«14tJi’IuKHi)URBEHOUDEN
‘
•
T.
11
Econo
,
mi*sch–rS.tatistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, ‘4IJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET ‘NEDERLANDSCH ECONOMISCIj INSTITUUT
35E
JAARGANG
WOENSDAG 4 JANUARI 1950
No. 1704
1
COMMISSIE VAN REDACTIE:
(Ik. Glasz; H. W. La’nbers; J. Tinbergen;
F. de Vries; C. can den Berg (secretaris).
Redacteur-Secreta,is: 11: de Wit.
Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.
COMMISSIE VAN’
AD
VIES VOOR BELGIË:
J. E. Me,tens; R. Miry; J. t.vin Tichelen; R. Vande putte;
F. Vers ichelen.
Voor de niet gesigneerde artikelen is de commissie yan
redactie veranueoordelijk.
Cegenens oi’er adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde cnn dit nummer.
INHOUD:
BIz.
De artikelen van deze wek ………………..3
Somnaire, summaries ……………………..3
De
loonsverhoging
……………………….4
De derde loon ronde
door Mr Dr A. A. van Rhijn. .
5
Geen internationale grondstoffenbank. \Vat dbn?
door Prof. Dr E. de Vries ………………..7
Enige aspecten van onze tuinbouw in verband met in-
ternationale afzetmogelijkheden
door TV. J. Sangers
9
Ingezonden
stuk:
ii et Jiedrijfspensioeiifonds Voor (le Metaahtikjverlieid
door H.
Stuirer
met nasclirltt van
Dr G. E. Hnffnagel ……..
11
London Letter
door Henry Hake
…………….
13
Aantekening:
–
iie eeoiioini$clie integratie van Euroim in verbatul met Iie
)IorSliall.lrulp
……………………………..
14
Internationale
notities:
Ons
koîtlerantsoen
…………………………….
15)
Jo1nins terugkeer op de wereldmarkt
Geld-
en
kapitaalmarkt
……………………
16
Statistieken:
Baakstaten
………………………………….
17
tirootltandelsprijzen van granen, vekIbQlIen, boter, kaas en
eieren
In
Nederland
………………………….
1$
DEZER DAGEN
veel goede wénsen en, naar men de indruk krijgt, weinig
goede voornemens. Wat dit
–
betreft, schijnt de generatie,
die de tweede helft van de eeuw ingaat, gelatener dan zij,
die het begin van de eeuw vierden; men blijft bij het
in ogelij ke. –
Blijft het bij wensen? In Nederland wordt met ijver
doorgewerkt aan de verdere spreiding van de loonsverho-
ging met
5
pct. Zoals men weet, is deze in de voorstellei
gebonden aan een d aaruit verwachte productieverhoging.
Blijft er dan nog te wensen? Zelfs als men cle rapporten
over de vooruitgang der Europese productie in 1949 heeft
gelezen en weet, dat deze thans 15 pCt boven liet vooroor-logse peil ligt. Niet alleen het volume der productie beslist
over de economische welvaart.
Wat blijft dan te wensen? lIet herstel van de betalings-
balansen, inzonderheid van dc \Vesteuropese, voor 1952
of zoveel eerder als le Marshall-hulp zou ophouden een
factor van betekenis voor het dekken der tekorten op de
dollarbalans te zijn.
\Vat laat daartoe nog te wensen? liet herstel van de
inter-Europese solvabiliteit, zo dat de goederenstromen
en de valutamogelijkheden niet voortdurend tot elkaar
zouden staan in de verhouding van schip en onklare
schutsluis.
Is dat al wat wenselijk is? Daarnaast zou men een op-
lossing moeten vinden om West-Europa dollars te laten
verdienen. Men wedt, dat djt ook zal moeten geschiedën
door export naar de Ver. Staten, maar niet precies weet
men, wat de Amerikanen lcunnen gebruikén.
Hebben de Amerikanen dan geen wensen? Talloze,
maar niet op het gebied van liet assortiment der goederen-
voorziening. De warenhuisonzetten zijn de laatste twee
maanden zeer hoog geweest, de algemene economische
toestand wordt op korte termijn unaniem gunstig be-
oordeeld.
Zou dat helpen voor het vervullen van Europese wensen?
Misschien niet voor de omvang van dc directe financiële steun. Met het Federale Budget
01)
komst, is veel gespro-
ken over de noodzaak van vermindering van de Marshail-
hulp. Men acht de huidige omvang van liet begrotings-
tekort te riskant.
Wensen de Amerikanen dan geen risico’s? Dat kan men bepaald niet zeggen, zij hebben echtereenvoorkeurvoörde
,,calculated risk”. Zoals nu kan blijken uit hun houding
tegenover liet nieuwe bewind in Chin.
Wensen zij dit te erkennen? Dat is niet bekend. Maar
zij wensen klaarblijkelijk niet te komen in de positie van
Odysseus, toen hij machteloos in cle buurt van Polyphe-
mus moest toeven, die elke dag vier van zijn makkers
met huid en haar verslond. De aandacht richt zich op de
Pacific.
Blijft de wens de. vader der gedachte? Niet overal.
De Engelse, arbeiders zijn althans met de Regering in
överleg getreden over een politiek van loonstabilisering,
de Franse Kamer heeft het kabinet nog niet doen vallen.
Mag men nog meer wensen? Bij de reeds getoonde zelfbeperking, ten hoogste liet’ inzicht, dat Mr. Omer
meegaf aan David Copperfield: ,,men moet liet vet met
liet mager aanvaarden”.
JOCOMOTIEf
XS Pr
.
GENEVER
Nederlandsch Indischè HaNdelsbank, N.V.
Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhage
Alle Bank- en Effectenzaken
1
BEASTJNG(ONSULTATIEBUREAU
A. L. F. LEVERINGTON
Alle belastingzaken
Medewerkers:
E. J. de Boer, Oud-Insp. d. Bel.
D. Sweepe, Oud-Ontv. d. Bel.
Mr. Dr. B. J. F. Steinmetz, Bel. jur.
N. A. Schol, Cand. NotarIs.
Amsterdam:
le Helmerssir. 95 . Tel. 85508
Haarlem:
.Ged. Oude Gr. 11 B – Tel. 12468
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Oravenhage /
AOHINISTRATIEKANTOOR OORDRECHT – BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Pers one eis. Pnsioenverzekerig
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eeis welgedocumenteerd advies aan ons
–
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
t’
met papier geîsoleede kabels
voor zwaksiroom en sterkstroom
koperdraad en koperdraadkabel
ïabelgarnituren, vulmassâ en ‘olie
N-V.
A!!CHE KABELFABRIEK
DELFT
•
‘
•
4 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
SOMMAIRE.
T
De loonsverhoging.
Met het accoord over de derde loonronde is voor de
huidige situatie een aanvaardbare oplossing verkregen.
Men kan echter niet willekeurig verdere loonsverho-
gingen toepassen, indien de arheidsproductiviteit maar
met evenveel stijgt, want de ômvang van de binnenlandse
en buitenlandse vraag, tezamen genomen, zal daardoor
gelijk blijven en dit betekent, dat, gezien de hogere arbeids-
productivi teit, de wei’kgelegenheid met hetzelfde percen-
tage daalt als het loon stijgt. In de mate dus, waarin
men econonisch • nie t gerecht vaardigde loonstijgingen
mogelijk maakt dooi’ even grote stijgingen van de pro-
ductivi teit, verzwakt ,men de werkgelegen heidspositie.
Dit geldt uite’aard slechts voor loonsverhogingen, die
niet overeenstemmen met een verbeterde marktpositie
van onze uitvoer. Economisch ongerechtvaaidigde loon-
stijgingen kunnen dus door een extra-stijging van de
arheidsproclucti vi teit voor de betalingsbalans onschadelijk
worden.gemaakt, doch zij schaden, indien zij te ver gaan,
de werkgelegenheid. In de richting van de differentiatie
in de loonvorming, waarmee nu een begin is, gemaakt, zal nog aanmerkelijk verder moeten worden gegaan.
Mr Dr A. A.
van
Rhijii,
De de,’de loonronde.
Ondanks de maatregelen, welke werden genomen,
vertoonden de kosten van het levensonderhoud na de deva-
luatie een stijging, op grond waai-van thans, in gezamen-
lijk overleg een loonsverhoging van 5 pCt is toegestaan,
welke ongeveer overeenkomt met de prijsstijging. Een
verlagen van het reële loonpeil zou een latente tegenwer-
king tegen een vei’hoging van de productie – over de
noodzaak waarvan de onderhandelende partijen het ge-
heel eens waren – in het leven hebben geroepen. Eigenlijk
is hij dc loonsverhoging geanticipeerd op een opvoering van de productie, waarvan de mogelijkheden door schr.
uitvoerig worden nagegaan. De toegestane verhoging
en de daaruit vooi’tvloeiende prijsstijgingen nemen de gunstige gevolgen van de devaluatie voor onze export
slechts voor een klein gedeelte weg. Overheid, werkgevers
en arbeiders zullen er, naar wordt gehoopt, in overleg,
in slagen de catastrophe van verdere loonrondes af te
wenden.
Prof. Dr E.
de Vries,
Ceen internationale grondstoffenbank.
Wat dan?
De wereld ziet zich voor het probleen gesteld, dat
sommige landen grote onverkoopbare voorraden voedsel
hebben, terwijl zich in andere landen een tekort aan
dezelfde voedingsmiddelen doet gevoelen. Nu op de
conferentie van de Voedel en Landbouworgahisatie te
Washington he’t plan voor een International Commodity
Clearing House is afgewezen, is dit probleem onop-
gelost – gebleven. Afgewacht dient te worden, welke
bijdrage het opgerichte Committee on Commodity Pro-
blems zal oplevern. Dit heeft tot taak aandacht te
schenken aan de problemen van de/wereldliandel in
voedsel- en landbouwproducten, in het bijzonder voor
zover zij uit monetaire moeilijkheden voortvloeien.
W.
J.
Sangers,
Enige aspécten van onze tuinbouw in Qerband
met internationale afzetmogelijkheden. Gezien de vrij kwetsbare positie van de Nederlandse
tuinbouw zal de productie van deze tak zich steeds meer moetèn richten op intensieve voortbrenging. De vooruit-
gang in de transporttechniek, die de kilmatologisch meer
begunstigde producenten, ook op ‘onze afzetmarken
in een betere concurrentiepositi& brengt, moet tot \vaak-
zaamheid leiden. In aansluiting hierop worden enige
aspecten van de verwerking van tuinbouwproducten, de melkexport, mechanisatie in de tuinbouw, nader bezien,
terwijl ook aandacht wordt besteed aan de tuinbouw in het kader van de Benelux en het Marsball-plan.
L’auginentation (les salaires.
l’Approhation d’un troisième rajustement des salaires
fournit une solution acceptable de la situation actuelle.
Toutefois il y a lieu de remarquer que si les effets d’aug-
mentations subséquentes des salaires, peuvent neuti’a-
liser par un accroissement dè la production l’influence
d6favoiab1e qu’ils auraient sur la halance des paiements,
ces augrnentations de salaii’es ne peuvent cependant pas
aller trop loin sans mettre en danger le marclié du travail.
La différenciation dans la formation des salaires doit
être poursuivie notablement.
Mr Dr A. A.
van Rhjui,
La 1,’ois6nte étape dans le rafuste-
inent ties sa’aires.
A cause de la hausse des prix qui s’est produite suite â
la dévaluation aux Pays-Bas, un rajustement’des salaires
s’élevant â 5 p.c. a été accordé; ce percentage cornble â
peu prèsl’écart. Le relèvement des salaires n’annule que
partfellement les avantages de la dévaluation d l’égard de
l’exportation tandis qu’une compensation pourra i’ésider
dans l’accroissement convenu de la production.
Prof. Dr E. dc Vries,
Pas d’instiiutioj internationale pour
les nzatières premières. Alors quoi?
Le projet de l’Internationai Cornmodity Clearing House
ayant été rejeté lors de la Conférence de Washington,
l’auteur fait remarquer que heaucoup de prohlèmes, liés
la distrihution internationale deg produits alimentaires,
resteront sans solution.
‘W.
J. Sangers,
Quelques aspecis de notre horticulture pa
iap port aux débouchés étrangers. Le progrès de la technique des tansports a amélioré
les possibilités de concurrence de quelques producteurs
sur nos marchés extérieurs. L’auteur formule des propo-
sitions pour favoriser l’exportation de produits maraîchers.
SUMMARIES.
The
rise in wages.
An a
i
cceptable, solution of the preent situation bas
,been secui’ed by the third w’age-round. Any further vage-
increases may he rendered harmless to the halance of
payments hy an additional rise in labour-productivity.
.Too great increases, will, however, affect employment.
Further differentiatïon in wages is essential.
Dr A. A. van Rhjn,
The third wage-round.
In view of the fact that the cost of living in the Nether-
lands has gone up after the devaluation, the authorïties
have consented to an incréase in wdges hy 5 per cent.,.
which corresponds roughly to the higher prices. This
increase reduces to only a small extent the advantages
of the devaluation in respect of exports and may he
compensated by a promised rise in production.
Prof. Dr
E. dc Vries,
An International Conimodity Clering
House will not be founded. What to do?
Now that the plan covering an International Commodity
Clearing House has been rejected at the Washington
Conference, many problems in connection ‘w’ith inter-
national sales of foodstuffs have remained unsolved.
W. J.
Sangers,
Some aspects of the Netherlands horticultural
industry in connection with international sales possi-
bilities.
The progress made in the technique of transportation
..has improved the competitive position of a number of
producers in our foreign markets. Proposals tending
to promote Netherlands exports of horticultural products
are being made.
-.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Januari l90
DE LOONSVERHOGING.’
In een aantal bolangrijke bedrijven is reeds op 1 Januari
de loonsverhoging van kracht- geworden, waarover nog
maar kort v6r Kerstmis overeenstemming was verkregen
tussen de Stichting van de Arbeid en de Regering. Het
1
belang van deze overeenstemming zal door iedereen worden
ingezien. Wederom is bet mogelijk gebleken door overleg
het algemeen belang, het werkgevers- en het werknemeis-
standpunt met elkaar
01)
redelijke wijzd te verzoenen.
Dat daarbij een begin kon worden gemaakt met enige
differentiatie, doordat de loonsverhoging in het algemeen
slechts voor volwassenen gold, dat zij voorts niet hij
voorbaat zou kunnen w’orden opgelegd aan bedrijven,
die haar niet zouden kunnen dragen en waar daardoor
werkloosheid zou kunnen ontstaan, stemt eveneens tot
voldoening.
Van groter betekenis nog is, ondanks liet feit, dat het
hier gaat om, een wissel op de toekomst, de erkenning van
cle zijde van de vakbeweging, dat stijging van de arbeids-
productiviteit een noodzakelijke vooiwaarde is en de
bereidheid van die zijde niet kracht mede te wrken
aan een totstandkoming daarvan. Wanneer men de rede-
voeringen naleest, die over dit onderwerp zijn gehouden
door enkele der vooraanstaande leiders, dan kan men
niet anders dan met vreugde constateren, dat het eco-
nomisch inzicht van de vakbeweging zeer aanmerkelijk
is verdiept en dat men zich van zijn verantwoordelijkheid
ten zeerste bewust is. 1-let is ook duidelijk, dat in de
recente schriftelijke discussies van de zijde der vak-
verenigingdeskuncilgen waardevolle eigen bijdragen in de
discussies zijn geleverd. Ons w’eekhlad is daarvan eveneens
getuige geweest. Men moet dan ook de Minister van
Sociale Zaken volkomen gelijk geven, toen hij zich pijnlijk
getroffen voelde door een vergelijking van de zijde van
een der Kamerleden met Frankrijk. FIet indexcijfer van
de kleinhandelsprijzen staat in Frankrijk nog altijd een
eind boven de 1.000 en dat van de lonen dienovereen-
komstig hoog. Daartegenover is de situatie bij ons nog
zeer beheerst.
Toch is liet goed te bedenken, dat met dit accoord over
do derde loonronde economisch iog niet véél is bereikt.
liet is niet altijd een amusante plicht van een blad als het
onze hierop te wijzen. Wij merlten reeds
01),
dat de stijging
van de arbeicisproductiviteit ook nog slechts een wissel
op de toekomst is, al vertrouwen wij op de vakbeweging
hij liet doen honoreren van deze wissel. 1-let komt echter
niet alleen op de betrokken vakbewegingen aan. 1-let
initiatief zal . veelal moeten w’orden genomen door de ondernemingen en de uitvoering worden verricht door
de arbeiders, leden of riet-leden van de genoemde vak-
beweging.
Doch ook afgezien daarvan, moet niet worden vergeten,
dat de devaluatie, w’aarop deze loonsverhoging een ant-
woord is, maar al te nodig was om te geraken t(t ee
9
evenwicht in de betalingsbalans. Al zou Nederland deze
devaluatie hij vrije keuze vermoedelijk beter iets later
hebben kunnen ten uitvoer brengen, dat zij eenmaal
nodig zou zijn, was langzamerhand uit liet beloop van onze
arbeidsproductiviteit en onze loonvoet wel duidelijk ge-
w’orden. Wilde zij op snelle wijze tot het gewenste resultaat
leidei, dan zou daarbij geen compensatie moeten zijn ver
leend. Dit heeft bij de deskundigen bij voorbaat vast-
gestaan. Deze, naar onze mening, juiste opvatting heeft
L
politiek niet kunnen zegevieren. Alen heef t -een theorie tot richtsnoer genomen, dat een zekere looncompensatie
wèl toelaatbaar is wanneer te zelfder tijd de productiviteit
stijgt. Nemen w’ij, om de gedachte. te bepalen,. aan,
‘dat inderdaad de loonstijging met een productivi-
teitsstijging van 5 pCt gepaard zou gaan of dat deze
laatste althans korte tijd- daarna zou kunnen wor-
den bereikt. De genoemde theorie is nu in zoverre juist,
dat in dat geval de kosten per eenheid product niet zouden
behoeven te stijgen en ‘dus evenmin de prijzen van de
producten.’ Onze uitvoerpositie zou dan door de loon’-stijging even min worden geschaad, terwijl’ een nadere
analyse aannemelijk maakt, dat ook de binnenlandse vraag
zodoende door de loonstijging niet zou worden beïnvloed
1
).
Voer de huidige situatie betekent dit inderdaad, dat
een aanvaardbare oplossing zou zijn verkregen. Doch
men kan hiermede niet lang doorgaan. Men kan niet
willekeurig verdere loonsveThogingen toepassen, indien
maar de arbeidsproductiviteit met evenveel stijgt. Want,
zoals’wij zojuist opmerkten, dé omvang van de binnen-
landse en de buitenlandse vraag, tezamen genomen,
zal daardoor gelijk blijven en di
–
t betekent, dat, gezien de
hogere arbeidsproductivi
–
teit, de werkgelegenheid met
hetzelfde percentage daalt als het loon stijgt. In de mate
dus, waarin men economisch.niet gerechtvaardigde loon-
stijgingen mogelijk maakt door even grote stijgingen van
de productiviteit, verzwakt men de werkgelegenheids-
positie. –
Geldt dit voor elke loonsverhoging? Uiteraard niet. 1-let
geldt slechts voor loonsverhogingen, die niet overeen-
stemmen met een verbeterde marktpositie van onze uit-
voer. 1-let’ ligt in de lijn der ontwikkeling, dat deze zich
ahlengs verder zal uitzetten, met name bij de stijging
van he
–
t nationale inkomen onzer afnemers. Doch dit is
een geleidelijk proces en zal niet anders dan tot een ge-
leidelijke loonstijging voeren, nadat we eenmaal onze
hetalingsbalanspositie hebben gesaneerd.
Onze conclusie is dus: economisch ongereéhtvaardigde
loonstijgingen kunnen döor een extra stijging van de
arheiclsproductiviteit voor de betalingsbalans onschadelijk
worden gemaakt, doch zij schaden, indien zij te ver gaan,
d6 werkgelegenheid. Zoals gezegd, op het ogenblik is dit
betoog nog academisch. Op dit ogenblik moeten wij alleen
maar hopen
–
, dat de toegezegde productiviteitsstïjging er
komt. Dat is onze eerste opgave. 1-let is echter de taak
van de economist vooruit te zien. Is ons betoog juist,
dan volgt daaruit, dat de bij liet accoord over de lonen
‘gehuldigde theorie op iets langere termijn een gevaar
– voor dc werkgelegenheid inhoudt. 1-let is goed, dat wij dit
nu reeds zien, opdat de discussies kunnen voortgaan en
opdat de juiste maatregelen kunnen wordeii genomen
tegen dat het zover is.
“Wij merkten ook reeds op, dat met de dooi’ de econo-
mis
–
ten zo gewenste differentiatie der lonen nog slechts
een begin is gemaakt. Men weet liet, liet belang van de
scholing vergt een grotere differentia
–
tie tussen de lonen
der geschoolden en ongeschoolden. Daarnaast is evenzeer
een andere differentiatie nodig: de lonen van de bediijfs-
takken, die tot grotere expansie zijn voorbestemd, zullen
zich gunstiger, die van de bedrijfstakken zonder expansie-
mogelijkheden ongunstiger moeten ontwikkelen dan liet
gemiddelde. Men denke niet, dat deze laatste tendenties in
strijd zijn met de leer van het ,,harmonisch loongebouw”. Deze leer zegt, dat functies, die voor de betrokkenen een
even grote arbeidsmoeite meebrengen, gelijkelijk moeten
worden beloond. Schijnbaar is dit uitgangspunt onafhan-
kelijk van de vraag, of de betrokken- functies in een
expansieve dan wel niel-expansieve bedrijfs
–
tak moeten
worden uitgeoefend. Ziet men nader toe, dan is het ech
–
ter
duidelijk, dat
voor
de functies in een expansieve bedrijfs-
tak meei’ gegadigden, moeten *orden aangetrokken en dezen zullen moeten worden gerecruteerd uit degenen,
– die gemiddeld genomen minder natuurlijke aanleg hebben
voor
die functies, dan zij, die reeds in deze richting werk-
‘)
Deze binnenlandse vraag nI. .hangt af van de inkomens en liet
prijsniveau, waarvan het laatste niet verandert in liet door on
5
gestelde, geval van een loonsverhoging niet productiviteitsverhoging. 1-let nationale
ii’ikomen
is het product van
prijsniveau
en
omvang
der productie.
1-let arbeidsinkûmen is hel, product van
loonkosten
per eenheid product
en
omvmmmg der productie.
De binnenlandse vraag
hangt dus af, behalve vim
,
L
niet veranderende prijsniveau en loon-
kostenniveau, van cle omvang der productie, die zelf weer de som is
van binnenlandse cii buitenlandse afzet. Dat wil zeggen, dat dc liinncniaiiclse vraag afhangt van prijs- en ]oonkostenniveau en
buitenlandse afzet, clie echter geen van dricln veranderen. Zij ver-
andert dus zelf ook niet.
15
4 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
zaam waren. Men zal dus nieuwe gegadigden moeten vinden
voor wie de arbeidsmoeite in die functie relatief groter is.
lIet begrip arbeidsnioeite, met andere woorden, is gen
vaststaande grootheid. liet heeft eveneens een subjectieve
zijde. l)e leer Van het harmonisch loongebouw moet dan
ook luiden, dat de beloningen aldus zijn, dat niet voor
de gemiddelde maar voör de grensarbeid in twee
functie de arbeidsmoeite, indien dezelfde, ool ge-
lijk moet worden beloond. . Men vergeve ons deze
theoretische ui tweiding. 1-Jet belang van de kwestie
‘rechtvaardigt haar. 1
–
let is in elk geval te hopen,
dat dc differentiatie in de loonvorming, nu daarmee
eenmaal een bescheiden, doch duidelijk be
g
in isgemaakt,
ook verder ter hand zal worden genomen. Wij doen niet
tekort aan het zeer belangrijke werk, dat met name door
het College van Rijkshemiddelaars reeds geschiedt, indien
wij constateren, dât in dze richting nog aanmerkelijk
verder moet worden gegaan.
– Zo zijn er dus voor de economist nog zeer belangrijke
wensen onvervuld gebleven, liet was onze taak daarop
te wijzen. Wij aarzelen niet er aan ‘toe te vogen, dat de
kort geleden beëindigde besprekingen ht vertrouwen
hebben versterkt, dat men te rechter tijd deze problemen
dpenlijk onder ogen durft te zien.
DE DERDE LOONRONDE.
Vôdr
‘de devaluatie.
Zo is de derde loonronde, waarver in het laatste jaar
al heel wat is gesproken en geschreven dan toch een
feit geworden.
In de aanvang van dit jaar leefde nog de verwachting,
dat het mogelijk zou zijn een nieuwe loonsverhoging te
vermijden.
WTel
was de, Regering van plan all9rlei maat-
regelen te nemen, maar deze zouden de kosten van het
levensonderhoud niet aanmerkelijk behoeven te be-
invloeden.
01)
het programma stonden een huurverhoging
van 15 pCt, een verhoging der personele belasting, een verhoging der omzetbelasting en een vermindering der
subsidial. De gevolgen, welke deze maatrëgelen voor de
kosten van het levensonderhoud van de arbeiders zouden
hebben, waren nauwkeui’ig nagegaan. Daarbij bleek, datl
voor een standaardgezin van man, vrouw en twee Icinderen
in de hoogste gemeenteklase moest worden gerekend op
een verhoging der kosten van het levensonderhoud van
11,39 en in de laagste gemeenteklasse van 1 0,85. Het
verschil tussen deze bedragen moet uiteraard vooral
worden gezocht in het verschil in huur tussen stad en platteland. Tegenover deze budgetverhoging zou een
belangrijke hudgetverlaging van 1 1,06 kunnen worden’
geplaatst, indien de nieuwe plannen van de Minister van
Financiën tot verlaging van de loonbelasting wet zouden worden. Op deze wijze. zou derhalve een redelijke corn-
pensa tic voor de huurverhoging kunnen worden gegeven.
Bij de besprekingen, welke tussen de Interdepartemen-‘
tale Commissie voor de Loon- en Prijspolitiek (L.P.C.)
en de Stichting van de Arbeid onder mijn voorzitterschap
werden gevoerd, vestigde riien van arbeiderszijde al
spoedig de aandacht op de loop van de kosten van het
levensonderhoud, welke van het begin van dit jaar af
het reële loon deed dalen. Gemiddeld kan deze daling
voor de maanden ‘Januari October 1949 op 1’. â 2?- pCt
worden gesteld (al naar gelang van de indexeijfers, welke
iorden gebruikt). Gelukkig trad na Juni eeh kenter,ing
in. ])e daling van de kosten.yan liet levensonderhoud vol-
trok zicli”zoclanig, dat omstreeks half September het reële
loonpeil van de aanvang van dit jaar weder werd bereikt.
Na de devaluatie.
Door de devaluatie, die in Septemer 11. over ons kwam,
trad een geheel nieuwe toestand in. 1
–
let scheen gewenst
om de doorwerking en de gevolgen daarvan eerst rustig
af te twachten. Hiervoor was’ te mer aanleiding, omdat
het zich liet aanzien, dat de parlementaire behandeling
van de wetsontwerpen tot huurverhoging en verlaging
der loonbelasting toch niet tijdig vôôr 1 Jnuari 1950
zou kunnen worden beëindigd. De aanvankelijke gedachte
om deze maatregelen
01)
clie datum in të voeren, moest
dus worden ‘opgegeven.
Intussen was de politiek der Regering er op gericht
om de tendentie tot prijsstijging, welke tengevolge der
– devaluatie onvermijdelijk zou optreden, zoveel mogelijk
te beperken. Van het voorstel tot invoering, van een ver-
hQging der personele belasting op 1 Januari werd afge-
zien. De plannen tot verhoging der omzetbelasting werden
in die zin gewijzigd, dat ‘de kosten van het levensonder-
houd der grote massa er nauwelijks door zouden worden
beïnvloed. Voorts werdn de subsidies, die aanvankelijk
verder h.adden kunnen w’orden verlaagd, tot ongever
170 mlii, na de devaluatie aanmerkelijk verhoogd en ivel
tot een bedrag van ongeveer 1300 mln. In het bijzonder
de prijzen van brood, vlees en margarine, die anders
door de hogere invoerprijzen der grondstoffen aanmer-
kelijk zouden zijn gestegen, werden op deze wijze
01)
een
laag ?iiveau gehouden.
Een en ander kon niet voorkomen, dat de kleinhandels-
prijzen, o.a. van thee, koffie, ptroleum, tabak en’ textiel,
grotendeels als ge’volg van de devaluatie, naar boven
gingen. Sterker stegen de.’kosten van het levensonder-
houd nog doordat artikelen als kaas, eieren, aardappelen,
groente en fruit in grote hoeveelheden w’eiden uitgevoerd,
waardoor het aanbod op de binnenlandse markt werd beperkt en de prijzen naar boven gingen. Op zichzelf
‘is deze uitvoer in verband ret’onze deviezenipositie uiter-
aard, van grote betekenis. Het stemt dan ook tot vol-
doening, dat het dekkingspercentage van onze uitvo’er
in de laatste maanden zo g
–
urtstig is. Maâr w’ij zullen
to’h niet uit het oog moeten verliezen, dat een te beperkte
voorziening van de binnenlandse markt met noodzake-lijke levensmiddelen, aan arbeiderszijde reacties geeft. Intussen is de grote uitvoer van verschillende van deze
producten vermoedélijk van tijdelijke aard, zodat een
prijsstijging hier wellicht weder door een prij sverl aging
zal worden gevolgd. Een anliere factor, die nog tot de stijging van de kosten
van liet levensonderhoud bijdroeg, was het afschaffen
van de subsidie op, varkensvlees, waarmede een bédrag
van ruim 150 mln was gemoeid.
In de besprekingen, tussen de ‘L.P.C. en de Stichting
van de Arheid’werd op’grond van berekeningen uitgegaan
van het standpunt, dat de prijsstijging niet ver beneden
de 5 pCt bleef.
De economische toestand.
Verbruik en investering mogen tezamen niet hoger
zijn dan de nationale productie. Gelijk bekend, is zulks,
op dit ogenblik blijkens de moeilijke positie van onze
betalingsbalans wel het geval. Uet gat wordt tijdelijk
gestopt door de Marshall-hulp. Wij hebben er evenwel
mede te rekenen, dat deze hulp vermindert en over enige
jaren zal w’egvallen. –
Verbruiksbeperkirtg
‘is daarom gewenst. Enig resultaat
iS
op dit gebied wel bereikt. Wanneer wij de consumptie-
index van het C.B.S. raadplegen, dan blijkt, dat de con-
sumptie over de maanden Januari-Octoher 1949 van
0-6 pCt lager was dan over de overeenkomstige maanden
ovei’ het jaar 1948. In aanmerking nemende, dat onze
bevolking zich in die periode verder heeft uitgebreid, is
dit cijfer wel van belang. Maar overigens leert de ervaring,
dat consumptieleperking meer wordt gepredikt dan toe-
gepast. Iedere groep der bevolking, zowel de ondernemer,
de ai’beider, als de landbouwer wil gaarne zelf buiten
schot blijven en vindt, dat een ander maar liet, goede’
rfl
‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
4 Januari 1950
voorbeeld moet geven. Op dit punt valt in ons land helaas
niet veel van een gezamenlijk dragen der nationale lasten
te bespeuren. Eerst wanneer de gehele bevolkink zich
bereid verklaart aan een verbruiksbeperking mede te.
werken en zulks ook. doet, zijn naar mijn menihg op dit
punt belangrijke resultaten te verwachten.
Beperking der inoestering kan er eveneens toe bijdragen
om het gebrek aan evenwicht tussen de nationale productie
enerzijds en verbruik en investering anderzijds te her-
stellen. Maar hier rijzen eveneens reeds veel besproken
grote mo&ilijkheden. Wij zullen ons in de internationale
concurrentie niet staande kunnen hoüden, wanneer wij
niet zorgdragen, voor het op peil houden van ons export-
•
apparaat en daarvoor zijn nieuwe investeringen nodig.
Dit is ook het geval, wanneer wij zelf allerlei producten
willen gaan voortbrengen, die ‘tot nu toe werden inge-
voerd. De sterk toenemende bevolking vraagt industriali-
satie. Zonder ruime investeringen worden wij hier voor
een blijvende structurele massa-werkloosheid gesteld.
Deze en andere fabtoren staan aan een beperking der
investeringen in de weg.
Wanneer van verbruiksbeperking vooralsnog geen
grote resultaten zijn te verwachten en beperking der
investeringen ongewenst is, dan blijft als derde mogelijk-
heid alleen over een krachtige
opooering der productie.
Op dit gebied zijn ongetwijfeld nog grote mogelijkheden
aanwezig. De arbeidspi’oductiviteit in ons land laat nog
steeds te wensen over. Het verslag vhn de Amsterdamse
Bank over het tweede kwartaal 1949 vermeldde cijfers,
waaruit blijkt, dat alle daar genoemde Westeuropese
landen een hogei’e ‘ arbeidsproductiviteit hebben dan
Nederland, behalve West-Duitsland. Ook nadien is geen afdoende verbetering ingetreden. De industriële arheids-
productiviteit bleef met een percentage van 86 over het
derde kwartaal 1949 nog steeds belangrijk beneden het
vooroorlogse peil. Flet bouw
–
bedrijf komt nog minder
gunstig voor de’ dag.
,. –
In de besprekingen tussen de L.P.C. en de Stichting
van de Arbeid bleek volkomeh overeenstemming te ,be-
staan, dat met alle kracht naar een opvoering der l)rO-
ductie moet worden gestreefd.
Productieoerkoging.
•
In deze gedachtengang zou een loonsverhoging eigenlijk
pas ter sprake moeten komen, wanneer de’ roductic-
verhoging zou zijn bereikt. In werkelijkheid is reeds thans
een loonsverhoging van ten hoogste 5 pCt mogelijk ge-
worden. Is dit wel juist? Als antwoord op deze vraag ‘zou
ik het volgende willen opmerken.”Het is voor het opvoeren
der productie noo’dzakelijk, dat de medewerking der
arbeiders wordt verkregen. Een verlagen van het reële
loonpeil zou een latente tegenwerking in het leven hebben
geroepen en telkens openlijke conflicten hebben uitgelokt.
Dit moest worden vermeden. Bovendien bleek aan arbei-
derszijde een ruime bereidheid aanwezig om aan maat-
regelen tot verhoging der productie méde te werken,
indien het reële loonpeil niet werd verlaagd. Deze maat-
regelen worden op dit ogenblik nog nader uitgewerkt.
Zij hebben betrekking zowel op de regeling van de arbeids-
tijd als op het systeem van beloning.
‘Wat betreft de
arbeidstijd
zal het ruimer toèpassen van
plogendiensten worden bevorderd. Een van de voordelen
daarvan is, dat het bedrag aan
investeringen
daardoor
kan worden beperkt. In bepaalde -bedrijfstakken zal een
ploegendienst op dit ogenblik ‘v,ellicht moeilijk doorvoer-
baar zijn door het gebrek aan geschoolde arbeidskrachten.
In dat geval zdl aan ruimere schOling aandacht moeten
worden gegeven. Op het terrein van de arbeidstijd ligt
ook de regeling van het overwerk. Waar op dit ogenblik
korter dan 48 uur wordt gewerkt,.kan wordén nagegaan,
of de omstandigheden gee1 veHenging v&n de arbeidstijd
wenselijk maken. In andere gevallen wordt het oveFwerk
thans mogelijk te veel beperkt doordat’ voor elk uur een
overwerkpercentage moet worden betaald. Nagegaan kan
worden, of het gew’enst is, dat dit overwerkpercentage
tijdelijk wegvalt, zodat voor de uren, waarmede de 48-
urige arbeidsweek wordt overschreden, het normale uur-
loon wordt betaald.
Tot nu toe heeft men van werkgeverszijde voor het
verruimen van de regeling vân de arbeidstijd nog niet
altijd.voldoende ‘belangstelling getoond. lIet is t4 hopen,
datin de daarvoor in aanmerking komende bedrijfstakken
de werkgevers en arbeiders de handen ineen zullen slaan
om de geopende mogelijkheden te benutten. Overigens
moet worden erkend, dat een verruiming van de regeling
van de arbeidstijd geen uitkomst kan bieden daar waar
afzetmoeilijkheden de productie beperken. Hier blijkt opnieuw van hoeveel belang het is, dat aan de uitvoer
alle aandacht wordt gegeven.
– Naast de regeling van de arbeidstijd moet als tweede
middel tot productieveihoging worden genoemd het
steiker toepassen van het
belonen naar prestatie;
Op dit
terrein is door het ‘College van Rijksbemiddelaars, de
Directeur-Generaal van de Arbeid en de Stichting van
de Arbeid in tal van, bedrijfstakken reeds belangrijk
werk verricht. Maar het verkregen resultaat is nog voor
uitbi’eiding vatbaar. De klacht wordt dikwijls gehoord,
dat vooral de jongeren zo weinig doordrongen zijn van de
noodzakelijkheid zich te laten scholen. In de toegestane
loonsverhoging is daarom getracht de drang tot scholing juist bij hen aan te moedigen. Terwijl de loonsvèrhoging
in het algemeen slechts voor de werknemers van 23 jaar
en ouder is toegestaan, heeft mcd voor de jongeren van
18.23 jaar een geleidelijk opklimmende verhoging van
het loon mogelijk gemakt, maar alleen indien en voor
zover,zulkg in het belang der scholing noodzakelijk is.
Of al deze maatregelen de noodzakelijke productie-
verhoging zullen brengen, waardoor de toegepaste loons-
verhoging zal worden gerechtvaardigd, kan thans nog niet met zekerheid worden gezegd. Er is dus eigenlijk bij deze
loonsverhoging op een toekomstige productieverhoging
geanticipeerd. Een dergelijke anticipatie is’ uiteraard een
wat riskante zaak. Wij mogen hopen en vertrouwen, dat
onze werkgevers en arbeider het uiterte zullen doen
om deze verwachting te realiseren. In ieder geval gaat
het te ver om de indruk te wekken, alsof de Regering
bezig is de gunstige gevolgen, die de devaluatie voor het
bedrijfsleven heeft medegebracht, door een loonsverho-
ging weder ongedaan te maken. De devaluatie heeft onze
uitvoerpositie aanmerkelijk verbeterd en de toegestane loonsverhoging van 5 pCt en de daaruit voortvloeiende prijsstijgingen nemen dit voordeel maar voor een klein
gedeelte weg.
De naaste toekomst.
Naast de onzekerheid, of de productieverhoging nodig
door het toestaan dei’ loonsverhoging, zal worden bereikt,
staan nog andere onbekende factoren, die in de naaste
toekomst de aandacht zullen vragen.
Daar is in de eerste plaats de verdere gang van zaken
ten opzichte van de subsidiepolitiek. Zowel de bespre-
kingen in Benelux-verband als de positie van de Schatkist
nopen er toe zo spoedig mogelijk tot verlaging van het
subsidiebedrag over te gaan. In de besprekingen tussen
de L.P.C. en de Stïchting van de Arbeid bestond daar-
omtrent geen verschil van mening. De moeilijkheid wordt
straks het moment daarvoor zodanig te kiezen, dat geen repercussies van betekenis op het totale arbeidersbudget
zijn te verwachten. Zopden de prijzen van bijv. granen
encopra op de wereldmarkt dalen, dan zou voor brood
en margarine automatisch een vermindering der ‘subsidies
volgen, zonder dat dit in de prijs van het product voor de
verbruiker enige verandering zou brengen. Oj ‘deze wijze
is in de laatste jaren reeds een belangrijk bedrag aan
subsidies verdwenen. Er is reden voor de veronderstelling,
dat zulks in de toekomst wellicht opnieuw’ mogelijk zal
4 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7
blijken, wanneer de prijsdalendd tendentie, die door de
devaluatie werd onderbroken, zich weer zal doen gelden.
Mocht een en ander zich niet verweenlijken, dan zou
ook bij een prijsverlaging op andere artikelen van het
budget of gedurendeeen periode, waarin de kosten van
liet levensonderhoud kennelijk stabiel blijven, liet ogenblik
kunnen zijn aangebrolen om verdere subsidieverlaging
door te voeren. De sterke vermindering van de kolen-
subsidie op industriekolen en huisbrand heeft het subsidie-
bediag thans opnieuw met f 60 mln verlaagd, maar hier-
van zal dit jaar f 10 mln nodig zijn om voor het lopende
stookseizoèn tot 1 Mei-, a.s. een compensatie te geven
voor de gestegen kosten van huisbrand. Een voorzichtige subsidiepolitiek is in de naaste toe-
komst nodig om verdere loorirondes te vermijden. Op dit,
punt is de toekomst niet zonder zorg. Reeds thans, nu de
gevolgen der devaluatie nog niet geheel in liet prijspeil
zijn verwerkt, wordt een loonsverhoging toegestaan. Deze
‘loonsverhoging heef t in zich ook weder een prijsverhogende
tendentie. Er zijn dus nog prijsstijgende factoren aan
het werk. Hieruit kunnen weder looneisen voortvloeien. 1-let is te hopen, dat Overheid, werkgevers en arbeiders
er in gezamenlijk
.
ovérleg in zullén slagen om de cata-
strophe van verdere nieuwe loonrondes af te wenden.
In de besprekingen tussen L.P.C. en Stichting van de
Arbeid is wel gebleken, dat men aan arbeiderszijde dui-
,delijk beseft,, dat een steeds verdere opvoering van het
loon- en prijspeil het aantal werklozen steeds meer zou
ver’groten. De këuze wordt dan niet meer: een wat lager
of een wat hoger reëel loon, maar: werkgelegenheid of
massa-werkloosheid. Een bijzondere gezamenlijke inspan-
ning van werkgevers en arbeiders tot verhoging der pro-
ductie kan er toe bijdragen ons voor dit rampzalige di-
lemma te bewaren.
‘s-Gravenhage, 24 December 1945.
Mr Dr A. A. VAN R1-IJN.
GEEN INTERNATIONALE GRONDSTOFFEN-
BANK, WAT DAN?
–
Zoals men uit de dagbladen heeft kunnen vernemen, verwierp de conferentie van de Voedsel en Landbouw-
organisatie (21 November-7 Decmber jl. te Washington’
gehouden) het plan voor een International Commodity
–
Clearing Ilouse. :t-Ioewel op dit punt de conferentie tot een
negatief resultaat kam, en er dus van een, werkelijk
mondiale voedselpolitiek’ nog steeds geen sprake is,
wettigen het voorstel en de redenen vôor de verwerping
ten volle een bespreking. . –
1-let vraagstuk zelve is er ondanks de conferentie nog
in volle omvang.’ Reeds eind 1947wees de Raad van de
F.A.O. op de anomalie, dat zich in dollarlanden onvrkoop-
bare voorraden voedsel, vormden, terwijl zich in andere delen van de wereld nog gebrek aan dezelfde voedings-
middelen voordeed. En dit betrof niet het feit, dat honder-
den millioenen, vooral in Azië, de koopkracht niet hadden
en nooit gehad hebben, om voedsel te importeren. Dreigen-
der was het feit, dat Europa, ondanks de Marshall-hulp en de dollarlening aan Engeland, ondanks ook de grote
voedselexporten naar bezet Duitsland en Japan, de
uitvoeroverschotten van Noord-Amerika niet kon kopen.
Men zegt wel, dat dit komt door de monetaire moeilijk-
lieden: in dp ,,soft currency”-landen kan men het dollar-
product van Canada, de Verenigde Staten of Cuba niet
kopen. Omgekeerd kan men ook zeggen, dat de convertibi-
liteit onmogelijk is, omdat ondanks hoge prijzen de vraag
naâr voedsel uit Europa z6 groot zou zijn, dat het hetalings-
,’erkeer tussen dit werelddeel en Noord-Amerika onder
geen enkele voorwaarde in evenwicht zou kunnen komen.
Daarnaast is -er uit de Verenigde, Staten een geweldige drang tot export. Sedert 1940 is de agrarische productie er met ongeveer 40 pCt toegenomen, dank zij mechani-
satie (de 18 millioen paarden, die door tractoren vervangen
zijn, maakten 15 millioen ton graan vrij), kunstmestver-
– bruik (dit verbruik verviervoudigde), betere landbouw-
methoden (in de katoengebieden werden enorm veel soja-
bonen aangeplant, de moderne maïshybriden brengen 30
â 50 pCt meer opbrengst, de bodemconservering bestrijkt
twintig millioen hectare grond) en enige jaren met gunstiga
weersomstandigheden. Gedurende de oorlog ging het voed-
sel naar de troepen en cle geallieerden, daarna vroeg de
U:N.R.R.A. grote hoeveelheden, doch thans vragen de
E.C.A. en de bezettingautorïteitrn minder dan het
sur-
plus bedraagt.
De Cubaanse suikerindustrie biedt een analoog beeld:
de productie werd van drie tot zeven millioen ton uit-
gèbreid en men kan nu slechts met veel moeite en pijn op
een lager productieôijfer terug. De arbeiders leerden hoge
sociale eisen stellen, een minimum dagloon van $ 5 werd
toegekend, zodat lage siikerprijzen en een lage productie
revolutie,zou betekenen. liet communishie en anarchisme
broeit in de gelederen vad het Cubaanse proletariaat,
verwend met dollars, maar in wezen laag ontwikkeld.
De Amerikaanse Regering is op ândere wijze dan de
Cubaanse aan hoge prijzen gebonden. 1-let pariteitstelsel
beschermt’de boer tegen een prijsval buiten evenredigheid
aan de prijzen van industrieproducten. Maar de v66rtijdige
opheffing van de prijscontrôle op 1 Juli 1946 bracht een
stijging van de voedselprijzen tot 30 a 40 pCt boven de
pariteit mede,’ verminderde de reële’ betekenis van de
dollarlening aan Engeland en.het Marshall-plan, en ver-
traagde op gevaarlijke wijze de aanpassing van een
schaarste-economie naar
,
– een periode van relatief hoge’
vredesproductie. Die pariteit is ovrigens op zichzelf een
weinig hanteerbare formule, die aanpassing van de land-bouw aan veranderde omstandigheden eerder belemmert’
dan’bevordert. De wetgeving brengt mee, dat de boer zijn
product tegen bepaalde minimumprijzen kan helenen hij
de Regering. Momenteel heeft de Amerikaanse Regering
daar bijna 2,5 milliard dollar in belegd!
Nu wil het geval, dat Truman is herkozen door en’on-
gedachte stemmenomsiag in enige landbouwstaten, uit
depit over de weifelende houding van.het Congres in 1948
om deze steunmaatregelen door de bouw van nieuwè
graansilo’s •te versterken. Deze hoeren hebben daardoor
een onevenredig grote invloed gekregen, want de huidige
Regering (en dit geldt ook de candidaten in toekomstige verkiezingen!) kan geen weifelende houding aannemen.
Zelfs een plan van cle democratische landbouwsecretaris
– Brannarr om ‘voor de aan bederf onderhevige goederen
(fruit, groente, aardappelen, zuivelproducten en vlees) liet prijsniveau sterk omlaag të brengen en daardoor de
consumptie te verhogen, is mislukt- uit angst de hoeren
voor het,hoofd te stoten.
Zo hebben de Verenigde Staten dus een zeer hoge voed-
sëlproduQtie met hoge prijzen, die vooral na de devaluatie
van het pond sterling onbetaalbaar zijn voor Europese
landen, – grote voorraden (bijv. 30.000 ton eipoeder),
enorme uitgaven om een product als aardappelen te ver-
nietige?t en in de naaste toekomst weinig hoop op een
drastische w’ijziging van de landbouwpolitïek. De neiging
is dus groot om de overschotten tegen speciaal lage prijzen
van de hand te doen en daardoor tenminste de dank van
het buitenland’ te oogsten voor de welwillendheid waar-
mee de Verenigde Staten hun overschotten aan de honge-
rige mensheid beschikbaar stellen.
Reeds thans’Iheeft de C(ommodity) C(redit) C(orporation)
de bevoegdheid om voor producten, die in surplus zijn
verklaard, bij export een sterkè prijsreductie toe te staan.
Voor gedroogde vruchten en naar ik, meen ook voor ei-
poeder is dat een verlaging met 50 pCt. Maar aangezien
men krenteri elders in Amerika als varkensvoer gebruikt,
beschouwt men dit, ondanks die prijsverlaging, terecht
als een voordelige transactie. De Nederlandse exporteurs
vinden hier met hun 10 pCt. vrije dollars een aantrekkelijk
veld van actie.
1′
ECONOMISCH-STATISTISCHE B’ERICHTEN
4 Jjjarj 1950
Een der werkzaamheden van het voorgestelde I(nter-
national) C(ommodity) C(learing) H(ouse) zou nu zijn het
bevorderen van transacties met coitant betaling in harde
valuta tegen sterk verminderde prijzen. .ilet is begrijpe-
lijk, dat de Amerikaanse Regering deze transacties voor-
lopig in eigen hand w’il houden. De Engelse delegatie zag
eindelijk lage -wereldprijzen in zicht en toonde zich daarom
al heel weinig bereid om het ,,gevaar” van een algemene
prijsdaling af te wenden. –
Een tweede functie van het I.C.C.!-i. zou zijn geweest
het financieren van verkopen van producten tegen wereld-
marktprijs in zachte valuta. De clausule van herberekening
der koopsommen in geval van devaluatie maakt dit tot
een speciale vorm van dollarcrediet. Hetspeciale karakter
komt tot uiting in het storten van dé koopsom in zachte
valuta (gunstig uit een oogpunt van infiatiegevaar) en
conversie c.q. afbetaling op, het moment van herstel van
convertibiliteit. Deze laatste bepaling maakte het voorstel
weinig aantrekkelijk voor deEuropese en Aziatische lan-den. Theoretisch zou het ook herstel van de convertibili-
teit belemmeren of uitstellen.
Tijdens de conferentie maakte de gedelegeerde van
Israël de lucide opmerking, dat men de tertighetaling c.q.
conversie ook zou kunnen verdelen over een serie ‘van
jaren als in geval van een lening op lange termijn. In de
couloii’s vertrouwde een Amerikanse gedelegeerde mij
toe: ,,I believe, hé has a real l)oint here”. lIet zou dan
een vermoedelijk nieuw type internationale lening worden,
met storting van de tegenwaai’de in zachte valuta bij de
uitgifte en geleidelijke terugbetaling van die tegenwaarde
bij de aflossing. –
Zo had men de werkwijze vén het I.C.C.l-I. hij goede
wil mi. wel kunnen aanpassen, zodat het een uitvoerbaar
plan was geworden. Maar het ontbrak aan de vhste wil,
aan hetbesef, dat dit wereldvraagstuk dringend vaagt.
om
een
internationale
oplossing.
De Anerikaanse Regering was uiterst beducht voor het
vraen aan het congres om 500 millioen dollar als bedrijfs-
kapitaal voor het I.C.C.i-I., ookal zou dit het voordeel
hebben van een afremmen of misschien zelfs verminderen
ian de C.CC..credieten aan de Amerikaanse boeren. De
departementen van Landbouw,
•
Buitenlandse Zaken,
handel en Financiën hadden ieder uiteenlopende gedach-
ten over de te volgen werkwijze. De publieke opinie bleek
hierin de Regering verre voor te zijn. 1-let regende adressen
en artikelen om de Regering tot actie te brengen. Politiek
gaat de voorkeur blijkbaar naar een stelsel van bilaterale
afspraken, waarbij de financiële gevolgen overzichtelijk
zijn en de politieke winst dadelijk zichtbaar. Zo sprak”
men over een verkoop tegen zeer lage prijs van een millioen
ton tarwe aan India. En nien fluisterde mij toe: ,,Indonesië
zou ook voor hulp in aanmerking komen”.
De kleine landen met exporthelangen, met name Canada
en Cuba, waren zeer teleui’gesteld over deze gangvanzaken,
maar konden tegen de invloed der
,
economische reuzen
weinig in het veld brengen.
In plaats
iran
het I.C.C.I-I. besloot de conferentie tot
het oprichten van een C(ommittee) on C(ommodity)
P(roblems). Deze commissie is verantwoordelijk aan de
Raad van de F.A.O. en heeft tot taak haar aandacht te
geven aan de problemen in de wereidhandel in voedsel-
en landhouwproducten- (vezels, rubber, bos- en visserij-
producten horen hier per definitie onder), in het bijzonder
voor zover die voortvloeien uit monetaire moeilijkheden.
Met betrekking tot deze producten zal haar taak zijn:
het beschouwen van vertogen van regeringen, die
moeilijkheden in de aankoop van producten ondervinden
en- het doorgeven van die beschbiiwingeri aan de regeringen
van landen ‘met overschotten;
–
omgekeerd, verklai’ingen’ van- regeringen, die met
overschotten kampen en voorstellen voor afzet tegen bij-
zondere voorwaarden, beschouwen en daarover raad
geven, niet in achtneming van de belangen van andere
importerende en exporterende landen; –
de wereldtoestand op landbouwgrondstoffengehied’
te overzien, en met name liet voorkomen van surplussen
en tekorten en waar wenselijk, besprekingen tussen rege-ringen te beginnen.
De commissie zou uit 14 landen-vertegenwoordigers
bestaan, liet was de taak van de Raad van de F.A.O.
deze landen te benoemen en dit is uitgelopen op dé aan-
wijzing van 9 leden uit de Raad (uit 18 leden) en 5 niet-
leden van de Raad. De samenstelling is voor he
–
t eerste jaar als volgt: Canada, Verenigde Staten, ‘Brailië, Enge-
land, Frankrijk, ‘Egypte, India, Pakistan en Australië
(leden van de Raad), alsmede Cubâ, TJruguav,
Nederland,
Polen en Indonesië
(niet-leden van de Raad).
liet stemt – fot grote voldoening, dat Nederland en
Indonesië heiden gekozen zijn als lid van deze commissie.
Evenals dé vroegere nood-voedselraad (I.E.F.C.) kon
doen, kan de commissie speciale subcomités voor bepaalde
producten instellen eii vdn zulke suhcomités kunnen des-
gewenst alle zich interesserende landen lid worden.
Behalve een aantal administratieve bepalif’igen is nog
van belang, dat aan de Interim commissie vor de In-ternationale 1
–
landelsorganisatie- wordt verzocht een
waarnemei’ te benoemen. Wanneer de I.T.O. in werking
is, zal men de positie van de commissie herzien.
Voorts is er de belangrijke bepaling, dat de. aanbevelingen
van de commissie an liet InternationaleMonetaire Fonds
ter beoordeling zullen worden voorgelegd en dat dc com-
missie dit oordeel ten volle zal publiceren en ei’ hij haar
eigen definitieve aanbevelingen mede rekening zal houden.
Waar voorstellen betrekking hebben op een product,
waarvoor een intergouvernementele goederenovereen-
komst en een productenraad bestaat (tai’we), zal men ten volle samenwerken niet die raad. Voor producteii, waar-
voor een studiegroep bes
–
taat (rubber), zal men zoveel
mogelijk:
–
overleggen met zulk een studiegroep of aan-
verwant lichaam. – –
Hiermede is dus een internationale consultatieve
machinerie in het leven geroepen. Wat zij zal kunnen doen,
hangt af van de’ regeringen, die de commissie vorinen.
Dat er geen milliai’den kapitaal aan is toevertrouwd, is
-niet zo heel erg. Bedenkclijker ach
–
t ik, dat er geen heldere
en positieve ideeën zijn ontwikkeld. De machine kan
niets voortbrengen als zij niet met concrete voorstellen
wordt gevoed. De Amerikaanse Regering heeft âchteraf
verklaard, dat zij plannen tot regionale of bilaterale
transacties aan de commissie zal voorleggen en haar zal
inschakelen.
lIet is nog geheel onzekcr
j
of hiei-uit iets groots voort-
vloeit dan wel of he
–
t hij transacties in gedroogde vruchten
en eipoeder blijft. Wanneer tarwe en voedergranen in liet schema worden opgenomen, is er een perspectief,
dat de commissie bij het aflopen van de Marsliall-huip
over twee jaar vooi’ West-Europa van grote betekenis
kan. worden. Ook vooi de ondervoede Aziatische landen
houdt het plan beloften in. Maar meer kan men er thans
niet van zeggen. De Washington Ppst” had een
–
toepasse-
lijke spotprent, die levensgroot aan de ingang van de
vergaderzaal was geplaatst. Het stelt Uncle Sam voor, op een hoop graan gezeten met een papier surplus aan
voedsel” mde hand, ruggehings tegeno’ei een ander met
eefl papier ,,tekort aan voedsel” in de hknd. 1-let onder-
schrift luidt: Heb jij al iets gevonden om ons bij elkaar-
te brengen?”
Zoals de Directeur-Generaal van de F.A.O. teleui’ge-
steld in zijn sluitingsrede zeide, de problemen zijn er nog,
en zij lossen zichzelf niét op. Daar moet iets aan worden
gedaan. Inderdaad, gegeven een probleem, gegeven eeh
machinerie, gevraagd een idee.
Wageningen.
E. DE VRIES
,.
–
4
Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
ENIGE ASPECTEN VAN 6NZE
TUINBOUW
IN VERBAND MET INTERNATIONALE
AFZETMOGELIJKHEDEN.
Inleiding.
Bij het samenstellen van onderstaand artikel is uitgegaan
van de gedachte, dat het ook bij op practische doeleinden
gerichte betogen, zin kan hebben, allereerst de grote
,,basislijnen” van het betreffende gëheure:i na te gaan.
In wisselwerking met vooral de nijpende ielatieve grond-
schaarste in ons land, zijn wij Nederlanders in principe
gedwongen – willen wij economisch, handelen – ons toe
te leggen
01)
clie prodiicties, welker Voortbrëngselen zover
mogelijk van het grondstofstadium afstaan
1).
Dit behoeft uiteraard niet te klemmen, indien wij van
bepaalde grondstoffen of productiefactoren min of meei
een natuurlijk monopolie bezitten; ons richtend op ons
eigenlijk beschouwingsobject – de tuinbouw – kunnen
hijv. als zodanig worden genoemd de plaatselijk zeer gede
bodem- en klimaateigenschappen voor de teelt van hyacin-
then, in mindere mate ook tulpen, Rhododendron’s enz.
Bezien wij een en ander ni weer algemeen, dan ken o.i.
in grote lijn w’el worden geiegd, dat de gebieden met rela-
tieve gröndovervloed – waaronder ‘s werelds grondstof-
territoiren – zich althans
in principe
steeds tot intensi-
vering lenen
2)
en aldus concurrentiedrahg kunnen gaan
uitoefenen op reeds meer ontwikkelde gebieden, terwijl
de laatstgenoemde daarentegen onder gelijkblijvende om-standigheden nimmer tot belangrijk exterisiveren ivan hun
producties in staatzijn. Om opnieuw een voorbeeld aan
de-tuinbouw te ontlenen: wèl kunien wij ‘temidden van de
weilandefi in een veehouderijdistrict plotseling verwarmde
kasen niet uiterst intensief gedreven bloémteelt-voor-de-
handel ontmoeten, maar velden met rapen beteeld zullen
niet worden gevonden temidden van het stadsgewoel,
evennin in Zuid-Holland’s zgn. glasdistrict.
Leiden dus de onderlinge verhoudingen van cle ons ter beschikking staande productiefactoren reeds tot intensi-
veringsdwang en derhalve ook tot de noodzak van het
importeren van uit hun technologie slechts extensief pro-duceerbare goederen, zo moeten onze uit intensieve pro-ductie verkregen voortbrengselen tevens zoveel mogelijk
voldoen aan een andere eis van intensiteit, nl die van grote
waarde in klein bestek en gewicht, teneinde cle transport-
kosten zoveel mogelijk te beperken –
Dit zijn de beide hoofdvoorwaarden, onder welke onze
tuinbouw (en eigenlijk de Nederlandse productiesfeer in
het algemeen) zocht en bij voortduring gedwongen zal zijn
te blijven zoekun, naar inpassing in het ,,vraagkader”,
waardoor men in een conjunctureel vrij kvetsbare hoek
blijft verkeren. Historisch ziet men in overeenstemining
hiermede (en o.a. met de voedingsgewoontenen transport-
mogelijkheden) hoe onze t
u
i
n
b
ouw
in de l4de eeuw’ , ,ca-
huyscole, loke, aiun” (sluiticool, knoflook, uien) exporteer-
de, om later tevens over te gaân op (le uitvoer van.steeds ,,intensiever,”, hoogwaardiger en veelal. meer aan hederf
onderhevige producten als blad- en vruchtgroen tea, zacht
fruit, bloembollen, bloemen enz. De verbetering van de
trans.porltechniek heeft tot tendentie de klimatologisch
meer begunstigde, maar verder van de afnemers gelegen
gebieden een steviger positie, ook
01)
onze afzetmarkten,
te bezorgen (o.a. Italiaanse en’ andere tuinbouwproducten naar Engeland). Dit zal ons nopen alle zeilen bij te blijven
zetten tot voortgaande verheteripg in de productietech-
niek zelf. Als kenmerkend en waarschuw’end symptoom
kan ton deze dienen, hoe in de Verenigde’Staten de groen-
– ‘) in cle werkelijkheid kunnen hier ook weer andere racl.oren
tegenwerken ,’zie. bij’. ons artikel Internationale belangen koppe-
ling in (le tuinbouw” in ,,ld.-S. B.” van 24 Maart I94, blz. 227.
‘) tn do praktijk verloopt dit vooral
01)
korte. termijn niet steeds
even vlot: men denke hijv. aap het Engels-Afrikaanse. grondnoten-
plan. ,,Intensivercn” en ,,extensi’eren” worden hier dus opgevat
in de zin van liet gewone,spraak
–
gnb i
ruik, ni. veel arbeid en kap
taal” op weinig ,,grond’, en minder arbeid en kapitaal” op meer
,,grond”.
tenteet onder glas steeds verder tertlgloopt.als gevolg van
de groentenaanvoer uit andere staten met afwijkend sei-
zoen.
Verwerking pan iu.inbouwprôdueien en melkexpoil
Behalve in de productietechniek zelve, in massale kwa-
liteitsverbetering – welke bij voortgaande progressie,
zoals te begrijpen valt, verminderde renumeratie afwerpt
-, in liet scheppen van edonomisch nieuwe producten door
bijv. seizoenverschuiving, zijn erechterbi. w’einig mogelijk-
heden tot intensiveren. Een geheel verdër gebied van
verantwoorde” waarde toevoegingen komt echter open
Lor de op industrieel terrein liggende mogelijkheden van
he- of verwerken der tuinhouwproducteri (koelen, vriezen, verwerken tot jams, sappen). liet laagwaardige product-in-
ruim-bestek wordt hierdoor omgezet in een hoogwaardiger
product-in- (al dan niet) kleiner-bestek, zulks dooi toe-
voeging van kapitaal en arbeid, derhalve dooi’ een intensï-
vering van de productie. Op grond van de hierin liggende – –
aanpassingsmogel ijkheden aan onze specifieke ,,inten-
sieve” prod uctievoorwaarden; menen wij, dat géén aspect
van de ver- en beerlcing van tuinbouwvoortbrengselen
onbestudeerd mag blijven. In dit ‘verband zou men iich
kunnen afvragen, of de vervaardiging van enigszins houd-
bare
3)
,,melkfruitdranken” – bijv. in hoofdzaak voor uit-
voernaar Engels sprekende en wellicht ook naar tropische
landen -:- zin zou kunnen hebben.
• Vele’ van de daartoe benodigde gröndstoffen zijn hier
relatief overvloedig, terw’ijl cle verwerking daarvan ge-
wenste intensiveringsaspecten zou bieden. Zo het juist is,
dat wij een melksurplus bezitten of weldra zullen bezitten,
dan kab op deze wijze daarvan een (hoewel klein) gedeelte,
tezamen met door de fruitteelt voortgebrachte sappen,
worden afgezet. Is het te ver verwijderd ‘van
do
door de
praktijk geboden mogelijkheden, om hierbij te denken aan het inschakelen van enkele bestaande melkfabrieken, in of
dichtbij de vruchtenproducerende streken gelegen en
w’elke – zo ‘schijnt. liet de ondeskundige op zuivelgehied
toe – installaties hnzitten, welke gedeeltelijkook aan de
fabi’icae van vruchtsappen en melkft’uitdranken
zud
en
kunnen worden dienstbaar gemaakt (hottelen, spoelen,
lcoken enz.)? Laten wij vele hier mogelijke opmerkingen en
bedenkingen achterwege.
Indien het geoorloofd is éen geheel buiten het kader van
de tuinbouw liggetide vraag op te werpen, eveneens de
zuivel betreffende: is het werkelijk economisch en tech-
nisch niet mogelijk om ‘bijv. Friese melk via de ]Iarlingcr-
haven naar o.a. Londen te verschepen, hijv. in met hijs-
Icranen aan boord te brengen en afneembaar op trailers te
monteren tnlcs
4),
ook zonder dat Engelse retourvulling
aanwezig is? is liet vèl rendabel om melk an \Vales en
Noord-Engèland uit naar Londen te vervoeren of zelfs van
Ierland per vliegtuig daarheen te transporteren en voorts
ook om melk uit Gelderh%nd naar liet Westen van Neder-
land over te bi’engen? Dat bij het organiseren van een der-
gelijke afzetmogelijkheid op Engeland grote bedragen
zouden dienen te worden geïhvesteerd in de benodigde
transportmaterialen, hehöeft in genen dele een nadeel te
betekenen: integendeel, dit kan voordelige aspecten bieden,
indien hijv. conshmentenorganisaties in het afnemende
land om participatie worden verzocht, waardoor onze be-
treffende export belangrijk steviger zou komen te,staan te-genover reacties van concurrerende producenten in het im-porterende land. Een overeenkomstige figuur dus als thans
geld t voor die Nederlandse diepvriesfabrieken, w’elke in han-den zijn van o.a. cle georganiseerde Nederlandse tuinbouw en,
een Engelse consumentencoöperatie. Hoewel de winstrnoge-
‘)
Zijn wij goed ingelicht, dan zou reeds een dit doel bereike.nd
procedé zijn gevonden. –
j’) In Engeland bezit men autotankcrs voor nielktransport tot
een capaciteit van 131 ton, en spoorwagons elk met 2 tanks van
67 ton capaciteit Met liet melktransport naar Londen verloopt
maximaal 36 uur tussen liet, melken en de aankomst in de stad,
‘Mr liet pasteuriseren enz. plaatsvindt. Zie ,,Landbouwwereld-
nieuws” van 15 November 1048, hlz. 380.
10
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Januari 1950
lijkheden op een zo volOmineus product als verse melk, over
zulk èen grote afstand te transporteren, wel gering moeten
zijn, dunkt het ons toch belangrijk, deze binding tot stand te
brengen en aldus een deel van het melksurplus te ruimen
en wel éér een concurrent ons daarin vôôr is. Beter melk
zonder winst verkocht, dan onafzetbaarheid. Daarenboven
moge woiden overwogen, dat zeer ver verwijderde landen
als Australiö ons weliswaar concurrentie kunnen aandoen
waar het hoogwaardiger en beter bewaarbare melkproduc-
ten als kaas en boter betreft, maar dat het transport van
verse melknaar Engeland voor hen technisch en/of econo-
misch onverantwoord is: Nederland bevindt zich in dit
opzicht wellicht juist op de grens der thans geldende moge-
lijkheden en er kunnen winstperspectieven in gelegen zijn
die grens reeds te overschrijden, waar anderen nog aarzelen.
Een inechanisatie-asp’ect.
Bezien wij thans een aspect betreffende de onderlinge
verhouding der productiefactoren: de mechanisatie in de
tuinbouw. Een kenmerkend verschil tussen de industrie
enerzijds, de agrarische en extractieve bedrijven anderzijds,
ligt in het feit, dat in de fabriek de grondstoffen
door de
in de werkruimte staande machines enz. worden gevoerd,
terwijl in het agrarisch bedrijf de gereedschappen en w
–
erk-
tuigen
oyer
de van nature practisch onbewegelijke grond
worden bewogen. Steeds minder veelvuldig wordt in de
fabriek het te bewerken product enz. met de hand door
de machine gedirigeerd, niet het minst omdat dit kans op
afwijkingen geeft. Inhet agrarisch bedrijf wordende tractor
of andere werktuigen wèl met de hand bestuurd: om bescha-
diging van de planten tevoorkomen, moeten als gevolg daar-
van voor vele bewerkingen de onderlinge rijenafstanden
der planten groot zijn. Dit impliceert doorgaans een nood-
zakelijk beschikken over een relatief grotere oppervlakte
gron4 dan véôr het mechaniseren het geval was, hoe klein
men de tractiewerktuigen ook tracht te maken. Een zodanig
,,luxueus” grondgebruik kunnen de Verenigde Staten en
misschien ook Engeland zich beter permitteren dan Ne
–
derland: dit betekent voor ons dus – los van de uit de
mechanisatie resulterende ook anderen deelachtig wordende
voordelen – een verzwakking van onze positie.
Men kan alleen dan een enigszins sterke positie innemen,
indien men voortbrengt op een wijze, aangepast aan die
eigen bijzondere omstandigheden, welke elders (nog) niet
aanwezig zijn. Zo menen wij op grond van eerder vermelde economische overwegïiigen – en de tijd
zal leren, of wij het goed zien -, dat in de toekomst op
onze meest intensief gedreven tuinhouwbedrijven en dan
met name daar, waar vele opvolgende teelten of bewerkin-
gen per eenheid van grondoppervlakte nodig zijn, onder
een aantal t’echnische en economische voorwaarden, welke
hier verder onbesproken blijven, over het aanbrengen van
de volgende constructie zou kunnen worden gedacht.
Twee of drie permanente rails worden aangebracht in
de lengterichting van de meestal smalle tuinbouwpercelen,
over welke een overdwars aangebrachte en door electro-
motoren voortbewogen staalconstructie kan rijden; deze
,,balk” trekt of draagt de daarakn gemonteerde eigenlijke
werktuigen. Op deze wijze kan de rijenafstand der planten
zeer nauw zijn: immers, de rails houden de werktuigen op
steeds dezelfde afstand. Hierbij bestaan vele technische
mogelijkheden, welker aanduiding buiten het kader van
dit artikel vallen. Zelfs regenverlet kan tot op zekere hoogte
worden uitgeschakelddoor het aanbrengen van een be-
schutting boven de ,,werkbalk”, waarop ook arbeiders
kunnen plaatsnemen. Het schijnt ons toe, dat op deze wijze het principe, waarbij de agrarische ,,fabriek” over de grond
beweegt, evenals de grondstoffen zich verplaatsen
door
de industriële bedrijfsruimte, kan worden benadérd.
Een dergelijke installatie zou typisch zijn aangepast
aan ônze condities van grondschaarste en Zou alleen eco-
nomisch kunnen wordén aangewend op (grotere) zeer inten-
sieve tuinbouwbe’drijven, zoals juist Nederland er bezit.
Ook deze bijzondere vorm van mechanisatie zou belang-
rijke kapitaalsinvesteringen vergen.
T-Jet totstandbrengen van een buitenlandse kapitaal-
deelneming in verband met deze mechanisatie, opnieuw
met als doel de buitenlandse en otize belangen’ te binden
ter vermindering van uitvoerbelemmeringen, is echter
helaas voor beide partijen minder aantrekkelijk, zodat
enige in dit opzicht vrij dubieuse mogelijkheden hier onbe-
sproken blijven.
Een ,,Benelux”-aspect.
De internationale afzetaspecten brengen ons ook op
het terrein van de Benelux-gedachte. In Belgiche
noch in Nederlandse tuinbouwkringen heerst een on-
verdeeld enthousiasme. Ook hier bestaat steeds het ge-
vaar, dat producenten in het importerende land, zich be-
dreigd gevoelend, bij hun regering aandringen op verklei-
nen of stopzetten van de invoer van overeenkomstige bui-
tenlandse producten, ofwel dat zij deze invoer slechts
wensen te ziefi getolereerd, indieif niet w’ordt aangeboden
beneden minimumprijzen, meestal gebaseerd op de eigen
– zeker nimmer te laag getaxeerde – kostprijzen.
Moge dit laatste middel het voordeel van betrekkelijke
eenvoud bezitten, zo kleven er tevens toch gebreken aan,
welke in de ene feitenconstellatje sterker klommen dan in
een andere. Onderscheiden wij daartoe 4 gevallen, waarin de im- en exportrelaties kunnen verkeren
5).
a
het importerende land hezitvan het betreffende goed
geen eigen productie en voert alles in;
het importerende land produceert zelf minder dan de
van het goed ingevoerde of hij invoer daarvan opneem-
bare hoeveelheid
6) 7)
tegen gelijke of hogere productie-
kosten dan het betreffende exporterende land;
het importerende land produceert zelf méér dan de
van het gpd ingevoerde of bij invoer opneembare
hoeveelheid
het importerende land voorziet geheel in eigen be-
hoeften tegen gelijke of lagere productiekosten dan
het land. met een exportoverschot.
De constellaies (a) en (d) kunnen hier huilen beschou-
‘ing blijven. 1-let stelsel
;
waarbij de hoogte der productie-
kosten van binnenlandse voortbrengselen als basis voor
de minim um-invoerprij zen wordt gesteld; zal vooral in
geval (b), indien daarbij spi-ake is van een kleine groep
zwakkere producenten, ongunstig werken. Immers, worden
hin productiekosten als bepalend voor,hedoelde minimum-.
prijzen genomn, dan wordt als het ware een moeilijk te
overklimmenmuui’ gebouwd rond een groot onontgonnen
terrein, waarvan slechts een klein perceeltje om bescher-
ming vraagt. Naarmate er in feite méér reden tot import is op grond van relatief hogere binnenlandse productie-
kosten, wordt juist de hierdoor gemotiveerde import-tegen-
lagere-prijzen sterker beknotl Anders gezegd, de nadelen
voor de binnenldndse consument, de importeur en de bui-
tenlandse exporteur (en dus ook tenslotte enigermate weer
de eigen uitvoermogelijkheden beïnvloedend), ontstaand
door het grotendeels terughouden van de buitenlandse
goederenstroom, worden dikwijls niet gemotiveerd door het
belang der binnenlandse producenten, die zich in bepaalde
gevallen het verwijt dienen, te maken, niet,,bij” te zijn.
Dikwijls zullen juist deze laatsten hun bezwaren gemakke-
lijker bij de betreffende regering kenbaar kunnen maken
&) Deviezenpolitieke overegingen blijven hier buiten beschou-
wing.
) Het behoeft geen betoog, dat ,,opneembare hoeveelheid” de
min
of
meer vlottende resultante van tal van factoren is, hetgeen
de vaststelling der grootheden niet vergemakkelijkt De praktijk
geeft hier o.i. echter voldoende uitsluitsel, waar het toch slechts
om globale grootlieden gaat. Niemand zal
buy,
ontkennen,, dat de positie van cle’ Nederlandse kwekers van palmen en Azalea indica ten opzichte van de Belgische export van diezelfde artikelen onder
geval
(b)
behoort. Uiteraard zijn grensgevallen tussen (b) en (c)
het moeilijkst te beoordelen.
7)
Gemakshalve wordt hier ,,hoeveelheid product” in zijn be-tekenis vereenzelvigd met ,,aantal’ producenten”.
II
1
z”
r
‘-
–
..
4 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
dan de overige genoemde categorieën helanghebhendern
Plaatsen wij ons eens op hot standpunt van de buiten-
landse producent-in-het-algemeen (dus in elk der 4 geval-
len a, b, c, d). Als gevolg van de macht om de import aan
de grenzen verschillende ,,hindernissen” in de weg te leggen,
schenkt de staat aan, of bezitten de inheemse producenten
door de mogelijkheid van gehoor geven aan hun protesten,
min of meer een imniaterieel kapitaal. Dit feit als vast-
staand erkennende, dient naar onze mening de producent
in het exporterende 1and-in-sé uit welbegrepen eigenbelang
in principe ,,clesnoods”(!) genegen te zijn, aan collega-
voortbrengers in het importerende landeen recht
01)
ver-
goeding te ei-kennen ,,for intruding into’ their market”.
liet is nI. onze vaste overtuiging, dat men in die gevallen,
waarbij men het over vrije uitwisseling der producten (nog)
niet eens kan worden en waarbij men dus geen van natu-
re” coördinerende belangen
aantreftÈnimmer
tot een min
of meer duurzane en vreedzame oplossing van de moei-
lijkheden kan komen, indien men er niet in slaagt het im-
porteren van buitenlandse voorthrengselen ook voor de
individuele
producent in liet importesende land aantrek-
kelijk of op zijn minst niet-schadend te doen zijn.
lIet komt ons daarom voor, dat het o.a. in geval (h)
minder juist is een barrière in de vorm va’n minimumprijzen
op te werpen, zodat de goederenstroom grotendeels wordt tegengehouden en de situatie zich verwijdert van het voor
de Economische Unie gestelde toekomstideaal, bij hetwelk
de ,,natuurlijke” tendenties tussen de partnerlanden zich
beter zouden moeten kunnen verwerkelijken. Suppietie tot
de productiekosten der weinig talrijke producenten in het
importerende land van geval (b), al dan niet vermeerderd
met de eerder bedoelde eveneens aan individuele belang-
hebbenden uit te keren ,,schadevergoeding” (welke tot
verbetering of omzetting van het zwakstaande bedrijf in
staat kan stellen), deze uitgaven te dragen door de buiten-
landse exporterenden, schijnt ons een economisch meer
juiste figuur dan een stelsel van mini’mumprijzen, waarbij nog eens uitdrukkelijk gesteld moge worden, dat onze be-
zwaren alleen de markante gevallen van situatie (b) betref
–
fen! De practische uitvoering van een en ander zou zeker nog
vele obstakels op haar weg vinden: nieuwe, door de vergoe-
dingen aangelokte bedrijven zouden niet voor de uitkeringen
in aanmerking mogen komen, men zou de vergoeding
moeten baseren op de productie van liet aanvangsmoment
van het stelsel, overgangsbepalingen zouden nog aanwezige
voorraden moeten betreffen, terwijl het gehele stelsel na
bepaalde tijd zou dienen te vervallen of te worden her-
zien enz.
Een verder bezwaar tegen een systeem van op binnen-landse productiokosten gebaseerde minimumprij zen van bepaalde goederen zien wij
ifi
de afwezigheid van enig
direct verband tussen bedoelde productiekosten van de
vrij starre agrarische voortbren’ging en de dikwijls wisse-
lende mate van vraagverzadiging. t
Op deze wijze ontmoeten het binnenlandse aanbod en
de buitenlandse toevoer – zo deze de barrière der miniinum-
prijzen heeft kunnen nemen – elkaai op de markt zonder
enig direct onderling quantitatief verband, zodat de kans
op overvoering van de markt met prijsdaling en de daaruit
resulterende kans op invoerwering steeds aanwezig is.
Dit gevaar geldt, dunkt ons, vooral in geval (c) van een
krachtige binnenlandse productie, aangevuld door impor-
ten. Van de zijde der, binnenlandse producenten kunnen
dan vooral geen ramingen worden gemaakt, welke de mate
van marktvoorziening enigermate laten begroten: de bin-
non- en buitenlandse belangen moèten te eniger tijd wel
botsen, lIet middel, dat wij tei’ oplossing van de meilijlc-
lieden van geval (c) in gedachten hebben, houdt een der-
mate hoge graad van ,,dirigisme” in, dat onze Zuiderburen
hiervan afkerig zullen zijn; wij laten het dus onvermeld.
De tuinboun.vxporl en het Marshall-plan.
Een laatste aspect betreffende de internationale afzet-
11
mogelijkheden voor in het bijzonder onze boomkw
–
ekerij,
vindt, naar liet ons toeschijnt, thans wellicht enigermate
gunstige voorwaarden tot verwezenlijking in de door het
Marshall-plan nagestreefde doeleinden
8).
Vr liet bijna volledig toepassen op 1 Juni 1919 van de
Plant Quarantine Act 1912″, waren de Verenigde Staten
een afzetgebied, dat naast Duitsland, onze boomkwekerij
tot bloei bracht. De betekenis van bedoeld Quaranline-
verbod” wordt gedemonstreerd door liet feit, dat dc heer
F. R. Rutgers in ,,E.-S.B.” van 14 Juli 1920 (dus een jaar
nt het van kracht worden van genoemde ,,Quarantine
Act”) betoogde, dijt er z.i. géén motieven aanwezig ivaren
de boomkwekers een voorgesteld regeringscrediet te geven,
aangezien hun bedrijf, staand of vallend met de uitvoer
naar de Verenigde Staten,”nu ten dode was opgeschreven.
Wij zullen hier niet uitweiden over de uiterst ingewikkelde
materie van de phyto-sanitaire maatregelen der Quarantine
Act, doch slechts vermelden, hoe i’rijwel algemeen wordt
aangenomen, dat deze Act, behalve op reële gronden tot
ivering van plantenziekten, in niet onbelangrijke mate
te’ens op min of meer protec1ionïstishe overwegingen
berust. Floe dit zij, het kan niet worden ontkend, dat zich
althans aanvankelijk ook van Amerikaanse zijde pr’otesten
tegen bedoelde regeling verhieven, protesten o.a. van de
zijde van particuliere tuinhezitters, i.c. de belangrijkste
categorie uiteindelijke afnemers
9).
Waar nu momenteel bij herhaling wordt aangedrongen
op het lanceren van door het Amerikaanse publiek gewilde
goederen van Nederlandse herkorhst, zou hét wellicht
aanbeveling ‘verdienen in dit verband thans “erzâcliting
van het gecompliceerde geheel van remmende bepalingen,
ook o.a. de grootte en ouderdom der in tevoei’en gewassen
betreffende, te verzoeken. Mogelijk zijn de hoomkwekers
in de Verenigde Staten – howél vrij veel Hollandse werk-
krachten hij hen in dienst kwamen – er nog niet volledig
in geslaagd bepaalde ook reeds vroeger ingevoerde boom-
teeltproducten in dezelfde kwaliteiten tegen dezelfde prijzen
voort te brengen als geldt voor dd door onze boomkwekerij
te produceren gewassen. Dat de ,,intensieve” verzoiging
vragende producten daarbij ons ,,fort” zijn, behoeft verder
geen betoog. Hel op de markt brengen dezer producten
kan men zonder bezwaar o’erlaten aan onze in energie en
doortastendheid voor de bloembollenexporteurs niet onder-
doende boomkwekei’s.
Voorburg.
W. J. SAXC}ERS.
‘8)
In het weekblad ,,Groenten en Fruit”,, dd. 16 Juni 1949,
biz. 858, wordt eveneens gewezen op de wenselijkheid de export van tuinbouwproclucten binnen liet kader van het. MarshaIl-plan
tebevorderen. –
8)
Bespreking van liet verweer van onze zijde blijft hier achier-
wege.
– INGEZONDEN STUK.
HET BED]tIJISPENSIOENFONO8 VOOR DE
M14TAALNIJVE R1IEID.
De heer Ii. Stuiver te Voorhurg schrijft ons:
Het komt ons voor, ‘dat enig commentaar op de be-
schouwingen vui Dr G. E. I-Iuffnagel over ,,I-Iet Bedrijfs-pensioenfonds voor de Metaalnijverheid”, gepubliceerd in
,,E.-S. B.” van 23 November jl., niet achterwege mag
blijven. De indruk w’ordt nl. gewekt, dat bedrijven, die
(dikwijls sinds jaar en dag) een goed werkende onder:
nemingspensioenregelïng hebben en die – geheel con-
form de wettelijke voorschriften – op die grond van
deelneming aan liet algemene bedrijfspensioenfonds zijn
vrijgesteld, zich slechts in een toestand van tijdelijke
rijst zouden mogen verheugen. En zulks dan gezien de
omstandigheid, dat de eigen ondernemingsvoorziening tenminste gelijkwaardig moet zijn aan de ,,bepalingen”
van het bedrijîspensioenfonds en het instituut der he-
drijfspensioenfondsen nog in liet beginstadium van zijn
ontwikkeling is. Nu valt het op, dat de wet, noch d0
12′
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Januari
1950
daarop steunende richtlijnen van de Minister van Sociale
Zaken, spreken van een eis van-gelijkwaardigheid aan cle
,,bepalingen” van het bedrijfzpensioenfonds. De wet
zegt, dat het ,,uitzicht op pensioen” tenminste gelijk-
waardig moet zijn aan de uitkeringen van het hedrijfs-
pnsioenfonds en de richtlijnen van de Minister hepaIer
nader, dat ,,het geheel” van de voorwaarden der eigen
voorziening – waaronder zijn te verstaan zbwel d pen-
sioenrechten als de premieverplichtingen der verzekerden
– tenminste gelijkwaardig moet zijn aan ,,het geheel”
van de voorwaarden van het .bedrijfspensioenfonds. Er
is dus stellig geen eis vn volstrekte uniformiteit tussen
heide systemen, hoogstens van een zeker evenwicht, en
het is een bekend ftit, dat cle ontwikkeling van het insti-
tuut der bedrijfspensioenfondsen nog zeer belangrijke
vorderingen zal moeten maken, voordat de meeste eigen
voorzieningen aan ,,onderwicht” zullen blijken te labo-
reren. Het Metaalfods hijv. biedt een zeer geringe voor-
ziening en men kan gevoaglijk zeggen, dat de onder-
nerningsfdndsen, voor zover zij niet later het Metaalfonds
hebben nagevo.lgd, in doorsnee belangrijk betere regelingen
hebben. Er zijn ei’ zelfs vele, die als pensioen, inclusief
de renten van de Invaliditeitswet, een dusdanig percentage
van het loon geven, dat men nitkan verwachten, dat een
bedrijfspensioenfonds daar nog hoven uit zal gaan.
Wie de beschouwingeh in E.-S. B.” van 23 November
goed leest, moet wel tot de concluie komen, dat de schrij-
ver nogal vaag is gebleven. Dat een overheidstoezicht op
de eigen ondernemingsvoorzieningen en de bedrijfspensioen-
fondsen voor heide instituten zekere uniforme elementen
zal bevatten, is best’ mogelijk, maar dat betekent niet,
dat voor de behoorlijke eigen ondernemingsvoorziening
uit dièn hoofde enig gevaar is te duchten. Ook is het
moeilijk in te zien, waarom door een herziening van de
Invaliditeitswet de eigen oriderneming3voorziening in het
gedrang zou kunnen komen.
Dr Huffnagel suggereert dan ook op o.i. volkomen
losse gronden, dat veryacht mag-worden, dat wederom”
een aantal in liet bezit van dispensatie” zijnde onder-
nemingen naar het hedrijfspensioenfonds zal willen wor-
dén overgeheveld. (lIet aantal reeds in het bezit van dispen-
satie zijnde ondernemingen, dat ich alsnog heeft laten
,,overhevelen”, zal bepaald niet ,erg groot zijn geweest,
wanneer althans aan de ervaring in dit opzicht van be-
langrij ke levensverzekeringmaatschappijen enige he tekenis
mag worden toegekend). –
rp
ens
l
o
tt
e
nog een enkel woord met betrekking tot de
,,overheveling in omgekeerde richting”, nl. van bedrijfs-
pensioenfonds naar ondernem ingspensioenfonds (de zgn.
,,contracting-out”). Uiteraard zal een Be,drijfspensioen-
fonds principieel tegen deze, overheveling zijn.
Dat het reglement van het Bedrijfspensioenfonds voor de
Metaalnijverheid met zo’n overheveling geen rekening
houdt, moet worden toegegeven, maar het mag voohhands
ten aanzien van de mogelijkheid daarvan niet beslissend
worden geacht. Ht gaat hier om de interpretatie van
art.
5,
lid 2, II, letter 1 en liet daarop aansluitende lid
3 en het is aan ingewijden bekend, dat te dien aanzien
ook in overheidskningen geen eenheid
–
van opvatting
bestaat. Wie zich op het,standpunt stelt, dat de ,,con-
tracting-out” voor werkgevers en werknemers de gele-
genheid moèt bieden om bijv. (verdere) verliezen te voor-
komen (men denke aan het geval, dat de Bedrijfspensioen-
fondsen onverhoopt de weg van de chronische tekorten
zouden opgaan), zal geneigd zijn, on, ondanks regle-
menten ,van Bedrijfspensioenfondsen, het laatste woord
over deze kwestie aan de rechter te laten.
Al met al geloven wij te mogen concluderen, dat het
artikel van Dr Tluffnagel van zekere tegen de eigen onder-
neiiiirigsvoorzieningen gerichte (in de feiten geen steun
vindende) tendenties niet vrij is. Dat moet zeer betreu-
renswaardig worden geacht, omdat een volkomen onge-
motiveerde onrust zou kunnen worden verwekt hij die
sociaal voelende ondernemers, die reeds (soms lang)
véôrdat er van enige verplichting daartoe sprake was,
geheel vrijwillig deden wat zij als een morele plicht tegen-
over hun w’erknemers voelden.
Naschrift
–
Bij de eerste opmerking, die de heer Stiver maakt,
wordt, door hem een open deur opengesloten. Terecht
zegt de heer S., dat ondernemingspensioenfondsen, die
reeds voorafgaande aan de invoering van een hedrijfs-
pensioenfonds grosso modo met de door dit laatste toe-
gepaste voorziening gelijkwaardig waren, in aanmerking
komen voor vrijstelling van deelneming aan het bedrijfs-
pensioenfonds. De gelijkwaardigheid zal evenwel in even-
wicht moeten blijven.
Voor het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaaln ijver-
heid heeft reeds, zoals de heer S. belcend is, volstaan, dat
een oude ondernemingsregéling zich opwerkte tot de
aanspraken, die momenteel dit hedrijfspensioenfonds
geeft. Verleent liet bedrijfspensioenfonds straks ruimere
rechten dan bij de oprichting zijn toegepast, zo zal het,
n,aar mag worden aangenomen, de bedoeling zijn’om de
ondernemingen, die wdrden vrijgesteld, wederom de ge-
legenheid •te bieden zich aan te pa5en. Wie nu reeds voor
is, bezit dus enige speelruimte. Schrijver dezes betw’ijfelt,
of alle ter zake kundigen het optimisme van de heer S.
volledig delen ten aanzien van7 de nog aanwezige speel-
ruim te hij de meeste, ondernem ingsregelingen.
1-let heeft ondergetekende genoegen gedaan in de op-
merkingen van de heer S. te lezen, dat hij het ,,princi-
pieel” verzet van een bedrijfspensioenfonds (dus wel i
plus forte raison van een verplichtgesteld bedrijfspensioen-
fonds) tegén liet naar eigen believen der varzekerden,
resp. verzekeringsnemers in- en uitgaan hij liet bedrijfs-
pensioenfonds, dergenen, w’aarvoor een verzekering moet
bestaan, ,,natuurlijk” acht. Inderdaad, zou de mogelijk-
heid hiertoe aanwezig zijn, dan kon het hedrijfspensioen-
fonds spoedig zeer onnatuurlijk aan zijn einde worden
gebracht.
De heer S. verwijst naar een artikel
5,
maar verzuimt
aan te geven artikel van wât door hem wordt bedoeld;
wij zullen echter aannemen, dat hij het artikel van de
,,Wet
betreffende verplichte deelneming in een hedrijfs-
pensioenfonds” op hét oog heeft. De heer S. schrijft, dat
aan ingewijden bekend is, dat in overheidskringen geen
eenheid van opvatting bestaat over de interpretatie van
dit artikel. Fliervan neemt ondergetekende kennis, hij
zelf heeft niet het voorrecht tot deze ingewijden” te be-
horen, hij kan slechts constateren, ‘dat de Minister van
Sociale Zaken, cie Stichting van de Arbeid en de Ver-
zekeringskamer gehoord, voor het Bedrijfspensioenfonds
Metaalnijverheid verplichtstelling heeft opgelegd met
toepassing van statuten, waarin de ,,contracting-out”
niet
wordt toegelaten.
I-Iet komt ondergetelcende voor, dat de heer S. niet
voldoende heeft doorgedacht bij wat hij vermeldt als een
voordeel van het middel der ,,contracting-out” voor de
verzelcerde werknemers. Verplicli te bed rij fspensioenfon d-
sen zijn onder liet toezicht van de Verzekeringskamer ge-
steld. Op grond van ervaringen hij dit toezicht opgedaah
zal er voor de Minister van Sociale Zaken eventueel aan-
leiding ontstaan gebruik te maken van lid 4 van artikel 3
van de Wet verplichte deelneming. bedrijfspensioenfonds,
inhoudende; dat de verplichting tot het deelnemen in liet
fonds dooi’ de-Minister van Sociale Zakn kan worden
ingetrokken. Aldus komt een generale ,,contracting-out”
tot st!nd, een toestand, die de ondergetekende zou pre-
fereren boven liet individueel middel van partiële ,,con-
tracting-out”, waarbij zich wellicht zou kunnen voordoen,
dat toevallig geïiiformeerden, of zij het-slechts toevallig
met een goede neus beheplen, de gemeenschap in de steek
laten en aldus de solidariteit verstoren, die aan de he-
drijfsregeling ten grondslag ligt. – –
4 Januari 1950
ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13
De heer S. heeft ondergetekende door het makhn van
zijn opmerkingen de gelegenheid’ gegeven er bij deze
repliek nog op te wijzen, dat ondergetekende het artikel
in ,,E.-S.B.” van 23 November 1.949 niet anders heeft
geschreven dan als ter zake kundige, die bedoeld heeft
op objectieve wijze een zoveel als mogelijk alomvattende
belichting te geven van het moderne verschijnsel ,;Be-
drijfspensioen fonds”, waarvoor zich Vals voorbeeld het
recent verplichtges telde Bedrijfspensioenfonds voor de
Metaalnijverheid aanbood. Da t hetgeen hij publiceërde
dus niet wordt bedoeld als uitingen namens het’ voor-
noemde fonds zij voor alle volledigheid hier nog opgemerkt.
Niet minder moet ondergetekende constateren, dat de
slotalinea van de heer S. een niet alleen zeer foutieve, maar
ook zeer misplaatste onclusie heeft getrokken en van
weinig bekendheid doet blijken met hetgeen ziclf in de
behandeling van vrijs tell ingsverzoe ken bij hèt in het
artikel van 23 November heffan delde he’dtij fspensioew
fonds heeft voorgedaan, waarvan de ondergetekende
zich ditmaal wel tot een der ,,ingewijden” mag rekenen!
s’-Oravenhage.
G. E. 1WFFNAGEL.
LONDON LETTER.
Life in London t Christmas-time is not all turkey
and pudding, mince-pies and mistletoe; certainly not
these days, t.hough the shops have ‘been left with more
on tlieir shelves than for a very long time. One of the
traditional features is the guessing-game. Incidentally,
,,Twenty Questions” made so popular on the radio here, thatit is to be re-broadcast for the benefit of Continental
listeners wishing to improve their English, was one of
these parlour-garnes. Of rather sternei- stuff is the iengthy
list of questions prepared by The Tirnes” to compensate
readers for the period during which the paper does not
appear. ,,The
rflmes
Fireside Questions for the Famil
would be all very well for a well-balanced, widely-read
and alert ‘audience. But at Christmas-time, who can be alert? Neverthelets,’ the custom continues. Indeed, this
year it seems .as though it hasgrown by the entry of a
newcomer to the lists. Shortly hefore the holiday season,
the British Transport Commission issued a pamphlet
setting out the -hroad principles on which it proposes to
erect a new freight charges sti’uctui’e.
When, two years ago; the Transport Act came into
force, the Commission was charged with the task of recorn-
monding a new charges scheme for goods. It is still a long
way from accomplishing this formidable task; the issue
of this pimphiet is ‘only one step in a long road to he
travelled. The’next wilihe for the Comrnision to discuss
the princijles with traders, who have been able to devote
Christrnas to this brain-teasing effort.
Any integration of transport charges-in this country
is bound to lead to the institution of novelties. Hitherto
the railways have acted on the principle of chrging what
the Iraffic would hear; the road’hauliers have largèly
charged \vhat the service has cqst. if the presen t proposals
go through unaltered – my bookmaker will’ not offer
me any odds, hut tliey must be long ones – the new.
airn is to adopt the road hauliers’ method. Anothérinnova-
tion, for this cuntr,y at bast, will be the scrapping of the highly complex system of measuring distances between
two given places. This will he replaced by a much simplei’
system: the fundamental is, to charge from area to area, an area heing one of the squares of 10 kilometres on the
National Orid of the Ordnance Survey. Obviously this
proposal,. if carried into effect, will save a’Iot of time for
the clerks of’ the Tranpbrt Comrnission and for their
opposite numbers in industry. Nevertheless, there is
going to he a lot of innocent fun before such a simple and
si mplifying improvement can he introduced. mcvi talily
there will be ohjections from those who feélthat on balance
they will pay more, to the, secret and silent delight of those
who believe that the)’ will benefit. The principle of making
up on the swings what is lost on the roundahouts may
be all very nice for the Transpott Commission, hut this
saying, born though it was in the bygone days of free and
ûnfettered competitioh, 6verlooks the reaction of the
customer. Here is where the Commission’s contribution
to Fireside Questions for Tradlêrs differs from that of the
newspaper. In the latter instance, the answely are given
and that –
–
so it is hoped – is the end of that. No so
with the Commission’s pamphlet. The traders will have
been obliged tO, find some answers, but the)’ are to be
given an opportunity of asking a few on their ow’n accmint.
Oh, to he a Transport Correspondent privilegecl to hear
the traders’ Freside Questions.
Under these proposals large but light packages seem
destined to have increased charges levied on them because
the)’ take up much room. Ileavy articles appear to ho
liable to suffer a. like fate hecause they will prevent a van
heing fully loade. Those who benefit are those who
send light, small, and valuable consignments. Unfortunate-
ly, the Commission has not tried to work out the practical
implications of its own scheme. Thei’e is little use in
asking.traders if the)’ like the su’ggestions, if the financial
results are vague. It seems very-unlikely that the Com-
mission wolljdl, except in very, special circumstances,
attempt to obtain the servics of any persbri, without
ascertaining at a ver)’ early stage what remuneration that
person would demand. Traders are göing to be very
sceptical about this financial reticence. it was not so long
ago that the Minister of Transport ‘prophesied that the
loss for 1949 w’ould come to £ 20 millions, and the attitude
of traders
will
be not so much making profits on the
swings to compensate for losses on the rourtdabouts a
,,heas 1 win, tails you lose”. 1f thse thoughts are unjut
to the Commission, it has 6nly itself to blanie for
,
the
timing of its announcetent and in serving up a dish of
abstract theoretical transport economids to a lable of
practical men.
There is anotlier guessing game w’hih is popular with
financidl journalists just at the moment: how good was
Christmas trade. This game is rather more of American
origin. O’ei’ there the behaviour of shopper is, of course,
watched with a férvent if not fixed gaze. Hete
–
the in-
formation is not so extensive not’ is it so promptly delivered.
For my part, 1 dö not propose to entef the playing cii’cle.
This, 1 feel, is a tatter in which personal feelings enter too i-eadily. Whcn 1 remember the gift 1 should thave
bought – eved now 1 am heing reminded pointedly and
insistently of my shortcomings – 1 consider that the
shops have so far done ver)’ badly Wheri, however, 1
calculate what I. and my willing assistants have spent,’
T am covered in remorse for encouraging the infiationary
spiral. Count me out fot’ the moment, therefore, until
the retail trade figures are available to show whether
the sniall shopping spree that followed the devaluation
•of the pound last Septémber w’as anything more than an advancing of shopping that would in any oase have been
done later.
On the
–
industrial front, the Trades Union Congress is
trying to persuade its affiliatedl – unions to drop wage
claims, ‘except for the lower-paid workers, whocver tliey
are,
t
and to suspend agreements which provide for auto-
matic
–
increases of w’ages in accordance with the move-
ments of a cost-of-living index (properly known as the
interim index M retail prices). This is going to prove
extremely difficult, pamtly because extremepoliticians
have been, urging the woikers to resist these demands
while as the)’ say – hugo profits are being made by
the employers. The Congress has now come out alleging
that sacrifices have not heen equal, that some industries
-‘1
–
14
1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Januari 1950
have heen and are making great profits, some due to cle-
valuation. Moreover, it has notèd salary increases in
industry, in the professions and in the academie world.
This unseasonable and largely unreasonable statement
was released to a country returning to work after the
holidays. Add it will not be very long before the salary-
earners, especially those in the academie world who have
often supported the present Government, formulate their
answer. Here in the United Kingdom, the season of.the
pantomime has only just commenced.
Meanwhile, sasona1 greetings. May 1950 be happy,
peaceful and prosperous for us all.
London, December
29, 1949.
HENRY HAKE.
AANTEKENING.
DE ECONOMISChE INTEGRATIE VAN EUROPA IN VERBAND
MET DE MAIISHALL-HULP.
Het is bekend, dat de Europese lande’ri, die destijds de
-E.C.A,-overeenkomst met de Verenigde Staten hebben
getekend, onder andere de verplichting op zich hebben
genomen de hun verschafte hulp zodanig aan te wenden,
dat tegen het einde van de huipverleningsperiode, dus
in 1952, de weg naar een economisch geïntegreerd en ver-
enigd Europa grotendeels zou zijn geëffend.
Dat tot nu toe op dit gebied wel een aantal plannen is
gelanceerd,
•
doch dat nog slechts.weinig resultaten zijn
geboekt, •is evenzeer bekend.
Gezien het feit, dat begin 1950 het Amerikaanse Congres
bijeenkomt om over de toewijzirgen voor het derde jaar
van de Marshafl-hulp te beslissen, is het begrijpelijk, dat
• Paul Hoffman, administrateur van de E.C.A., tijdens
de laatste zitting van de Raad van de O.E.E.C. te Parijs,
bij de Europese landen ‘nog eens met• klem heeft aange-
drongen op het betrachten van de nodige spoed bij hun pogingen tot het creëren van een Europese economishe
eenheid. Immers, wanneer Hoffrnan zonder concrete
voorstellen bij liet Congres verschijnt, zal het hem veel
moeite kosten om de toewijzingen voor het derde jaar
onverminderd te doen handhaven. –
liet is intussen van belang te vernemen, hoe Hoffman
zijn wensen en aanbevelingen heef t geformuleerd.
.Waar het
01)
neer komt, zo citeert The Banker” van’
December 1949 Hdffman’s woorden, is ,,the formation of
a single large market within which quantitative restric-
tions on the movement of goods, monetary barriers to
the flow of payments, and, eventually, all tariffs are per-
manently swept
away”.
Om dit te bereiken dienen de
\Vestcuropese landen zo spoedig mdgelijk op te stellen
,,a record of accomplishment and a programme which
together will take Europe well along the road”, nl. de
weg naar de economische integratie. Over de wijze, waarop
dit programma ongeveer in elkaar dient •te zitt6n, gaf
Iloffman •verder nadere aanwijzingen.
Een eerste vereiste is, zo zeide hij,- ,,a substantial measure
of co-ordinâtion of national, fiscal and moneta’ry policies”.
Bij deze — op zichzelf nogal evidente, hoewel vage
eis, tekent ,,The Bankér” aan, dat zulks onmogelijk
in een paar weken (nl. vôôr de zitting van het Congres,
zoals lloffman dit zo gaarne zou zien) zijn
–
beslag kan
krijgen. Het blad wijst op Engelands starre, potentieel-infiatoire economie, die in een zé scherpe tegenstelling
staat met bijv. de veel vrijere en openlijk infiationistische
economie van Frankrijk,- of met de orthodoxe, defla-
tionistische economische politiek van België, dat coördi-
natie zelfs in 1952nog zeer dubieus moet worden geacht.
Hoffman had nog enk1e andere suggesties. Zo pleitte
hij voor de instelling van een mechanisme, dat, onder
toezicht van het I.M.F., een vlotte aaftpssing ian de.
wisselkoersen zou kunnen bevorderen, in het geval, dat
prijzen en kosten -in een bepaald land zo sterk van die
in andere landen zouden ‘afwijken, dat deze met interne
maatregelen alleen niet met elkaar in evenwicht gebracht
zouden kunnen worden. Tevens wees hij erop, dat de
gevolgen van tijdelijke verstoringen van de handelsbalans
der landen niet op de goud- of dollarreserves van dc be-
treffende landen mochten worden afgewenteld; een
essentieel onderdeel van elk plan voor economische inte-
gratie van Europa moest dan ook naar de mening van
Floffman zijn ,,a means to cushion the effect of these
inevitable temporary disturbances”.
Een andere suggestie van Hoffman betrof de vorming
van groepen van twee, drie of meer landen, waarbinnen
een vrije handel zou bestaan, teneinde op die wijze het
vorfnen van een enkele Europese markt te vergemakke-
lijken.
Deze suggestie heeft intussen vorm gekregen in de
plannen voor een Unie tussen Frankrijk, Italië en Benelux,
alsmede in de plannen voor een dergelijke ‘groepering
tussen de drie Scandinavische landen.
Zoals bekend, ligt aan deze eerste groepering, de Frita-
lux ‘of Fibenel, het principe van onderling omwisselbare
valuta’s van de deelnemende landen ten grondslag, ge-
paard gaande met vrij fluctuerende wisselkoersen, waar-
door men herstel en handhaving van het betalingsbalans-
evenwicht binnen liet bereik der mogelijkheden hoopt te brengen
1).
Tijdens de onderhandelingen over – deze
Fibenel stuitte men echter op moeilijkheden van tarieven
en quota, terwijl tevens het probleem van liet al of niet
uitnodigen van West-Duitsland tot deelneming een
struikelblok bleek te zijn. /
Met de Scandinavische Unie, de Nordenswe, vlot liet
intussen ook niet, zo meldt The Investors’ Chronicle”
van 24 Decembe’r 1949. De bedoeling van de tot dusver
gevoerde besprekingen was liet’ opheffen van betalings-
restricties tussen de deelnemers. Ook hier bleken echter
enkele obstakels in de weg te staan, ni. de sterlingsaldi
van Zweden en – wederom – de positie van West-
Duitsland. Zweden heef t, ook na de . devaluatie, een
sterlingbezit, dat groter is dan het land als ,,werkkapi-
taal.” nodig heeft. De Zweden wensen daarom meer uit
Engeland te importeren, teninde het sterlingsaldo op
liet gewenste niveau te brengen. Een nieuw handelsverdra,
aldus ,,The Investors’ Chronicle”, voorziet dan ook in
een Zweedse invoer ten bedrage van £ 73 mln tegen een
uitvoer naar Engeland van £ 60 mln. Het spreekt vanzelf,
dat de Zweden weinig voelen voor een betalingsschema,
dat het gebied, wâarin het land zijn sterlingbezit kan aan-
wenden, zou beperken.
Korte tijd geleden is als een uitvloisel vah de bespre-
kingen over de Fibenel een nieuw plan ter tafel gebracht. –
Het plan is afkomstig van de E.C.A., terwijl een resolutie
van de economische commisie van de ‘Raad van Europa
zich in overeenkomstige zin heeft uitgesproken. Het plan
komt neer op de instelling van een Europees Monetair
Fonds, dat naast het bestaande MonetaireFonds van
IBretton Woods zal moeten functionneren.
Hoewel het ‘E.C.A.-voorstel n6g niet in details bekend
is, meent het Franse hlkd ,,L’Econömie” van 22 December
jl. te weten-dat liet gaat om het bereiken van de volgende
twee essentiële doeleinden: de onderlinge omwisselhaarheid
van de Europese valuta’s en de algehele afschaffing van
de invoercontingenten in het inter-Europese handeW-
verkeer: Dus wede’rom een poging in de richting van eco-
nomische intégratie.
Tegelijkertijd zou het Fonds als een Europees ,,Clearing
House” moeten’fungeren, zodat periodieke compensatie
plaats kân vinden van de netto schulden en vorderingen
van de deelfiemende landen onderling. Om deze compen-
satie soepel te doen verlopen, zal het Fonds bereid moeten
zijn om dehetsaldi van de desbetreffende landen over te
‘) Zie de Internationale Notitie over Fritalux in
,,E.-S.B.”
van
16
November
1949.
4 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15
nemen onder nader te regelen voorwaarden, terwijl cre-
diteurlanden hun creditsaldi geheel of gedeeltelijk bij
het Fonds zullen moeten handhaven.
l)e E.C.A. heeft verklaard, zo schrijft ,,L’Economie”,
dat zij het grootste deel van de ,,pool” van $ 150 mln,
gereserveeid voor het vrijer maken van het Europees
betalingsverkeer, beschikbaar zal willen stellen voor
dit Europese Monetaire Fonds.
Volgens Amerikaanse deskundigen, zo verneemt de
,,N.R.C.” van 29 December, zou het gehele sterling-
gebied zich bij het Clearing House kunnen aansluiten.
De sterlingzone is een normale dollarcrediteur. De dollars
van dit gebied zouden dan kunnen worden gevoegd hij
die, rechtstreeks door de E.C.A. verschaft: Het Clearing
House zou in de plaats komen van de inter-Europese
betalingsovereenkomst, welke in Juli a.s. afloopt. Ze zou
tevens alle wederzijdse overeenkomsten omtrent trekkings-
rechten overbodig maken
2).
Gezien de moeilijkheden, velke verband houden met
genoemde vrij making van het inter-Europese handels-
verkeer, zijn de Amerikaanse deskundigen van mening,
dat de unie slechts zal kunnen werken, wanneer 75 pCt
van het goederenverkeer vrij zal zijn. Geleidelijk zou men
dan tot 90 en zelfs tot 100 pCt kunnen komen.
De Amerikaanse deskundigen zouden de clearing-
transacties aan de O.E.E.C. willen toevertrouwen – het
gehele plan zou nl. beogen de O.E.E.C. in 1952 bij de stop-
zetting van de Amerikaanse hulpverlening te doen voort-
bestaan. Het oppertoezicht zou berusten bij een ,,groep”,
gevormd uit gouverneurs der centrale banken, die zouden
worden terzijde gestaan door vertegenwoordigers van de
verschillende ministers van financiën.
Hoe staat Engeland tegenover al deze plannen? Wat
lloffman’s w’oorden betreft, Sir Stafford Ciipps ging hier-
mede volledig accoord. In principe. Want toen het op
beloften en verplichtingen aankwam, voerde hij allerlei
bedenkingen aan. Engeland is ,,banker” en ,,broker”
van een belangrijk gebied van betrekkelijke vrijheid: de
sterling-area, en voelt. te dien opzichte zijn verantwoor-
delijkheid. Dit drukte Cripps als volgt uit, toen hij zei:
,,….we could not integrate our economy into that of
Europe in any manner that would prejudice the full
discharge of these responsibilities”. En: ,,We are ready
to examine sympathetically any scheme which involves
our closest association with groups of participating coun-
tries providing that such association is consistent with
our policy as 1 have outlined it” (zie ,,The Banker”,
hlz. 148).
Dit klonk niet erg bemoedigend voor de overige West-
europese landen, vooral niet voor die landen, welke werken
aan de tot stand korning van economische unies, waaraan
Engeland niet rechtstreeks deelneemt.
Sommige Engelse bladen laten een soortgelijk geluid
horen. Men vraagt zich af, wat de positie van het Engelse
pond zal zijn met betrekking tot een Fibenel of een, Nor-
denswe. Typerend is in dit verband de volgende passage
uit het reeds genoemde maandblad ,,The Banker”: ,,The
re-establishment of effective interconvertibility of cur-rencies in Europe w’ill be achieved far more readily by
using an existing mechanism than by setting up new
super-structures, whatever their names – Fritalux,
Nordenswe, oi’ Federal Reserve Banks for Europe. Sterling
and the banking mechanism of London stand ready to
step into this breach. It needs, only a little courage and audacity, qualities in which Britain’s leaders appear
50
deficient to-day, but which in this particular context
might yield dividcnds out of all proportion to the risks which such an extension of the sterling area in Europe
would involve”.
Misschien was Mr. Floffman liever met grootscheepser
‘)
Zie hiervoor het artikel ,,New
Payments
Plan for Europe?”
in ,,The Financial Times” van 31 December.
plannen ter congresaitting verschenen. Wat er echter
de laatste maanden aan plannen en voorstellen ter tafel
is gebracht, toont in iedei’ geval de goede wil van de
Marshall-landqn om ten spoedigste tot een geïntegreerd
Europa te komen, een Europa met een zo groot mogelijke
mate van vrijheid van handels- en betalingsverkeer.
Het is te hopen, dat dit dc houding van het Amerikaanse
Congres •ten opzichte van een verdere toewijzing van
Marshall-dollars in gunstige zin zal beïnvloeden.
INTERNATIONALE NOTITIES.
ONS KOFF}EI3ANTSOEN.
Aan de vooravond van Kerstmis werden wij verrast
door de mededeling, dat het koffierantsoen sterk zal
worden verminderd. De Nederlandse Regering heeft, zo
luidde, het bericht, in verband met de sterk gestegen
wereldmarktprijs van dit product, de invoer ervan enige
tijd geleden stopgezet en de in ons land bestaande voor-
raden veroorloven geen handhaving van de consumptie
op het huidige niveaij.
Omtrent de oorzaken van de huidige situatie op de
koffiemarkt verstrekte ,,The Economist” van 24 Decem-
ber jl. enige gegevens. De droogte in Brazilië en de gevol-
gen daarvan op de komende oogst gaven aanleiding tot
speculaties in de Verenigde Staten. Deze werden nog ver-
sterkt door het uitgeput geraken van de Braziliaanse
koffievoorraden, een gevolg van een geringere opbrengst,
het herstel van de Europese vi’aag en de niet te weerhouden
stijging van het Amerikaanse koffievei’bruik. De gewoonte
om koffie te drinken wint in Amerika steeds meer veld
en schijnt ônafhankelijk te zijn van de huidige voors$ed.
Onderstaande tabel geeft een indruk van de Amei’ikaanse
koffie-invoer en het verbruik pel’ hoofd der bevolking.
Jaar
Invoer
Jaarlijks verbruik
(in duizenden
per hoofd der be-
bags
1))
volking
in
11).
1937-’39 (gem.)
14.358
–
14,38
1940
15.536
15,57
1941
17.045 15,62
1942
2)
12.962
13,77
1943
2)
.
16.618
12,55
1944
19.707
16,31
1945
20.589
16,75
1946
20.632
19,39
1947
18.854
17,81
1948
20.946
19,04
‘)I bag = 132,3 lbs.
2)
In 1942 en 1943 was koffie in dc Verenigde Staten ge-
rantsoeneerd.
De spectaculaii’e stijging van de koffieprijs is, daar de
Verenigde Staten reeds 70 pCt van de expoi’teerbare koffie
opnemen, ,,only an extreme symptom of what is likely to be a long-term trend”, zo zegt ,,The Economist”. De
huidige situatie zal dan ook minstens voortduren, tot-
dat nieuw geplante koffiestruiken vrucht gaan di’agen.
De Zuidamerikaanse koffieplanters zijn echter niet zo
enthousiast voor nieuwe aanplant als men w’el zou wensen.
Zij herinneren zich o.a. de tijd, toen koffie werd verkocht
voor van de huidige prijs.
In het licht van bovenstaande situatie ziet het ei’ naar
uit, dat in het inmiddels vatgestelde rantsoen van 125
gram koffie voor een periode van zes weken, voorlopig
geen wijziging ten goede zal komen.
JAPANS ‘I’ERUGKiIÈR OP DE WMtELDMARKT.
De tijd, waarin Japan op de w’ereldmarkt met sicces
een moordende concurrentie voerde, ligt nog niet ver
achter ons. Immers, in 1931 werd Engelands belangrijkste
exportindustrie, de katoenindustrie, voor het eerst in de
16
ECONOMISCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN
4 Januari 1950
geschiedenis door Japan van de eerste plaats gedrongen.
De maatregelen, die de Engelse Regering nam,.vermochten
niet de Japanse concurrentie essentieel te verminderen;
de Japanse uitvoer, die in 1868 slechts een waarde had
van 15,6 mln yen, bereikte in 1940 de 3.972,4 mln yen,
toentertijd $ 929,5 mln.
Na de capitulatie van Japan, op 14 Augustus 1945,
geraakte de tijd iran het ,,gele gevaar” spoedig in ver-
getelheid; de volledig door de Amerikanen gecontroleerde
Japanse uitvoer bereikte tussen September 1945 en eind
1946 de voor de wereld onbelangrijke waarde van $ 103,3
mln.
In het vierde kwartaal van 1947 echter, slaagde Japan
er opnieuw in Engelands katoenuitvoer te overvleugelen;
in dezelfde periode, waarin Engeland 146 mln yards af-
zette, verkocht Japan er 157 mln. In 1947 voerde Japan
meer dan 400-maal zoveel katoenen weefsels uit dan in
1946; Lancashire maar 3 pCt meer. In India, Pakistan
en Indonesië dook Japan als leverancier weer op en niet
alleen Engeland, maar’ook andere landen werden.in
1947
en 1948 weer beducht voor de Japanse concurrentie.
In 1949 werd deze ontwikkeling door de Amerikaanse
maatregelen aanzienlijk versneld. In dit verband kunnen
worden genoemd: de ‘aan MacAithur verstrekte richt-
lijnen tot Japans economisch herstel, die op een Aziatisch
Marshall-plan gelij ken; het toestaan van ,,unrestricted
development of Japanse ,,peaceful” industries”; het
kwijtschelden van alle verdere ,,interim reparations”; het
weer in staat van-productie brengen van 845 voor demon-
tage bestemde bedrijven en het opheffen van alle minimum-
prijzen voor Japanse exporten.
De’protesten van Londen en het Amerikaanse bedrijfs-
leven tegen deze ontwikkeling hadden geen resultaat.
Washington schijnt, aldus de ,,Neue Zürcher Zeitung”
van 29 December jl., vast besloten Japan niet alleen tot
een bolwerk tegen het communisme, maar tevens tot
de w’erkplaats van het Verre Oosten te maken. Ook zuiVer
financiële overwegidgen spelen een rol. Tussen September
1945 en eind 1948 werd nl. 55 pCt van de totale J4panse
invoer en 68 pCt vai de uitvoer van de Verenigde Staten
naar Japan door Amerikaanse belastinggelden gedekt.
Voorts ging, i.p.v. gemiddeld 23pCt in de jaren 1930-1934,
gedurende de periode 1945r48 ijieer dan 30 pCt van de
totale Japanse uitvoer naar de Verenigde Staten, doch
tegelijkertijd stegen de Amerikaanse exporten naar Jap&n
tot meer dan 80 pCt van de totale Japanse invoer en het
dollardeficit van Japan bedroeg in 1948 niet minder
dan 375,6 mln. Tenslotte moesten de Verenigde Staten
over bovengenoemde periode niet minder dan $ 831 mln
spenderen om verhongering van Japan te voorkomen.
Kortom, Amerika’s voogdij over Japan w’ordt te duur,
en Washington is niet van plan een reusachtig armen-
huis” in het Verre. Oosten te onderhouden. Japan zal
zelf zijn brood moeten verdienen endat kanhetalleendoor
meer te exporteren, nog véel meer dan gedurende de
grootste dumping-periode, want liet land verloor niet
alleen zijn buitenbezittingen en de Rioe-Kioe-eilanden,
maar de bevolking is bovendien nog toegenomen van
73,1 mln in 1940 tot 78,6 mln in 1947.
T-let nieuwe exportoffensief, dat volgens het in Mei
1948 door de Regering gepubliceerde vijfjarenplan een
uitvoer van $ 1.646 mln in 1952— in 1947 en 1948 beliep
de uitvoer resp. S 173,6 mln en $ 258,6 mln – beoogt,
zal Japan niet gemakkelijk vallen. Zelfs niet, indien de
Verenigde Staten zôwel credieten als grondstoffen ver-
strekken. Immers, de Japanse industrie moet tegen-
woordig – in tegenstelling met voor de oorlog – rekening
houden met vakverenigingen, stakingen, hogere lonen
en bogere invoerprijzen. Voorts bestaan de grote trusts
niet meer, terwijl de Organisatie voor de buitenlandse handel uiteen is gevallen. Nochtans heeft Japan sedert
1946 opmerkelijke prestaties geleverd. De Japanse textiel-
industrie kwam snel tot – ontwikkeling. ‘Weliswaar pro-
duceerde zij in 1947 nog maar 23 pCt van het gemiddelde
van 1930/’34, maar de huidige ontwikkeling wijst er volgens
het waarnemend hoofd van de afdeling textiel en leder
van het Amerikaanse ,,Department of Commerèe” op,
dat zij waarschijnlijk spoedig haar vroegere positie weer
zal innemen. In de machine-, rijwielen- en porselein-
branche doet zich -de Japanse concurrentie reeds veel
scherper gevoelen.
1
–
loewel Japan momenteel practisch tot de ,,hard-
currency”-landen behoort en slechts in dollars verrekent,
is het land nu, evenals voor de oorlog, eên realiteit in de
wereld handel en zijn concurrentiemogelijkheden zullen,
aldus de ,,Neue Zürcher Zeitung”, wâarschijnlijk sneller
toenemen dan die van Duitsland, waar Eiigeland en
Erankrijk nog invloed kunnen uitoefenen. Kortom,
Japans terugkeer op de wereldmarkt is een feit, ivaamede
geheel Euroia rekening dient te houden.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De gehlinarkt.
De jaarultimo ging, zoals gebruikelijk, met een krappe
geldmarkt gepaard.
De banken hadden hun liquide niddelen reeds de laat-
ste weken uit een oogpunt van ,,window dressing” zô-
veel mogelijk laten aangroeien, zodat op liet laatste
moment geen sterke verkoopdrang van schatkistpapier
ontstond en de notringen de 1– pCt_niet overschreden.
1-let marktdisconto van één- en tweemaandsprornessen,
welk papier wegens de korte looptijd met relatief
–
weinig
renteverlies kan worden verkocht, vertoonde een stijging.
Januaripapier w,rd voor 1/ pCt, Februaripapier voor
15!16
pCt verhandeld. Voor de termijnen, waarvan relatief veel uitstaat: Mei, Juni, Augustus, September en October,
werd 1-
1
2
pCt geboden, voor de relatief schaarse termijnen:
Maart, April en Juli was er enig aanbod op -pCt.
De callgeldnotering werd Donderdag verhoogd van 1
tot Ij pCt, en Vrijdag verder tot 11 pCt. Volgens de balans
van De Nederlandsche Bank per 27 December waren de
saldi van banken bij de circulatiebank f 53 mln, zodat de banken slechts f S mln van dit tegoed hadden aan-
gesproken. De stijging van de voorschotten en bëleningen
met f 20 mln tot f 168 mln eçhter vormt een aanwijzing
voor de behoefte der banken aan liquide middelen en de
wijze, w’aarop hierin indirect werd voorzien, nl. via de
discontomakelaars, die bij De Nederlandsche Bank geld
opnamen tèr financiering van hun schatkistpapierporte’
feuil]e.
De kapitaalmarkt.
Op de aandelenmarkt deden’zich gidurende de laatste
week van het jaar geen schokkende gebeurtenissen voor.
Het jaar 1949, dat zo rijk is geweest aan golven van
optimisme en pessimisme bij de beoordeling der Indo-
nesische situatie – waarbij tot dusverre de economische
overwegingen verre werden overschaduwd door politieke
factoren – werd besloten met een vaste stemming voor
Indonesische aandelen. 1-let indexcijfer voor deze fondsen,
dat vijf weken geleden nog op 54,9 stond, steeg daardoor
tot 66,2 op30 December.
1-let algemene indexcijfer van aandelenkoersei veran-
derde in 1949 per saldo slechts weinig, ni. van 163,4 op 3
Januari tot 164,3 op 30 December. Een concreter bewijs,
dat aandelen onder de tegônwoordige omstandigheden
geen devaluatie-hedge meer vormen is nauwelijks denk-
baat-, vooral indien men rekening houdt met het relatief
grote devaluatiepercentage, dat in September jl. werd
toegepast. Dooi’ conjuncturele factoren werden de aan-
delenkoersen slechts weinig gedrukt in het afgelopen
jaar. Noch van een ernstige conjunctuurinzinking noch
van verwachtingen daaromtrent was’ immers in 1949
II
,
4
Januari 1950
‘
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
17
sprake. Bij de beoordeling van het aandelenkoersenriiveau
.
BANK
VAN
FRANKRIJK.
mag inmiddels niet uit het oog w orden verloren, dat de
.•
(Voornaamste posten in inillioenen
rrancs).
1
Voorschotten
aan de Staat
nieuwe aandeleneinissies in hel afgelopen jaar van geringe
omvang varen. Een groter emissie-activiteit had wellicht
1
‘
1
tot een koersdaling kunnen leiden.
Data
‘
.-
.
O
°
1
Q
)
1
Zeer grot was de stabiliteit van de .ob1igatekoorsen in
QO
10
C1)
–
‘
–
1949,
zoals
blijkt bij
vergelijking
v
an
de
Januari-
en
1
0
1
1
0
Decembercijfers
in
onderstaande
tabel.
FIet
afstoten
Dec. 1946
T
94.817
1
i
18.302
59.449
67.900 426.000
van verhandelbaar geworden investeringscertificaten door
8 Dec.
1049
52.901
1
450.263
125.042
156.800
4213.000
de
houders
–
die
via
deze
tussenschakel uiteindelijk
15 Dec.
1949
1
52.981
443.538
125.042 157.400
1
426.000
geblokkeerd in vrij geld konden omzetten
–
heeft in het
22 D ec.
1949
52.931
1
461.378
‘125.042
1
164.500
j
426.000
1
Bankbil-
1
De
posi to’s
afgelopen jaar niet tot een koersdaling van deze stukken
geleid. De re1atieflcorte looptijd bracht er ni. institutionele
,
Data
jetten
circulalle
–
Totaal
Staat
Diversen
beleggers toe, als koper van
deze staatsfondsen op te
____________
26
Dec.
19413
,7’Zl .065
1
63.458
765
1
132.603
treden. In dit verband kan het bericht van de
,,Maas-
bode” van 31 December, dat de Pensioenfondsen van de
8 Dec.
1949
15 Dec.
1949
1.241.612
‘1.234.355
140.390
i
146.180
1
702
670
1
138.358
143.725
Staatsmijnen en
de Spoorwegen instructie hebben ge-
22 Dec.
1940
1.247.932
‘151.307
1
‘149.173
kregen, hun middelen zoveel mogelijk in het eigen bedrijf
te investeren, op de duur van de grootste btekenis w’orden.
Mocht dit op grote schaal plaatsvinden, dan zou de
NEDERLANDSCIJE BANK.
Verkorte balans op 2 Januari 1950.
stroom
van
middelen
van
de
institutionele
beleggers
S
naar de markt voor niet-risicodragend kapitaal belangrijk
Activa.
worden versmald en dit zou de stabiliteit van de staats- Wissels, pro-
f
Floofdbank
t
–
1)
messen en
–
fondsenmarkt en daarmede /an de rentestand hier te
schuildbrieven
‘
Bijbank
,,
–
Agentsch.,,
5.000,-
lande in belangrijke mate kunnen beïnvloeden.
.
in disconto
,
t
5.000,-
‘)
‘Wissels,
schatkistpapier
en
schuldbrieven,
–
–
,
3 Jan.
23 Dec.
30 Dec.
•
door de Bank gekocht (art
15, onder 4,
van
de
Bankwet
1948)
.
…………..
…-
1949
1:949
1949
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
Attnd.
indexcijfers.
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1917 ……
1.750.000.000,-
Algemeen
……….
163,4
162,0
164,3
Industrie
…………
2t3,5
229,4
229,8
Voorschotten
,
[ Flooîdbank
156.663.276,70
‘)
in rek. crt
op onderpand
Bijbank
,,
694.375,54
Scheepvaart
……….
161,8
150,4
151,0
(mcl.
belenin-
Banken …………..124,2
134,2
135,1
gen)
Agefltsch.
16.465.831,61
Indom
aand .
……..
77,4
6t,3
66,2
–
1173.823.483,85
Aiulcleia
‘
,
Op
effecten
enz ………
..172.581.480,92
1)
Op
goederen en ce]en
..,, ‘
1.242.002,93 A. K. U.
…………
163
187
187
.
,,
173.823.483,85
1)
Philips
.
……
233*-
236
234*-
,
Voorchotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet
1948)
………………….
..-
Unilever
…………278
247
245
Boekvordering
op
de Staat der Nedeilanden
‘
S
H.
A.
L.
…………
170*-.
163
163*-
inevolge overeenkomst van 26 Februari
–
1.500.000.000,-
Amsterdam Rubber
.
176*-
142*-
148*-
Munt en muntmateriaal
H.V.A.
…………
…
178
160*
165*
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……t
740.143.147,67
Kon. Pêtroleuin
323*
297
‘
296′
‘Zilveren munt enz.
..,,
11.401.203,08
–
75
–
1.544.350,75
Staittsobligaties.
,
‘
Papier
o’p
het buitenland
t
‘i62685.600,-
2* pCt N.W.S…….81
1/
80
/8
S0/
/
16
8
Tegoed hij correspondenten
in het buitenland
……588.527.177,76
3-3
* pCt 1947
98/,
98’J
98*
Buitenlandse betaal-
3 pCt Invest. certif.
. .
98/l6
98*
.
.
middelen
…………
…1.784.147,13
722.997.024,89
3
pCt Dollarlening 1947
100/’)
98’/16
98/’)
Vorderingen in guldens opvreemde circulalie-
banken en soortgelijke instellingen
..,.,,
.379.420.643,98
Belegging van
kapitaal, reserves, pensioen-
1)
in
$
van 2,65.
fonds en
voorzicningsfonds
…………..
121.034.753,63 Gebouwen
en
inventaris
……… . ……
Divcrse
rekeningen
………………….
.
…….
..2.000.000,-
255.598.507,13
t
5.656.423.764,23
STATISTIEKEN.
–
PassIva.
Kapitaal
……………..
…
.
…
……
T
20.000.000,-
BANK VAN ENGELAND.
‘
Reservefonds
…….
………………..
..15.333.335,71
m
(Voornaaste posten in millioenen ponileii).
Bijzondere
reserves
…………………..
Pensioenfonds
……………………..
Voorzieningsfonds
personeel
in
tijdelijke
61.674.999,18
..22.672.352,67
.
‘
,Zs’
0′-.
.
dienst…………………………
Bankbiljetten in omloop (oude uit.giften)
..,,
..1.499.667,79
69.743.640,-
.
Bankbiljetten
in
omloop
(nieuwe
uitgifte)
v .
,,
3.006.402.920,-
Ban kassigna ties
in
omloop
…………….
312.381,08
‘t
”
–
b
Rekening courant saldo’s
‘s
Rijks Schatkist ……
t
527.345.833,45
–
,
Rijks
Schatkist
bij-
zondere rekening
….
..610.416.806,02
–
25
Dec. ’46
0,4
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
1,3
Geblokkeerde saldo’s
.
3.184.409,77
14 Dcc. ’49
0,4
1.349,3
1
1.350 1.312:1
38 3
5,41
”
Saldo’s
van
banken in
21
Dec. ’49
0,4
1.349,3
1
1.350
1.318,2
32;-!
5,3
‘
Nederland
. . . . , …..
..
60.136.440,22
28 Dec. ’49
0,4
1.349,2
L
1.350
1.321,9
28,4
5.3
Vrije saldo’s van Vreem-
de circulatiebanken en
–
soortgelijkeinstellingen
,,
.484.929.077,33
Other securities
–
lieposits
IS_
t
0
Andere Vrije saldo’s ….
..343.157.561,91
Crediteuren in vreemde geldsoort
……..
2.029.170.128,70
13.057.5
–
18,71
–
‘
cd
‘t
—–
.
t
.n3
c
Diverse
rekeningen
………………….
356.556.820,39
-0
–
E-
0
t)
.
–
t.
5.656.423.764,23
ce
–
‘t
–
___
11
Waarvan
schatkistpapier
rechtstreeks
door de Batik in disconto genomen
. . . t
–
25 Dec. ’46
311,8
13,6
15.8
346,5
10,3
1
‘-
278,9
14
Dec. ’49
430,5
16,2
24,9
497,3
9,2
t
81,0
295,4
1)
Waarvan aan Indonesi8 (Wet van 15
•
21
Dec. ’49
458,5
19,5
24,6
522,0 14,2
1
97,9
290,5
Maart
1933,
Staatsblad
no.
99)
……..
..34.259.225,-
28 Dec. ’49
468,4
14,8
21,3 520,0
11,6
97,9
299,2
Circulatie der door de Bank namens de
–
Staatinhetverkeergebrachteniuntblljetten
,,
136.717.459,50
‘t
1
18
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Januari 1950
J)E JAVASrIÎE BANK.
NATIONALE BANK VAN IJELOIË.
(Voornaamste posten in duizenden gu1dens.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
c
c
‘-”•
z
–
C)
Data
to
=p
oE
o”t
to
.
–
Qs)
’00’55)
oac
tt
.0
.2.PtO
0
31
Maart
1047
477.080 35.303
33.256
85.402
255.201
7
Dec.
1949
470.985 81.076 14.800
64.753
1.153.842
14
Dec.
1949
470.985
82.379
84.723
67.136
1.191.497
21
Dec.
1949
470.985
91.422
14.730
67.699 1.210.733
Itekcning courant
saldi
-s
5)
._
Data
_
ï
ij
31
Maart
1947
81.527
451.8I6
–
503.718
101.304
7
Dec.
1949
26.028
913.262
–
855.300
35.077
14
Dec.
1949
27:503
922.095
–
888.587
35.484
21
Dec.
1949
27.520 928.917
–
910.652
35.247
Muntbiljettencirculalie per
31
Maart 1917 T
646.830.979.
Muntbiljcl.(encirculatie per
7
Dec.
1949 f957.636.137,50. Muntbiljcttencirculalie per
14
,
Dec.
1949
f
972.483.226,50.
Munthiljettencirculalie per
21
Dec.
1949 T 974.599.31 0,50.
ciROOTHANI)ELSPRIJZEN VAN ÇS’OIANEN, VELDBONEN,
BOTER,
KAAS
EN ELERN IN NEDERLAND
1).
Tarwe’)
Rogge’)
&èrst
Haver*)
Mais
So
r-
ghum Veldbonen*)
]3
.7
)
Kaas
‘
Eieren
– es
5)
.
0
5.0
5)
)
–
05.0
5)
,,
.
– –
0.
..
..
bD
,
°
o
‘
o-
5-
5
–
5)
_5-
Cs.0)
00)
5)
5055
5055
595
.
‘.9
-0)
-.,
P4’5
S.
5)
Ç
Jan.
1048
-21,50
-21,29
-19,78
20.17
____
-1
8,54
– f
22,17e
T
20,17′
f
23,00
f
3,12
t 1,63′ t
16,15
-__
12,95
Febr.
Maart’
-21,50
-21,35
-21,24
-21,19 -19,97 -20,39
20,37′
20,50
-18,48
-18,3S
‘
22.37′
22,50
20,37′
20,50
26,06′)
26,70
2,12
1,66 16,15
12,95
April
-21,34
-21,19
-20,71
20,67′
-18,56
22,67′
20,67′
29,56
3,12
3,12
1,68
1,64′
14,10
14,10
11,10 11,10
Mei
Juni
-21,21
-21
1
31
-2.114
-21,10
-20,46
-20,92
20,77′
20,85
-18,58
-‘18,55
22,70
22,85
20,77′
20,85 27,50
3.07
‘1,65
14,20
3
)
11,20′)
Juli
-21,73
-21,47
‘.20,77
20,95
-18,47
22,95
21
’17’
26,75
•”
307
3,07 1,65
164′
14,20 14 20
11,20
11,20
Aug;
22,18 21,98
19,81
19,17
18,19
21,27′
19,32′
.
3,14
1,65
14 20
1120
Smit. Oct. 21,34
21,37
21,29 21,27 19,66 20,20
19,37′ 19,57′
18,12′
18,05
21,47′ 21,67′ 19,37′
19,57′
.
3,14
‘1,66’ 14,20
1′!
20
Nov.
21,79
2J,22
20,56
1
9,77′
18,32
21,92′ 19,77′
..
27,94 3,14 3,96
1,66′
1,64
16 10
16,10
13,10
1310
Dec.
21,87.
2,45′
20,80′ 20,01′
18,29
22,07′
19,97.’
27,00 3,96
1,62
14,20 11,20
Jan.
1969
Febr.
21,74
21,77 21,36
.
21,08
20,91
21,40
20,17′
.
17,93
18,05
22,72′ 22,57′
20,17′ 20,37′
28,59
‘
3,96
1,61′
‘14,20
‘11,20
Maart
‘22,10’
21,58 22,50
20,64
19,55
22,81′
20,61′
32,81
33;37′
3,96 3,06
1,66 1,66
15,03′)
14,40 11,90
1
)
11,06
April
‘
22,53
21,97′
23,35
–
20,77′
21,66
‘
22,97′
20,77′
31,37′
3,92
‘1,73
14,05
10,82′
Mei
22,37′
22,00
22,75
20,97′
2l.56
23,17′
.
26,25
–
3,86
1,63′
15,39
12,24
Juni
22,15
‘
21,96
23,26
21,78
.
21,81
25,77
21,82 ‘
.
3,85
1,62
116,14
12,53 Juli
22,34
22,54
23,19
22,34
21,33
28,72
21,09
.
3,81
1,64
17,55
13,88
Aug.
22,04
70,32′
23,05
21,82′
21,67
28,87′
.
.
3,83 1,73
16,77
12,77
Sept.
22,06 21,14 25,44 24,53
23,78
32,62′
.
29,50
3,93′
i,04′
‘17,31
13,69
3- 8
Oct.
21,90-22,10
22,50-24;00 27,50-28,50
26,25
25,00-25,25
36,50
.
33,00-34,00
3,96 1,97
17,50
11,00
10-15
Oct.
21,80-22,00
23,00-25,00 29,00-29,50
26,75
25,50-27,00
35,50
.
31,00-32,00
3,96 1,99
17,50
14,00
17-22
Oct.
21,90-22,10
22,25-23,00 28,75-29,50
26,50
24,00-26,50
33,50
.
30,00-31,00
3.06 2,23
20,50 16,00
24-29
Oct.
21,90-22,1
0
22,00-22,75
28,50-29,00
26,00
23,00-24,00
32,50
31,00-32,00
3,96 2,30
20,50
16,50
30 Oct.-
22,0022,10
22,75-23,00
28,00-28,50
‘
26,50
23,00-24,00
33,25
.
32,00-33,00
4,13
.
–
21,00 17,00
7-1 2
Nov.
22,20-22,50
22,50-22,75
27,00-29,50
26,62′
22,50-23,75
32,75
.
31;50-32,50
4,18
2,78
1
)
21,00 17,00
1
4-19
Nov. 22,50-22,75 22,50-22,75
26,00-28,00
25,50
22,25-22,75
30 50
.
31 ,00-31,50
4,18
.
21,00 17,00
21-26
Nov.
22,75-23,00
22,50-72,75 26,00-28,00
25,37′
22,50-23,00
30,25
.
31,00-31,50
4,20
2,76
21,00
16,50
Z8
Nov.-
.
3
Dec.
23 25-23,50
27,60-23,25 27,50-30,00
26,50
23,00-24,75
33,25
.
.
31,50-32,00
4,20 2,70
18,00 14,00
5-10 Dec:
23 25-23 50 22,60-23,25 27,50-30,00
26,50
23,00-29,75
33,25
.
31,50-32,00
4,23
2,5!
12-17
Dec.
23,25-23,55
23,50-23,75 29,00-31,00
27,25
25,90-27,00
34,62′
25,75
31,75-32,25
4,23
2,41 19-24
Dec.
.
–
. ,
.
. .
1
.
. .
4,63
2,34
‘) Deze statistiek sluit aan hij die, gepubliceerd in ,,E.-S.B” van
23
November
1949,
blz.
943..
‘) betekent: vrije marktprijzen; . betekent: geen aanbod.
‘) Met ingang van
9
Februari
1948 is
de handCl Vrij geworden
‘) Van
14
Mei af. ‘) Met ingang van
14
Februari is de handel vrij geworden. ‘), Van
13
Juni af ‘is het gewicht
70/71
kg; van
1 Augustus af
71/72
kg.
‘) Met ingang van
7
November
1949 is de handel vrij geworden.
‘) Officieuze, werkelijk betaalde nettô-prijs.
0.,
0..
0
c
.
–
È
.11
!
bi
cb
,.
–
0 0
5)
-1-1
;:s.
G)
10 Sept.
1948
28.136
11.042
427
9.986
303 414
8
Dec.
1949
31.903
8.825
1.218
9.793
347 773
15
Dec.
1949
30.893 8.640
1.143 9.594
314
711
22
Dec.
1949
30.723
8.348 1.278
9.953
323 708
29
Dec.
1949
30.605 8.389
1.620
10.650
431
694
Rekening courant saldi
C5
–
0,j
,03
55
0
1
–
455
,5
I.
,
9-s
m
co
16
S4t.
1948
657
91.729 81.568
22
2.425
6.251
8
Dec.
1949
915
,
95.838
86.5’28
688
1.344
4.979
15 Dec.
1949
915
94.789
85.752
861
1.293
4.966
22 Dec.
1949
915
95.123
85.785
1.183
1.317
5.337
29 Dec.
1949
915
96.306
87.113
769
1.373
5:055
Bij belangrijke Levensverzekering-maatschappij
vaceert de functie van
Secretaris der Directie
I
Gegadigden moeten acad. opleiding hebben
genoten (Mr i. d. Rechten, econ. Drs),
grondige kennis hebben van de moderne ta-
len, zowel in woord als geschrift, en iepre-
B.
zijn. Leeftijd ca. 30 jaar.
4′ Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
19
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
–
.
—
..0
00n
c
n
Data
10
0
31 Dec. 4946
4.949,9
458,0 1238,7
52,7
4.090,7 1.163,7
7 Dec.
1949
6.201,6
254,7
1
114,6
39,7
1
4.303,6 4.935,9
15 Dec.
1949
t 6.240,9
1
256,7
141,6
39,7
4.347,6
1.902,1
23 Dec. 1949
6.230,4
255,6 114,4
39,7
4.508,2
1.758,7
Industrieel Grootbedrijf in het Wisten van het land roept sollicitanten op voor een
LEIDENDE FUNCTIE OP ‘DE
HANDELSAFDELING
Eisen: brede ontwikkeling. Ruime commerciële
opleiding en practische ervaring. Leeftijd pim.
35 jaar.
Voor iemand met initiatief en activiteit wordt
een positie geboden met zeer goede vooruitzich-
Eigenhandig ‘geschreven brieven met vermel-
ding van leeftijd, godsdienst, theoretische op/ei-
ding, practische loopbaan eh verlangd salaris,
onder bijvoeging’ van goed geljkende foto, bin-
nen een week te richten aan het LABORATO-
RIUM VOOR TOEGEPASTE PSYCHOLO-
GIE, Vossiusstraat 54-55 te Amsterdam-Zuid.
Op enveloppe vermelden: S 212.
Kennis van de zich op het gebied der levensveizeke-
ring voordoende economische, juridische en fiscale
problemen is gewenst, doch niet vereist.
Voor bekwame, energieke kracht levenspositie.
Sollicitanten moeten bereid zijn zich te onderwerpen
aan een psychotechnisch onderzoek.
Uitvoerige, eigenhandig geschreven brieven met opg.
van leeftijd, opleiding, ervaring, referenties enz., ver-
gezeld van, en recente, foto, worden, onciêr toezegging
van geheimhouding, ingewacht onder no. 146230 bij
Adv. Bur. BOLREK, Kon.plein 1, Amsterdam.
ECONOMISCH CANDIDAAT
28 jaar, 9 j. commerciële, organisatorische en admin.
ervaring, harde werker, wenst – bij gebrek aan pro-
motiekansen – van werkkring te veranderen.
Br. onder no. ESB 1603, bur. v. d. blad, Postbus 42,
Schiedam.
ZWAARDEMAKER’S HANDEL EN INDUSTRIE N.V.
Veeöederfabriek en Gortpelleril
‘ZAANDAM
vraagt een academisch gevormde persoonlijkheid (studie- richting
bij voorkeur Economie of Accountancy)
als
SECRETARIS ‘DER DIRECTIE
Gegadigdën dienen de – economisch – juridische vraag-
stukken van
personeelsbeleid
en sociale zorg voor de
– fabrieksieden almede de fiscale aangelegenheden
zelf-
standig te behartigen en
na inwerking onder
supervisie
der Directie de volledige administratief-organisatorische
leiding dêr onderneming op zich te nemen.
Hiervoor is noodzakelijk, dat iii in een soortgelijke, leidinggevende
functie bij een vooraanstaand fabrieksbedrijf ruime practische
ervaring en ondervinding, ook ten opzichte van moderne Bedrijfs-
administratie en beheer hebben opgedaan en hierbij blijk hebben
gegeven op stimulerende wijze verantwoordelijk coördinerend werk
te kunnen verrichten en zich snel met de veelzijdige facetten van het
bedrijfslevèn vertrouwd te kunnen maken. Leeftijd 30 tot ± 35 jaar.
Me’t de hand geschreven brieven, vergezeld van recente
pasfoto,
bevattende volledige
gegevens betreffende ervaring, opleiding, leeftijd en rel eren ties, worden onder toe-
zegging van geheimhouding gaarne ingewacht bij de Directie, Postbus 3, te Zaandam.
Op
enveloppe en brief s.v.p. te vermelden No. 40.
,,Econonilsch-StatistIscho Be-
richten” heeft een rubriek
,,Vacatures”, dle hij uitstok
71
geschikt is voor het oproepen
van sollicitanten voor leiden-
de functies.
hot aantal reacties ôp dczo
annonces is doorgaans uiter-
mate bevredigend: begrijpe-
lijk, daar do lozerskring voor-‘
namelijk wordt gevormd door
leidende functionarissen op
het gebied van handel, indus-
trio en Overheid.
Ook de rubriek ,,Bcschikbare
krachten” biedt ii een goede
kans van slagen.
Do talrijke particuliere be-
drijven en overheidsinstellin-
gen, die van eertgenoemndo
rubriek gebruik makon, mogen
als – bewijs gelden hoezeer
,,Economisch-Statistischo Be-
richten” zich een plaats hoef t
verworven als medium voor
aanbod van en vraag naar
leidende functionarisson.
Opdrachten voor het volgend
ntunmor dienen uiterlijk S
Januari a.s. in het bezit van
(Ie adniinistratio te zijn.
VESTIGT U IN VENRAY
De plaats voor uw industrie
Bouwrijpe industrieterreinen, adn
grote verkeersweg gelegen, verkrijgbaar
Voldoende arbeidersreserve aanwezig
Wendt u om inlichtingen tot de Gemeente – Tel.
K. 4780 — no. 241
AM.
PONTIAC
,Business
1
–
coupé”,
4-5
pers.
6-cyl.
1
Stuurschakeling,
open
dak.
A DV ER TE E R
ziet er uit als nieuw. Punc-
t
tueel
gaaf.
Zeer
gedistin-
1
1 N DE
geerde wagen. Genegen mo-
dern motorrijwiel
ip
ged.
1
betal.
te nemen.
H. R. A.
1
.L
Vink,
Zuidvliet
55,
Maas-
t
‘B
sluis,
Tel.
(na 6
uur)
K
1
1899/652.
\VETENSCII. INSTELLING TE DELFT vraagt voor haar
economische afd. een
ECON. GESCHOOLDE KRACHT
(Cr5,1. niveau) of
JURIST MET ECONOM. AANLEG
Belangstelling en. aanle voor onderzoekingen op hoger
niveau noodzakelijk. Goede talenkennis vereist. Leeft. max.
35 jaar. Salaris naar ervaring. Bi, in.
you. ml.
onder No.
6812 aan Are’s Advertentiehedrijf NV., Kettingstraat 2,
Den Haag. –
Grote internationale handelsonderneming te
‘s-Gravenhage vraagt voor spoedige indiensttre’
ding:
Commerciële kracht
voor een functie met veelzijdige perspectieven.
Vereist: zakelijk inzicht, enige jaren practi-
sche ervaring, bij voorkeur in het particuliere
bedrijfsleven, een grondige kennis van de mo-
derne talen. Academische opleiding wordt niet
verlangd, doch kan tot aanbeveling strekken.
Leeftijd 24-30 jaar.
Sollicitaties met volledige inlichtingen, refe-
renties, godsdienst en indien beschikbaar recente
foto onder letter B.N.C. aan Nijgh & van Dit-
mar, Parkstraat 27, Den Haag.
Voor een dooi’ ons op te richten afd’eling in ons
bedrijf in Twente wordt voor directe indiensttreding
gevraagd
Een chef de bureau
die de opbouw en de leiding van de boekhouding en
alle administratieve afdelingen zal krijgen.
De functionaris zal, na zich korte tijd in ons bedrijf
ingewerkt te hebben, in alle problemen, verbonden aan
de stichting van bedoelde afdeling, naar zijn stand-
plaats gezonden worden om, onder onze’leiding, deze
afdeling op te bouwen en in te richten.
Sollicitanten moeten bereid zijn zich aan een psycho-
logisch onderzoek te onderwerpen.
Brieven met korte vermelding van personalia, oplei-
ding en ervaring te richten aan liet Secretariaat der
Directie van de N.V. Cicero, 2e Loswal 17, Hilversum,
onder aanhaling van de letters E.S.B.
C
MASTENBROEK
Ben. Molendijk 14 – Goudswaard
• BEDRI/FSA DMINISTRA TIE
• BOEKHOUDINGEN
• BELASTINGZAKE]V’
THE KROGER COMPANY.
opgericht onder de wetten van de Staat Ohio
gevestigd te Cincinnati, 0.
Ondergetekenden berichten, dat zij, van
Dins-dag
3
Januari 1950
af, ter Beurze van Amster-
da.m door bemiddeling van de heren C. F. MEL-
LENBERGH en D. H. PIMENTEL zullen doen
verhandelen
Certificaten voor Vijf Gewone Aandelen
zonder nominale waarde
der bovengenoemde vennootschap, uit te geven
door Administratiekantoor
,.Jnterland”
N.V., ge-
vestigd te Amsterdam, op de voorwaarden, vat-
gesteld bij akte dd. 28 December 1949, verleden
ten overstaan van Notaris W. Straub te Am-
sterdam en vanaf 6 Januari 1950 verkrijgbaar bij
genoemd Administratiekantoor, Tesselschade-
straat 12. De slotnotering der gewone aandelen
te New York was ‘op 28 December 1949 $ 60.
De opneming der certificaten onder Rubriek
II
in de Prijscourant van de Vereeniging voor den
Effectenhandel te Amsterdam is aangevraagd.
Exemplaren van een Bericht omtrent The
Kroger Company zijn ten, kantore van onderge-
tekenden verkrijgbaar.
LABOUCHERE & CO. N.V.
INCASSO-BANK N.V.
A ms t e r d a m, 29 December 1949.
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat ,, Rotterdam
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
94
0
8.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, x, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen.: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voo, Nederland
/
26,—
per jaar;
voor België 1 Luxemburg
/
28,-
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in Belgische franco bij de Ban que de Commerce le Brussel
of op haar, Belgische postgirorekening
fl0 260.34.’
Overzeese gebiedsdelen (per zëepost)
/
26,’—,
overige landen f
28,-
per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beeindigd per ultimo van het kalenderjaar.
Aangelekende stukken in Nederland aan hel Bijkantoor ‘iVeslzee-dijk, Rotterdam (W’.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
24%,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief
/
0,40
per mm. Contract-tarieven
op
aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,, Beschikbare krachten”
/ o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.