21 JANUARI 1942
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
conomischo-wStatistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
27E JAARGANG
WOENSDAG 21 JANUARI 1942
No. 1357
HOOFDREDACTEUR:
M. F. J. Gooi (Rotterdam).
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:
II. W.
Lambers (Zn’artevaai).
Redactie en Administratie: Pieter de I-Ioochneg 122,R’dam-1
,
1
7
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatreg.
Telefoon JVr. 35000. Postrekening 8408.
A bonnements prijs voor het reekblad, naarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland f 20.85 per jaar. Buitenland en
holonien f 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nummer ingaan en slechts aorden beëindigd per uit imo Qan
eik kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden van het Nederlandsch Economisch Instituut ontoangen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de oerdere
publicaties. Adreswijzigin gen op te geoen aan de Administratie.
Adoertenties 900rpagina f 0.50 per regel. Andere pagina’s
f 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement oolgens tarief.
INHOUD:
Blz
Het Vestigingsverbod Kleinbedrijf door
L. S. Schuy-
leman………………………………..38
Een internationaal petroleumconflict ten cleele op-
elost door
F. S. Noordhoff ……………….40
Het Jajansche budget door
T),. T. Huitema ……43
Economisch leven en sociale politiek van Ierland door
II.
Fe/ilinger
……………………………44
B o e k b e s p reki n g e n.
Dr. A. liollenberg: De natuurlijke inrichting der
samenleving als grondslag voor een nieuwe staat-
kundige en sociaaleconomische orde, bespr. door
H. W. Lanmbers ……………………….45
M a a n d c ii f e r s.
Maandcijfers en weekcijfers betreffende den eco-
nomischen toestand van Nederland ……….
46
Overheidsmaatregelen
op
econo-
misch
gebied ……………………..
47
S
t a t i s t i e
k
e n.
Bankdisconto’s – Wisselkoersen – Bankstaten
47-48
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Van de
geidmarkt
wederom geen nieuws van betq
ekenis.
De saldi van anderen hij De Nederlandsche Bank zijn
thans aangegroeid tot een cijfer, dat dat van védr de
storting op de laatste staatsleening overtreft. De nog
steeds voortdurende aanwas van de portefeuille papier
op het buitenland maakt een verdere verruiming van de
geldmarkt aannemelijk, voorzoover althans de invloed daarvan niet wordt gecompenseerd door de toeneming van den biljettenomloop. De binnenkort te verwachten
uitgifte van nieuwe pasmunt zal de positie van de schat-
kist eenigermate verruimen, maar het is niet onmogelijk,
dat dit deels zal gaan ten laste van het uitgegeven bedrag aan zilverbons. Dat op de geldmarkt deze factor 7ich zou
doen gelden is niet waarschijnlijk, omdat nauwelijks aan-
genomen kan worden, dat de circulatie aan bankpapier
er noemenswaarden invloed van ondergaat.
De
oblijatiemarkt
was in de verslagweek over het alge-
meen gunstig gestemd. De meeste ]eeningen sloten de week
op een hooger peil dan bij de opening. De nieuwe
31
pCts.-
leening
1941
heeft weliswaar het peil van den koers
van uitgifte nog niet bereikt, maar de marge is nog slechts
betrekkelijk gering. Ook de
4
pCts.-leening
1941
was vast,
vooral na de loting, terwijl ook de gestaffelde leening
1938
van goede vraag blijk gaf door een stijging tot ruim boven
de
94
pCt. Alleen de Indische leeningen hadden onder
aanbod te lijden. Weliswaar ligt de koers nog vrij be-
langrijk boven het kort geleden geregistreerde laagte-
record, maar in vergelijking tot de voorgaande week is
toch weer een teruggang van om en nabij de
4
pCt. te
boeken. Deze daling spreekt natuurlijk des te meer, nu de
algemeene tendens op de obligatiemarkt naar boven ge-richt was. Wellicht, dat vat meer stabiliteit in het koers-
verloop dezer waarden wordt bereikt na den eerstkomenden
couponvervaTdag, ten aanzien waarvan wellicht hier en
dkar nog twijfel bestaat, of de coupons gehonoreerd zul-
len worden onder de gewijzigde omstandigheden.
De
aandeelenmarht
heeft geen bijzonder groote fluc-
tuaties vertoond. Nederlandsche aandeelen bleven nage-
noeg onveranderd, terwijl Indische fondsen
2
per saldo
een daling ondergingen, hoewel zij de week niet op het
laagste punt sloten. De meeste Indische aandeelen hebben thans een daling ondergaan (sedert 6 December) van circa
40
tot
50
pCt. van hun koerswaarde bij het uitbreken van den oorlog in het Verre Oosten. Een enkel fonds heeft de
50
pCt. daling overschreden, zooals bijv. aandeelen Tara-
kan (ondanks het belangrijke herstel, dat deze waarden
in den loop der week vertoonden), aandeelen Deli, en
Deli-Batavia Tabak, enkele Sumatra-rubberwaarden, aan-
deelen Portland Cement en enkele andere. Oliewaarden
van meer internationaal karakter – onder leiding van
Koninklijke – vertoonden een daling van
35
tot
40
pCt.
Bij scheepvaartwaarden was het dalingspercentage zeer
uiteenloopend, de meer Indisch georiënteerde lijnen
daalden
35
tot
45
pCt. (K.P.M. het zwaarst), aandeelen
K.N.S.M. bijv. 23 pCt., en aandeelen Holland-Amérika-
lijn bijv. slechts
15
pCt.
38
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Januari 1942
HET VESTIGINGSVERBOD KLEINBEDRIJF.
Reeds verscheidene maanden ging het gerucht, dat
een vestigingsverbod voor het kleinbedrijf op komst was.
Gelijk de meeste van deze ,,verhalen” was het op een
grootere of kleinere mate van fantasie gebaseerd. Nu het Be-
sluit gekomen is, blijkt, dat slec.hts.een deel der veronder-
stellingen uit is gekomen. Niet alle mutaties van onder-
nemers immers, val.len onder de werking van dit Besluit.
De achtergrond Qan het ne.tigingserbod.
De achtergrond van het Besiu’it Algemeen Vestigings-
verbod Kleinbedrijf 141 kan samengevat worden in twee
punten:
1. het tegengaan van nieuwe vestigingen op elk gebied
van het kleinbedrijf;
11. liet remmen van de steeds verdr gaande branche-
vervaging, vooral op het terrein van den detailhandel.
T. Op de bestrijding der bestaande en steeds erger wor-
dende overbezetting, welke vooral bij kleinhandel en
ambacht te zien is, doch eveneens in het pension- en
kamerverhuurhedrijf en in het verleden ook in het
reisbureauhedrijf – zulke vormen aangenomen heeft, dat de
Overheid er niet meer afzijdig tegenover kan staan, is het
Besluit in de eerste plaats gericht.
Het moge waar zijn, dat in ons land het aantal kleinhan-
delsbedrijven per hoofd van de bevolking geringer is dan in
andere landen – de bevolkingsdichtheid en de omzet,per
bedrijf zijn hier dan buiten beschouwing gelaten –, het
is niettemin waar, dat gedurende de laatste tivintig jaren
te velen tot het middenstandsbedrijfsleven zijn toegelaten,
zoodat het een onoverzienbaar gedrang is geworden van
,,voortdurend wisselende maar desalniettemin in aantal
steeds groeiende dwergbedrïjfjes, die voor een niet on-
belangrijk deel moeilijk anders dan als he’unhazeiij-onder-
neminkjes kunnen worden gekwalificeerd”. (Voorloopig
Verslag
rrweede
Kamer). Bij de bestaande totale behoef te-
bevrediging en de vigeerende prijsmarges, kunnen velen
der bedrijfsgenooten niet een zoodanigen omzet behalen,
dat zij een bij hun positie passend levenspeil weten te
bereiken. Deze toevloed is vooral in de jaren der econo-
mische depressie zoodanig de perken te buiten gegaan,
dat het vertrouwen van het publiek in de kwaliteit der
ambachtsproducten, in de deskundighêïd van den klein-
handelaar met betrekking tot de keuze van zijn assorti-
ment en speciaal in de manier van aflevering, in vele ge-
vallen ernstig is ondermijnd. Ook de dienstverleenings-
– bedrijven hebben door gemis aan vakbekwaamheïd vaak
• aanleiding tot klachten gegeven, liet gevolg is een ver-
spilling van arbeid en kapitaal, die in geenen deele even-
redig geacl.it kan worden aan d pï’estaties welke er in
‘tötaal.öor verleend zijn.
De Vëtigingswèt Kleinbedrijf 1937 heeft voor een
tiintigtal bedrijfstâkken een regeling gebracht, hij ivelke
tevens een tijdelijke spertijd werd ingevoerd, en waardoor
de vestigingen gedurende een zek€r3 periode sterk beperkt
worden. Naast de Vestigingswet bestaat een aantal re
gelingen van privaatrechtelijken aard, die uit het midden-
standsbedrijfsleven zelve zijn voortgekomen, zooals de
erkenningsregeling der drogisten, der boek- en radiohande-
laren. De meeste bedrijfstakken waren echter nog geheel
Vrij en door de afsluiting der anderen stonden •de vrije
takken meei’ dan normaal in de he’kgstelling der toe-
komstige ondernemers.
Het Besluit nu stelt elke vestiging van kleinbedrijven
afhankeli.Ik van een vergunning van den Secretaris-
Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid
en Scheepvaart en van Landbouw en Visscherij of van
een door dezen aangewezen gemachtigde. Een dergelijke
‘.vergunâing wordt geëischt voor alle bedrijfstakken,
behalve ten aanzien van diegenen, waarop deVestigingswet
van. kracht is verklaard. Dit brengt dus mee, dat voor
bedrijfstakken, die een eigen vestigingsregeling hebben,
geen uitzondering is gemaakt. Zij zullen voortaan dus
zoowel een officieele vestigings- als 6en niet-officieele
erkenningsvergunning noodig hebben.
II. Reeds voordat Nederland in oorlog kwam, was
het probleem der hranchevervaing• er één, dat dringend
om een oplossing vroeg. De negeering van de branche-
verschillen immers is mede één der oorzaken, waardoor
de deskundigheid van den handelaar met betrekking tot
liet door hem aangeboden assortiment van artikelen
wordt aangetast. De moeilijkheden bij. de grondstoffen-
Voorziening en de schaarschte aan afgewerkte producten,
gevolgd door cle rantsoeneeringsmaatregelen voor ver-
bruiker, handelaar en fabrikant, hebben ertoe geleid, dat
iedere zaak getracht heeft om haar afzèt te vergrooten
door artikelen te gaan verkoopén, die niet in haar branche
thuis behooren en die de zaak ook niet placht te voeren. Een
ieder kent hiervan de meest uiteenloopende voorbeelden
uit zijn naaste omgeving. Dat deze poging tot opvoering
van den verkoop, indien zij zich uitstrekt over al de bran-
ches, riet tot een blijvende vermeerdering leiden kan, ligt
voor de hand. De grootere verkoop van het nieuwe wordt
immers te niet gedaan door de vermindering der inkom-
sten, die voortspruiten uit de toegenomen concurrentie
ir de oorspronkelijke artikelengroep. Uitbreiding van den
omzet voor allen kan alleen, bereikt worden door’ een
blijvend grootere consumptie.
Teneinde nu voor de toekomst verdere uitwassen van deze brancheverdoezeling te voorkomen, wordt dit ver-
schijnsel mede onder de werking van het Besluit gevat.
Daarmee is de bestaande wantoestand op het gebied van de branchevervaging niet teniet gedaan, want het Besluit
heeft geen terugwerkende kracht en kan dus de fouten
uit het nabije verleden niet ophef
.
fen. In vergelijking met
de Testigingswet zal liet Besluit zelfs minder branche-
zuiverend kunnen werken, omdat overnemingen niet aan een vergunning gebonden zijn en het Besluit dus minder
diep in liet middenstandsbedrijfsleven ingrijpt dan de
Vestigingsvet.
De term kleinbedrijf.
Zoowel de Wet
als
het Besluit dragen in den naam den
term kleinbedrijf. Juist daarom is het opmerkelijk, dat
dit begrip bi.I de beide maatregelen een anderen inhoud
heeft. Krachtens de Testigingswet vallen al de bedi’ijfs-
takken op liet gebied van detailhandel, ambacht of kleine
nijverheid er onder. 1-let. Besluit lieeft een veel ruimei’en
inhoud. Onder een tak van kleinbedi’ijf verstaat dit Besluit:
a. iederen tak van detailhandel, ambacht of kleine
nijverheid met ‘uitzondering van degeben, waarop de
Vestigingswet van kracht is verklaard;
h. het hotel-, het logement- of herberg-, het café-,
het restaurant-, het pension- en het kamerverhuurbedrijf
in den zin van de hotel-, Café-, Restaurant- en Pension-
beschikking No. 2 (Eerste Uitvoeringsbeschikking van
27 Januari 1941);
c. liet reisbui’eauhedrijf.
1-let Besluit is niet vtn toepassing op:
den straat- en markthandel;
het veilen van goederen;
een industrieel bedrijf in den zin van liet Bedrijfs-
vergunningenbesluit 1941.
De belangrijkste consequentie volgt uit het feit, dat
het Besluit niet geldt voor die takken van bedrijf, die
onder dé Vestigingswet vallen. hieruit is in de eerste plaats
op te maken, dat nieuwe vestigingen in bedrijfstakken,
waarvoor vestigingseischen zijn vastgesteld, Piet verboden
zijn. l)eze nieuwe vestigingen kunnen dus gewoon voort-
gang vinden, zoolang ten genoege van de Kamers van Koophandel en Fabrieken wordt aangetoond, dat men
voldoet aan de minimum-bepalingen voor handelskennis,
vakbekwaamheid en credietwaardigheid.
Bovendien moet uit de formuleering van punt a. worden
opgemaakt, dat het geenszins in de bedoeling ligt een
geleidelijke vermeerdering van liet aantal bedrijfs-
groepen, dat onder de Vestigingsivet valt, te verhinderen.
–
21 Januari 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
39
Nog steeds kunnen dus afzonderlijke bedrijfstakken onder
de werking van het Besluit weggehaald en onder de
Vestigingswet gebracht worden. Voor het betreffende
bedrijf is dit dan eer een verscherping dan een vérawakking
der bepalingen, omdat immers bij de Vestigingswet niet
alleen nieuwe vestigingen aan een vergunning onder-
worpen zijn, doch alle mutaties in ondernemer en in dèn
rechtsvorm der onderneming.
Uit deze twee punten kan dus worden geconcludeerd,
dat het Besluit Algemeen Testigirgsverbod Kleinbedrijf
1941 een overgangskarakter heeft, en dat op den duur
een meer omvattende regeling in den zin van de Ves-
tigings’wet Kleinbedrijf 1937 verwacht mag worden.
Bedrijnen met of zonder inrichting.
.
Flierhij aansluitend bestaat er een tweede principieel verschil. De Vestigingswet geldt steeds bij het vestigen
van een inrichting, bestemd of mede bestemd tot de
uitoefenfng van het betreffende bedrijf. Het aanwezig zijn van een inrichting is, nadat de Vestigingswet van
kracht is verklaard op den bedrijfstak, voorwaarde voor
het in werking komen der Wet. Bij het Besluit heeft
men een geheel andere richtlijn aangenomen. Verboden
wordt iriirners het zonder vergunning vestigen, zoowel
van een inrichting als van een onderneming, welke anders
dan in een inrichting wordt uitgeoefend, voor zoover
deze inrichting of onderneming bestemd of mede bestemd
is voor de uitoefening van een tak van bedrijf. .Flierdoor
wordt dus de vestiging van een zaak, al dan niet in een
inrichting uitgeoefend, verboden: De werkingssfeer van
het Besluit is dus belangrijk uitgebreider dan die der Wet.
Vestigen.
–
Wat verstaat het Besluit nu ondei ,,vestigen”?
Voornamelijk de zuiver nieuwe vestiging, omdat het
doel van hét Besluit vooral is gelegen in e
,
en beper-
king van het aantal nieuwe bedrijven. 1-let vestigen omvat
zoowel een nieuwe vestiging van. een zelfstandige zaak als
het openen van een filiaal. Voorts valt onder den term
vestigen het uitbreiden van een hepaaldei bedrijfstak
met een anderen tak van bedrijf, welke tevoren dus nog
niet werd uitgeoefend. Met deze lezing van het tweede lid
van artikel 3 kan de branchevervaging, welke soms absurde
vormen aangenomen heeft, tot staan worden gebracht.
Een ieder, die nu een waar gaat verkoopen, die normaliter
niet in zijn branche thuishoort, vestigt daarmee een
nieuw bedrijf en is strafbaar, indien hij niet van te voren
voor een vergunning voor die nieuwe vestiging heeft
gezorgd. 1-let ligt wel voor de hand, dat men, gelijk in
den spertijd, de vergunningen voor zuiver nieuwe vesti-gingen slechts spaarzaam zal verleenen.
Onder de heerschende oorlogsomstandigheden is de
bepaling van het derde lid der artikelen 3 en 5 zeer goed
te begrijpen. Onder vestiging, zoo staat daar, wordt niet
verstaan: het opnieuw tên aanzien van het publiek doen
aanvangen door denzelfden ondernemer of door dezelfdë
ondernemers – en in dezelfde inrichting, respectievelijk
onderneming — van de uitoefening van den betreffenden
tak van bedrijf, nadat deze uitoefening minder dah een
jaar onderbroken is geweest. Ook voor seizoenbedrijven
is deze regeling van veel belang.
Wel]icht zou het in het belang van het gezonde be-
drijfsleven zijn geweest, indien op dezen regel een uit-
zondering zou zijn gemaakt voor hen, die door faillisse-
ment hun bedrijf hebben moeten staken en die daarna
weer willen beginnen. FIet is steeds als-een zwak punt
van de Vestigingswet aangemerkt, dat de nieuwe vest.iging
van den gefailleerde na afloop van het faillissement als
een voortzetting van het oude bedrijf is beschouwd.
Deze controverse had in dit Besluit tot een oplossing
gebracht kunnen worden.
Met een nieuwe vestiging kan ookworden gelijk gesteld
de verplaatsing naar een andere gémeente. Voor een in-
richting eischt het Besluit ineen dergelijk geval een ver-
gunning. Voor het verplaatsen van een onderneming
zowel binnen en gemeente als naar een and.ere ge-
meente, worden geen
regelen
gesteld.
Teneinde deze beschouwing over de voornaamste ver-
schillen tusschen de Vestigingswet en het Besluit Vesti-
gingsverbod af te ronden, worde even gememoreerd,
dat in de onderstaande gevallen volgens de Wet wel,
maar volgens het Besluit geen vergunning wordt gevraagd:
het overnemen en voortzetten van een bestaand
bedrijf;
–
het aanstellen of wisselen van beheerders;
het in- en uittreden van vennooten;
het wijzigen 1Jan den rechtsvorm der onderneming;
(gedurende den spertijd) het verplaatsen binnen
‘de gemeente.
–
De ean het Besluit te çe,’çeachten ,’esu2taten.
1-let ‘Besluit Vestigingsverbod zou verder tot doel
kunnen hebben een verlaging der distributiekosten in
het algemeen. In werkelijkheid is het echter meer waar-
schijnlijk te achten, dat de meeste gevestigde onder-
nemers nu eindelijk eens de gelegenheid zullen krijgen
om het economisch resultaat van hun zaak boven het
nulpunt te brengen.
Ook op andere wijze zal het middenstandsbedrijfsleven
zelf er in de eerste plaats profijt van trekken. De rant-
soeneering .van het groote aantal goederen heeft voor den
ondernemer tot gevolg gehad, dat in iedere zaak een
ongebruikte capaciteit is ontstaan. De verkoopgelegenheid,
die vrij komt door de vestiging van nieuwe bedrijven te
beletten, terwijl de afsterving van zaken gewoon doorgaat,
kan nu aangegrepen woiden om de onderbezetting aan te
vullen. Zoodoende kunnen de ongedekte kosten weer op-
gebracht worden.
Men heeft wel eens naar voren gebracht, dat het groote
aantal bedrijven in groot- en kleinhandel op de een of,
andere manier zou moeten worden beperkt, wardoor
de omzetten der overblijvende ondernemers verhoogd, en de buitengewoon hooge brutowinstmarges verlaagd
zouden kunnen worden. De besparing, die zoodoende
werd verkregen, zou den voortbrengers of den verbruikers
ten goede kunnen komen.
In aanmerking nemende, dat:
het economisch resultaat der kleinbedrijven reeds
zoo miniem is, dat vele ondernemers genoegen nioeteri
nemen met een zeer onvoldoende beloning voor de
werkzaamheden van hen zelf en van hun gezinsleden
medewerkers, en
door de vele gerantsoeneerde en dus schaarsch
goederen er een belangrijke vrijgekomen capaciteit is,
die een deel der bedrijfskosten ongedekt laat, is het
onwaarschijnlijk, dat de hierboven weergegeven ge-
volgen +an een beperking zich in de practijk zullen
voordoen. Veeleer is het te verwachten, dat de econo-
mische voordeelen van het Besluit Vestigingsverbod
door het kleinbedrijf aangegrepen zullen worden om den
verloren omzet te compenseeren en de lippen boven
water te houden.
Het Besluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf
1941 zal, indien het gedurende een langere periode
als tijdelijke of overgangsmaatregel toegepast wordt,
voor het middenstandsbedrijfsleven ontegenzeggelijk een
verbetering kunnen brengen, maar dan zal na afloop
ervan de vestiging voorwaardelijk of onvoorwaardelijk
weer vrij gegevén dienen te worden. Zooals vanzelf spreekt
is een toelating tot het innemen van een zelfstandige
positie in het bedrijf, bij .het voldoen aan bepaalde maat-
staven, de meest bevredigende oplossing voor het klein-
bedrijf, gezien de toestanden, die daar in de laatste de-
cenniè gegroeid zijn. Een meer algemeene toepassing
van de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 of wellicht hen
vestigingsregeling voor alle bedrijfstakken, welke nog niet
onder die wet vallen, zou dan
,
de gewenschte
opl.insin
kunnen geven.
L. S. SCHUYLEMAN.
40
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Januari 1942
EEN INTERNATIONAAL PETROLEUM-
CONFLICT TEN DELE OPGELOST.
In de jaren 1940 en 1941 is er meer dan eens sprake
van geweest, dat dé ernstige moeihjkheden, welke in 1938
gerezen zijn tussen Mexico enerzijds en Amerika, Enge-
land en Nederland anderzijds, uit de wereld geholpen
zouden worden.
rfoch
heeft liet tot November 1940 moeten
duren, voordat liet zôver jou komen, dat er een soort
van overeenstemming kon worden bereikt tussen de re-
geringen van Mexico en van de Verenigde Staten, doch
zij kon niet worden verwezenlijkt, 6mdat de Amerikaanse
petroleummatschappijen. haar hardnekkig gehandhaafde
bezwaren niet wensten op te geven. Thans is liet echter
blijkbaar wél tot een overeenkomst gekomen. 1-let loont
de moeite, na te gaan, wat aan de totstandkoming van het
nieuwe accoord is voorafgegaan.
Het jaar
1940.
Begin Januari 1940 hadden de Amerikaanse maat-
schappijen een in vijf punten samengevat voorstel ge-
daan, dat, naar het oordeel van.clen Mexicaansen minister
van Financiën, Suarez, haar niet alleen een bevoorrechte
positie
•
zbu
verlenen ten aanzien van de betrekkingen
met de arbeiders en voor de betaling van de belastingen,
doch dat er feitelijk tevens toe zou leiden, dat Mexico
een kolonie van de Verenigde Staten zou worden. De
Mexicaanse regering kon er dan ook niet aan denken,.
het voorstel zelfs ook maar in overweging te neniec
1).
Kort hierop volgde de mededeling, dat, volgens de
uitspraak van het gerechtshof van het eerste district,
buitenlandse petroleum maatschappij en, welker hezittingèn
onteigend waren, geen steun meer aan de wet konden
ontlenen. Als reden voor deze uitspraak werd vermeld,
de weigering der maatschappijen om deskundigen te be-
noemen, die moesten medew’erken aan het officieel vast-
tellen van de waarde der door de Staat overgenomen
bezittingen. President Cardénas zou nu – volgens dit-
zelfde bericht -. accountants benoemen, die het bedrag
der schadeloosstelling zouden dienen vast te stellen.
Weer waren derhalve de onderhandelingen vastgelopen
door de weinig toeschietelijke houding der maatschappijen,
welke een jaar eerder een compromis-voorstel, dat gedaan was door de Amerikaanse legering, al evenmin acceptabel
‘hadden geacht. Natuurlijk konden de maatschappijen
tot de evenvermelde mededeling van de zijde van de
meest officiële instanties dei Mexicaanse regering moeilijk
het zwijgen doen en het behoeft derhalve allerminst te
verwonderen, dat Donald Richberg, cle gevolmachtigde
der maatschappijen bij de onderhandelingen in Mexico,
het ogenblik gekomen achtte, om de wereld kond te doen,
dat deze onderhandelingen tot mislukking waren gedoemd,
toen prèsident Cardénas aan de eisen van de Mexicaanse arbeidersleiders, meende te moeten toegeven. Richhe.i’g
verklaarde verder, dat een oplossing van het onteige
ningsvraagstuk onmogelijk was, zolang Mexico verklaarde,
niet in staat en niet bereid te’ zijn, om volledige en ge-
waarborgde schadeloosstellingen te verlenen, tenzij het
bewogen kon worden zich vrijwillig te onderwerpen aan
alle onpartijdige uitspraken. Verder zinspeelde hij er in
dit verband op, dat er in de zomer van 1939 een ,,gentle-
mans-areement” was bereikt, waarbij werd bepaald, dat de maatschappijen onder, contrôle van de IvEexicaanse
regering gedurende een groot aantal jaren.met het beheer
van de
petroleum-industrie
zouden w’orden belast, en dat
na afloop
van
de overeenkomst de bezittingen weer ter
beschikking van de regering zouden worden gesteld.
Volgens zijn mening bleef ei’ nu nog slechts de mogelijk-
heid over van éen oplossing door internationale arbitrage.
Nieuw was dit denkbeeld allerminst, maar toch achtte
president Cardénas zich verplicht, in een opzienbai’ende –
rede nadrukkelijk te stipuleren, dat Mexico de Monroeleer
‘)
Hierbij zij opgemerkt, dat deze minister thans op zij is gezet.
en de daarin vervatte mogelijkheden tot interventie in
zaken, welke Latijns-Amerika betreffen, nooit heeft erkend
en dat liet niet zou aarzelen, de hulp in te rôepen van
andere Lat ij ns-Amerikaanse landen, volgens het principe
van flet non-interventie-verdrag in de overeenkomst van
Buenos-Aires, voor het geval-Noord-Amerika internationale
arbitrage zou willen inroepen.
Schadeloosstellin gen aan afzonderlijke maatschappijen.
Een maand later lekte uit, dat Mexicaanse instanties
zich met eigenaren van onteigende maatschappijen in de
Verenigde Staten in verbinding hadden gesteld,’ om te
trachten tot afzonderlijke regelingen te komen, hetgeen
Mexico tt dat ogenblik een ongewenste procedure
had geacht. Met name zou dit contact zijn gezocht met
de ,,Sinclair-groep”(Penn Mex Fuel Cy. en andere dochter-
mijen). In September 1940 werd bekend, welke schade-
loosstelli ogen voor de afzonderlijke maatschappij en waren
vastgesteld, t.w.:
Koninklijke
Shell
…………….
143.45 mill. pesos
Standard
Oil
of California ………..
4.26
Consolidated Oïl Cy.
(Sinclair)
……
0.49
Cities
Service
Cy.
…………….
1.78
Sahino Gorde Petroleum Mij .
……
1.08
Standard Oil of New Jersey (Huasteca)
25.57
Continental
Gil
C3 ………………
1.42
De hierbovengenoemde bedragen zijn op 3 September
1940 uit Mexico-City en later nog eens op 16 September
1940 uit ‘New-York overgeseind. Dit verklaart wellicht,
dat de tabel geen gegevens bevat betreffende schadeloos-
stellingen voor andere Amerikaanse en de overige buiten-
landse maatschappijen. Voor de overige dochtermaatschappijen dnr .,,Sinclair”
waren reeds eerder schadeloosstellingen door 6 Mexi-
caanse regering vastgesteld. De waarde van het grond-
bezit was in bovenstaande bedragen echter niet verdis-
conteerd, doch de scliadeloostellindaarvoor zou op
22.52 millioeh pesos worden bepaald, naar uit een mede-
deling van president Cardénas kon worden afgeleid. De
president maakte’ hierbij klaarblijkelijk het bekende
scherpe onderscheid tussen door de maatschappijen aan-
gebrachte qndergronde boorinstallaties en de in de bodem
aanwezige petroleum, welke, naar Mexicaans recht als
eigendom van de Staat behoort te worden beschouwd,
waarbij echter moge worden aangetekend, dat dit nieuwe
recht eerst later tot stand kwam en daarom niet in over-eenstemming is met de indertijd overeengekomen con-
cessie-voorwaarden, doch al evenmin met na de afkondi-
ging der grondwet gedane toezeggingen en met de Dwight-Morrowovereenkomst.
De maatschappijen blijven echter weigeren, dit standpunt
als juist te erkennen. 1-liermede is metéén de kern van het
conflict blootgelegd. Wat nu de beslissingen van presi-
dent Cardénas inzake de waarde van het grondbezit,
waarvoor een schadeloosstelling van 22.52′ millioen pesos
bepaald zou worden, hetref t, da,ai’over sprak de ,,Standard
Oil Cy. of New Jerseyl’, als haar oordeel uit, dat liet
genoemde bedrag slechts als een fractie kon worden
beschouwd van de som, welke men in 1938 als eventuele schadeloosstelling had gemeend te mogen eisen en welke
men toentertijd op ongeveer $ 500 millioen had. gecal-
culeerd. ‘ De petroleurninaatschappijen zouden – aldus
verder de Standard Oil” – pertinent weigeren, oin beta-
lingen te accepteren, welke niet niet de geschatte waarde
der olieterreïneh zoôden overeenkomen. De President
van Ivlexico noemde als totaalbedrag voor de phadeloos-
stellingen de som van 200.57 millioen pesos.
Enige tijd hierna werd bekend, dat yerschillende bnt-
eigende petroleummaatschappijen in Mexico appèl had-
den aangetekend tegen liet einde Augustus door het
1-loogste Gerechtshof van
Mexico
gevelde vonnis inzake
21 Januari 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
41
de waardebepaling der ontegende bezittingen,, coch dit
waren alle Amerikaanse maatschappijen. De ,,Koninklijke
Shell” zou onderhandelingen met de Mexicaanse regering
hebben aangeknoopt,,in verb and, waarmede zelfs över het
hervatten van de diplomatieke betrekkingen tusseii
Mexico en Engeland gesproken werd.’
1! ét ,,accoord” Qan i’Vonèrnber
1940.
Op 6 November 1940 dook het bericht op, dat de voor-
naamste twistpunten tussen de.Verenigde Staten en Mexico
thans geregeld zouden zijn. Reeds in de komende w’eken
zou een nieuw accoord worden ondertekend. De Mexi-
caanse-regering zou ten aanzien van de schadeloosstelling
voor de indertijd onteigende Amerikaanse en Engelse
olieterreinen grotere tegemoetkoming betorjen. Zij zou
voorts aan de regering der Verenigde Staten voor het conti-
nentale verdedigingsplan bepaalde militaire voorrechten
verlenen, hetgeen. Mexico tot dusverre steeds van de
handhad gewezen. Het betrof hier het recht, om met,
Noord-Amerikaanse vliegtuigen over Mexicaans gebied
te vliegen, alsmede om Mexicaanse vliegvelden en tank-
installaties te gebruiken. De regering der,Verenigde Staten
zou als tegenprestatie het verbod voor credietverlening
aan Mexico opheffen en bovendien geieraa1 Camacho
als wettig president van Mexico erkennen.
Het jaar
1941.
Wij zijn thans meer dan een.jaar verder, enhebben
opnieuw kennis kunnen nemen van de inhoud van een
accoord, tussen de regeringen van 1lexico en van ‘de Ver-
enigde Staten. Zal aan dit âccooi’d een gelukkiger lot be-
schoren ‘worden dan aan dat vafi 6November 1940?
Alvoreiis het wat nader te beschouwen, zouden wij nog
gaarne enige aandacht willen schenken aan hetgeen in
de ]oop van het jaar 1941 in verband met de onderhavige
petroleumkwestïe ter algemene kennis is gekomen. Aller-
eerst trof ons dan een bericht uit’Engeland alwaar uit
de gewijzigde omstandigheden na de presidentswisseling
de hoop werd geput op de spoedige totstandkoming ener
bevredigende regeling van -de onteigeningsmoeilij kheden.
De Mexicaanse. autoriteiten hadden tengevolge van de
oorlog met ernstige moeilijkheden ‘te kampen, .wat de
afzet van haar producten betrof, zodat zij er zeker voor te vinden zouden, zijr, om een meer tegemoetkomende houding aan te nemen. Maar precies zes maanden later
konden wij vernemen, dat de regeringen van Mexico en
Engeland nog altijd niet tot overcenstemming waren
gekomen in het petroleumconflict,’ zodat ook de’ diplo-
matieke betrekkingen nog niet waren hervat.
Toch was de nieuwe president.van Mexico niet werkeloos
gebleven.
01)
15 Februari 1941 diende hij nl. twee wets-
ontwerpen hij het Congres in. Een daarvan betrof de
uitvoeriIgsbepalingen op de aardoli.wet. Het doel was
nu, de deelneming van particulier kapitaal in de olie-
industrie gemakkelijker te maken en- ook, buitenlands
kapitaal aan te trekken voor deelneming in de zgn. ge-mengde maatschappijen, d.w.z. maatschappijen, waarin de Staat over de meerderheid van het kapitaal beschikt.
De Mexicaanse minister van Binhenlandse Zaken vei-
klaarde in’ verband met deze ontwerpen in een persconfe-
rentie, dat de wet slechts zou gelden voor nieuwe
concessies, doch niet van toepassing zou zijn op de ont-,
eigende olievelden. In het bestek van dit ‘artikel willen
wij met deze ‘enkele aanduidingen volstaan.
Van hun kant openden de Verenigde Staten opoieuw
besprekingen met Mexico, om te komen tot een gezamen-
lijke defensie op grondslag van de vçrklaringen van de
Pan-Amerikaanse Conferenties te Lima (1938) en Havanna
(Juli 1940) inzake een gemeenschappelijke verdediging
van het Wïestelijk 1-lalfrond.
Op 13 Juni 1941 vernam het ,,D.N.B.” uit Mexico-City,
dat bij ‘de lopende onderhandelingen tusen de Terenigde
Staten en Mexico over de oplossing van tussen deze landen
bestaande – geschillen, ook -het probleem der buiten-
landse schuldenwerd behandeld: Deze bedragen $633 mil-
lioen. 1-let plan was
01)
dat ogenblik, een nieuwe lening
uit te geven, welke ook zou moeten dienen voor de uit-
betaling van de schadeloosstelling voor de onteigende
activa der’ buitenlandse petroleummaatschappijen in
Mexico. De onderhandelingen ‘aren reeds enige maandQ
n
gaande, doch hadden een zeer slepend beloop. Zo naderde
langzamerhand de openingszitting van het Mexicaanse
Congres (2 September 1941) en van deze gelegenheid
maakte de nieuwe president gebruik, ,om met nadruk
uit te laten komen,, dat de Pan-Amerikaanse landen door
banden
–
van solidariteit verbonden waren en dat, er met
de Ver. Staten de meest vriendschappelijke betrekkingen
bestonden. De onderhandelingen over de tussen de twee
landen bestaande kwesties, welke vaak tot verschil van
mening aanleiding hadden gegeven, zouden weldra –
zo voegde de president aan zijn beschouwingen toe -.
met een overeenkomst,eindigen. Een dag later seïnde men
uit New-York, dat de Amerikaanse regering binnenkort
een lening van $ 50 tot $ 100 millioen aan Mexico zou
verstrekken, op voorwaarde, dat Mexico in economisch
en militair opzicht met de Verenigde Staten zou samen-werken voor de verdediging van het Westelijk Halfrond: Bovendien zou Mexico de Amerikaanse ondernemingen,
welker Mexicaans petroleumbezit in 1938 in beslag, werd ge-nomen, in contanten moeten schadeloos stellen. 1-let accoord
zou allen betrekking hebben op Amerikaanse petroleum-
maatschappijen. Verder zou een ‘deel der lening moeten
dienen voor’ stabilisatie van de valuta.
Al’spoedig kwamen de commentaren los. Zo werd van
Mexicaanse zijde aangevoerd, dat de Verenigde Staten
veel beter de douanerechten konden verlager, welke
in het afgelopen jaar niet minder dan $ 12.8 millioen
dollar hadden hedragen Qok de Amerikaanse petroleum-
maatschappijen zouden de leningsvoorstellen afkeuren,
welke zouden zijn ingegeven dooi politieke overwegingen.
Terzelfder tijd werd echter bekend, dat leidende figuren
uit de Amerikaanse aardolie-industrie besprekingen had-
den gevoerd met Amerikaanse regeringsautoriteiten over
de exploitatie van de Mexicaanse olievelden. Men ver-
w’achtte een verstei’kte deelnediing van kapitaal uit de
Verenigde Staten in de Mexicaanse olie-industrie, w’aar-
van reeds circa 50 pCt. bij vroegere gelegenheden in’
Amerikaans bezit was ‘gekomen, dan wel door Amen-
kaanseinvesteningen was tot stand gebracht. J. F. Rippy-
noemt zelfs een percentage van 58. ,,Americans at this
time6wned 78 per ce’nt of the mines, 72 per cent of the
smelters and 58 per, cent of the oil, besides, etc.” (,,The
United States and Mexico”, New-York 1931). –
In ,,We Fight for-Oil” geeft Ludweli Denny de navol-
gende productiecijfers over 1927 in Mexico.
Totale productie (in 1000 vaten) 64.200, waarvan:
Dutch-Shell
…………………………….
22.000
Standard Oil of New, Jersey
………………
8.500
Standard Oil (md.)
………………………
23.000
Gulf Oil Cy.
……………………………
7.000
Texas .Corporation
……………………..
1.000
Totaal 61.500
De rest valt dan toe aan verschillende minder belang-
rijke maatschappijen. De verhouding is hier dus:
Dutch-Shell
Amerik. mijen
35,8 pCt.
–
– 64.2pCt.
Uit het bericht inzake een versterkte deelneming van
kapitaal viel af te leiden, dat de onteigeningsbesluiten
van het jaar 1938 blijkbaar geen sta-in-dé-weg vormden
voor nieuwe financiële transacties.
Het nieurre accoord.
Hiermede is een stukje voorgeschiedenis behandeld,
dat een goede achtergrond vormt voor een juiste beoor-
42
ECONOMISCH-STAT[STISCHE BERICHTEN
21 Januari 1942′
deling van de tot st’and gekorden regeling welke blijkbaar
aan de Amerikaanse pëtroleummaatschappijen zal worden
opgelegd, omdat het nationale belang dat, naar het oordeel
der Amerikaanse regeringsautoriteiten, nu eenmaal met
zich meebrengt. Hoe ziet deze regeling er nuprecies uit?
Mogen wij afgaan op een bericht uit New-York van 4.
October 1941, dan zou de overeenkomst de volgende
punten omvatten:
Vooriiitbetaling van $ 9 millioen op de aan de aard-
oliemaatschappijen toegestane schadeloosstelling.
Voor de overneming van de Mexicaanse bezittingen
der ,,Standard 011 Cy.” zal als schadeloosstelling een be-
drag van $ 17 millioen worden betaald.
Een programma voor de aankoop van Mexicaans
zilver, welk programma over enige jaren loopt.
Stabilisatie van de Mexicaanse peso
o.p
basis van
ca: 4,85 pesos per dollar.
é. Liquidatie van de Noord-Amerikaanse vorderingen
op Mexico, ontstaan dooi’ de onteigening van landerijen.
f. Verlening van een crediet van $ 30 millioen aan de
Mexicaanse regering voor de aanleg van wegen en steun-
punten.
Aan deze, blijkbaar van officiële zijde afkomstige, mede-
deling was een bericht voorafgegaan, dat Amerikaanse
belangen de wolfram-, kwikzilver- en nikkelertsafzettingen
in Mexico voor de tijd van 20 jaar in exploitatie zouden
willen nemen. De transactie werd, zo werd op 16 Septem-
ber 1941 verder geseind, aantrekkelijk gemaakt door
de garantie, dat een ,,niet genoemde” Amerikaanse
maatschappij gedurende de eerste vijf jaren ,ten-
minste $ 2,5 millioen in deze bedrijven zou investeren
en zich verder bereid had vrklaard, 85 pCt. van de be-
nodigde werkkrachten uit Mexico zelf te betrekken. Het
concern had tenslotte de toezegging gedaan, 7,5 pCt.
van de opbrengst der ertsverkopen- af te staan, of 15 pCt.
van het geproduceerde erts aan de Mexicaanse regering
af te leveren. In Mexicaanse mijnbouwkringen blijkt men
bovendien van oordeel te zijn, dat financiële groepen in
de Verenigde Staten er grote waarde aan hechten, in de
naaste toekomst, in belangrijk grotere omvang dan tot
nu toe, deel te nemen in de Mexicaanse mijnbouw-
industrie.
Op haar beurt liet de Mexicaanse legering nu door-
schemeren, bereid te zijn tot betaling van $ 40 millioen
voor de dekking der vorderingen van Amerikaanse burgers.
Dit bedrag had vooral betrekking op de onteigehing van
gronden en op tal van reeds jaren lopende vorderingen.
De betaling zou over 15 jaren worden verdeeld. De eisen
uit hoofdeder onteigening van de petroleummaatschappijen
zouden hij afzonderlijke oereenkoinst kunnen worden
afgevikkeld. .
Onmiddellijk hierna werd wereldkundig, dat aan
Mexio een crediet van $ 100 millioen zou worden ver-
ieeid, waarvan een deel zou worden besteed voor de aan-
leg van het i!exicaanse deél dci’ . grote Pan-Amerika-
route, welke van de Verenigde Staten naar Uruguay
leidt. Verder zou het in de bdoeling liggen $ 30 millioen
de basis te doen vormen voor een fonds ter stabilisatie
van de peso: waarvoor een lening zou worden verstrekt.
Fliermede zijn de voornaamste bijzonderheden van het
nieuwe accoord weergegeven, dat in de kringen der petro-
leummaatschappijen nochtans weinig instemming heeft
gevonden. De directie van de ,,Standard Oil Cy.” heeft
nI. op 10 Oct. 1941 een verklaring doen publiceren,
waarin werd vastgesteld, dat dé oliemaatschappijen in
de Verenigde Staten niet in staat zijn, de door de Mexi-
caanse regering getroffen regeling in verband met de in-
beslagneming der oliebronnen van deze maatschappijen,
welkee, indertijd plaats vond, goed te keuren. Indien deze
maatschappijen zouden af zien van haar bezit, in Mexico,
dan zou dit neerkomen op het prijsgeven van de principes
van het volkenrecht, waardoor in andere staten geïnvesteerd
‘k
–
apitaal tegen willekeurig beslag wordt beschermd.
Nader werd nog gemeld, dat de ,,Standard Oil Cy. of
New Jersey’ het aanbod van Mexico tot het betalen van
$17 millioen schadeloosstelling afwees, omdat dë Mexi-
caanse regering slechts rekening hield met , het boven-
grondse bezit,”en niet met de oliebronnen. Wij tekenen
hierbij aan, dat dit bericht aan duidelijkheid te wensen
overlaat. Bedoelt men met het’ woord oliebronnen”
de boorputten met daarin aangebrachte outillage of ook
de zich, in de bodem bevindende etroleum? Wordt ook
de petroleum’ hieronder begrepen, dan staan vij weer voor
de bekende kwestie: naar Mexicaans recht behoort deze
aan de Staat’.
Hoe dit zij, succes had dit optreden toch blijkbaar niet;
immers 23 Octobej’ werd bekend, dat de ,,Reconstruction
Finance Corporation” erin had toegestemd Mexico een
lening van $ 30 millioen te verstrekken, welke lening
ten doel heeft, de Mexicanen te helpen hij de ontwikkeling
van de nationale hcofdwegen. Terzelfder tijd weid wereld-
kundig, dat een handelsverdrag was afgesloten met be-
trekking tot een goederenruil van een wederzi,jdse’waarde
van $ 18 millioen. Volgens dit verdrag zal Mexico voor
$ 18 millioert méér aan petroleumproducten naar de
Verenigde Staten exporteren, in ruil wa•rvoor Mexico
van de Verenigde Staten speciale machine-installaties
zal ontvangen, welke leveringeii verband houden met de
verdere industrialisatie-plannen in Mexico.
Konden de petroleummaatschappijen duS hét afsluiten
van handelsverdragen niet tegenhouden, zij slaagden er
toch wel in, nieuwe onderhandelingen over de schade-
vergoeding inzake de oliekwesties te doen openen, waarbij
de regeringen van Amerika dn Mexico in eerste aanleg
beide een concessie hebben gedaan. De Verénigde Staten
zouden ni. verdere credietën hebben toegezegd voor de
stabilisering van de peso, terwijl de aankopen van• zilver
worden gegarandeerd. Harerzijds zal de Mexicaanse regering
verschillende personen van het Cardénas-i’egiem uit hun
ambt ontheffen, zoals den ambassadeur Francisco Majera,
den minister van Fin’ancitn Suarez, die geen persona
grata was. in de petroleumwereld, en den minister van
Arbeid, Tellez.
Daarmede is de weg als het ware geëffend en wij iiiogen
gerust aannemen, dat thans wel alle zeilen zullen wor-
den bijgezet, om tot overeenstemming te komen.
Enerzijds is de positie der petroleummaatschappijen ver-
zwakt, omdat enkele kleinere maatschappijen genoegen
hebben genomen met de aan haar toegekende bedragen,
welke inmiddels zelfs reeds zijn geïncasseerd, terwijl men
verder geneigd blijkt te zijn, nieuwe petroleumconcessies
te accepteren op de door Mexico gestelde voorwaarden.
Anderzijds heeft de Amerikaanse regering .veel meer
belang bij de zaak gekregen. In de eerste plaats moet
zij rekening houden met een geleidelijke uitputting der
eigen vloeibare bodemschatten. Verder gold vrij zeker
als overweging, dat Mexico in contact stond met Duits-
land en met Italië, zodat, toen dit contact verbroken
werd tengevolge van de oorlog, de handelsrelaties met Ja-
pan werden versterkt. Voor de Verenigde Staten was het
zeer veel waard, dat ook deze relaties verbroken werden en
dat verklaart o.i., waârom zij Mexico in zo sterke mate
zijn tegemoet gek6men. Inmiddels is bekend geworden,
dat er door Mexico in het geheel geen petroleum meer
geleverd zal worden aan geheel Frans-Noord-Afrika, aan
Spanje, aan de Spaanse bezittingen, en aan de zône van
Tanger. De totstandgekomen overeenstemming met
Mexico heeft wel ‘een zeer bijzondere draagwijdte
2).
F. S. NOORDIIOFF.
‘) De economisebe en diplomatieke aspecten van cle herhaaldè-
lijk genoemde onteigeningsbesluiten worden helder belicht in cle
in 1938 verschenen publicatie van John Serocold, ,,OIL IN
MEXICO”.
Interessante bijzonderheden omtrent de persoon en de politieke
doelstellingen van president Cardénas troffen we aan in een ar-tikel van
W.
G. Fitz-Gerald in ,,ThcNineteenth Century”, Londen
ruil 1938 (De Kern).
2ï Jarivari 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
43
ZM
HÉT. JAPANSCHE BUDGET
.
1-let onlangs tekend gem.akte, aanvullende, begrootings-
ontwerp voor buitengewonemilitaire uitgaven, ten bedrage
van
3.8
milliarcLjren2),
vestigt nog eens de aandacht op de
enorme inspanning, die Japan zich getroost en op de moei-
lijkheden, die te overwinnen zijn ter verwezenlijking van
zijn politiek van economische en staatkundige expansie.
.Infeite is reeds kort na het uitbreken van het Japansch-
Chineesche conflict in Juli 1937 het geheele economische
leven van Japan op oorlogsieest geschoeid en sindsdien
heeft de. staatscontrôle kich regelmatig verder geïntensi-
veerd, zoodat zij thans practisch alle gebieden van het
economisch leven des lands bestrijkt. Naast de militaire
mobilisatie is men gaan spreken van een ,,economische
mobilisatie”, en ter uitvoering daarvan zijn aan de Re-
geering verreikende volmachten verleend.
Een straffe leiding was ook een eerste vereischte, ten-
einde deze actieve politiek van continentale expansie uit
te voeren. De overheerschende idee, dat ieder zijn privé-
wenschen en verlangens moet opgeven ter wille van het
naticnale belang, heeft tot velerlei beperkingen gevoerd,
teneinde op die wijze productieve krachten voor de mili-
taire belangen vrij te maken. De productie en de verkoop van
luxe goederen zijn totaal verboden, tenzij de productievoor
den uitvoer geschiedt. De beperking van de consumptie-
goedernindustrie en van den niet-noodzakelijken, deviezen-
kostenden, invoer heeft zelfs een zekere goederenschaarschte
doen ontstaan, zoodat van een aantal artikelen reeds
iantsoeneering plaats vindt (rijst, suiker, rubberzolen, be-
paklde katoenen stoffen, tarwe, tarwemeel e.a.). De rijst-
bouw is onder staatscontrôle gebracht en een tienjaren-
plan voor de ontwikkeling van den landbouw is ontworpen. Zelfs in Japan, waar de levenswijze toch al eenvoudig was,
is men langzamerhand gaan spreken van een ,,Spartaansche
verenvoudiging van den levensstijl”, teneinde aan te
duiden hoeveelyan de krachten van het land wordt gevergd.
De volgende cijfers
3)
mog(Ldeze krachtsinspanning
eenigeimate illustreeren. De staatsuitgaven zijn van 2.3
milliard yen in 1936/37 gestegen tot 16.7 milliard .yen
in 1940/41.
De inoesteeringen in de industrie.
De ontwikkeling der industrie, – die vooral uit militaire
ove’wegingen wordt uitgebreid, waarbij de nadruk uit den
aard der zaak vooral op de zware industrie valt, eischt
eveneens groote bedragen. Bedroegen in 1936 de investee-
ringen in de industrie 0,6 milliard yen, in 1938 was dit
‘)
Dit artikel werd geschreven in November
1941.
‘) 1 yen =
44
Cent.
Ontleend aan: ,,The Oriental Economist” en ,,Far Eastern
Survey”.
bedrag gestegen tot 2 milliard yen, en in 1940 tot 3,4
milliard yen. In totaal werd in de periode van 80 Juli
1937 tot 30 Juli 1940 voor6,7 milliard yen in de industrie
geïnvesteerd, d.w.z. 65 pCt. van de tota]e investeeringen
in de gezamenlijke bedrijfstakken van het land.
Een ernstige moeilijkheid bij de industrialisatie wordt
‘gevormd door het feit, dat Japan, zoowel wat de vodrzie-
ning met grondstoffen als den afzet van gereed product
– betreft, in een van het buitenland zeer afhankelijke positie
verkeert. Japan moet invoeren om te kuinen produceeren
– en de industrieproducten moeten voor een aanzienlijk deel
weer UitgevQerd worden om van de opbrengst opnieuw te • kunnen invoeren en te kunnen leven.
Vandaar dat de voorziening met grondstoffen en het
zich verzekeren – van de afzetmarkten een levensquaestie voor Japan is. Daarbij komt tevens nog, dat de grondstof-
fen vooral uit de Angelsaksische valuta-sterke landen af-
komstig zijn, terwijl de afzet der producten voor een groot
deel naar valuta-zwakke landen gaat.
Toch heeft de uitbreiding der industrie, thans een der
belangrijkste peilers van het economische i&ven, plakts ge-
vonden. (Dit ondanks het feit, dat de eigen grondtoffen-
• basis veel te smal is, en ruim 60 pÇt. van de benoodigde
grondstoffen moet worden ingevoerd). De volgende tabel. geeft een beeld van deze grondstoffénsitilatie:
–
Eigen productie in
pCt. v. h. gebruik
IJzer
………………….
13
Steenkool
………………
90
Koper
………………..
66
Lood
………………….
8
Tin
……………………
30
Zink
………………….
39
Deze, in het bijzonder vanuii militair oogpunt, ongunsti-
ge situatie hoopt men, dank zij de potentieele grondstoffen-
voorraden in Mandsjoekwo en China, aanmerkelijk te
kunnen ,verbeteren. –
Dan eischt de veldtocht in China van jaar tot jaar
grooter wordende bedragen op. Van het uitbreken van
het conflict, in Juli 1937, tot Maart 1941 heeft deze cam-
pagne ongeveer 17 milliard yen opgeëischt.
De finanrie,’ing der uitgaQen.
–
De Staat heeft de’ze enorme uitgaven voor een groot
deel (behalve uit steeds zwaarder drukkende belastingen)
gefinancierd.door middel’iran obligatie-leeningen, alle tegen
een rente van 31 l)Ct. en met een looptijd van 11 tot 17
jaar. In de jaren 1937 t/m 1940 werd voor een bedrag van
17 milliard yen aan staatsobligaties geplaatst, hetgeen
ruim 50 pCt. van alle kapitaaïemissies in die jaren uitmaakt.
De onderbrenging van dergelijke groote bedragen was
alleen mogelijk door op de kapitaalmarkt aan destaats-
behoeften voorrang te verleenen en de vrijheid van de
particuliere emissies te beperken. Door een ,,wet op de
kapitaalbesteding” werd de uitgifte van aandeelen en
obligaties dan ook afhankelijk gesteld van een officieele
toestemming, terwijl de Regeering den maatschappijen
verder kan voorschrijven, hu.n reserves aan te wenden voor
,,doeleinden. die bevorderlijk zijn vooi’ de nationale kracht”.
rrevens is bepaald, dat de dividenden voortaan hoogstens
8 pCt. mogen bedragen, warbij in uitzonderingsgevallen
een uitkeering van 10 pCt. wordt toegelaten. Bovendien is
een zeer intensieve spaaractie door de Regeering ingezet,
die in 1939 geleid heeft tot een kapitaalvorming van 10 milliard yen. Op dze wijze hoopt men de kapitaalmaikt,
die reeds verschillende teekenen van verkrapping ver-
toonde, voldoende ruim te houden om de gevraagde
groote bedragen op te nemen. Dat hierbij voor de banken een belangrijke taak is weg-
gelegd, spreekt vanzelf. hun werkzaamheden çoncentreeren
zich dan ook op het terrein der staatsfinanciering en van de
financiering der noodzakelijke industrieuithreiding. Dô
De inQesteeringen ten behoerv der grondstof 000rziening
Voor de ontwikkeling van Mandsjoekwo, welk land
van zoo groote beteekenis is ter aanvulling der armelijke
Japansche grondstoffenvoorraden, heeft Japan in de jarn
1932 tot en met 1938 voor een bedrag van 4.2 milliard yen
– in dat land geïnvesteérd. In Korea werd in 1937 voor 300
millioen yen geïnvesteerd. De investeeringen in China zijn
niet bekend, doch bedroegen in 1937 v66r het ûitbreken
.van
–
het conflict, ongeveer 1.200 rhilliôen yen.
Wat de samen*erking tusschen Japan, Mandsjoekwo en
China betreft, hier streeft Japan naar de ,,vorming van
eenop wederkeerigheid berustend economisch gebied”.
,,flet doel daarbij is de verkrijging van economische onaf-
hankelijkheid, betere exploitatie van de eigen grondstoffen
en een centraal geleide volkshuishouding, vooral in de
belangrijke bedrijfstakken, in algeheele samenwerking van
regeering en volk, teneinde een onberispelijke structuur
van de nationale defensie te verzekeren.”
Hét geheele streven is dus op militaire kracht en paraat-
heid gericht.
44
-.’
.
ECONOMISCHSTATISTISCHE. BERICFTEN
21 Januari 1942
Fj
centrale bank is belast met den verkoop der staatsobliga-
ties en met de regeling van de verdeeling der investeeringen
over de verschillende bedrijfstakken. Ongeveer 85 pCt. der
uitstaande, statsobligaties bevinden zich in handen der
banken.
In September 1940 hebben, de gezamenlijke geldinstel-
lingen een ,,adviseerende finahcieele raad” gevormd, met
als taak alle financieele institutén van het land in dienst
van den Staat te stellen, waartoe hun werkzaamheden
centraal geleid zullen worden door de ,,Bank van Jâpan”.
Een snelle stijging der staatsschuld was bij dit alles
onvermijdelijk. De geconsolideerde hinnenlandsche schuld
(de vlottende schuld is zeer klein) bedroeg id 1923 ruim
5 milliard yen en in 1937 ruim 9 milliard yen, doch was in
1940 de 20 milliard yen reeds gepasseerd, terwijl de stijging
nog voortdurénd aanhoudt. De buitenlandsche schuld be-
draagt 1.2 milliard yen. De rentedie)ist op de staatsschul-
den vordert thans ongeveer 800 millioen yen ‘s jaars.
De begrooting.
De begrooting zelf vertoont de volgende ontwikkeling:
•
Dc Japanschc saatsbegrooting
1936-194
– (in millioenen yen).
Uitgaven
Normaal budget
–
.
o
C.
waarvan
–
totaal mtli1aie
.- .-
.
–
uitgaven
1936137′) 2.282
1.078
–
2.282 1.672
–
610
1937/38
2.872
1.409
2.529
5.401
2.309
–
3.092
1938/39
3.288
1.247
4.850
8.438
2.909
–
5.229
1939/40
4.805
1.827
4.605
9.410 3.758
–
5.652
1940/41
6.097
2.304 5.460
12.557
4.190
–
8.367
1941/42
2
)
10.662
6.428
3
)
6.013
16.675
4.983
-11.692
‘) 1-let fiscale jaar loopt van 1April tot 31 Maart..
–
‘) Voorloopige cijfers.
mcl.
aanvullende begrooting van 3.8 milliard yen van Novem-
ber 1941.
De begrootingen geven dus een beeld van sntijgen-
de uitgaven, vooral veroorzaakt door de enorme militaire
kosten, terwijl ook de aanzienlijke prijsstijging haar invloed
doet gelden. Na de aanvullende begrooting voor buiten-
gewone militaire uitgaven ten bedrage van 3.8 milliard yen
van November 1941, bedragen de militaire uitgaven op
de begrooting 1941/1942 niet minder dan 75 pCt. der totale
uitgaven. Het deficit over 1941/1942 van niet minder dan
11,7 milliard yen is vijf maal’zoo groot als dq totale uit-
gaven in het normale” jaar 1936/1937!
De Japansche budget-politiek is dus een zuivere, deficit-
politiëk. De uitgavén overtreffen verre de inkomsten, ter-
wijl de tekorten gefinancierd worden dQor staatsleeningen.
Kon een paar jaar geleden de totale leeningsbehoefte van
den Staat op ± 5 milliard yen per jaar geschat wordén,
thans is ook dit bedrag reds te laag.
Indien men tevens bedenkt, dat het nationale inkomen,
volgens schatting, in 1939 ruim 25 milliard yen bedroeg,
en dat de totale staatsuitgaven voor 1941/1942 ongeveer
17.milliard yen zullen bedragen, dan is het duidelijk welke
zware offers .van het Japansche volk gevraagd worden.
Toch heeft de minister van Fjaanciën in de buitengewon’e
zitting van den Rijksdag verklaard: ,,dat de economische
structuur van Japan, ondanks de. ontzaglijke uitgaven
sedert het uitbreken van de vijandelijkheden in China,
ongeschokt is en ook in de tekomst zal voldoen aan de
eischen.” –
Het beeld, dat men van Jâpan krijgt, is dat van een volk,
dat zich tot het alleruiterste inspant om zijn zeer hoogge-
stelde doelstellingen (politieké zoowel als economische) te
verwezenlijken. Daarbij geeft, naast een zeer nuchter eco-
nomisch motief, het mystieke geloof in de ,,goddelïjke
roeping” van het Japansche volk, om ,,dè Japansche cul-
-tuur over de geheele wereld uit’te dragen”, den Japanner
de kracht en het vertrouwen om op den eenmaal ingeslagen
weg voort te gaan.
DI’. T. HUITEMA.
ECONOMISCH LEVEN EN SOCIALE
–
POLITIEK VAN IERLAND,
–
De 1-leer II. Fehlinger te Luxemburg schrijft ons:
– Ierland is sédert 1921 staatsrechtelijk en economisch
geen eenheid. In dat jaar werd de lersche Vrijstaat ge-
schapen, welke bestaat uit de drie provincies Leinster,
Munster en Connaught en drie gebiedsdeelen van de
provincie Ulster, met tezamen 3 mïllioen inwoners. De
overige, zes gebiedsdeelen van de provincie Ulster, met
een inwonerstal van 1,3 millioen, zijn onder den naam
Noord-Ierland met Groot-Bi’ittannië vereenigd gebleven,
waarbij zij echter een eigen parlement en een eigen re-
geering kregen; bovendien is Noord-Ierland ook door
afgevaârdigden in het Engelsche parlement vertegn-
voordigd. Deze deeling van Ierland heeft plaatsgevonden
op grond van nationale overwegingen; de bewoners van
Noord-Ierland, voor het grootste gedeelte afstammelingen
van Engelsche kolonisten, verzetten zich tegen de ver-
eeniging met de rest van Ierland, daar zij vreesden in een
lerschen eenheidsstaat confessioneel en taalkundig als
een minderheid te worden behandeld. Ook zou Nooid-
Ierland door de afscheiding van Engeland economisch aan-
zienlijk meer schade hebben geleden, dan door de instel-
ling van een tolrens tegen den lerschen Vrijstaat, die
een markt met veel geringere consumptiecapaciteit is.
De Ieren, die van Keltische afkomst zijn, streefden
reeds lang niet alleen naar de politieke, maar ook naar de
economische onafharkelij kh eid van Groot-Brittannië.
Zij wilden niet, dat Ier]and permanert bestemd zou zijn
om leverancier van agrarische producten ten behoeve ian
het huureiland te zijn’ en om zijn behoefte aan industrie-
producten van daar uit te dekken. Zij wilden veeleer een
zeei’ vèrgaande autarkie of een omschakeling van de
handelsbetrekkingen op andere dan Britsche landen.
il’iogelijkheden en moeilijkheden de,’ lersche industrialisatie.
De lersche Vrijstaat -. sedert 1937 eenvoudig ,,Eire”
of Ierland genaamd – kan formeel zijn economische
politiek ,naar eigen wil vormen, maar zij blijft toch ge-
bonden aan bepaalde van nature gegeven voorwaarden:
Ierland en Groot-Brittannië zijn op elkaar aangewezen.
Hoezeer dit hét geval is, is bewezen in den economischen
strijd tusschen 1932 en 1938, waartoe de eigenlijke aan-
leiding van politieken aard was. Aan den eenen kant
verloren de Ieische boeren de markt voor hun producten,
en de prijzen der industrieele producten, die zij moesten:
koopen, gingen sterk omhoog. Andei’zijds miste Oroot
Brittannië de voedingsmiddelen uit Ierland. De nadeelen_ –
der afsluiting dwongen ten slotte tot wederzijdsche tege-moetkoming en tot het hernieuwen van normale handels-:
betiekkingen. De jarenlange afsluiting tegen den invoer van Engelsche industrieprodunten hevorderde echter de
ontwikkeling van de industrie in Iej1and. Niet alleen
beleefde het handwerk een tijdvak van ophloei, maar ook
werd een groot aantal fabrieken opgericht, in het bijzonder textiel-, kleeding- en. schoenenfabrieken; meubelfabrieken
en bedrijven ter verwerking van levensmiddelen. De indus-
trialiseering werd in haar groei gestuit door de opheffing
van de prohibitieve rechten, zoodat de nieuwe industrieën
in een moeilijke positie geraakten, daar zij duurder produ-
ceerden dan haar concurrenten in Groot-Brittannië.
Weliswaar beloofde de Regeering maatregelen ter be-
scherming van de inheemsche industrie te
–
nemen, doch
deze zijn uitgebleven, afgezien van de stimuleering van
den verkoop,van waren met het opschrift ,,made in Eire”
of ,,packed in Eire”.
De ontwikkeling dei’ industrie wordt niet door de om-
standigheden begunstigd. Zij wordt bemoeilijkt door ge-
brek aan kapitaal, gebrek aan grondstoffen en gebrek
aan geschoolde arbeidskrachten. Ierland is afhankelijk
van den invoer van bijna alle grondstoffen, zooals metalen,
hout, brandstoffen, katoen en andere tropische en sub-
21′ Januari 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHEBERICHTEN
–
45
tropische producten. Ook houtfabrikaten en voedings-
middelen worden in aanzienlijke, hoeveelheden van het
buitenland betrbkken. De arbeidskrachten, opgegroeid in
de uitoefening van handw’erk en landbornv; zijn niet, ge-
vormd voor het werk in de moderne industrieele bedrijven,
tengevolge waarvan gedurende de ontwikkelingsperiodè
vôôr 1938 -veelal vakkundige arbeiders in het buitenland moesten worden gezocht.
De agrarische poktiek.
De toonaangevende kringen in Ierland streven op het
oogenblik niet meer naar econoniische zelfvoorziening;
wel echter streven zij een krachtige bevordering na van de
inheemsche jroductie, zoowel van voedingsmiddelen als
van industrieele producten. Men erkent, dat voor de
overschotten van de productie dér runderteelt en varkens-
fokkerij de Engelsche markt bij voortduring als voornaam-
ste afnemer moet optreden, want’ vooralsnog bestaat in
andere landen geen markt ‘voor deze producten.
Teneinde den verbouw v.n tarwe te bevorderen, werden
verplichte verkoopprijzen vastgesteld, welker betaling door
de Regeering verd gegarandeerd. Ook heeft men getracht
de voortbreilging van suikerbieten docir het verleenen
van subsidies uit te breiden. Groote larMerijen werden
door den Staat aangekocht en gesplitst in kleine bedrijven,
waarop zich arbeiders zonder landhezit en noodlijdende
kleine boeren vestigden. De toekomstige verzekering van
de houtvoorziening is het doel van een, op langen termijn opgesteld, programma van herhebossching.
De trek van het land naar de steden is in de beide
laâtste decenniën sterker gew’orden dan voorheen, waarvan
het gevolg is, dat het huisvestingsprobleem in de steden
met des te meer nadruk om èen oplussing vraagt. Een
groot deel van de arbeiders woont in overbevoikte en ver-
vallen woningen – de zgn. ,,slums” -, die reeds geruimen
tijd door nieuwe woningen hadden moeten worden ver-
vangen. Maar tot nog toe hebben de Staat en de gemeente-
lijke Overheid vrijwel niets gedaan om de slechte woning-
toestanden te verhteren, zoodat de toestanden positief
slechter zijn dan in de Engelsche’ steden.
De Ie,’sche grondwet en de s6ciale politiek.
In de vigeerende grondwet van den lerschen Staat,
welke uit het jaar 1937 dateèi-t, is de democrëtische
staatsvorm gehandhaafd, maar aan het staatsgezag is
tegenover den burger meer macht gegeven, dan bij de
eerste grondwet van 1922. Het achterstellen van persoon-
lijke belangen bij de belangen van de gemeenschap is
ook op economisch gebied duidelijk tot uiting gebracht.
De persoonlijke vrijheidsrechten, welke de grondwet
principieel waarhôrgt, kunnen binnen bepaalde grenzen
worden beperkt.
1-let hoofdstuk van de grondwet, dat handelt 6ver de
sociale politiek, volgt zeer sterk de grondbeginselen van de
Encycliek , ,Ouadragesimo ‘Anno”. De Staat is gemachtigd
om in te grijpen in de regeling der arbeidsvoorwaarden en
der betrekkingen tusschen arbeiders en ondernemèrs,
terwijl zij tevens bevoegdheden heeft op het gebied van
de regeling van de productie en de distributie van’goederen,
van het ciedietwezen e.d. In feite is echterde sbciale wet-
geving van Ierland s’edert de vei-breking van de Unie met
Groot-rittannië niet meer in belangrijke mate uitgebreid.
De wetten uit den tijd van de Unie zijn in Ierland voor het
meerendeel onveranderd blijven bestaan, terwijl zij in
Groot-Brittannië aan de omstandigheden werden aange-
past. Om dezelfde reden is Ierland echter ook niet be-
trokken in de beknotting van het vakvereenigingsrecht, welke in Groot-Brittannië heeft plaatsgevonden. Arbei-ders en emploé’s zoowel- als ondernemers zijn vrij zich ter bescherming van hun economische en politieke be-
langen te organiseeren, terwijl de act.iviteit van hun orga-
nisaties niet door bijzondere wetgeving is beperkt.
BOEKBESPREKINGEN.
Dr’. A. Hollenberg: De natuui’ljke ini’ichting dci’ samen-
leing
als grondslag voor een nieuwe staatkundige
en ‘sociaaleconomische ordeIemstede 1941 ; EJitge-
verij de Toorts. Prijs f 8.95, 263″l5lj
,,De sociale rechtvaardigheid moet grondslag der sociale
orde zijn; de sociale liefde moet er de ziel van zijn (pag. 74). Deze uitlating kenmerkt den geest, waaruit dit boek
is ontsproten. Dr. 1-lollenberg heeft niet geschroomd
zichzelf een zware taak op te leggen. Ook voor hem geldt
het woord van Albert Verwey, in zijn gedicht ,,D Dienaar”:
,,- Om’ beide, om ‘t Zelf en om mijn Tijd”. 1-let boek,
dat hij zich tegenover zijn tijd verplicht gev6eld heeft ,te
schrijven, moet de vrucht zijn van veel doordenken over
een reeks van problemen, waarbij het verstand vaak voor
de duisternis staat. 1-let boek is niet zonneklaar geworden
zöô, dat alle problemen, die het belicht, worden overgpten
door een zoo helder schijnsel van waarheid, dat den lezer
geen keuze blijft dan de meening van den schrijver te be-
amen. Maar het is een, welhaast iwaarwichtig, boek, dat
vei’dient, ‘ernstig te worden o5gevat. Toch zouden wij
dezen klemtoon op de zwaarte der beschouwingen niet
gaarne zien opgevat als een verheeld verwijt, dat het boek
naar de lamp riekt; integendeel, liet is geschi’even in zeer
nauw verband met het heden. Een deel van dezen ernst
ontstaat daardoor juist a.h.w. vanzelf, nI. door het groote
gewicht van de door den schrijver behandelde problemen.
Het strekt echter daarbij, naar onze meening, Dr. Hollen-
berg tot eer, dat zijn behandeling der vi’aagstukken tot
nog nauwgezetter overweging der eigen opvattingen dwingt.
rfe dezer piaatsé en in dit bestek kunnen wij op vele
der maatschappelijke vraagstukken, welke aan de orde
w’orden gesteld, niet ingaan. Dergelijke vraagstukken slechts aan te roeren zou o.i. een miskenning van hun belangrijkheid. beteekenen. Vandaar, dat wij ons ook
– behoudens de erkenning van hun warde vooral ter
stimuleering der gedachte – willen onthouden van een
bespreking van de beide eerste hoofdstukken van het
boek. De schr. behandelt daarin achtereenvolgens het
sociale verband in het algemeen, in het bijzonder de twee-
eenheid individu en gemeenschap, en de lagere sociale ver-
banden, zooals hij ze noemt, als huwelijk, gezin en gemeen-
te. –
Meer direct binnen ons huidige gezichtsveld- liggen de
volgende hoofdstukken, waa2in de,maatscl1appelijkc orde
en de volksliuishouding, d.w.z. de economische zijde
aan de maatschappelijke verschijnselen, nader worden
besproken. Het is welhaast te veel gevergd van een auteur, die reeds zooveel op de schouders heeft genomen, nog een
historische inleiding te ‘vragen.
rfocll
achten wij het te
betreuren, dat nergens wordt vermeld, dat de kern der
in deze hoofdstukken voorgedragen ideeën over den or-
ganischen opbouw der maatschappij en den eischvansociale
rechtvaardigheid reeds voor bijna honderd jaar doör –
Nederlandsche geleerden werden verdedigd. Men behoeft
de Herinneringen” van Prof. Mr. 1-1. P. G.’ Quack slechts
op te slaan, om een aanwijzing te vinden van een gelijke
richting van denken. .Wij doelen hier op een figuur als
Prof. J. de Bosch Kemper, die omstreeks het midden der
vorige eeuw reeds als- doel der economische wetenschap
de hestudei’ing der inaatschappj, en der maatschappe-
lijke verbanden in het bijzonder, stelde. ‘Ook in de op-
vattingen van Prof. Quack, in zeker opzicht een leerling
van Prof. de Bosch Kemper treft veel, dat in ht boek van
Dr. Hollenberg niet zou misstaan. Ook hij immers zou ge-
he hebben kunnen instemmen met de grondgedachte
van dit boek, welke wij in het begin van deze bespreking
citeercien. – –
1-Toe wordt deze grondgedachte nu door Dr. Hollenberg
positief uitgewerkt als grondslag voor een maatschappelijke
orde? De schrijver verdedigt hiertoe den opbouw van een
corporatieven Staat, een Staat gebaseerd op de samen-
46
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICITTEN
21 Januari 1942
wérking van in beroepsverbanden georganiseerden. Hij
koestert van een zoodanigen maatschappij-opbouw groote
verwachtingen. ,,De corporatieve opbouw verzekert aan
de maatschappelijke orde bijzondere bestendigheid en
socialen vrede” (pag. 51). Tegelijk erkent de schr. echter,
dat dit, resultaat niet zal worden bereikt door een formeele
invöering alleen. Een sterke wilskracht zal daartoe van
elk individu worden vereiseht, teneinde te bewerken,
dat het strijden voor het eigenbelang der verschillende
corporaties niet opnieuw de maatschappelijke orde tot een
verwarcien helangenstrijd zal doen verworden. Om dit
te voorkomen”, – zegt de schr. – zijn vooral twee
practische middelen van belang:
De mentaliteit van de menschen moet hervormd
worden……..
De Staat, het Staatsbeleid, het Staatsbestuur moet
van alle partijhelangen en alle groepshelangen losgemaakt
worden”.
Wij vreezen, dat liet idealisme hier den in eigen persoon
aanwezigen ‘socialen zin te spoedig bij elk der andere
iiidividuen verwacht.
Een utopistische inslag is nl. het boek niet vreemd. Hot
treft vooral sterk in de beschouwingen over de hervorming
van den eigendom. Daar wordt voor eiken fabrieksarbeider
– althans voor den ongeschoolden – ,,een eigen woning
met een hoekje grond, dat hij bewerken kan” gevraagd
en, zooalsdeschrijver toelicht: ,,op het stukje land kunnen’
aardappelen en groenten geteeld worden, maar ook eenig
pluimvee, een of meer geiten en mogelijk zelfs een koe
gehouden worden”. Allereerst treft hier weer eën histori-
sche parallel. liet is als hoorde men Willem de Clerq, die,
toen hij in 1830 als secretaris der Nederlandsche Handel
Maatschappij een vestigingsgebied moest zoeken voor de
stichting van een Nederlandsche katoenindustrie, aan het
platteland van Twente den voorkeur gaf boven de groote
steden, omdat in Twente de arbeider niet als een bezitloos proletariër zou verkommeren, als de ongunst der conjunc-
tuur den fabrieksarbeid zou doen ophouden. Daarnaast
treft, dat de schr. zelf met nadruk op de groote moeilijk-
heden, aan een dergelijk plan verbonden, wijst. Maar waar-
toe dan deze lokkende schildering? Het is een zuiver per
soonlijke opvatting, waartegenover die van Dr. Hollenberg
zijn goed recht heeft, doch wij houden niet van voorstellen
met groote economische consequenties zonder gedocu-
menteerde preciseering:
Een enkel woord tenslotte over het theoretisch-econo-
MAANDCIJFERS.
Maandcijfers en weekeijfors betreffende den economischen toestand van Nederland.
(Centraal Bureau voor dc Statistiek)
1941
Omschrijving maandcijfers
Eenheid
Nov. Dec.
Jan. Febr. Mrt. Apr.
Mei
Juni Juli Aug.
La
1TU(x ff6 e,r.
Nederlandsche Bank
……
Postchèque- en Girodienst
l7entes landen.
Wisseldisconto Nederl. Bank
Prolongatierente, A’dam
Callgeldnoteeringen,,,..
Rendement oblig. ‘)
Hypotheekrente onroerende
goederen
Hypotheekrente schepen
Koersen van Aandeelen.
Aluemeen indexcijfer
……
Nijverheid
…………..
w.o. prod.middelen inclustr.
cons. goederen industr.
Spaarbanken.
Rij kspostspaarbank, inlagen
Rijkspostspaarbank,’ terug-
betalingen
…………
Bijzondere spaarb., inlagen
Bijzondere spaarbanken, te- rugbelalingen
………
1-Iypoiheken.(nwe
inschrijv.)’)
Totaal
………………
w.v. op gebouwen
……
op landerijen
……
op schepen’
……..
Werkloosheid.
Werkloosheidsd.(excl. landh.)
Aantal werki. eindemaanci in-
gerchr. hij Arbeidsbeurzen
Werkverruirnin gen oeerkloozenz.
Aantal tewerkgestelden hij
werkverruimingen ..
….
Omschrijving weekcijfers.
11.000.000
f 1.000.000
% % %
%
%
%
1930=100 1930=100 1930=100
19 30 = 100
11.000.000
fl.000.000
(1.000.000
f1.000.000
11.000.000
f1.000.000 f1.000.000
11.000.000
%
1.000
1
1.000
‘0)
6)
-,
.0)
3
La
1653
1549
1691
2672
1951
4517
1394
1380
1345
1445
3,00
3,00
3,00
3:00
3,00
2,75
2,75
2,75
2,75
2,75
1,25
1,25
1,25
1,64
1,25
4,24
4,25
4,23
4,56
4,63
4,33
4,24
4,23
4,29
4,24
5,26
5,47
5,33
5,44
5,37
112,7 116,1
120,0 413,4
115,1
120,7 125,1
131,8 126,2
128,5
113,1
118,0 126,2 120,8
123,0
130
2
6 134,5 139,2 133,4
135,8
9,68
7,52
8,04
8,64
8,74
34,68 27,13 20,8
48,75
13,91
13,25
9,14 13,24 11,16
11,37
20,96 18,36 18,62 20,35
12.89
34,67 38,26 22,29 22,06 23,34
27,95 31,59
18,53 18,96
19,10
6,41
5,96
3,49
2,88
3,85
0,31
0,71
0,27
0,22
0,38
443,2′ 253,1 265,9 183,0
119,5
50,9
0,7
2,6
33,1
52,8
ca
La
0)
4)
0
00
L-
_
01
c,
00
0)
00
1883
4978 1835 4960
1435
1615
1437 1597
3,00
3,00
2,93 2,50
2,75
2,67
2,25 2,25
1,25
1,25
1,25 1,25
4,32
4,13
4,13
3,81
4,19
4,18
4,20 4,20
5,43
5,16
5,31
5,45
126,5
121,6 117,1 125,6
141,8
137,2 133,1 14 ‘2,8
134,3
130,3 127,4 136.9
151,7 146,2 141,1 150,2
7,99 10,86
9,25, 10,76
17,62 13,04
9,50 41,03
11,15 15,44 11,18 13,42
15,65
14,61
10,15 12,10
32,63 38,72 23,91 28;89
25,05 29,46 20,10 24,92
5,00
8,57
3,36 3,56
2,58
0,69
0,45 0,41
108,9 406,8 103,3 101,7
56,1 58,7 59,5 56,8
1941
o
0
‘
,
00
00
0
T.
0′
00
0),
1675 2067 2053
3037
4470 1550
4677
4624
2.50
2,50
2,50
2,50 2,25
2,25
2,25
2,25
1,25
1,25
1,25
1.25 3,77
3,63
3,60
3,63
4,17
4,16
4,11
5,05
5,05
5,11
• 4,12
133,6 143,0
141,1
149,9
152,7 161,3
157,4
167,9
147,0 154,1
450,2
161,4
160,3 170,7 166,8
176,6
11,03 10,66
10,31
11,26
15,16 13,93
13,57
11,51
13,05 13,87 13,72 §14,82
12,58 12,92 13,24 §14,13
25,37 23,96 31.83 §30,0 3
22.18 20,53 28,05 §24.81
2,74
2,97
3,44
§3,9 t
0,45
0,46
0,34
§1,31
13,4
1
) 13,6′.) 12,8°)
t 106,4 103,0
100,1
58,11
56,21
56,9
😮
0)
0)
0
z
00
0)
0)
00
0)
06
00
Percentage werkloosheids- dagen (excl. land bouw)
.
%
–
§
12,9
6
)
–
§12,4
6
)
–
§12,8
1
)
—
§12,8
6
)
612,9
6
)
§12,7°)
Totaal
aantal
werkzoeken
,
den’) (einde van de week)
1.000
181
180
180 178 174
176
176
177 175
179
180
184 183
188
w.
t,.
geheel
werkloos
(ezel.
werkverruiming)
1.000
107
107
106
105
102
103
402
103 100 103
404
105
102
106
Aantal
personen
geplaatst
1.000
bij
werkverruiming’)
Aantal
personen
geplaatst
58
58 57
’57
56
57
55
58
58
58
61
62
63
in
Duitschland°)
………
1.000
123
134
136
137 138 140
141
143 145
146
144
149
151
152
Idem
in Frankrijk’)
…….
1.000
25
27 28
28 29 29 29 29
29
29
29
,29
29
29
=
voorloopig cijfer.
=
onbekend.
1)
Volgens opgave van De Ned. Bank. Berekend van 2 Staaisleeningen,
1
gemeenteleening,
1
provinciale leening,
2 industrieele leeningen,
4
tramwegobligatie, -1
pandbrief.
‘)
Hieronder
niet
begrepen
enkele
hypotheken,
waarvan cle geldschieter niet bekend is.
8)
Volgens opgave van het Rijksarbeidsbureau.
°)
Volgens opgave van
het Bureau Loon-
onderzoek van
het Departement van Sociale Zaken.
6)
Onder aftrek van de teruggekeerden, voor zoover bekend
hij de organen der
arbeidsbemiddeling. Gegevens van het Rijksarbeidsbureau.
‘)
Met het oog
op
de opheffing der confessioneele vakbewegingen
zijn de
percentages van Aug. 1941 af niet vergelijkbaar met die van voorafgâande perioden.
21 Januari 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
47
misch gedeelte, dat in het boek is ingelascht. ,,De waarde-
leer.
…
wordt om haar ingewikkelde karakter en de groote
controversen, die op dit’ punt gevoerd
–
worden, ook
wel
beschouwd als de draak, die den toegang tot de leër der
volkshuishouding bewaakt” (pag. 107). De schrijver heeft
den draak niet verslagen, met de, door hem zelf aange-
duide, consequenties van dien, althans naar onze meening.
,,Het waardebegrip is een objectief begrip” wordt op pag.
112 geconcludeerd; op dezelfde pagina staat, enkele regels
hoogei’, echter ook: ,Gbruikswaarde op zichzelf is een
relatief begrip, ni. dat van de beteekenis der goederen
voor de behoeftenbevrediging der menschen”. Aan het
slot van dezelfde pagina staat dan:
,,ter verdu.deljking
van het (vaardebegrip”
1)
moeten we hier nog opmerken,
dat de waarde niet louter iets subjectiefs is, maar
wel
degelijk iets objectiefs”. Wij willen gaarne gelooven,
dat de schr. hier niet met den lezer den draak
steekt, doch erkennen anderzijds, dat wij zijn strijd met
den draak niet geheel hebben kunnen volgen. Het theore-
tisch-economisch gedeelte lijkt ons dan ook niet het sterk-
ste gedeelte van het boek; het is, om een uitdrukking
uit een bespreking van Prof. Quack te leenen, meer
vleezig dan beenig.”
‘) Cursiveering van ons.
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
IIANDI6L EN NIJVERHEID.
Bouwwerken. Hét bouwen zonder goedkeuring van
den Algemeen Gemachtigde voor den Wederopbouw wordt strafbaar gesteld. (E.V. 24/12/’41, pag. 1925; V.B. Nô. 50).
In- en uitvoer. Regeling inzake het verstrekken van
uitvoermachtigingen voor gladiolenknollen.
Bij invoering van zeevisch en haring per zgn. geschenk-
pakket is geen invoerheffing ad 1 pCt. der factuurwaarde
verschuldigd.
Regeling inzake het meenemen van zgn. monopolie-
producten en andere goedereh als reisbagage naar het
buitenland. (E. V. 24/12/’41, pag. 1923/24; 2/1/’42,pag. 21;
Stct. Nos. 246 en 247).
Kamers van Koophandel
en
Fabrieken. Besluit inzake
de samenstelling, inrichting en bevoegdheid van de
Kamers van Koophandel en Fabrieken. Hierbij worden
om. deze instellingen ingeschakeld in de zelfstandige
organisatie ter ontwikkeling van het bedrijfsleven. Zij
worden beschouwd als openbare lichamen in den zin van
artikel 152 van de Grondwet. Haar gebied valt in den regel
samen met dat van de provinciën. Déze nieuwe regeling
rordt 1 April 1942 van kracht. (E. V. 24/12/’41, pag. 1923;
V.B. No. 50).
Metalen. 1-let repareeren van zgn. smeltveiiigheden
zonder vergunning van het Bureau voor Metalenver-
werkende Industrie is met ingang van 1$ December
verboden. .De bij het Algemeen Toepassingsverbod van
Nois-ferrometalen 1941 No. 1 (Stct. No. 56) in de artt.
2 t. e. m.
4
vervatte bepalingen zijn eveneens van toe-
passing verklaard op artikelen bestemd voor uitvoer.
(E. V. 24/12!’41, pag. 1924; Stct. No. 247).
Organisatie van het B
edriffs1even. Beschikking van den
Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, waarbij wordt bepaald, dat
de taak der Organisatiecommissie op het gebied van de
industrie met ingang van 20 December is geëindigd, be-
houdens de afwikkeling van de loopende zaken.
Wijziging in de beschikking inzake de instelling van de
bedrijfsgroep Electrotechnische Industrie. (E. V. 24/12/’41,
pag. 1922; Stct. Nos. 245 en 246). Prijsreg’elingen. Nadere prijsvoorschriften inzake den
handel in wilgenhoonenst.aken afkomstig van de griend-
cultuur. (E. V. 24/12/’41, pag. 1923).
RadioontvitngtoesteI1eu. Verbod om zonder goed-
keuring van
den Rijkscommissaris te beschikken over zich
bij de industrie of den handel (groot- en kleinhandel)
hevindende radio-ontvangtoestellen. (E.V. 24/12/’41, pag.
1923; V.B. No. 50).
Rijwielhandel. Verplichte-inschrijving voor den rijwiel-
handel bij het Rijksbureau voor .Verwerkende industrieën.
(E. V. 24/12/’41, pag. 1923; Stct. No. 248).
Tabak
Wijziging van de Tabak- en Tabakproducten-
beschikking 1940, No. 1, waarbij een nadere definitie
van het begrip onderneming wordt gegeven, een vervoer-
verbod is ingesteld, en de mogelijkheid is geopend van
een koop- of verwerkingsveiplichting. (E. V. 24/12/’41, pag. 1924; Stct. No. 246).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Gevogelte. Ingevolge Leveringsbesluit 1941 Gevogelte
is een ieder die levend gevogelte voorhanden heeft, ver-
plicht dit op verlangen van de Centrale voor Eieren en
Pluimvee in te leveien tegen vastgestnlde maximum-
prijzen. (E. V. 24/12/’41, pag. 1924; Stct. No. 246).
Jacht. Sluiting van de jacht met geweer op alle wild-
soorten per 1 Januari 1942. (E. V. 24/12!’41, pag. 1924;
Stct. No. 246).
Veevoeder.
Regeling inzake het verstrekken van ver-
gunningen vooi aankoop van voeraardappelen. (E. V.
24/12/’41, pag. 1923).
Visch. Regeling met
betrekking tot het verduurzamen
vaiï visch, hetgeen slechts met vergunning ,onder be-
paalde voorwaarden verleend, kan plaats vinden. (E. V.
24/12/’41, pag. 1924).
–
Vruchtenpulp, succado en rozijnen. Regeling inzake den
handel door grossiers in oianjepulp, abrikozenpulp, suc-
cade en rozijnen. (E. V. 24/12/’41, pag. 1924; 2/1/’42, pag. 20; Stct. Nos 248 en 249).
Zaden, Regeling van de verstrekking van gras
–
en kla-
verzaden in verband met den uitzaai. Instelling van een
algemeen vervoeiverbod voor witmaanzaad. (E. V.
pag. 1922; Stct. Nos. 245 en 246).
STATISTIEKEN.
IIANEDISCONTO’S.
:
Ned
Disc. Wiss.2′ 28 Juni ’41
Bel. Bi.Eff.3j 28 Aug. ’39
~
Vrsch.mRUJ28Aug.
Lissabon
Londen
4
31 Mrt. ’41
2
26 Oct. ’39
……
’39
Madrid
……
4
28 Nov. ’38
Athene
……S
21 Juli
’41
N.-York F.R.B.
1
27Aug. ’37
Batavia
……3
14 Jan.
’37
Oslo- ……..
4j 21 Sept. ’39
Belgrado
. . . –
5
t Febr. ’35
Parijs
……..
11 17 Mrt. ’41
Berlijn
……
3j
9 Apr.
’40
Praag
……..
3
t Jan.
’36
Boekarest
– . . –
3
12Sept.’40
Pretoria
……
39 15 Mei
’33
Brussel
……
2
1
)
25 Jan.
’60
Rome
……..
4918 Mei
’36
Boedapest
. . . –
3
22 Oct.
’40
Stockholm
..
39 17 Mei
’40
Calcutta
. . . –
3
28 Nov. ’35
Tokio
……..
3.5 21 Juli
’41
Helsingfors
. –
4
3 Dec. ’34 Warschau
..
49 18 Dec. ’37
Kopenhagen
.
4
15 Oct.
’40
Zwits. Nat.
Bk. 1
25 Nov. ’36
I
j
‘) 3 pCt. voor wissels, promessen en leeningen
met
een
looptijd
van meer dan 120 dagen.
ZELVEI3PRIJS.
COUDPRIJS.
Londen
1)
N. York
2)
A’dam
)
Londen
‘)
13
Jan.
1942..
– –
13
Jan.
1042..
2125
168/-
14
,,
1942..
– –
16
,,
1942..
2125
168/-
15
,,
1949..
– –
15
1942..
2125
1681-
16
,,
1949..
–
–
16
,,
9942..
2125
168/-
17
-1942..
–
–
17
,,
1942..
2125
168/-
19
,,
1942..
–
–
19
,,
1942..
2125
168/-
20 Jan. 1941..
–
342/
20
Jan.
1941..
2125
1681-
23 Aug. 1939.
.
18
1
1,.
37/4
23 Aug. 1939.
.
2110
14816
1
/2
1)
In pence p. oz. stand.
‘)
Foreign silver id
Sc.
p. oz. line.
1)
In guldens per kg .1000/1000.
‘)
In sh. p.
oz. line.
STELD DOOR HET
LEARINGINSTITUUT.
1
vaststelling) Lewa(Bulgarije)2.3025 Nov. ’40 Pengoe (Hongarije)
(oude schuld)36.52 20 Dec. ’40
Pengoe
(nwe. schuld)45.89 20 Dec. ’40
Zloty (Polen)
(oude schuld)35.00 28 Jan. ’41
(nwe. schuld)37.68 11 Febr. ’41
Lei ……..1.28 24 April ’41
Slow. Kr.
..
6.48 10 Juni ’39
Draehmen
(&niekenland) 1.26 8 Oct. ’41
Kuna
8.71 29 Oct.’ ’41
KOERSEN VASTGI
NEDE1ILANDSCII C
(met data va
Belga’s
. . .
.30.14 7 Aug. ’40
Zw. Francs. .4 3.56 11 Oct. ’40
Fr.Francs
. –
3.77 6 iirt. ’41
Lires ……9.91 3 Juli ’41
Deensche Kr.36.37 17 Febr. ’61
Noorsche Kr.42.82 21 Dec. ’40
ZweedscheKr.44.85 13Aug. ’40
FinscheMark 3.82 2 Juli ’41
Dinar (Joego-Slavië)
(oude schuld) 3.43 16 Aug. ’40
Dinar
(mve. schuld) 3.77
1 Juli ’41
Turksche
Ponden
.
.1.459 29Dec. ’39
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCHE BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
N.-York
I
Brussel
I
Zilrich
I Stockh.
1
1
–
lelsinki
13 Jan. 1942
–
30.14
43.67
44.854
–
14
,,
1942
–
30.14
43.67
44.854
–
15
,,
1942
–
30.14
43.67
44.854
16
,,
1942
–
30.14
4367
44.8114
—
17
,,
1942
–
30.14
43.67
44.854
–
19
1942
–
30.14
43.67
44.854
–
Laagste
cl.w.
– –
30.11
4 3.6 3
44.81
–
–
Floogste d.w.
–
.
30.17
43.71
44.90
–
Muntpariteit
1.469
24.906
48.003 ,66.671
6.266
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
landen
Not. eenli.
12-17
Jan.
’42’17
Jan.
Laa8stel Hoogatol
1942
5-10
Jan.’42
I
LaagstelHoogstel
10Jan.
1942
Officieel:
New York
. . .
$
p. £
4.024
4.034
4.03
4.024 4.034
4.03′
Fr.p.
–
–
–
– – –
Stockholm
.
Kr.p.E
16.85
16.95
16.90 16.85
16.95
16.90
Montreal
$
p. £
4.43 4.47
4.45
4.43
4.47 4.45
Buenos Aires.
.
Pes.pg
16.951
17.13
17.0/if
1
6.951
17.13
17.041
Parijs
…….
Niet-Officieel:
Alexandrië
. .
P.p. £
97.50
97.50
97.50 97.50 97.50 97.50
–
Athene
…….Dr.p.
Bangkok
….
St. p.tical
–
Bombay
. . .
d. p. r.
17.96
17.96
17.96 17.96
17.96
17.96
Budapest
. . .
d.
p.g
—
– –
—
—
Hongkong
.
P.
p. £
IS.
15.
15.
15.
IS.
5.-
Istanbul
. . .
T p. £
–
Kobe
……..
d.
p.
yen
–
–
–
—
–
Lissabon
. . .
Escu.p.
99.80
–
–
—
99.80 99.80
99.80
99.80 99.80
MadrId
……
Pt.p.
40.50 40.50
40.50
40.50
40.50
40.50
Montcvidco
.
.
d.p. p
–
Rio de
Janeiro
1.
P.
mii.
.
–
Sjanghai
. . .
d. p.
$
3.03
3.03
3.03
3.03
3.03
3,03
Singapore
. . . .
d. p.
$
28.16
28.16
28.16
28 16 28.16 28.16
48
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
Januari
1942
KOERSEN TE NEW-YORK. (Cablo).
Data
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
($ per £)
(S per
100
/r)
(8
p. 100
Mb.)
(8
p.
/100)
13 Jan. 1942
4.03
3
/4
2.29
–
–
14
1942
4.03/,
2.31
–
15
,,
1942
4.03/
4
2.31
–
–
16
1942
4.03/
4
2.31
–
–
17
1942
4.03/
4
2.31
–
–
19
,,
1942
4.03/
4
2.31
–
–
20
Jan.
1941
4.03
1
h
.
2.22
40.05
–
Muntpariteit
4.86
3.90’1
23.81
1
/
40’1,,
STAND VAN
‘s RIJKS
KAS.
V
0
r d e r
lengen
1
31
Dec.
1941
7 Jan. 1942 Saldo van ‘s Rijks ‘Schatkist
bij de Nederlandsehe Bank
f
9.418.759,18
f
12.151.016,82
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten
…………..
1.090.746,19
224.807,50
Voorschotten
01)
ultimo No-
vember’41 aan degemeenten
verstrekt
op
aan
haar
uit te keei’en hoofdsom der
–
pers. bel., aand. in
cle
hoofd-
som
der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede ope.
op die belastingen en op de
……
–
vermogensbelasting
……
2.532.024,76
,,
2.532.024,76
Voorschotten aan Ned.-Indië’)
,,
167.337.342,49
169.979.277,86
Idem
voor
Suriname
‘)
….
,,
7.428.91 7,74
m
Ide
aan.
Curaçao
‘)
…..
410.076,78
,,
450.076,78
Kasvord.
wegens
cred ietver-
strekking a.
h.
buitenland
54.646.991,20
51.940.647,13
Daggeldleeningen tegen onder-
…
7.413.873,74
pand………………
Saldo der postrek. van Rijks-
comptabelen
…………
91.224.999,60
,,
99.370.880,82
Vordering op het Alg. Burg.
…….
Pensioenfonds
1)
…
1.045,73665
Vordering op andere
aat
Sts-
…….
bedr. en instellingen
‘)
72.801.412,33
,,
70.583.273,30
Verplichtingen
Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
f
–
t
–
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
..,,
–
,,
–
Schuld
aan
de
Bank
voor
–
.
Schatkistbiljetten
in
omloop
,,
110.111.000,-
,,
110.106.000,-
octrooi
verstrekt
. ……..
Schatkistproniessen in omloop
,,1560.500.000,-‘)
,,1575.900.000,-‘)
–
,,
–
Ned.
Gemeenten
…………
Zilverbons in omloop
……
116.971.599,-
117.671.622,-
Schuld op
ultimo November
Daggeldleeningen
……………..
1941 aan de gemeenten weg.
…
a. Ii. uit te keeren hoofds. d. pers.bel., aand. I. d.’ hoofds
.
–
grondb. e. d. gem. fondsb. d.
alsm. opc. op die bel, en op
de vermogensbelasting
Schuld
aan
het
Alg.
Burg. Pensioenfonds
1)
43.150.446,41
Id. aan het
Staatsbedr.
der
P. T. en T.
1)
219.477.120,47
,,
231.660.160,56
Id. aan andere Staatsbedrij-
….
ven
‘)
…………………..
…
19.322.929.74
,,
19.342.460,69
Id. aan dlv. instellingen
‘)
..,,
324.794.042,98
354.701.842,98
‘)
In rekg. crt. met ‘s Rijks
Schatkist.
‘)
Rechtstreeks
bij do Nederl. Bank geplaatst
t
300.000,-.
DE NEDERLANDSCHE
BANK.
Verkorte balans op
19Januari
1942.
Activa.
Binnenl. WIssels, ~
Nlfdbank.
f
3.000.000
Promessen;
enz.
ijbank
,
–
Agentsch.
74.031
3.074.031
Papier op het Buitenland
. .
f 995.632.272
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen
–
Beleeningen mci.
995.632.272
Mentscli.
dbank. t 133.839.999
1)
voorschotten
in
1
bank.
.
2.498.169.
op onderpand
rekening-couran
15.110.746
1
11.448.514
Op Effecten
eni.
……….
t
151.143.436
1)
–
Op goederen en Ceelen
305.478
11
151.448.914
1)
Voorschotten
aan
liet
Rijk
………………
..
–
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt
en
gouden
muntmateriaal …………t 1.025.707.83
Zilveren munt,
en
………..7.831.740
1.033.539.572
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,
53.634.689
Gebouwen en meubelen der Bank
…………..
4.000.000
Diverse
rekeningen
……………………..
.153.384.137
12.394.713.615
Passiva. Kapitaal
.’ ……………………………
t
20.000.000
Reservefonds
…….
.
…………………..
.
‘,
5.368.354
–
Bijzondere
reserves
………………………
16.583.835
Pensioenfonds
…………………………..
..11.716.407
Bankbiljetten
in
omloop
………………..
2.089.933.080
Bankassignatiën
in
omloop
………………..
5.217
Rek-Courant
Van liet Rijk f
.
2.219.635
saldo’s
Van anderen
,,
242.277.884 244.497.519
Diverse
rekeningen
……………………..
6.609.203
12.394.713.615
Beschikbaar metaalsaldo
.
…………….
f
103.007.452
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd
is
…………..
257.518.630
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
…………………………….
3.000.000
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indië (Wet van
15
Maart
1933,
Staatsblad
No.
99)
……….
55.341.825
Voornaamste posten in duiztidon guldens.
1
Gouden
1
. Andere
1
Beschikb,
1
Dek-
Data
1
munt
en
L
1
1
opeischb.
Metaal-
‘kiflgS muntmater
1
.
schulden
1
saldo
.
perc.
19 Jan. ‘4k
1.025.708
2.089.933 1
244.503
103.007
1
44
+
12
,.
’42
1.025.717 2.097.024
1
229.626
106.132
1
44
5
,,
’42
1.025.736
2.114.343
1
180.906
118.715
1
45
6
Mëi ’40
1.1 60.282
1.158.613
1′
255.183
607.042
1
83
Totaal
1
Schatkist-
Belee-
Papier
Div.
Data
bedrag
1
prom.
1.
op het
reken.
disconto’s rechtstr.
fhn9e’
buitenl.
(act.)
19 Jan.
3.074 3.000
t
151.449
995.632
10.384
12
’42
3.074 3.000
1
152.539
952.903
1179.655
5
’42
3.074
3.000
1
157.602
945.002
1157.642
6 Mei ’40
9.853
–
1
217.726
750
1
20.648
DUITSCÛE RIJKSBANK.
–
1
Goud
1
Renten-
Âdere
wissels,
1
J3elee-
Data
1
en
1
bank-
.chêques en
1 1
deviezen
1
scheine
schatkistpapier
nintmen
7
Jan. 1942
1
76ï
178,4
20.692,2
1
19.3
31
Dec.
1941
1
77,0
137,3
–
21.655,5
1
31,8
20
,,
1941
1
77,4
–
304,2
19.699.0
1
28,2
23 Aug.
1939
1
77.0′
27,2 8.140.0 22.2
Data
–
Effec-
1
blrerse
1
Circu-
1
Rekg.-
1
–
Diverse
ten
1
Activa
1
latie
1
Cr1.
1
Passiva
7
3an. ’42
1
112,5
‘1.298,6
1
18.687,1
1
2.585,8
1
672,5′
31
Dec.
’41
1
107,5
2.085,1
1
19.324,6
1
3.649,2
1
672.4
20
,,
’61
1
82,0
1.820,3
1
‘18.198,5
t
2.731,2
1
646,4
23 Aug. ’39
1
982,6
1.380,5
1
8.709.8
1.195,4
1
454,8
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
–
(in milI. francs)
—-
0.
1,
.
1
‘
‘a ‘8
‘
‘
°
E
t
cc
cd’o
0,
ct
t)
0
o.a
0
1
.8 :ran. ’42
T43
17
.
818
L396
1
3.797
1
2.348
30 Dec.’41
34.576
909
17.250
2.417
1
48.466
3.749
1
2.263
22
,,
’41
34.417
763
17.045
2.408
1
47.855
3.724
1
2.380
18
,,
’41
33.742
887
17.250
2.413
1 47.649
3.653
1
2.316
11
,,
’41
33.583
743
17.950
2.4311
47.561
3.701
1
2.413
8 Mei ’40
23.606
–
5.394
695
1.480
1
29.806
–
1
909
/
Blz.
Aardappelen
………………..
33, 47
Accijns
…………………………
33
Bank- en
Credietwezen
…………..
33
Belastingen
……………………..
33
Bindtouw
……………………..
33
.BouWniJverheid
………………….
47
Buitenlandsche
Handel
…………..
47
Deviezenverkeer
…………………
33
Gevogelte
………………………
47
Grasland
……………………….
33
Gr
enten
………………………..
33
(anlers van
Koophandel
………….
47
Landbouw
………………….
33, 47
Landstand, Nederlandsche
…………
33
Melk
en
-producten
………………
33
Metalen
……………………….
47
Organisatie
Bedrijfsleven
………….
47
Prijsregeling
……………………
47
Radio………………………………
47
Rijwielen
…………………………..
47
Slachtvee
……………………..
33
Tabak
………………………..
47
Tuinbouw
………………………
33
Uien………………………….
33
Veevoeder
…………………………..
47
Visscherij
…………………..
33, 47
Voedselvoorziening
…………..
33,
47
Wijnbelasting
……………………..
33
Zaden………………………………
47
t
7
T
–
,•
/
A!fabetische. Indéx Overheidsmaatregelen op Economisch gebied
(Zie
voor den ‘itifabetischen index Overheidsrnaatregelen in 1941 het Jaarregister 1941, laatste bladzijde.)
Overzicht van de ontwikkeling der
handelspolitiek van het Koninkrijk
der, Nederlanden van 1923 t/m. 1938
(Samengesteld door een groep mede-
werkers van het N. E. 1., onder leiding van
Prof. Mr. P. Lleftlnck)
–
28e publicatie van het Nederl. Econom. Instituut
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden van het N. E.
1.
f 1.50)
Verkrijgbaar in d€n boekhandel
U 1 T GA V E:
DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
Tanker Freight
Rates and Tank-
ship Building
door
Dr. T. Koopmans
27e Publicatie van
het Nederlandsch
Econom. Instituut
Prijs:
lngenaaid
f 1.10*
Gebonden
f 3.15*
(Prijs voor donateurs
en leden v. h. N.E.I.
_resp. fl.50 en f 2.25)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave:
0e Erven F. Bohn NV. – HaarIe
21 JANUARI 1942
Publicaties van het Néderlandsch Ecônômisch Instituut:
—.
A. J. W. RENAUD
Groot-
en kleinhandeisprijzen in
Nederland
en België
………………….(2 clin.
/
5,25)*
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
De betrekkingen
tusschen banken
en iidustrie in
België
……………. . ……….
(/
4,20)*
D. C. RENOOIJ
Beschouwingen over een
S
tolunie tusschen Nederland en België-Luxemburg
–
1
……
(f4.20)*
en 3e. D. C. RENOOIJ
Beschouwingen over een tolunie tusschen Nederland en België-Luxemburg
–
II
(2 dln.
/
4,20)*
Ir. A. BAARS
–
1-let verbruik van algemëen benoodigde consumptie-artikelen
………………..
(t
2,35)’
Dr. F. L. VAN MUISWINKEL
De verzamelende graanhndel in de V.S. van Amerika, Canada en Argentinië
(t
3,65)
Dr. G.’ Z. JOL
Ontwikkeling en organisatie der Nederlandsche brouwindustrie
………………..
(f
4,20)
Dr. A. J. VERHAGE
De
handel
in
bloembollen
…………………………..
…………………
(8,15)
Dr. A. TREEP
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Frankrijk
………………
(t
4,20)*
Mej. Dr. ROSA PHILIPS
De invloed van de Braziliaansche koffieverdedigingspolitiek op de koffie-importen der
hoofdconsumptielanden
………………………………………………..
(t
2,10)
*
Ir. A. BAARS en Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
Seizoensbewegingen in het economisch leven van Nederland
…………………..
(j 1,55)
Dr. J. C. M. VAN RHEE
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Zwitserland
………………..
(/
3,65)
HENRI REUCHLIN M. A.
–
Werkverruiming en haai gevolgen voor volkshuishoudirg en overheidsfinanciën ……
(f
1,05)
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
Economische
politiek
in
België
in
de
depressie
………….. ………………..
(f1,05)*
Dr. W. L. VALK
Conjunctuurdiagnose
………………………………..
t
. .
(f
6.30* geb.,
/
5,25*
gekart.)
CH. GLASZ
Hypotheekbanken en Woningmarkt in Nederland
…………………………..
&
1,55)*
16,
Ir. J. W. BONEBAKKER
De
Scheepsbouwnijverheid
in
Nederland
………………………………….
(/
1,55)
F. WEINREB
–
Statistische bepaling van de vraageurve. Toepassing op de Nederlandsche vraag naar
suiker……………………………………………………………..
(f
3,15)
Dr. E. VAN DER WIEL
De betrekkingen tussehen banken en industrie in Zweden
……………………
(f
2,60)*
Dr. J. J. J. DALMULDER
0n
econometrics
……………………………………….
(t
2,65*
geb.,
11.55*
ingen.)
Dr. T. KOOPMANS
Linear regression analysis of economie time series
…………..
(/
3,15*
geb.,
/
2,10* ingen.)
Dr. W. L. VALK
–
PFoduction, pricing and unemployment in the static state ……..
(t
3,15*
geb.,
/
2,10* ingen.)
Dr. H. J. FRIETEMA
Productie en prijsvorming op de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche en kolo-
–
nialeboter
………………………………………………………….
(/
3,15)-t
Dr. Ir. A. BAARS
–
Openbare
wérken
en
conjunctuurbeweging
…………………………………
(t
2,10)*
Dr. Ir. F. J. C. VAN DER SCHALK
..
Een analyse van de arbeidsproductiviteit in Nederland
……………………..
(/
2,60)
Dr. L. R. W. SOUTENDIJK
Methoden tot het vaststellen van den omvang der besparingen
………………..
(t
2,60)
J. VAN DER WIJK
–
Inkomens-
en
Vermogensverdeeling
……………………………
.
………….
(f
2,60)”
Dr. T. KOOPMANS
Tanker freight rates and tankship building
…………………
(13,15* geb.,
t
2,10* ingen.)
28:
Overzicht van de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk der Nederlanden
van 1923 tot en met 1938, samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
onder
leiding
van
Prof.
Mr.
P.
Lieftinck
…………………….
…………..
(f
2,10)
Dr. A. WINSEMIUS
Economische aspecten
der internationale
migiatie
…………………..
. . .
(/
2,10)*
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland en Nederland (tweede druk)
. . . .
(f
2,10)”
–
M. J. SC1UT
Tinrestrictie
en
tinprijs
……………….. .
……
…………..
. …
…………..
(f1,55)*
£
7
itga9e: De Ereen F. Bohn N. V. 1-laarlein
Verkrijgbaar in den boekhandel –
DRUK H. A. M. ROELANTS. SCHIEDAJSÎ