in ci. p. 4
Rm.)
(in
ets. p. girl.)

14 Feb. .. 1920
3.40,50
14.02

oom.

3718
Laagste d. week
3.37.-
14.02

oom.

.

Eoogste,,

,,
3.42.25
14.52

nom.

37814

7 Feb. .. 1920
3.35.-
14.42

nom.

37
8
18
31 Jan, ..

1920
3.50.85
13.33

nom.

3881
8

Muntpariteit.
.
4.86.67
5.18’/4

95
1
14

40
1
!,.

KOERSEN VAN
DE VOLGENDE
PLAATSEN OP LONDEN.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. “° beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

1T

(Disc. Wissels. 44
1Juli ’15
Zoveeds.R.ksbk 6
12Juni’19
ed.,BlBiEff 4
1Juli ’15
Bk.v.Noorw.6-64
18Dec. ’19

1Vrsch.in1.C. 54
19Aug.’14
Zwits. Nat. Bk. 5
21A2ig.’19
Bk. .van Engeland 6
6Nov.’19
Belg. Nat. Bk. 34
6Oct. ’19
Duitsche Rijksbk. .5
23Dec.
’14 Ba.nkv. Spanje 5
12Nov.’19
Bk. van Frankrijk 5
21A2tg.’14
Bank v. Italië. 5
10Jan.’18

Oosteur. Hong. Bk. 5
12Apr.’15
F.Res.Bk.N.Y. 44-54 –
Nat. Bk. v. Denem. 7
21Nov.’19
Javasche Bank 34
1 Aeg.’09

OPEN MARKT.

Dato
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Port.
N. York
Cail

P0rt.
Prolon-
disconto
gotle
disconto
disconto
disc.
monegr

14

Feb.

203
8
14
7
18
4
5
8
1
4
1
18
6-7 8)
9-14

,.

‘20131-41)
3t/_4
5
8
14
4-s18

6-9
2-7

1′. ’20 3°/-4
3
1
12-4
5
810
1
4-’18

10-25
26-31 J. ’20
3814_7/5

3
1
12_
3
1
5
5
18
4819

9-19

10-15 F.
1
19 31/418
3t/_4
3
11-16 F. ’18
3’Io-‘/s
4/5
344
.

4…01

4-6

2(

3’1_
1
1,€
2
l/4_i/4

V
l
s
-’14
2
‘Is-‘!,
2
1
/a
1’/-2
’12

8)
Noteering van 13 Februari.
2)
Het particulier disconto der gemeente-
wissels wao in de afgeloopen week
i
1
3
1 pCt. hooger.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

De wisselmarkt was deze week over ‘het algemeen vrij
optimistisch. Na de sterke ‘daling det’ ‘laatste weken trad
een niet onaanzienlijk herstel In, zoodat ‘b.v. Londen van
8.60 kon opkomen tot 9.42 en Parijs van 17.60 tot 19.90.
Daarna trad weder een daling in, omdat men zooals ge-
woonlijk nu weder ‘naar den anderen kant vrij sterk over-
dreven had en alleen de goede factoren had medegerekeri’d,
toodat Londen sloot op 9.20 en Parijs op 19.10, beiden ta-
melijk sterk aangeboden. België •bewoog zich ongeveer in
gelijke richting en werd een oogenblik voor 20.40 afgedaan.
Marken en Kronen tamelijk gezocht en eveneens iets beter,
ca. 2.70 en 0.824. Dollars meestal 2.66 0. 2.67, alleen Vrij-
dag toen Londen begon terug te loopen een oogenblik sterk
gezocht en 0. 2.70 afgedaan. Van, Skandlnwvië’was Stoekhoint
fliink gevraagd en oploopead van 48.90 •tot 51.30. Bnenos
Aires vast, ca. 116

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen
s
Parijs
1) Berlijn
t)

Weenen
)
Brussel
“)
New
York”)

9 Feb. 1920..
8.884 18.20
2.60
0.75
18.624
2.66/8
10

1920..
9.024
18.90
2.774
0.80
19.674
2.64
1
1,
11

1920..
9.05
18.774
2.70
0.80 19.724
2.67’/
12

,,

1920..
9.19
18.90
2.724
0.80
19.40
2.67
1
/8
13

1920..
9.224 19.60 2.75
0.824
19.40
2.67’/2
14′

,,

1920..
9.194 19.10 2.70
0.874

Laagste d. w.
1)
8.85
18.10
2.50 0.70 18.40
2.64
Hoogste
,,

,,
‘)
9.42+
19.90
2.77+
0.85
20.40
2.70
7 Febr.1920..
8.90
18.50 2.60
0.75
018.60

2.674′
31 Jan. 1920..
9.18
20.-
3.12+
0.90
8
19 774
2.61e
Muntpariteit.
.
12.10+
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
5
14

t)
Noteenng te Amsterdam.
5*)
Noteering te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.
1)
Noteering van 6 Febr.
3)
idem van 30 Jan.

Data
Stock-
hoim’)
Kopen-
hagen’)
Chrls.
tianla’)
Zwitser.
land8)
Spanje
1)
Batavla
1)
telegrafisch

9 Feb. 1920
48.85
39.50
45.75
44.-‘
46.50
10101
4

10

1920
49.50
$9.80
46.50 44.50
46.75
101°/4
11

1920
49.60
39.30
45.90
44.40
46.40
10181
4

12

,,

1920
50.25
39.

46.25
44.60 47.40
101
5
/
13

1920
51.25 39.20
46.75 44.30
47.75
101e1,
14

,,

1920
51.25 39.25 47.25 44.20
46.75
101’14
L’ste d.
w.’)
48.80
38.50
45.60
43.75
46.25
101h/
o

,,

,,

t)
51.45
40.-
47.35 44.60
48.-
10114
7 Feb. 1920
48.75
38.85
46.-
43.10
46.25
1018/
4

81 Jan 1920
51.-
40.75
46.75
46.40
48.25
101
3
/i
Muntpariteit
66.67
66.67
66.67
48.-
48.-
100

) Noteenng te Ameterdam. ‘,lrart,cul,ere opgave.
Plaatsen en
Landen
Noteertngs. eenheden
30
Jan.
1920
7Feb,.
1920
9-14 Febr.
Laagste
)
Hoogste
14
Febr.
1920

Alexandri..
Piast. p.0
97
1
116
97/ie
9771
t6

9771je
971i6
‘B. Aires’)..
d.p.gd.pes.
66814

71
8
/io
69’/4
70’14
68
0
18
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
214

218′!,
218’12
219’/
2191/
4

Hongkong ..
id. p.
$
515
5110
5/7
_612
517
Lissabon
. . . .
d.p.escudo
17
1
1
17
1
1,
16
1
1
1714
17
Madrid

….
Peset.
p..6
19.22 19.15
19.10
19.65
19.56
•Montevideo’
d.p.peso
69318

70
1
14
72’/i
70%
Montreal..
..
$
per
£
3.96
1
1
8.89
386
3.98
3.99
‘R.d.Janeiro.
d.p.rnilr.
17
8
14
18
0
/s
1g
8
11,
18″/o
18
8
/it
Lires
p. £
54.25 61.00
59.00 62.75 61.00
Shanghai

..
sh/d.p.tael
819
1
1
911
8
12
819
916
8110
Rome

…….

Singapore
..
id.
p. $
2
/
4
8
/8,
214/,,
214
1
/32
2/4
11
/10
214
0
/it
•Valparaiso..
d.p.pap.p.
l4/&
15′
8
1i6
2111
1
1,1
1444
15’14
14
2
°182
Yokohama
..
sh/d.p.yen
219
29
1
1
2!11
1
1
2110
‘ Koersen der voorafgaande dagen.
8)
Telegrahsch translert.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen
te New York

14

Febr.

1920 ……..
82 131
7

.,

1920 ……..
89
132
8
/,
31

Jan.

1920 ……..
84’/o’)
133
24

,,

1920 ……..
80’/
132’12
15

Febr.

1919 ……..
47fo
101’/a
16

Febr.

1918 ……..
42/s
85
8
18
20

Juli

1914 ……..
24″!,.
5V18

8)
Noteering van 30 Jan.

NEDERLANDSCHE BANK.
J

‘Verkorte Balans
op
14 Februari 1920

Activa.

Binnen!. Wis.{ H.-bk.

f165.152.R82.69V1
sels, Prom.,

B.-bk.

,,

1.059.231.04
enz, in disc.

Âg.sch.
,,
60.479.129,73
226.691.243,4681,

Papier
o.
h. Buiten!, in
disconto

……………………..

Idem eigen portef..
f
55.019.264,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.


55.019.264,-
Beleeningen
flll.o83.461,7o1/
s

{n.bk.
m

14.253 491,61
cl.
vrsch.

B.-bk.
,,
in rek.-crt.
op

onderp.

Ag.sch.

89.238.315,50′!2

f214 .575.26R,82

Op
Effecten

……f212.725.368,82
OpGoederenenSpec.
,,

1.849.900,-
214.575.268.82
Voorschotten a. h. Rijk
…………….

..
7.894.940,15
1/

Munt enMuntmateriaal
Munt,. Goud ……
f
56.411.380,-
Muntmat., Goud
..

,,576.377.262.87

f632.7P 8.642,87
Munt, Zilver, eng.

,,

8.797.312,97
1
12
Muttmat., Zilver

Effecten
641
585.955,84’1

Bel.v.h.Res.fonds..
‘f

4.512.136.88
id. van
1
/.v.h.kapit.

3.908.012,7411
8.420.149,6211
Geb.enMeub. der Bank
…………….,,
3.312.000,-
Diverse rekeningen
………………

..
33.902.599,12

f1.191.401.421,03

Passiva.
Kapitaal ……………………..
f

20.000.000,-
Reservefonds ………………….

..5.000.000,-
Bankbiljetten in omloop ………… ..1.025.964.730,-
Bankassignatiën itt omloop …………920.967,42′!,
Rek.-Cour. Het Rijk
f


saldo’s:
J
t.nderen ,, 120.172.178,48
120.172.178,48
Diverse rekeningen ………………..19 343 545,1912

[1.191.401.421,03

Ik’.

150

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18
Februari
1920

NED. BANK 14 Februari 1920
(vervolg)

Beschikbaar metaalsaldo …………..
f

411.611.816,48.
1
12
Op de ba8is van
21

,netaaldek/cing ……
182.250.241,30′!,
Minder bedrag aan bankbiljetten
inoinloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is
.. ,,
2.058.309.082,.-.-

Verschillen met den vorigen
weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s

…………….

25.031.726.52’/,
Buitenlandsche wissels
7.684,-
Beleeningen

…………..

6.778.064,44 11,
Goud

………………..
529.854.95’12
Zilver ………………..
316.786,53
Bankbiljetten
4.727.705,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

30.092.817,80
1
/2

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data

[
Goud
Zilver
bj’in
Andere
oP:

are
schulden

14

Febr.

1920

.. ..
632.789
8.797
1.025.965
121.093
7

,,

1920

. .
..
632.259
8.481
1.030.692
91.402
31

Jan.

1920

. .
..
631.845
8.229
1.036.092
117.158
24

,,

1920

.. ..
631.883
7.758
1.017.487
117.666
17

,,

1920

….
631.897
7.339 1.033.034
94.982

15

Febr.

1919

….
677.328 8.996
1.0Ö7.335
66.967
16 Febr.

1918

.

716.341
7.275
854.035
90.845

25 Juli

1914

….
162.114
8.228
310.437
6.198

Data
Totaal
bedrag
a’l,conto a

flICrUUfl
Schaikiot.
promeaoer,
1

recht,treek.,

1

8dec.
ningen
1

001ÇflIA.
baar
Metaal.
saldo

5./ei.
king,.
percen.
lage

14 Feb. 1920
226.691 149.000
214.575
411.662
56
7

,,

1920
201.660
119.000 207.797
415.808
57
31 Jan. 1920
232.622 153.000 214.065
408.319
55
24

1920
218.708
138.000
204.477
412.099
56
17

1920
201.599
116.000
214.192
639.236
57

15 Feb. 1919
101.348
50.000
186.008
471.008
64
16 Feb. 1918
24.090

139.462
533.877
77

25 Juli 1914
87.947 14.300
1

61.686
43.521′)
75
‘) Op
d0 basis
van uls
meraaldekking.

Uit de bekendmaking van den -Minister v a n F i n a n-ciën blijkt, dat uitstonden op:

7
Februari
1920

14
Februari
1920

Aan achatkistpromessen f488.600.000,- f526.690.000,-
waarvan rechtstreeks bij

de Ned. Bank geplaatst ,, 119.000.000,-

149.000.000,-

Aan schatkistbiljetten

,, 99.963.000,-

,, 98.95 1.000,-
Aan zilverbons ……..
.., 42.844.762,75 ,, 42.816.475,25

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.

Data

Goud j Zilver

8 n

1 Ande,e

1
opet,chb.
biljetten 1

31
Jan.
1920
*5*
408.000
24
,,
1920
**
408.500
17
,,
1920
5**
418.500

3
Jan.
1920
172.284
3.171
311.811

100.418
27
Dec.
171.976
3.075
310.842

103.966
20
172.155
2.968
309.796

104.596
13
1919 …….
170.802
2.937
311.155

104.166

1
Febr.

1919 …….
1919 …….

118.856
14.070
200.933

123.453
2
Febr.
1919 …….
86.061 19.848
168.540

66.611

25
Juli

1918 ……..

1914
22.057 31.907 110.172

12.634
Wissel,.

Be,chtk.

Dek.
Di,.

buiten

8dec.

Diverse

baar

king,.
ata

conto’s

N..irrd.

ningen

Te
C’

metaal.

percen.
n,ngenl)

saldo

lage

31Jan. 1920

208.000

91.003 •**
24

1920

204.000

91.000
17 ,, 1920

206.500

91.250

3 Jan.1920 14.980 13.043 164.786 52.581 93.226

42

27 Dec. 1919 12.217 12.445 163.280 63.408 92.300

42

20 ,, 1919 12.599 12.055 161.407 64.889 92.452

42
13 ,, 1919 13.628 10.790 168.890 60.233

90.870

42

1Febr.1919 8.150 18.179 92.4491 9.680 68.399

41
2Febr.1918 8.335 35.342 66.337 25.228 59.15545

25Juli 1914j 7.259

6.3951 47.934

2.228

4.842′

44

‘)
Sluitpo.t der octiva.

1)
Op de basis van
BIS
metoaldekking.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste oosten in duizenden guldens.

Dato
Metaal
Circulatie
Andere

1
opetschb.
1
schulden Disconto’, 1
Div. Tele-
ntngen’)

31 Dec.

1919

..
1.037 1.692 1.177 1.624 510
27

,,

1919..
1.037
1.716 1.033 1.550
550
20

,,

1919

..
1.035
1.676 1.065
1.554
558
13

,,

1919

..
1.035
1.634
1.056 1.532
544

31

Dec.

1918

..
1.061
1.722′)
1.289
1.318
153
30 Dec.

1917

..
587 1.240 1.070 1.057
742

25 Juli

1914
645
1.100
560
735 396

t
) S!uitpoot der activa.

2)
Hiervan zilverbona 274 dz. gid.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.

Data Metaal.
Circulatie
Currency Notes.

Bedrag
1

Could.

1
Cao. Sec.

11
Febr. 1920
106.027
89.977
327.372 28.500 309.083
4

,,

1920
103.108
89.323 329.830
28.500
311.882
28 Jan. 1920
99.934 88.258
329.554
28.500 310.900
21

,,

1920
96.807
88.094
332.594 28.500 314.931

12 Febr. 1919
81.619
69.833 310.905 28.500
292.250
13 Febr. 1918
58.943
46.061 215.164
28.500 190.020

22 Juli

1914
40.164 29.317

1


Data
Gov.
Sec.
1

Other
Sec.
1

Public
Depos.
Other
Depas.
Re-
sense
Dek-

11 Febr.’20
53.948
83.838 22.012 132.276
34.501 22,40
4

,,

’20
46.549
82.451
18.690
124.561 32.235
22,50
28Jan. ’20
62.683
80.350
20.116
135.156
30.126
19,40
21

,,

’20
68.257 84.408
21.472 140.341 27.162 16,80

12Febr.’19
52.680 83.298
28.158
120.046
30.236 20,40
13 Febr.’18
56.350
95.867
39.013 126.265 31.332 18,96

22Juli14
11.005
33.833
13.735
42.185
29.297 52’/o
t)
Verhouding tuuschen Reserve en Depooits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen-
scheine
Circu-
latie
Dek-
king,-
perc.
t)

7 Febr.’20
1.111.653 1.090.496 11.994.993 37.988.719
34
31
Jan.
’20
1.110.459
1.090.143 11.633.530
37.443.385
34
23

,,

’20
1.107.186
1.089.824
11.134.924
35.984.621
34
15

,,

’20
1.105.263 1.089.268
11.030.202
35.683.581
34

7 Febr.’19
2.276 978
2.252.150
5.781.470
23.665.071
34
7 Febr.’18
2.520.737
2.407.345 1.248.585
11.121.678
34

23 Jnli

’14
1.891.398
1.356.857
65.479
1.890.895
93
t)
Dekking der circulatie door metaal en Kaseenscheine.

Data
Wissels
1
Rek. Cri.
Darlehenska,,en,cheine
Totaal
in kas bij de
uitgegeven
Reichabank

7 Febr. 1920
36.296.634 10.798.310 24.964.300 11.958.800
31 Jan. 1920
39.787.418 14.121.542
24.656.600 11.597.900
23

,,

1920
33.882.380
9.177.208
24.000.000 11.098.600
15

,,

1920
35.685.147 11.227.932 21.175.200 10.996.200

7 Febr. 1919
26.030.456
11.389.795 16.190.800
5.774.200
7 Febr. 1918
12.609.315
6.303.441
7.661.800 1.236.600

23 Juli

1914
750.892
943.964
1


OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden Kronen.

Dato
Metaal en
buitenl.
goudwiuels
Disc, en
beleeningen

I
Bljz. schuld
1
Oostenrijk
en Hongarije

1

Bank.
1

btljetien
1

Rek. Cr1.
saldi

31Dec.’19
1)287.640

19.196.063
32.954.000154.481.264
7.906.378
23

,,

’19
297.363
17.856.786
32.954.000153.109.418

7.641.778
15

,,

’19 298.143
16.894.017
32.954.000152.034.816
7.705.242
7

,,

19
308.113 16.051.885
32.954.000151.798.651
6.584.789

23 Juli’14
1.589.267
954.356

2.159.759
291.270
1) waarvan 222.662 goud, 7.923 buitenlandsche goudwissels en 57.05
munt en muntmateriaal Zilver

18 Februari 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

151

BANK VAN FRANKRIJK.

EFFECTENBEURZEN.
Voornaamste posten in duizenden francs.

Amsterdam, 16 Februari 1920.

Data
Goua
Waarvan
In
liet
Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland

Buit .geio.
vooroch.
af d. Staat

12Feb.’20
5.581.019
1.978.278
253.956 872.601
25.800.000
6

,,

’20
5.580.596
1.978.278
254.140
759 379
25.800.000
29Jan.’20
5.580.194 1.978.278
255.260
805.930 25.300.000
22

,,

’20
5.579.909
1.978.278
256.409
856.141
25.400.000

13Feb.’19
5.510.746
2.037.108
314;804
856.678
20.000.000
14Feb.’18
5.365.356
2.037.108 252.168 1.072.234 12.500.000

23Juli
1141

4.104.390

1 639.620

Wissel,
Uitge.
,telde
IVissels
Belee.
ning
Bankbil.
jetten
Rek. Crt.
Parli.
culteren

Rek.
Cr
1.
Staat

1.808.709
599.3411.556.103
37.986.767
3.123.278
66.279
2.119.358
601.699
1.516.868
38.041.890
3.160.836 41.852
1.885.518
605.481
1.158.583
37.582.500
3.130.978 41.381
1.702.646 609.572 1.531.506
37.679.425
3.004.354
45.256

1
994240
1.213.764
32.506.655
2.664.302
.67.630
1.334.854 1.124.022 1.217.104
23.821.176
2.634.425 41.918

1.541.080

769.40ö
5.911.9101
942.5701400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden francs.

1
7iT
Beleen.
min.
1

Binn.
Rek.
Data
1

mcl.
1
buiten!.
van
kuilen!.
van
prom. d.

1

1

wi,.,els
en
Circu.
latie
Cr1.
saldi
vorder.
prootnc.
1

bdecn
partic.

12 Feb. ’20
353.882
84.955
480.000 478.256
4.942.841 1.547.228
5

,,

’20
353.213 84.955
480.000 462.436 4.935.270
1.561.767
29 Jan. ’20
353.338 84.955
480.000
463.012 4.902.641
2.138.414
22

,,

’20
351.527 84.955
480.000 459.646 4.852.685 2.127.650

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Goud
Ivoor
Waarvan
dekking
F. R.
Notes
van in
liet bui- tenlana’

1

Zilver
1

eEc.
1

1

F.R.
Notes
in
1

circu.
1

latte

16 Jan.

’20
2.043.878
1.255.176
120.323
60.403 2.849.879
9

,,

’20
2.041.371 1.317.485
123.322.
60.728
2.914.368
2

,,

’20
2.062.615
1.327.963
131.320
58.657
2.998.992
26Dec.

’19
2.078.432
1.361.882
134.320
57.104
3.057.646

17 Jan.

’19
2.102.557 1.374.473
5.828
67.594 2.512.973
18Jan.

18
1.729.470 816.437
52.5001
54.837 11.238.797

Data
Wissel,
Totaal
Deposito’s
Waar

1
1
van

i
Kapitaal

i

Algem.
Dek.
king,-
perc.’)

Percent.
Goud-
dekking
circulalie

16 Jan.

’20
2.675.740 2.935.913 87.529
43,8 45,1
9

’20
2.654.477
2.737.588
87.451 45,4
45,4
2

’20
2.805.818
3.022.911 87.433
42,6
43,7
26Dec.

’19
2.780.090 2.779.570
87.339
43,6
44,8

17 Jan.

’19
1.874.765 2.406.831
811.510
53,4
52,6
18Jan.

‘181
861.292 1.913.899
71.938 61,0
65,9

1)
Verhouding tunschen: den totalen goudvoorraad, zilver etc., en de
opeiochbare schulden: F R.
Notes
en netto depositos met inbegrip van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
1

Totaal
1

uitgezette
Reserve
bij de
1

Totaal
1

depo,itos
Waarvan
time
banken
1

gelden
en
F. R. bank,
deposits
beleggingen

9 Jan. ’20
798
15.819.208
1.403.010114.467.547
2.318.852
2

,,

’20
798
15.796.318 1.444.285
14.572.255
2.333.807
26 Deë. ’19
796
15.620.369
1.347.092 14.055.959
2.302.026
19

,,

’19
796
15.614.806
1.316.937
13.136.367
2.293.384

10Jan.
1
19
769
13.658.655
1.295.723 12.130.850
1.565.326
11 Jan. ‘181
659
11.297.5811

1.202.389
10.853.548
1

1.348.698

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

Voor de internationale effecteumarkten heeft ook deze
week wederom het valuta-vraagstuk den loon aangegeven.
Vooral de bekende brief van iden voormaligen Amerikaan.
schen Minister van Financiën, iden heer G-lass, heeft de
gemoederen nog steeds in beweging gehouden. Naar men
weet, was de quintessence van dit schrijven de mededeeling,
dat de Vereenigde Staten niet langer gendigd zijn geld te
leenemi ten bate van i’mproduotieve doeleinden: de tien
nmilliard dollar, die reeds ter beschikking zijn gesteld, zou-
den .feiteljk reeds te veel zijn. De waarschuwing, die van
de overzijde van ‘den Oceaan tot liet verarmde Europa wordt
gericht, luidt: werkt meer, verbruikt minder. En tracht de
rekening met Dmtitschlaisd te vereffenen; stelt een bepaald
bedrag vast, dat dit land zal kunnen betalen en verliest u niet in fantasiën, die de budgetten van de overwinnencie
Staten een mooier beeld doen aannemen, dan in werkelijk-
heid ooit het geval kan zijn. Indien een totaal aan schade-
vergoedingen ‘wordt vastgesteld, ‘dat Duitschland in ieder
geval zal kunnen opbren’ge, zal ook daar te lande de,
arbeidslust terugkeeren, omdat men dan weet, niet voort-
durend voor anderen •te moeten werken. En dan zullen de
persoonlijke eredieten van den Amerikaanschen aan den
Europeeschen handelaar weder verstrekt worden.
1-let ziet er naar uit, dat ‘deze opvattingen vooral in
Engeland langzamerhand beginnen ‘door te dringen. Dit
was te verwachten. Op financieel gebied is steeds vanuit
Engeland, althans gedurende de laatste eeuwen, de toon
aangegeven, warop het gansche conoert werd gestemd. In
scherpe tegenstelling met Duit,schland, waar, terwijl vol-
gens tie ernstigsten en meest ter zake kunidigen op monetair
gebied de inflatie slechts bestreden kan worden door een
groote kapitaal-heffing, (1e plannen dienaangaande gedu-
rende dan loop ‘der behandeling van het desbetreffende out-
verp in ‘de Nationale Vergadering verwaterd zijn tot een
belasting op het inkomen, ‘dat in geenen dcele ‘de geweldige
inflatie aantast, staat het voor Engeland, waar het euvel
nog lang niet de Duitsche vormen heeft aangenomen, nu
al wel zoo goed als vast, ‘dat een kapitaal-heffing zal wor-
den doorgevoerd. De politieke partijen van uiteenloopende
richting, nl. de sociaal-democraten, de oud-liberalen onder
Asquith en de conservatieven onder Lord Robert Cecil,
hebben zich reeds ten ‘gunste hiervan uitgesproken. Niet in
de laatste plaats zijn ide ‘aanwijzingen ter beurze hiervan de
oorzaak. Een oud-Engelsch spreekwoord zegt ,,Consols lie-
gen niet” en waar ‘d’it Engelsche staatsfonds een niveau
van onder de 50 pCt. heeft bereikt, moet de toestand wel
zSS ernsti’g zijn, dat in allerijl moet worden ingegrepen.
Ook ‘de zilverprjs is een aanduiding van ‘de verschuiving
der verhoudingen; een ‘shillin.g heeft thans reeds ide waarde
bereikt van 16 pence, in verband waarmede de Regeering
dan ook overgaat tot ‘het nanmun’ten van zilveren munten
van veel lager gehalte.
Tegenover deze waarschuwingen staat het overig gedeelte
van de beurs echter niet zoo nuchter. Tin vetband met de
dalende waarde van ‘het Pond Sterling op de wereldmarkt,
is ook in L o n d e n een hausse-stemming ontstaan voor
allerlei buitenlanlsche’waarden, welke echter geenszins een
symptoom kan zijn voor betere internationale ‘verhoudin-
gen. Eer is het ‘tegendeel het geval, moals de beurs te
B e r 1 ij .n ons reeds in de laatste maandefi heeft geleerd.
Daar ter plaatse duurt ook op dit oogeablik de ,,dans om
het papieren kalf” nog voort, af en toe slechts onderbroken
door perioden van stilstand, als b.v. ten tijde van de uit-
leverin’gs-eischen ‘der Entente. Daarna echter ‘is de opwaart-
sche beweging met hemnieuwden ijver ingezet. Vooral voor
aandeelen Ca,n’adian Pacific bestond in ‘de achter ons lig

gen’de dagen een wilde vraag, ‘die het fonds ‘met honderd-tallen procenten tegelijk heeft opgevoerd. De reden hiervan
moet gevonden worden in de mogelijkheid, dat de betrokken
aandeelen uit Du.itsch bezit niet in beslag worden geno-
men, doch dat zij gerealiseerd kunnen worden, met bijbe-
taling van ‘de inmiddels te New York betaalbaar gestelde
‘dFvidenden.
Te N e w Y o r k echter is de stemming meerend’eels zwak
‘gebleven. Wel ‘is ‘de geldmarkit wat ruimer geweest, doch
aan den anderen ‘kant waren et factoren, die tot een zeer
osnzichtige ‘houding aanleiding hebben gegeven. In de eerste
plaats waren het ook hier de wisselkoersen, ‘die nog steeds
hun dru’k hebben doen gevoelen. Aan ‘den eenen kant onder-
vin’den ‘de Vereenigde Staten den remmeuden invloed van
‘de voor den export ongunstige wisselkoersen, aan den ande-
ren kant bestaat, in verband met de algemeen h’eerschende
inzichten (zooal.s ‘zij tot uitdrukking zijn gekomen in de
publicatie van ‘den heer Glass) geen neigiiig om hierin verbetering te brengen. Er is derhalve een element van

h-ik

152

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

groote onzekerheid ten
aanzien
-van de naaste toekomst, al
helt men er itoe over, aan een eventueele algemeene valuta-
conferentie deel te nemen. Ook heeft de spoorwegkwestie een druk
01)
de markt uit-
geoefend. Binnenkort zullen de spoorwegsystemen aan cle
verschillende aandeelhouders in eigen beheer worden ‘terug-
gegeven, waarbij dan door de Regeering een inkomsten-
garantie van
51%
pCt. zal worden verstrekt. Het is echter
onzeker, hoe deze garantie zal wonden berekend, daar hij cle
Amerikaansohe riaamlooze vennootschappen het gestorte
kapitaal , in verband met de in vele gevnllen plaats gehad
hebbende verwateri.n.g, geen criterium kan vormen. Boven-
dien dreigt wederom een spoor,wegstaking, ‘thans in de
eerste plaats voor loon-eischen (dus zonder .politieken on
dergron’d), waaraan echter wel tegemoet is te komen, indien
e tarieven verhoogd mogen worlen.
T c on z en ‘t heeft 1e markt voor beleggi’ngswaarden
con ongeauimeericL verloop gehad. Nadat de aanslagen voor
de gedwongen staatsleeni’ng, thans in verband met de aan-
slagen voor de Rijks-Inkomstenbelasting, waren verzoii-
den, is opnieuw aanbod voor deze ieeni.ng ontstaan, die het niveau tot onder 85 pCt.. omlaag heeft gedrukt. Hoewel op
dit peil het fonds een uiterst aantrekkelijk beleggings-
object vormt, is nog geen herstel van beteekenis ingetre-
den. Voor dc overige soorten is de tendens ook ongunstig
geweest; een vergelijking met de .slotkoersen toont overal
een achteruitgang aan.
Van ide buiteniandschc staatsfondsen heeft geene in bot
bijzonder ‘dc aandacht getrokken.
In de Vrij kalme, zij het oiet vaste, stemming van de
locale afdeelingen is ongeveer in het midden van de vorige
week een wijaiging gekomen, als gevolg van geruchten,
die Lou
‘ aanzien van groote verliezen, vooral door de Rot-
terdamsche Baukvereeniging geleden, liepen. De betrokken
aandeeleu werden iu zeer groote posten tea verkoop aan-
geboden; de officieele noteering ‘daalde echter niet beneden
130 pCt. in verband met ‘omvangrijke stecun-aankoopen.
Door het commuuiqud van de directie ‘der Rotterdamsch
Bankvereeniging is inmiddels zonneklaar bewezen, hoe
totaal ongegrond ‘deze oa-idits zijn geweest; tevens is •naar
voren gekomen, welke uiterste voorzichtigheid men ‘ter
beurze in acht heeft te nemen ten aanzien van geruchten,
(lie ieder willekeurig persoon of lichaam kan doen eircu-
leeren. Groote onrust is inmiddels bij het koel denkende
gedeelte van het publiek uiet gewekt, na het ‘démenti is ook deze geringe mate van onrust geheel verdwenen. Overigens
stond het aanbod van bank-aandeelen voor die ‘der Rotter-
damsche Bankvereenigin.g ‘niet op zich zelf; ‘de valuta.
dcpreciatie heeft de opinie ‘doen poatvatten, dat ook andere
credieti.nstelli’ngen verliezen uit dien hoofde te boeken zou-
den krijgen. De komende jaarverslagen zullen in dit op-
sicht de ‘verlangde zekerheid brengen.

10Feb, 13Feb.
16Feb.
R
:
f

dalin
5

0
/0
Ned. W. Sch.

.
83
5
1
82
1
/16
83
1
1

‘Ie
41%
%

,,

‘1916
79
1
1
78
79
5
19
-1-
1
18
4

0
/0

,,

1916
73
70’12
7092
2
1
1,
334
0
/8

,,

….

60
60
5915

1118
3

°(o

,,

5O111e
498/4
49’/

234 01

Cert. N. W. S…..
43 43 42
—’1
5

O/
Oost-Indië 1915
86
1
I2
86
1
1a
8614
-. 114
4

01 Hongarije Goud

. . . –
711
8
1
12

‘7

‘/,
4

0
10
Oostenr.Kronenrente
4I1
4’/o
5’110
+
11
/e0
5

0
1
Rusland 1906

……
ii ii
12
,
18
+
1
8
1
434 °/olwangorod Dombr
ii ii
4

0
18 Rusland Cons.

1880
8
1
/,,
8
15
I1
8
9
I10
– 118
4

°/,,Rusl. bij Hope
&
Co
9
912
9’12
+
’12
4

0
1
0
Servië1895

……..
17
17
15
—2
41%
0
10
China Goud 1898

58′!,
58
1
12
58V
4

O/

Japan 1899

.. ……
55l/
55l/
551
t

4

0/t,
Argentinië Buiteni
50 50

5

0
10 Brazilië

1895 ……
50 50 50
5

01

,,

1913 ……
518/
4

5181
4

De inmiddels uitgebroken staking in het havenbedi’ij
heeft de markt voor
scheepvaartwaa.rden
‘niet geïnfluen-
ceerd; lang ‘te voren had men reeds met deze omstandig-
heid rekening gehouden. Nu bovendien is gebleken, dat
zekere elementen het conflict wenschen te ‘gebruiken als
aanleiding tot het verwekken van revolutionaire woelingon,
is de kans op onderlinge verdeeldheid onder de havenarbei-
ders Vrij groot geworden, waardoor de beurs het verloop
der staking vrij rustig tegemoet ziet.

10 Feb. 13 Feb. 16 Feb.
Ri
i
l:
5
f

Holland-Amerika-Lijn .. – – 406

408

413
1
1

+
1’/’

gene.eig. 398

396′!, 401
‘1,
+
3
‘/’

Holland-Gulf-Stoomv.-Mij.. 250

.250

250

10
Feb. 13 Feb.
16 Feb.
Rijzing of
daling.
Roll.
Alg. Atl. Stoomv.-I’1ij.
173
1
12
173V
173/,
Hollandsche Stoomboot-Mij.
2111/,
218
216
1
1,
+
5
Java-China-Japan-Lijn….
305
303 306
1
12
+
1′!2
Kou. Hôllandsche Lloyd
. .
161
3
1
162’14
165
+
3’1
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.

. .
21018
209
21414
±
4’/s
Kon. Paketvaart-Mij .

….
225
220
226
1
1,
+ 1V’
Maatschappij Zeevaart
….
320 320
300

20
Nederl. Scheepvaart-Unie.
267
5
/
26414
267

Nievelt

Goudriaan

……
545 545 545
Rotterdamsche Lloyd ……
276/o
272
1
1
272’14
4
1
/
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
325
325 325
,,Nederland”
. .
327
320
321

6
,,Noordzee”

. .
112
112
8
1
110’I2
– 1′!.
,,Oostzee”
290
290
299
, +
9

Op ‘de overige ‘afdeeliui’gen is ‘tegen het slot ‘der bcriclits-
periode een algemeene verbetering ingetreden, die ten
nauwste verband hield met de opgewekte houding tea aan-
zien der bui’tenlancdsche betaalmid,delen. Vooral het Pond Sterling en ‘de Belgische Franc konden hiervan profiteeren.
In cli recten samenhang waren
rudd er waarden
hierdoor gun-
sti.g ‘beïnvloed, idaar de maatschappijen hij den verkoop van
hun product te Inden op deze wijze betere prijzen kunnen
bedi’ngen, in Eto]landseh geld omgerekend. Vooral aandeelon
Rubber ‘Cultuur Maatschappij ,,A’msterdam” hebben een
aanzienlijk ‘deel van hun verlies kunnen inhalen.
De
tabaksinarkt
bleef ‘uitermate rustig, ‘zonder verdere
koersverliezen; do omzetten zijn hier ‘tot een minimum iii-gekrompen. Daarentegen ontwikkelde zich weer levendiger
handel voor
suikerwaarden,
‘dit in verband’ met de ‘berichten
omtrent vlotte verkoopen, ‘thans reeds uit oogst 1920.
De
petroleumafdeeling
heeft med’e de gunstige gevolgen
van ‘den verhoogden ‘valuta-stand ondervonden. Bovendien
kwam een gunstigmoment hier zijn invloed uitoefenen in
den vorm van de divi’dend-declaratie op aandeelen Astra
Roman’a, waardoor ook aandeelen Geconsolideerde Holland-
sche Petroleum Maatschappij vermoedelijk op een kleine
uitkeering zullen kunnen rekenen.

10
Feb. 13 Feb. 16 ‘Feb.
Rijzing

Amsterdamsche Bank
. .
187
187
180

7
Ned.Handel.Mij.cert.v.aaud
206
203
5
14
204
1
1
—1’/,
Rotterd. Bankvereeniging
137
131
131

6
Amst. Superfosfaatfabriek.
137
1
1
128
121I4

16
Van Berkel’s Patent
……
115I4
11914
118
8
/
+
3
1
/2
Insulinde Oliefabriek

. . .
207
3
14
208
210’12
+
2
5
1„
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
928/t
93
93’/o
+
8
18

Ned. Scheepsbouw-Mij. . . . .
140
140
140
Philips’ Gloeilampenfabriek
825
790 790

35
R.
S.
Stokvis
&
Zonen
. . .
558
1
!,
551
555

3112
Vereenigde Blikfabrieken
128
126′!,
127
—1
Compania MercantilArgent
198 201
205’/4
+
7814
Cultuur-Mij.
cl.
Vorstenland
26681
4

26612
268’/o
+ 1
1
1e
Handelsver. Amsterdam
.
592
1
12
592
1
1,
598
+
5’I2
Roll.
Transatl. Handelsver.

103 103 103
Linde Teves
&
Stokvis
….
175
174
1
12
175
VanNierop&Co’s Handel-Mij
175
1
12
174
1748/
4

81
4

Tels
& Co’s
Handel-Mij
….
130
130
130
Gecons.
Roll.
Petroleum-Mij
221
5
14
232’1,
234
+
12
1
14
Kon. Petroleum-Mij.f. …..
794’/,
791
1
/
804
1
!,
+ 10
Orion Petroleum-Mij …….
46’/e
46
47
1
14
+
11/8
Steaua RomanaPetr.-Mij
951
95’18
94′!,
– 1
1
18
Amsterdam-Rubber-Mij…..
2188/
4

219
1
!,
221’/
+
3
Nedeil.-Rubber-Mij.. ……
106
107
109814
+
38/4
Oost-Java-Rubber-I’Ij…..
290 280 28712

2
1
1,
Deli-Maatsehappij

……..
380 385
399′!
+
19′!4
Medan-Tabak-Ma’atschappij
208
1
18
185 195

13′!o
Senembah.Maatschappij
370
374 394
+
24

De
Amerikaanscice markt
trok op enkele dagen groote be-
langstelling, in verband metóe reaot,ie in Wallstreet, vooial voor marinewaarden en aan’deelen United States Steel Cor-
poration, zoowel publiek als ‘arbitrage deden ‘hier den handel
een levendig aanzien verkrijgen.

10Feb.
13
Feb. 16 Feb.
Rifzingof

American Car
&
Foundry.
139
1
1
134
13812

Anaeonda Copper

……..
123
121
1
1,6
128
‘f
5
t,Jn. States Steel Corp…..
105
102’12
105
1
/,
±
1116
Atehison

Topeka

……..
85Io 82%
841I8
– 1314
Southern

Pacifie

. ‘ …….
1O0/o
98’/8
98′!

214
Union Pacifie
…………
l24/e
124
124

Int.Merc.Marine afgest …..
330/,
33
5
18
35810
+ 114
,,

,,

,,

,,

prefs
153
1
1
150 149

4′!,

De
geldma?-kt
bleef kalm en ruim; geld op prolongatie was
verkrijgbaar It
334 tot 4 pCt.

18
Februari
1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

153

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

17 Februari 1920.

De oogstberiehten sedert de vorigë week ontvangen, geven
weinig aanleiding tot bespreking. Het weder is in Europa
over het algemeen gunstig geweest, doch het is ‘nog te vroeg
in het jaar, om gegevens te verzamelen betreffende vermoe-
clelijke uibkomst van de oogsten. i)e berichten uit Noord-
Amerika betreffende de vintertrve b1jen vrij matig,
doch ook daar valt van de uitkomst weinig te zeggen.
Argentinië toonde iii (le afgeloopen week een tamelijk
scherpe verhooging
vak
de prijzen voor tarwe, hetgeen het gevolg is ‘van goede vraag. Bijna alle Europeesche landen
koopen op het oogenblik tarwe iii Argentinië, aangezien
die nog steeds aanmerkelijk goedkooper is dan de Noord-
Arnerikaansche tarwe. De verschepingen van Plata zijn dan
ook steeds op ruime schaal, en ofschoon •het ‘dorschen en
verschenen naar dc havens onder gunstige omstandigheden
geschiedt, ‘heeft toch geen ophooping van voorraad in ‘cle
havens plaats, integendeel verminderde de voorraad aldaar
met ca. 28.000 ton. Ook dO zichtbare voorraad in de Ver-
eenigde Staten blijft geleidelijk aan teruggaan en is nu
niet bijzonder groot te noemen. Men neemt evenwel aan,
dat de onzichtbare voorraad nog buitengewoon groot is,
zoodat de Ver. Staten nog een groot •exportsalclo beschik-
baar hebben. ])aar Europa weinig begeerig is naar deze
Arnerikaansche tarwe, zal er wel geen ‘belangrijk deel van
dit surplus verscheept worden en het hangt nu verder af
van de vooruitzichten van den nieuwen oogst of er in de Ver.
.taten een sterke aandrang tot verkoopen zal komen, die
de prijzen op deis minimumprijs en misschien nog daar
beneden zal ‘drijven. Op het oogenblik doet zich dat laatste
verschijnsel nog niet voor. Ook de maïsprijzen, die de
vorige week snel omlaag liepen, zijn wederom sterk geste-
gen, ofschoon ook voor •dit artikel zoo goed als geen vraag
is in Europa, en de markt voor varkens en reuzel over het
algemeen zwak gestemd was. Door ‘cle gevolgen van cle ge-
brekkige koopkracht van Europa worden in het algemeen
weinig zaken gedaan in voerar,tikelen, en de verschepiingen
van Plata-maïs, het voerartikel bij uitnemeudbeid, zijn dan
ook slechts zeer matig. In Engeland blijft de maximum-
prijs van 65/- voor Plata-maïs gemakkelijk te maken, aan-
gezien ,,ex ship” veel hoogete prijzen betaald worden.
Lijnzaad was in cle afgeloopen week wederom vast ge-
stemd, zoowel voor Noord-Amerika als voor Engeland bleef
er vraag bestaan, voor het overige Europa evenwel slechts
in geringe mate. ])e scheepsruimte beschikbaar voor ver-
schepingen naar Europa is op het oogenblik .zoo gering, dat
in de afgeloopen week in het geheel geen versehepingen
plaats vonden. Alleen naar Noord-Amerika werd ijnzaad
‘erladen en sinds 1 Januari bedragen ide totaalversebe-
pingen naar de Vereen’igde Staten 77.000 ton tegen slechts
28.000 ton naar Europa.

Noteeringen.

Chicago

t

Buenos Aurea

Data
Tarwe
Maart
Mars
Maart
Haver
Mei
Tarwe
Febr.
MaTo
Febr.
Ltjnaad
Maart

14 Feb.’20 226
140
80
3
/5
14,65 6,40
23,05
7

,,

’20 226
132
1
/,
75°/a
14,05
3
)
6,35
23,-
14Feb.’19 226
125
58/,
11,10
4,90)
18,70
14

,,

’18 226
l27’I,
82
1
,
12,95
7,30)
20,95
14

’17 18111
4
5)
102

2)
57(

)
13,70 8,30
4
)
21,500)

20Juli’14

82

‘)
56
11
1
)
361!, i) 9,40
2
)
5,38
2
)
13,70
2
)

1)

per

Dec.

1)
per Sept.

2)
per
Febr.
4)
per Maart.
5)
per Mei.

Nog steeds zijn de aanvoeren van lijuzaad in de haven-
plaatsen van Argentinië gering, waardoor de voorraad
wederom verminderd is. Indië vraagt nog steeds te hooge
prijzen in verband met den wisselkoers en zaken komen
dan ook iniet tot stand; toch zal dete dis-pariteit ten slotte
moeten vendwij n en, aangezien Indië een aanmerkelijk
urplus voor export beschikbaar heeft, doch aangezien dit niet ‘voor April of Mei verscheept kun worden, bestaat er
op het oogeablik nog weinig drang tot verkoopen. De moge-
lijkheid om lijnzaad uit Noord-Rusland is in den laatsten
tijd wrederom wat actueel geworden en enkele partijtjes zijn ioowel in ons land als in Skanclinavië aangekomen.
N e cl e r 1 a ii cl. l)e markt werd in de afgeloopen week
geheel beheerscht door de naderende staking. Goed dat nog
verscheept kon worden voor de staking uitbrak, werd tot
stijgende prijzen verkocht, voor latere aankomsten was
geen belangstelling. I.ntnsschen is ‘de prijs rvoor loco-maïs
tiet onaanzienlijk verbeterd. De aangekondigde veiling van
1500 toiis Plata-maïs ging wegens ide werkstaking niet door.
Evenwel heeft •de Regeering versohillende partijen mais naar het binnenland gezonden en zal waarschijnlijk daar-
mede
spoodig
aan de markt komen.
In ‘gerst en haver kwamen slechts zeer weinig zaken tot
stand. Lijnzaad bleef een verlaten artikel. Men trekt zich
hier valt ‘cle fluc-tuaties in het buitenland weinig aan. Alleen
de laatste dagen ontstond door een vastere oliemarkt iets
meer belangstelling voor lij.nzaad, dat evenwel tengevolge
van cle werkstaking moeilijk af te leveren was.

SUIKER.

NOTEERINGEN.

Londen
Amster-

New York
dam per T

Whlte Java

Amer. Gro-

96pCt.
ata

loopende
:::

nulated
fJ.L.
Centri.
maand No. 1
1
Fd,r/Maarl

Febr.
1
April

Sh.

Sh.

Sh. Sh.

Sh.

$ ets.

13 Febr.’20
f
– 721-

901-

801-
901- 881- 12,04
6 ,, ’20 ,, –

721-

8916

7916 891- 871- 13,04
13 Febr.’19

– 6419

261-

241- –

-.

7,28

13 Febr.’18 ,, – 53/9

1516

– –

21 Juli ’14
,,l1l2/2
181-

3,26

Over de suikermarkten valt deze week niets nieuws te
vermelden. In Engeland en Frankrijk zijn de koopers wat
terughoudend in verband met de lage wisselkoersen.
Naar verinidt hebben de Java producenten de verkoop-
limites voor restant oogsten vastgesteld op
f
40,- voor
Superieur,
f37,-
voorKanaal-assortinient en
f 36
1
12
voor
Muscovados.
In A m e r i k a is de markt in verband met de groote
Cuba aanvoeren iets zwakker en werden kleine partijen tot
10
1
14
cents c.&Fr. aangeboden.
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten.
16 Febr.
1920
9 Febr.
1920
I6Febr.
1919

Tarwe …………….
1)

Rogge (No. 2 Western)
2)

Mais (La Plata)

……
0
)
330,- 323,-


Gerst (48 lb. feeding)

.)
440,-
440,-


Haver (38 lb. white cl.).

4)

20,25
19,75


Lijnkoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad)
5
)
210,-
205,-


Lijnzaad (La Plata)..
..°)
780,-
800,-


1)
p. 2400 K.G.

2)
p. 2100 K.G.

‘)
p. 2000 K.G.

4)
per
100 K.G.

5)
P. 1000 K.G.
6)
P. 1960
K.G.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.

Rotterdam

Amsterdam

Totaal

Artikden.
1

9-14 Febr. 1

Sedert

Overeenk.

9-14 Febr. 1

Sedert

1 Overeenk.
1920

1
1
Jan. 1920
1
tijdvak 1919

1920

1
1
Jan. 1920
1
tijdvak 1919

1920

1919

7.514
44.826 110.646
6.583 14.983
5.970
59.809
116.616



S


5.840

5.840
Rogge ………………-
562
2.196




2.196

Tarwe ……………..

Boekweit

…………..
Mais

…………….
52.473
13.216
541
6.584

59.057 13.216
466
16.838



466
16.838
550 10.425
2.607



10.425
2.607
Lijnzaad …………..

5
..864


3.602

495
495

4.097

Gerst

……………..-
Haver

………………

Lijnkoek …………..
15.891

536
1.406

17.297

1
..940
..


5.779
52.815


7.429
5.779
60.244
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten..
8
3.198
25.374



3.198
25.374

154

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Februari 1920

Cuba -statistiek:
1920
1919 1918

Ontvangsten d. w. t. 7 Febr.

102.000
145.066
145.327

tons
Tot.

,,

sinds 1 Dec17
769.000
597.684 663.462
Werkende fabrieken
184 187 192
Exp. n. Engeland 1110 Jan.

8.468

1.800
KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

16Feb. 201
9Feb.20
2
Febr._’20117_Feb.
19
16 Feb.
IS

New York voor Middling
38,95
t
38.- e
39.15v 27.20v
31,45 c
New Orleaiis
voor Middling
39 25e
38,50e
39.88 c
26.75e
30,38 c
Liverpool

voor
Middling ….
32,23d 29,37d
29,lld
18,15d
23,53d
1
)

‘) 15 Februari 1918.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In dujzencltallen balen.)

1 Aug.’19

Overeenkomalige perioden
tot
l3Febr. 20

19I8-19I9

1917-1918..

Ontvangsten Gulf-Havens..

3093

2385

2580
,,

Atlant.Havens

2083

1304

1905
Uitvoer naar Gr. Brittannië

2126

1321

1565
‘t Vasteland.

1936

1304

1045
Japan etc…

Voorraden
in
duizendtallert

13
Febr. ’20
1
14
Febr. ’19
1

15
Febr. ’18
8
Amerik. havens ……….
.1416

1393

1486

New York

93

153
Binnenland …………..
.1206

1436

1165

New Orleans …………….1

451

438
108
Liverpool

……………6

492

487

RUBBER.

De markt te London had in de afgeloopen week een kalm
verloop,

de grondtoon blijft echter zeer vast en de prijzen
fluctueerden

niet

in

dezelfde mate op den dollarkoers als
in de voorafgaande weken.

De noteeringen zijn als volgt:

einde vorige week
Prima Crêpe Loco ……….2/9

…………2,9 ‘/
Smoked Sheets Loco ……..

2/9
1
14
219 ‘/
Prima Crêpe April/Juni

..

2110
‘Ie

…………
2/10
Juli/Dëcember

2110
1
12

. ………..

2/10’/i
Hard cure fine Para …. ….

2/7

……. . ….

2/7

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).

Noteeringen en voorraden.

Voorraad
p
ru

Voorraad

Rio

Santos
P,il
d
Data

Wissdkaeri

14 Febr. 1920

343.000

10.900 1.048.000

14.900

18
1
/,o.
7

,,

1920

318.000

10.900 1.172.000

14.900

18
8
18
31 Jan.

1920

272.000

11.100

1.278.000

15.100

17
28
182
14 Febr. 1919

679.000

1
1)

4.605.000

13.200

13
5
1

Ontvangsten.

Rio

Santos
Data
Afgeloo pen

Sedert

Afgeloo pen

Sedert
week

1 juli

week

I juli

14 Febr. 1920….

44.000

1.673.000

60.000

3.336.000
14 Febr. 1919.,..

19.0(0

1.154.000

162.000

5.159.000

‘) Niet genoteerd.

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.

Buitenlandschehujden,DeLaPlata-enNewyork-
markt blijft vast en kalm en de zaken zijn zeer beperkt.
Hetzelfde geldt ook voor de Engelsche markt. Hier ging
deze week weinig om en de vooruitzichten voor de volgende

week zijn, met het oog op de uitgebroken staking, niet be-
moedigend.
Inlandsche huiden en vellen. Voor dit artikel
blijft de markt gedecideerd flauw en er zijn voor de ver-
laagde prijzen nog geen koopers.
Inlandsche huiden worden voor 70172 ets, aange-
boden.
Looistoffen vast. Voor Quebracho meer interesse.

14 Februari 1920.

METALEN.

Loco’-Noteeringen te Londen:

Ijzer

No.3
Data

Cleo.

Koper

Tt

.

Lood

Zink
1 Standard

16 Febr. 1920..

nom.

118.716

389.10′

50.101-

60.151-
9

,,

1920..

nom.

121.176

392.126

49.26

62.-)-
17 Febr. 1919..

nom.

75.10/-

213.-:-

28.10/-

45.-/-
18 Febr. 1918..

nom.

110.-!-

317.-!-

30.101-

52.-f-
20 Juli

1914..

5114

61.-1-

145.151-

19.-1-

21.101-

VERKEERSWEZEN.

SCHEEPVAART.

GRAAN.

Data

g
rad
Rotter- Petra

Atl. Kust

.

San Larenzo
Odessa

Ver. Stoten

Londen!

dom

Rotte,-

Bristol

Rotter.

Enge-
R’dom

dom

Kanaal

dam

land

217 Febr.

1920

2)f66,-
2)
816

2001′- 210716
26131 Jan.

1920

1
)f66,-
2)816

220/- 210716
318 Febr.

1919

1716.


419 Fébr.

1918

501-

2001-
Juli

1914

lid.

713

1/l1’/

11111/a

121-

121-

KOLEN.

Data

Cardiff

Oostk. Engdond

a’eaux

San!

Rivier

burg
Eo,-

Genua

Port

Plato

Rotte,. 1 Gothen.

217 Febr. 1920

5716

701-

751-

3716

f
12,-


26131 Jan. 1920

5716

6716

701-

3716

,, 12,- Kr.50
318 Febr. 1919

541-

4716

4716

501-

,, 10,- ,, 60,-
419 Febr. 1918

691-

10113

1201-

,, 45,-


Juli 1914 fr. 7,-

71-

713

1416

312

41-

DIVERSEN.

West
1
stock
uropa

West

217 Februari 1920. … 140/-

26131 Januari 1920. …

140/-

200/-

318 i”ebruari 1919….

4/9 Februari 1918.. ..

275/-.

500/-

Juli 1914….

1416

1613

251-

2213

1)
Per ton stukgoed. °) Voor Britsche schepen.
Graan Perograd per quarter van 496 ibo. zwaar, Odeoa per unit, Ver. Staten
per qua? (er van 480 Ibo. zwaar.
Overige noteeringen per ton van 1015 K.G.

RIJN VAART.

Week van 9 tot 16 Februari 1920.

In de afgeloopen week was de aanvoer geringer dan in
de voorafgaande week. Waarschijnlijk is de oorzaak hiervan te zoeken in de ophanden zijnde staking in het havenbedrijf.
Aan scheepshuur werd te Rotterdam betaald 5 tot 6 cents
per ton per dag, terwijl, om in Antwerpen te laden 7 tot8
cents per ton per dag werd betaald. Het sleeploon werd
gemiddeld genoteerd met het 180-cents-tarief; er was wei-
nig te sleepen.
De kolenverladingen in de Ruhrhavens naar den Boven-
rijn zijn wederom begonnen en wordt de vracht nog steeds
genoteerd met 40 pf. per ton per dag. Het sleeploon van
de Ruhrhavens naar Mannheim bedroeg Mk. 40145 per ton,
terwijl van Mannheim naar Straatsburg Mk. 35138 per ton
genoteerd werd.
De kolenverladingen voor Frankrijk via Rotterdam gaan
ook iets vlotter.. De vracht werd genoteerd met 90 cents
per ton met vrij sleepen Ruhrort/Rotterdam.
De waterstand was iets vallende. Cauber Pegel wees
einde der week ongeveer Meter 2.67 aan.

Data

18 Februari 1920

15.1

DE TWENTSCHE BANK

AMSTERDAM – ROTTERDAM – ‘S-GRAVENHAGE – DORDRECHT – UTRECHT – ZAANDAM

Maandstaat op 31 Januari 1920

DEBET

Aandeelhouders nog

te storten

………………………..f
1.784.700,-

Deelneming in de firma’s:

.
B. W. BLIJDENSTEIN
&
Co., te Londen;
B. W. BLLTDENSTETN Jr., te Enschede;
LEDEBOER
&
Co., te Almelo,
f
7.503.125,—, ,waarvan in

geld

gestort

…………………………….
……..

..
5.953.125,—

Deelneming in bevriende Bankinstellingen
f
6.208.558,42, waar-

van

in

geld

gestort

……………………………..,
4.593.958,42

f

12.331.783,42

Fondsen van Aandeelhouders

te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en Utrecht
– . .
,,

37.528.550,-

Fondsen door ons gedeponeerd voor rekening van bevriende

i
nstellingen ………

…………………………….
‘,

5.164.600,—

Kassa,

Wissels

en

Coupons

…………………………
,,

42.318.682,57

Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen


,,

17.531.096,62

Daggeldleeningen

………………………………….
,,

2.500.000,-

Saldo’s bij Bankiers:
beschikbaar voor eigen gebruik
…………….. . ……

f
6.497.428,43

voor

rekening

van

derden

……………………….,,
21.769.975,09
28.267.403,52

Prolongatiën

gegeven

…………………………………
.
,

13.953.407,-

Eigen

Fondsen

en

Syndicaten

……………………….
,,

4.095.701,89

Jredietvereeniging
…………………………. ……….

.f
48.554.298,37

Af:

loopende

Promessen
……………….
……………

.,
7.420.000,-
41.134.298,37

Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldo’s Rek Ort
,,

63.289.249,56l4

Voorschotten

op

Oonsignatiën

……………………….
.
,,

999.151,49

Gebouwen

en

Safe

Deposit…………………………….
,,

3.621.502,79

Totaal

……
f
272.735.427,23l-

CREDIT

..Kapitaal …………………………………. ……….
f
34.000.000,-

Reservefondsen …………
………………………… ,, 7.532.542,57
Waarborgfonds Credietvereeniging ……………………,, 4.500.827,50

Reserve Credietvereeniging
………………….. ………
3.160.383,47

.

.

f
49.193.753,54

Aandeelhouders voor gedeponeerde fondsen
als waarborg voor 90 pOt. storting op aandeelen B – . -.
f
1.784.700,-
in Leen-Depôt …………………………………,, 40.908.450,-
42.693.150,-

Zieken- en Pensioenfondsen …………………………
f

308. 667, 683

Reserve voor te verleenen Pensioenen………………….

778. 672,80

Deposito’s

……………………………………….

Prolongatie-Deposito’s ………………………………
Saldo te ontvangen en te leveren fondsen……………….
Saldo’s Rekeningen Courant ………………….. ……..
f
67.959.792,1634

voor gelden in het Buitenland.

21.769.975,09

Credietvereeniging ………….

4.781.704,81
94.511.472,0634

Beleeningen en Daggeld genomen …. ………………….

5.100.000,-

De Nederlandsche Bank ………………………………

1.271.873,4534

oetalen Wissels …………………………………..

18.929.088,20

Diverse Rekeningen

,,

3.332.064,7634

Totaal ……
f
272.735.427,2334

1.087.340,4834
50.384.483,1234
5.210.725,55 1.021.476,05

152

18 Februari 1920

Do N.Y. Nederlandsche Huistelefoon-Maatscha011

ROTTERDAM

Telefoon 8600

AMSTERDAM

Telefoon N 5580

‘s-GRAVEN HAGE

Telefoon H 280, 800

LEEUWARDEN

‘Au

GRONINGEN

Telefoon 1555

ARNHEM.’

Telefoon 2723

levert uit
voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,

in
hrnïr en
koop.

Herstelt en onderhoudt on d er g a r anti e ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS GRATIS.

GEBROEDERS CHABOT

ROTTE R DAM

KASSIERS en MAKELAARS in ASSURÂNTIËN

Deposito’s. – Rekening-Courant. – Franco Chèque-Rekening.

Aan- en Verkoop van Wissels op het Buitenland – Aan- en Ver-

koop van Fondsen. -‘ Bewaarneming en Administratie van Effecten.

Oorioge-. Transport-, Casco-, Brand-, Diefstal- e. a. verzekeringen
5
,

van eiken aard.

ONTVANG- EN’ BETALEAS.

NIEUWE DOELENSTRAAT
20-22,
AMSTERDAM.
Rentevergoeding voor
gelden éi deposito:
met 1 dag opzegging ………………….1 ‘/o %
Bedragen tot
f 20.000,— terstond betaalbaar.
met 10 dagen opzegging……………… 1
8
14
0
10
Voor andere termijnen op nader overeen te. komen voorwaarden.
OPEN EN’ GESLOTEN BEWAARGEVING VOLGENS REGLEMENT.

SAFE-DEPOSITINRICHTING.
GEOPEND: op Werkdagen van
8
1
1
v.m. tot 4
1
1, uur n.m. op Zaterdagen en Beursvacantiedagen van
814
v.m. tot
12
uur.
Loketten van
f2,50
per maand -.
f 10,—
per jaar – en hooger te huur voor
bij de Directie bekende of geïntroduceerde personen.

DE
16E,
DRUK VAN

N

Algemeen Adposhook

van Nederland en ‘Nederlandsch-Indjë
is thans in voorbereiding

De 15e druk was, ondanks de verhoogde oplage, 3 maanden na
verschijnen uitverkocht.
De oplage van den l6en druk zal wederom zeer belangrijk worden
vergroot, doch, om te voorkomen dat het boek, als IJ het wenscht
aan te schaffen, wederom is uitverkocht, raden wij U sterk aan
thans in te teekenen op den l6eu druk van het Algemeen Adres-
boek van Nederland en Nederl.-Indië ft
f
20,— per exemplaar.

NIJGH & VAN DIT1IAR’S UITG.-MIJ., Wijuhaven 111113, R’dam

KONINKLIJKE

HOLLANDSCHE

LLOYD

AMS1ERDAM

Geregelde Passagiers- en

Vrachtdienst met nieuwe,

moderne post-stoomschepen
TUSSCI-IEN

AMSTERDAM

EN

ZUID-AMERIKA

VIA

BOULOGNE s/M,, PLYMOUTH, CORUIA,

LISSABON, LAS PALMAS, PERNAMBUCO,

BAHIA, RIO DE JANEIRO, SANTOS, MONTE-

VIDEO en BUENOS AIRES,

ADVERTEERDERS!

Raadpleegt bij het maken ijan Uwe plannen

NIJGH
&
VAN DITMAR’S

Algem.Advertentlebureau

Dit adviseert U bij het ontwerpen van Uwe

reclames voor alle landen der wereld

Gevestigd sedert
1837

ROTTERDAM, WIJNHAVEN 113

BIJKANTOREN;

AMSTERDAM, N.Z. VOORBURGWAL 157
‘B.GRAVENHAGE, BUITENHOF 48

HAARLEM, SPAARNE3

NEDERLANDSCH INDISCHE- HANDELSBANK

AMSTERDAM

BATAVIA

‘s-GRAVENHÂGE’

AMPENAN, BANDOENG, CE-IERIBON,’ HONGKONG, INDRAMAJOE, MAKASSAR,
MEDAN, MENADO, PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG, SINGAPORE,

SOERABYA, ATEGAL, TJILATJAP, WELTEVREDEN.
Kapitaal 145.000.000,

.

Reserven
/
30.000.000,-

Auteur