AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
EconomischmwSta
*
tis’tische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCJN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
1
33E
JAARGANG
WOENSDAG 15 SEPTEMBER 1948
,No, 1636
DEZER DAGEN
• – COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Larnbers; J. Tinbergen;
F. de Vries;.
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assiste,tt-Redacteur.: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
F. Vers ichelen.
Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van dit nummer.
INHOUD:
Blz.
De artikelen van deze wéek ……….723
Sommaire, summaries …………….723
De Sociaal-Economische Raad
door Prof. Ir I. P. de
Vooys………………………………..
724
Statistische voorlichting in de laatste 50 jaren
door
Prof. Dr H. W. Methorst ………………….
725
Voldoet de Utrechtse Jaarueurs?
door Mr G. A. M.
Vogelaar
………………………………
729
De jongste ontwikkeling in de export van onze ka-
toenen manufacturen
(11).door Dr W. T. .Kroese
730
Ingezonden
s t u k :
Centralisatie
ot
decentralisatie
in
liet
luchtverkeer
door
F. Ledeboer,
niet naschrift van
J.
Kreihen
……….
732.
Internationale
notities:
Credletcontrôle
in
de Verenigde
Staten
…………….
734
liet
economisch herstel van
Japan
………………..
735
Geld- en kapitaalmarkt
………………………
735
De .Belgische geld- en kapitaalmarkt in Augustus
1948
door V. van Rompuy ………………….
736
Statistieken:
llaii]stateii
………………………………….
737
snelle verwijdering van opgewekt aandoende guirlanden.
De grauwe stenen, de onveranderlijke feitelijke onder-
grond, komen weer bloot. In ons land kwam de Luitenant-
Gouverneur-Generaal, Dr van Mook, uit Indië aan tot het
voeren van besprekingen; het zal er niet met bloemen
worden gezegd. Zoals niemand zal schrijven, dat Dr Beel
is vertrokken naar de gordel van smaragd. Te dof is deze
geworden, dan dat mert nog de schone schijn der woorden
kan zoeken. Er moet worden beslist.
Zo zijn de samenkomsten van de vier commandanten te
Berlijn, begonnen onder onderdrukt gejuich, in kilte ver-
gaan. De Amerikaanse minister Marshall, die duidelijk
niet van rhetorische festoenen houdt, heeft schijnbaar
kalm medegedeeld, dat het onderhandelen doorgaat, tegen
wil en dank. Zo gaan de afgezanten, met vermoeide tred,
weer naar het Kremlin, zoals de visser, wiens wensen ver-
keerd uitkwamen, gedesillusioneerd terugsjokte naar het
tovervisje, dat notoir ongemakkelijk was.
Tropische bloemen verwelken snel; het is kort geleden,
dat zij in wolken werden gestrooid bij de uitvaart van
Gandhi, de verpersoonlijking van de non-agressie. Thans
is India het vorstendom Hyderabad binnengevallen. Bijna
gelijktijdig is Djinnah, de genius van Pakistan, overleden;
van hem is geschreven, dat hij het intellect zelve was.
Zullen ook zijn opvolgers het geweld als enige bewijsgrond
zien? Milton, die een verloren paradijs beschreef, gaf wel
terecht aan Adam in de mond: ,,from this high pitch let
us descend a lower flight”.
Een trede omlaag naar dagelijkse dingen, daarheén heeft
Sir Stafford Cripps het centrale congres der Britse vak-
verenigingen geleid. Spoedmaatregelen tot nationalisatie
van de staalindustrie werden, onder behoud van het be-
ginsel, onnodig geacht het regeringsbeleid inzake lonen
en prijzen aanvaard. Doch een kleine bloem in het knoops-
gat eisten degedelegeerden als.troost en beloning: een
motie, die aandrong op krachtige atie tot prijsverlaging,
werd aanvaard.
De nieuwe Franse premier Queuille was, zoals men van een nauw met de landbouw verbonden minister verwacht,
karig van woorden. Zoals het Parlement hem zonder veel
omslag aanvaardde. Terwijl men nog wacht.op hun beider
daden, begon de Gaulle te spreken tot het Franse volk.
Onverbloemd zakelijk was het optimisme van Hoffman,
de beheerder van de E.C.A.: hij had vertrouwen in
Frankrijk en in het begripsvermogen der samenwerkende
Europese landen. De ,,organisatie voor economische sa-
menwerking in Europa” is er inderdaad in geslaagd de
Amerikaanse toewijzing voor het eerste jaar te verdelen;
zij heeft zelfs de eisen van generaal Clay ten behoeve
van Bizonia begrepen; de macht der feiten won. De
,,New York Ilerald.Tribune” van Zondag jl. zei nuchter:
,,OEEC countries now can start to revise their national
recovery plans for the year”. Voor Nederland is de grond-
slag $ 412 millioen.
Koninklijke
Nederkindsche
Boekd rukkerij
H. A. M. Roelunts
Schiedam
[
S
Pr~
/
(a
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUT I N D U S T R I E
Boekelo
1-lengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van.
zozitzuur,
(alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloog, caust:c soda.
Behnde1ing van alle
bankzaken
* *
Bezorging van
alle
assurantiën.
R. MEES & ZOOEN
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS
AMSTERDAM
.
ROTTERDAM
–
8-GRAVENHAGE
DELFT
–
SCHIEDAM
–
VLAARDINGEN
z
o
Statist
•
ESTABLISHED 1878
An Independent Journal of Finance
and Trade
*
OBJECTIVE APPRAISALS
CONSIDERED JUDGMENT
IMPARTIAL OPINION
*
Contains most complete range of
British economic and financial statisO
ics published in any weekly journal
*
World wide circulation
*
Annual subscription rate: (post free-
to inciude all supplements) £
3:2:6
(fi
33,40)
A
Special Suppiement
on
EconomIe
Con-
ditions
in
The
Hethertao,ds was
published
os;
January
31. A
Limiteci number
of
this
Su’pptement
remain for sate.
LOMDON: 61 CA2ÏNV
STJhET, E.C.
4
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage
AOMINITRATIEKANTOOR DORDRECHT
DELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Personeel s- Pensioenverzekering
-liii
verschaft directe fiscale besparing
–
afscbrijving van
toekomstige lasten
–
blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
met papier geîsoleerde kabels
voor zwakstroom en sterkstroom
koperdraad en koperdraadkabel
labeIgarnituren. vulmassa en olie
iwCHE KABELFABRIEK
DELFT
15 September 1048
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
723
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Ir 1. P.
de Vooys,
De Sociaal-Econornisdhe Raad.
De Sociaal-Economische Raad, in te stellen bij de wet
op de I)ubliekrechtelijke bedrijfsorganisatic, krijgt naast de
besturende taak als tweede opdracht een vast college van
ad.ries aan de Regering te zijn. In dit verband is het nuttig,
iets mede te delen over de vooroorlogse Economische Raad.
Dit lichaam, dat zijn werkzaamheden in 1933 begon, werd,
met name tot 1937, een groot succes,
10
doordat de zelf-
beperking werd toegepast om buiten politieke kwesties
te blijven (het recht om
onge’raagd
advies aan de Regering
uit te brengen, werd volledig op de achtergrond gehouden);
2° doordat de Raad erin slaagde de Regering niet in con-
flict te brengen. met haar ambtelijke medewerkers.
Prof. Dr 11. W.
Mothorst,
Statistische voorlichting in de
laatste 50 jaren.
In vergelijking met vele andere landen heeft het in
ons land lang geduurd, voordat de erkenning doordrong,
dat betrouwbare statistische gegevens de grondslag
moeten vormen voor maatregelen
01)
economisch, sociaal
en hygiënisch gebied, en dat deze gegevens centraal
dienen te worden verzameld en verwerkt. Na verspreide
statistische activiteit, met meer of minder succes, in de
loop van de vorige eeuw, werd in 1899 het Centraal Bureau
voor de Statistiek opgericht. De strijd voor volledige
centralisatie der bestaande statistische activiteit heeft
nog lang geduurd; pas in 1916 werd de Handelsstatistiek
naar het C.B.S. overgebracht, de Landbouwstatistiek
volgde pas in 1941. Eveneens veel strijd heeft de uitbrei-
ding van het statistisch bewerkte terrein gekost. Tenslotte
is van groot belang het feit, dat het internationaal con:
tact op statistisch gebied hoe langer hoe meer is uitge-
breid en verstevigd.
Mr
G.
A. M. Vogelaar,
Voldoet de Utrechtse Jaarbeurs?
De organisatie van de Utrechtse Jaarbeurs is voor-,
treffelijk. 1-let is echter de opzet van deze beurs, die critiek
verdient. Een jaarbeurs wordt pas internationaal, als er
een groot aantal buitenlandse bezoekers en kopers ver-schijnen. Wil dit in Utrecht het geval zijn, dan moet de
beurs pogen, niet alleen het (zeer onvolledïge).Nederlanclse,
maar het gehele West-Europese assortiment van expor-
teerbare producten te exposeren. In dit geval kan met
één werkelijk internationale beurs per jaar worden vol-
staan. De resterende beurs kan dan een nationale worden,
geheel toegespitst op de afzet in Nederland; het is over-
bodig, hiervoor buitenlandse bezoekers te interesseren.
Dr W. T.
Kroese,
De jongste ontn’ikkeling iq de export
pan onze katoenen rnanufacturen (II).
Véér de oorlog waren Twente en Brabant, watde export
betreft, in hoge mate op Nederlands-Indië aangewezen,
hetgeen een eenzijdige oriëntering betekende. Na de b-
vrïjding heeft men zich ernstig bezonnen’op het vraagstuk
van afzetspreiding ter vermindering van risico’s; de – op-
vatting der industrie liep in dit opzicht vrijwel parallel
met die van de Regering, liet spreekt echter vanzelf, dat de Nederlandse industrie, haar historisch afzetgebied in
ere zal trachten te houden. Inmiddels zit aan de verdeling
der afzetrisico’s nog een andere kant: de mogelijkheid
om een meer gevarieerd deviezenpakket te verwerven.
In dit verband is.vast te stellen, dat alleen een spoedig
herstel van het multilateraal economisch verkeer het dollar-
probleem der katoenindustrie kan oplossen.
SOMMAIRE.
Prof. Ir 1. P. de
Vooys,
Le Conseil économique et social.
Au moment oii l’on envisage aux Pays-Bas de créer,
bientôt, un Conseil Économique et Social, en vertu de
la bi sur l’organisation professionnelle, il est utile de
rappeler le grand succès que rencontra le Conseil lcono-
mique” d’avant guerre: d’abord.parce qu’il se tint 6. l’écart
de toute politique, ensuite, parce qu’il fut possible d’éviter
des conflits entre le Gouvernement et les: agents publics.
Prof. Dr H. W.
Methorst,
Les statistiques aux Fays-Bas
dans les 50 dernières années.
Conformément â une opinion qui veut que les données
statistiques de la politique économique doivent être
rassemblées, étudiées et commentées par un organisme
central, lon créa, aux,Pays-Bas, en 1899 le ,,Centraal
Bureau voor de Statistiek”. Les annales de ce Bureau,
prouvent qu’il a fallu de longs efforts pour réaliser la cen-
tralisation complète.
Mr
G.
A. M. Vogelaar,
La foire d’ Utrecht, répond-elle â
l’attente?
–
La conception actuelle.de
la foire d’Utrecht mérite une
critique. Une foire vraiment internationale oit est exposé
tout un assortiment de marchandises exportables de
l’Europe occidentale, ne doit se tenir qu’une fois par an.
Une autre foire, dans la même année, se limitera au mar-
ché national.
Dr W. T.
Krocse,
L’évolution récente de l’exportation néèr-
landaise de l’industrie cotonnière (II).
Après la Libération, l’industrie cotonnière s’est vu con-
frontée, surtout, avec le problème de l’extension des
débouchés. L’extension des débouchés constitue une sour-
ce variante de devises étrangères. La pénurie de dollars
ne saurait être comblée que par le rétablissement d’un
courant commercial multilatéral.
SUMMARIES.
Prof. Dr 1. P.
de Vooys,
The ,,Social-Economic Council”.
The Dutch Bill on ,,Public Organization of Business”
proposes a.o. to set up a ,Social-Economic Council”.
In this connection it is useful to know that the prewar
,,Economic Council” was a great success, firstly because
it kept aloof from politics, secondly because it prevented conflicts between the Government, and its civil servants.
Prof. Dr H. W.
Metliorst,
50 years of statistical work in
the Netherlands.
This article contains the history of the Dutch Central
Bureau of Statistics, established in 1899. I-listory shows
that the struggbe for complete centi’alization of statistical
information has required much time. –
Dr G.
A. M.
Voge)aar, Does the Utrecht Fair ansver ex-
pectations?
The present framework of the Utrecht Fair is to be
criticised. A.really International Fair has to be held once
a year, at which occasion the complete assortment of
Western European exportable products has to be exhibited.
Dr W. T.
Kroese,
The Dutch export of’ cotton goods (II)
After the liberation the Dutch cotton industry turned
its attention to the necessity of finding new export markets.
In ôonsequence earnings in terms of foreign exchange
have become quite varied. The dollar scarcity, however,
is only to be conquered by restoration of multilateral
trade.
724
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 September 1948
DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD.
Het Wetsontwerp op de Bedrijfsorganisatie begint in
art. 1 van het eerste hoofdstuk met een soort proclamatie.
• Er is
een openbaar lichaam voor het bedrijfsleven in
het algemeei%”. De naam is ,,Algemene Bedrijfsorganisatie”;
de vestigingsplaats ‘s-Gravenhage. Het bestuur van dat
•openbaar lichaam wordt in art. 3 aangewezen. Wederom
luidt het
,,Er is
een Sociaal-Economische Raad”. Deze
verkrijgt, behalve de besturende taak van het nieuwe
lichaam, nog een tweede opdracht.De Raad zal krachtens
Titel V van het eerste hoofdstuk een ,,vast college van
advies aan de Regering” vormen.
Blijkens art. 4 van liet wetsontwerp is deze Raad een
soort vertegenwoordiging van het bedrijfsleven. Een
soori
vertegenwoordiging, want het is er verre van, dat de aan-
wijzing der leden geschiedt door een directe verkiezing als
voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Evenzeer
is het er verre van, dat de Raad de Algemene Bedrijfs-
organisatie werkelijk en volledig bestuurt. De vele artike-
len van het wetontwerp bevatten zo talrijke beperkingen,
dat er van die bestuurstaak slechts weinig overblijft.
Juist daardooi is .het wetsvoorstel een merkwaardige,
tot in details uitgewerkte, demonstratie van de moeilijk-
heden, die zich voordoen zodra men binnen de bestaande
statsrechtelijke organisatie een zelfbestuur wil gevefi aan
het bedrijfsleven, of ten minste aan dat bedrijfsleven
invloed wil’ toekennen op de beslissingen van wetgever en
Regering.
Naarmate de samenstelling der volksvertegenwoordi-
ging evolueerde van de bekende Engelse Whig-Tory parleentaire praktijk – nl. van progressief (libéraal of
i’adicaal) tegenover conservatief – naar een scheiding op
grond van wereld- en levensbeschouwing werd toevlucht
gezocht in coalities: liberaal-katholiek, zwart-Rooms
of rood-Rooms op een rekenkundige evenredige basis.
Naarmate ook de bemoeiing van wetgever en Regering
steeds verder ingreep in de gestie van het bedrijfsleven,
steeg de wens om aan de betrokkenen meer zeggingschap
te geven. Breedziende staatslieden als Dr A. Kuyper en
Mr M. W. F.
rp
reu
b zochten reeds voor de eerste wereld-
oorlog naar een vorm binnen ons staatsrecht en dachten
aan een andere samenstelling van de Eerste Kamer of
aan een Derde Kamer der Staten -Gen eraal. Tot iets meer
dan een denkbeeld, tot een positieve formule, gezien ook
de tijdwaarin zij optraden, kwamen zij niet. In Katholieke
kringen won de solidariteitsgedachte veld, mede in her-
innering aan de oude gilden. –
Calvinisten leefden altijd in de waardering voor de auto-
nômie in eigen kring. Bedrïjfsordening, die principieel
werd gewenst, voltrok zich ondertussen reeds in de vrije
maatschaipij door de gescheiden vei’enigingen van ar-
beiders in verschillende’ bedrijfstakken en van de leiders
daarin De socialisten begrepen, da-t ook in de door hen
beeerde collectivistische staat een bedrijfgroepering
noodzakelijk was. De geesten schenen voorbereid en de tijd
rijp. Dit was reeds duidelijk gebleken in 1922, toen bij de
grondwetsherziening het nieuwe art. 155 de weg opende
tot nieuwe staatsrechtelijke organen. Zodra echter de ge-
dachten geconcretiseerd moesten worden en tot enige uit-
voering werd ovérgeaan, bleken de moeilijkheden groot.
Achter de schijnbare ôvereenstemming schuilden onver-
enigbare opvattiiigen.
Bij het dreigen van de tweede wereldoorlog werden door de Nederlandse Regering als een voorziening tegen te ver-
wachten schaarste de. zuiver ambtelijke
–
rijksbureaux
opgericht. En tijdens de bezetting voerden de Duitsers
en volledige tot in alle onderdelen afdalende bedrijfs-
,organisatie met verordenende bevoegdheid in. In Duits-
land zelf had dit voorbeeld tijdens de oorlog geen uitwer-
king. Hier te lande werd het systeem knap en met beleid
door ,,goede” Nederlanders uitgevoerd, zodat het een
rust verschafte. Zo zelfs, dat het ondanks de gehate origine
na de bevrijding bleef gehandhaafd. Om verschillende
•
redenen gaf het echter geen bevrediging, vooral niet aan
de arbeiders, die er geheel van buitengesloten waren.
Dit was niet het geval met de Stichting van den Arbeid,
die ook reeds tijdens de bezetting niet alleen op sociaal
gebied, maar ook economisch voor een duurzame samen-
werking in liet bedrijfsleven plannen ontwierp.
Dit alles zal volgens liet wetsontwerp worden vervangen
door de algemene bedrijfsorganisatie. De Sociaal-Econo-
mische Raad vertoont merkwaardige trekken van over-
eenkomst met de wettelijke organen uit de periodetusseri cle
twee wereldoorlogen, nl. van de ilooge Raad van Arbeid,
gesticht door Minister Aalberse, van de Nijverheidsraad en
de Middenstandsraad. FIet tot stand brengen van een
Landbouw- en Tuinbouwraad kon toen niet gelukken.
Tenslotte in 1932 de Economische Raad, door Minister
Verschuur in de Staten-Generaal verdedigd. Alle hebben
in hun tijd nuttig en vruchtbaar werk verricht. In liet
thans aanhangige voorstel komen zij gecombineerd terug
met deze verandëring, dat de arbêiders in paritaire ver-
houding ‘tot de werkgevers medezeggingschap verkrijgen,
ook voor economische onderwerpen. Zij hadden dit in de
Hooge Raad van Arbeid reeds voor sociale aangelegen-
heden. Ook in de product-, hoofdbednijfschappen en be-
drijfschappen, ‘die aan’de bestâande rijksbureaux enz. een
andere vorm en naam geven, zullen zij mede mogen Oor-delen op voet van gelijkheid met de ondernemingsleiders.
Er is een punt van volledige overeenstemming met de
vroegere organen. Zij zijn geheel .en al ondergeschikt aan
de Regering. hoewel hun taak nooit anders dan advi-
serend is, behoudt de Regering
01)
allerlei wijzen invloed
op benoemingen en beheer. Zelfs dan, wanneer zij ver-
ordeningen maken – en dat is toch liet kriterium voor
zelfbestuur – geschiedt dit onder een streng toezicht en
veto-recht van de Regering. Er schijnt een uitzondering te
bestaan, die ook vroeger zô geregeld was, nl.
het onge’raagd
adiies.
Daarin ligt de veronderstelling opgesloten, dat
van de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven een
stuwkracht op de Regering kan worden uitgeoefend. Juist
daarover heeft de schrijver van dit artikel enige ervaring
opgedaan als voorzitter van de Economische Raad. Waar
deze Raad nimmer naar buiten optrad en dus tot heden
practisch niets van zijn werk bekend werd, is het nuttig
daarover in dit stadium van de wettelijke regeling der
Algemene Bidrïjfsoranisatie iets mede te delen.
In de jaren 1914-1918 had de Nederlandse Regering
ernstig gevoeld, hoe haar bestuursapparaat niet was op-
gewassen tegen taken, die een omvangrijke en snelwerkende
organisatie vereisten. Door het Koninklijk Nationaal
Steuncomité en de N.O.T. werd de hulp en ervaring van
vrijwilligers en van het bedrijfsleven gemobiliseerd.
Dit was goed op gang gekomen toen politieke kringen
er op aandrongen, dat de invloed, die de ministers konden
uitoefenen, ook formeel tot uiting zou koiiien. Het Rijk kon zulk gewichtig werk niet overlaten maar moest het
zelf doen. Gedeeltelijk werd hieraan voldaan. Toch was
er een vertrouwelijke toenadering overgebleven van de
ministers
1)
en vooraanstaande persoonlijkheden buiten
het.ambtelijk apparaat. Een: belangrijk resultaat daarvan
was een commissie van advies, die de Minister van Buiten-
landse Zaken over velerlei gewichtige aangelegenhedén raadpleegde. Aan afzonderlijke leden werdçn zelfs offi-
cieuze opdrachten van buitenlands onderzoek en overleg gegeven. De uitwerking was zeer vruchtbaar. Totdat Mi-
nister van Karnebeek met een wetsvoorstel kwam
2)
tegen
het advies der commissie. Zodra zij op politiek terrein
kwam, vond het van beide kanten zeer gewaardeerde
zakelijk overleg een einde. Toen de conjunctuurcrisis
na 1930 ook ons land beroerde en opnieuw de Regering
‘)
Na de verkiezing in 1917 was het ministerie-Con van der Lin-
den vervangen door dat van Jhr. Ruys de Beerenbrouck.
‘) Over het Belgische kanaalpian, dat in de Eerste Kamer werd
verworpen.
15 September 198
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
725
tot uitgebreide maatregelen moest overgaan, herinnerde
Dr E. Ileidring aan de vroeger bereikte resultaten met
een vertrouwelijke raadpleging van enige deskundigen.
h1iistr Verschuur ging op dat denkbeeld in. De wet op
de Ecofiomische Raad van 1932 was ,hiervan het gevolg.
Uit de behandelïhg van het ontwerp in de Staten-Gene-raal bleek echter, dat velen over een Economische Raad
andere gedachten hadden dan de Regering op dat ogen-
blik bedoelde. In 1933 begon de Economische Raad zijn
werkzaamheden. Dr Hirschfeld, die wegens het geheim
blijven een der weinigen was, die de betekenis ervan kon
weten, schreef: ,,Dït lichaam, dat een beperkt aantal
leden had, is een groot succes geworden”
3).
Waaraan
was dit te danken?
Allereerst doordat de zelfbeperking werd toegCpast om
buiten politieke kwesties te blijven. Dit kwam vooral
hierin tot uiting, dat het recht om
ongeQraagd
advies aan
de Regering uit te brengen volledig op de achtergrond
werd gehouden, terwijl er met kracht en volharding naar
is gestreefd om de ministers aan te moedigen zo ruim moge-
lijk zakelijk advies te
Qragen.
In de tweede plaats slaagde
de Raad er in om een werkelijke hulp te zijn voor de Re-
gering door haar niet in conflict te brengen met haar ambte-
lijke medewerkers. Daartoe was een voortdurend vriend-
schappelijk, waarderend overleg met deze medewerkers
onontbeerlijk. Een duidelijk bewijs van appreciatie was
de taak, die aan de Economische Raad werd opgedragen
voor de uitvoering van twee, later te weinig op prijs ge-
stelde wetten, nl. de Vestigingswet en de Wet op het
bindend en onbindend verklaren van ondernemersovereen-
komsten.
I:Iet nadeel van het
niet-Çubliek
worden der verrichte
werkzaamheden, gepaard met de wel-publiek& wens ni
een bedrijfsvertegenwoordiging, waarvoor helaas dezelfde
naam van Ecanomische Raad was ge’kozcn, toonde zich
in 1937. Na een vierjarige periode moest de Raad worden
vernieuwd.
01)
de Minister werd een sterke aandrang uit-
geoefend tot een meer evenredige en vertegenwoordigende
samenstelling. Slechts zeer gedeettelijk gaf hij daaraan
toe. Toch kwam in de Raad zelf het streven op naar een
zelfstandig beraad over alle economische problemen, die de tijd bood en daarom snel politieke vormen aannamen.
Hel ongevraagd advies aan de Ministerraad was de in de
wet zelf aangewezen voor het uiten van meningen. Lag
daarin niet een opdracht? Kan op die wijze het nuttig
werk van de vorige vierjarenperiode worden voortgezet? luidde de tegenvraag. Een typerend, politiek nijpend on-
derwerp was bijv. de bestrijding van de werkloosheid.
De wel vertegenwoordigend samengestelde Hooge Raad van Arbeid hield zich daarmede bezig. Kon en mocht de
Economische Raad zich daarvan onthouden?
Ondanks de hierover gevoerde discussies ging het oude
werk van overleg voort, en zelfs zeer intensief naarmate de
oorlogsdreiging zichmeer deed gevoelen. Totdat door de
bezetting de Economische Raad onderdook om in zijn
‘oude vorm niet meer te herleven.
Arnhem.
1. P.
DE
VOOYS.
‘) BLZ. 49
van zijn in
1946
uitgegeven belangrijk historisch docu-
ment onder de naam ,,Actieve Economische Politiek”.
STATISTISCHE VOORLICHTING IN DE
LAATSTE
50
JAREN.
,,Est in numero quiddam diç’inum”
Cicero
1-loewel Cicero reeds gezegd heeft, dat in het getal iets
goddelijks is en een Grieks w’ijsgeer (Plato?) reeds ver-
kondigd moet hebben, dat het een geschenk der Goden
aan de mensheid is om uit de veelvuldigheid de éénheid,
het type, te onderkennen (de statistische gedachte in
embryonale toestand), zo heeft het nog lang geduurd eer in ons land de erkenning is doorgedrongen, dat betrouw-
bare statistische gegevens de grondslag moeten vormen
voor maatregelen op economisch, sociaal en hygiënisch
gebied en ter b&vordering van de ontwikkeling en de
verbetering van de kwalitatieve eigenschappen onzer
bevolking.
En die betrouwbare statistische gegevens kunnen slechts
verkregen worden door een
goed
toegerust Centraal Bureau
VOO!’
de Statistiek, dat als het ware de toren bevat, waarop
de antenne is geplaatst, die de aethertrillingen opvangt.
Zé kan de statistiek de waarneembare verschijnselen op
biologisch, economisch, sociaal en cultureel gebied, volgens
de methode aan de statistiek’ eigen, verzamelen, verwerken
en de uitkomsten ter algemene kennis brengen.
De toepassing der statistiek is reeds za. oud als er den-
kende wezens op aarde bestaan. De mens is statisticus
,,par droit de naissance”.
De oudste statistische opnemingen, welke in de ge-schiedenis bekend zijn, werden als regel ondernomen
hetzij met het doel om na te gaan hoeveel weerbare man-
nen voor de krijg in het veld gebracht konden worden
(oorsprong van de volkstelling), hetzij om gegevens te verzamelen tot het heffen yan belastingen mede tot het
verkrijgen van geld voor de oorlog. Zeer waarschijhlijk
is dus de statitiek, het meest vredelievende instrument
der moderne samenleving, ontstaan uit de strijd van mens
tegen mens. Het woord statistiek” (de afleiding is niet
met zekerheid bèkend) ‘) is evenwel betrekkelijk nieuw
en omstreeks 1750 voor het eerst gebrui4. Men verstond
er toen onder het verzamelen van merkwaardigheden,
welke voor de staat van belang wâren. Gaandeweg is de.
betekenis wat gewijzigd. Thans begrijptmeneronder:waar-neming, volgens wetenschappelijke methode, van groepen
van verschijnselen, opsporen van rhythme in natuur en
samenleving, en het weergeven van die methodische
waarneming in cijfers. Observatietorens voor die waar-
neming en voor boekhouding der waargenomen verschijn-
selen vormen de statistische bureaux, welke als een ,net
van met elkaar in verbinding staande waarnemingsposten
over de gehele wereld verspreid zijn. –
De geboorte van hei Centra?zl Bureau e’oorde Statistiek
en zijn i’oorafgaande lijdensweg.
Het buitenland is ons op het ,,pad der deugd” voor-
gegaan. Zweden had reeds in 1756 een zgn. Tabellen-
commissie en in 1879 een Centraal Bureau voör de Sta-
tistiek. Denemarken volgde in 1833 met een Tabellen-
commissie en in 1850 met een Centraal Bureau voor de
5tatistiek. In België ontstond in 1841 een Centrale Com-missie voor de Statistiek, waaraan een bureau verbonden
was. Italië had sinds 1861 een Centraal Bureau voor de
Statistiek. Bij onze oostelijke naburen hadden reeds stak
tistische, bureaux: Pruisen in 1805, Beieren in 1813,
Wurtemberg in 1820, Saksen in 1850, Baden in 1852,
terwijl onmiddellijk na het ontstaan van het Duitse Kei-
zerrijk in 1871 voor het gehele land een Rijksbureau werd
opgericht.
En bij ons?
Wij zijn altijd een ondernemend handeidrijvend volk
geweest, dt veel winsten wist te behalen door zijn moed en durf (Hollands glorie!). Maar handelaren verklappen
liever niet hoê ze aan de winsten komen. ,,Chacun pour
soi-même et Dieu pour nous
to’:.
Verklap je geheimen
niet. En van pottenkijkers hadden’ze een hartgrondige
afkeer; dit hbben we later bij
de
Prdductiestatistiek nog
ondervonden! Men begrijpt, dat de eigenschappen niet
een bodem vormen,waarop de statistische-gedachte ge-
makkelijk wortel schiet. 0 zeker, we, hebben wel iets
gehad wat op statistisch gebied betrekking heeft. In 1795
‘) Sommigen leiden het woord af van het latijnsvoord ,,Status”,
dat zowel ,,staat” als ,,toestand” betekent, anderen van het
Latijnsche woord ,,statera” dat ,,weegschaal” betekent.
726
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 September 1948
en 1815 hadden al voikstellingen plaats gehad; maar die
dienden om te zien hoe’ieel weerbare mannen in het
vèld gebracht konden worden. Van 1804 af werd aan-
tekening gehouden van geboorten, huwelijken, echt-
scheidingen en sterfte. Verder werden in 1825 aan het
Departement van Financiëh staten samengesteld van in-,
uit- en doorvoer en werd in 1826 hij het Departement van
Binnenlandse Zaken zelfs een regeringscommissie inge-
steld voor ,,de bearbeiding ener statistiek des Rijks”
(wijdse titel), maar helaas is dit lichtje vier jaar later, na de
afscheiding van België; uitgegaan. Eerst in 1848 kwam
als onderafdeling, in 1857 ‘als zelfstandige afdeling, hij
Binnenlandse Zaken een statistisch bureau tot stand (een
nieuw lichtje), dat mogelijk tot iets goeds had kunnen
groeien, indien niet 30 jaar later Minister Kappeyne
van de Coppelo, ingenomen met de bewering van een
Kamerlid, die n.b. betoogde, dat men moest beginnen
met Provinciale Statistische Bureaux in te stellen, en
,. niet een Rijksbui’eau (separatistische gédachten uit de tijd
der 7 zelfstandige provinciën), beslist had de gehele
afdeling op te heffen! Uit ging weer het licht! Deze daad
ontlokte Mr S. Vissering, voörzitter der Vereeniging voor
de Statistiek, deze gedenkvaardige voorden.,,Onze
Regee’ring schijnt niet te bevroeden dat het belang des
volks, het belang van de Regeering zelve, om niet van
het recht van’ de wetenschap te gewagen, haar gebiedend
de plicht oplegt om te zorgen_ voor een goede officieele
statistiek. Wat zal thans het gevolg zijn van de afschaf-
fing’van het Bureau voor de Statistiek bij Binnenlandsche
Zaken? Men zal de Statistiek in alle takken van den pu-blieken dienst opdragen aan ambtenaren, die er noch de
kunde, noch den lust voor hebben en maar al te geredelijk
het vervelende werk. aan klerken zullèn overdragen.
• Men beseft niet dat de Statistiek de wetenschap der feiten
van het maatschappelijk leven, een studie is, die met
bêlangstelling moet worden beoefènd, waarvoor men moet
‘worden ‘gevormd, waarvoor men bovenal ,,hart” moet
‘hèbberi: Ik herhaal, het is een schande voor ons land,
dat bij zijn Regeering dit besef ontbreekt”.
Ilet’is ‘iiiette verw’onderen, dat de Vereeniging voor de
Statistiek, nadat zij van de Regering een weigerend ant-
• woord had ontvangen op haar in 1878 en 1880 gedane
‘ve’zoek n’ tot instelling vati een
,
Centraal Bureau voor de
Statistiek, tijdelijk een andere weg meende te moeten
• inslaan Op voorstel van Mr N. G. Pierson besloot zij tot
stichting
•
van een Statistisch-Instituut te Amsterdam,
dat in 1884 zijn werkzaamheden aanving, ondersteund
door een subsidie van het Rijk en de gemeente Amster-
•,dam. De pogingen om te komen tot een Rijksbureau voor
de Statistiek werden intussen niet gestaakt. Toen in een op-
volgende Regering Mr S. Vissering Minister van Finahciën
• werd,vbracht deze aanstQnds een post op de begroting
voor de oprichting van een Rijkshureau voor de Statistiek,
maar helaas kon deze ‘post wederom geen steun vinden
in onze Volksve1tegen’oordiging! Eerst bij het optreden ,van een’nieuw ‘Kabinet in 1891, waarin Mr N. G. Pierson •
de portefeuille van Financiën had, kivain er een einde
aan deze.lijdensgeschiedenis. In 1892 werd een Centrale
Commissie voor de Statistiek benoemd van 30 leden,
waaronder een bureau’ ressorteerde, dat in 1899, wedeom
opinitiat’iefvan Mr N. G. Pierson, werd: ‘het’ thans nog
bestaande ‘Centraal Bureau ‘voor de Statistiek.. Gemakke-
lijk i.s-in.ons Jand. de geboorte’ van een blijvend Rijks-
burëau dus niet geweest! En.zo verliet ons bootje met een kleine bemanning vanslechts 4 koppen, onder leiding van
onze’ bekamejkapitéin.Dr C. A. . Verrijn Stuart, het zee: gat, dê toekon’isttegemoët, in de hoop te kunnen komen
.tot een goed .togerust apparaat ter voorlichting èn van
de’Regeringnvan’de wetenschap èn van de Nederlandse
bevolking De øpbouw van zulk een-apparaat werd on-
middellijk tér han’d’ genomen door centi’alïsatie der be-
staande sttistiekeb en uitbrèiding ,’an heÇterrein van
waanemin’g,! waar dit-nodig werdgeacht.
Cent ralisatie.
Toen het Centraal Bureau in 1899 zijn werkzaamheden
aanving, werden niet alleen de publicaties der oude Cent
trale Commissie, zoals de Jaarcijfers, de Maandcijfer en
de Statistiek van Loon- en Arbeidsduur bij Rijkswerken
voortgezet, maar kwamen ook de bewerking van de uit-
komsten van de op 31 December 1899 gehouden volks-
telling, de bevolkingsstatistieken, de verkiezings- en
kiezersstatistieken en de statistiek der gemeentefinanciën
van het Departement van Binnenlandse Zaken over.
Daarop volgden in 1900 de Statistieken van het Depar-
tement van Justitie (Justitieele Statistiek en Gevangenis-
statistiek) en de Statistiek van Spaar- en Leenbanken
van het Departement van Waterstaat en Nijverheid. Na
veel moeite liet eindelijk ook het Departement van Finan-
ciën. de ,,Statistiek der Bescheiden betreffende de geld-
middelen” los, welke veel verbeterd en omgedoopt in
,,Statistiek van Rijksinkomsten en Uitgaven” door het
Centraal Bureau voor de Statistiek werd voortgezet.
In het algemeen ging de overbrenging van Statistieken
van de Departementen gepaai’d met het aanbrengen van
verbeteringen, zowel ten aanzien van de wijze van ver-
zamelen der gegevens als met betrekking tot bewerking
en publicatie.
Twee statistieken, de I’Iandelsstatistiek en de Land-
bouwstatistiek, hebben lang op zich laten wachten v66r
zij konden worden veroverd. De Ilandelsstatistiek werd,
jaar in jaar uit, altijd nog door het Departement van
Financiën uitgegeven in geheel verouderde vorm, niet-tegenstaande ei’ voldoende goede adviezen warn uitge-
bracht door veischillende Commissies tot verbetering van
de nomenclatuur en de waardehepaling. Eerst in 1916
gelukte het deze, voor het bedrijfsleven van primair be-
lang zijnde statistiek, na algehele reorganisatie naar het
C.B.S. over te brengen, dank zij de medewerking van
Minister Treub.
liet langst heeft het echter, ondanks de bij herhaling
door de Centrale Commissie en Centraal Bureau (laat-
stelijk in 1936 en valgende jaren) gedane stappen tot
voltooiing van de centralisatie der statistiek, geduurd, eer
het Departement, waaronder de Landbouw ressorteerde,
zijn verzet tegen de overbrenging der landbouwstatistiek
opgaf. Aanvankelijk werd zij bewerkt door de Directie van de Landbouw; zij is sedert 1933 aanmerkelijk aan-
gevuld door min of meer incidentele, later permanente
onderzoekingen van de in dat jaar opgerichte afdeling
statistiek van het Landbouw-Crisis-Bureau, waaruit in
de loop der jaren het Economisch Statistisch Bureau van
het Departement van Landbouw en Visserij• ontstond
en waardoor alle landbouwstatistieken werden bewerkt.
Eerst in 1941 werd de overbrenging van de gehele Land-
bouwst.tistiek naar het Centraal Bureau, vrij incidenteel,
een feit.
Uitbreiding tan het terrein pan aaarne!n
t
ing en de daarbij
ondervonden nzoeilijkheden.
I’iier volgen de namen van een aantal statistieken met
de jaren er achter, w’aarmn zij ter hand genomen’ of ge-
publiceerd werden:
Crimineele Statistiek (1900), ‘Werkstakingen en uit-
sluitingen (1901), Faillissementstat. (1902), Statistiek voor
schoolverzuim (1902), Leerverzuim (1903), Staf. van de
berechting van Arbeids- en Veiligheidswetten (1903),
Stat. der Vakvereenigingen (1903), Statistiek van de
Sterfte naar de leeftijd en de oorzaken van den dood over
de periode 1901-1904 (1908), Statistiek van het Rijks-
tucht-en opvoedingsivezén (1908), Stat. van de bonen
volgens de loonlijsten der Rijksverzekeringsbank (1909),
Statistiek van het grondcrediet over de periode 1901-
1907 (1909), Statistiek der Openbare Leeszalen en bi-
bliotheken over 1908 (1.910), Onderzoek naar het verbruik
van sommige voedings- en genotmiddelen over de periode
1892-1911 (1913), Statistiek van de toepassing der
15 September 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
727
Kinderwetten (1914), Onderzoek naar de kosten van levens-
onderhoud (1915 en 1922), Statistiek van voortbrenging
en verbruik (1918), Militair-sanitaire statistieken van de
Iaadrnacht in de zeemacht hier te lande (1920), Statistiek
van den gemeentelijken belastingdruk (1922), sciaal-
economische kroniek (1922), Aanvang van het conjunc-
tuuronderzoek (1928), Statistiek der motorrijtuigen (1928),
Internationale betalingsbalans in Nederland over 1926 en
1927 (1929); Onderwijsstatistieln (1930), geleidelijke
uitbreiding van de Statistiek van voortbrenging en ver-
bruik en verzameling van gegevens voor productie-indices
(1934), Huishoudrekeningen van 598 gezinnen in ver-schillende deelen van Nederland over 1935/36 (1937),
Voorradenstatistiek (1937), Statistisch overzicht van het
personeel in dienst der gemeenten (1938), Statistiek van
het Vreemdelingenverkeer (1938), Onderzoek naar het
verloop van de arbeidsproductiviteit (1938), Berekenin-
gen betreffende de veroorzaking der .blijvende werkeloos-
heid (1938), Statistiek van het Autobusverkeer (1938),
Statistiek van het bioscoopwezen (1938), Statistiek der
boekproductie (1938), Werkzaamheden voor de Regeering
ten behoeve van de economische verdedigingsvoorberei-
ding (productie en voorraden) (1939), Overzicht van het
coöperatiewezen in Nederland (1939), Statistiek der Naam-
boze Vennootschappen (1939), Statistiek der Scheeps-
hypotheken (1939).
Bij doze uitbreidingen van het terrein van waarneming
liep het pad dër statistiek niet altijd op rozen!
Het Departement, waaronder het Centraal Bureau
voor de Statistiek de eerste 33 jaren van zijn béstaan
ressorteerde, heeft niet steeds blijk gegeven in te zien, welke belangen de statistiek voor het maatschappelijk
leven heeft, noch dat ook voor de statistiek de gulden
spreuk onzer voorvaderen geldt: ,,de cost gaet voor de
baet uit”. Bij voortduring bleek bij het Departement de
neiging te bestaan het bureau vooral klein te houden.
Reeds in 1906 stak het Departement waarschuwenft de
vinger op, dat de uitbreiding niet zo voort kon gaan!
1-lierop volgden nieuwe bezuinigingen in 1911, 1914 en
1915 (de twee laatste in verband met de oorlog), daarna
gedurende de depressiejaren van 1922 tot 1925 en in de
crisisjaren na 1929. Verbetering kwam eerst tot stand
toen de statistiek werd overgebracht naar het Departe-
ment van Economische Zaken in 1932. Pe economische sta-
tistiek kon zich toen beter ontwikkelen. Na een deskundig
onderzoek naar de werkwijze van het C.B.S. in 1937, dat
gelukkig zéér gunstig uitviel, konden de interne organi-
satie en de outillage de meest noodzakelijke verbeteringen
ondergaan.
1-let C.B.S. heeft er steeds naar gestreefd zo min mo-
gelijk uit te geven aan de inrichtingskosten en zo min
mogelijk omslag te maken bij het verzamelen der gegevens.
Dus: zo min mogelijk papier en zo veel mogelijk persoon-
lijk ôontact, zowel in
als
buiten
het bureau.
In
het bureau: persoonlijk contact zowel van de directie
met de afdeiingschefs als van de afdelingschefs met de
leiders der werkzaamheden. En daarbij heb ik mij steeds
mogen verheugen in de vlotte en toegewijde medewerking
van mijn ambtenaren, leden van het C.B.S. –
En. ook
buiten
het bireau: veel persoonlijk contact met
de herichtgevers; dit is de enige manier om de meest
betrouwbare gegevens zo snel mogelijk te verkrijgen.
De moeilijkheden, bij de opbouw van de statistiek
ondervonden, kwamen echter niet alleen van de zijde der
Regering. Ook van hen, van wie gegevens verkregen moes-
ten w’ordn. Een wettelijke verplichting tot het geven van
inlichtingen was aanvankelijk alleen opgelegd bij de wet van 22 April 1879, Stbl. 63, betreffende de tienjaarlijkse
algemene volkstallin. Voor de overige statistieken was
het Bureau dus, voorzover de gegevens niet van ambtelijke
zijde• verkregen, werden, aangewezen op vrijwillige mede-
werking. Dit heeft gemaakt, dat meermalen veel tijd
en energie
–
heengingen eer me
s
t een nieuwestatistiek.een
aanvang gemaakt kon worden: de bodem,, wdarop zij
opgetrokken moest worden, moest eerst ,,bouwrijp” ge-
maakt worden en ook dan kon vaak nog slechts op -be-
scheiden schaal begonnen worden. –
Over medewerking van de zijde der arbeiders, vooral
nodig bij de samenstelling der arbeidsstatistieken, heeft
het Centraal Bureau over het algemeen niet te klagen
gehad. Wel bestond er in den beginne in sommige ar-
beiderskringen een zeker wantroûwe.n ten opzichte van
deze nieuwe regeringsinstelling en terughoudendheid bij
het verstrekken van inlichtingen over ledental en finah-
ciën der vakverenigingen, over werkstakingen, lonen e.d.
Het waren voornamelijk de arbeiders van de zgn. vrije
richting, van het Nationaal Arbeidssecretaniaat en aan-
verwante groeien, die inlichtingen weigerdefi: Omvang en
betekenis van deze richting namen echter geleidélijk af.
Daarentegen steeg het aantal arbeiders der andere rich-
tingen, die belangstelling voor de statistiek k&esterdeni,
mede omdat zij er een middel in zagen tot verbeteriiig
hunner maatschappelijke positie.
De ondernemers en werkgevers stonden over het geheel
wel enigszins anders tegenover de statistiek. Onder hen
waren ongetwijfeld voorstanders en zelfs vodrvechters
voor de statistiek, zoals de heren Stork en Waller, maar
in het algemeen werd in deze kringen van de resultaten
van statistische onderzoekingen eerder een nadelige.dan
een voordelige invloed op de financiële uitkomsten van de
bedrijven verwacht, 6f in de’vorm van zwaarder drukkende
arbeidsvoorwaarden 6f in die van vrijheid bepërkende
overheidsmaatregelen, 6f van scherpere concurrentie door
een als mogelijk verondersteld bekend worden van gegevens
betreffende de afzonderlijke ondernemingen e:d. De voor-
malige Kamers van Arbeid, wier taak aanvankelijk groten-
deels bestond in het verzamelen-van arbeidsstatistiscle
gegevens ten behoeve van het Centraal Bureau, bleken
niet in staat zich voldoende opgaven te verschaffen, oriidat wettelijke dwang ontbrak. Ook het Centraal Bureau onder-
vond, toen het de verzameling dier gegevens rechtstreeks
ter hand nam, moeilijkheden en later, toen het meer om
economische gegevens ging, zelfs meermalen tegenwerking.
De burekux der werkgeversorganisaties, die zich ook als
tegenwicht tegenover de arbeidersorganisaties gevormd had-
den, oefenden meermalen direct of indirect een retimende
invloed uit. Hieraan moet voor een deel worden toege-
schreven, dat verschillende statistieken, zoals die van de –
lonen, de werkgelegenheid, de prijzen, de omzetten, de
distrihutiekosten, de internationale betalingsbalans, niet
eerder tot stand konden komen of, zich niet zo spoedig
konden ontwikkelen als in het algemeen belang wel wen- –
‘selijk ware gew’eest. –
Toen in 1917 de eerste telling van voortbrenging en
verbruiik der nijverheid gehouden zou worden, w’erd een –
verplichting tot het verstrekken der vereiste gegevens
onvermijdelijk geacht. Het was de wet van 1 Dec. 1917,
Stbl. 665, die deze verplichting aan de ingezetenen kwam
opleggen. Zij was gesanctionneerd- door strafbepalingen,
terwijl de aan het Centraal Bureau verleende bevoegdheid
tot boekenonderzoek in bijzondere gevallen er voor waakte,
dat het’ doel niet gemist werd. Na afloop van de eerste
wereldoorlog werd door het toenmalige Verbond van Ne- –
derlandsche Fabrikantenvereenigingen in verband met
zijn strijd tegen overheidsbemoeiing met het bedrijfsleven
een actie tot afschaffing van deze statistiek gevoerd, die
niet het door hen gewenste resultaat had, maar toch wel
tot een inkrimping leidde, die later, na de crisis van
1929—’34, met veel moeite geleidelijk weer ongedaan ge-
maakt kon worden.
Door de moeilijkheden, die bij de verdere uitbreiding
van de economische statistiek in de dertiger jaren onder-
vonden werden, met name bij het verzamelen van gegevens
over de omzetten, de distributiekosten, de internationale
betalingsbalans, de prijzen, de lonen, de wérkgelegenheid
72
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 September 1948
e.d., bleek een wettelijke-verplichting niet,.,chtervege te
kunnen blijven Daarom kwam de wet van 28 December
1986 die van 1 December 1917, op de productiestatistiek
vervangen. Zij maakte het mogelijk de verplichting tot
het verstrekken van inlichtingen aan het Centraal Bureau
voor alle economische statistieken op te leggen. Daar de
Regering herhaaldelijk en nadrukkelijk dé toezegging had
gedaan, dat het bankgeheim gewaarborgd zou wordén,
werd in de w’et de bepaling opgenomen, dat gegevens op
het gebied van het Nederlandse bankwezen verzameld
zouden worden door De Nederlandsche Bank, die dan
alleen de getotaliseerde cijfers van alle instellingen tezamen
aan het Centraal Bureau zou toezenden. Hierdoor weid
voor zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de bezwaren
van de zijde der financiële wereld, die zich het scherpst
en het langst tegen het doen xan deze statistische opgaven
verzet had.
Begin 1940 was de wettelijke verplichting van toe_pas-
sing op de statistieken van voortbrenging en verbruik,
die toen voor 43 bedrijfstakken werden samengesteld, op
de statistieken der gas- en electriciteitsvoorziening, de
omzet- en distributiekostenstatistieken, de ‘statistieken
van de groothandel in levensmiddelen en textielgoederen,
de omzetstatistiek van het grootwinkelbedrijf, de statistiek
der houtvoorraden en op het verzamelen van gegevens
voor de internationale betalings- en schuldenbalans van
Nederland. Gezegd moet worden, dat de ondernemers
hun wettelijke verplichtingen ten aanzienvan de statistiek
over het algemeen behoorlijk zijn nagekdmen. Tot straf
–
vervolging behoefde nimmer te worden overgegaan.
Teneinde echter te voorkomen, dat door geveinsde of
denkbeeldige bezwaren de statistiek belangrijke lacunen
zou gaan vertonen, werden in 1938 twee ambtelijke com-
missies ingesteld, samengesteld uit enige vertegenwoor-
digers van het Departement van Economische Zâken en
van het C.B.S. ter voorbereiding van beslissingen omtrent
geheimhouding resp. ‘itn gegevens van de handelsstatistiek,
van :de Statistiek van voortbrenging en gebruik en van
de bedrijfstelling. Het werd in verschillende kringen zéér
op prijs gesteld, dat het C.B. de
individuele
gegevens ook
geheim hield, niet alleen voor derden, maar ook voor de
belastingdienst en andere overheidsdiensten en instel-
lingen. –
Om te voorkomen, dat verschillende organisaties en
instanties hetzelfde of nagenoeg, hetzelfde statistische
werk zouden verrichten, schreef een K.B. in 1942
VOO!
.
,
dat ieder, die een statistisch onderzoek – op sociaal of
economisch gebied wilde instellen, daarvan een
vooraf-
gaande
medetlelingaan het C.B.S moest doen. Daardoor
wilde men verhinderen, dat door gebrek aan ervaring op
statistisch gebie’d onnodige, ondoelrnatige en onjuiste
vrgen gesteld worden en wilde men tevens voorkomen,
dat het bedrijfsleven overbelast wordt met het invullen
van talloze formulieren. Voorts wilde men daardoor een
zo efficiënt mogelijke bewerking van het statistisch mate-
riaal waarborgen en het mogelijk maken dat de eventuele
resultaten van de onderzoekingen door het CBS. konden
worden verzameld.
Het statistisch contact op internationaal gebied.
Nadat op initiatief van de Belgische geleerde Adolphe
Quetelet 9 statistische congressen hadden plaats gehad:
in Brussel (1853), Parijs (1855), Wenen (1857), Londen
(1860), Berlijn (1863)., Flo’i’ence (1867), Den Haag (1869),
St. Petersburg (1872),e’h Budapest (1876), welke aanvan-
kelijk veel nut hebben gesticht, maar tenslotte toch niet
geheel voldeden, omdat gaandeweg veel leken aan de
congressen, met de niet ,te versmaden annexe feestelijk-
heden, deelnamen en daardoor naar verhouding het aantal
deskundigen enofficiële gedelegeerden gering was, is in
1885 te Londen het Internationale Instituut voor, de
Statistiek tot, stand gekomen, een gesloten internationale
vereniging voor” de studie van de officiële en wetenschap-
pelijke statistiek, waardoor het persoonlijk contact tussen
directeuren van Statistische Bureaux, hoogleraren in de
statistiek en andere wetenschappelijke beoefenaren der
statistiek veel me’ tot zijn recht kon komn. Voor de
benoeming tot lid werdèn bepaalde eisen aan de candi-
daten gesteld. Het aanvankelijk vastgestelde aantal leden
van 100 werd langzamerhand in verband met de toename
van het aantal statistici in de verschillende landen der
wereld uitgebreid tot maximaal 330 leden en ereleden
2).
De oprichting van de Volkenbond en het, Internationale
Bureau van de A!’beid, na de eerste wereldoorlog, met hun
vele eigen statistische afdelingen, vermeerderde het aantal
statistische internationale instanties, die evenals het
Institut International de Statistique o.a: het doel nastreef-
den om de internationale vergelijkbaarheid der nationale
statistieken te bevorderen. Hierdoor ontstond gevaar voo!’
dubbel werk, verlies van tijd en geld. Om dit te voorkomen
scheen een nieuwe regeling van de Internationale Statistiek
wenselijk. De reorganisatieplannen door de Volkenbönd
voorgesteld gingen echter zodanig in tegen de zelfstandig
heid v’an het Institut International de Statistique, ‘dat
zij door dit lichaam niet konden worden aanvaard. Aan
de andere kant werd een voorstel van liet Institut Inter-
national de Statistique, om de statistische instanties van
de Volkenbond de verplichting’ op te leggen het advies
van hot’ I.I.S. in te winnen alvorens tot het instellen van
statistische onderzoekingen over te’ gaan, door het Conseil
van de Volkenbond evenmin aanvaard
3).
Maal’ wel werd
een voorstèl van het IJS., om de statistische instanties
van de Volkenbond te verplichten met het I.I.S. samen
te werken, door de Assemblée générale in 1921, ‘onder
het presidium van Minister van Karnebeek, aangenomen.
hierdoor zag in 1922 een studiecommissie het levenslicht,
samengesteld uit een aantal gedelegeerden van het eco-
nomische en financiële comité van de Volkenbond, van
het Internationale Arbeidsbureau en van het I.I.S., welke
in datzelfde jaar in Den’I’Iaag in liet gebouw van het
Centraal Bureau voor de Statistiek haar eerste bijeen-
komst hield en daarop in 1923 even véér de zitting van
het I.I.S. te Brussel
4)
(eerstivergadering van dit instituut
na de oorlog) voor de tweede maal bijeenkwam. hierdoor
ontstond tussen de drie genoemde lichamen een vruchtbare
samenwerking, waarbij het Instituut zijn zelfstandigheid
behield, en toch kon tegemoet komen aan sommige wensen
van de Volkenbond en het Internationale Arbeidsbureau.
Flet zou ons te ver voeren om nader in te gaan op de
gunstige invloed (ook ‘voor ons land), die het Institut
International de Statistique door bevordering van liet
persoonlijk contact tussen beroepsstatistici en door de
voorlichting in zijn zittingen heeft gehad op de organisatie
der statistiek in de verschillende landen van de wereld,
en
01)
de toepassing van de juiste statistische methoden
vooral op demografisch, economisch, cultureel en sociaal
gebied. 1-liervoor moge worden verwezen naar de Bulletin’s,
die na elke zitting zijn verschenen met de uitgebrachte
rapporten en de verslagen der discussies; tot nu’ toe zijn’
30 omvangrijke delen verschenen.
Ik ben dankbaar, dat ik ‘het Internationaal Instituut
voor de Statistiek van 1911 tot v2or kort als secretaris-
generaal heb mogen dienen en dat ik van 1906-1939
het C.B.S. heb mogen leiden. Daardoor ben ik in de ge-
legenheid geweest de waarheid van de’ uitspraak van
Cicero te mogen ondervinden: Est in numero quiddam
divinum!
‘s-Gravenhiage.
H. W. METHORST.
) Het aantal leden bedroeg op 4 Juni 1948: 186 uit 35 ver-
schillende landen.
) Door de Nieuwe Tolkenhond (U.N.O.) is het I.I.S. als adviserencl
lichaam erkend. IJiOcle aard der zaak zijn de adviezen niet bindend:
‘) De volgende n,ittingen hadden plaats: in 1925
. te Rome, 1027
Catro. ‘1929 ‘Warschau, 1130 Tokio, 1931 Madrid, 1933 Mexico,
1934 Londen, 1936 Athene, 1938 Praag (slechts gedurende 2 dagen,
daarna werd Praag door de Duitsers bezet) en 1947 te Washington.»
De zetel van het Instituut is tot dusver gebleven in Den Haag. ,
15 September 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
79
VOLDOET DE UTRECHTSE JAARBEURS?
Het is haast gewoonte geworden, ter gelegenheid van
de opening van, de voor- en najaarsbeurzen te Utrecht
lof toe te zwaaien aan de stad Utrecht, aan de organisa-
toren van de K.N.J.U., aan de exposanten en aan die
voortreffelijke karaktereigenschappen, welke wij, Neder-
landers, zo gaarne in onszelf plegen te ontdekken. Géwoon-
ten echter hebben de neiging, hun zin te verliezen, en het
is daarom misschien niet ondienstig, eens na te gaan,
of de Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs te Utrecht
voldoet aan de eisen, welke Nederland daaraan heden
mag stellen.
Wie, zoals ondergetekende, een groot aantal buiten-
landse jaarbeurzen heeft bezocht, zal moeten erkennen,
dat de K.N.J.U. tot de best georganiseerde beurzen ter
wereld behoort. 1-let ware onredelijk, deze lof aan de
organisatoren te onthouden. Niet de organisatie, maar de
opzet van de huidige jaarbeurs te Utrecht verdient critiek.
Dat de ‘stad Utrecht tijdens de eerste wereldôorlog
werd uitgekozen voor het •houden van de eerste Neder-
landse jaarbeurs, kenmerkte de bedo1ing der organisa-
toren. ImmerS, Utrecht was voor geheel Nederland cen-
traal gelegen en stelde zodoende de afnemers uit alle
provinciën in staat, kennis te komen nemen van wat de
Nederlandse industrie en de groothandel konden leyeren.
Utrecht was en w’erd een soort super-streekbeurs ten voor-
dele van het contact tussen Nederlandse leveFanciers en
kleinhandelaars. Als zodanig had en heeft deze jaarbeurs zijn nut.
Doch langzamerhand ontstond het verlangen, fn navol-
ging van grote beurzen als die, te Leipzig, de Utrëchl,se jaarbeurs tot een internationale manifestatie te doen uit-
groeien. Men begon buitenlandse deelnemers toe te laten
en enige aandacht te schenken aan het trekken van buiten-
landse bezoekers; men begon zichzelf internationale
beurs te noemen en na de jongste oorlog stelde men zelfs
exportdagen in. Men vergat bij dit alles, dat om een
jaarbeurs internationaal te maken, andere maatregelen,
ja zelfs voor Nederland een geheel andere opzet van de beurs noodzakelijk waren. Dit vereist enige toelichting.
Een jaarbeurs w’ordt niet uitsluitend internationaal,
doordat er ook buitenlandse exposanten aan kunnen deel-
nemen. Een jaarbeurs wordt pas internationaal, zodra
er ook een groot aantal buitenlandse bezoekers en kopers
verschijnen. Dit laatste nu is in Utrecht niet het geval;
het aantal bezoekende buitenlanders is klein en de
waarde van deze beurs voor de Nederlandse export is
dienovereenkomstig gering. Wat is hiervan de oorzaak?
Buitenlandse bezoekers en kopers plegen slechts tijd en
geld voor een internationale jaarbeurs over te hebben,
indien een dergelijke jaarbeurs een zo breed mogelijk
assortiment van goederen en producten op overzichtelijke
wijze aanbiedt. Dat brede assortiment bood het vôér-
oorlogse Leipzig in ove?vloedige mate, maar daarachter
stond dan ook de nijverheid van het grootste industrie-
land van Europa: Duitsland. Met alle waardering voor de
energieke Nederlandse industrie-in-opkomst moet worden geconstateerd, dat deze nog lang niet in staat is, een enigs-
zins volledig assortiment van producten te bieden en
daartoe ook wel voorlopig niet in staat zal zijn. 1-let is
dus een illusie te menen, dat men de buitenlandse koper
2 x per jaar tot een bezoek aan Utrecht zal kunnen be-
wegen, zolang men daar overwegend met Nederlandse
producten uitkomt.
Om Utrecht tot de internationale jaar-
i’
beurs bij uitstek te maken,
en daarmede aan de Nederlandse
handél en vooral de Nederlandse export de beste kans te
bieden,
moet de. Utrechtse jaarbeurs pogen, het gehele J’Vest-
Europese assortiment oan exporteerbare producten te expo-
seren: Voör de buitenlandse importeur moet een éénmaal
jaarlijks bezoek aan Utrecht het juiste middel worden
om te weten; wat erin West-Europa aan de markt komt,
en’ dit bezoek moet’höm het bezoek aan’ andere landen en
beurzen besparen. Dit is te verwezenlijken, maar dan moet
er op het Utrechtse Vredenburg het een en ander ver-
anderen.
,•
In de eerste plaats moet het jaarbeursbestuur breken
met de gewoonte, twee beurzen per jaar te houden, welke
gedeeltelijk elkander aanvullen. Immers, hierdoor loopt de
buitnlandse bezoeker de kans juist niet de producten
te vinden, waarin hij belang stelt,’ terwijl een tweemaal
jaarlijks bezoek wel wat veel van de buitenlander vergt.
Eén werkelijk internationale jaarbeurs per jaar moet vol-
doende zijn. Een tweede beurs in hetzelfde jaar is schade-
li]k, daar het buitenlandse ‘bezoek daardoor per mani
festatie verminderd wordt en de exporteur-exposant minder
kans op afzet krijgt. Laat dus één der beide beurzen de
internationale beurs vorden, geheel toegesneden op de
buitenIndse bezoekers en kopers, en laat de resterend
beurs een nationale beurs worden, toegesneden op de
binnenlandse markt. In deze ontwikkeling ligt o.i. de op-
lossing van het gehele jaarbeursprobleem..
Aan de internationale jaarbeurs te Utrecht zullen alleen
ie Nederlandse bedrijven kunnen deelnemen, welke expor-
tabele producteri aanbieden, dat is, naar de door de ‘jaar-
beurs zelf opgemaakte statistieken, minder dan de helft
der huidige exposanten. De opengevallen vuimte zal dan
aan buitenlands6 deelnemers kunnen worden toegewezen.
Hierdoor zal het aangeboden assortiment in aanzienlijke,
mate gevarieerder worden. Aan de reclame voor buitén-
lands bezoek aan deze internatiönale beurs zal de roöt-
ste aandacht moeten worden gegeven. 1-let is dr immers’
om begonnen buitenlandse’ bezoekers en kopers te trekken.
Komen deze, dan hebben de Nederlandse exporteursex-
posanten de beste kansen op vergroting van hun afzet.
1-let Nederlandse bedrijfsleven zal dan echter van zijn
kant moeten zorgen, dat geen Nederlandse exporthranche
van enig belang te Utrecht ontbreekt. 1-let hoofdaecent
zal op deze exportbeurs minder moeten liggen bij
snuisterijen, galanterieën, e.d.,’ maar de beste Nedèr-
landse exportartikelen zulen dan ook, in tegenstelling
met heden, niet 1anger afwezig mogen blijven.
Aan de buiten1ndse bezoekers zullen verder allerlei
faciliteiten moeten worden geboden, zoals reductie’s op
reiskosten per Nederlandse vervoermiddelen en dergelijke.
Een en ander maakt het niet onredelijk, ,dat aan de Over-
heid ten behoeve van deze voor de Nederlandse export
zo belangrijke manifestatie een subsidie wordt gevraagd.
Uiteraard zou de exportbeurs ook voor Nederlandse
bezoekers en kopers geopend moeten zijn. De meeste
exporteurs immers, alsook de buitenlandse deelnemers,
hebben tevens belang bij de afzet in Nederland. Wanneer
hen de kans wordt geboden, ook de Nederlandse markt
te bewerken, zal het merendeel van hen aan de nationale
beurs niet behoeven deel te nemen, htgc’en met het oog
op het bestaande gebrek aan plaatsruimte gunstig mag
worden genoemd.
Wie tenslotte aan deze exportbeurs mogen deelnemen,
zal door, een commissie uit Overheid en ‘bedrijfsleven
beslist moeten worden. Aan de leveringscapaciteit zullen
bepaalde minimum eisen moeten worden gesteld, alsook
aan de reputatie van de deelnemer. 1-let standpersoneel
zal tenminste één der moderne talen.moeten spreken. Aan
de inrichting der stands zal zorg moeten worden besteed.
Nederland zal hier, behoorlijk voor de dag,moeten trèden
Naast deze internationale Utrechtse jaarbeurs zou er
dan jaarlijks nog een,,nationale” jaarbeurs kunnen worden
gehouden. Deze beurs, waaraan uiteraard ook buitenlandse inzenders kunnen deelnemen, zou op de afzet in Nederland
moeten worden toegespitst. 1-let is uiteraard overbodig,
hiervoor buitenlandse bezoekers te interesseren, zodat
de gehele propaganda hiervoor in het buitenland kan
vervallen. Wil men deze beurs op den duur, het karakter
,
van een Benelux-beurs geven,dan are dat te overwegen,
desgewenst af te wisselen met de Brusselse jaarbeurs.
730
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 September 1948
De ,,nationale” beurs echter komt er rond voor uit, geen
exl5ortbelangefi te dienen. Zij vervult uitsluitend een taak
met het oog op de voorziening van de Nederlandse markt.
Ik geloof, dat de K.N.J.U. aan Nederland en het
Nederlandse bedrijfsleven een grote dienst zou bewijzen,
indien zij tot een dergelijke verandering in opzet zou
overgaan. Ongetwijfeld htalt de K.N.J.U. zich met deze
wijziging tal van problemen op de hals: Heden is het geen
kunst, de standruimte te verhuren. Aspirant-deelnemers
staan in queue te wachten tot een plaats openvalt. Bij
het gewijzigde systeem echter zal de exportbeurs misschien
in den beginne moeilijk te vullen zijn, terwijl de aan-
drang naar de binnenlandse beurs nog toeneemt. Doch de
K.N.J.U. zal, als zij deze moeite doet, met recht kunnen
claimen, hetgeen zij heden ten onrechte praetendeert:
dat zij met het oog op de Nederlandse uitvoer een nationaal
belang van de eerste orde is.
Het is niet gemakkelijk, na een traditie van 50 geslaagde
beurzen en de haast unanieme lof van het koor der ondes-
kundigen het roer om te gooien en in een richting, waarin
nog geen der internationale beurzen durfde pionieren
1
Wanneer Utrecht met haar voorshands onvoldoende
expositieruimte in ernst de aspiratie blijft koesteren, als
internationale beurs bijiitstek Leipzig op te volgen en
de andere internationale beurzen achter zich te laten,
dan moge het de zekerheid overwegen, dat de huidige
route, mede in verband met’ liet gebrek aan expositie-
ruimte, niet naar dit ideaal kan leiden. ‘Wie eerste wil worden,
moet het beter doen. Moge het bestuur van de K.N.J.U.
daartoe het inzicht en de durf blijken te bezitten.
‘s-Gravenhage.
Mr G. A. M. VOGELAAR.
DE JONGSTE ONTWIKKELING
IN DE EXPORT
VAN ONZE KATOENEN
MANUFACTUREN
(1f).
De opbrengsten pan de nianufacturenexport.
Wij wezen reeds op het riskante ondernemen op het
ogenblik conclusies te trekken uit de statistiekcijfers der
na-oorlogse exporten
1).
Tot voor kort waren deze, althans
wat betreft de uitvoer van katoenen manufacturen, nog
al te zeer door overheidsreglementeringen beïnvloed.
Direct na de bevrijding immers werden door het Rijks-
bureau voor Textiel te Arnhem richtlijnen gegeven met
betrekking tot de afzet van de in de katoensector gepro-
duceerde manufacturen. Onder dit regiem moest de in-
dustrie in het prille begin ‘terecht dienstbaar gemaakt
worden aan de leniging van de schrijnende nood in het
binnenlând. Direct daarop, nl. reeds eind 1945/begin
1946, werden echter de eerste exporten toegestaan, zij
het dat vooreert uitsluitend Batavia als hestemmings-
haven werd geaccepteerd.
Met de overige uitvoeren ylotte het minder snel. Niet dat dit veroorzaakt werd door een gebrek aan activiteit
van handel en industrie of door een te gering concurrentie-
vermogen van Brabant en Twente. Integendeel, de schaarste
op de internatioiiale textielmarkt was zo groot, dat slechts
een zeer geleidelijk opheffen van het de industrie aan-S ‘,ankelijk opgelegde exportverbod de voorziening in de
behoeften van Nederland en de Overzeese gebiedsdelen
enigszins, kon beschermen.
Eerst to’en hier te lande het minimumniveau van 85
punten per hoofd van de bevolking was bereikt en tege-
lijkertijd in de Indische leveringen aan Nigieo/Nirio en A.I.O.JVenni schot begon te komen, werd de expôrt op
27 December 1947 geheel vrijgegeven
2).
Al moeten de exportcijfers van katoenen manufacturen
in 1946 en 1947 (resp. 15 pCt en 48 pCt van de in 1938
uitgevoerde tonnen bedragende) dus wel met grote re-
‘)
Zie ons eerste artikel in ,,E.-S.B.” van 8 September jI., bi”.. 710.
serve worden beschouwd, toch kunnen ‘zij ons reeds iets
leren omtrent de grotere spreiding van de verschepingen
over de internationale afzetgebieden. 1-let bete komt dit
tot uiting, als de uitvoercijfers pe continent worden
bijeengevoegd.
Het aandeel oan de verschillende continenten in de iVeder-
landse exporten van ongebleekte-, gebleekte-, geoerf de-,
bedrukte- en bontgenveen katoenen manu/acturen, alsmede
tafel- en seroetgoed en katoenen dekens (tonnen netto):
1937
1938
1946
1947
Mij’
……….
76 pCt
83 pCt
53 pCt
47 pCt
Afrika
……….
11 pCI;
2 pCt
27 pCt
23 pCI.
Europa
……..
8 pCI.
11 pCI.
15 pCI.
21 pCI.
Amerika
……..
4 pCI.
3 pCI.
4 pCI.
5 pCI.
AustraliO
1 pCI.
1 PCt
t pCI.
– 4 pCI.
De beweegredenen, die tot dit intensief bewerken van
de vele nieuwe markten hebben geleid, zijn voor een groot
deel op de situatie uit de jaren 1936/1939 terug te voeren;
terwijl deze op haar beurt weer historisch kan worden
verklaard. In de eerste eeuw van haar bestaan heeft
de Nederlandse katoenindustrie het karakter van een op
de grote Aziatische afzetgebieden geoi’iënteerde export-
nijverheid weliswaar meer en meer verloren door een
geleidelijk accentverleggen op het binnenland, doch in de
jaren 1936-1939 waren Twente en Brahant, wat de
export betreft, toch nog zeker voor drie/vierde deel op
Nederlands-Indië ingesteld
3).
Voor een goed begrip moge dienen, dat dit percentage
v66r de Crisis der jaren dertiV lager was; dank zij de Con-
tingentering in Indië kon het echter voôral na de devaluatie
van de gulden weer worden opgevoerd. Dit ten voordele
van Nederland doch tevens van Indië, dat zich zodoende op
dit belangrijke terrein weer gesteund zag in de harde strijd
tegen het wurgende economisch imperialisme van Japan.
Dat deze toestand gevaren met zich’ kon brengen,
werd algemeen erkend. De koloniale verhoudingen tussen
Nederland en de Overzeese Gehiedsdelen bevonden zich
reeds een drietal decennia in een overgangsstadium.
Nog waren bepaalde sentimentsoverwegingen van in-
vloed, doch reeds gingen in Indië stemmen op, die het
gedwongen terugvallen op een leverancier uit de Europese
sfeer becritiseerden. Economisch achtte men het partieel
prijsgeven van de voordelen van het Pacific prijspeil
niet altijd verantwoord.
Aan de andere kant voelde Tvente sterk, hoe gevaarlijk
zich de situatie in dit overangsstadium dreigde te ont-
wikkelen. 1-loewel men in Nederland bijzonder dankbaar
was voor de grote steun, die Batavia met de contingen-teringen ‘bood, heseften de katoenfabrikanten toch, dat
de plicht tot levering aan Indië hun wel eens de gelegen-
heid ontnam door afzetspreiding hun risico’s te vermin-
deren. Althans kwamen zij er nauvelijks toe onder de
toenmalige uiterst moeilijke marktverhoudingen pogingen
in die richting te ondernemen.
Na de capitulaties van Duitsland en Japan werd dit alles anders; voor Twente en Brabânt was er dus alle
reden zich eens ernstig te bezinnen omtrent de
r
i
c
hti
ng
:,
welke voor de afzet van hun weefsels zou moeten worden
gezocht
4).
Het wasdaarbij een gelukkige omstandigheid,
‘)
Zoals Gelderman reeds aantoonde bestonden in 1947 voor
katoenen weefsels de volgende exportbelemmeringen:
26 Jan.-17 Iei: export toegestaan van 1.177 ton weefsels
(7f pCt van het basisgarenverbruik der industrie).
17 Mei—6 Sept. 1.570 ton (10 pCI. basisgarenverbruik).
6 Sept.-27 Dec.: 4.710 ton (30 pCI. basisgarenverbruik).
3)
Het aandeel van de uitvoer naar Nederlands-IndiC uitge-
drukt in pCt van de totale Nederlandse uitvoer van katoenen
manufacturen bedroeg in 19351939 gemiddeld 70 pCI. (gewicht). ) In Engeland werd de katoenindustrie met hetzelfde probleem
geconfronteerd. De export van katoenen manufacturen bedroeg
daar nl. in
1933 — 2.031 mln square yazds (100)
1939 — 1.393 mln square yards (69)
waarvan naar de Dominions en Quota Colonies verzonden werd:
1933 – 555 mln square yards (100)
1939 — 593 mln squarc yards (107).
Ook hier even voor de oorlog dezelfde eenzijdige ori6ntering op
gebieden, waar men een speciale preferentie genoot (Cotton Working
Party Report, London 1966).
15 September 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
731
dat de opvattingen van de industrie op dit punt vrijwel
parallel liepen met de gedragslijn der Regering, bepaalde
tempoverschillen in het opheffen der beperkingen buiten
beschouwing gelaten.
Ten opzichte van de binnenlandse markt viel de eis
van cle Rijksbureau’s om in den beginne vooral dit afzet-
gebied te bewerken geheel samen met het inniger contact,
dat zich tijdens de bezettingsjaren tusen de industrie
en de Nederlandse afnemers gevormd had. 1-let is dus
logisch, dat alle mogelijkheden, ,die de puntenplafonds bieden, uitgebuit worden om dit contact voor de naaste
toekomst te verstevigen en t.z.t. tenminste het vooroor-
logse peil der hehoeftebevrediging door eigen industrie
(90 pCt) veer te bereiken.
1-loe dit cijfer echter straks in een distributieloos tijdperk
zal komen te liggen, is nu nog niet vast te stellen. Afge-
zien van de afwijkingen, die een gevolg zullen zijn van een
consequent doorvoeren van de Benelux-gedachte, zullen
ook de productiedeviaties, die momenteel allerwege
kenbaar worden, zich eerst moeten uitkristalliseren,
alvorens kan worden geconstateerd, dat de Nederlandse
in dustrie ondanks haar grotere veelzijdigheid, nog weinig
van haar productievermogen heeft ingeboet.
Met een enkel woord wezen wij er verder reeds op, hoe
de Regering onmiddellijk na de beëindiging van de tweede
wereldoorlog het bewerken van de Indische markt propa-
geerde. Ook hiermede kan speciaal Twnte instemmen.
Tot aan de Duitse inval was Indië immers nog altijd de
belangrijkste exportmarkt geweest.
Het kan o.i. dan ook
nooit duidelijk genoeg (vorden onderstreept, hoe zeer de Neder-
landse indust»ie dit historische afzetgebied in ere zal trachten
te houden. – –
•De feiten zouden, hiervan op bepaalde punten afwijken.
De grootte der leveranties in 1946 en 1947 bleef immers
nog steeds hij de vroegere achter en ook in de jaren
1948 en 1949 zullen deze nog wel niet direct het historische
niveau bereiken. De grote moeilijkheden, waarmee de industrie in de rehabilitatieperiode te kampen had – en
nog heeft – belemmeren ni. tegen de verwachting in een
snel hervatten van de oude leveringen.
Een aandachtig lezer zal na het beschouwen van de laatste tabel zich afvragen, ho,e dit te rijmen is met ht
aansnijden van nieuwe afzetmogelijkheden. Als de Neder-
landse fabrikanten uit’ zijn op het spreiden van risico’s,
goed, maar kan het tempo, waarin dit geschiedt, nièt zÔ
worden afgestemd, dat gelijktijdig de leveranties aan
Indië sterk worden opgevoerd?
Zij, die zo oordelen, vergeten, dat het bewerken van een
nieuwe markt altijd het offreren van redelijke quantiteiten
vereist. Flet zgn. aanbieden van commerciële visitekaartjes
kan niet symbolisch geschieden, anders levert dit goodwill
kweken weinig of geen profijt op. Daar bovendien de
productie voor export in de aanloopperiode nog zo mondjes-
maat ‘gehouden werd, is hei mogelijk, dat een legende
geboren dreigt te worden, dat Nederlaild voor Indonesië
als textielafzetgebicd geen interesse meer toonde. Niets is echter minder waar
Een tweede complicatie deed zich voor, doordat de
productie zich in 1946/47 overwegend tot de klasse der
grove en middelzware weefsels beperkte, hetwelk regel-
recht indruiste tegen het vooroorlogse principe, dat
Nederland de fijne weefsels voor Indonesië zou maken,
aan Japan hetterrein der grovere, goedkope manufacturen
overlatend. 1-let gebrek aan fijne garens, dat de oorzaak
was van deze deviatie, is vnl. terug te voeren op het
uitblijven van de imporlen uit Lancashire en op de neiging
van de Nederlandse spinnerijen de productie-aanloop te
vergemakkelijken door l’ièt spinnen van grovere garens.
Laten wij vooral niet vergeten, dat in de beginperiode de
quantiteit vôôr de qualiteil moest gaan.
Het was deze omstandigheid, die -mèt een te gebrekkig
contact tussen inkooporganisaties en industrie o.i. ver-
antwoordelijk was voor de typische figuur, dat Brabant
en Twente medio 1948 voor het eerst weer de Japanse
mededinging ondervonden, toen een deel van hun offerten
aan Batavia beantwoord werd met de mededeling, dat de
bhoeften in de eenvoudige weefsels reeds ,,elders” gedekt
waren. Ook hier dus stof te over voor argwaanbij de
andere partij, waaraan de met veel ophef aangekondigde
aankopen van de Nederlands-Indische Regering in
Tokio geen goed deden.
Het komt ons echter voor, dateen nuchtere beschouwing
dit voorval weer tot de juiste proporties terugbrengt.
Het is een algemeen erkend feit, dat de bevolking van
de Indische archipel steeds gebaat zal zijn met de goedkope
Japanse leveranties. Dank zij de grote activiteit van de
kundige inkoper der Nederlands-Indische autoriteiten
in Japan slaagde Batavia er dit jaar in uiterst voordelig
te kopen. Op het ogenblik schat Nederlands-Indië
deviezen te kunnen reserveren voor de aankoop van een
400 tot 450 millioen yards katoenen manufacturen. Wel•
kan, als Twente hiervan een redelijk aandeel voor zijn
rekening kan nemen, liefst in de categorie der fijnere
weefsels, zal de bulk toch in de Amerikaanse werkplaats
in het Verre Oosten moeten worden vervaardigd. Voor
argwaan van een der partijen behoeft geen aanleiding te
bestaan, mits men zich in Indië en Nederland op de
realiteit baseert; m.a.w. mits men in Twente geen over-
dreven betekenis hecht aan het slagen van de pogingen
goodwill te kweken
5)
of aan het bouwen op sentiments-
overwegingen overzee, en mits aan de andere zijde volledig
begrip heerst voor de zeer grote moeilijkheden van het
Nederlandse bedrijfsleven na de oorlog en over de nood-
zaak van heroriëntering op vreemde markten.
Wat dit laatste betreft divergeerden de opvattingen
van de. katoenfabrikanten met die van de Nederlandse
Regering, meer wat betreft het tempo der vrijlating van
de uitvoer als wel aangaande het wezen der risicospreiding.
Wel toonde de tabel der exporten, dat men er in geslaagd
is de Nederlandse manufacturen met succes op nieuwe
markten te introduceren, doch men had met deze intro-
ductie meer eer kunnen inleggen, indien de quantiteiten
groter en de variaties in artikelen ruimer waren geweest.
Bovendien verkeerde de internationale textielmarkt
direct na de oorlog in het stadium der ,,sellers’ markets” en werd het exploreren van nieuwe afzetgebieden (zelfs
met relatief grove weefsels) zeer vergemakkelijkt door
het wegblijven van enkele opde concurrenten als Engeland
en Japan en door het nonchalânt ageren van sommige
nieuwkomers als Brazilië, Mexico en de Verenigde Staten.
Dat de strijd om het behoud van het inmiddels verworven
resultaat straks, bij de terugkeer van de klant als Koning,
de grootste krachtsinspanning zal eisen, is evenwel alle
insiders volkomen duidelijk.
Er zit aan het verdelen van de afzetrisico’s voor ons
land nog een andere kaiit. Het schept nI. de mogelijkheden
ons door middel van de, manufacturenexport een meer
gevarieerd deviezenpakket te verwerven. Bezien wij
echter de uitvoer uit deze gezichtshoek, dan moeten wij
tevens de manufactureninvoer in aanmerking nemen.
Slechts de saldi latdn een objectief oordelen toe.
Wij zijn er ons van bewust, dat tal van incidentele im-
porten, vooral in de jaren 1946/’47, het exportbeeld
hebben vertroebeld. In het kader van het bilateraal
handels.verkeer en op basis van compensatietransacties
vonden nl. af en toe abnormale invoeren tegen exhorbi.
tante prijzen plaats; zoniin als de rehabilitatie-aankopen
in de U.S.A. zullen dergelijke importen onder normale
omsthndigheden worden gecontinueerd. Bovendien was
) In Batavia mag men zich overigens wel eens realiseren, dat
de Manex-goederen, d.w.z. de massa der gebleekte en geverîde
manufacturen, die door de in de Manufacturen Exportcentrale ver-
enigde fabrieken werden geleverd, steeds werden geexporteerdop
een prijsniveau, dat constant behohrlijk onder het wereidpeil van
katoenen manufacturen lag. Nederland heeft nooit willen profiteren
van de nood, waarin Indi9 vooral in
1946
en
1947
verkeerde. Boven-
dien bleef het Nederlandse prijspeil ondanks de laatste pieken in
de katoennoteringen constant.
300
1 pCi
– 880 – 3pCt
980
3pOt
732
1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 September 1948
Uiwoersaldi ongebleekte-, gebleekte-,geerfde-, bedrttkte- en bontgeweven katoenen manufacturen, alsmede tafel- en
ser9etgoed en katoenen dekens (f1.000).
Azit
……………….
Afrika
…………….
Europa:
West-Europa:
Engeland
Belgi6
…………..
Zwitserland
Noord-Europa: –
Noorwegen
Zweden
Denemarken
Rest van Europa’ ……
Amerika
…………..
Australië …………..
1937
-1938
34.472
89 pCI
30.053
90 pCI
5.979
16 pCI
2.348
7 pCI
—3.044 – SpOt
114
–
— 786 —2pCi
–
7 — SpOt
465
1 pCI,
– 933 – »Ci
1.576
4pOi
–
1946
1947
9.923
48 pCt
32.135
55 pCt
8.299
40 pCt
19.249
33 pOt
–
1.340
–
6 pCi
1.026
2 pOt
–
—
1.465
–
7
pCi
–
2.422
–
4 pCI
415
2pCt
130
–
862
4 pCI 2.537
4 pOl
1.320
6 pCI
5.191
9 pCi
705
3 pOt
1.641
3 pCi
–
58
–
—2.316
–
4pCt
–
1.810
–
8 pOl
–
3.139′
–
5 pOt
– –
3.639
6 pCI
3’7.729
32.028
(19.S0i ton)
(18.658
de productie in 1946 en 1947
nog
: z
“
eer gering, hetgeen door de vermelding van de gewichtssaldi wordt gedemonstreerd.
Toch blijkt uit deze cijfers weer de grotere spreiding
der exporten, zij het dat deze nauwelijkS op de dollar-
area gericht zijn. Veel, verbetering in deze situatie is
trouwens niet te verwachten, voorâl nu het gunstige
exportcijfer naar Argentinië door de grote moeilijkheden,
die daar sedert ‘1947 gerezen zijn, dit jaar practisch weg
zal vallen
6).
Van een toenemen’ van de export naar Noord-Amerika
moeten wij ons niet
,
te veel
1
voorstellen. Daar bestaat
immers meer behoefte aan grondstoffen uit de overzeese
gebiedsdelen dan’ aan producten uit Twente en Brabant.
Nog duidelijker zou dit dollarprobleem tot uiting komen; als wij in staat waren geweest een zeer’globale vergelijking
te treffen tussen de geraamde behoeften aan deviezen
voor de aankoop van grofidstoffen en machines en de
behaalde opbrengsten bij de uitvoer der. eindproducten.
De cijfers, die ons ter beschikking staan, laten dit echter
niet toe. -1ij de post aankoop vdn machines en onderdelen
zouden de iamingen vooi’ herstel van oorlogsschade tot
abnormaliteiten leiden. De garenimport uit Engeland
bedroeg verder in de laatste jaren slchts een fractie van
het ‘historische cijfer. Tenslotte betoogëe wij’ zo juist
reeds, hoe weinig geschikt de weefselexportcijfers over
1946/47 voor het opstellen van een valuta-balans voor de
Nederlandse katoenindustrie zijn.
Wel kan in het algemeen worden gezegd, datde katoen-
industrie tegenover de dollarbehoeften voor de grondstof-
l’eninvoering eng bezien hoofdzakelijk opbrengsten in Panden
en Nederlands-Indische guldens kn stellen”. Voorzover
machine, katoen en garens’ in het Sterlingblok gekocht
worden, zijn de daarvoor benodigde valuta’s wèl door
revenuen uit katoenexporten te dekken. Bij het beste]len
van installaties in Zi.vitserland en machines of garens in
België doen zich echter vrijwel dezelfde moeilijkheden
vooi’ als bij de dollarpositie geschetst.
Voegen w’ij hier de inkomsten vah een verscheidenheid
van andere, soms zeer aantrekkelijke valuta’s
–
(als de
Zweedse) bij, dan behoeft het geen betoog, dat alleen een
spoedig herstel van het’ multilateraal economisch verkeer
– wij denken bijv. aan het continueren ‘van de oude
driehoeksverhouding Nederland—Indië—Amerika – de
oplossing van het probleem kan brengen. 1-let gehele
.vraagstuk van de sluitende valutabalans dienen wij
bovendien opgenomen te zien in de totaliteit van het
gehele economische verkeer van
–
Nederland niet al zijn
handelspartners.
1-loe bescheiden de’ waarde is, die wij aan de anaij’se
van enkele onderdelen der deviezenbalans hechten, toch
treft het, hie zich thans reeds verschuivingen in de
productiè- en afzetmethoden :kenbaar maken, om de zo
– ‘) De export is
helaas
niet alle,en afhankelijk van het concurrerend
zijn op prijs en kwaliteitsgehied. Maar al te sterk zijn daarnaast
de hindorpalen der internationale handeis’politiek ‘te overwinnen,
als daâr zijn preferentiele rechten, quotarege1ingen’en Erziehungs-
zölle. . .
16.851
57.671
ton)
1
(2.162 ton)
I
(4.877 ton)
gewenste risicospreiding te bereiken. 1
–
lieraan is ons slot-
artikel gewijd.
Almelo.
‘
Dr W. T. KROES1S.
INGEZONDEN STUK.
CENTJIALISATIE OF ])ECEN’I’RALISATIE IN lIET
LUOIITVERKFER.
De heer F. Ledeboer te ‘s-Gravenhage schrijft ons: In ,,,E.-S.B.” van 16 Juni jl. verscheen van de hand
van de heer J. Kreiken een artikel onder bovenstaande
titel, w’aarin deze andermaal de aandacht vestigde op het
voor ons’ land zo uite’rmate belangrijke probleem van
centralisatie of decentralisatie in de luchtvaart. Waar
schrijver in dit artikel dit probleem voornamelijk van theoretisch standpunt uit benaderde en deze theoreti-
schè beschouwingen niet overal in voldoende mate aan
de practijk toetste, lijkt het z’eer gewenst, in het hieronder-
volgende dit alsnog te doen, daar slechts een zeer nauwe
samenwerking tussen theorie en practijk ons tot de juiste
oplossingvan dit buitengewoon moeilijke vraagstuk kan
brengen. – –
1
–
let is voor insiders in de luchtvaart een vaststaand feit,
dat Nederland ongunstig ligt voor het intercontinentale cii
continentale luchtverkeer. Zeer terecht merkt de schrijvei’
op, dat er een uitschakelingstendens öptreedt en hij zegt:
,,naast deze grote knooppunten zien wij de laatste tijd
steeds meer luchtlijnen ontstaan, die deze verkeerscentra
links of beter gezegd: onder zich laten liggen en
di,’act
zonder tussenlanding naar het doel vliegen”.
Dit wordt mogelijk gemaakt door technische verbete-
ringen en daar de kosten per vlieguur buitengewoon hoog zijn, welke kosten door liet in gebruik nemen van’ grotere
en snellere machines nog zullen stijgen, zal dc luchtvaart
de kortste (de groot-cirkel-) route vliegen, mits geogi’afi-
sche of politieke barrières dit niet verhinderen. Alen laat
Nederland dan niet
onder
zich, maar
naast
zich liggen.
Dit houdt dus in, dat er een uitschakelingstendens op-
treedt, dat wil dus zeggen, dat het transitoverkeer aan
liet luchtverkeer van een bepaald land ontvalt en dat de
luchtvaart van dit land zuiver en alleen wordt gebaseerd
op de potentiële graag naar vervoer van en naar dit land.
Bij het gebruik van 2 luchthavens zal nu de transito-
rôiziger nog minder aansluitingsniogelijkheden krijgen en
derhalve zal zijn voorkeur voor directe verbindingën nog
meer toenemen. Alleen door grotere veiligheid, service,
aansluitingen enz. zal men deze transitoreiziger kunnen
behouden. Dit transitoverkeer is voor ons land nog steeds
zeer belangrijk. Het gaat er in de eerste plaats niet om,
of de continentale luchtreiziger. een intercontinentale aan-.
sluiting krijgt, maar of de intercontinentale reiziger een
goede continentale aansluiting krijgt. De intercontinentale
lijnen zijn immers de ,,money makers” van de luchtvaart,
zoals de heer Kreiken terecht opmerkt. Nog altijd telt de
KLM. onder de intercontinentale reizigers ruim 40 pCt
transitoreizigers op haar eigen lijnen (hieronder zijn dus
15 September 1948
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
733
niet begrepen die reizigers, welke met een andere maat-
schappij verder vliegen). Daarom heeft het voorbeeld van
de heer Kreiken (aangehaald uit de ,,Vliegwereld” over het
onderzoek van de heer Björkman) weinig waarde, daar
men hieruit niet kan afleiden, of deze grotere toeneming
van het aantal continentale reizigers ook werkelijk grotere
inkomsten zou kunnen opleveren dan de kleinere toeneming
der intercontinentale reizigers. Alleen de grootte der abso-
lute cijfers, welke in het betreffende staatje door indices-
zijn weergegeven, zou hieromtrent uitsluitsel kunnen
geven. Slechts op deze wijze kan men de verhouding der
inkomsten van intercontinentale en continentale reizigers
berekenen.
Ook de voorbeelden van decentralisatie, welke de heer
Kreiken geeft, leiden in dit artikel tot verkeerde gevolg-
trekkingen.
Wat de 3 vliegvelden in Zwitserland betreft liggen de zaken
anders dan in Nederland. De afstanden hemelsbreecl tussen
Genève en Zürich (stad tot stad), tussen Bazel en Zürich en
tussen Genève en Bazel bedragen respectievelijk 220 km,
75 km en 180 km. De afstand bij grondvervoer is gezien
de geografische omstandigheden (bergland) veel lahger. De
afstand Rotterdam—Burgerveen via de nieuwe rijks-
verkeersweg (ijnde 45 km) valt hierbij wel zeer in het
niet, temeer nog wanneer men bedenkt, dat de reissnelheid
in dit geaccidentèerde terrein in het algemeen aanmerke-
lijk lager is dan de snelheden over dergelijke afstanden in
ons land. Om dezelfde redenen zijn ook de genoemde
.voorbeelden van de plaatsen in Frankrijk niet geheel
juist.
Wat de TWA betreft: over de lijn New York—Parijs-
Genève—Midden Oosten willen wij slechts opmerken,
dat alleen het vliegveld van Genève geschikt was voor
4-motorig materieel, waarmede nu eenmaal het oceaan-
traject dient te worden gevlogen. Nu het nieuwe vlieg-
veld ,,Zentralflughafen Kloten” bij Zürich gereed is, gaan
er reeds TWA-stew men op om Zürich aan te doen in plaats
van Genève, terwijl ook enige andere maatschappijen
plannen in deze ricilting koesteren, daar Zürich
het
econo-
mische centrudi is.
Naast de bovengenoêmde technische redenen voor het
aanvliegen van Genève, heeft Genève momenteel ook nog het voordeel, dat men in verband met de politieke
situatie (het ijzeren scherm) genoodzaakt is de lijnen naar
het Midden Oosten over Rome te leiden, waarbij Genève
uiteraard als tussenslation gunstiger is gelegen dan Zürich.
In dit verband is de inhoud van eerf artikel in het
Zwitserse blad ,,T3und” dd. 21 Juni 1948 interessant;
daarin staat in het kort het volgende:
Voor de oorlog waren verscheidene kringen in Zwitser-
land de mening toegedaan, dat-het voor de hbofdstad
Bern, als zijnde een belangrijk diplomatiek centrum,
noodzakelijk was om over een eigen internationale lucht-
haven te beschikken. Er gingen toen echtbr reeds stemmen
op, o.a. uit de kringen der verkeersdeskundigen, die
waarschuwden tegen te omvangrijke luchthavenplannen. En onlangs heeft de ,,Berner Stadtrat” onder grote bijval vastgesteld, dat Bern zich, gezien de bouwkosten van de
luchthaven Kloten en de deficits, die nog gedekt moeten
worden, gelukkig kan prijzen dat het indertijd bij de be-
handeling van het wetsontwerp over de ligging van de luchthaven niet in aanmerking is gekomen.
hieruit blijkt dus, dat zelfs dc ene grote centrale lucht-
haven niet rendabel is en dat uitbreiding van de secundaire
luchthavens de miploitatielasten enkel nog maar zwaarder
zou hebben gemaakt.
Wat decentralisatie verder voor de commerciële moge-
lijkheden van de
luchtlijnen
betekent, blijkt zeer duidelijk
uit de verwachte exploitatiëresultaten vdn de lijn Bern-
Londen.
In het te verwachten exploitatietekort van Zw.frs.
180.000 voor deze ene lijn zouden de belanghebbenden,
te weten de Bond, het. Kanton en de gemeente, voor
Zw.frs. 135.000 bijdragen. De gevolgtrekking hieruit is
dus, dat slechts voor de ene lijn de Zwitserse belasting-
betalers geaamenlijk een bedrag van Zw. frs. 135.000 bijeen
moeten brengen om een totaal aantal van ruim 470
passagiers de (hemelsbreed) 91 km lange reis van Bern
naar Zürich te besparen. Ook hieruit blijkt dus, dat de-
centralisatie ten laste van de belastingbetaler komt,
enerzijds door de hierboven genoemde exploitatiete-
korten op de-luchtlijn, anderzijds doordat ook de lucht-
havenkosten (naar verhouding) zwaarder gaan drukken
en dus een extra last vormen voor de belastingbetaler.
De ,,Swissair”, die deze lijn van Bern uit zou moeten
onderhouden, diende maar het restant aan te vullen,
wat o.i. niet reëel is zolang er geen vervoersplicht bestaat.
Men dient als luchtvaartmaatschappij in eerste instantie
te waken voor een gezonde rentabiliteit.
Eén van de moeilijkste kwesties in de luchtvaart is die
der luchtvaartpolitiek. Deze is gebaseerd op de zgn. 5
vrijheden, vastgesteld op de conferentie van Bermuda.
Deze 5 vrijheden zijn:
Het recht om over het grondgebied van een ander
land te vliegen zonder .tussenlandingen;
1-let recht om tt landen voor andere dan verkeers-
doeleinden;
liet recht om passagiers, post en goederen af te zetten,
aan boord genomen binnen het grondgebied van de Staat,
welks nationaliteit het luchtvaartuig bezit;
1-let recht om passagiers, post en goederen aan boord
te nemen, bestemd voor het grondgebied van de Staat,
welks nationaliteit het luchtvaartuig bezit;
Het recht om passagiers, post en goederen aan boord
te nemen, bestemd voor het grondgebied van een wille-
kesirige andere Staat, en het recht om passagiers, post en
goederen, afkomstig van het
–
grondgebied van een zodanige
Staat, af te zetten.
– De meeste landen trachten de activiteit van vreemde
luchtvaartmaatschappijen te -besnoeien door aan deze
5 vrijheden beperkende bepalingen van zeer uiteenlopende
aard te verbinden of zelfs door één of meer dezer vrijheden
(vooral de 5e) niet toe te staan. Als luchtvaartmaat-
schappij is men dan verplicht vrijwel steeds via eigen
grondgebied een verbinding tot stand te brengen. Indien
bijv. de K.L.M. het recht zou krijgen een verbinding
Parijs—Londen tot stand te brengen, zou zij ook de
Nederlandse luchthavens niet
aandoen (tenzij voor revisie-
werkzaamheden). 1-let voorbeeld van het Centraal Station
gaat daarom o.i. iiet op, omdat men met deze luchtvaart-
politieke factoren rekening moet houden. Dat niet
alle
tramlijnen via een Centraal Station lopen; vindt zijn oor-
zaak in het feit, dat er punten in de stad zijn, w’aarheen
een zodanige vraag, naar vervoer is, dat men niet via
het Centraai Station behoeft te gaan. De luchtvaartpolitiek
verhindert een soortgelijke opzet voor het luchtverkeer.
Uit het bovenstaande noge blijken, dat cle luchtvaart,
welke rekening heeft te houden met een uitermate gecom-
pliceerde wereldcohstellatie, bezwaarlijk kan worden af-gestemd op locale belangen van een aantal luchtreizigers
uit één der in de nabijheid gelegen giote steden.
Teneinde de plaats van Nederland in het wereldlucht-
vei-keer te handhaven en uit te bouwen, is het derhalve
noodzaak om het algemeen Nederlandse belang te doen
prevaleren boven locale belangen.
De betekenis der frequentie wordt door de schrijver ook
in een enigszins Onjuist licht gesteld..Uit het
zeer simplis-
tische
voorbeeld – zoals de schrijver dit zelf noemt –
trekt hij de ptringente conclusie, dat naarmate het lucht-
verkeer toeneemt, het eventuele frequentievoordeel van
de centrale luchthaven snel Qermindert en spoeLig zelfs Om-
slaat in een nadeel.
Wanneer men evenwel zijn voorbeeld
nader beziet, valt het onmiddellijk op, dat de kwalificatie
,,spoedig” wel zeer problematisch is, daar de grens van
verkeersdichtheid, wâarbij het voordeel voor de Centrale
Luchthaven omsiaat in een nadeel, welke in het voorbeeld
734
ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN
15 September 1948
van de schrijver zou liggen bij een frequentie van ongeveer
eenmaal per drie kwartier voor de twee luchthavens tezamen,
voor Nederland ook in de toekomst slechts zelden bereikt zal
worden. Immers, een dergelijke frequentie betekent,
dat een verbinding van Nederland uit naar één punt in
het buitenland bij een operatietijd van 12 uur per dag
resulteert in 16 vluchten. Nemen w’ij de capaciteit van de
thans op dergelijke lijnen in gebruik zijnde ‘liegtuigtypes,
welke ongeveer 22 zitplaatsen bedraagt (de nieuwe Convair-
machine heeft 40 zitplaatsen!), dan betekent dit een ver-
voerscapaciteit van 128.500 passagiers per jaar in één
richting. Wat dit voor grotere types betekent, laat zich
gemakkelijk indenken.
Mede gezien de bovèngenoemde uitschakelingstendens
zal het terstond duidelijk zijn, dat dit niet ,,spoedig” zal
plaats vinden en dan nog slechts in hoogst enkele gevallen
als
bijv. Nederland—Londen.
Wij zien dus uit het voorbeëld van de heer Kreiken,
dat de centrale luchthaven in de meeste gevallen in het
voordeel is, m.a.w. dat de tijdsbesparing, welke een locale
luchthaven heet te bieden, meestal teniet wordt gedaan
door de teruggang in de frequentie. Wij vragen ons dan
ook af, of het voordeel, dat voor de resterende categorie
reizigers is verbonden aan een locale luchthaven (tijds-
besparing van 7 minuut in het voorbeeld) ppiveegt tegen
de bouwkosten van f 26 millioen, welke voor de aanleg
van een dergelijk continentaal vliegveld nodig zijn. Wij
laten de kosten, verbonden aan de aanleg van een inter-
continentale luchthaven . dan nog buiten beschouwing.
In de lijn van zijn betoog zou de heer Kreiken hiertegen
kunnen aanvoeren, dat de frequentie haar grootste be-
tekenis heeft op korte trnjecten en dat bij langere afstanden
door de toenemende betekenis van het gebruik der dienst-
regeling de gemiddelde wachttijd zal afnemen. liet is
echter onjuist om hier de lengte van het traject als cri-
terium te nemen. Maatstaf voor de betekenig der frequentie
000r de reiziger
is
niet
de trajectafstand, doch de
reisduur,
en deze nu is bij de luchtvaart voor de meeste Europese
trajecten zo kort, dat het zeker niet juist is, de betekenis
der frequentie te verkleinen.
Het argument, datde geogafische afstand, welke bij het
gebruik ‘van een centrale luchthaven moet worden over-
brugd, &ver het algemeen groter is clan bij rechts treelcse
lijnen het geval is is zéker niet ,,in het algemeen” geldig.
Immers, het geldt slechts voor die gevallen, waarbij de rêis naar de centrale luchthaven moet worden gemaakt
in een richting, welke tegengesteld is aandie waarin het
einddoel van de reis gelegen is, bijv. Rotterdam—Parijs.
Uit het hierb’ovenstaande moge duidelijk blijken, dat
een tweede luchthaven op dergelijke korte afstanden in
het algemeen slechts nadelen heeft. Slechts voor enkele
categorieën biedt een dergelijke luchthaven mogelijk enkele
voordelen, welke echter dan nog zeer problematisch zijn.
Wij dienen hierbij in.ons toch zo verarmd Nederland te
waken voor iware investeringen, welke alleen verantwoord
zijn, indien de voordelen hiervan opwegen tegen de ge-
maakte kosten.
Naschrift.
hoewel de uiteenzétting, welke Drs Ledëboer over de
luchthaven van Genève geeft, juist is, moet ik aan enkele
andere belangrijker punten van zijn beschouwing een
korte opmerking toevogen.
T.a.v. het transitovurkeer- geeft hij toe, dat dit door de
verbeterde techniek van het lange-afstand vliegen afneemt.
Tegen deze ontwikkeling in vi’il hij d.m.v. .een centraal
knooppunt van hoogfrecuênte luchtlijnen dit transito-
erkeer behouden. ‘Waarom echter heeft de technische
researdh zich van meet af aan gericht op het overbruggen
van steeds grotere afstanden? Het ahtwoord luidt: Omdat
iedere reiziger de voorkeur geeft aan rechtstreekse, on-ônderbroken verbindingen. Wanneer men deze tendens
inderdaad erkent, dan zal men een kostbaar project als
een centrale luchthaven, welke tot doel heeft zich tegen
deze onverbiddelijke ontwikkeling te verzetten, beschouwen
als een wellicht weinig succesvol experiment.
De conclusie van Drs Ledeboer, dat het staatje van
Björkman ,,weinig waarde” heeft omdat men er de in-
komsten niet uit kan afleiden, lijkt mij onjuit. Immers,
het ging bij deze kwestie niet om
inkomsten,
maar om
de groei van het
aantal
continentale passagiers t.o.v. het
aantal
intercontinentale. Bij een beschouwing over de
capaciteit van luchthavens kan men immers uitsluitend
rekening houden met het aantal te verwerken passagiers;
de geldelijke inkomsten ener luchtvaartmaatschappij staan
hier volkomen naast. Uit het staatje bleek .tevens, dat het
continentale verkeer voor het grootste deel een geheel
eigen
ontwikkeling volgt, los van het intercontinentale,
zoals ook het tramlijnen-net in een stad t.o.v. een centraal
station.
Het niet toepassen van de 5e vrijheid doet aan deze
ontwikkeling niets af. Immers, dit verhindert geenszins
het totstandkomen van rechtstreekse luchtverbindingen,
maar61 de vrije
exploitatie
ervan door buitenlandse
maatschappijen. Drs Ledeboer schrijft zelf, dat – indien
de 5e vrijheid zou worden geëerbiedigd – de K.L.M.
bijv. een dienst Parijs—Londen v.v. zou openen, welke
dienst niet via Nederland, dus niet via een centraal punt,
gevlogen zou worden. Een volkomen jiiste conclusie.
Maar ook bij het
niet
toepassen van de 5e vrijheid blijft
die rechtstreekse verbinding waarlijk wel bestaan, alleen
met dit verschil, dat nu alleen’ de Air France en de B
.
E
.
A
.
@
deze lijn mogen exploiteien. Het niet toepassen der vijf
vrijheden doet dus aan mijn conclusies van 16 Juni jl.
niets af. Men moet het
luchthcwenvraagstuk
uit een alge-
meen standpunt benaderen en niet uit dat van één lucht-
lijn-exploitante. Tegen deze regel wordt blijkbaar nog
steeds gezondigd.
De uiteenzetting over Bern is zer interessant. Wanneer
men echter weet, dat Bern in 1946 112.000 inwoners telde,
en dat de Luchthaven Rotterdam in een gebied ligt,
waar in een straal van naiielijks 20.km ruim 1.500.000
industrieel en commercieel werkzame Nederlanders wonen,
begrijpt m’en, dat uit het voorbeeld van Bern bezwaarlijk
conclusies voor Rotterdam kunnen worden getrokken.
T.a.v. de frequentie past Drs Ledeboer mijn ,,zeer
simplistische en zuiver theoretische” voorbeeld
‘zonder
meer
toe op het bijzonder ingewikkelde vraagstuk betref-
fende de West-Nederlandse luchthavens. Dat dit tot enigs-
zins overdreven conclusies leidt, is begrijpelijk. De nauwe
samenwerking tussen theorie en practijk”, waaraan mijn
opponent zijn artikelwilde wijden, lijkt mij hier verre van
juist toegepast.
Met de laatste conclusie van de schrijver, nl. dat wij
dienen te waken voor investeringen, waarvan de opbreng-
sten niet opwegen tegen de kosten, kan ik mij volkomen
verenigen. Dit was dan ook de reden waarom men uit-
eii’idelijk besloot het f 150 milliocn kostende project van Burgerveen niet uit te voeren.
Zeist.
T. KREIKEN.
INTERNATIONALE NOTITIES.
CEEDIETCONTROLE IN DE VERENIGDE STATEN.
De.,Amerikaanse autoriteiten hebben kort geleden aan-
gekondigd, dat zij zullen trachten de inflatie, welker
gevolgen zich over een groot gebied uitstrekken, te be-
strijden op de traditionele wijze, nl. d:m.v. credietcontrôle.
De nieuwe politiek werd ingeluid door verhoging van
het herdisconteringspercentage van de Federal Re’serve
Banks van 1* tot 11 pCt, terwijl de rentevoet van nieuwe
Treasury Certificates yan 1
1
/
8
tot 1* pCt werd verhoogd.
Eveneens wordt verwacht, dat de Féderal Reserve auto-
riteiten zullen eisen, dat de Member Banks de kasreserve
t.o.v. de deposito’s zullen vergroten. Tenslotte heeft de
15 September 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÉN
735
Federal Reserve .Board de contrôle op consumentencrediet
hervat door het aan dézeifde voorwaarden te onderwerpen
als gedurende en kort na de oorlog.
Deze maatregelen laten echter, aldus ,,The Times Re-
view of Industry” van 2 September jl., één van defunda-
mentale oorzaken van de inflatie ongemoeid. In bankiers-
kringen in New ‘York is men nl. van mening, dat het
effect van de credietcontrôle slechts beperkt zal zijn,
zolang, de Federal Reserve Banks voortgaan overheids-
obliatïesâ pariof boven pari te kopen en daarmee de
banken gelegenheid geven hun reserves op een gemakke-
lijke wijze te vergroten. Zo hebben de Reserve Banks sedert de laatste week van Juni voor -meer dan S 750 millioen aan overheidsobligaties met een looptijd van
meer dan vijf .jaar, benevens voor een belangrijk bedrag
aan korter lopend papier, gekocht.
Vele Amerikaanse bankiers hebben gewezen op de nood-
zakelijkheid deze politiek tot ondersteuning van overheids-
obligaties te matigen of te bëëindigen, doch vrijwel nie
mand verwacht, dat hierin wijziging zal worden gebracht
met het oog op de politieke gevolgen, die uit omkering
der inflatie voortvloeien. ,,The Times Reviev of Industry”
meent echter, dat na de verkiezingen dc strijd tegen de
inflatie meer effectief zal worden gevoerd.
Ook ,,The Banker” kent in haar jongste nummer (Sep-
tember 1948) weinig betekenis toe aan de tot dusver in
Amerika getroffen anti-inflationaire maatregelen, temeer
niet, wanneer men let op de krachten, welke in tegendver-
gestelde richting werken. Het blad wijst in dit verbando.a.
op de gestage uitbreiding van de hypothecaire crediet-
verlening, de hausse in de huizenbouw, de steun aan de
prijzen van agrarische producten.’ ,,The Banker” is dan ook van mening, dat de inflatie in de Verenigde Staten
waarschijnlijk nog verder zal gaan.
lIET ECON0311SCH ILEESTEL VAN JAPAN.
lIet vijfjarenplan, dat in Mei jI. door de Japanse Re-
gering werd aangekondigd en dat beoogt
–
de Japanse
economie in 1952 te herstellen tot het
pejl
van 1930-1934,
gaat ervan uit, dat de bevolking. in 1952 zal zijn toegeno-
men tot bijna 83 ihillioen (in het begin van de dertiger
jaren telde Japan een bevolking van ongeveer 65 millioen).
Gedurende dit tijdvak verloor Japan Formosa, Korea en
Mandsjoerije, vanwaar het grote hoeveelheden voedsel en
grondstoffen betrok. De taak van de Regering is nu de
productie zodanig te vergrotén, dat deze sterk toegenomen
bevolking w’eer ongeveer liet vooroorlogse welvaartspeil
•kan bereiken. Tegelijkertijd zal er ernstig naar moeten
worden gestreefd de inflatie te beteugelen èn het loon- en
prijspeil të stabiliseren. Om het beoogde verzorgings-
niveau van de Japanse bevolking (per dag 2.111 calorieën
voedsel en 7,4 lb kleding per jaar) te verwezenlijken; zi.l
het nationaal inkomen moeten worden verhoogd tot 121
pCt van het gemiddelde van de jaren 1930—’34 (zie
van 28 Juli 1948).
Het jongste nummer van ,,The Bankers’ Magazine”, het
vijfjarenplan van Japan commentariërnd, wijst er op,
dat het niet langer mogelijk is om suiker en rijst te im-
porteren uit Formosa, steenkool uit China en sojabonen uit Korea op de vroegere imperiale yoorwaarden – alles
wat Japan, zelf tamelijk arm aan grondstoffen, uit het
buitenland nodig heeft, zal moeten worden gekocht van verkopers, welke niet kunnen worden gedwongen. Er is
kennelijk een ,,drive” nodig en blijkens de statistieken
van het vijfjarenplan der Regering ,,itlooks as if it is the
Japanese workers who will be driven”, zegt het blad.
Getracht zal worden 25 pCt meer dan in 1938 te produ-
ceren. Daar men niet verwacht, dat deze toeneming zal
kunnen worden bereikt t.a.v. landbouw en visserij, zal
een nog grotere stijging van de-productie moeten plaats-
vinden in de mijnbouw en in de industriële sector. Katoen,
wol en rayon zullen de belangrijkste exportproducten
worden (ruwe zijde kan niet tegen nylon concurreren);
de export van machines en gereedschappen tracht men op
te voeren tot het tienvoudige van die van voor de oorlog.
Hiervoor is invoer van grote hoeveelheden industriële
grondstoffen nodig (steenkool, ruwe katoen, wol, ijzererts,
hout: men heeft beiekend, dat deze invoer in het laatste
planjaar $ 1 mrd zal bedragen. Uit het feit, dat de productie-
index vooi fabrikaten nog slechts 30 pCt van het gemid-
delde van 1931—’33 bedraagt, blijkt, dat er nog heel wat
zal môeten worden gedaan alvorens de in het plan be-
oogde doeleinden zullen zijn verwezenlijkt. Trouw’ens ook
de handelsbalans over 1947 vertoont een allesbehalve
gunstig beeld: de import in 1947 bedroeg in totaal U.S.
$ 526 mln tegen de export slechts $ 174 rriln. De helft van
de invoer bestond uit voedsel; deuitvoer werd voor de
helft gevormd door katoenen stoffen.
1-let is duidelijk, dat het succes van het plan zal afhangen
van de verkrijging van buitenlandse credieten. Naar
schatting zal $ 1.630 mln nodig zijn, w’aarvan het grootste
deel in de fiscale jaren 1948—’49 en 1949—’50. Men hoopt,
dat de Verenigde Staten het gehele benodigde bedrag
zullen verstrekken. Naar ,,The Times” van 24 Juli jl.
reeds mededeelde, is het geallieerde hoofdkartier in Japan van mening, dat een bedrag van $ 1.570 mln voldoende is
voor het economisch herstel van Japan. Dit heeft de Japanse Regering gesteund in haar vertrouwen, dat,
indien het grotere bedrag niet zal kunnen worden ver-
kregen, men zich in elk geval kan verlaten op het door het
hoofdkwartier geraamde bedrag-
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Ook in de afgelopen week zette de ingetreden verruiming
ter geldmarkt •zich voort. Reeds gedurende een aantal
dagen was caligeld zeer ruim aangeboden, zodat op 11
.
September de callgeldrente tot
I
pCt werd verlaagd,
zonder op dit niveau nog voldoende vraag te ontmoeten.
De marktdisconto’s vertoonden in overeenstemming met deze ontwikkeling een verdergaande daling, zodat
Decemberpapier 1
1
/
8
pCt oteerde, zesmaandspromessen
tegen
1/16
pCt gevraagd waren, terwijl Juni- en Juli-
papier
1/
pCt noteerde.
De omzetten op de geldmarkt blijven nog steeds gering. Te verwonderen valt dit niet, omdat het overwegend grote
deel der geldrnarkttransacties door banken wordt verricht,
welke veelal gelijkgerichte belangen hebben. Andere
marktpartijen zijn er vrijwel niet meer, omdat de geld-
saneringsmaatregelen voor niet-banken het verlengen van
geblokkeerd schatkistpapier onmogelijk hebben gemaakt,
terwijl zij hun vrije geldmiddelen meestal voor ndere
doeleinden, meer verband houdende met hun bedrijfsuit-
oefening, nodig hebben.
De
–
aandelenmarkt was- in de afgelopen week zwak ge-
stemd, zodat hier en daar beperkte koersverliezen optraden.
1-let is niet onmogelijk,dat de toegenomen internationale
spanningen, waaraan ook de recente koersdaling-op de
New Yorkse beurs wordt toegeschreven, hier van invloed
zijn geweest. Overigens breekt ook in meer algernéne.kring
het besef baan, dat de goede tijden voor het Nederlandse
bedrijfsleven hun hoogtepunt wel eens zouden kunnen
hebben overschreden. De binnenlandse afzet levert meer
moeilijkheden op als gevolg van het verzadigen der inhaal-
vraag, terwijl op buitenlandse markten allerwege met ver-
sterkte concurrentie,moet worden gerekend. De. openings-
rede van de directeur van de Jaarbeurs .gaf van deze be-
zorgdheid op duidelijke wijze blijk.
3 Spt.
19 Sept.
1948
1948
A.K.0.
………………….
164*
161f
v. Berkel’s Patent …………..130k
1291
Lever Bros. Unilever C.v.A…..295
294
Philips G.b.v.A.
………
. . ..
258
254
—
736
. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
15 Septemlier 1948
3 Sept.
19 Sept.
1948 1948
Koninklijke Petroleum
……….
356k
350
HAL.
……………………
.
196 196
N.S.0 .
……………………
187 1831
H.V.A.
……………………
272k
–
268 GL
Deli
Mij.
C.v.A.
……………
163
k
161
Amsterdam
Rubber
…………..
‘177k
–
DE BELGISCHE GELD-, EN
KAPITAALMARKT IN AUGUSTUS 1948.
Geidmarkt.
De daggeldmarkt was gedurende. de eerste week van
de marmnd nog erg krap. In de volgende weken bracht de
Rijksdienst voor de Maatschappelijke Zekerheid nochtans
aanzienlijke bedragen op de markt, ingevolge het binnen-
komen van de driemaandelijkse stortingen door de werk-gevers. Vooral in de parastatale sector, waar de spanning
het felst werd gevoeld, trad verbetering in. De voorschot-
ten van de Nationale Bank aan het Rentefonds daalden
tussen 5 en 26 Augustus o.a. van 4,6 tot 2,4 mld Ir. De
initiële uitzetting van de biljettencirculatie werd aldus
volledig tenietgedaan.
De portefeuille handelspapier op België van de circulatie-
bank nam toe met 1,5 mld, de voorschotten op overheids-
fondsen daalden daarentegen met 610 mln. De verhoogde
toevlucht van de banken tot de Nationale Bank, die
reeds enkele maanden aanhoudt, blijkt het gevolg te zijn van de daling van de werkingsmiddelen bij de financiële
instellingen en van de algemene credietpolitiek van de
Overheid
1)
De driemaandelijkse toestand pan de banken,
(in millioenen fr.)
30-3-’48
1
30-6-48
1
Verschil
Actief.
10.871
8.844
-2.027
Credieten
.
d. Overheid:
ci
Thesaurierniddelen
…………
hcrcliSCoflt. overh.îondsen
11.033
9.883
-1.150
beleenbare
.,,
21.288 21.547
+
259
andere
,,
3.823
–
3.798
–
25
36,144
1
35.228
1
– 916
Credieten aan Privaateconomie
11.782
12.134
+
352
Diverse debiteuren
6.821 6.091
=
730
3.955
4.081
+
126
747
709
–
38
HandeiswisselS
…………
Acceplen
…………….
Andere
………………
23.3,05
23.015
–
290
Vastliggend…………….830
..
850 +
20
Diverse
……………….
1.705 1.816
+
111
72.855
1
69.753
1
-3.102
Passief.
1
Deposito’s:
l
1
vrije – op
zicht en minder
44.868
1
46.287
1
+1.419
dan-
30
d.
……
44.868
46.287
+1.419
3.226 ,
2.694
– 532
op termijn
48.094
48.981
+
887
7.257
2.895
-4.362
–
55.351
51.876
-3.475
13.243
13.430
+
187
4.261
4.447
+
186
72.855
69.753
-3.102
Hieruit blijkt:
1. De werkingsmiddelen van de banken daalden met
3.475 mln Ir., vooral ingevolge deblocage -en opvraging
van tijdelijk onbeschikbare bedraen in de loop van de
maand Juni. Het reglement van de Bankcommissie laat
immers toe laatstgenoemde sommen op de balans-van de
banken in het ,dadelijk opeisbaar te tellen, zodat ze bij-
dragen om de wettelijke thesaurie- en dekkingscoëfficiënt te vormen en in aanmerking komen voor credietverlening.
.1)
Zie hierover ons artikel in
,,E.-S.B.”
van
25
Augustus
1948,
blz.
673-5.
1-let gevolg daarvan was o.a. een merkelijke daling
van de credieten aan de Staat (916 mln fr).
De thesauriemiddelen liepen met 2.027 mln terug.
Er dient opgemerkt, dat de cijfers per 30 Maart 1948
ahnormaal hoog lagen ingevolge de ,,window dressing”
van de banken; die per einde Maai’t 1948 hun jaarbalans
afsloten.
In zijn geheel vei’minderden de credieten aan de
pi’ivaateconomie met 290 mln. De wisselportefeuille
daalde met 730 mln. De accepten en diverse debiteuren stegen daarentegen resp. met 126 en 352 mln Ir.
De goud- en deviezenvoorraad van de N.B. stëeg met 389
mln fr. vooral ingevolge het binnenkomen van 300 mln Ir.
goud van de dehiteurlanden tot afdekking van de overschrij-
– ding van de hun toegestane credietmarge in het kader van
de bilaterale betalingsaccoorden. De goudvoorraad werd
zodoende nagenoeg gereconstitueerd op het peil van 21
Augustus 1947. De lezer zal zich herinneren, dat vanaf
die laatste datum aan de inwisselbaarheid van het pond.
sterling een einde werd gesteld en dat dientengevolge
België, om zijn invoer uit de U.S.A. op het vroeger peil
te kunnen handhaven, tot het einde van het jaal’ de af-
vloeiing van nagenoeg 3 mld Ir. goud moest toestaan.
Op dc vrije goud- en deviezenmarkt gingen de koersen
van de goudstukken vooruit (sovereign: 772,5 tegen 756,25).
De deviezen daalden zonder uitzondering: pond 142 tegen
143.50, dollar 49,75 tegen 50,62, Fr. Ii’. 13,15 tegen 13,85,
Zw. Ir. 12,5 tegen 12,56, gulden 9,75 tegen 10,05.
Op de weekstaat van de Nationale Bank verscheen
voor de eerste maal de speciale rekening van de schatkist,
bestemd om de gelden te ontvangen, die voortkomen
van de verkoop van de Marsh’ all-giften. Tot einde Augustus
werd nog maar enkel 19,5 mln Ir. geboekt. De bestemming
van die gelden werd nog niet bepaald.
Kap itaalinarkt.
–
Op de emissiemarkt voor aandelen viel geen enkele
belangrijke openbare uitgifte te noteren.
–
Sinds 1 Septem”ber werd tegen 97 pCt van de nominale
waarde de inschrijving opengesteld op 250 mln fr. 4,5 pCt kasbons van de stad Luik, na 5 jaar o pari terug te
betalen. Rekening gehouden met het uitgiftedisagio van
3 pCt betekent dit een netto-rendement van 5,20 pCt,
wat ongeveer met de huidige marktvoorwaarden overeen-
komt.
De koerden van de schatkistcertificaten zijn licht
teruggelopen, uitgezonderd de 3,5 pCt schatkistcertifi-‘ caten 1943. Dit laatste soort papier is vanaf 15 October
facultatief terug betaalbaar
hL
101 pCt. De staatsrenten
waren koersvast, wijl de obligaties van de steden enkele
fracties verloren onder invloed van nakende nieuwe
emissies, die waarschijnlijk aan nagenoeg dezelfde voor-
waarden als de vermelde 4,5 pCt kasbons stad Luik zullen
geschieden. De obligaties van-de private vennootschappen
gingen licht vooruit. De vergelijkende netto-rendements-
tabel per einde van de maand heeft volgend uitzicht:
Gemeente-
Obligaties
Staats-crediet,
van private
fondsen
steden en
vennoot-
provinciën
schappen
Looptijd
I
Juli
Aug.
Juli
Aug.
Juli
Aug.
tot
1952 ……
..4,65
4,71
5,22
5,34
–
–
tot
1957
……
., 4,82
4,86
5,13
5,17
6,39
6,19
na
1957
4,73
4,73
5,81
5,85
6,08
6,02
De aandelenbeurs van Brussel behield in de maand Aug.
het uitzicht dat reeds vorige maanden werd gesignaleerd:
geringe activiteit en daling van de koersen. Uiteindelijk
liep de algemene index opnieuw met 2,8 pCt terug. Tussen
de rubrieken wordt de hergroepering rond het gemiddelde
voortgezet. De aandelen van de grootwarenhuizen (ge-
middelde index per einde Augustus: 272) daalden met
10 pCt, de papiernijverheid (index 233) met 8,4 pCt, de
tijdelijk onbeschikb
…..
Diverse verplichtingen
……
Eigen middelen
………….
11
15 Sep’ternber 1948
ECONOMISCII-STATISTISCHE BERICHTEN
737
Bedrjoigheid en Koers index pan de aandelenbeurs
/
Brussel.
Aantal ver-
handelde
.
a en
.api
Algemen
stukken (in duizend-
til) 10
Ii
1.)
koersindex
1936-’38= 100
tallen)
Eind
Febr
.
1948
44,4
50,9
100,4
Einde April
21,0
20,2
1 52,7
Einde
1 uni
. . .
19,6
20,7
139,8
Einde Juli
15,8
17,2
136,6
–
Plidden Aug
17,0
14,9
135,9
Einde Aug
14,6
14,7
132,8
bouwnijverheid (index 160,7) met 4 pCt. Het best hielden
zich
4
:aarldelen van de metaalnijverheid (- 1 pCt),
van de kotoniale-sector (-0,8 pCt) en de banken (+ 1,65
pCt).
Brussel.
– V. VAN ROMPUY.
STATISTIEKEN.
DE NE1)EItLANDSCHE BANK.
Verkorte belans 01) 13 September 1948. –
Activa.
inessell
eir0_
Ç Iloofdbank f
–
1)
Bijbank
,,
–
–
.0 111
111e
l Ageutscls.,,
13.900,-
10 LCOI) 0
S
13.900-‘)
ÎiSSC
]S,
schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. 15, sub 4, van de
–
Bankwet 1948) ……………………..
–
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van.
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947 ………… ..1.800.000.000,-
Tleleningen:
(
Hoofdbank f 137.647.567,37
– (mci. voor- •
1
schotten in re-
Bijbank
,,
459.627,16
kening-courant
1
01)
onderpand) 1 Agentsch.
,,
6.287.118,12
S 144.394.31 2,65
Op effecten,
en7. ………. ..
143.614.890,23′)
Op goederen en celen
779.422,42
f144.394.312,65 )
Voorschotten aan liet Rijk (art. 20 van de Bank-
wet 1948)
…………………………
.-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, 1.500.000.000,-
Munten .muntmateriaal:
–
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……..S 454.838.777,62
Zilveren munt, enz ……. ..
1.001.486,28 455.840.263,90
Papier op het buitenland . . S 313.163.500,-
Tegoed bij correspondenten in
het’buitenland ………. ..146.664.613,49
Buitenlandse betaal-
middelen ……………. ..
5.803.904,59
465.632.018,08
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
Jonds
……. . ……………………….
104.725.583,83
Gebouwen en inventaris
………………
..2.500.000,-
Diverse rekeningen
………….. . …….
..253.389.666,35
4.726.495.744,81
DE NEDJORLANDSCIIE BANK.
(Voornaamste posten in ‘duizenden guldens).
4
n.,
,..
QG)
en
t)
°C
–
…t).
.-.
to
gj
o0.a
5E.
30 Dec. ‘461
700.876
4.434.786
100.816
1
103
153.109
2 Aug.’481
482.250 311.046 144.036 38.810
-147.131
9
,,; ’48
482.358 323.146
146.175
19.210
143.639
16
’48
482.480 520.800
125.986
4.510
144.989
23
,,
’48
482.546
297.741
136.166
14
143.703
30
,,
’48
455.763
–
304.279
152.372,
–
14
146.677
7 Sept. ’48
455.831
305:032
162:373
14
147.878
13
,,
.
’48 455.840 313.164
.
152.469
14
144.394
Saldi in rekening-courant
.o
S)
–
1
0
ce
1>
30 Dec.’46
2.744.451
1.099.855
.
90.071
43.706
590.158
2 Aug.’48
3.058.972
4
625.182
66.534
25.243
552.664
’48
3.020.518
684.628
39.041
23.636
546.422
16
’48 3.003.618
656.484
46.203
25.472
543.127
23
,,
’48
3.009.528
636.102
46.416
21.603
549.426
30
,,
’48 3.077.543
523.136
43.112
19.716
600.685
7 Sept.’48
3.064.494
526:549
41.614 21.729 620.499
13
,,
’48
3.040.744.
507.221
67.501
22.460
635.423
Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit,
,
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer –
van dezelfde week worden openomen.
.M CURSijSSEN MODERNE
–
BEDRIJFSADMINISTRATIE
In Septembe; begint een nieuwe cursus voor:
het M.B.A..xamen van de
• Maatschappij .voor. Nijverheid
en het Nederlands Instituut voor
Elficiency.
het M.B.A.-examen van de
Nedelandse Associatie voor Practijkexamens.
Moderne Bedrijfsadministratie, speciaal voor can.-
did
a
t
en
S.P.D. en M.O.
SECRETARIAAT:’POSTBUS 800 – ROTTERDAM
DE TWENTSCHE BAN1(N.V
MAANDSTAAT OP 31 AUGUSTUS 1948
pan
te
Passiva..
Kapitaal
…………………………..S
20.000.000,-
Reservefonds
………………………..
..
12.759.703,05
Bijzondere
reserves
……………………..
54.447.566,03
Pensioenfonds
……………………….
..
20.060.193,22
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
……s
116.688.935,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte) …. ..
3.040.744.390,-
Bankassigitaties in
omloop ………………
..
61.018,96
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist
……f
507.220.616,12
Geblokkeerde
saldo’s
van banken
…………..
..
67.501.471,28 Geblokkeercie
saldo’s
van
anderen
……………..
22.459.733,44
Vrije saldo’s
.
……….
..
635.422.660,34 1.232.604.481,18
Diverse
rekeningen
…………………..
..
229.129.457,37
t
4.726.495.744,81
‘) Waarvan
schatkistpapier réchtstreeks -door
de Bank in disconto genomen
……….
S
–
‘)
Waarvan aan Nederlands-IndiO (Wet van 15
Mbart
1933,- Staatsbiad no.
99)
…………
.
36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten …. …145.764.481,50
Kas, Kassiers en Daggeldleningen
…………t
18.728.234,90
Nederlands Schatkistpapier
………………
..
583.028.777,33
Ander
Overheidspapier
………………….
..
5.081.081,17,
Wissels
………… ………………t ……..
598.362,35
Bankiers in Binnen- en Buitenland
……….
..
14.129.501,44
Effecten
en
Syndicaten
…………………..,
2.019.996,18
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten
..,,
8.549.926,48.
Dèbiteuren
……………………..
109.066.441,38
Dèelnemingen
(mcl.
Voorschotten)
…………
..
9.046.108,70 Gebouwen
.
…………………………….
3.500.000,-
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen
. .
,,
926.877,04
–
.
t
754.674.976,67
Kapitaal
…………………………….t
42.000.000,-
Reserve
14.000.000,-
–
.
Bouwreserve
…………… ……………
..
3.000.000,-
Deposito’s
op
Termijn
…………………..
77.663.760,21
Crediteuren
……………………………
..
602.706.867,10
Geaccepteerd
door Derden
………………
..
89.308,04
Overiopende Saldi en Andere Rekeningen
….
.’
14.288.164,28
Reserve voor Verleende Pensioenen
……..
..
926.877,04
754.674.976,67
Vereeniging tot Christelijke Verzorging van
Geestes• en Zenuwzieken
gevestigd te ‘s-Gravenhage.
UITGIFTE van
f1 .500.000.— 3
1
/2 0/0
obligatiën
der geldiening 1948,
in stukken van nam. f1000.— en f500.-
aan toonder,
tot de koers van 100 pCt.
Ondergetekende bericht, dat de inschrijving op boven-
genoemde uitgifte, met recht van voorkeur voor houders
van niet-uitgelote obligatiën der per 1 November 1948
aflosbaargestelde geldleningeri ten laste van bovenge-
noemde Vereeniging,. is opengesteld op
VRIJDAG, 24 SEPTEMBER 1948.
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
ten kantore van DE TWENTSCHE BANK N.V.
te Amsterdam, Rotterdamen ‘s-Graven-
hage;
de Heren INGWERSEN & Co. te
Amsterdam.
de ZUIDI-IOLLANDSE BANK N.V.
te ‘s-Gravenhage en Rotterdam,
op de voorwaarden van het prospectus d.d. 10 Septem-
ber 1948.
–
Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn bij de
kantoren van inschrijving verkrijgbaar.
DE TWENTSCHE BANKN.V.
Amsterdam, 10 September 1948.
N.Y. ,THOMSEN’S HAVENBEDRIJF”
gevestigd te Rotterdam
UITGIFTE VAN
f
1.800.000.- AANDELEN
in stükken van f1000.., voor de helft delende in
de resultaten van het boekjaar 1948 en ten volle
gerechtigd totde resultaten van volgende boek-
jaren.
De
INSCHRIJVING
op bovengenoemde aandelen
zal tegen de koers van
110 pCt.,
uitsluitend
voor aandeelhouders, openstaan
op
VRIJDAG 24 SEPTEMBER 1948
van 9 tot 16 uur, bij de kantoren van ondergetekende
te
Rotterdam, Amsterdam
en
‘s Gravenhage,
op de
voorwaarden van het prospectus d.d. 14 September 1948.
Prospectussen en inschrjvingsbiljetten zijn ver-
krijgbaar bij de kantoren van inschrijving, waar tevens,
In beperkt aantal, jaarverslagen en statuten der Ven-
nootschap ter beschikking zijn.
ROTTERDAMSCHE BANK N.V.
N.VU BRONSWERK
AMERSFOORT
AMSTERDAM
ROTTERDAM
Afd.
Pijpleidingen
Vu-t BECHT & DYSERINCK
Afd.
Warmtetechniek
V/H HUYGEN
& WESSEL
Afd.
Luchttechniek
V/H BECHT
&
DYSERINICK
Afd.
Koeltechniek
V/H HUYGEN
& WESSEL
Afd.
Electrotechniek
V/H HUYGEN
&
WESSEL
Land- en Scheepsinstallaties
Nederbodsch Indische Handelsbank, NV.
Amsterdam – Rotterdam – ‘s.Gravenhago
Alle Bank- en Èffectenzaken
NAAMLOZE VENNOOTSCHAP
SLAVEN BURG’S BANK
gevestigd te
ROTTERDAM.
–
UlTGlFTE’n
800 aandelen aafltoonder
elk.groot 11000.—,
voor de helft delende in de winst over het boekjaar 1948 en ten
volle in de winst over de volgende lioekjaren (waarvan op in-
schrijvingscondities reeds zijn geplaatst 300 aandelen S f1000.—).
Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op bovengenoemde.
aandelen opensielt op
VRIJDAG 17 SEPTEMBER 1948,
van (les voorml(Idags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
bij de kantoren harer Vennootschap te Rotterdam, Amsterdam,
‘s-Gravenhage, Dordrecht, Maassluis, Scbiedam, 1 Jsselmondc,
Vlaarclingen en Haarlem,
tot de koers
van 120 pCt.
op de voorwaarden, vermeld in het prospectus d.d. 9 Sept. 1948.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn bij de kantoren van
inschrijving verkrijgbaar.
N.V. SLAVENBURG’S BANK.
Rotterdam, 9 September 1948.
Bij diverse Gouvernementsdiensten in Indone-
sië kunnen worden geplaatst: –
adjunct accountants
in het bezit van M.O. boekhouden of S.P.D. Be-
zoldiging volgens Indische bezoldigingsregeling, verhoogd met overbruggingsbezoldiging, duurte-
toeslag, gezinstoelage en event. kindertoelage.
Uitzending voor 3 jaar. Bij afloop contract
wordt kortverbandtoelage uitgekeerd, bedragende
25 pCt. der bTezoldiging (mcl. overbruggings-
bezôldiging). Bovendien wordt dan voor elk jaar
dienst een maand salaris als bonus uitgekeerd.
Brieven met uitvoerige inlichtingen omtrent op-
leiding en praktijkervaring richten aan Hoofd
Afdeling Aanneming, Kamer 142, Ministerie van
Overzeese Gebiedsdelen, Binnenhof 7, ‘s-Graven-
hage.
t
BEDRIJFSECONOOM
ervaring met moderne bedr.adm. en var. budgettering
bij grote ondernemingen stelt zich ter beschikking voor
adviezen en/of leiding. Er. onder no. ESB 1265 bur.
van dit blad, Postbus 42, Schiedam.
Jong Statisticus,
gehuwd, 33 jaar, tevens geheel op de hoogte van do-
cumentatie, zoekt zelfstandige werkkring, gelegenheid
biedend zich te ontplooien. Brieven ondèr no. 84 van
Burk’s adv. bureau Gouda.
Economisch Doctorandus,
momenteel werkzaam in leidende functie op groot fa-
briekskantoor, wenst van betrekking te veranderen,
aangezien in huidige functie onvoldoende gelegenheid
gebcden wordt tot volledige ontplooiing van kennis en
activiteit. Br. onder no. ESB 1262 bureaU van dit blad,
Postbus 42, Schiedam.
• Onderneming te Rotterdam roept voor
,
de
extensivering van de mondiale afzet harer pro-ducten een aantal
gegadigden
op voor een zelfstandige commerciële functie,
waarvoor de volgende eisen gesteld worden:
Commerciële belangstelling in het algemeen en
in het bijzonder ten aanzien van de economische
structuur van een bepaald land of landengroep;
het beheersen of het zich eigen kunnen maken
van de betreffende landstaal en volkspsyche; het
zelfstandig plannen van mogelijkheden en het
opzoeken van relaties, teneinde deze effectief uit te bouwen, aanvankelijk langs correspondentiële
weg en geleidelijk langs persoonlijke weg door
reis en verblijf.
In aanmerking komende candidaten zullen
worden uitgenodigd voor een psychologisch on-
derzoek en gelieven daartoe uitvoerige, eigen-
handige brieven, voorzien van pasfoto, te, zen-
den aan Het Rotterdams Instituut voor Perso-
neelsselectie, Heemraadssingel 38.
Bij de Gouvernements- en Belasting-Accoun-
tantsdiensten in Indonesië kunnen worden ge-
plaatst:
accountants
Bezoldiging volgens Indische bezoldigingsrege-
ling, verhoogd met overbruggingsbezoldiging,
duurtetoeslag, gezinstoelage, event. kindertoela-
ge en speciale accountantstoelage ad
f
300.— per
maand. – –
Uitzending voor 3 jaar. Bij afloop contract
wordt kortverbandtoelage uitgekeerd, bedragende
25 pCt. der bezoldiging (mcl. overbruggingsbe-
zoldiging). Bovendien wordt dan voor elk jaar dienst een maand salaris als bonus uitgekeerd.
Brieven met uitvoerige inlichtingen omtrent op-
leiding en praktijkervaring richten aan Hoofd
Afdeling Aanneming, Kamer 142, Ministerie
Overzeese Gebiedsdelen, Binnenhof 7, ‘s-Graven-
hage.
Voor hel Secretariaat te Utrecht worden gevraagd
–
JONGE
–
DOCTORANDI IN
DE
ECONOMIE.
Bij de salariëring wordt met de practijkervaring rekening
gehouden.
Brieven met uitvoerige intichtingen omtrent levensloop en
studie en onder bijvoeging van een toto te richten aan de
2e Ade1ing van de Algemene Dienst der N.V. Nederlandsche
Spoorwegen te Utrecht.
4i.
DE DIRECTIE VÂN
IEYER DROTHERS I OHILEYER LV’..
ioekt voor haar Hoofdkantoor te Rot’
terdam, van waaruit het contact wordt
onderhouden met haar zustermaat-
schappij Lever Brothers & Unilever
Limited te Londen en met de dochter-
maatschappijen in het buitenland een
zeer bekwaam
LEIDEND ACCOUNTANT
die in staat is in onmiddellijke samenwerking met
haar alle uit dit contact voortvloeiende admini-
stratieve aangelegenheden in de ruimste zin te
behandelen. Vereisten voor deze positie zijn
volledige beheersing van het vak, bij voorkeur
buitenlandse ervaring, uitstekende kennis der
– Engelse taal, brede visie en goede en gemakke-lijke omgang met mensen. Leeftijd omstreeks
40 jaar. De salariëring is in overeenstemming
met de belangrijkheid der positie. Sollicitaties
zullen strikt vertrouwelijk behandeld worden.
Brieven met uitvoerige inlichtingen en levens-
beschrijving onder de aanduiding ,,vertrouwelijk”
te richten aan de Directie van Lever Brotheis
& Unilever NV., Hoofdkantoor, Museumpark 1,
Rotterdam.
Onderneming te Rotterdam vraagt voor de
functie van
secretaris van de directie
economisch Drs of Jurist. Leeftijd ca. 30 jaar of
ouder, die de moderne talen volkomen beheerst en voldoende ervaring hef t om zelfstandig ook
moeilijkere vraagstukken af te handelen. Brieven
met opgave van levensloop, godsdienst, ambities,
referenties in te zenden onder no.
ESB
1267,
bureau van dit blad, Postbus 42, Schiedam.
Instituut -voor Sociale Wetenschappen
Nieuwe m o n
d
e Ii n g e cursussen
M.O. ECONOMIE
NED.
en
IND1 RECHT
(univ. ex.)
MODERNE BEDRIJFSADM.
De cursussen worden gegeven:
Economie:
‘s-Graven-
hage, Rotterdam. Amsterdam, Arnhem, Eindhoven,
Groningen, Haarlem, Heerlen, ‘s-Hertogenbosch.
Hilversum, Leeuwarden, Leiden, Tilburg en Utrecht.
Ned.
en
md. Recht:
Amsterdam en ‘s-Gravenhage.
Moderne Bedrijfsadministratie:
‘s-Gravenhage, Rotter-
dam, Amsterdam, Utrecht, Haarlem, Leiden en Arnhem.
Prospectus en inlichtingen:
‘s-Gravenhage, Wassenaarseweg 39 d, Tel. 775382
LABORATORIUM – VOOR
,I1OEGEPASTE PSYCHOLOGIE
(voorheen Psychotechnisch
La-
–
boratorium der Vrije Universi-teit)
Vossiusstraat 54-55, A’dam-Z,
Pres,-Directeur:
Prof. Dr.
J.
Waterink
Directeur:
H. R. Wijngaarden, Psych. Drs.
ADVIEZEN INZAKE:
Personeelsselectje
Fersoneelsleiding
Functie-analyse
Interne bedrjfsmoeilijkheden
op psychologisch gebied.
,
U
Ja Piet aatide&nPiceizweau Lvi cle
Vvcenigde SI,ate,i te &zaq?
Eén onderzoek hier’naar treft. U aan in de
binnenkort verschijnende September-afleve-
ring van het
Economisch-
Statistisch
Kwartaalbericht
Research uitgave van
het Nederlcindsch Eonomisch Instituut
Jaarabonnementen f6,50
voor abonné’s E.-S.B. f5,-
Telefoon
38340,
Rotterdam
Giro no.
8408
•
..
SCHRIFTELIJKE CURSUS STATISTIEK
•
In October as,
begint
de nieuwe
cursus
•
,,Algemene
Statistiek”
•
speciaal afgestemd op de behoeften van de
•
•
practijk. Vraag toezending van het prospectus
•
:
nr.
bijde
•
NEDERLANDSE STICHTING VOOR STATISTIEK
•
‘Emantsstraat
6
–
‘s Gravenhage
•
–
.
…….•.•..••.••…..••..•..•..•…
Economisch -Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.),
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Elco-
nomie,
‘4,
Universiteitstraat, Gent
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (W.),
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel. –
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland t
2
6* per jaar,
voor België/Luxemburg t 28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdeten (per zeepost) fsë, overige landen 128 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar. –
Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, LangeHaven zr. Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6).
Losse nummers
75
cents, resp.
12 B. francs.