Ga direct naar de content

Jrg. 30, editie 1483

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 11 1945

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

“1

Econoiniséh-Statistische

B

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

30E
JAARGANG

DONDERDAG 11 OCTOBER 1945

‘No. 1483

0

COMMISSIE’ VAN REDACTIE:

J. F. ten Doesschate; N. J. Polak
J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valh; F. de Vries;
H. W. Lambers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Abonnementen kunnen ingaan met elk nummr en slechts
worden beëindigd per ultimo van, het kalenderjaar.
Donateurs en leden van het Nederlandsch Economisch
Instituut ontvangen het blad gratis-en genieten een reductie

OP
de verdere publicaties. –
Adreswijzigin gen op te geven aan de administratie.

Administratie: Nieuwe Binnenrveg 175a, Rotterdarn (C.).

Telefoon, 38340. Giro 8408. –

Aan geteekende sjukken a’an het Bijkantoor Museum park,

Rotterdam (C.).

Alle: correspondentie betreffende advertenties te richten’
aan de Pa. H. A. M. Roekznts, Lange Haven 141,

Schiedam. (Tel. 69300, toestel 6).

INMO’UD:

Blz

U.N.R.R.A. door
Prof. Dr J. F. ten Doesschate ..
147

Staatsschuld,

budget

en

regeeringspolitiek

door

G:

Verwey

…………………………
..
149

Het beheer van Duitsche octrooien door
Mr. Ir.

C.

J.

de Haan

…………………………..
152

Boekbesprekingen:
Dr. G. E. Huffnagel: Op weg naar(geleide ecoilomie’

door

D.

J.

Wansink

……………………
154

Geld-

en

Kapitaalmarkt

…………………….
154

Statistieken:


De Nederlandsche Bank; verkorte balans op 8 Oc-
tober

1945

……………………………
155

Aanteekeningen:
Bericht van de Kamer van Koophandel en Fabrie-
ken voor Zuid-Holland te Rotterdam

………
155

DEZER DAGEN

ontvingen Rotterdam en Amsterdam opnieuw een konin-

klijk bezoek om de verwoestingen in de haven in oogen

schouw te nemen. Generaal Eisenhower bezocht Neder-

land. En Veldmaarschalk Montgomery, koppelde deze

begrippen samen in

bechouwinE voor Engelsche offi-
cieren over het veldtochtsplan van
1944. Hij deelde mede, dat

Generaal Eisenhower slechts een massalen
:aanval
over

den Rijn wilde goedkeuren, als één der groote havens,

Rotterdam of Antwerpen, in geallieerde ha,nden was. Men

was echter overeengekomen, dat een overtocht over den

benedenloop van den Rijn eerst mocht worden geprobeerd,

daar voor beide ondernemingen tegelijk de middelen nog

ontoereikend waren: ,,Een paar dagen goed weer meer

zou ,,Arnhem” tot een succes hebben kunnen maken”.

Terwijl de groote mannen van den oorlg. de kaarten

‘openleggen, buigen zich velen in Nederland in helaas

vertrouwd gebaar, over de kaarten, die dood of vermissing
van verwant of vriend in Indië bekendmaken. En nog vele

anderen zijn, 7 weken na de capitulatie, in heviger onrust

dan ooit over hun verwanten, nu de bevrijding van Indië

zoo verloopt. De Japanners hebben hun laatste troef goed

gespeeld. Er is echter nog geen reden tot nakaarten; Ne-

derland is nog aan bod.

In Japan zelf zijn de kaarten opnieuw geschud, omdat

het poppenkabinet niet voor pop wilde spelen; een nieuwe

figuur is intusschen, waarschijnlijk buigend, naar voren

gekomen.

De Vereenigde Staten schijnen ook elders ernst te maken

‘met de afwikkeling der dictaturen. Eerst is de zeer popu-

laire Generaal Patton geëcarteerd, omdat hij niet krachtig

genoeg tegen de iiazi’s in zijn beheersgebied optrad; thans

wordt een cordon gevormd om Argentinië, waar de Regee-

ring té duidelijk alleen de kaart houdt. Volgens dTatste

berichti7 heeft de eitijnsche Regeeriig ljspei

reeds 9ergelegd

Ook anderszins is de liquidatie van den oorlog in de

Angeisaksische landen krachtig önder handen genomen.

Bijna dagelijks worden beperkende bepalingen en oorlogs-

maatregelen opgeheven. De Engelsche Regeering heeft het

plan voor versnelde demobilisatie, waar de aandacht van
de geheele Engelsche publieke opinie op geconcentreerd

is, bekend gemaakt. Een maximaal gebruik van transport-

middelen, zal moeten bewerken, dat in het komende kwar-

taal
80.000
man (tegenwoordig zijn hieronder ook vrouwen

begrepen) per week den dienst kunnen verlaten om zoo

snel mogelijk hun burgerlijke werkzaamheden te hervat-

ten. Intusscheri blijft in verschillende landen staken één

der voornaamste burgerlijke bezigheden.

In Nederland is het onbeweeglijk maken, althans van

het geld, juist eenigermate voorbij. De deblokkeering is

begonnen, doch de Bégeering geeft de burgerij, hoewel zij

het van haar gekregn heeft, nog lang geen carte blanche.

Waarom wordt aan degenen, die gehoor gaven aan de

propaganda van het Ministerie van Financiën om. véér

de inle’eringsdata hun bankbi1jetten7 reeds te storten, het

verkrijgen van côntant geld een phase lastiger gemaakt

dan aan hen, die wel op de geldkaart inleverden? Maar

soedig zal alles soepeler, gaan. 1-leeft de invoering der

geldkaart de duurste, vroeger vrijwel altijd geblokkeerde,
bioscoopkaartjes niet reeds ged eblokkeerd?

Groot industriebedrijf, op export georiënteerd
vraagt ter assistentie van de Directie

Mr. in de Rechten

en/of

Drs. in de Ecohomie

voor spoedige indiensttreding. Leeftijd 25-35 jaar.
Goede vooruitzichten. Belanghebbenden zullen zich
aan psychotechnisch en medisch onderzoek moeten
onderwerpen. Brieven met volledige opgavè van op-
leiding, tegenwoordige positie en verlangd salaris te
richten onder letters H. W. Z. aan Nijgh 5 van
Ditmar, Rotterdam,

Groote expeditie- en transportonderneining met interna-
tionale verbindingen zoekt een

Chef Corn mercieele afdeeling,

belast met de ieiding van de acquisitie en buitenlandsche
expeditie. Ruime ervaring vereischt. Br. onder no. 248 Bu-reau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

DE BANK

BELAST ZICH MET

HET VOLLEDIG

BEHEER VAN

VERMOGEN
S,

DESGEWENSCHT

OVERLEG MET

DEN CLIËNT
ROTTERDAMSCHE

BANKVEREENIGING

as
RANTOREN
IN
NEDERLAND

Naamt. – Venn.

Hollandsche

Belegging- en

Beheer – Mij.

Anno
1930
Hecrengracht
320 –
A’dam

Beoordeeling en Beheer
van vermogens, pensioen-
en spaarfondsen, belegde
reserves, effectenportefeuil-
les ten behoeve van onder-
nemingen, stichtingen, ver-
eenigingen, particulieren.

Commissarissen:
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.

Directk:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Plo. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.

De Commissie van Deelhebbers in de onderlinge levens-
verzekering maatschappij ,,Levensverzekering Maatschappij
opgericht in 1863 door het N.O.G.”, roept sollicitanten op
naar de betrekking van

Directeur , –

dier maatschappij. Academisch opgeleiden genieten de voor-
keur. Sollicitaties met vermelding van bijzonderheden en
aanbevelingen alleen schriftelijk, binnen 14 dagen na plaat-
sing dezer annonce, te richten tot den Secretaris van bo-
vengenoemde Commissie, den heer C. D. van Vliet, Directeur
der Hollandsche Hypotheekbank, Driekoningenstraat 4,
Amsterdam-C.

Econ. drs.

te Amsterdam heeft nog gelegenheid een functie als admini-
strateur of secretaris waar te nemen. Brieven onder no. 252
ureau van dit blad, postbus 42, Schiedam,

Ervaren Econoom

zoekt anderen werkkring; is doctorandus economie, 37 jaar,

gehuwd; heeft ruime praktijk als zelfstandig wërkend
11
publi-

cist; beheerscht moderne talen. Brieven onder No. 253

Bureau van dit blad, postbus 42; Schiedam,

Heer, 34 jaar, ex-directeur textielfabriek, commercieel
ontwikkeld, op de hoogte met moderne bedrijfseconomie en
organisatie, zoekt door omstandigheden, een passenden

Werkkring in leidende functie.

Brieven onder no. 250, Bureau van dit blad, postbus 42,
Schiedam.

TE KOOP AANGEBODEN

Economisch-Statistische Berichten Jrg. 1918 t.m. 1925 (in
16 deelen gebonden)
f
50.—; Maandblad
voor het Boek-
houden, Jrg. 1911/12 t.m. 1940/41 (gebonden)
f
60.r-;.
De Naamlooze Vennootschap Jrg. 1930131′ t.m. 1935/36 (ge-
bonden) f20..—;
De
Accountant Jrg. 1915 t.m. 1921 (ge-

bonden)
f
15.—;
De
Bedrijfseconoom Jrg. 1923/24 t.m.
1925/26 (gebonden) f 7.—; Handelsstudie Jrg. 1916 en 1917
(gebonden)
f
3.25. Boekhandel HOONHOUD, Laan van
Meerdervoort 286, Den Haag, Telef. 337478.

,
JH’OLLAN DIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDiNGSMIDDELEN N.V

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

HET;

f!4

N
CIE
ELE DkGBLAD

A’7dach Effectenbiad én
Dagelijksche Beurscourant

geeft voorlichting over de nieuwe maatregelen

• hei bedrijfsleven • effecten en coupons
• geld en deviezen • uitlotingen
• belastingen eec.

Abonnement per kwart.
19.—. N.Z.
Voorburgwel
289,
Adem
C. –
Tel.
30545- 36113 . 43598


I
Het Algemeen

Psychotechnisch Laboratorium

onder leiding van
Drs. J. Slikboer
en
G. de Groot

belast zich met het beoordelen en selecteren
van personeel, alsook met het geven van ad- viezen inzake de keuze van studie of. beroep

Individueel onderzoek met het oog op aanleg,
bekwaamheden, karaktereigenschappen, opvoe-
dingsmoeilijkheden en andere speciale vragen.

Heerengracht 43 5-437, A’dam.C., Telef. 33746

DE SCHRIFTELIJKE CURSUS

VOOR MODERNE•

BEDRIJFSADMINISTRATIE.

De
opleiding voor de zelfstandige

administratieve functie

Secretariaat: Beursgebouw – Kamer 321 – Rotterdam

Prospectus op aanvrage

Alle correspondentie betreffende advertenties gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. N. Roelants

Lange Haven’ 141, Schier/em (Tel. 69300, Toestel 6)

.

()

11 October 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

147

U.N.R.R,A.

HET ECONOMISCHE EN HUMANITAIRE VERLENOSTUK
VAN
DEN OORLOG.

Op 9November 1943, toen dis de laatste phase van den

oorlog nog niet begonnen was, gingen in de East Room

van het Witte Huis te Washington de vertegenwoordigers

van 44 naties (d.w.z. de ,,Vereenigde Naties” en de daar-
mede in dezen oorlog samenwerkende landen) een Over-
eenkomst aan, waarbij werd opgericht de ,,United Na-

tions Relief and Rehabilitation Administration”, bij af-

korting al spoedig genoemd U.N.R.R.A. In de préambule

dezer overeenkomst’) valt te lezen, dat de betrokken
regeeringen de wenschelijkheid hebben gevoeld om den
nood der bevolking van te bevrijden gebieden met den
grootst mogelijken- spoed te lenigen, voedsel, kleedin,

onderdak en mediséhe verzorging te verschaffen, het eco-
nomisch leven weer op gang te brengen en krijgsgevange-nen en vluchtelingen terug te voeren. Doel en functies der
U.N.R.R.A. zijn in overeenstemming hiermede in art.
T,

2, (a) van het ,,agreement”aldus omschreven, dat de ge-
noemde hulpacties eronder vallen, terwijl onder (b) als

verdere doelstelling wordt genoemd het tot stand brengen

van de co-ordinatie, die noodzakelijk zal zijn Öm te be-

letten, dat de aankoopen der verschillénde regeeringen
der bevrijde gebieden tot onevenredigheid bij de ver-
deeling van schaarsche wereldvoorraden en de gebruik-

making der eveneens schaarsche wereldscheepvaarttonnage
zouden leiden.

Dd orgisatie der U.N.R.R.A. is tot op zekeie hoogte
democratisch gedacht. , ,Wetgevend orgaan” der Admini-
stratie
2)
is de Council, waarin ieder lid één afgevaar-
digde heeft
3),
en die voor iedex’e zitting een Voorzitter

aanwijst uit zijn leden. Deze Council heeft een ,,Central
Committee”, waarin aanvankelijk uitsluitend zitting

hadden China, Rusland, Engeland en de Vereenigde Sta.-
ten en waarvan, naar meer en meer ingang vindend voor-
beeld, de Directeur-Generaal van het —Bureau, zonder
stemrecht, het voorzitterschap bekleedt. Tusschentijds&he
beslissingen worden door dit Centrale Comité genomen,
ondei’ voorbehoud van goedkeuring door de Council.
Ook benoeming en ontslag van den Directeur-Generaal
4)

geschieden door de Council, echter op grond van een
eenstemmige voordracht van het Centrale Comité. De
Directeur-Generaal benoemt zijn eigen naaste medewerkèrs
en deze het overige personeel, waarvan in een desbetref-

fend commissierapport gezegd wordt, dat het moet bestaan
uit ,,truly international civil servnts”. Uit het eerste
jaarverslag van den Directeur-Generaal, uitgebracht in
de 2e zitting van de Council te Montreal, September
1944, blijkt, dat de 17. sleuteiposities van zijn Bureau, dat
medio 1944 449 personen in dienst had, als volgt over de
landen verdeeld w’aren: Ver. Staten 10, Engeland 2, Rus-
land 2, China 1, Columbia 1 en Polen 1. De officieele taal
van Council en ,,Committees” is, in afwijking van wat
bij den Volkenbond en de Internationale Kamer van Koop-
handel gebruikelijk was, het Engelsch. Een lid kan echter
verlangen, dat de aanbevelingen en resoluties ook in zijn
taal worden verstrekt
5).

Naast het Centrale Comité heeft de Council voor het
tusschentijdsche contact tusschen het uitvoerende en het
,,wetgevende” orgaan een aantal vaste commissies in het
leven geroepen, die het geheele veld, dat de U.N.R.R.A.
bestrijkt, omvatten. Wanneer men de financiering, als
meer technisch-organisatorisch vraagstuk, een oogenblik terzijde laat, blijkt uit de samenstelling dezer commissies

‘)
,,Agreement for United Nations Relief and RehabilitaUon”.
Treaty Series No. 3 (1943).
) Art. III. 1 der overeenkomst spreekt van ,,policy-making
body”.
) Voor Nederland: oud-minister Steenherghe.


‘) Als lioedanig Herberi 11. Lehman, geboren te New-York Cit
y

in 1878, fungeerL Een Engelschman, Sir Arthur Salter, bekleedt
de direct
01)
den Directeur-Generaal volgende poitie.
‘) Art. XI van het Aanhangsel hij de ‘Oe Resolutie der eerste zitting van de Oouncit.

allereerst een geografische, maar voorts ook een sterk
functioneele, scheiding der werkzaamheden. De geogra-
fische ïndeeling is ditusschen werkzaamheden in Europa

en in het juist thans voor de U.N.R.R.A. van.zoo veël be-

lang geworden Verre Oosten. Alle daarvoor in aanmerking

kome.de functioneele commissies vallen in sub-commissies
voor1deze beide gebieden uiteen. De functiés zelve zijn,
eenigszins vrij vertaald:

Bevoorrading.

4. Gezondheidszorg.
Zorg voor den landbouw.
5.
Industrieel Herstel.
Zorg voor repatrieering.. 6. Sociale zorg ).

De onwang der uerkzaarnheden.

De medische en humanitaire hulpverleening van de’
U.N.R.RA. leent ,zich niet zoozeer voor.een bespreking

in dit .economisch tijdschrift. Slechts worde friet een

enkel woord aangegeven, dat het hier om vraagstukken van
organisatoi-ischen aard gaat, waarvan de omvang waar-
schijnlijk zonder precedent is. ‘ 1

let aantal ,,Displaced
Persons”,
buiten
het Sovjetterritoriurn en het Verre Oos

ten, werd van Geallieerde zijde met betrekking tot Europa geschat op een cijfer, varieerend vaii 21 tot 30 millioen
7.

Het ,,welfare work” neemt eveneens een ongekenden

omvang aan, voornamelijk in Griekenland en de overige
Balkanlanderi, terwijl de medische dienst van de
U.N.R.R.A. tot hoofddoel heeft epidemieën onder de ver-
zwakte bevolkingen der bevrijdé gebieden te bestrijden. Wanneer men bedenkt, dat in totaal door d As-mogend-

heden een gebied met meer dan 500 millioen inwoners
bezet is geweest, krijgt men eenigermate een voorstelling
van de orde van grootte der vraagstukken waar het hier
om gaat.
Dit slaat trouwens ook op de werkzaamheden, die ons
te dezer plaatse in het bijzonder interesseeren, t.w. be-
voorrading, zorg voor den landbouw en voor het in-
dustriee} herstel. Voor deze geldt, evenals voor de andere
U.N.R.R.A.-werkaamheden, dat zij worden vdrricht op
verzoek
van
de aangeslotei regeering van het betre(fende
gebied. De U.N.R.R.A. is geenszins een soort super-regee-
ring, zij moet veeleer worden gezien als een geallieerde
,,service”, waarvan mei/al dan niet gebruik kan maken.
De term ,,Relief” is dan ook waarschijnlijk niet de meest
gelukkige voor het meerendeel der feitelijke werkzaam-
heden, die onder dit hoofd verricht worden. Wat de ex-
vijandelijke gebieden betreft, komt de U.N.R.R.A. alleen
tusschenbeide als de Coiincil dat afzonderlijk besluit,
zooals bijv. bij Italië het geval is geweest. De bevoorrading is in eersten aanleg ondergebracht
bij het ,,Committee on Supplies’, doorde Council benoemd
uit de voornaamste dier aangesloten landen, .die de voor-
raden zouden moeten leveren. 1

let zijn, naast de ,,big
•Three”, Australië, België, Brazilië, Canada, China, Frank-

rijk, Nederland (vertegenwoordigd dooi’ den heei’ D. Crena
de Iongh) en Nieuw Zeeland
8).
Uit verschillende resoluties
van de eerste zitting van de Council in Atlantic City,
aangevangen daags na het aangaan der in den aanvang

genoemde overeenkomst, blijkt de wensch, om de hulp-
rleening te doen geschieden, ongeacht ras, geloof of
politieke overtuiging der bevolking en nooit als politiek
instrument. Vandaar, dat aanbevolen wordt, de prijzen
zoo te stellen, dat ook deMinder draagkrachtigen de goe-
dern kunnen koopen en een effectiev& bestrijding van
den zwarten handel ter hand te nemen. De normale distri-
butie-oi’ganen (d.w.z. handelsgeledingen) zullen ,,tot

-liet maximum der practische m oe
ogelijkheid” rntn
worden ingeschakeld, doch, voor zoover de particuliere
handel betreft, met een belooning, die niet meer is dan

) Of hiermede het Engelsche woord ,,welfare”
in cUVerband
juist
vertaald is blijve ter beoordecling van meer be’oeden. Het gaat
kier om de overneming van de zorg voor cle ex-bewoners van con-
centratiekampen, Weezefl, jonge moeders, oudeil van dagen en
gebrekkigen, voor zoover zij daarin zelf niet kunnen voorzien. ‘) ,,1-ielping the people to help themselves”. London 1944.
) Ontleend aan het eerste ,,Report of the Director General”,
Loudon 1944.

tO

OR

148

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1945

,,eerlijk en redelijk”. De goederen en diensten, die de

Administratie zal trachten te verschaffen, vallen samen
te ‘vatten onder 4 hoofden
9
):

Consumptiegoederen voor onmiddellijke behoeften-
bevrediging (,,Reiief supplies”).

Diensten van onmiddellijken aard (,,Relief- Services”).

Materialén, machines en onderdeelen om zelf in het

betrokken land consumptiegoederen te kunnen vervaar-digen (,,Rehabilitation supplies’ and services”).

herstel van bedrijven ten algemeenen nutte [(Gas,

waterleiding, spoorwegen, enz.) ,,Rehabilitation of public

utilities and services”].

Is het eerste doel dus een hulpactie voor het lenigen

van acute nood, het meer verwijderde en opden duur

zelfs belangrijkere doel is het weer op gang brengen van het

geheele productie-apparaat in het betrokken gebied, opdat

dit de eigen consumptiegoederen—binnen het kader van den

internationalen ruil overigens—zelf veer kan vervaardigen.

Men bedenke echter, dat U.N.R.R.A. met 2 R’s geschreven

wordt. De derde in dit verband veelal genbemde R, die
van Reconstructie, valt zeer uitdrukkelijk buiten het
kader van de U.N.R.R.A., die. als tijdelijk bedoeld is.

Het ,,plannen” van de nieuwe wereidhuishouding zal aan

andere internationale economische organisaties, waarbij

in de eeiste plaats aan de plannen van Bretton Woods te
denken ‘Valt, mQeten worden overgelaten.

De procedure is nu in,groote lijnen deze, dat de regee-
ringen der betrokken landen importschema’s opstellen en

deze, wat Europa betreft, naai’ het Bureau der U.N.R.R.A.

te Londen, opzenden. Deze schema’s dienen gespecificeerd
te ‘iijn naar aantallen eenheden, dn, ten behoeve van de
scheepsruimte, naar gewicht in metrieke tonnen. De aan-
vragen dienen voorts geraigschikt te zijn naai’ preterentie,

hetgeen zonder twijfel een niet eenvoudige taak is. De re-
geeringen, tenslotte, worden uitgenoodigd te vermelden,
welke aanvragen h.i. onder de rubriek Steun en Herstel

(R. & R.) vallen en een hegrooting tè maken van de
kosten dezer importen en de mate, waarin financieele

hulp van de U.N.R.R.A. gevraagd, zal worden. Op grond

van deze schema’s en de, over-all’ ‘behoefte van alle gebieden’

brengt de Directeur-Generaal dan aanbevelingen voor
toewijzing van goederen en scheepsruirnte uit aan de zgn.
,,Combined Boards”. Dit zijn geen U.N.R.R.A.-instellin-
gen doch bestaande lichamen, behoorende hij het geallieerde
apparaat voor wat men de economische oorlogvoering zou
kunnen noemen. Er zijn er 4, al. 1 voor voeding, 1 voor in-

dus trieele productiemiddelen, 1 voor grondstoffen en 1
voor scheepvaartacçomodatie. De Boards wijzen toe,
onder ‘voorbehoud van hèrtoewijzing in geval van elders
gebleken dringender behoeften. Is de toevijzing eenmaal
geschied, dan is in het algemeen de U.N.R.R.A.-bemidde-
ling beëindigd. Een uitzondring vormen die gevallen,

waarin geen waarborgen aanweïg geacht worden, dat de
verdeeling binnen de landspalen van het ontvangende ge-
bied overeenkomstig de reeds, genoemde beginselen van
rechtvaardigheid zullen geschieden.

De’/inanciering.
Het vraagstuk der financiering valt in twee deelen uit-
een. In de eerste plaats, immers, moeten de goederen en
diensten zelve gefinancierd wordèn; in de tweede plaats het
administratieve apparaat der U.N.R.R.A. In beide ge-
vallen gaat het
om,
naar verhouding, zeer groote bedragen,
die ten volle bègrijpelijk maken, waarom de U.N.R.R.A.

dozeer in de publieke’ belangstelling staat.
Wat de financiering der goederen en diensten betreft,
luidde de, inmiddels grootendeels opgevôlgde, aanbeveling
der eerste zitting van de Counci.l, dat de wetgevende
organen der-Staten, wiel’ moederland
niet
door den vijand
bezet is geweest, een bijdrage zouden voteeren van
1 % van het nationale inkomen van dat land over het jaar,
eindigend per 30 Juni 1945. De hoogte van het nationale

‘) Resolutie 1 Sub 11 van de eerste zitting van de Council.

inkomen ware vast te stellen door de onderhavige regeering

zelve. Ten minste 10 % der bijdrage waré te verleenen

in voor dat land huitenlandsch betaalmiddel, de i’est in

den vorm van een crediet in binnenlancisch betaalmiddel,
waaruit de U.N.R.R.A. de door dat land zelf te verstrekken
goederen en diensten. kan betalen. 1

let ging hier – om de

grootste bedragen te noemen – voor de Vereenigde Staten

om een bedrag van $ 1.350 millioen, voor Engeland

£ 80 millioen. In totaal ging het in eersten aanleg om een

,,bedrijfskapitaal” van $ 2.000 millioen â $ 2.500 millioen.

Naast de goederen en diensten moet ook’1 het Bureau

gefinancierd worden. Het eerste budget (1943/44) bedroeg

$ 10 – millioen, het tweede $ 11.500.000. De . verdeeling

over de aangesloten landen vindt volgens art. VI van het

,,Agreement” plaats in een verhouding, die door de

Council bepaald wordt. Teneinde een indruk t& geven
van de vastgestelde verhoudingen geven wij hieronder

een opstelling van de piocentueele bijdragen van alle

-landen, die 1 % of meel’ bijdEagen

Australië ……….1 %

(Br) Indië ……..4 %

België

…………1 %

Nederland ……..1,5 %
Brazilië …………1,5 %

Polen

…………1 %

Canada

……….3 %

Unie v. Zuid-Afi’ika 1 %

China…………..5 %

U.S.S.R…..15 % (
1
0%)
Tsjcho-Slowakije . . 1 % Ver. Koninkrijk .. 15 %
Frankrijk

……..4 %

Ver. Staten ……40 %

Het tusschen haakjes geplaatste percentage geeft aan,

dat de U.S.S.R., om redenen die ons onbekendzijn, ‘haar
bijdrage van 15 % in het eerste budget heeft teruggebracht

tot 10 % in het tweede budget. De resteerende 5 % bleven
onverdeeld; eventueel tnieuw toetredende regeerihgen
kunnen daarmede bedacht worden. Te vermelden valt

nog, dat IJsland het eerste land was, dat zijn administratie-

kosten in dollars betaalde.

Het toenoijz ingsstelsel.

Het zegel, tevens vignet, der UN. R. R.A. wordt gevormd
door de aardbol, omcirkeld door de voluit geschreven
naam der Administratie en horizontaal doorsneden door

de initialen. Dit vignet, hoe eenvoudig ook, is zeer sprekend,

immers, infeite hebben we hier te maken met een wereld-
omvattende organisatie van een omvang, die imponeerend
genoemd kan worden. ,
Hoewel het wereldma,i’ktmechanisme al lang aan ernstige
gebreken laboureerde, eenerzijds voortgekomen uit inhae-
i’ente structuurgebreken, doch anderzijds uit van buiten

komende, grootendeels tot economisch nationalisme terug
te voeren oorzaken, kon men vôôr dezen oorlog toch nog
steeds tot op zekere hoogte van een wereldmarkt spreken.
D.w.z., er waren deelmarkten, waarop de prijzen elkaar over en weer beïnvloedden en er was een internationaal
handelsapparaat, dat voor de interdependentie der prijzen
en de nivelleering der behoeften der verschillende gebieden
zorg droeg. Motor van dit alles was de particuliere onder-
nemer; de voornaamste technisch-economische hulpmid-
delen waren de affaires op

levering, de termijnmarkten
en de arbitrage. In de U.N.R.R.A., uitdrukkelijk als tijde-

lijk bedoeld, zien we nu voor het eerst in de weréldgeschie-
denis een grootsch opgezette poging om de aanpassing der
wereldvoorraden aan de behoeften, en daarmee de nivel-
leering der behoeften van individueele gebieden
door éé,i

centrale Organisatie
te doen geschieden.
De prijs is als richtsnoer van de goederenstroom dus
onttroond; het menschelijk inzicht is de vrije werking
der economische wetmatigheid gaan vervangen. Dat cle
vrije prijsvorming haar functie voor de wereldverzorging
onvoldoende vervuld heeft is in confesso, doch zal het
menschelijk inzicht
niet
falen? De taak, die hier tenslotte-

op de schoudems van enkele lieden komt te rusten, is wel
zééi’ omvangrijk en verantwoordelijk. Hoe schaarscher

‘°) Vie
alle
bijdragen, wil vergelijken, raadplege het jaarverslag
van den Directeur-&eneraal. De volgorde is de alphabetische in
de Engelsche taal.

11 October 1945

-,

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

149

het artikel, hoe verantwoordelijker de taak. Vooral klee-

ding, textiel, vetten en oliën ,,are desperately short”
11).

Aan een ,,economy of plenty” zijn wij voorloopig nog niet
weer toe en de schaarschteeconomie stelt, ook voor de

wereld als geheel gezien, haar eigen eischen van organisatie.

Dit alles konit voornamelijk neer op het vraagstuk,

dat met het modewoord
12)
der ,,prioriteiten” vordt aan-

gegeven. Voor de leverende landen is het een vraagstuk

van productiecapaçiteit en beperking van eigen consump-

tie, voor de ontvangende landen van eigen productie-

mogelijkjieden en het opstellen van voorkeursschalen voor

de, importen der verschillende artikelen. Ontvangt men
grondstoffen en machines voor de eigen productie, dan
wordt de werkloosheid tegengegaan maar de onmiddellijke
consumptie beperkt; ontvangt men eindproducten, dan

wordt de consumptie – voor zoover er althans koop-

kracht is – bevorderd, maar pleegt men met het schaar-
sche kapitaal een soort economische roofbouw. En dit

alles wordt nog gecompliceerd door de vraag, in hoeverre
men op crediet zal trachten te koopen. De U.N.R.R.A. kent

in beginsel ,,b’etalende” en ,,niet-betalende” afnemers.

De indeeling in één dezer beide categorieën geschiedt in
eerste instantie door de afnemende staat zelve, waarna
de uiteindelijke beslissing commissoriaal geschiedt
13).

De term ,,non-paying country” is echter in zooverremis-
leidend, dat, het land natuurlijk wel degelijk zal moeten

betalen. Het gecompliceerde vraagstuk doet zich zelfs

voor, dat het in wezen op den duur alleen met goederen
en diensten zal kunnen betalen en dat dus de leverende
landen ‘hun grenzen voor de timporten der (thans) ont-
vangende landen zullen moeten openstellen. Voor, het oogenblik heeft het echter nôch buitenlandsch betaal-
middel, nôch direct realiseeerbare andere tegenprestaties
en volstaat’met de U.N.RR.A. in haar boeken te credi-

teeren in ‘s lands valuta. Heeft een ,land iiog wèl valuta-
reserves, dan is de practijk deze gewôrden, dat het een
eigen inkoopcommissie naar de Ver. Staten zendt om bij
de ,,Combined Boards” rechtstreeks in te koopen. Terwille
van de evenredige verdeeling raadplegen deze dan veer

den Directeur-Generaal der U.N.R.R.A. Op de hoogste U.N.R.R.A.-functionarissen rust dan de
taak de ,,Combined Boards” te adviseeren omtrent de
feitelijke .verdeeling der schaarsche goederen. 1-her ge-
schiedt dus de eigenlijke plaatsvervanging der functie,
die vroeger de wereldmarkten uitoefenden. Was het cor-

rectief op onjuiste toekomstschattingen vroeger gelegen
in de arbitrage der particuliere hgndelaren, thans heeft
men zich ,,hertoewijzing in geval van dringender behoefte
elders” voorbehouden. •Een bevestiging van de ,,oude
waarheid”, dat men wel de functionarissen, aoch niet

de essentieele functies kan uitschakelen. In wezen komt
het neer op een systeem van commissoriaal vastgestelde,
voor verandering vatbare, .verhoudingscijfers, aangevende per land en per goederencategori,e de verhouding tusschen
uitgebrachte vraag en beschikbaar aanbod, op grond
waarvan naar nivelleering der behoeften gestreefd wordt.

Dat,
gegeQen deschaarschte,
de zelf opgemaakte behoeften-
schema’s der aanvragende landen een wankele basis
voor toewijzing vormen, lijkt ons zeker. Men zou zich
kunnen voorstellen, dat er – evenalsbij de inschrijving
op emissies van begeerde fondsen – gemajoreerd wordt
bij de aanvragen. En men’ mist noode in de verschillnde
U.N.R.R.A.-publicaties een aanduiding, waaruit zou
blijken, dat deze vraagstukken statistisch en vooral markt-
analytisch verantwoord behandeld worden.

**
*
In het algemeen gesproken bevindt de U.N.R.R.A. zich in een crisis, 1-let algeheele einde van de geveciitshande-

“)
Charles P. Taft 10 ,,Department of State Bulletin” van 4
Maart 1945.
U)
Prof. Dr. J. Tinbergen in ,,E.-S.B.” van IP September 1945.
“) Toen het eerste jaarverslag van den Directeur-Generaal
verscheen – liet tweede is in Augustus jI. uitgebracht, doch nog
niet te onzer beschikking gekomen – was de verklaring van in-
ability to pay” nog voor geen land afgegeven; wel aangevraagd.

lingen heeft eenerzijds het vrijkomen van voor het leger

bestemde voorraden en scheepsfuimte ten gevolge, ander-

zijds echter – naast bevrijd Europa – een tweede goede-

renvacuum, nl in het Verre Oosten, effectief doén worden.
De heer Lehman heeft in de jongste zitting van de Council,

voor de eerste maal buiten N.Amerika, nI. te Londen

gehouden, verklaard, dat het in At]antic City toegezegde

bedrag van 1% der nationale begrootingen ten eenenmale
onvoldoende was. Er zal, voor 1946, opnieuw $ 15 â 2

milliard noodig zijn, wil men honger en chaos in de bevrijde

gebieden voorkomen. In de Ver. Staten is – blijkens de

plotselinge opzegging van,Lend and Lease —de algemeene
stemming
tegen
het vooi’tzetten van oorlogsinstellïngen nu

de oorlog voorbij is en ,,TheEconornist”vraagt zich dan ook
af, of de ,,Combined Boards” nôg lang zullen blijven’be-
staan. Op de overheersching der groote mogendheden in de

U.N.R.R.A. is critiek geoefend – Canada werd tegen het

aanvankelijke verzet van de U.S.S.R. in, tot het Centrale
Comité der UN.R.R.A. toegelaten -, de accountants
hebben de ,,onbevi’edigende” en ,,vei’warde” boekhouding

en administratie der U.N.R.R.A. gecritiseerd en zbo bleek

uit alles tei’ laatstgehouden zitting, dat het U.N.R.R.A.-
experiment niet zonder schaduwzijde is. Toch moet men

o.i. hopen, dat het uiteindelijk zal slagen. Niet alleen,omdat
de bevrijde gebieden het zonder deze internationale orga-
nisatie niet kunnen stellen, maar ook omdat een waarde-
volle reeks van ervaringen in het coördineeren’ van de we-
reldbehoeften en het wereldaanbod op deze wijze wordt

opgedaan. Men behoeft voor de nadeelen van een dergelijke
coöi’dinatie – in het bijzonder gelegen in het te kort schie-
ten van de schattingstechniek en in de mogelijkheid tot het uitbuiten ten eigen voordeele – niet blind te zijn om
te hopen, dat zij de kans krijgt haar practische waarde te

bewijzen. Het beeld, dat de wereldmarkten vôér dezen
oorlog boden was allesbehalve geschikt om den indruk te
vestigen, dat meh aan het daarop heerschende mechanisme
in, vol vertrouwen de wederopbouw der wereidhuishouding
in vredestijd zou kunnen toeverti’ouwen. Men zal ook hier
naar de meest gunstige verhouding van vrijheid en ge-

bondenheid moeten zoeken.

t.Dr

TAATSSCHULD,

BUDGET EN REGEERINGSPOLITIEK.
In weinig tijd is er met betrekking tot de Nederlandsche

stgatssôhuld veel wat onzeker was, veranderd in zeker-heid. De oorlog, niet alleen met Duitschland,.maar ook
met Japan is ten einde en stijging der schuld uit dien
hoofde— een uitermate inzekere factor – behoeft niet
meer te worden verwacht. De hoogte der vordering van
De Nederlandsche Bank op Duitschland is eveneens
komen vast te staan. Zeker is nu ook dat de Regeering
geen verschil zal maken tusschen oude en nieuwe schuld
en dat zij alle schuld zal erkennen, zoovel in hoofdsom

als rente. Dit zijn belangrijke punten.
Daarnaast blijven er andere, niet minder belangrijke,
voorloopig onopgelost. Er is nog geen inzicht, hoeveel

verder, de schuld in de naaste toekomst
zal
stijgen als
gevolg van de, tallooze vergoedingen (hersteh en andere
schade), welke de Overheid in het oorlogsliquidatieproces
nog zal hebben te betalen. Evenmin weet men, in hoeverre
de staatsschuld vermindering
zal
ondergaan uit hoofde

van de heffingen, die binnenkort• kunnen worden ver-
wacht of door reajsatie van oorlogsbuit of geconfiskeerde
vermogens. Ook is nu nog niet te zeggen, of het al dan
niet tot annexatie van grondebied komen zal en of de
Staat de aldus verkregen grond aan haar onderdanen zal
verkoopen of verpachten. Al deze punten zu1le
,,
uiteraard
de staatsschuld in hooge mate kunnen beïnvloeden.
T-let is dan ook nog niet bij benadeiing te zeggen, op welk

r

150

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

lii October 1945

bedrag de staatsscliii]d zal blijken te staan, indien al deze

factoren haar invloed hebben doen gelden.

Wat
voor de staatsschuld geldt, geldt ook voor het

budget. Voor het eerst sihds meer dan een eeuw vormt

rente en aflossing op staatsschuld de grootste post op het

Nederlandsche staatsbudget. Nu op het oogenblik deze

post nog een onzekere grootheid is, wordt alleen reeds
daarom het volkomen onmogelijk te schatten, hoe hoog,
als de verhoudingen eenigszins gestabiliseerd zijn, in de

komendd jaren de staatsuitgaven zullen worden. Doch
ook wat de andere uitgaven.betreft, zijn schattingen in

vele gevallen nog nauwe]ijks mogelijk, daar zoowel het
toekomstige prijspeil als de omvang der uitgaven op het
oogenblik nog niet kan worden overzien.

Heeft het, waar zooveel’ onzekerheid heerscht over de

feiten, eigenlijk wei zin nu reeds te spreken over het doel

dat de Regeering zich met betrekking tot budget en staats-

schuld stellen moet? Wij gelooven van wel. FIct lijkt immers,

hoe ook de cijfers gaan uitvallen, wel uitermate waar-

schijnlijk, dat blijken zal, 4t voorloopig de uitgaven

door de inkomsten niet zullen worden gedekt. Men be-

hoeft, om dit te btseffen, zich maar even in te denken in
de extra lasten, w’elke in vergelijking met voor den oorlog

de Staat zal hebben te dragen, om in te zien, dat het wel
zeèr onwaarschijnlijk is, dat de toeneming vaii uitgaven
in eersten aanleg door een verhooging van inkomsten zou

worden opgevangen. De vraag, welke men daarom aan-

stonds aan de orde mag stellen is, welke gedragslijn met

betrekking tot budget en staatsschuld moet worden ge-
volgd, indien deze veronderstelling inderdaad juist zou

zijn.
Vermoedelijk heerscht er eenstemmigheid van gevoelen
o het punt, dat van verdere belastingverhooging niet

alleen geen sprakkan zijn, doch dat de belastingen zelfs

Vrij aanzienlijk zullen moeten worden verlad, teneinde

zoodoende bedrijfslezen en particulier initiatief tot nieuw

leven te wekken.
Het eerste gevolg van een dergelijke belastingverlaging

zal zijn een achteruitgang in de belastingopbrengst. Het
is moeilijk te zeggen, hoe men zich in concreto de icijfers

van onze voor het eerst weer openbare begrooting – laten

wij zeggen die voor 1946 – zal moeten voorstellen, doch
Dr. Ridder heeft in het oriënteeringsnurnmer van E.-S.B.
1),

om de gedachten te bepalen en zonder daarbij nog een
bepaald jaar in gedachten te hebben, de volgende cijfers

genoemd, die als uitgangspunt voor discussie ook ons aan-
vaardbaar lijken: belastingopbrengst f1 millim’d, uit-

gaven totaal f 2 milliard.’Welke gedragslijn môet met
deze cijfers voor oogen door de Regeering worden evolgd?
Ook Dr. Ridder heeft zich deze vaag gesteld en stelt

het volgende als doelwit.

Eerste phase.

– Uitgaven dwingen tot een zoodanig peil, dat het ver-
schil tusschen uitgaven en inkomsten wordt teruggebracht
tot een bedrag, dat de nationale besparingen van een jaap

niet te boven gaat. Deze besparillgen op f 600 millioen
stellende (10% van het geschatte nationale inkomen)
zou zulks dus beteekenen, dat bij een belastingopbrengst

van f 1 millïard, de uitgaven als eerste doelwit moeten
worden teruggebracht totf 1.600 millioen. In deze phase
zullen uiteraard alle besparingen nog noodig zijn voor
belegging in staatsobligaties.

Tweede phase.

De uitgaven dwingen tot een peil, dat in principe overeen-
komt met de inkomsten, met dien verstande, dat afwijkin-
gen naar beneden of naar boven toe geoorloofd zijn, af

hankelijk van de wenschelijk geachte conjunctuurpolitiek.
Eerst in deze tweede phase komen gelden vrij voor nieuwe

investeeringen door het bedrijfsleven.

‘) Dr. J.
Ridder: ,, Budgetaire vraagstukken” in ,,E.-5.B.”
van
18 Juli 1945.

De gedaihtengang, die aan het bovenstaande ten grond-

slag ligt, lijkt ons in principe juist. Wij gevoelen slechts

de behoefte op enkele aspecten, die in het artikel van

Dr. Ridder geen plaats konden vinden, nog iets dieper in

te gaan.

1

JJ

In de eerste plaats zou men zich kunnen afvragen, of
de nationale besparingen in de eerstvolgende periode wel

van vèel beteekenis zullen zijn, en tevens of, als men de

uitgaven zoodanig moet terugdwingen, dat zij uit be-

lastingen plus nationale besparingen kunnen worden ge-

dekt, dit in wezen niet beteekent, dat men ze tot het peil

der belastingopbrengst moet terugdwingen. Ziep wij het

goed, dan zullen wij in den loop van ht eerstvolgende

half jaar zich een maatschappij zien ontwikkelen, die

vermoedelijk werkgelegenheid biedt voor he.t grodtste

gedeelte der werkende bevolking, doch waarin niettemin

de verdiensten van het bedrijfsleven gering zullen zijn.

Tooral in de eerste phase zullen particulieren, bedrijven en
Overheid actief bezig zijn aan herstel van wat vernield is,

aan herorganisatie,voorzoover mogelijk aan verni9ing van
hetgeen is weggeroofd en dergelijke meer. Voor een groot deel beteekent dit, dat kosten zullen worden gemaakt door

het, bedrijfsleven, die eerst in een veel later stadium

winsten zullen afwerpen, en die door de loopende baten in

vele gevallen niet zullen worden gedekt. Dit zal niet al-

gemeen zoo zijn. Een aantal bedrijven zullen de productie.

als van ouds kunnen hervatten; geleidelijk aan- zal dit

aantal grooter worden, doch niettémin blijft het vermoede-
lijk karakteristiek voor deze eerste periode, dat er nog in
sterke mate aan herstel wordt gewerkt. Export- en import-

mogelijkheden zullen daarbij vermoedelijk den eersten

tijd nog gebrekkig zijn; volledige hèroriëntatie noodzake-

lijk – het Duitschë achterland zal
om
i een enkel voorbeeld
te noemen, in verhouding tot vôôr den oorlog, vermoede-
lijk aan beteekenis voor onzen handel sterk hebben inge-

boet deviezenmaatregelen zullen ongetwijfeld nog be-

lemmerend werken. Bedenkt men dit alles,, dan kan men
over de vooruitzichten voor het bedrijfsleven, geheel af

gezien van de komende rentabiliteitsverhoudingen (waar-
over hieronder) in den eersten tijd -nog niet optimistisch
zijn. De nationale besparingen, welke hiermede samen-
hangen, zullen dus vermoedelijk gering of zelfs negatief
zijn.

Anders lijkt het op het eerste gezicht met de verkge-
legenheid. Deze zal, als eenmaal de eerste periode van
heroriënteering voorbij is, vermoedelijk vrij groot worden
– er valt immers een enormachterstand in te halen op
vrijwel elk gebied – en het totaal verloonde bedrag zal
dienovereenkomstig hoog zijn. Of echter in belangrijke mate
op dit bedrag gespaard zal kunnen worden, zal vooral ook
afhangen van het toekomstigpeil van de kosten van levens-
onderhoud. Dit peil zal in vergelijking tot v66r den oorlog,
zoolang het bedrijfsleven niet in sterke mate gerationa-
liseerd is, hooger komen te liggen dah de loonshoogte.

Immers zou het anders zijn, en zou er bijv. om
concreet

te zijn, een loonpeil ontstaan van 150% van dat von vôdr
den oorlog en een ‘peil van kosten van levensonderhoud
(en een prijspeil) van bijv. 140%,dan zal de toch al door
andere lasten sterk aangetaste rentabiliteit van het be-
drijfsleven, zoolang niet door rationalisatie de prestatie.

per arbeider is verhoogd, (en hiervan kan, gezien de
geestelijke gesteldheid van den arbeider en de sterk
achteruitgegane en in vele gevallen door roof gebrekkig
geworden outillage van onze bedrijven slechts op den duur
sprake zijn) geheel worden ondermïjnd. Als de loonek echter
de stijging van de kosten van levensonderhoud niet ten
volle kunnen meemaken, dan zal de spaargelegenheid
dienovereenkomstig geringer zijn. Gedwongen sparçn kan
worden overwogen, maar men bedenke, dat ook
bij
ge-
dwongen sparen men den arbeider de beschikking moet

laten over voldoende middelen voor althans een minimum

WA

feit

11 October
1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

151

•1

levensonderhoud, en het is de vraag, of het loonpeil,

behoudens uitzonderingen, veel boven dit minimum zal
uitkomen.

Wij bedoelen met het bovens,taande duidelijk te maken,

dat het zeer wel kan zijn, dat in de peripde, dat men de

eerste phase (in de gedachte
van
Dr. Ridder) zou willen

laten ten uitvoer leggen, er geen concrete mogelijkheid is

dit te doen, omdat juist in die pericde de nationale be-

sparingen slechts zeer gering zijn of misschien zelfs, uit

een oogpunt van de volkshuishouding als geheel gesproken,
wordt ingeteerd

Nu zou me’weliswaar bij het stellen van het doel
kunnen uitgaan van een bedrag aan nationale besparingen
zooals dat, gemiddeld genomen, in het verleden was of

voor de toekomst zou kunnen worden aangenomen. Doch
een dergelijk uitgangspunt lijkt ons als doelstelling te

theoretisch. Wij zouden willen, dat de Regeering zich een

concreter doel stelde, ecn plan, dat duidlijk in cijfers

bracht, waar men naar toe
wil,
en in welke tijdsperiode.

Een doelstelling als Dr. Ridder aangeeft, is van waarde
omdat zij richting aangevend werkt, en niet berusten

laat in een eenmaal bestaan~en staat van zaken. Dat
is een belangrijk punt, maar het is niet de hoofdzaak. De
hoofdzaak is, dat het doel zoo dringend gesteld wordt,
dat mn er niet aan voorbij
kan
gaan. Want men bedenke
dat de verleiding hiertoe enorm sterk zal zijn. Wat toch

wordt vermoedelijk het geval? Wij beginnen (laten wij
zeggen in 1946) met een hoog uitgavencijféren een, wel
in verhouding tot 1939 hoog, doch in verhouding tot bijv.
1943, vermoedelijk laag inkomstencijfer, (gevolg van de
helastingverlagingen). Het zal zeer moeilijk zijn de uit-
gaven omlaag te brengen, zooals dit vrijwel altijd in alle
landen en in alle tijden buitengewoon moeilijk en vaak
onmogelijk bleek. Geleidelijk komt (althans dit moet men
hopen en het lijkt ook wel aannemelijk) het economisch
leven op gang; allerlei grondstoffen worden weer aan-
gvoerd, allerlei bedrijven gaan weer produceeren, allerlei
inkomsten gaan weer vloeien, en de belastingen, welke
een weerspiegeling zijn van deze inkomsten, toonen een
neiging tot stijgen. Met vertraging weliswaar, als steeds
met belastingen het geval is, doch vermoedelijk met een
minder groote vertraging dan vôôr den oorlog het geval
was, vanweg’e het moderne belastingstelsel dat met voor-
heffingen werkt en direct aan de bron belast. Terwijl
het dus uitermate moeilijk zal blijken de uitgaven te
besnoèien, zal men vermoedelijk de belastingopbrengst
gaandeweg zien stijgen. En niet alleen dkt: de Regeering

zal er met al de kracht, die in haar is naar moeten streven
de belastingen te laten stijgen. Door het wegnemen van handelsbelemmeringen en van tè hinderlijke ordenende
maatregelen, het beperken van lasten, en dergelijke meer
zal zij mbeten trachten het bedrijfsleven. zooveel mogelijk
tot ontplooiing te brengen in de hoop zoodoende de belastin-
gen nog ruimer te zien vloeien en de budgetaire moeilijkhe-
den des te spoediger tot een oplossing te brengen. Terwijl de

regeeringspolitiek gericht moet zijn op een zich ont-
plooiend bedrijfsleven en toenemende productie, een-
stijgende belastingopbrengst, zal de regeering
gelijktijdig
streng moeten vasthouden aan een terugdwingen der
uitgaven. 1-let is duidelijk, dat als men hier ook maar
even toegeeft aan den drang der omstandigheden, er van
dit laatste niets terecht komt. Tenzij men niet aan het
gestelde doel voorbij khn gaan, kan het haast niet anders,
of de drang om tot beperking der uitgaven te komen, zal
des te meer verslappen naarmate dit proces langer duurt,
en men zal zich weldra geheel wiagen, in de hoop, dat de
begrooting van zelf wel, door verdergaande toeneming
van de baten, sluitend wordt. Alleen als men zich van te
voren met deze mogelijkheid van verslappen heeft ver-
troud gemaakt en vooral met het oog daarop het doel
zeer dwingend gesteld, en het streven er op gericht heeft

dit doel te verwezenlijken, zal men iie kracht kunnen
viPç9 hieifegen
in te gaan.

III.

Er is echter in dit verbnd nog een ander punt, dat

aandacht vraagt. Afgezien toch van het bezwaar, dat
ieder, die zich hiervan rekenschap geeft tegen een anders

gerichten ghg van zaken moet hebben, is zij een gevaar,

doordat zij geen rekening houdt met den conjuncturr-

teruggang, welke na een korter of langer tijdperk van

groote activiteit toch welhaast zeker komen moet. Hier-
mede komen wij tot een punt, dat ook dr. Ridder in dit
verband aanroert, nl. dat van de nieuwere inzichten.

Wij lazen daarom met zoo groot genoegen het artikel
van dr. Ridder, omdat hij, hoewel hij de nieuwere in-
zichten tot hun recht wil laten komen, zich toch niet

van den rechten weg laat afbeengen. Niet in deze inzichtn
zelf, doch in ‘de wijze waarop zij soms worden gent-

preteerd, schuilt nl. een acuut gevaar.
‘Doordat de nieuwere inzichten in principe de opvatting
aanvaarden, dat een begrooting over een bepaald jaar niet noodzakelijk sluitend behoeft te zijn, wordt hieraan soms

al te gemakkelijk de gedachta verbonden, dat ook nâ

den oorlog in een niet sluitende begroolng, eerder dan
vroeger, mag worden berust. Het is echter bij eenig na-

denken duidelijk, dat vermoedelijk juist dkn deze rede-

neering niet opgaat. De inzichten, waarvan hier sprake is,
verdedigen de niet-sluitende begrooting in een periode.
van laag-conjunctuur, doch in het geheel niet als er van

een normale of van een hoog-conjunctuur sprake is. In

cen periode van laag-conjunctuur is er inderdaad veel
voor te zeggen, dat men door belastingverlaging, door ver-snelde aanbouw van werken en dergelijke meer, het econo-
misch leven tracht te stimuleeren, in het volle bewustzijn,

dat het budget een tekort oplevert en de staatsschuld st ijken
zal. Men berust hierin dan te eerde, in zooverre er nog na-
tknale besparingen zijn, die toch niet op zoo’n moment
in het bedrijfsleveii worden geïnvesteerd. De periode, die wij echter nu tegemoet gaan, kan niet als een periode van
laag-conjunctuur worden gekenschetst. De vermoedelijk vrij
sterke arbeidsbezetting en de, ondanks alle belemmeringen
en het onvolkomen geoutilleerd zijn, waarschijnlijk ge-leidelijk toenemende productie, zijn hiermede in tegen-
spraak. Na verloöp van tijd zal men, als alles verloopt
zooals
wij pns voorstellen, eerder moeten denken aan een
hoog-conjunctuur, zij het
dan misschien een hoog-conjunc-
tuur op een

eenigszins euphemistisch uitgedrukt

laag niveau. In principe moet dus als deze stand a.n zaken
verwezenlijkt wordt, de begrooting reeds sluiten. Ja, zij
moet eigenlijk al zeer spoedig beginnen een overschot te

laten. Wil men de gedachten, dip op dit punt in wijden
kring heerschen tot hun recht laten komen, dan moet

men er voor zorgen, dat betrekkelijk sSoedig nadat het
economisch leven een zeker peil van ontwikkeling be-
reikt, het noodige wordt gdaan om gereed te zijn voor
den vroeg of laat komenden teruggang in den conjunctuur.
Dit wil o.a. zeggen, dat men er dan al vrij spoedig naar
zal moeten streven, hetzij op de staatsschuld aanzienlijke
bedragen af te. lossen. (zoodat in de vo]gende depressie
de hoogte van de staatsuitgaven voor rentebetaling en
aflossing op bestaande leeningen het toelaat opnieuw te
leenen), hetzij een conjunctuur-reserve te vormen, waaruit
bij achteruitgang in het bedrijfsleven, staatsinitiatiefkan
worden gefinancierd, en welke de mogelijkheid schept
in de depressieperiode tot belastingvérlaging over te
gaan. Dit alles. zou vooral zoo zijn, als tegen dien tijd.
het bedrijfsleven gaandeweg niet meer in zoo sterke mate
aan beperkende bepalingen gebonden zou zijn en dus weer
een mate van econoinische vrijheid is ontstaan, welke
een aanmerkelijke ontplooiing van het bedrijfsleven
mogelijk maakt.
Het is du.idjjjk, dat van dit alles niets terecht zou
komen,als de Rjeering niet reeds nu den grondslag legt,
welke in het verder verloop van zaken een conjunctuur-
politiek mogelijk maakt; en een plan ontwerpt, dat ook
al zal het in allerlei opzichten armslag moeten laten, toch

0

152

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1945
gee1 mogelijkheid openlaat te ontkomen aan de dringende
noodzaak, de uitgaven van het rijk met de inkomsten in

evenwicht te )rengen, geruimen tijd vÔôr er kans is, dat
de kentering intreedt. Het grootste gevaar, dat ons voor-

alsnog bedreigt is, dat wij een volgende depressie ingaan

met de erkenning, dat wij te laat zijn geweest en opnieuw
onze kans hebben gemist. Wij hopen in dit opzicht vooral

op duidelijke taal, wanneer straks de Regeering het drie-
jrige opbouwpian door den minister-president in zijn

radiotoespraak van 27 Juni ji. aangekondigd, aan de

openbaarheid prijs geeft.
G. VERWEY.

HET BEHEER VAN DUITSCHE OCTROOIEN.

Tot het vermogen, toebehoorende aan, een vijandelijken

Staat of aan een vijandelijken onderdaan, dat krachtens art. 3 van het Besluit Vijandelijk Vermogen van rechts-

wege in eigendom op den Staat is overgegaan, behooren

ook de bij benadering op 8.000 te schatten Duitsche oc-
trooien en ongeveer evenveel nog in behandeling zijnde
octrooiaa’nvrage’n. Van de vele moeilijke en ingewikkelde

kwesties
;
waartegenover het Beheersinstituut ongetwijfeld

gesteld wordt, zal zeker het octrooibeheer niet de een-
voudigste blijken. Een groote variëteit van octrooien


is den Staat toegevallen; van op zich zelf staande cc-

trooien, welke verleend zijn voor min of meer toevallige
uitvindingen van enkelingen, tot groote octrooicomplexen,

welke voortgekomei
, zijn uit de . research laboratoria

d,er groote industrieën, waarvan de voornaamste, de, 1. G.
,)(rbenindustrie en Siemens, eenige honderdtallen aan-
vragen per jaar (vooral gedurende den oorlog) hier te
lande indienden. De vraag is nu, hoe moeten deze octrooien

beheerd worden, opdat de Staat, of beter, nog het alge-

meen belang, het
lieste
gediend is? Daortoe zullen wij na’

moeten gaan, wat een octrooi is en wat het economisch
beteekent voor den uitvinder en in het algemeen voor den

tak van industrie, waartoe de uitvinder behoort.

Het octrooi is een uitsluitend recht, waarbij alle nadruk
valt, op het woord uitsluitend. 1-let octrooi is niet èen
positieve waarde in dien zin, dat het iets toevoegt aan de

goederen, waarover de maalschappij beschikt, of dt het
de productiecapaciteit op eenigerlei wijze vergroot. Integendeel, zijn waarde is zuiver negatief. Doordat
het een recht is om anderen uit te sluiten van de productie
en den handel in bepaalde goederen, schept het voor den

enkeling, die er de beschikking over heeft, de mogelijkheid zich een monopoliepositie te verwerven en zich zoodoende

op kosten van de. maatschappij te verrijken.
De moderne uitvinder is een ingenieur, physicus of
chemicus, die zich in niets, ook niet in bijzondere geniali-


teit, onderscheidt van zijn collega’s, die zich niet met het

doen van uitindingen bezighouden. – 1-liermede is
natuurlijk allerminst gezegd, dat er geen geniale uit-

vinders zouden bestaan. – Hij’ werkt alleen of

tezamen

met anderen in een laboratorium of in eên teekenkamer
aan opdrachten, die hij van zijn directie ontvangen heeft

en welke in het algemeen zullen bestaan in het ontwerpen
van nieuwe werkmethoden of producten, in het con-
strueeren van nieuwe machines of in het zoeken naar ver-
beteringen van een of ander, ten dienste van het bedrijf, waarin hij werkzaam is.
Op deze wijze ontstaan reeksen van .octrooien, waarin
men de ontwikkeling, die de techniek in een bepaald
bedrijf doormaakt, kan aflezen. Zij vormen a.h.w. het ge-
raamte van het productieproces, dat in dit bedrijf gevolgd
wordt-en dat voor het overige bepaald wordt door de
in den loop der jaren gevormde bedrijfservaring en bedrïjfs-
organisatie. Maar hieruit, volgt ‘ook, dat deze octrooien
op zichzelf genomen en zonder deze laatste, betrekkelijk

waardeloos zullen zijn. Ojigenomen in een bepaald pro-
ductieproces verhinderen zij den concurrent,
dit
productie-

proces in zijn geheel over te nemen, maar de monopolie-


positie, welke zij ‘ verschâffen, strekt zich méestal niet

uit over verchillende productieprocessen.

Naast de hier beschreven, wat men zoukunnen noemen

groepsoctrooien, staan die, welke ook op zich zelf belang-

rijke economische beteekenis hebben.
Eenerzijds zijn dit octrooien, die op dezelfde wijze

ontstaan zijn als de vorige, maar die technisch meer

omvatten. Het zijn ‘de zgn. pioniersoctrooien, resultaat van

basisuitvinding’en, welke aanleiding kunnen geven tot

gaheel nieuwe’ en verbeterde productiemethoden of tot
vervaardiging van nieuwe, maatschappelijk waardevolle

producten. Het bezit van een dergelijk octrooi kan een

ruime monopoliepositie verschaffen.

Anderzijds zijn er nog octrooien, die eveneens op zich-
zelf sthan, maar inderdaad veel meer het resultaatzijn

van alleenstaande uitvinderswerkzaamheid. Hiertoe kun-

nen gerekend worden octrooien voor verschillende min of

meer eenvoudige , gebruiksvoorwerpen. De uitvinding

daarvan vereischt veel meer een heldere en oorspronkelijke
visie op de maatschappelijke behoeften en op de technische
mogelijkheden, om die te bevredigen, dan een diepgaande

technisch-wetenschappelijke scholing. In vele gevallen
zullen dergelijke octrooien geen perspectieven tot verdere

ontwikkeling van dè techniek opnen en na afloop van
den wettelijkên duur ,zal hun voorwerp gemeengoed

worden voor de erbij geïnteresseerde fabrikanten.

Over deze heterogene massa van octrooien heeft nu
de Staat de beschikking gekregen; getracht moet worden

op de een of andere wijze een geschikte beheersvorm te

vinden. Dat dit niet gemakkelijk is, zal uit het bovenstaan-
de al wel gèbleken iijn. Juridisch ligt de zaak tamelijk een-
voudig. De Staat is houder van een aantal, door hem zelf

verleende, uitsluitende rechten. Zonder toestemming van

den Staat mag niemand de octrooien toepassen, dus kan
van ieder, die daarvoor toestemming verlangt, een licentie-
vergoeding geheven worden of kunnen de octrooien af-

zonderlijk öf in grooter verband aan eventueel reflec-

tanten vervreemd worden. Een dergelijke wijze van beheer

van het Duitsche octrooibezit brengt onmiddellijk finan-

tieele baten voor den Staat op, maar het valt te betwijfelen
of de aldus verkregen baten niet zeer zouden tegenvallen
en het is wel zeker, dat op deze wijze niet het algemeen
belang, en meer in het bijzonder niet het belang van de
industrie,’ wordt gediend.

Octrooibescherming komt tenslotte neer op een finan-

ciering van de indus’trieele ontwikkeling door de consu-
menten. Een dergelijke belasting van den ‘consument
is dus alleen verantwoord, wanneer daarvan een stimu-
leering der techniek te verwachten is, of, m.a,w., wanneer
de octrooihouder (cq. cie licentiehouder) zich toelegt op
de voortdurende verbetering van zijn productieproces.
Wat nu betreft de Duitsche octrooien en daarvan in hoofd-
zaak bij die, welke hierboven de groepsoctrooien genoemd
‘werden, heeft de Staat weliswaar de beschikking over het
uitsluitend recht, maar hij beschikt slechts bij uitzondering
ovér het pioductieproces, waarin de octrooien werden
toegepast en vrijwel nimmer over het researchapparaat,
waaruit zij zijn voortgekomen. De situatie is zoo, dat het
researchwerk vrijwel zonder uitzondering in Duitschland
door Duitschers verricht werd. In vele gevallen werd en
ordt het productiepi’oces ook in Nederland (door licentie-
houders) uitgeoefend, maar deze waren voor het op peil

houden en de ontwikkeling daarvan grootendeels op de ‘inlichtingen en service uit Duitschiand aangewezen. De -aard en de mate van afhankelijkheid hangt natuurlijk af
van den aard der betreffende industrie. 1-Jet kwam daarbij

ook vaak voor, dat de Duitsche octrooihouders hun
buitenlandsche licentiehouders doelbewust een stapje
achterlieten om de leiding van het hoofdbedrijf vaster in

handen té houden. Daarnaast kwam ook een vorm van
exploitatie voor, waarbij de licentiehoudêrs op ‘oorgeschre-
‘ven wijze slechts het eindstadium of een zuiver mechanisch

11 October 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

153

gedeelte van het productieproces in Nederland verrichtten,

terwijl de wezenlijke handelingén, ‘vaartoe

de bedrijfs-

ervaring en de beheersching van technische details ver-
eischt was, in de bedrijven der octrooihoudersin Duitsch-

land geschiedden. De Staat heeft slechts dè beschikking over cle bedrijyen’

der licentiehouders, wanneer deze in Duitsche handen of in

die van veroordeelde N.S.B.-ers of collaborateurs waren,

maar in de meeste gevallen werden de licenties op Duitschè
octrooien uitgeoefend door Nederla,ndsche bedrijven, die

hiermede ook thans nog .voort zullen werischen te gaan.

Deze bedrijven zullen nu echter de service uit Duïtschland
moeten missen, zoodat het gevaar dreigt, dat, als zij zelf
niet met kracht aan het ontwikkelingsproces gaan deel-

nemen, hun bedrijf ial stagneeren en achterop zal raken.
Toch zal het beheer van Duitsche octrooien, die hier in

Nederland geëxploiteerd werden, de minste moeilijkheden
opleveren. In de meeste gevallen zal de Staat de licentie-

côntracten wel kunnen bestendigen, zij het dan misschien
op andere voo’waardep, of zullen de octrooien aan de

licentiehouders in eigendom worden overgedragen. Wan-neer de bedrijven der licentiehouders mede aan den Staat

vervallen zijn, zal hij, zoo tenminste die bedrijven niet
voor of door den Staat zelf geëxloiteerd worden, wel er
toe overgaan de octrooien of licenties met het overige
bedrijf aan daarvoor in aanmerking komende exploitanten

te vervreemden. Anders ligt het echter, wanneer niet het
vooruitzicht bestaat, dat de octrooien hier op voldoende
wijze zullen worden geëxploiteerd en dat zij slechts als
winstobject gebruikt zullen worden om anderen te ver-

hinderen een productieproces uit te oefenen, zonder dat
daartegeiïover een bedrijfsuitoefening in vollen omvang
van den licentiehouder of toekomstigen octrooihouder komt

te staan, die aan de maatschappij in haar geheel ten goede
komt en daarciQor de door de consumenten aan den octrooi-
houder te betalen cijns rechtvaardigt. In dat geval zal
naar een anderen vorm van exploitatie gezocht moeten
worden en zulen deze oetrooien, als hier te lande niet

geëxploiteerde octrooien, behandeld moeten worden.

Moeilijker wordt het geval, wanneer de octjooien niet
of slechts voor een onbeteekenend gedeelte in Nederland

geëxploiteerd worden. De Staat beschikt dan over een
aantal octrooien, die losgemaakt zijn, zoowel van het
researchcentrum, waaruit zij zijn voortgekomen, als van

het productieproces, waarin zij werden. toegepast. Hij beschikt dus wel, over de mogelijkheid om andeien de

toepassing van het desbetreffende productieproces te ver-
bieden, maar niet over de middelen om het productie-
proces in Nederland toe te passen of te doen toepassen.
Welke weg moet nu gevolgd worden om de octrooien zooveel

mogelijk .in het nationaal belangte doen strekken? Dit

hangt in de eerste plaats daarvan af, of het al.dan niet
in het algemeen belang geacht wordt, dat het desbetref

fende productieproces hier in Nederland w9rdt toegepast.
Zoo niet, dan kunnen de octroôien ingetrokken worden,

waarbij het aan het vrije spel der economische krachten

wordt overgelaten, of het pr.oductieproces
.
hier te lapde

toch zal worden toegepast, dan wel of in de behoeften van
dNeder1andsche markt aan de geoctrooieerde goederen
aoor import zal worden voorzien. De Staat zou ook de

octrooien in stand kunnen houden om met behulp daar-
van den import van geoctrooieerde goederen te reguleeren.
Daartoe beschikt de Staat ecj’iter in het algemeen over
eenvoudiger en meer doeltreffende middelen. Het heeft
in dit geval geen zin en zou ook in strijd zjjn met het
algemeen belang de octrooien aan particulieren over te
dragen, daar dit zou neerkomen, hetzij op het uitoefenen in monopoliepositie van een niet in het algemeen belang geachte industrie, hetzij op een regulatie van den import
ten, behoeve van een particulier. Beide gevallen• zouden
neerkomen op het bëtalen van een retributie door het

publiek aan de octrooihouders, zonder dat tengevolge

daarvan een optreden ten algemeenen nutte door dezen

verwacht mag worden.
Wanneer daarentegen het toepassen van een door
octrooien beschermd productieproces in het algemeen belang geacht wordt, zal le regeering moeten trachten

een tot nu toe in Duitschland uitgeoefend bedrijf naar

Nederland te verplaatsen of althans een Nederlandsche

afsplitsing van het Duitsche bedrijf te vormen. Ter be-
reikidg van dit doel isde instandhouding van de des-

betreffende octrooien een zeer doeltreffend middel. Daar-

door heeft de Staat het immers in handen het productie-

proces in een door hem daartoe geschikt.geacht bedrijf

te doen uitoefenen en kan anderzijd§ dit bedrijf zijn eerste
ontwikkelingsstadium doormaken onder de bescherming
van de door de octrooien verschafte monopoliepositie.

Aan welke eischen moet een bedrijf voldoen, wil het

een Duitsch productieprocès met daarbij behoorende

octrooien op een zoodanige wijze exploiteeren, dat daar-
mede het algemeen belang gediend is? In de eerste plaats

moet dit bedrijf in staat zijn het productieproces met al

zijn finesses over te nemen. ‘Wanneer het een proces’
van eenigen omvang is, dat min of meer belangrijke ka-

pitaalsinvesteering vereischt, zullen de bestaande bedrijven,
zooal in staat, daartoe wellicht niet genegen zijn. Zij
hebben hiin eigen productieprocessen, die op de behoefte
vn de Nederlandsche- en evertueel ook op de export-
markt zijn ingesteld en de tegenwoordige omstandigheden

zullen meestal een hinderpaal blijken voor nieuwe ka-

pitaalsinvesteering. Men zal al blij genoeg zijn, wanneer
men over voldoende ni[elèn beschikt om het gewone

productieproces op gang te houden of weer op gang te
brengen. Bovendien zal in het algemeen, met het uit
Duitschland overgenomen productieproces slechts voor
de Nederlandsche markt gewerkt kunnen worden, daar

dit proces in het buitenland door overeenkomstige oc-
trooien beschermd zal ‘zijn, die uiteiaard niet aan den
Nederlandschen Staat vervallen zijn. In de tweede plaats
moet het bedrijf, dat de exploitatie ter hand
wil
nemen,

de garantie bieden, dat het over voldoende technisch-
wetenschappelijke outillage beschikt om het productie-

proöes op peil te houden en verder te ontwikkelen. Voor-
komen moet worden, dat het Nederlandsche bedrijf

achter raakt bij.de bedrijven in het buitenland,,die daar

de overeenkomstige Duitsche octrooien exploiteeren.
Op het eerste gezicht lijkt het aan den Staat vervallen
Duitsche octrooibezit een waardevolle aanwinst; bij
nadere beschouwing blijkt echter, dat het voor den Staat

zelf betrekkelijk geringe financieele voordeelen zal op-
leveren en voor de maatschappij slechts dan vruchten
zal’ afwerpen, wanneer de Staat het aanwendt tot het
oprichten van nieuwe industrieën of industrietakken en

tot het gelijktijdig stimuleern van het technisch-weten-
schappelijk onderzoek (researchwerk). Flier ligt weliswaar
eengroot terrein open; —’men denke slechts aan de vele

pharmaceutische, chemische en electrotechnische pro-
ducten, alsmede aan auto’s, schrijfmachines e.d., welke
voor den oorlog uit Duitschland geïmporteerd werden -,

maar onder de huidige omstandigheden beschikt het vrije
bedrijfsleven n,u eenmaal niet over voldoende middelen
om de exploitatie zelfstandig ter hand te nemen. Er blijft
dus slechts over, dat de Staat, ôf een door hem in het
leven geroepen lic’haam, hier de leiding neemt, 6f dat een

aantal industrieën zich daartoe aaneensluiten. Deze leiding
zou dan in eerste instantie hierin moeten bestaan, dat

onderzocht wordt, hoe een bepaald door octrooien be-
schermd productieproces tot stand gekomen is, op welke
technische en wetenschappelijke grondslagen het berust
en langs welke wegen het verder ontwikkeld kan worden.
In tweede instantie zal dan een bedrijf of een aantal
bedrijven gezocht moeten worden, die het proces in zijn
geheel of ieder, voor een bepaald gedeelte kunnen uit-voeren. Tenslotte zal, mede ter besparing van- kosten,

154
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 October 1945

0

een cehtraal laboratorium of, ontwerp-bureau moeten

,worden opgericht, dat de noodige onderzoekingen doet,

resp, ontwerpen maakt, voor de betrokken bedrijven.
Ook wanneer men op deze wijze te werk gaat, zal vaak

nog Vrij veel kapitaal vereischt zijn. Zou men dit echter

niet wenschen of kunnen inve’steeren, dan moet men er
rekening mede houden, dat de thans uit het Duitsch

octrooibezit voortvloeiende kans tot industrieele expansie,

onherroepelijk verloren gaat. De levensduur van een
octrooi is betrekkelijk kort, terwijl de ontwikkelingsgang

van een procluctieproces niet ongestraft gedurende eenige

jaren onderbroken kan worden. De buitenlanders -. en

wellicht ook de Duitschers zelf – die in hun land de

afgebroken draden weer opgenomen hebbën, zullen voor

de door hen inmiddels gevonden verbeteringen in ons land

octrooi verkrijgen en dusdoende de voor Nederlanders

openstaande ontwikkelingsmogelijkheden voortdurend ver-

kleinen. Zoo ergens, dan is hier spoed vereischt.

Tenslotte zijn er dan

nog de alTenstaan,) octrooien.

• Voor de pioniersoctrooien, die groote ontwikkelingsmoge-

lijkheden voor de industrie in zich bergen, geldt het zoo juist gezegde in nog versterkte mate. Alleen zullen voor

de exploitatie van deze octrooien meer refletanten op-
dagen dan voor die, welke een minder uitgebreide mono-

poliepositie verschaffen leden te meer vdor den Staat
goed toe te zien, aan wie deze octrooien ter exploitatie

gegeven worden.
Minder moeilijkheden . zullen de kleinere uitvindingen

voor gebruiksvoorwerpen e.d. verschaffen. Deze octrooien

kunnen min of meer beschouwd worden als een belooning
voor het feit, dat de uitvinder in een behoefte van de con-sumenten voorzien heeft; men kan hier van de octrooihou-
dei’in het algemeen geen verdere ontwikkeling der techniek

verwachten. Door’ de’ verb eurdverklari ng der octrooien

wordt den uitvinder zijn belooning ontnomen. Het zou

dus het meeste voor de hand liggen de octrooien nu ook in

te trekken en zoodoende de uitvinding tei beschikking
van de industrie te stellen. Verkoop of licentieverleening

aan den nieest biedende zou beteekenen dezen het recht
te geven aan het publiek een soort reti’ibutie op te leggen.
Niettemin zou wellicht overwogen kunnen worden enkele

dezer octrooien tér beschikking te stellen van door den
oorlog bijzonder zwaar getroffen bedrijven, teneinde hen
daardoor in staat te stellen een deel van het gelden
verlies terug te verdienen.
Mr.
Ir.
C. J. DE
HAAN
I.

BOEKBESPREKING.
(T
Dr. C. E. Hufnagel.
Op weg naar geleide economie. Ruime

beschouwingen over het herstel van het Nederland-
sche volksvermôgen. Utrecht 1945.

Bij de lezing van dit geschrift krijgt men het gevoel,
op excursie te zijn. Zooals op de meeste excursies wordt
men in vrij snel tempo rondgeleid; de deskundige gids geeft
telkens een korte toelichting, die vaak vragen doet rijzen,
maar voor deze gesteld zijn is men meestal al weer tot een
volgend programmapunt genaderd. ]it wil niet zeggen,
dat excursies veelal niet prettig en nuttig zijn. De onder-,
havige naar het gebied der geleide economie onder leiding
van Dr. I-Iuffnagel is dit zeker. 1-Jij heeft zijn taak ,,ruim”

opgevat en het pad opent uitzichte’n op allerlei vraagstuk-
ken, die met de geleide économie geen verband houden,
zooals I-loofdstuk 11, dat gewijd is aan het herstel van ons
democratisch volksbestel, vernieuwing van het onderwijs
en de vraag, waar de grens ligt tusschen vaderlandei’ en
collaborateur, waarbij, naar de schrijver terecht opmerkt,
tact in handelwijze en bescheidenheid in oordeel te be-

toonen zal zijn. 1-let eigenlijke doel van zijn beschouwingen
blijft echter steeds in het zicht: langs den weg der feiten

bij het inzicht te belanden, dat er geleide economie moet

zijn. Deze geleide economie is een werkmethode en mag

niet gezien worden als politiek stelsel (p. ,87). Zij vind)
haar grondslagen in de maatschappelijke ontwikkeling,
(p. 41) en in de armoede, waarin wij door de bezetting

zijn geraakt (p. 99). De argumentenfwelke de schrijver
aanvoert, hebben niet de pretentie nieuw te zijn. Wel

worden zij in een smakelij ken vorm opgedischt voor wie de

lust mist, zich in een zuiver wetenschappelijke behandeling
te verdiepen. Belangwekkend is hetgeen de schrijver op-

merkt over de maatschappelijke 7ijde der belegging van

de premiegelden door verzekeringsinstituten en de positie
van het Beleggingsfront.. Bij zijn beschouwingen over den

toestand, waarin Nederland ‘verkeert na vijf jareiï be-

zetting doet hij zich als een voorstandei’ van gebiedsuit-
breiding kennen. –

Deze korte aankoidiging mag niet besloten worden

zonder in het bijzonder de uitvoerige, levendig geschreven

inleiding te hebben vermeld, waarin de. schrijver de ge-

beurtenissen, di leidden tot 10 Mei 1940 en hetgeen

daarna met ons land geschiedde, aan ons laat’ voorbij-
trekken.

Flet papier is nog schaarsch in Néderland; voor het ge-

schrift van Dr. Huffnagel werd terecht een toewijzing
verstrekt. W.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

W
omzetten op de geldmarkt bleven beperkt, hoewel de
geidsaneeringsmaatregelen aan den’handel in geblokkeerd

schatkistpapier betrekkelijk weinig moeilijkheden in den weg
legden. Door den geringen handel vertoonde het beeld
van de markt vrij groote wisselingen, daar enkele groote
vragers of aanbieders een dikwijls overwegenden invloed

konden uitoefenen. Tenslotte werd kort papiei- overwegend

aangeboden en ontstond er een betrekkelijk groote vraag
naar papier met langen looptijd. Driemaands papier
werd aangeboden tegen 1
7
/
s
%, zesmaands papier tegen

1;

1
9
/
i
6
%, en Julipapier stegen 2 %, zonder nochtans
behoorlijke vraag te ontmoeten. ‘Kort papier was weer iets
lager genoteerd dan in de voorafgkande week.

De nieuwe weekstaat van
1
De Nederlandsche Bank
vertoont t.o.’. de voorafgaande alle kenmerken van de
geldsaneering. Onderscheid wordt gemaakt tusschen
nieuwe en oude bankbiljetten in omloop, welke laatste

nog voor f855 millioen op de balans.voorkomen. Onder
deze, post zijn.. vermoödelijk begrepen de biljetten, welke
niet werden ingeleverd, maar eveneens het bankpapier,
dat dcor de inleverkantoren nog niet aan De Nederlandsche
Bank werd afgedragen, alsmede het nog in het buitenland
aanwezige bankpapier. .Op 8 October jI. was voor £ 398
millioen aan nieuwe bankbiljetten in het verkëer gebracht:

het zou van’belang zijn te weten, welkebedragen aan nieuwe
muntbiljetten zijn uitgegeven, maar de publicatie van den
stand van ‘s Rijks Kas is reeds geruimen tijd gestaakt.
Voorts vertoont de weekstaat een geblokkeerd credit-
saldo van £ 1.708 millioen, terwijl de saldi van anderen
f 247 millioen bedragen.
Deze laatsten vormen vermoedelijk de vrije saldi der

rij kscomptabelen bij De Nederlandsche Bank, vermeerderd
met de girale saldi van de enkele particuliere rekening-
houders (niet-banken) bij de Centrale Bank. De Schatkist
breidde haar creditsaldo nog met bijna f 200 millioen uit

door de afgifte van scharkistpapier: debanken werd
hierdoor de mogelijkheid geboden om ook över de nieuw
gestorte en geblokkeerde hedraen rente te vergoeden.
Naar verluidt zal de Agent de afgifte van sc.hatkistpapier

binnenkort staken, hetgeen, ,gezien het zeer hooge credit-
saldo van het Rijk’ alleszins begrijpelijk zou zijn.

0

Pl

11 October 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

155

STATISTIEKEN

DE NEDERLANDSCIIE BANK.
/

Verkorte balans op 8 October 1945.

Activzs.

Binnenl. Wissels,

j’ Hfdbank.

f

Promessen, enz.

Aentsch.
101.000
101.000
Papier op het buitenland
……t
4.430.806.330
Correspondenten i. h. buiten!
…..
56.334.241
Buiten!’. betaalmiclçlelen
(excl.

pasmunt)

.
…………..
14.471.165
,,4.501.6 11.736
Beleeningen mci


voorschotten in( Hfdbank

t
125.718.325 ‘)
rekening-courant
<
Bijbank
1.801.664
op onderpand

1, Agentscb.,,
6.677.204

134.207.193
Op

effecten

enz..
………..

t
134.161.814

‘)
Op goederen en ceelen
45.378 134.207.194
1
)
Voorschotten

aan

het

Rijk

…………………
..-
Munt en muntinateriaal:
Goude0

munt

engouden
muntmateriaal
…… . …….

t
712.789.754
Zilveren

munt,

enz..

………..
423.900
713.213.654
Belegging van kapitaal, reserves en
pensioenfonds
,,

72.821.889
Gebouwen en meubelen der Bank
……………
3.000.000
Diverse

rekeningen

……………………….
55.162.487

.
t
5.480.117.960

Passiva.
Kapitaal

………………………………
t
20.000.000
Reservefonds

…………………………….
13.871.297
Bijzondere reserve

(winst herwaardeering goud-
voorraad

per

2

Juli

1945)
………………….
209.277.096
Andere

bijzondere reserves

………………….
74.414.834
Pensioenfonds

…………………………….
14.738.737
Oude bankbiljetten

in

omloop

………………..
855.221.785
Nieuwe bankbiljetten

in
omloop………………
397.754.370
BankassignatiOn

in

omloop

………………….
4.910
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks

Schatkist

……….
f1.685.611.605
‘s
Rijks Schatkist: spec. rek
…..
1105.281.500
Geblokkeerde

rek.-crt.

saldo’s ,, 1.707.792.837
Andere saldo’s

…………..
246.760.766
3.745.4 4 6.708
Diverse rekeningen

……………………….
149.388.223

f5.480.117.960

Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-

gchracht

………….. …………. ……..
t
1
Vaar’an aan Nederlandsch-Indië (Wet van

15 Maart 1933, Staatsblad No. 99)
………..
,

4.800.525

AANTEEKENINGEN.
BERICHT
VAN DE KAMER VAN
KOOPHANDEL EN FABRIEKEN
VOOR zum.H0LLAND TE ROTTERDAM.
In aansluiting op reeds eerder gepubliceerde berichten
ovei’ den Regeei’ingsvliegdienst, kan vordn medegedeeld,

dat dit moet worden gezien als, een maatregel van de
Regeering, welke ten doel heeft om, ten behoeve van de
noodvoorziening van Nederland, tegemoet te komen aan’

de bezwaren, welke voortvloeien uit het ontbreken van een snelle verbinding tusschen het bestuurscentrum en
de overige deelen des lands.
Daartoe is een drietal verbindingen van Schiphol uit
ontworpen, vooi’ de verdere gegevens waarvan naar de
dienstregeling wordt verwezen.

Uiteraard komen in de eerste plaats de regeeringperso-
nen en ambtenaren .in aanmerking voor dit luchtvervoer.
In bepaalde gevallen zal het mogelijk kunnen zijn, bijv.
aan directeureiï van groote fabrieken, welke voor de
voedsel- en brandstoffenvoorziening, c.q.. wederopbouw
en transport van belang zijn, een plaats toe te wijzen,
indien zij een Ministei’ of hoofden van diensten van Departe-
menten en dergelijke moeten bezoeken.
AanQragen Qoor passage,
met omschrijving van het reis-
doel, waai’uit de urgentie van het reizen pel’ vliegtuig
blijkt, dienen schriftelijk te wo1’den ingediend en wel voor
reizen, aanvangende op:

Vliegveld Scliiphol:

Den Haag, ‘Rijksluchtvaartdienst p/a Kantoor K.L.M.,

Hofweg 9; Amsterdam, Gemeentebestuur van Amster-
dam, p/a Passagekantoor KLM., Leidscheplein.

Vliegveld Eindhoven:

Eindhoven, Gemeentehuis, Stratumschedijk 64.

Vliegveld Maastricht:

Madstricht, Provinciale Griffie, Bouillonstraat.

Vliegveld Twente:

Enschede, Gen’ieentebestuur van Enschede, p/a Kan-
toor ANWB., v. Loenshof.

Vliegveld Leeuwar’den:

Leeuwarden, Proviiiciale Griffie, Tweebaksmarkt 52.

Vliegveld Eelde:

Groningen, Provinciale Griffie, Martinikerkhof.

Bij de aanvi’age voor de heenreis. moet de aanvraag voor
een eventueele terugi’eis tege1ijlci’tijd en te zelfder plaatse
worden ingediend. Vei’melding van telefoonnummer,

waaronder de aanvrager te bereiken is, is steeds noodzake-
lijk.

De aanvragen moeten hij bovenvermelde adressen zijn
binnengekomen, voor vluchten op:

Maandag: uiterlijk op Donderdag. d.a.v. 10 uur v.m.
Dinsdag:

Vrijdag

10
Woensda:

Zaterdag

10
Donderdag:

– ;,

Maandag

-10
Vrijdag:

Dinsdag

10
Zaterdag:. .

,

Woensdag

10

In verband met de gebrekkige communicatie zullen
uitsluitend degenen, nuor nie passage is gereserveerd,
hiervan
bericht onWangen en wel tenminste 24 uiïr v66r den reis-
datum.

Aan bovenvermelde adressen wordeim, door of namens
de Commissaiissen der Koningin, de ingekomen aanvragen

onderworpen aan een onderzoek naar de noodzakelijkheid
en de urgentie van de voorgenomen reis.

In de hierna aangegeven volgorde wordt voorrang.
verleend aan hen, die moeten reizen.

le. Ingeval van aparte noodzaak, in verband met reeds
opgetreden’ of spoeçlig te verwachten calamiteit, waarbij
het lands-, provinciaal-, gemeentelijk- of waterschaps-belang is betrokken. (ook als de aanvraagtermijn niet in acht genomen is);

2e. In verband met vooraf afgespi’oken audi6nti6n bij
Ministers, voorzoover niet over persoonlijke belangen
handelende;

3e. In verband met vooraf afgesproken bezoeken aan
hoofden, directeuren of voorzitters van Departements-
afdeelingen, min of meer zelfstandige diensten van De-
partementen, resp. Raden en Rijksbureaux, voorzoover
niet over persoonlijke belangen handelende, bijv. Hoofd
der Afdeeling Vervoei’wezen van het Departement van
Verkeer en Energie, Directeur-Generaal van den Rijks-
luchtvaartdienst, Vooi’zitter van den Ministerraad, Direc-
teur van het Rijksbureau voor Aardolieproducten en aan
de Directeui’en van groote fabrieken, van belang voor de
voedsel- en brandstoffenoorziening, c.q. voor weder-

opbouw en transport.

Nadere inlichtingen kunnen bij den
Handelsn’oorlichnings-
dienst ren de Kamer ren Koophandel en Fabrieken
te Rotterdam
worden verkregen.

T

1

«W’

18 24′

HERSTEL EN VERNIEUWING

NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
NV.

Uw RAADSMAN en BANKIER

SLUITER,

R ADMINISTRATIE EN BEDRIJFSORGANISATIE

kan U goede diensten bewijzen

bij den opbouw van de administra-

tieve organisatie van Uw bedrijf.

Singel 194 Amsterdam (C) Tel. 45912

•rijnlandsche

betoi’ibouw maatschappij n.v.

spoorsingel 64 – delft – telef. 1846

V
A LVE LL.E

KOFF
IE

Koninklijke

N ederlandsche

Boekdrnkkerij

H. A. M. Roelants

Schiedim

çjispen

culemborg
amsterdam
rotterdam

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van:

zoutzuCr, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleek’loog

natronloog, caustic soda.

De ,,/45sumij” tci,i
1896 JV.LJ.

‘s-rcioenI’iage

N.V. LEVENSVERZEKERING.MIJ.

RNBEM

De 14aHvuIIe,1de /3randpolis –

aan

J uist nu
bieden de Watson ;.iachines, behoorende tot het
Hoiierlth-systeem, U de mogelijkireid op efficiënte
en snelle wijze dié administratieve voorlichting te geven, welke voor
den wederopbouw van het Nederlanduche B.drijlsleven noodzakelijk is.

Onze aldeeling Organisatie ii paraat om U een alleszins deskundig
advies omtrent de oplossing van Uw edn’lnistratieve en organisatorische
problemen voor te leggen.

Het Is mogelijk, zij het in beperkte mate, op korten t’.rmijn weer
.Watson machines (Holl.rith’systeem) te leveren.

,,W A T S OH” Oedrijfsmachine Maatschappij N.Y.

Frederiksplein 34, Amsterdeni•C

Tel. nre: 33406, 33656, 31856

N.V. Louis Dobbelmann

Rotterdam

KOFFIE

THEE

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11 – ROTTERDAM

Makelaars en Commissionncdrs in Effecten

Effecten – Coupons – Vermogenbeheer

Telefoon 20845 21889 – 40631

Beurs Nis 6

Telefoon 24178

24378

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te rihten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300, toestel 6)

Druk Roclauts, Schiodam

Auteur