14 DECEMBER 1938
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEiV.
Economisch~Statistischë
Berichte..n
ALGEMEEN WEEKBLADVOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCU ECONOMISCH INSTITUUT
23E
JAARGANG
WOENSDAG 14 DECEMBER 1938
No. 1198
COMMISSIE VAN REDACTIE:
VOORWOORD.
P. Lief tinck; N. J.. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
II. Al. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
M. F. J. Cool – Adjunct-secretaris.
Redactie-adres: Pieter de H000hweg 122, Rotterdam-West.
A.angeteekende stuk ken: Bijkantoor Ruige plaatw.’g.
Telefoon Nr- 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgeiss
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postehèque- en giro-rekening
No. 145192.
Ahonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland. f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f 5,— er jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Done-
téurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
Blz.
Voorwoord van
Z.Exc. Dr. H. D. van Broekhuizen . .. 939
De medewerkers van dit nummer ………………
939
Nederland en Zuid-Afrika door
Jhr. Dr. P. J. van Winter 940
De economische beteekenis van
Zuicl-A
frika voor Necler-
land door S.
Post humo, ………………………942
De economische betekenis van Zuid-Afrika voor Neder-
landsch-Indië en omgekeerd door
J. W. B. Everts .. 944
Zuid-Afrika en de wereldconjunctuur door
Prof. Dr.
0. G.
W.
Schumaun . .
……………………947
De industrieele ontwikkeling van Zuid-Afrika door
G
.
C. R.
Bosrnan …………………………..
949
AANTEEKENINGEN
Geld-, kapitaal- en wisselmarkt ………………
950
De econoniische toestand in de Unie van Zuid-
Afrika ………………………………..
951
O
NTVANGEN BOEKEN
…………………………
952
Statistieken:
Verkorte opgave der groothandeisprijzen
.
……………
952
Geldkoersen-Wlsselkoersen-Bankstaten ……………….
953, 954
Die bande tussen Suici-Afrika en Nederland word
gelukkig in clie laaste tycl al hegtes- en sterker. So
moet dit wees! Die kulturele bande van Godsdiens,
Taal, Geskieclenis, is geeatelike bande, wat vir beile
nasies onmisbaar en noocisaaklik is.
Maar daar is ‘n ander hetrekking wat net so nood-
saaklik en wens]ik is, en dat is die ekonomiese bande.
Die handel tussen ons twee lande moet uitbrei en
is vir uitbreiding vatbaar.
Mag hierdie spesiale Suid-Afi-ika nommec- wat
artiekels bevat van bekende ekonome, sowel van Ne-
derland as van Suici-Afrika, ‘n gunstige ontvangs
vind in Nederland, is clie hartewens van,
Dr.
H. D. VAN
BROEKHUIzEN.
Bui tegewone Gesant ci Gevolmagtigde Minister
van die Unie van Suid-Afrika.
DE MEDEWERKERS AAN DIT
NUMMER ZIJN:’
ZExc. Dr. II. D. VAN BROEKRUIZEN, Buiteuge-
woon gezanten gevolmachtigd Minister van de Unie
– van Zuid-Afrika, ‘s-Gravenhage.
Jhr. Dr. P. J. VAN WINTER, Leeraar Gein. Lyceum,
secretaris van het hoofdbestuur der Ne.clerlandsch
Zuid-Afrikaansche Vereeniging, lid van de corn-,
missie van tdvies voor cle bevordering van cle cul-
tureele betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-
Afrika, Amsterdam.
S. POSTUUMA, Directeur van de Nederlancische
Bank voor Zuid-Afrika, Amsterdam.
J. W. B. EVERTS, Directeur van de Koninklijke
Paketvaart Maatschappij, Amsterdam.
Prof. Dr. 0. G. W. SOE[UMANN, Hoogleeraai- aan
de Universiteit te Stellenhosch.
G. 0. R. BOSMAN, Zuici-Afrikaner; promoveert op
15 December as. aan de Nederlandsche Hanclels-
1
–
loogeschool tot Doctor in de Economische Weten-
schappen, op een in het Engelsch gesteld proef-
sch rift, getiteld: ,,The .i.ndustri alization of South
Africa”.
940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 December 1938
NEDERLAND EN ZUID-AFRIKA.
liet tegenwoordige Zuid-Afrika is onder vele we-
derwaarcligheclen gegroeid uit de eenige volksplan-
tung, die de Nederlandsche stam heeft mogen stich-
ten. Ondanks het feit, dat de staatkuuclige handen
tusschen moeclerland en ,,colonia” in 1806 voorgoed
verbroken zijn, hebben verschil in levensomstandig-
heden en lotgevallen met uitgewerkt, dat de beide
gemeenschappen elkaar volkomen hebben losgelaten.
liet verschijnen van dit Zuid-Afrika-nummer kan
mede als bewijs daarvan gelden..
Tekort aan besef van st.amverwantschap in Neder-
land.
Men mag niet zeggen, dat de on.zen altoos ten volle
hebben getoond te beseffen, hoe, hetgeen daarginds in
het Zuiden geschiedde, ook Nederland aanging. Dat
Engeland de Kaap in 1814 weigerde terug te geven,
is door velen in Zuid-Afrika smartelijker gevoeld
dan door de Nederlanders zelf. Het afnemen om-
streeks 1850 van de neiging der Kaapsche intelli-
gentsia om haar zonen naar onze universiteiten te
zenden, heeft men gelijkmoedig aanvaard als onver-
mijdelijk gevolg van toenemenden Engelschen invloed
op het openbare leven, in de Kaapkolonie. In den
Grooten Trek hebben slechts weinigen in het moeder-
land vroegtijdig een gebeurtenis van bijzondere hetee-
kenis gezien.
Tegenover het afsterven van oude, vooral intellec-
tueele betrekkingen met Zuid-Afrika stond in cle eer-
ste 75 jaren van de lOde eeuw weinig meer dan het
onopvallend hinnenk-omen daarginds van eenige tien-
tallen afzonderlijke Nederlanders. Zij hebben er zeker
een bestaan gevonden naar hun aard en aanleg, in de
oudere gedeelten of in de Boerenrepublieke.n, en zij zijn er ook spoedig ingeburgerd. Onze verbindingen
met de Afrikaansche gemeenschappen hebben zij ech-
ter niet noemenswaard kunnen verstevigen, noch
droegen zij ertoe bij, dat ons begrip voor de proble-
men en moeilijkheden van Zuid-Afrika werd ver
–
helderd.
Zelf werden zij zoozeer door het nieuwe leven
om hen heen in beslag genomen, dat zij losser en los-
ser kwamen te staan tegenover Nederland.. En voor zoover zij de Afrikaansche samenleving hewust be-
schouwden en er anderen over wilden inlichten, er-
voeren zij, dat in het oude moederland voor wat in
Zuid-Afrika omging de ware belangstelling niet aan-
wezig was.
1-Jet was immers zoo, dat de lOde eeuw bij velen
hier een verwachting gewekt heeft van een naar
elkaar toegroeien
•
der volkeren, die in redelijkheid
elkaar zouden leeren waardeeren en begrijpen. In de
positie van kleine natie gedrongen, gevoelde het Ne-
derlandsche volk een bescheiden behoefte om zich-zelf te mogen zijn, naast alle bereidheid om ook het
uitheemsche te waardeeren. De strijd der nationali-
teiten heeft ons na 1831 weinig meer geraakt. De
noodzaak, ons bewust te worden van eigen waarden,
werd slechts in bepaalde kringen gevoeld en het besef;
dat de Nederlandsche naam kon winnen hij hetgeen
de stamvenvant elders tot stand bracht, kon, wat
Zuid-Afrika betreft, pas levendig worden, toen de Boeren van Transvaal het trotsche Alhion in 1881
dwongen aan hun republiek de zelfstandigheid te
hergeven, die even eerder was verloren gegaan in
weinig stichtelijke verwarring. Tevoren was cle Kaap-
kolonie in den geest al losgelaten en het overige
Zuid-Afrika was een onbekende wereld, waaruit zoo
nu en dan zeer wonderlijke geruchten overwoeien.
Het ontbreken van economische banden in het ver-
leden.
Er was een verhouding mogelijk geweest, waardoor
men hier als het ware gedwongen was geweest de
gebeurtenissen daarginds met meer belangstelling te
volgen: economische betrekkingen hadden ertoe kun-
nen leiden. Maar deze ontbraken juist grootendeels.
Handel en bedrijf in Zuid-Afrika zijn in dien tijd
vrijwel buiten Nederland om gegaan. Een enkele maal
hebben de onzen getracht met de Voortrekkers in ver-
binding te geraken, in Natal of over Delagoabaai,
maar in het eerste geval heeft Engelsche militaire
macht hen geweerd en niet geheel buiten hun schuld;
tervijl het onderhouden van betrekkingen met Trans-
vaal over Delagoahaai uiterst bezwaarlijk bleek en
weinig voordeel beloofde. Eerst de tijd van Paul
Kruger heeft met de ontginning, van den goudrijk-
dom aan den Witwatersrand nieuw economisch leven
gebracht en daarmee tevens de voorwaarden vervuld
voor den bouw van een spoorweg van de Portugeesche
haven naar het centrum van de Zuid-Afrikaansche
Republiek, die tot de politieke wenschen behoorde.
Alen weet, dat een Nederlandsche onderneming dat
werk heeft mogen uitvoeren en beheeren, de
N.Z.A.S.M.
Zij
heeft voor velen in Nederland een
groot en direct belang hij Transvaal heteekend, kort
nadat het volk van Paul Kruger door zijn overwin-
ning op Engeland in breede kringen geestdrift voor
den stamgenoot had gewekt. De beide krachten, die
naar Tra.nsvaal dreven, de economische en de ideëele
motieven, hebben elkaar opgevangen en wederzijds
versterkt. Neclerlandsche
nijverheid
en Nederland-
sche technische en intellectueel krachten hebben de
voordeelen van deze constellatie ondervonden. In het
geestelijke bestond de winst daarin, dat velen, die
den Nederlandschen naam in Transvaal mochten hel-
pen hooghouden, daar ook iets hebben ervaren van
een verruiming van horizon en een groeien der
krachten.
Nationale bezinning als gevolg van den strijd der
Boeren tegen Engeland.
in Nederland zelf heeft belangstelling voor de stam-
verwanten, in wier midden zoovele laudgenooten
verantwoordelijk werk te verrichten hadden, besef
van eigen nationale waarde bevorderd. Krachtig heeft
ons volksgeweten daardoor gereageerd op de gebeur-
tenissen van dien voor Zuid-Afrika zoo bewogen tijd
en de overtuiging heeft zich blijvend gevestigd, dat
de beteekenis van den Nederlandschen stam in de
wereld en daarmee ook het aanzien van Nederland
zelf hij het vel en wee van Zuid-Afrika nauw was
betrokken. Het is niet toevallig, dat twee nog be-
staande vereenigiugen, die nationale bezinning
trachten te wekken en to leiden, zijn gegrondvest in
den tijd, toen Nederland Transvaal met spanning
volgde: de Nedetlancisch—Zuid-Afrikaansche Ver-eeniging in 1881, terstond na den eersten Vrijheids-
oorlog, en het Algemeen Nederlandsch Verbond in
1898 kort na den inval van Jameson.
Men kan dit vaststellen en er zelfs den nadruk op
leggen, zonder zich te verhelen, dat de Nederlandsche
belangstelling voor Zuid-Afrika vele schommelingen, ook daarna, heeft doorgemaakt. Dat verschijnsel deed
zich al voor in den korten tijd van Paul Krugers
regeering in de verhouding van Nederland tot Trans-
vaal en vond toen zijn verklaring in de vele misver-
standen, die kunnen opkomen, wanneer stamverwante
volken voor het eerst na langen tijd weer met elkaar
in verbinding treden. Weer a.iders lag het geval,
toen Nederland met het overige Zuid-Afrika niet het
rechte contact kon tot stand brengen. Er is hier wel
ciadelijk een kring geweest, die niet uitsluitend
01)
Transvaal het oog wilde richten, maar de nadruk
viel daarop toch
wèl
en de Nederlanders, die het
Afrikmçmdop dienen door zich te ‘er-
pen op het vele, dat te doen bleek, hebben hun krach-
ten voornamelijk gegeven aan de belangen van cle
Boerenrepubliek, zooals die in de omgeving van Paul Kruger werden gezien. In andere kringen van Trans-
vaal en zeker hijv. in de Kaapkolonie zag men de
dingen geheel anders.
14 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
941
Do ondergang der Zuid-Afrikaansche Republiek in 1002 heeft hier een geool. van o.ntmoediging teweeg
gebracht. De spoorweg’inaatschappij werd gedwongen
in liquidatie te gaan. Aan Nederlancisch economisch
bedrijf was daarmee de grondslag ontvallen, Waarol)
het zijn breedsto ontplooiing had gevonden. Wat van
Nederlandsche ondernemingen, bedrijven en bedrijfjes
restte, had vooreerst een moeilijk bestaan. Tot de
fantnsie van het Nederlandsche volk kon dat weinig
spreken en wat in de eerste jaren daarna nog in
Transvaal is ondernomen was ingegeven door over-
wegingen van sentiment bij cle kleine groep, clie
Tra’nsvaal niet wilde loslaten, en kwam niet tot ont-
wikkeling.
De cuitureele banden na den ondergang der Zuid-
Afrikaa.n.sche J,tepublielc.
In het cultureele was het als in het economische.
rri achtten velen voor Hollandsch-Afrikaa.n-
sche cultuur verloren. Op de Kaapkolonie had men
nooit den rechten kijk gehad. Wat even later uit
Zuid-Afrika bekend werd van het streven van cle
,,Tweecle Taal beweging”, die nieuwe vol lcshezieli ng be-
oogde door opwekicing en opvoeding in het Afri-
kaansch, wekte nieuwe teleurstelling, toen daarmee
gepaard ging een verwerping van het Nederlandsch.
Nieuwe aandacht ontwaakte eerst, toen in 1910 de
Unie van Zuid-Afrika tot stand was gekomen en de
jaren na den wereldoorlog cle ontwikkeling van de
Unie tot den staat van dominiuni hadden tot stand
zien komen.
Zuid-Afrika behoorde voortaan tot de ,,Autonome gemeenschappen, – gelijk in status, in geenerlei op-
zicht,. noch wat haar inwendige, noch wat haar bui-
ten.lanclsche. zaken betreft ondergeschikt” aan Enge-
land, hoewel met dit rijk en met de andere dominia
,,vereenigcl door gemee.nschappelijken trouw aan de
Kroon en door vrije aaneensluiting verbonden als leden van het Britsche Gemeenebest van Naties”.
lIet kon zich nu weer naar eigen behoeften gaan. in-
richten en oplossingen zoelcen voor de vele proble-
men, die aan de orde komen, waar de zonen des lands
cle natuurlijke schatten in handen van vreemden
zagen komen en groepen van zeer verschillende her-
komst, tradities, levensopvattingen en taal tot over-
eensteinming moeten geralcen over hetgeen laad en
volk tot heil zal strekken.
Deze ontwilckeiing van Zuid-Afrika tot een souve-
reine staat is sterk bevorderd door het Afrikaansch-
sprekend hevolkingsdeel, dat daarmee aan zijn vader-
land in het staatkundige een plaats heeft willen
geven, in overeenstemming met eigen zelfbewuste
waardigheid en vordering in hoogere cultuur. Neder-
land is door deze uitkomsten, door de sterke positie
van het Afrikanerdorn in de Unie en door
,
de ontwik-
keling van een eigen Afrikaansche lètterlcunde en we-
tenschappelijke literatuur tot erkenning gekomen van
dc noodzaak, clie indertijd had gedreven. tot het ver-
laten. van Nederiancisch en het veredelen ‘van de Afri-
kaansche omgangstaal. liet kan zich thans verkwik-
ken, aan menige vrucht van Afrilcaansche dichthunst
en prozaschrijving en doet goed ‘de zeggingskracht
van. het Afrikaansch op zich te laten inwerken. Om-
gekeerd toont Zuid-Afrika meer en meer te begrijpen,
dat het Neclerlandsch ook steun kan bieden aan het
Ah kaausch.
TTe’rsterking van hel contact lvsschen Nederland en
Zuid-Afrika.
Dc kringen, waar men te onzent thans weer open
staat voor hetgeen Zuid-Afrika te bieden heeft, zijn
velerlei. Nog altoos is er levendig contact tusschen
het rechtzinnig Protestantisme in Nederland en de
llollandsche kerken daarginds. Studenten uit Zuid-
Afrika vindt men aan vrijwel al onze universiteiten
en hoogeseholcu. ilet eerste heteekent voortzetting
van oude betrekkingen. liet andere is het verblijdend
gevolg vai opzettelijk streven sinds 1885 om te her-
stellen wat vroeger had bestaan. Juist in de 20ste
eeuw, tijdens de worsteling der Afrikaners tot ver-
meuwing van hun vollcsleven, heeft dat vruchten ge-
dragen en het doet dat nog. Onder de voormannen
van het Afrikanerdom treft men velen aan, die in
Nederland hun opleiding genoten.
Sinds het hooger onderwijs in Zuid-Afrika zelf
meer is uitgegroeid, lcomen cle Afrikaners gewoonlijk
eerst hier na voltooiing van hun studies ginds, lIet
brengt voor velen mee, dat zij aan het eigenlijke
studentenleven hier niet deelnemen, maar daartegen-
over staat, dat zij hun vrienden in Nederland vaak
vinden onder rijperen uit verschillende kringen en
dat zij iets van belangstelling en medeleven met de
zaak der Afrikaners op Nederlandsche tijdgenooten
ook buiten cle unliversiteit kunnen overdragen. Dc
Afrikaner zelf gevoelt zich al naar zijn aard hier
dank-haar voor de rustige sfeer, waarin hij na een
vaak reeds strijclbaar leven, nieuwe krachten verza-
nielen kan; of verbaasd over het gemis aan een op-
gewekt naar buiten tredend nationaal leven. Komt
hij uit Nederland terug, dan vreezen sommigen, dat
hij een halve Nederlander is geworden, ongeschikt
voor de taak, clie hij voor de Afrikaansche zaak zou
kunnen vervullen. Anderen klagen erover, dat hij er
des te feller en eenzijdiger is geworden, hetzij door-
dat hij voor het eerst heeft verkeerd onder stamge-
nooten, die zich niet behoeven te voegen naar allerlei
dat hun vreemd is; of ook doordat Nederlanders zon-
dier begrip voor de verhoudingen in Zuid-Afrika
hem de gedachte aan eultureelen vrede niet de En-
gelsch-sprekenden hebben tegengemaakt. Het is dui-delijk, dat hier geen bewuste invloed van Nederland,
maar veeleer de persoonlijke aard van eiken Afrikaner
de reacties beheerscht.
Emigratie van Nederlanders.
Van geheel anderen aard is de belangstelling voor
Zuid-Afrika, die bestaat bij de gezinnen, die in de laatste 4 jaren een der hunnen naar de Unie zagen emigreereii tot het zoeken, van een beter bestaan.
Daar ziet men Zuid-Afrika vooral als een land, dat
uitkomst kan geven, al is ook duidelijk gebleken, dat
liet denkbeeld een stamverwant volk te zullen vinden
de emigranten vaak met grooter moed den moeiljken
stap heeft doen. zetten.
Men weet, dat deze Nederlanders vooral aan den
Witwatersrancl werk hebben gezocht en gevonden. Zij
hebben zich met groote energie door vele moeilijk-
heden heengeslagen en konden reeds vrij spoedig hun
gezin of hun verloofde laten overkomen. Zij achten zich voorgoed aan Zuid-Afrika verbonden en velen
hebben reeds aansluiting gevonden bij het Afrikanor-dom. In het tweede geslacht zullen de hunnen daarbij zeker woi-den ingelijfd, wat een versterking van deze
bevolkingsgroep zal beteekenen en een aanvulling met
versch bloed, die naar de uitspraken van de Afrikaan-sehe leiders bepaald noodig is te achten.
lIet blijft een open vraag, of deze Nederlanclers en
hun nakomelingen de handen tusschen Nederland en
Zuid-Afrika en het begrip tusschen heide volken in sterker mate zullen kunnen onderhouden en bevor-
deren dan vorige gesiachten het vermochten. De Ne-
derlander, die Afrikaner is geworden, raakt gemakke-
lijker los van het moederlancl dan de Engelschman
van zijn ,,home country”. De Afrikaners besef
..fen
daardoor weinig, hoeveel Neclerlandsche volkskracht
hun in den loop der jaren is toegevoerd. Als zij over
,,llollanders” spreken, bedoelen zij daarmee vooral de
niet-geassimileerde elementen.
lIet is nl. niet zoo, dat alle Nederlanders in Zuid-
Afrika zich aanstonds tot het Afrikanerdom aange-
trokken gevoelen. Degenen, die aan den Witwaters-
rand zijn neergestreken, moeten ervaren., dat daar
juist vele economisch en cultureel zeer zwakke Afri-
942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 December 1938
kaners te vinden zijn, clie als maats hijv. voor den
Nederlander uit de arbeiders-elite weinig aantrekke-
lijks hebben. Een ander obstakel op den weg naar de
Af rikaners is, dat het bedrijfsleven niet in hun han-
den is en dat dus menig werkzoekende immigrant den
Afrikaner opzettelijk moet willen vinden. Wie sterker
internationaal voelt dan nationaal zal daartoe niet
zoo gemakkelijk komen. Zij, die kerkelijke aansluiting
zoeken, zullen er het eerst toe geraken – wat echter
niet behoeft te beteekenen, dat de anderen op den
duur niet evenzeer een aanwinst voor het Afrikaner-
dom kunnen beteekenen, zij het misschien niet langs
den weg der bewuste keuze.
liet
bedrijfsleven
is niet in hccnclen der Af rikaners
Wie wel het minst van den Afrikaner merkt is de
Nederlandsche zakenman. Handel en bedrijf in Zuid-
Afrika zijn immers niet in handen van het Afrikaner
–
dom, en de Nederiandsche ondernemer heeft zich ook
weinig met Zuid-Afrika beziggehouden. 1-let heeft
alles zijn historische en psychologische verklaring.
ilet gevolg is daarom niet minder te bejammeren.
Wij behoeven hier niet na te gaan, wat een en ander
voor het directe Nederlandsche economische belang
te beteekenen heeft. Wat hier wel naar voren moet
worden gebracht, is dit: in Zuid-Afrika ontbreekt
een breede groep van invloedrijke menschen in het
bedrijfsleven, die de aandacht op Nederland kunnen
vestigen. Nederland mist omgekeerd een phalanx
van zakenmenschen, die de ontwikkeling van Zuid-
Afrika met aandacht volgt. Hoeveel meer zouden de
beide landen aami elkaar kunnen hebben als het anders
vas; wanneer men over en weer elkaars problemen
bestudeerde en geregeld zich op de hoogte ging stellen
van den stand der vraagstukken. Op cultureel gebied
schijnt het ervan te zullen komen, vooral door uitwis-
seling van figuren uit de geleerde wereld. Op het
practische terrein is het er nog ver vandaan. Wat Ne-
derland daardoor ervaart, is, dat de Afrikaner
Op
studiereis ons land slechts terloops pleegt aan te doen
en dat hij gemeeulijk slechts weet van de prestaties
van Engeland, Amerika en in de laatste jaren Duitsch-
land.
* *
*
Wat Zuid-Afrika in Nederland zoekt, is vooral ,,die
klein volk met •die groot verlede”, niet in de eerste
plaats het volk, dat ook thans nog met eere zijn
plaats inneemt. Omgekeerd zijn er nog te veel krin-
gen hij ons, die slechts van ,,Boeren” weten, die onder
Engeland staan, en geen begrip ervan hebben, dat in
Zuid-Afrika een stamverwant volk onder moeilijke
omstandigheden zich heeft omhoog gewerkt tot een
invloedrijke plaats naast de kosmopolitische elemen-
ten, die, naar het scheen, het land blijvend zouden
hehcerschen. Wat ook de zwakke plekken nog mogen
zijn in de positie van dat volk en wat de eenzijdig-
heden in de ontwikkeling van zijn aanleg, het heeft
in korten tijd veel eerhiedwaardigs tot stand gebracht
en erkenning van zijn rechten weten af te dwingen.
Het is
duidelijk,
dat ons volk er geestelijk voordeel
van meet hebben, wanneer het leveudiger leert besef-
fen, dat dit succes van den Afrikaner en de bevesti-
ging en vergrootiivg daarvan in de toekomst ook ons
allen raakt, evengoed als cle Afrikaner op zijn beurt
er wel hij zou varen, wanneer hij er kennis van nam,
hoe vele vraagstukken, waarvoor ook hij geplaatst is, hetzij hier, hetzij in Nederlaudsch-Indië, door Neder-
lamiclers
zijn
aamgevat op een wijze, die hem tot voor-
lichting kan zijn. Moge het eenmaal gelukken den
weg te vinden om een dergelijk contact tussehen de
heide volken tot stand te brengen.
P. J. VAN WINTER.
DE ECONOMISCHE BETEEKENIS VAN
ZUID-AFRIKA VOOR NEDERLAND.
Van de vele banden, die Zuid-Afrika en Nederland met elkaar verbinden, zijn de economische – over het
algemeen genomen – niet bijzonder sterk. In het koor
der feestredenaren ter viering van de onthulling van het Voortrekkersmonurnent heeft de Nederlandsche
econoom slechts een bescheiden stem. De stelling, dat
staatkundige invloeden voor de economische verhou-
dingen van meer belang
zijn
dan historische, cultu-
rede en theologische factoren, vindt in de ontwikke-
ling der economische betrekkingen tusschen Zuid-
Afrika en Nederland een bevestiging.
Sedert de Kaap in Engeisch bezit is overgegaan en
daarmee een Engeisch vlootstation in plaats van een
Nederlandsch vlootstation op den weg naar Indië is
geworden, is ook het aandeel van Nederland in de
economische ontwikkeling zoowel van de Kaap zelf als
van het achterland zeer bescheiden geweest. Sedert
dit ,,achterland” in den aanvang van de
20e
eeuw
eveneens onder Engelsch bewind is gekomen, heeft
Nederland aan den vorderen economischen opbouw
van Zuid-Afrika nauwelijks ernstig meer deelgenomen.
Slechts de beide, nog uit den tijd der Boerenrepu-
blieken stammende Nederlan.dsche banken, die in
1925
samensmolten tot de huidige Nederlandsche Bank
voor Zuid-Afrika, bleven de eenige duurzame doch
dunne schakels tusschen heide landen. Eerst na den
wereldoorlog zijn daar achtereenvolgens bijgekomen
de scheepvaartlijnen van Nederland en van Neder-
landsch-Indië op Zuid-Afrika, waarvan de laatste
sedert korten
tijd
verder is doorgetrokken naar Austra-
lië. Mogelijk dat de extra vlucht van de K.L.M. ter
gelegenheid van de onthulling van het Voortrekkers-
monument de inleiding wordt voor een nieuwe regel-
matige verbinding door de lucht.
Investeering van Nederlandsch kapitaal in Zuid-
Afrika is sedert de annexatie van de beide Boeren-
republieken nauwelijks meer vermeldenswaard. Voor
dien tijd vond plaats de aanleg van de Zuid-Afri.
kaansche Spoorwegmaatschappij en de oprichting van
een tweetal hypotheekbank-en in nauwe aansluiting
aan de reeds genoemde gewone bank-en. De spoorweg-
maatschappij ging met de annexatie van de Transvaal
in Engelsche handen over. De heide hypotheekbanken
verloren haar bestaansrecht door de valutaschomme-
lingen na 1932 en de toenemende bemoeiing van de
overheid met het landbouwcrediet gedurende de laat-
ste groote crisis. Slechts de Nederlandsche Bank voor
Zuid-Afrika kon dit jaar haar vijftigjarig jubileum
vieren.
De enkele malen, dat Nederlandsche financiers zich
lieten verleiden tot deelneming in de exploratie van
bodemschatten, liepen op een volledige mislukking
uit. Onbekwaamheid, gebrek aan kennis van dr, plaat-
selijke omstandigheden en onvoldoende kapitaalkracht,
waar slechts met groote middelen kansen op succes
aanwezig waren, zijn hiervan de voornaamsi e oor-
zaken geweest.
Van de groote Nederlandsche industrieën hebben
zoowel de Unilever als de Koninklijke Petroleum-
maatschappij (de eerste met ‘fabrieken, de laatste met
een afzetorganisatie) weliswaar voor aanzienlijke be-
dragen in de Unie geïnvesteerd, doch aangezien dit
in beide gevallen via Engelsche dochterondernemin-
gen is geschied, kan men hier nauwelijks van Neder-landschen invloed spreken. Dit laatste geldt wel voor het Philipsconcern, dat zich overigens slechts tot een
eigen verkoopsorganisatie beperkt. In dit verband zou-
den voorts nog kunnen worden genoemd de Nederlan-
den van 1845 en de Rotterdamsche Droogdokmaat-
schappij, doch hierbij moet worden opgemerkt, dat
hun aandeel in het economisch leven van de Unie
slechts zeer bescheiden is. Tenslotte verdient vermel-
ding, dat een Nederlandsche industrieele onderneming
bij een verwant Zuid-Afrikaansch bedrijf met een
14 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
943
minderheidsbelang is betrokken. De middeigrootte en
kleine bedrijven hebben op een heel enkele uitzonde-
ring na (de Bussy, Tirnex, Keip, Tob Groen en mis-
schien nog een enkele andere) in het geheel geen eigen
organisatie in Zuid-Afrika.
Intusschen is in deren toestand althans in zooverre
verandering te bespeuren, dat juist in den allerlaat-
sten tijd eeuige gevallen aanwijshaar zijn, waarin Ne-
derlandsch kapitaal zich blijkt te willen wagen aan
deelerning in, of aan de oprichting van Zuid-
Afrikaansche industrieën. Als belangrijkste voorbeeld
hiervan moge worden genoemd cle Cape-Steel Con-
struction Works, opgericht door het Bouw- en Môn-
tage Bedrijf te Rotterdam met medewerking o.a. van
De Vries Robbé en de Ned. Bank voor Zuid-Af
.rika.
In totaal genomen gaat het hierbij echter nog slechts
om een bedrag van eenige tonnen aan Hollandsche
guldens. 1-let feit, dat er tenminste van een opleving
op dit punt sprake is, moge overigens reeds tot ver-
heugenis stemmen.
Ofschoon naar den aard slechts van tijdelijk karak-
ter, is de deelneming van Nederlandsche ondernemers
aan de uitvoering van Zuid-Afrikaansche havenwer-
ken voorloopig nog van meer belang. Het is algemeen
bekend, dat de Hollandsche Aanneming Maatschappij,
die reeds vroeger de havenwerken in de Walvischbaai
heeft aangelegd, onlangs is belast met de uitvoering
van het eerste gedeelte van het millioenenplan van de havenuitbreidingen van Kaapstad.
Slechts enkele kleinere Nederlandsche handelshui-
zen, waaronder Domestic and Foreiga Trade en
Tollig hebben een eigen nederzetting in Zuid-Afrika.
Ook op dit punt heeft het verleden vele teleurstellin-
gen te zien gegeven, doch ook hier zijn er teekenen,
die meer hoopvolle verwachtingen wekken voor de
toekomst.
Het is begrijpelijk, dat bij een dergelijke geringe
actieve deelneming in het economisch leven van de
Unie en de weinige duurzame verbindingen tusshen
Nederland en Zuid-Afrika, het handelsverkeer niet
groot is. Voor den wereldoorlog bedroeg het aandeel
van Nederland in den invoer van de Unie ruim 2 pOt.,
terwijl het aandeel van Nederlandsch-Indië een te
vervaarloozen fractie was. In het eerste jaar na den
oorlog was het aandeel van Nederland nog slechts
0.4 pOt.; dat van Nederlahdsch-Indië daarentegen
was gestegen tot ongeveer 1 pOt. Naarmate cle invloed
van den oorlog minder sterk werd en het economisch
leven althans gedeeltelijk weer in zijn oude banen
terugkeerde, steeg ook het aandeel van Nederland in den invoer van Zuid-Afrika, ofschoon niet geheel tot
het vooroorlogsche niveau. Het aandeel van Neder-
landsch-Indië kon zich niet alleen op het verhoogde
peil handhaven, doch steeg daar nog eenigszins boven-
uit. De scheepvaartverbinding heeft daartoe ongetwij-
feld bijgedragen.
De ontwikkeling gedurende de laatste tien jaren
blijkt uit het volgende staatje, waarin zoowel de ab-solute cijfers als de percentages zijn verurerkt:
J)e totale invoer
in
Zuid-Afrika en het aandeel van
Nederland en Neclerlandsch Oost-Indië hierin.
Jaar Totale invoer Uit Nederi. Uit Nederl.-Indjë % NL.
% N.
1.
1928 f 79.1 miii. £ 1.3 miii. £ 0.8 miii.
1.9
1.0
1929
76.1
111.4
111.1
1.8
1.0
1930
57.9
1.2 …1.0
2.1
1.7
1931 ,, 48.3
0.8
,,0.7
1.7
1.5
1932 ,, 30.6
., 0.5
.,
,,
0.7
1.7
2.4
1933 ,,46.4
,, 0.6
,, •,, 0.7
1.3
1.5
1934 ,, 66.3
,,
,, 0.8
,, 0.8
,.
1.2
1.3
1935 ,,75.3
,,
,, 0.8
,, 0.9
1.1
1.2
1936 ,, 80.1
1.0
.,
,, 1.2
,,
1.2
1.5
1937
,, 96.3
,.
,. 1.3
,,
., 1.5
1.3
1.6
le helft
1937 ,,45.2
0.6
,,
,, 1.7
1.2
1.6
1938 ,,43.8
,,0.8
,,0.6
1.9
1.4
Bij beoordeeling w’orcle in aanmerking genomen,
dat in 1931 het Engelsche Pond van het goud afging,
weldra gevolgd door verschillende andere valuta’s,
waardoor de uitvoer uit Nederland in een zeer moei-
lijke positie kwam te verkeeren. De daling van het
percentage van den Nederlandsche invoer in Zuid-
Afrika is hieraan toe te schrijven. Hierin komt, pas
verandering, wanneer ook Nederland ten langen leste in 1930 den gouden standaard prijs geeft.
Bij
een he-
oordeeling van de absolute cijfers moet in aanmerking
worden genomen, dat deze tot en met 1932 goudpon-
den vertegenwoordigen en daarna papieren Ponden met een koers, die practisch gelijk was aan het En-
gelsche Pond. Immers, eind 1932 verliet ook Zuid-
Afrika den gouden standaard en fixeerde de waarde
van zijn valuta ongeveer a pari met de valuta van
het moederland.
– In het onlangs verschenen werk van Jhr. Dr. P. J.
van Wfnter ,,Onder Krugers Hollanders” bespreekt
deze in deel II de teleurstellingen der ilollanders in
hun handelsrelaties met de beide Boerenrepublieken
in het einde van de vorige eeuw en wijst daarbij ver-
schillende oorzaken aan, die – misschien met e2n
enkele verschuiving van accent – ook heden ten
dage nog veel van hun geldigheid hebben behouden.
Zoo kan in het algemeen worden opgemerkt, dat de
beteekenis die men hier te lande geneigd is toe te
kennen aan historie en stamgenootschap voor het tot
stand brengen van handelsbetrekkingen, veel te veel
wordt overschat. ,,Men meende, dat de Boeren Van
Engelschen invloed af keerig waren en daarom met
vreugde den stamgenoot zouden welkom heeten en
voorthelpen. Het Nvas een misvatting, waaraan de on-
zen zich wel meer hebben schuldig gemaakt. Senti-
ment speelt in dan handel echter een geringe rol.”
,,In Transvaal was het volk van ouds door den Engel-
schen handelsman bediend en van een persoon.lj ken
afkeer daartegen was bij den Boer geen sprake.”.
,,De Nederlandsche fabrikant richt zich te weinig
naar de eischen van het sterk Engelsch opgevoede
publiek…. Hij kent de markt niet en geeft zich
te weinig moeite om daarvan een juiste voorstelling
te verkrijgen.” . .. ,,Met een eigen Nederlandsch of
continentaal importhuis zich in een der havens te
vestigen was theoretisch misschien het meest ven-
schelijk geweest. In de practijk was het onmogelijk ka-
pitaal te vinden, dat vele jaren renteloos zou moeten
worden aangewend tot het vormen der relaties en het
verkennen van de markt.”
In een merkwaardige tegenstelling tot het vooraf-
gaande, staat de emigratie van Nederland naar Zuid-
Afrika. Deze heeft nimmer geheel stop gestaan en is
gedurende de laatste jaren zelfs zeer aanzienlijk ge-
weest, vooral wanneer men daarbij den afstand, de
reiskosten en de steeds omslachtiger geworden forma-
liteiten in aanmerking neemt. Van ruim 100 in de
jaren 1933 en 1934 steeg het aantal Nederlanders, dat naar Zuid-Afrika emigreerde, tot 631 in 1935,
2058 in 1936, 1350 in 1937 en 553 gedurende de eerste
acht maanden van 1938. De
cijfers
over de beide laat-
ste jaren zouden zeker nog aanzienlijk hooger zijn
geweest, wanneer niet een steeds grooter aantal aan-
vragen tot vestiging in de Unie door de Immigration
Board was geweigerd. Stam- en taalverwantschap
hebben bij. deze beweging zeker een rol gespeeld.
Ook hier herhaalt de geschiedenis zich echter. In het reeds eerder aangehaalde werk van Jhr. Dr. van
Winter schrijft deze over de periode oogenblikkelijk
aan den Boerenoorlog voorafgaande ,,de Nederlanders
in Transvaal vormden een bedrijvige gemeenschap
van over het geheel ondernemende lieden, maar Orga-
nisatie, samenbinding van krachten tot bereiking van
een groot nationaal doel werd door elk lid afzonder-
lijk niet gewenscht en in het moederland ook niet
ter hand genomen. In persoonlijke ontplooiing meer
dan in het scheppen van belangrijke nationale kracht-
centra vond de Nederlandsche volksgeest zijn uiting.”
Ook voor het heden kan dit nog gelden. Men zou er
nog aan kunnen toevoegen, dat het ontbreken van in
cle Unie geïnvesteerd Nederlandsch kapitaal de des-
integratie van het Nederlandsche element in Zuid-
Afrika wei zeer sterk in cle hand werkt.
944
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 December 1938
Waaraan deze afzijdigheici van Nederlandsch kapi-
taal is te wijten? Ongetwijfeld heeft het bezit van een
eigen groot koloniaal rijk ertoe geleid, dat een over-
wegend deel van den Nederlandschen kapitaalexport
zich op Indië richtte. Hetgeen wij in den aanvang
opmerkten over de heteekenis van staatkundige ban-
den voor liet tot stand brengen van economische rela-
ties, geldt ook voor ons land. Toch heeft de Nede.r-
landsche belegger nooit geaarzeld daarnaast nog geld
te steken in andere landen, zelfs als de econoniische
en politieke verhoudingen hem daarbij heel wat, min-
der zekerheid boden ‘dan Zuid-Afrika, dat bovendien
als jong land met groote latente rijkdommen milliar-
den noodig had en heeft voor zijn ontplooiing.
Zuid-Afrika echter is hij uitstek een land van mijn-
bouw; een actief aandeel in den opbouw van Zuid-
Afrika had dan ook een grootscheepsche deelneming
in ‘den mijnbouw van dat land vereischt en….men
leze eens, wat Professor Gerretson in zijn gedenk’.
boek van de Koninklijke heeft geschreven over de
Nederlanders als mijnbouwers! Zelfs schijnt het nog
nauwelijks tot den Nederlandschen belegger doorge-
drongen, welk een diepgaand verschil er bestaat tus-
schen een mijnhouwmaatschappij in het stadium van
exploratie met alle daaraan verbonden onzekere kan-
sen en een rnijnhouwinaatschappij in volle exploitatie
met haar kennis der geologische gesteldheid en haar
schattingen der aanwezigê ertsreserves, waarbij de
onzekerheiclsfactoren nauwelijks grooter zijn dan van
een industrie of handelsonderneming. Nog geheel
afgezien van het feit, dat het enkel koopen door he
leggers van Zuid-Afrikaansche aandeelen ter beurze
voor het tot stand brengen van blijvende economische
verbindingen slechts weinig beteekenis heeft, kan
men gerust zeggen, dat tot voor korten tijd zelfs deze
vorm van kapitaaldeelneming in Zuid-Afrika hier te
lande na enkele ernatige misgrepen in vroegere jaren,
geheel ontbrak.
Ook hierin is intusschen reeds verbetering te be-
speuren. Het toenemend aantal introducties van cer-
tificaten van Zuid-Afrikaansche maatschappijen ter
beurze van Amsterdam moge hierop wijzen. Van meer
belang echter is de opvallende vermeerdering der
directe aankoopen van Zuid-Afrikaansche fondsen
door Nederlandsche beleggers, zoowel in Johannesburg
als in Londen.
Tenslotte dient nog afzonderlijk te worden gememo-
reerd de oprichting door de Firma R. Mees en Zoo-
nen, de Rotterdamsche Bankvereeniging, de Neder-
landsche Bank voor Zuid-Afrika en de Unit Secu-
rities and Trustcompany van de Maatschappij voor
Zuid-Afrikaansche Waarden en de introductie ter
heurze van Amsterdam door laatstgenoemde on-
derneming van een certificaat van een groot ge-
mengd bezit aan Zuid-Afrikaauscheaandeelen. Door
het aan deze aandeelen verbonden stemrecht en
cle omstandigheid, ‘dat dit kan worden, uitgeoefend
door ter plaatse gevestigde instellingen, is hier een
kern geschapen voor een versterking van den Neder-
landschen invloed op het economisch leven van de
Unie. De omstandigheid, dat reeds in enkele maan-
den tijds voor een bedrag van 4 b. 5 millioen in Hol-
landsch geld aan certificaten kon worden geplaatst,
is daarbij niet zonder heteekenis.
Moesten wij aanvangen met de opmerking, dat de
Nederlandsche econoom, in liet koor der Nederland-
sche feestredenaren hij het eeuwfeest van de Voor-
trekkers, slechts een bescheiden steni kan laten kim.-
ken,’ juist de ontwikkeling van den allerlaatsten tijd
wettigt een meet hoopvolle verwachting voor de toe-
komst. Het tot stand komen der scheepvaartlijnen, de
kans op een luchtverbinding, het ontwaken van de
industrieele belangstelling, de emigratie en tenslotte
de eindelijk overwonnen aversie en apathie van den
belegger, mogen aanleiding
zijn
om dit artikel, dat
in miieur aanving, in majeur te doen eindige.
S. POSTHUMA
DE ECONOMISCHE BETEEKENIS VAN ZUID-
AFRIKA VOOR NEDERLANDSCH.’INDIË
EN OMGEKEERD.
De banden in het verleden.
Tot nog geen tien jaren terug kon in Nederlandsch-
Indië van ee.n wezenlijke belangstelling voor Zuid-
Afrika niet worden gesproken.
Een cultureele hand tusschen deze twee gebieden
werd, behalve door een kleine groep van Nederlan-
ders, die zich na den Boereiioorlog in ons Indië had-
den gevestigd en die de herinnering aan hun oude
vaderland levendig hielden, niet gevoeld.
Het feit, ‘dat in Zuid-Afrika een stamverwante be-
volking woont, had tijdens den grooten oorlog, toen
eenige passagiersschepen der Nederlandsche mail-
lijnen de route via de Kaap namen en velen daardoor
‘in de gelegenheid waren op de uit- of thuisreis, naar
of van Indië, niet Zuid-Afrika kennis te maken, weer
eenige beteekenis gekregen.
Dit hernieuwde contact verflauwde daarna echter
weer en het meercndeel der in Nedei’landsch-Indië
wonende Nederlanders scheen liet bestaan van Zuid-
Afrika langzamerhand te vergeten.
De pogingen, gedaan aan de an’dere zijde van den
Indischeu Oceaan om de handen met ons Indië te
versterken, hadden slechts een gering resultaat, om-
dat men zoo bitter weinig van Indië wist en nog
minder nieuws van daar ontving.
Niets dan een herinnering was practisch overge-
bleven van de oude betrekkingen, van de dagen in
het verre verleden, toen Batavia, Semarang en Soera-
baia voor de blanke bevolking van Zuid-Afrika geen
vreemd klinkende’ namen waren en toen de onhedui-dende volksplanting aan den Zuidhoek van Afrika als
,,middestasie tussen Holland en die eilanden vir ‘n
,,groothandel gebruik i”.
In die dagen werden reeds Indische producten naar
Zuid-Afrika gezonden, zooais blijkt uit ondervol-
genden brief van den Vertegenwoordiger der Oost-
Indische Compagnie in Indië van 19 December 1651
aan I’leeren XVII in Nederland, lui’dende:
,,Wij achten het een goede zaecke voor de Oompenie
,,sal wesen, dat de Heeren Zeventhiene geresolveert
,,hebben een propere bezetting aan de Caap de Boa
,,Esperanca te houden, sullende voor de gaende ende
,,comende schepen zeer dienstich zijn, alsoo •daer mede
,,altijt abundantie van ververschingen zullen gereedt
,,hebben als koebeesten, schapen, allerhande groente,
,,versch water, enz. Omme welek van onze zijde soo
,,veel mogelijck te secureeren wij met dese schepen
,,derwaerts senden alderhande moesen en de boom-,,zaden, die wij vertrouwen daer meest alle wel sul-
,,len tieren, een getemperd climaet zijnde.
,,Soo gaen oock derwaerts 16226 lajongs of copere
,,armringen, mitsgaders tot gerief van residerende
,,vrunden 6 ps cleyne paerdekerms over de schepen ver-
,,deelt, die hier beter connen worden gesonden als
,,uyt het vaderland.”
Gedurende de 18e eeuw hebben de producten van
de Kaal) als koren, rogge, boonen, erwten, wijn, vet,
gedroogde vruchten en gezouten vleesch een markt
op Java gevonden, alhoewel het ook toen nog geen
groot afzetgebied was.
Na de verovering van de Kaap door Engeland in
het begin van de 19e eeuw zijn de banden met de
Hollandsche bezittingen in het Oosten echter verslapt
en door de opening van het Suezkanaal in 1869 is
feitelijk aan alle aanraking een einde gekomen.
De ontwikkeling der handelsbetrekkingen na den
oorlog 1914—’18.
Niettegenstaande een voor de ontwikkeling van de
handelsbetrekkingen van zooveel belang zijn de. recht-
streeksche scheepvaartverbinding ontbrak, had reeds
14 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
945
v6r den grooten oorlog een wel gering (tot een
totaal van £127.754) doch nog vrij regelmatig pro-
ductenvervoer plaats van Nederlandsch-Indië naar
Zuid-Afrika. Dit was toen reeds voor de K.P.M. aan-
leiding ccii onderzoek in te stellen naar de mogelijk-
heden van een rechtstreeksche lijn tussehen de’ze be-
langrijke gebiedsdeelen van het Zuidelijk halirond.
De vooruitzichten waren evenwel zoodanig, dat daar-
toe nog niet kon worden besloten.
Dadelijk na den oorlog nam – voor een niet gering
deel in verband met het sterk verhoogde prijzenpeil
– het bedrag van den export naar Zuid-Afrika niet
onbelangrijk toe (tot in 1921 een maximum werd be-
reikt van £ 801.757), om daarna weer terug te loopen,
waartegenover evenwel eeii geleidelijke toeneming
van het volume kon worden vastgesteld.
Deze export bestond ook toen nog voor een groot
deel uit benzine en stook-, solar- en lampolie, die
met tanksehepen werden vervoerd. In 1929 bedroeg de
uitvoer van deze producten in waarde ruim 85 pOt.
van het totaal. Van de bovendien in dat jaar naar
Zuid-Afrika geëxporteerde rond 19.800 ton andere
Indische voorthrengselen bestond 13.000 ton uit
ciwarsliggers, die met oharterschepen werden ver-
voerd en 5000 ton uit paraffine en smeer- en motor-
oliën, die, door gemis aan een rechtstreeksohe verbin-
ding, via hongkong werden verscheept De overige
1800 ton, waarvan 600 ton thee en 230 ton koffie
en verder bestaande uit geringe hoeveelheden peper,
tapioca, rottan, enz. gingen tengevolge van dezelfde
omstandigheid via Singapore.
In die jaren deed Professor Godée Molsbergen wat
in zijn vermogen was om de geestelijke banden tus-
schen de Nederlanders in Nederlandsch-Indië en in
Zuid-Afrika te versterken en een geregeld contact
tusschen de stamverwan.ten te vestigen, waartoe ech-
ter de wei langzamerhand verminderende, maar dan
toch nog bestaande actie in de neg joftg& Unie tegen
alles wat vreemd en in casu alles wat Hollandsch was,
nie.t medewerkte.
Anderzijds liet de toenmalige Directeur van de
Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij San-
drock, Afrikaner van geboorte, geen gelegenheid voor-
bij gaan aan te ‘dringen op een directe scheepvaart-
verbinding tusschen deze landen, er telkenmale op
wijzende, dat het ontbreken van zulk een verbinding een nauwer aanhalen der economische betrekkingen
in. den weg staat. Inderdaad waren deze betrekkingen
tot vôSr de.K.P.M. in April 1931 haar regehuatige
lijn
01)
Zuid-Afrika opende, tot een, minimum be-
perkt gebleven; van eenigen intensieven handel was
nog geen sprake. Bovendien kwamen de zaken, met uitzondering van die in hout, voornamelijk tot staud
door tusschenkomst van Nederland of Engeland; van
ccii direct contact was vrijwel geen sprake.
]
T
ie
.
1uo (:onact sinds 1931
..let dit directe contact werd een aanvang gemadkt
toen 20 April 1931 de K.P.M. met haar s.s. ,,iout-
man” de maandelijksche rechtstreeksche. verbinding
tusschen Nederlandsch-Indië en Zuid-Afrika in het
leven riep en een aantal vertegenwoordigers van den
Indischen handel, voorzien van een uitgebreide col-
lectie monsters, deze eerste reis medemaakten.
De bedoeling van cle opening van deze lijn was
geen andere dan een poging te doen den bestaanden
export naar Zuid-Afrika, die door vervoersmoeilijk-
heden niet tot oitwikkeling kon komen, te verrui-
men en nieuwe mogelijkheden te zoeken voor de ove-
rige Indische cultuur- en industrieproducten, waar-
van dQ afzet door allerlei omstandigheden steeds he-
zwaarlijker werd. Verder zat hierbij voor deren export
onaf,hankljk te maken van vreemde vlag. De verwachting, dat deze onderneming, die gedu-
rende de eerste jaren een, niet onbelangrijk verlies
zou opleveren, uiteindelijk aan het gestelde doel zou
boutwoordcn, was gegrond op het feit, dat Zuid-
Afrika met zijn opkomende industrie in de naaste
toekomst een steeds grooter afnemer zou worden van
grondstoffen en de grondstoffen van Indischen bodem,
gezien haar superieure kwaliteit, daar dus een goede
kans konden hebben, vooral waar de Unie vanuit
andere tropische landen reeds meerdere producten
invoerde, die ons Indië eveneens en beter kon aan-
bieden.
Met de ,,I-Ioutrnan” reisde ook een vertegenwoordi-
ger van de Nederlandsch-Indische Regeering, waar-
door
,
een meer officieel contact tussehen Neclerlandsch-
Indië en de Unie werd verkregen, terwijl een tweetal
vertegenwoordigers van de Indische pers aan boord
was, teneinde door publiciteit meerdere bekendheid
te geven aan deze aan cle beide
zijden
van den Indi-
schen Oceaan gelegen gebieden.
Deze eerste stap tot herstel van de oude handels-
betrekkingen viel samen met den in Zuid-Afrika niet
alleen levenden weusch, maar ook met de voor dit
land gebleken noodzakelijkheid zich meer en meer
naar het Oosten te oriënteeren.
De Icomst van de Indische ‘kooplieden had dan ook
de volle belangstelling, zoow’el van de Zuid-Afrikaan-
sche Regeering als van het bedrijfsleven.
In het voor hen vrijwel onbekende land moesten de
vertegenwoordigers van de Indische exporteurs be-
ginnen zich vertrouwd te maken met de afwijkende
zakenusances en hetalingscondities, in het algemeen
met ‘de samenstelling en werkwijze van den handel
in Zuid-Afrika, niet de positie van de agentuurfirma’s
in haar verhouding tot den groot- en kleinhandel, enz.
En al spoedig bleek hun ook, dat het hun, in ver-
hand niet de preferentie, die de Unie verleent ter he-
schermning van eigen inheemsche nijverheid, niet ge-
makkelijk zou worden gemaakt, afgezien nog van de
moeilijkheden, waarmede zij te kampen zouden krijgen in verband met de Ottawa Oonference, de Mozambique
Oonventie en de kwestie van de voorkeur, die het
Engelsche product genoot, om maar niet te spreken
van de ongunstige positie, waarin zij werden geplaatst
in verband met het feit, dat Nederland nog steeds
vasthield aan den gouden standaard.’
Voor verschillende Indische producten bleek het
niet mogelijk deze nadeelen door superieure kwaliteit
en goedicoope productiekosten te overbruggen, althans
in den aanvang niet.
Niettemin nam de waarde van den uitvoer van
Nederlandsch-Indië naar Zuid-Afrika reeds in het
jaar na de opening van de directe verbinding toe niet
een bedrag van £ 8.769, waardoor Indië, wat blang-
rjkheid betreft, met één sprong van de twaalfde op
de zevende plaats kwam van de importeerende landen.
– De hmwdeisbeweging, uitgedrukt in de waarde der
goederen, geeft echter geen juist beeld van de wer-
kelijkheid. Wordt hij de toeneming van 1932 ook
rekening gehouden met de algemeene prijsdaling der
producten, dan heteekent die toeneming, dat de hoe-
veelheid der uitgevoerde artikelen meer dan verdub-beld is, waarbij dan nog in aanmerking moet worden
genomen, dat het in de voorafgaande jaren zoo be-
langrijke vervoer van djati tot een vrijwel onbetee-
kenende hoeveelheid was teruggeloopen en dat van
dwarsliggers geheel was opgehouden.
De Nederlandsch-Indische
,
Regeering volgde met
belangstelling deze ontwikkeling en niet erkentelijk-
lieid dient te – worden gememoreerd de zending in
1933 van Dr. W. M. F. Mansvelt, ioofd van het
Oentraal Kantoor voor de Statistiek te Batavia naar
Zuid-Afrika met de opdracht een studie te maken
viin de handelsbetrekkingen en daarover te rapportee-
ren. In hetzelfde jaar werd onder leiding van den
heer 0. van der KQpPeI, Directeur van het ilandels-
museum te Buitenzorg een tentoonstelling gehouden
van Indische producten, achtereenvolgens in Pretoria,
Johannesburg, Durhan en Kaapstad.
Als resultait van het bezoek van Dr. Mansvelt kan
worden gezien de benoeming door de- Nederlandsch-
Indische Regeering van een handelswaarnemer in
946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 December 1938
Zuid-Afrika en de aanwijzing van Batavia als stand-
plaats van den handelscommissaris der Zuid-Afri-
kaansche Unie voor het Oosten.
Samenstelling en groei der handelsbeweging.
De uitvoer van Nedeylandsh-indië naar Zuid-
Afrika bleef in de daarop volgnde jaren geleidelijk
toenemen en overschreeci in 1935 de 20.000 ton, in
1936 ruini 25.000 ton, waarbij het vervoer van ben-
zine, verlichtings-, brand-, stook- en golarolie buiten
beschouwing blijft. iloewel in het tweede halfjaar
1937 een duidelijke -teruggang viel waar te nemen,
was het totale exportcijfer over dat jaar toch nog weer hooger clan van 1936. In het eerste halfjaar
1938 bleef de achteruitgang doorwerken.
De vodrnaamste exportartikelen, in volgorde van
hun belangrijkheid zijn:
grondnoterc
– een artikel, -dat een sterke concur-
rentie ondervindt van het Britsch-Inclische product,
doch wat kwaliteit betreft – door importeurs beter
wordt beoordeè]d; – –
rubber –
tot voor enkele jaren voornamelijk inge
voerd van Singapore, voorziet het Nederlandsch-
Indisch- product langzamerhand voor een niet onbe-
langrijk deel in cle behoefte van Zuid-Afrika. Een
toeneming van den export van dit artikel kan worden
verwacht; – –
thee –
wordt speciaal gebruikt voor de menging
van de door het publiek meer gewilde Ceylon-thee;
para ffine
– het vervoer van dit product houdt
geheel verband met de verkooppolitiek der oliecon-
cerns, die Zuid-Afrika zoowel vanuit Nederlandsch-
Indië, Rangoon als van Amerika kunnen voorzien!
zwavel
– hoewel dit artikel scherp moet concur-
meren tegen het Italiaansche product, is de uitvoer
daarvan sedert 1930 belangrijk toegenomen. Thans
staat het op de 5e plaats;
hout
– doordat cle Indische houthandelaren niet
in staat waren aan de aanvragen uit Zuid-Afrika te
voldoen, bleef de uitvoer van dit artikel beneden de
gebeden mogelijkheid. Nu echter de zagerj van de in
Noord-Oost-Borneo opgerichte Houtaankap Maat-
schappij ,,Noenoekan” binnenkort op volle capaciteit
zat gaan werken, kan een belangrijke toeneming van
den export van hout naar Zuid-Afrika worden ver-
wacht. liet vervoer van houten dwarsliggers, dat in
1929 nog de eerste plaats innam onder de export-
artikelen, heeft vrijwel- opgehouden als gevolg van
het meer en meer gebruiken van ijzeren dwarsliggers
en de concurrentie van Australië-;
palmolie – in verband met de hij het in de vaart
komen van de drie nieuwe passagierschepen der
K.P.M. geboden mogelijkheid tot vervoer van palmolie
in tanks, ziet het er naar uit, dat de export van dit
product belangrijk zal toenemen;
kla,pperölie – om
dezelfde reden zal de uitvoer
van dit artikel naar Zuid-Afrika nog sterk kunnen
toenemen. De Indische klapperolie is evenwel één
van de weinige producten, waarvan de kwaliteit ach-
ter staat bij die van het buitenland, in casu Ceylon,
en zulks in verband met de primitieve wijze, waarop
de coprt dôor de bevblking wordt bereid. Bij gelijke
veroersvoorwaarden kan het Indische product daar-
om niet tegen dat van Ceylon concurreeren;
smeerolie
– dit artikel zal
bij
de toenemende in-
cIustrialisati van Zuid-Afrika meer en meer van be-
teekenis worden. –
hoewel kwantitatief minder belangrijk, heeft de
uitvoer van
rottan, icapoic,- tap-moea
en
vezels
zich
sedert enkele jaren op een zeer bevredigende wijze ontwikkeld, terwijl de vooruitzidhten voor den toe-
komstigen afzet van dese producten gunstig zijn.
Voor de overige sedert eenige jaren naar Zuid-
Afrika geëxporteerde artikelen,’ t.w.
peper, tin, gain-
bir, huiden, gonsmen
en
citronella-olie,
bleef cle uit-
voer gering, doch
vrij
stationnair.
Afzonderlijk dient te worden vermeld
de koffie,
welk product
bij
het openen van de directe verbin-
ding zoo veelhelovend was, doch waarvan de uitvoer
kort daarna belangrijk terugliep, om gedurende de
laatste jaren vrijwel onheteekenend te worden. De Z’uid-Afrikaansche markt wordt thans geheel he-
heeTscht door dekoffie uit Brazilië, terwijl door be-
scherming, die de invoer uit Britsche gebieden heeft, –
steeds grootere aanvoeren van dit product uit Kenya,
Uganda en Tanganyika plaats hebben.
Nieuwe exportartikelen zijn
glycerine
en
terpentijn,
die een goede toekomst beloven.
–
* *
*
Blijkt uit het voorafgaande, welk een belang Zuid-Afrika voor Nederlandsch-Indië als afzetgebied voor
haar grondstoffen reeds geworden is, een nog gelei-
delijke toeneming daarvan kan op grond van de op-komende en zich snel uitbreidende industrieele be-
cirijvigheid in de Unie, die nieuwe niogeljkheden
schept, w’orderc verwacht. Hierbij dient evenwel in
het oog te worden gehouden, dat de Unie een slechts
geringe blanke bevolking heeft, zoodat deze verwach-
ting ook niet te hoog mag worden gesteld.
Zuid-Afrika zou als vanzelfsprekend vederkeerig
gaarne Nederlandsch-Indië als afzetgebied voor haar
producten willen krijgen.
De moeilijkheid, die zich hierbij voordoet, is, dat
het aantal artikelen voor export naar een tropisch,
agrarisch land zoo gering is, terwijl Zuid-Afrika in
Australië en Nieuw-Zeeland, met hun lage valuta,
crnstige concurrenten vindt op de Indische markt.
Niettemin neemt de export vanuit de Unie naar
Nederlandsch-Indië geleidelijk toe en hoewel het, ver-
geleken bij het vervoer in oingekeerde richting, nog
slechts geringe hoeveelheden betreft, is de vooruit-
gang bemoedigend voor de toekomst.
Behalve steenkolen, zijn de voornaamste artikelen
wattel bast, wattel extract, vruchten, koper
en
dran-
ken.
De uitvoer van
walvischg’uano,
die
bij
de opening
van de lijn hoopvolle perspectieven gaf, is na een
laatste verscheping in het tweede halfjaar 1936 ge-
heel opgehouden, hetgeen, naar vermeend wordt, ver-
band houdt met de lage prijzen, die de thee en de
peper maken en waardoor de walvischguano voor de
hemesting te duur is geworden.
De voorschriften betreffende de -keuring van het
Zuid-Afrikaansche fruit hebben geruimen tijd een
toeneming van den invoer tegengehouden.
Den laatsten tijd, in verband met het in de vaart
komen van de motorsehepen ,,Boissevain”, ,,Tegel-
berg” en ,,Ruys”, die voorzien zijn van ruime moder-ne koelkamers, is daarin verbetering gekomen en kan
een belangrijke toeneming van het vruchtenvervoer
worden verwacht.
Voorts opent de uitbreiding van de Zuid-Afrikaan-
sche Ijzer- en Staalindustrie niet hoogovens en ezn
ijzergieterij, de mogelijkheid van export van de pro- –
ducten van dit bedrijf naar hot Oosten, terwijl de toe-
nemende industrialisatie van Nederlandseh-Indië een
grootere behoefte aan koper en andere materialen zal
medebrengen.
– De belangstelling, die tengevolge van het zich ont-
wikkelend handelsverkeer aan beide kanten van den
Indischen – Oceaan is ontstaan voor -de overzijde, komt
tot uitdrukking door den bij velen bestaanden wensch,
dat andere land te bezoeken, waaraan, nu de gelegen-heid daartoe door snelheid en comfort zooveel is ver-
beterd, meer en meer uitvoering wordt gegeven.
J.
W.
.B EvErvrs.
14 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
947
SUID-AFRIKA EN DIE WERELD-
KONJUNKTUUR.
Veranderinge in die •wereldkonjunktuur kan die
stand van voorspoed of depressie in ‘u bepaalde land
beïnvloed 6f via sighare en onsigbare invoere en uit-
voere, 6f deur middel van
verwagtinge
omtrent toe-
komstige veranderinge in voorspoed of depressie. In
ander woorcie, alle vorme van kontak tussen ‘n mdi-
widuele land en die res van die wereld – die meer
konk.rete invoer en uitvoer van goedere, dienste, lang-
termyn- en korttermy n-kapitaai, sowel as psychologie-
se beïnvloeding – moet hier in aanmerking geneem
word. Die konjouktuurgevoeligheid van ‘n bepaalde
nasionale struktuur ten opsigte van wereldteudense
moet dus hestudeer word aan die hand van al hierdie
vorme van kontak met elke aparte land en alle land
saam; en me slegs in ‘n vage kwalitatiewe sin, maar
op die basis van ‘n eksakte kwantatiewe analiese, vir
sover meetbare groottes ter sprake kom. So ‘n statis-
ties-analitiese methode sou egter moet aangevul word
met histories-statistiese ondersoekinge omtrent die
werklike konjunktuurverloop in die enkele land ver-
geleke met die wereldkonjunktuur. In die beroemde
,,Business Annals” van Thorp en Mitchell is laas-
genoemde methode aangewend.
So ‘ii histories-statistiese vergelyking tussen die
konjunktuurverloop in Suid-Afrika en die van ande.r
lande, veral Engeland, met wie Suid-Afrika die nouste
verhonde was gedurende die afgelope 130 jare, wys
op ‘u betreklik noue ooreenstemming, sowel as op die
helangrikheid van hogenoemde vorme van kontak ‘).
Vanaf 1890 tot 1910 was die korrelasie tussen die
konjunktuurverloop in Suici-Afrika en in Engeland
minder sterk, hoofsaaklik deur besondere faktore soos
die ontdekking van goud in 1886 en die uitbreiding
van die goudproduksie daarna, die Anglo-Boereoorlog
van 1899-1902 en die na-oorlogsdepressie van 1903 —1909. Die konjunktuurverloop vanaf 1910, inslui-
tende die infiasie- en deflasieperiode van 1917 tot
1922,
die oplewing van 1923-29, die depressie van 1929-32 en die besondere voorspoed van 1933-37,
vertoon weer ‘n hoë mate van ooreenstemming met
clie internasionale patroon – in sover so ‘n begrip
nog wel toelaatbaar is onder die gedisorganiseerde
wereldtoestand van na 1929. Dit alles bewys dat die
Suid-Afrikaanse ekonomiese struktuur allermins as
‘n afgesonderde eenheid kan beskou word. Trouens,
die verhouding van invoerwaarde tot ‘Nasionale In-
kome is een van die hoogste in die wereld; Suid-Afrika is een van die mins seifversorgende lande,
tenspyte van die uitgestrektheid van sy bodem. Die
verklaring vind ons hoofsaaklik in die groot uitvoer
van goud, diamante en wol – in die terminologie
van die teorie van die internasionale handel het ons
land ‘n groot relatiewe voordeel (comparative advan-
tage) in enkele uitstaande produkte. Die aktuele vraag vir Suid-Afrika vadag is in hoe-
verre die binnelandse konjuuktuur onder invloed
staan van die wereldkonjunktuur, en of die interna-
sionale depressietendense hier reeds ‘n merkbare in-
vloed uitgeoefen het, of tot ‘ii verskerping van die
hinnelandse depressie kan lei. Algemeen-wetenskap-
like betekenis verkry die vraag deur die besondere
posisie van ons land – as die grootste goudprodusent van die wereld en as ‘n besonder tiepe van nasionale
ekonomiese struktuur waarin goudproduksie so
dominerende rol speel.
My bedoeling is hier om slegs kortliks die nuw-ste
konjunktuurontwikkeling in Suid-Afrika na te gaan
en om enkele heskouinge te gee oor die waarskynlike
invloed van die wereldkonjunktuur op die verdere
verloop van clie hinnelandse konjunktuur. iierhy
veronderstel ek dat die konjunktuurverloop in die
vernaamste lande ongeveer bekend is. In Suid-Afr ika besit ons reeds verskeie uitstekende
1)
Sien Sohuinanii: ,,Strutura1 Changes and Business
Cycles in Sou’th Africa,
1806-1936″.
Bi.
122 en
251.
iiidices om die algemene konjunktuurverloop aan te
dui. Enkele van clie vernaamste word in die volgende
tabel wreergegee
:
–
Konjunktuurindices
E
—,
Lo
c
o-
I
E
–
Cd
CD
‘C
2
>C.1
e
ee
v
>
0C2
–
.
1929 ….
1269
1121 921
409
6955
1184
1932 ….
899
1)
1004
978
345 306
2734
843
1933 ….
2057
1)
1018 1022
494
333
4114
1124
1936 ….
2980
1)
1079 1399 1765
473 7192
1657
1937 ….
2395
1)
1105
1475
1856
601
8615
1788
Jan.
’37 3112
1100 1442 1976
459
7858
2190
Febr
3171
1470
1923 437 7631
2258
Mrt.
3024
1483
2017
479
8151
2001
Apr.
2871
1079
1491
2260
487
8230 2077
Mei
,,
2677
1487
2055
511
8314
1573
Jun.
2541
1475
2065
593
9013
1728
Jul.
2395
1110 1472 1497
669 9133 1775
Aug.
,,
2571
1476
1721
701
9096
1668
Sept.
,,
2503
1478
1701
764
8929
1472
Okt.
2549
1131
1483 1589 717
9200
1515
Nov.
2612
1477
1833
645
8779
1479
Des.
2673
1467
1642
604
9050
1714
Jan.
1
38
2644
1174
1473 1559 513
8942
1664
Feb.
2649
1532 1922
488
8319
1560
Mrt.
2566
1547
1579
550
8428
1607
Apr.
2555
)140
1553
1735
495
7742
1499
Mei
,,2601
1558 1632 536
7240
1411
Jun.
,,
2699
1559
1550
554 7529
1716
Jul.
,,
2714
1128
1
1554
1464
534
7820
1717 Aug.
,
2800
1542 2063 7535
Sept.
,,
2768
‘)
Julie-ganiiddelde
vir
elke
jaar.
Wat eerste opval, by ‘n bestudering van die tabel,
is die daling in aandelepryse vanaf Jan.-Feb. 1937.
Dit val dus feitlik saam met die beursterugsiag in
Amerika en Engeland. ,,Bankdebette” – ‘n indeks
waaraan besondere waarde geheg word in die Harvard
Economie Service – vertoon ‘n byna gelyktydige da-
ling; dit staan egter hoofsaaklik onder invloed van
die spekulasie in goud en die groot omsette in goud-
aan.dele; word die syfers vir Johannesburg uitge-
sluit dan vind ons feitlik geen daling in bankdebette
nie. ,,Bouplanne goedgekeur”, die beste indeks in
Suid-Afrika van die bedrywigheid op die boumark,
daal ook skerp vanaf Mei 1937. Die terugslag op clie
aandelemark, en die verswakking van vooruitsigte op
die Rand,’ het onwillekeurig ook sy invloed laat geld
op die reeds oorspanne boubedryvigheid. Waar Suid-
Afrika tot onlangs groot getalle bedrewe vakliede,
veral ook uit Holland, kon invoer, is daar no.0 ‘n
ooraanhod van sulke persone. Gedurende die afgelope
paar maande is daar egter tekens van verbetering in hierdie opsig. As aanvullende bewys van die terug-
slag op die mark vir vaste eiendomme kan genoem
word die indeks van die waarde van vaste eiendomme oorgedra wat ook ‘n merkbare teruggang aanwys van-
af die begin van 1937.
Die gevolg-trekking lyk dus gewettig dat Suid-Afri-
ka, net soos die U.S.A., reeds aan die begin van 1937
die aanvang van ‘n nuwe depressie ondervind. ‘n
Studie van ander indices wys egter daarop dat die
terugsiag gedurende die eerste helfte van 1937 meer
die karakter van ‘n
spekulatiewe krisis vertoon, ‘n
gevolg van ‘n intense oorbedrywigheid op die aan-
delemark en boumark gedurende 1936. Dit kan van
die volgende afgelei word.
Die indeks van blanke werkverskaffing in alle
myne, industrieë en verkeersonderneminge het nog
feitlik geen merkbare daling aangetoon nie. Geduren-
de 1936 en 1937 vertoon dit ‘n steeds stygende ten-dens, nl. vanaf 1312 in Jan. 1936 (Jul. 1925 = 1000)
tot 1481 in Okt. 1937; vir die volgende drie matnde
948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 December 1938
is
daar ‘n geringe daling tot 1477 in Jan. 1938, maar
daarna styg die indeks weer tot 1491 in J’uiie 1938.
Die indeks vir nie-blanke werkverskaffir.g is meer
konjunktuurgevoelig.’ Dit claal aanmerklik van 1508
in April 1937, veral onder invloed van die spekula-
tiewe terugslag op die Rand, tot 1463 in Des. 1937,
maar daarna vind ons weer ‘n sterk styging tot 1576
in Julie 1938. In Suid-Afrika bestaan daar dus blyk-
baar nog geen noemenswaardige werkloosheid nie.
Hierdie gevolgtrekking word bevestig deur die syfers oor aansoeke om werk by die Regerings-arheidsbeur-
se; dit het wel skerp toegeneem gedurende die eerste
maande van 1937 en van 1938, maar dit, is hoofd-
saaklik ‘n seisoenverskynsel – van ‘n stygeide kon-
junktuurwerkloosheid is daar prakties geen tken nie.
Hier het ons ongetwyfeld een van die beste aandui-
dings dat die depressie in Suid-Afrika geen ernstige
afrnetings aangeneem het nie. Dat daar wel ‘n matige
daling in die interne Koopkrag van die Unie voor-
gekom het word bewys deur die volgende gegewens.
Soos ‘uit die vorige tabel sigbaar is het die totaje
invoerwaarde ‘ een van die betrouharste konjunk-
tuurindices in Suid-Afrika – vanaf Okt-Des. 1937
‘n duidelike teruggang aangetoon, hoewel die daling
nog besonder gering is in vergelyking met die van
1929-1932. In hierdie verband is ook van betekenis
die indeks van nuwe moterkarre geregistreer (12-
aaDde bewegende gemiddelde met 1928 = 1000) wat
‘n hoogtepunt van 2047’hereik in Jan. 1938 om daar-
na konsekwent te daal tot 1786 in J’ulie 1938. Die
omvang van die spoorwegvervoer wys ook op ‘n ligte
teiuggang gedurende 1938, hoewel hier rekening moet
gehou word met die seisoensteruggang gedurende die
eerste helfte van die jaar. Aan die ander kant het die
prysindices, groothandel sowel as kleinhandel, nog
geen merkbare daling aangetoon nie. Die voorskotte
en diskontos van die handelsbanke vertoon slegs ‘n
geringe daling van ‘ii hbogtepunt van £ 59.300.000 in
Okt. 1937 tot £ 56.020.000 in Julie 1938, terwyl die
noteuitgifte van die Reserwehank ‘n ewe geringe da-
ling aanwys. Teselfdertyd is daar in verskeie indices,
soos totale werkverskaffing, aandelepryse, houplanne
goedgekeur”, en ,,bankdebette” reeds tekens van
opwaartse neiging.
Ons gevolgtrekking is dat, sover die blote statis-tiese reekse as ‘n aanduiding mag dien, daar wel in
Jan.-Mrt. 1937 ‘n spekulatieve terugslag op die aan-delemark en die houmark plaasgevind het, maar dat
die agteruitgang in die totale ekonomiese hedrywig-
heM eers teen die eind van 1937 begin het, dat dit
hesonder matig was, en dat in die meer spekulatiewe
dele van die ekonomiese struktuur alreeds tekens van
verbetering te .bespeur is.
Wat egter van. die naaste toekoms? Kan d.ie depres-
sie in die U.S.A. en die matige terugsiag in Enge-
land die konjunktuurtoestand in Suid-Afrika rt.ie ver-
der nadelig beïnvloed nie en ‘n verskerping van die
biiuielandse depressie veroorsaak nie?
Om die vraag te beantwoord moet ons let
0])
die
aard van die kontakte van ons land met die buite-
land. Ongelukkig bestaan daar geen syfers oor die
Suid-Afrikaanse betalingsbalans oor die laaste twee
jaar nie. Die aard van ons goedereuitvoer is eg-ter
van cleurslaggewende betekenis. Die volgende tabel
gee hieroor die nodige informasie:
Uitvoer van SuidAfrka.
Goud
Diamante
. Wol
Totaal
Jaar
Waarde
% van
Waarde
% van
Waarde
% van
£000 £000
totaal
£’OOO
totaal
£1000
totaal
1929.
..
.
46,378
47,4 el,
10,751
11,0
0
/0
14,500
14,8
0/
97,852
1932.. ..
48,524
70,3 o/
1,176
1,7
o/
6,400
9,3
0
/0
69,044
1935….
71,235
69,8
0
/o
2,091
2,0
o/
o
9,500
9,3
0/
t
,
102,047
1936….
81,801
71,4 olo
3,201
2,8
0
/0
9,827
8,6 o/
114,542
1937….
82,739
66,1 o/
3,247
2,6
0
/0
12,644
10,1 •i,
125,162
Jan.-
Aug.
’38
47,058
67,2
0
/0
1,436
2,1
0
/0
5,159
7,4
0/
70,004
Hoe buitengewoon afhanklik Suid-Afrika van sy
goudproduksie is, en veral wat hetref sy hetalings-
halansposisie, blyk duidelik uit die tabel. I’Iierdie
afhanklikheici het blykhaar nog toegeneeni deur die
depresiasie van die po:nd en die styging van die goud-
prys n.a 1932.
V%Taar
die prys of afset van diamante
en wol egter as hesonder konjunktuurgevoelig kan
beskou word, en sterk afhanklik is van buitelandse
aanvraagverhoudinge, kan dit nie op dieselfde wyse
van goud heweer word nie. Die hele goudopbrengst
kan altyd verkoop word, en die prys van goud in
Suid-Afrika is afhanklik van die mate van depresia-
sie van ons pond; in soverre die Suid-Afrikaanse
pond gekoppel is aan Sterling kan die geldbeleid van
Engeland, of faktore wat invloed uitoefen op die
externe waarde van die Engelse pond, ook die eie
w’isselkoers, en dus die interne gondprys, hepaal. In
hierdie sin kan die internasionale konjunktuur die
stand van die voorspoed in Suid-Afrika via die goud-
uitvoer beinvioed.
Vanselfsprekend is daarby dat, meer as vir enige
• ander land, Suid-Afrika se hele bestaan en welvaart
in die naaste en verre toekoms afhanklik is van die
toekomstige ‘internasionale goudheleid. Die afskaffing
van goud as basis van die internasionale geldstruk-
tuur lyk op die oonhlik ge egter uiters onwaarskyn-
lik. Maar met behoud van ‘n internasionale rnonetêre vraag na goud, sal ‘n meer rasionale gebruik daarvan
on’getwyfeld ‘n daling in sy koopkrag teweeg bring
en gevolgiik die produksiekoste van goud in Suid-
Afrika verhoog. Ook in hierdie sin kan internasionale
verhoudinge die voorspoed van Suid-Afrika op die
duur heinvioed.
Wat die naaste toekoms betref kan ons veronder-
stel dat die teenwoordige goudprys van 140/- tot 145/-
per fyn ons gehandhaaf bly. Onder hierdie veronder-
stelling is dit feitlik seker dat die waarde van ons
gouduitvoer iiie sal daal nie; die nuwe myne wat out-
gin word wys eerder op ‘n vaarskynlike styging in
produksie en uitvoer. Ook is daar geen noemenswaar-
dige gevaar van ‘n groot vlug van kapitaal nie –
die hoofoorsaak-, naas die daling in landhoupryse,
van die skerpte van die depressie in 1929-32 in
Suid-Afrika. Die uitvoer van landbouprodukte en
diamante ens. kan, deur ‘n nuwe konjunktuurterug-slag op die wereldmark, moontlik nog verder daal –
in hierdie opsig kan die wereidkonjunktuur. Suid
Afrika direk nadelig beinvloed.
Die tekens van herstel in die U.S.A. sowel as die
verbetering van die politieke konsteliasie in Europa
wys op die onwaarskynlikheid hiervan; en selfs al
sou dit intree, kan die uitwerking nie buitengewoon
groot wees nie omdat die gouduitvoer so sterk domi-
neer. Tenslotte, wat kapitaalinvoer betref, het Suid-
Afrika gedurende die laaste paar jare eerder huite-
landse skuid afhetaal as nuwe kapitaal ingevoer; daar
bestaan dus geen gevaar dat die voorspoed kan ver-
minder deur ‘n skielike stopsettiug van ‘n groot ka-
pitaalinvoer, soos die geval was met Australie na
1928.
Ook hinnelands is die konjunktuurtoestand in
Suid-Afrika nie ongesond nie. Daar is geen buiten-
sporige uitbreiding van krediet nie. Die hanke ver-
keer in ‘n gesonde, likwide posisie. Die terugslag op
die aandelemark en die boumark meer as ‘n jaar ge-
lede het die ongesonde toestand van oorspekulasie
prakties tot ‘n einde gebring.
My gevoigtrekking is dat, gegewe redelike politieke
toestande oorsee en geen nuwe koijuiiktuurterugslag
in die U.S.A. of Engeland, daar geen verskerping
van die brnnelandse depressie te verwagte is nie. Al
die tekens, en veral die aarskynEke styging in dië
lroduksie van goud, wys eerder op ‘n stygende wel-
vaart gedurende die volgende jare. Die huidige de-
pressie in Suid-Afrika sal waarskynlik bekend staan
as een van die matige teruggange (recessions) van die
na-o9rlogstydper1″, en in geen geval vergelykhaar met
die depressie van 1929-1932 nie.
C. G. W.
SOHUMANN.
14 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
949
DE INDUSTRIEELE ONTWIKKELING VAN
ZUID-AFRIKA.
De industrialisatie van Zuid-Afrika is een pro-
bleem, dat tegenwoordig zeer sterk cle aandacht trekt.
Dit feit is des to merkwaardiger, daar Zuid-Afrika
onder de jong-industrialiseerende landen een bijzon-
dere positie inneemt als gevolg van:
De bijna oneindig groote oppervlakte en naar
verhouding zeer kleine bevolking. De Unie van Zuid-
Afrika beslaat in totaal een oppervlak van 472.550
vierkante mijl, d.w.z. plus minus 37 maal dat van
Nederland, terwjjl de geheele bevolking slechts
9.588.625 zielen uitmaakt.
Een sterk overw’egende Naturellen-hevolking met
een zeer lagen levensstandaard. Van de ruim 9 4 mii-
lioen inwoners zijn slechts 2.003.512 cLw.z. 20.9 pOt.
blanken.
De in het algemeen hooge productiekosten en
een relatief laag peil van efficiency. Geschoolde ar-
bed wordt namelijk duu.r betaald, terwijl de strijd
tussehen blank en zwart en de noödzakelijkheici om
eerstgeuoemden met een 5 maal zoo hoogen levens-
standaard werk te verschaffen, tot gevolg heeft ook
relatief hooge bonen voor ongeschoolden blanken-
arbeid. De arbeid der Naturelle.n is van een buiten-
gewoon lage efficiency, verscherpt door een groot on-
verantwoordelijkheidsgevoel.
Een zeer beperkte binneniandsche vraag en in
verhouding tot do totale bevolking veel kleinere koop-
kracht, voornamelijk aan de zijde der Natureilen.
De groote concurre:ntie van West-Europa en de
steeds toenemende concurrentie uit het Oosten, voor-
namelijk uit Japan.
Een beperkt huitenlandsch afzetgebied voor
eindproducten, gefabriceerd onder hooge kosten, welke
productie grootendeels mogelijk gemaakt wordt door
protectie (hooge invoertarieven en subsidies in be-
paalde gevallen).
In zekeren. zin nog relatief beperkte transport-
mogelijkheden. Zuid-Afrika heeft namelijk een groote
behoefte aan goede autowegen en een efficient ver-
keer.
Politieke verschillen tusschen nationaal- en
Britsch-.imperialistisch gezinden en het daaruit voort-
vloeiende gebrek aan samenwerking. Ongeveer 57 pOt.
der blanke bevolking is Afrikaansch sprekend; 34
pOt. Engelsch; 414 pOt. Joodsch; 28 pOt. Duitsch en
overige talen 2 pOt. Een zeker percentage Afrikaansch
sprekencien zijn tevens imperialistisch gezind.
Een sterk bestaand indiviclualisme onder cdle
groepen van cle blanke hevoikng.
Een zekere mate van gebrek aan Icapitaal voor
investeering.
Een grooto neiging onder cdle lagen van cle be-
volking (Afrikaners, Engelschen, Naturelben en Azia-
ten) aan buitenlandsche fabrikaten de voorkeur te
geven.
Opvallend is het, dat niettegenstaand.e deze rem-
mende factoren, Zuid-Afrika niet alleen sterk in-
dustrialiseert, maar in verhouding tot land- en mijn-
bouw de industrie zich reeds in een vergevorderd
stadium van ontwikkeling bevindt, zooals hieronder
duidelijk blijkt uit een vergelijking van de netto-
opbrengsten van deze drie takken van productie, als-
ook uit het aantal arheideis in iederen tak werkzaam.
Netto opbrengst:
Jaar
Landbouw Mijnbonw
1.ndustnie
1910-11.
……..
£
26.000.000
£
32.500.000
£10.000.000
1929-30
……..
..
4,1.200.000
,, 42.900.000
49.400.000
1934-35
……..
..
44.400.000.,..
54.900.000
57.700.000
Aantal arbeiders:
Jaar
Ja ndbouw Mijnbouw
Indnstrie
1932
……..
790.000
310.963
192.483
1936
……..
755.000
441.413
303.557
Tot aan de ontdekking van diamanten in 1867 en
van goud in 1873, was Zuid-Afrika een zuivere ex-
tensieve landbouwstaat, hoofdzakelijk ingesteld op een
nog bijna primitief ruilvericeer, voornamelijk in het
verre binnenland, hoewel bepaalde deelen, zooals bijv.
de Kaapkolonie in het bijzonder, in
belangrijke
mate
steunden op den uitvoer van wol, struisvogelveeren,
huiden en een beperkte hoeveelheid fruit. Eerst met
cle opkomst van den mijnbouw kwam in Zuid-Afri,ka
de moderne kapitalistische onderneming op, en ont-
stond een bevolkingsgroep, die voor het levensonder-
houd geheel afhankelijk was van het geldinkomen.
Vanzelfsprekend ontstonden dientengevolge verschil-
lende ,,verzorgings”-industrieën, doch het werkelijke aanvangsstadium begon eigenlijk gedurende den we-
reldoorlog als uitvloeisel van het tekort aan buiten-
landsche fabrikaten, vermindering van transportmo-
gelijkheid en hooge transportkosten met de daaraan
verbonden risico’s. In het jaar
1915116
bestonden 3998
bedrijven met een bruto-opbrengst van £ 40.334.882,
terwijl in 1920/1921 reeds 7005 bedrijven niet een
bruto-opbrengst van £ 98.307.910 werkzaam waren.
De industrialisatie werd verder ook bevorderd en
gestimuleerd door de Tariefwetgeving van 1925, maar
de grootste stoot werd echter gegeven door de be-
drijvigheid, liet optimisme en de speculatie, ontstaan
na het loslaten van den gouden standaard in Januari
1933. In het statistiekjaar 1932/33 waren er 7669
bedrijven, werk gevend aan 192.483 arbeiders, met
een bruto-opbrengst van £ 90.948.000; in het statis-
tiekjaar 1935/36 daarentegen 9655. bedrijven niet
303.557 arbeiders, waaronder 128.995 blanken en een
bruto-opbrengst van £ 150.378.000.
Dat de groei van de industrie sterk onder den in-
vloed van de goudproductie staat, blijkt hieruit, dat:
a. Transvaal in 1935/36 werk verschafte aan 51 pOt.
van het totale aantal arbeiders in de industrie werk-
zaam, de Kaapkolonie 29 pOt., Natal 17 pOt, en de
Oianje-Vrjstaat 3 pOt.;
5. aan Zuid-Transvaal met Johannesburg als cen-
trum 40
.
pOt. van de totale netto-opbrengst van de
Unie toévalt;
c. het aantal fabrieken in de periode 1927/28-
1932/33 met 4.5 pOt. toenam, de bruto-waarde van de
productie met 14.8 pOt., daarentegen in de periode
1932133-1935/36 het aantal fabrieken met 25.9 pOt.,
de bruto-waarde van de productie met 89.5 pOt. toe-
nam;
cl.
de activiteit in Zuici-Transvaal zich in hoofdzaak
bepaalt tot de ijzer- en staalnijverheid, liet bouwbe-
drijf, en ,,public utiiity”-bedrijven, welke alle van
een sterke expansie blijk geven.
Of dit tempo van industrialisatie, grootendeels ver-
oorzaakt door de enorme winsten van de goudmijnen
en de daardoor ontstane koopkracht, gestimuleerd door
de cumulatieve reacties als gevolg van liet groote
optimisme en speculatie, op den duur gerechtvaar-
digd zal zijn, is zeer twijfelachtig. De capaciteit van
de industrie, als één geheel, zal onder norniale om-
standigheden . op een veel v
te groote raag ingesteld
blijken te zijn., niet als uiteindelijk resultaat, een mo-
gelijk braakliggen van de productie-factoren, arbeid
en kapitnkl.
Bovencl ien ontwikkelt de industrie zich hoofdza-
kelijk in één bepaalde richting, nl. een relatief groote
expansie van industrieën, die zeer kwetsbaar zijn,
waardoor schommelingen in productie en arbeid reict-
tïef heel groot kunnen zijn:
Dit brengt nog grootere bezwaren met zich mede,
tengevolge van de concurrentie tussehen blank en
950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 December 1938
zwart en de moeilijkheden die kunnen ontstaan door
twee vijandig gezindo werkloozo rassen.
Het probleem wordt nog moeilijker door de ten-
dens tot concentratie van dergelijke industrieën ge-
vestigd rondom de goudmijnen, waar reeds zeer veel
zwart-arbeid werkzaam is in plaats van decentralisa-
tie. Hierdoor ontstaan dus zeer erustige soqiale vraag-
stukken, verergerd door de tegenwoordige sterke mi-
gratie van het platteland naar de steden, alsmede door
een reeds bestaande groep arme blanken gevestigd in
deze industrie-centra, waarvan een spoedige oplossing
dringend noodzakelijk is.
Het vraagstuk der industrialisatie wordt nog in-
gewikkelder als gevolg van het feit, dat de mijnbouw,
waarbij goud domineert, geheel is aangewezen op den export, terwijl de landbouw hoofdzakelijk afhankelijk
is van de directe koopkracht en indirecte vraag, ver-
oorzaakt door de goudmijnen, maar tevens voor een be-
langrijk deel ook steunt op den export. Mineralen en
landhouwproducten maken 96 pOt. van den totalen
export uit, ongeveer
2i4
pOt. eindproducten en pim.
1 pOt. geëxporteerden invoer. De industrialisatie
van Zuid-Afrika, onder sterke bescherming gestimu-
leerd, moet dus op den duur, door daling van den
invoer, een nadeeligen invloed op den internationalen
handel uitoefenen, waardoor de export moet vermin-
deren of de
prijzen
van exportproducten sterk moeten
dalen, waarvan een
belangrijke
terugslag te ver’,vach-
ten is op de koopkracht van de boeren, binnenland-
sche goudproducenten en andere exporteerders.
De vraag laat zich stellen, of deze tendenzen op den
duur voor de economische stabiliteit van de nationale
economie van Zuid-Afrika als Sôn geheel bevorderlijk
zullen zijn
1).
Tenslotte is het interessant op te merken, dat de
financiering van de industrie hoofdzakelijk geschiedt
door Engelschen en Joden. Direct cijfermateriaal is
op het oogenblik niet beschikbaar, maar het feit, dat:
60 pOt. van de dividenden der goudmijnen naar
het buitenland, in het bijzonder naar Engeland gaat;
verreweg het grootste percentage der Afrikaansch
sprekende bevolking op het platteland gevestigd is, meerendeels uit groot-grondbezitters, die niet kapi-
taaikrachtig zijn (de Afrikaners, die niet het land-
bouwbedrijf uitoefenen, zijn 5f staatsambtenaren en
opvoedkundigen 5f bepalen zich in den regel tot het
klein particulier winkelbedrijf op het plattéland);
het grootste deel van den grondstoffen-import
(cle Zuidafrikaansche industrie importeert nog onge-
veer 48 pOt. van het totale grondstoffenverbruik) uit
Engeland komt;
van gemiddeld
200
namen van handels- en indus-
trieele ondernemingen in het Zuidafrikaansche maand.
blad ,,Industrial and Oommercial South Africa”, 100
pOt. Engelsche en Joodsche namen draagt, hoewel er
vermoedelijk hieronder ook Nederlandsch-Afrikaan-
1)
1-let bestek van een tijdschriftartikel laat niet toe,
dit vraagstuk
ook
maar eenigsziitns volledig te behandelen.
Wie zich voor dit probleem interesseert, ‘zij verwezen naar
mijn oo juist verschenen proefschrdft: ,,The Industriali-
zaition of Soutih Africa”. Uitg. G. W. dein Boer, Middelbung
1938.
sche bedrijven zijn. Een
y
oorbeeld is. de stichting
door de bekende firma De Vries, Robbé en Co. N
.
V.
te Gorinohem, Bouw- en Montagehedrjf N.V. te Rot-
terdam en de Nederlandsche. Bank voor Zuid-Afrika
te Amsterdam en eenige andere, van een Nederland-
schei fabriek in Kaapstad onder den Engelschen naam:
The Cape Steel Construction Oornpany Ltd., welke
ten doel heeft, staalconstructies aldaar te vervaardigen;
bewijst voldoende, dat de directe invloed van Neder-
landsche en Afrikaansche investeerders op de indus-
trie nog zeer veel te wenschen overlaat,
G.
C. R. BOSMAN.
–
AANTEEKENINGEN.
Geld-, kapitaal- en wisselmarkt.
Op de internationale wisselmarkten was in cle ver-
slagweek weinig levendigheid te contateeren. Aan-
vankelijk was de stemming voor het Pond wederom
vast, de Dollarnoteering te Londen steeg tot 4.70.
Nog steeds werden contraminedekkin.gen uitgevoerd,
welke, zooals wij de vorige week reeds schreven, de voornaamste bron van de vastere houding waren.
Op het genoen’ide niveau echter grepen de Engel-
sche monetaire autoriteiten in om verdere appreciatie
van den Sterlingkoers te beletten. Dat beteekende
tevens het eind van de betere stemming, want de spe-
culatie durfde toen weer iets meer uit den hoek te
komen. Steeds wanneer men den indruk heeft, dat de
autoriteiten een bepaald plafond willen vasthouden,
steekt de speculatie het hoofd op, omdat men hij con-
sequente houding van de contrôle dan practisch zon-
der verlieskans zijn geluk kan probeeren. Het Pond
reageerde daardoor, te onzent kwam de noteering op
8.59, na in het begin der week 8.65 te hebben gehaald.
Voor Fransche Francs is het verloop nogal afwis-
selenci geweest. Aanvankelijk bleef de gunstige stem-
ming van de vorige week gehandhaafd, en het Egaui-satiefonds kon geleidelijk de Pondennoteering verder
laten dalen. De internationale situatie bracht echter
weer aanbod van Franes, waardoor het Egalisatiefonds
moest intervenieeren, hetgeen natuurlijk met een stij-
gende Pondennoteering gepaard ging. Daarna werd
de stemming weer wat beter. Bij ons kwam echter het
herstel niet tot zijn recht, omdat immers de Franc
de daling van het Pond aan het slot van de week mee-
maakte. Uit de lage termijnno.teeringen voor Francs
blijkt, dat het vertrouwen belangrijk is toegenomen.
De Dollarnoteering, waarin de stemming voor den
Gulden het best tot uitdrukking komt, was gedurende
de verslagweek als regel aan den vasten kant. In het
begin der nieuwe week echter liep de Dollar terug.
De Belga heeft nog van aanvallen te lijden gehad,
en de autoriteiten moesten ingrijpen. Aan het eind
van de week was de stemming iets beter dan zij in
den loop van de week was geweest. De ‘fluctuaties
blijven betrekkelijk begrensd. Ook op de termijnmarkt
bleek de wisselende stemming. Aanvankelijk liep het
disagio scherp op, om daarna verbetering te toonen.
Geldmarkt en heleggingsmarkt geven weinig stof
tot opmerkingen; de laatste was nauwelijks prjshou-
dend; de. politieke onrust stimuleert niet tot trans-
acties.
AANVOER VAN GRANEN.
(In
tens
van
1000 kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
4-10 Dec.
Sedert
.
Overeenk.
4-10 Dec.
Sedert
Overeenk.
1938 1937
1938
1Jan. 1938
tijdvak 1937
1938
1Jan. 1938
tijdvak 1937
20.398
1.424.059 1.440.833
498 16.323
27.433 1.440.382
–
1.468.266
4.606
216.429
263.155
–
–
3.875
216.429
267.030
110
16.887
18.811
–
–
–
16.887
18.811
Tarwe
………………
Boekweit
………………..
Maïs………………
1.144.724
1.317.379
–
84.138
148.758
1.228 862 1.466.137
Rogge
……………….
4.568
468.851
371.835
500 23.782
13.414 492.633
385.249
18.3
.41
3.350
210.325
142.215
1.290 9.752
3.180
220.077
145.395
9.705
158.153
198.045 6.700
211.606 213.000 369.759 411.045
Gerst
……………..
Haver
………………
..
52.828
68.286
–
225
–
53.053
68.286
Lijnzaad
……………
Lijnkoek
……………350
Tarwemeel
…………
1.526
55.003
39.148
–
10.117
9.325
05.120 48.473
Andere meelsoorten
.
726
35.053
40.013
82
5.240
7.375
40.293 47.588
14 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
951
De economische toestand in de Unie van Zuid
Afrika.
hoewel cle Zuid-Afrikaansche Unie vaak een agra-
risch land genoemd wordt, is het waarschijnlijk juister
om dit land een rnijnbouwland te noemen; hierbij gaan
wij er van uit, dat men door een dergelijke typeering
wil laten uitkomen, welke bedrijfstak de grootste
heteekenis in het bijzonder ook voor het conjunc-
tuurverloop – voor het betrokken land heeft.
De groote .I)eteekenis van den mijnbouw – met
name de goudmijnen – voor de conjunctuur in Zuid-
Afrika blijkt wel uit het feit, dat 60 t 70 pOt. van
den uitvoer uit goud bestaat. Do welvaart van het
land hangt dientengevolge in zeer belangrijke mate af
van de hoogte van den goudprijs. Onder het stelsel van den gouden standaard bestond
ccii vaste goudprijs, hetgeen voor de conjunctuur in
Zuid-Afrika een stabiliseerend element is geweest. Dc
monetaire verwarring tijdens en na den oorlog heeft
echter geleid tot verschillende – zoowel snelle als
langzame – wijzigingen in den goudprijs. Zuid-Afrika
heeft daarvan – daar het hier successieve prijs-
stijgingen bedroeg – in cle afgeloopen jaren kunnen
1)rOfiteeren.
Geni. goud prijs te Londen per otinc,e flne.
1931
……..
92/5
1935
……..
142/2
1932
……..
tlS/-
1936
……..
140/4
1933
……..
124/7
1937
……..
140/9
1934
……..
137/8
lloewel deze ontwikkeling zeer gunstig is geweest,
mag niet ontkend worden, dat deze afhankelijkheid
van den prijs van een bepaald product, welke op haar
beurt afhankelijk is van cle in enkele landen gevolgde
monetaire politiek, geen gunstig element genoemd
kan worden. Hoewel de Unie tot op zekere hoogte
mode afhankelijk is van de wereldeonjunctuur
mcci denke slechts aan uitvoerproducten als diaman-
ten, steenkool, wol en maïs – opent de primaire af-
hankelijkheid van een niet meer stabielen goudprijs
de mogelijkheid van een eigen, doch niet autcinome,
conjunctuurontwikkeling. Men is zich
iii
Zuid-
Afrika ook zeer bewust van de gevaren, die in deze
eenzijdigheid schuilen en tracht deze ook te bestrijden door het verbreeden van de economische basis van het
land. In dit licht moet men ook de systematische in-
dustrialisatie van het land zien. Nochtans is de af-
hankelijkheid van het goud nog steeds zeer groot. Na de depreciatie van het Zuid-Afrikaansche Pônd
in December 1932 volgde een korte tijd van onzeker-
heid omtrent het koersverloop, doch reeds spoedig
werd deze valuta, ongeveer in de verhouding 1 : 1,
aan het Engelsche Pond gekoppeld.
liet is bekend, hoe de hieruit voortvloeiende stij-
ging van den goudprijs in Ponden, gecombineerd met ongeveer gelijkblijvende productiekosten, de winsten
der goudmijnen heeft doen• stijgen. De goudproductie
steeg slechts matig tengevolge van de door de mijnen
toegepaste politiek van het verwerken van minder
goudhouclendc ertsen tijdens een periode van gunstige
prijzen.
De stijgende dividenden, later gevolgd door toe-
nemende bonen en salarissen, vergrootten de koop-kracht; tevens werd de speculatie in goudaandeelen
aangewakkerd, zoodat er een ware goud,,hoom” ont-
stond op den ,,Rancl” ). Andere bedrijven profiteerden hiervan, in het bijzonder het bouwbedrijf, dat een zeer
groote rol heeft gespeeld in de Zuid-Afrikaansche
hausse. Men sprak zelfs van een ,,Gründerperiodê” in
Zuid-Afrika. Het tekort aah geschoolde arbeiclskrach-
ten trok vele immigranten aan, die opnieuw de koop-
kracht verhoogd en.
De andere
mïjnbouwbecftijv cii –
met name de dia-
mant- en steenkoolmijnen – konden profiteeren van
1)
DIt element van speeulabie wordt. door Prof. Dr. C. G.
W.
Sohuman.n In zijn ,.Gold
umid
Konjunktur 6n Südafiiika”
(Kieler Vortriige
55)
sterk afgekeu
pci.
de gunstige wercldconjunctuur. De diamantindustrie
geraakte echter na 1035 in moeilijkheden, welke om.
in verband gebracht werden niet de hooge bonen.
De jnclustrjalisatie
van het land werd tevens met
kracht voortgezet. Oprichting en uitbreiding van ver-
schillende industrieën – metaalnijverheid, industrie
van voeclings- en genotmiddelen, textielindustrie –
hadden en hebben nog steeds plaats.
De positie van den
landbouw
was over het algemeen
minder gunstig. Verschillende landhouwbedrijven heb-
ben Hegeeringusteun noodig, welke o.m. in den vorm van hooge invoerrechten, voorschotten en zoo noodig
uitvoerpremies gegeven wordt. De ontw’ikkeling van
den uitvoer van wol was gunstig, in het bijzonder als
gevolg van de stijgende wereldmarktprijzen. In 1037
kon tengevolge van de boycot van Australische wol
een zeer groote hoeveelheid naar Japan uitgevoerd
worden. Het jaar 1937 leverde voorts een zeer goeden
niaïsoogst op. De citrusvruehtencultuur werd gestimu-
leerd, doch heeft te kampen met hooge vervoerkosten
voor het product, welke een gevolg zijn van de groote
afstanden in het land.
Een belangrijk deel van den ongunstigen toestand
in den landbouw moet op rekening van het klimaat
gesteld worden, perioden van zeer groote droogte
zijn niet zeldzaam in de Unie.
De
buitenlandsche handel
ontwikkelde zich, in het
bijzonder als gevolg van de gestegen waarde van den
gouduitvoer, zeer gunstig.
Buitenlandsche handel
11L
£
1000.
1932
1933 1934
1935
1936
1937
Invoer …..
32.813 49.380 66.328 75.326 86.050 103.190
lJiitvoertotaal
69.043 95.389 82.185 102.253 1.14.&12 125.162
waarvan goud
48.524 69.941 56.277 71.300 81.801 82.739
Ook de Staatsfinanciën vertoonden een zeer gunstig
beeld, tengevolge van de stijgende opbrengsten der
verschillende belastingen, vooral van de goudmijn-
belasting.
1-het jaar 1938 heeft op verschillende gebieden een
zekeren stilstand, soms zelfs achteruitgang, gebracht
niet name gedurende de eerste helft van het jaar.
Een dergelijke terugslag, welke w’el het sterkst was
in het bouwbedrijf, kon echter, gezien het ,,boom”
–
achtig karakter van de in 1032 begonnen hausse
moeilijk uitblijven. De onbevredigende productie en
prijzen van verschillende landhouwproducten waren
mede ong-unstige factoren voor de conjunctuur in de
Unie. De vraag, in hoeverre deze terugslag oen
periode van dalende conjunctuur zal inleiden, heeft
thans weer aan beteekenis verloren, nu de goudprijs,
tengevolge van de daling van het Po.nd, weer aan-
zienlijk gestegen is, (het maandgemiddelde voor
Januari en November bedroeg resp. 13917 en 147/7 per ounce f iiie; in December had een verdere stijging
plaats), hetgeen opnieuw een stimulans voor de con-junctuur in Zuid-Afrika heteekent,.
De
goudprocluctie is
trouwens gedurende 1938 nog
een weinig hooger geweest dan in het vorige jaar;
eenige aanleiding tot inkrimping der productie ont-
brak, nu de Vereenigde Staten nog steeds goud tegen
vasten prijs koopen.
De diansantnm.ijnen
en de
diamantindustrie
hebben
na 1035 een moeilijken tijd doorgemaakt en ook het eerste halfjaar va.n1938 was buitengewoon ongun-
stig. De conjunctuuropleving in de Vereenigde Sta-
ten heeft echter sinds den zomer van dit jaar tot een
omkeering van de tendens in dit bedrijf geleid.
De
steenkolenmijnbouw
ontwikkelde zich, ondank5
moeilijkheden op de afzetmarkten in het Verre Oos-
ten, zeer bevredigend. De productie bereikte dit jaicr
nieuwe records, terwijl de binnenlandschè vraag zeer
goed is.
De
bouwbedrijvigheid
onderging een belangrijke
daling; de waarde der goedgekeurde bouwplannen
to Johannesburg was gedurende de eerste 10 maanden
952
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14
December
1938
van
1938
ruim
30
pøt. lager clan gedurende cle over-
cenkomstige periode in
1937.
Nu
aan de extra-vraag naar woonruimte, kan-
toor- en fabrieksgebouwen voldaan is, is een zeker
verzadigingspunt bereikt. De Overheid laat thans be-
langrijke werken uitvoeren; de waarde der goedge-
keurde bouwplannen kon dientengevolge in Septem-ber weer iets stijgen.
iloewel verschillende industrieën – schoenfabrie-
ken, confectiebedrijf, meubelindustrie, automobielin-
dustrie – over een zekere slapte klagen, gaat de
industrialjscctje
blijkens recente berichten nog steeds
voort. De omzetten in den kleinhandel werden on-
gunstig beïnvloed door de veelvuldige perioden van
politieke spanning in Europa.
Do Positie van den
landbouw
bleef over het alge-
meen onbevredigend. Slechte oogsten tengevolge van
groote droogte en dalende wereldmarktprijzen werk-
ten hier samen tot een minder gunstig resultaat. De
wolproductie was lager dan in het vorige seizoen en
kon aanvankelijk moeilijk afgezet worden, later ver-
beterde de markt en stegen de prijzen (met
5 h 10
pOt.) zelfs boven het niveau van de werelclmarktprij-
zen tengevolge van aankoopen uit Duitschland, Ita-
lië en Frankrijk. De vooruitzichten zijn, nu Duitsch-
land volgefis het in September afgesloten handels-
verdrag een belangrijk deel van het scheersel
(40 k
50
pOt.) zal afnemen, gunstig. Anderzijds acht men
deze toenemende afhankelijkheid van een enkelen af-
nemer geen gunstig element. Duitschland’s aandeel
in den huitenlandschen handel van Zuid-Afrika stijgt gedurende de laatste jaren aanmerkelijk, daarentegen
daalt het aandeel van Engeland, wanneer men het
goud niet medetelt.
De maïsoogst was aanzienlijk lager dan het vorige
jaar; de prijzen waren onbevredigend, behoudens een
korte periode van herstel tijdens de Septemhererisis.
De citruscultuur boekte zware verliezen tengevolge
van de zeer moeilijke concurrentie op de Engelsche
markt. Voortdurende steun
is ook
hier noodzakelijk.
De
buitenlandsche handel
heeft zich sinds het voor-
jaar minder gunstig ontwikkeld.
Januari t/m. October 1938 Januari t/in. October 1937
Invoer ……£ 79.328.439
£ 85.403.660
Uitvoer . … .., 75.915.0i5
., 103.978.732
De reden van deze wel zeer ongunstige ontwikke-
ling va.n den uitvoer moet voornamelijk gezocht wor-
den in het feit, dat de uitvoer van staafgoud aan-
zienlijk gedaald is tengevolge van het instellen van earmark-deposits in de Unie, onder invloed van het
permanent oorlogsgevaar in Europa. De bovenge-
noemde cijfers geven dus een onjuisten indruk van
den werkelijken uitvoer. Einde October bedroeg het
totaal van de earmark-deposits
£
8.022.106.
Daar ech-
ter de zichtbare gouduitvoer gedurende de eerste
10
maanden van
1938
met £
18.681.487
daalde, is er toch
een netto-achteruitgang van den uitvoer met ruim
£ 10 millioen. Doch ook wanneer men het goud uit-
sluit, heeft de export zich minder gunstig ontwikkeld
ten gevolge van den gedaalden uitvoer van diamanten,
mais, wol en huiclen.
De positie der
Staatsfinanciën
werd iets minder gunstig; tegenover de belangrijk gestegen uitgaven
(o.a. voor de defensie) daalden de ontvangsten slechts
weinig.
Vatten wij deze gegevens over de conjunctuur in
de Unie samen, dan kan gezegd worden, dat deze
nog steeds gunstig is en dank zij den opnieuw geste-
gen goudprijs ook voor de nabije toekomst nog goede
perspectieven biedt. De toekomst op langen termijn
is echter onzeker, daar deze toch in overwegende
mate afhangt van de bereidheid van de Vereenigde
Staten om goud tegen een vasten prijs te koopen.
Groothandeisprijzen van belangrijke voedings- en
genotmiddelen en grondstoffen.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t’s,, 1929 = 100). Laatste noteeringen (6-13 December ’38).
A r t t k e 1
Vreemde
munt
Prijs in
1
Guldens
Index-
cijfer
–
92,50 43,0
2
Maïs, Amer.
–
,25
51,2
Oerst
……………………………
Rogge
.
–
106,-
49,7
12
Tarwe,
termijn
………………..
–
4,50 3,70 37,0 29,5
Tarwe,
Roemeensche
.
…………
–
3,90
28,9
MaYs,
termijn
…………………….
Rijst
…..
……….
……………
sli. 4110
1
1
4
2,08 31,9
f0,70′)
0,83 40,3
Boter
……………………………
–
…
.
20,75 45,5
–
4,75
59,2
Mixed
……………….
…………………………….
GesI.
–
62,70
66,2
Kaas
……………………………..
…..
–
59,75 70,0
51
Eieren
……………………………
GesI.
runderen
……………………
Bacon
…………….
……………
‘
8ev,’.
sh. 951-
40,93 61,5
sh. 414
1,87
63,2
sh. 211-
9,01
26,1
varkens
…………………….
–
.
0,13
5
27,5
Arg.
rundvleesch
…………
cacao
…………….
…………….
,
Koffie,
Robusta
…..
……………..
>
Suiker
–
0,15
25,4
0
Koffie,
Sup.
Santos
…………….
…………………..
………
–
5,62
5
35,2
‘
Thee
……………….
–
0,47
62,0
161,69
37,8
8,(6
0,159
33,8
m
3,94
.
ence 16,50
0,141
39,2
!
Jute
……………………………£lSlGj3
S
Katoen,
Mid.
Upland
……………$cls
i
Austr.
Wol,
Crosshr.
Col.
Carded
0,591
42,7
Austr.
Wol,
Merino
……………..
pence25,-
0,895 38,3
Katoen,
Sup.
Fine
Oora
………pence
Jap.
Zijde
……………………..
Rubber
$1,71′
3,16
24,7
………………………..
0,29 43,7
176,66
76,8
Vurenhout
……………………..
–
108,50
71,1
.
Koehuiden
.
……………………..
pe
.nce 8,12
5
–
..
15,50
387
I.
Grenenhout
…………………….1120.10/-
Copra
…………………………
–
..
9,125
29,8
5
0
Grondnoten
……………………
.
..
£
10.3,9
87,50
35,0
Lijnzaad
…..
……………………
.
–
0-one
……………………………
sh.
147
/ll
l
/sl
63,95
1
124,3
5
Koper
…………………………
1143.1(3
369,85
47,0
128,85
46,4
S
Tin
……………………………
£
213.1716
..
1836,90
63,2
Lood
…………………………….£
15-1-
IJzer,
Cleveland
. ……. ……. ….
sh.
1091-
46,80 111,1
?
ZInk
..
29,-
73,4
…………………………….
£
13.1415
117,85
37,1
0,72 55,4
ci
Gieterij-ijzer
………………………sh.
6716
…
9,25
84,7
. . .
$
1,77
57,3
0,0816 28,2
Zilver
………………………….pence
20116
‘E
Steenkolen
……………………….-
.
Kalksalpeter
…………………..
5.90 52,7
Petroleum
……………………
0,96
)
Benzine
………………………
$cts 4,44
–
Zwavelz,
ammoniak
…………….
5,15
46,1
Cene,..
……………………….
.-
.-
m
2
Steenen,
binnenuur
……………-.
.
12,85
9,50
70,7 72,6
o
Steenen,
buitenmuur
…………..
.-
12,-
64,3
‘)
Heffing Crisis Zuivel-Centrale,
(Wegens plaatsgebrek vervangen bovenstaande statistie-
ken deze week het gebruikelijk overzicht der groothandels-
prijzen.)
Indexcijfers van belangrijke voedings-
en genot- middelen en grondstoffen.
•
=
bs
0
.;u
‘0
W.
45,7
41,0
56,5
49,5 48,0 46,0
Oct.
44,6 41,3 56,9
49,8
47,9 47,2
Sept……
Nov……
29 Nov.-6
Dec.’
38
43,2 42,8 40,6
40,1
56,1
55,2
49,0
48,3 45,8 46,2
45,4
45,3
6-13
Dec.
1933
43,8
40,5 55,2
48,5 46,7
45,5
ONTVANGEN BOEKEN.
D8 wereld in siorrntij
door Dr. J. van den Tempel.
(haarlem
1938; 1-1.
D. Tjeenk Willink & Zoon;
Prijs ingen.
f4.75,
geb.
f
5.75).
De praktijk van het bank- en credietweze’rc
door J. de
Bruine. Uitgave van het Instituut Schoovers.
Prijs ingen.
f
2.50,
geb.
f 2.90.
Bloed over Europa
door Jiarold French. (Tilburg
1938; N.V.
liet Nederlandsche Boekhuis. Prijs
ingen.
f275,
gebonden
f
3.75).
B. A. Beschouwingen,
Renkumn betreffende, maar ook
het Rijk kakende, door W. Middendorp. (Amster-
dam
1938;
De Arheiderspers. Prijs
j’ 0.60).
Beknopt leerboek der handeiskennis
door W. Speer-
stra. (Groningen
1938; J.
B. Wolters’ Uitgevers-
mij. Prijs ingen.
f
2.90,
geb.
f
3.25).
14 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
953
STATISTIEKEN.
BAN &D1SUONT(Y.
Ned
Disc.Wissels. 2
3 Dec.’36
Lissabon
…. 4
11 Avg.’37
lIk
‘Bel.Bina.Efî.
Vrsch.inR.C.
24 3Dec.’36
Londen ……
Madrid
2
30Juni’37
5
15Juli’32
24
3Dec.’36
……
Athene ……….
6
4Jan.’37
N.-York F.R
B. 1
26 Aug.’35
Batavia
……..
3
14Jan.’37
Oslo
……..
34
5Jan.’38
Belgrado ……..
5
1
Febr.’SS
Parijs
……
2
24Nov.’38
]3erlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……
3
1Jan.’36
Boekarest
……
34 5
jlhi ’38
Pretoria
…. 31
15 Mei’33
Brussel
……..
24 26Oct.’38
Rome ………
44
18Mei’36
Boedapest
……
4 28Aug.’35
Stockholm
.. 24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
281Jov.’35
Tokio….
3.46
11 Mrt.’38
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Warschau….
4418 Dec.’37
llelsingfors ……
4
3Dec.’34
Zwits. Nat.
Bk.
1425Nov.’36
Kopenhagen
….
4 19Nov.’36
OPEN MARKT.
1938
1937
1936
1914
10
5110
28 Nov.(
21126
6(11
7/12
20(24
Dec.
Dec.
3 Dec.
Nov.
Dec. Dec.
Juli
Amsterdam
Partic.dlsc.
31
/s
31
l/q
.
114
5h6.’I'(is 3714_4314
Prolong.
1
12
11
11
1
12
1
11
I114_112
3.41/4
Londen
Daggeld.
.
‘Ii-I
‘(-I
1
1..1
‘!iI
1
1’1
1
1’I
1
12I
Partic.dlsc.
15
116.1
7
1-1
14-18
314
W16-(8
13
116_1
1
/16
116
–
14
Berlijn
Daggeld. ..
2718-3118
211_31/
2
5
(4-3
3
(8
2
3
1s-3
211
2
33/
4
231
4
311
4
2
5
1s-3
1
1s
Maandeld
2314-3
211
4
.3
2
3
14-3 2314-3
2(4-/8
2
3
14.3
2
1
(-
7
j
Part, disc.
27j
21
2
7
19
27(
2
7
18
3
2
7
18
Warenw. ..
4.1
12
4-/
4_
1
1
4»12
4.11
3
4-112
4.114
New York
Daggeld 1)
1
1
1
1
1
1
/16
Partic.dlsc.
‘(2
/
2
1
/2
1
(2
‘/2
1/
4
1
1)
Koers van 9 Dec. en daaraan voorafgaande weken
t(m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
Nesv
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
5)
)
)
)
1)
6 Dec. 1938
1.83%
8.62%
73.70
4.86
30.934
100%
7
.,
1938
1.83′
8.61%
73.674
4.85%
31.01
1003
8
,,
1938
1.84
859%
73.75
4.84% 30.96
100%
9
,,
1938
1.84%
8.59
73.80
4.84%
30.99
100%
10
,,
1938
1.84%
8.59%
73.75 4.84% 30.981
100w
12
,,
1938
1.84
8.58%
73.774
4.84%
30.99
100%
Laagste d.wl)
1.83%
8.57%
73.60
4.82% 30.90
100
Hoogste d.w’)
1.84% 8.65
73.824
4.87%
31.03
1009,Ç
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
a a
D t
Z1vit
_
d
ser
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
1)
rest
1)
)
*5)
6 Dec”Tr8
41.61
6.30
–
– –
7
1938
41.59
6.30
–
– –
8
1938
41.68 6.30
– – –
9
1938
41.66
6.30
–
–
10
1938
41.62
6.31
–
–
–
12
1938
41.58
6.30
–
–
–
Laagste d.w
1
)
41.48
6.25
–
–
–
Hoogste d.wI)
41.70
6.32%
1.45
9.724
–
Muntpariteit
48.003
7.371 1.488 13.094
48.52
Data
Stock-
Kopen-
OsI
°
•
Hel-
Buenos-
Mon-
holm)
hagen)
Aires
1
)
treal’)
6 Dec.
1938
44.45
38.50
4335
–
4
7
,,
1938
44.45
38.474
43.30
–
42
1.82%
8
,,
1938
4430
38.374
43.20
3.78
41
1.82%
9
,,
1938
44.274
38.374 43.174
3.79
41
1.82%
10
,,
1938
44.30
38.374 43.20
3.79
41%
1.82%
12
,,
1938
44.25
38.35
43.174
3.80
41%
1.82%
Laagste d.wl)
44.174 38.274 43.10
3.76
41
1.82
Hoogsted.w’) 144.50
38.574
43.40
3.82
42%
1.83
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671 6.266
95%
2.1878
•) Noteeriag te Amsterdam.
*5)
Not, te Rotterdam. 1)
Part.
opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maand
komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN ‘IK NEW YORK.
(Cable).
D a a
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
($ per £)
1$
p. IOOfr.)
($
p. 100
Mk.)
($
p. 100 gid.)
6 Dec.
1938
4,69% 2,64% 40,08
54,41
7
,,
1938
4,68%
2,63%
40,08
54,39
8
1938
4,67%
2,63% 40,08
54,38
9
,,
1938
4,66%
2,62′
40,08%
54,34
10
1938
4,67′
2,63%
40,09
54,37%
12
,,
1938
4,66%,
2,62%
40,10
54,37%
13 Dec.
1937
4,99’%
3,39%
40,33 55,63
ltluntpariteit..
4,86
3,90% 23,81%
40%,
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen
en
Noteerings-
26
Nov.
3
Dec.
1
5/10
Dec.’38
1
10
Dec.
Landen
eenheden
1938
1938
1
LaagstelHoogstel
1938
Alexandrië..
Piast. p.
£
97%
97%
97% 97%
97%
Athene
….
Dr. p.0
547%
54734
540 555
5474
Bangkok….
Sh.p.tical
1110
1110
1110k
1110k
1110k
Budapest
..
Pen.
p.
£
23%
23%
23%
24
23%
BuenosAires’
p.pesop.0
20.60
20.80
20.53
20.65
20.584
Calcutta
….
Sh.
p.
rup.
1151%,
11529112
115%
1151%,
1/512
Hongkong
..
5h. p.
$
112
1
%,
113
1/2%
1/3%
113
Istanbul
..
Piast. p.
£
578 573
573 573
573
Sh.
p.
yen
1/2
112
111%
ljZ%
112
Lissabon….
Escu.
p. £
110% 110%
109%
110%
110%
Mexico
….
$per
–
– – – –
Montevideo
.
d.per.
18%
1834
18 19
1834
Kobe
…….
Montreal
..
$
per
£
4.86%
4.71%
4.70 4.74
4.71
Rio d. Janeiro
d. per Mil.
3%,
3%,
3%, 3%, 3%,
Shanghai
..
d.
p.
$
8%
8%
7%
8% 8%
Singapore ..
Sh.
p. $
2131%,
213%
2/3%
214%,
213%
ValparaisoS).
$per
116
116 116
117 117
Warschau ..
Zl. p. £
24%
25%
24%
25%
24%
1)
0ff ic. not. 15laten, gem. not., welke lmp. hebben te betalen
10Dec.1936
16.12; 15Nov. 17.13.
2
) 90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste ,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen”)
N.Yorka)
A’dam
3)
Londen 4)
6 Dec.
1938.. 20%
42%
6 Dec.
1938..
2075
14811
7
,,
1938..
20%,
42%
7
,,
1938..
2075
14815
8
,,
1938..
20%,
42%
8
,,
1938..
2075
148111
9
,,
1938..
20%,
42%
9
,,
1938..
2070
1491_
10
,,
1938..
20
–
10
,,
1938..
2075
148111
12
,,
1938.. 20%
42
12
,,
1938..
2075
1481104
13 Dec.
1937..
1834
44%
.13 Dec. 1937..
2050
1431_
27 Juli
1914.. 24
1
%
59
27 Juli
1914..
1648
84110e
1)
in pence
p. oz.
stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
3)
In guldens
per Kg.
100011000. 4)
in 8h. p. oz. line.
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
30Nov.1938
1
7Dec.1938
Saldo van
‘s
Rijks SchatkIst bij De Ne-
f114.333.529,21
f138.742.502,58
Saldo b. d. BankvoorNed.Gemeenten
,,
1.109.907,89 201.822,81
Voorschotten
op
ultimo October 1938 a(d. gemeent. verstr.
op
a. haar uIt te
derlandsche Bank
……………….
keeren hoofds. der pers. bel., aand. In
(Ie hoofde, der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tIngen en
op
de vermogeasbelastlng
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndlë ………
56.171.959,13
,,
49.485.766,58
Idem aan SurIname ………………
11.993.014,26
,,
12.093.009,26
Kasvord.weg. credietverst. ajh. bulteni.
.
102.069.970,01
,,
101.804.557,74
Daggeldleeningen tegen onderpand..
Saldo der postrek.
v.
Rijkscomptabelen
….
–
•
33.184.029,19
–
.
32.895.443,88
Vord.’op het Alg. Burg. Pensioenf.
1),..
-.
–
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
,.
12.106.199,99
.
12.306.199,99
VerplichtIngen
Voorschot door De Ned. Bank Ingev.
art.
16 van
haar octrooI verstrekt
– –
Schatklstbiljetten in Omloop ………
f221.708.000,-
f221.332.000,-
Schatklstpromessen In omloop
– –
Ziiverbons in omloop …………….
1.080.628,50
,,
1.080.416,-.
Schuld
op
ultimo October 1938 a/d.
gem. weg. a. h. uIt te keeren hoofds. d.
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
…
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
.
bel, en op de vermogensbelasting
12.421.956,61
,
12.421.956.61
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf. 1)
,,
1.677.369,34
29.536.957,67
–
1.636.547,94
,,
31.971.122,95
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T. 1)
230.279.802,88 241.520.064,91
Schuld aan Curaçao’) ……………..
Id. aan andere Staatsbedrijven’) …..
13.000.000,-
13.000.000,-
Id. aan dIverse Instellingen
1)
………
..206.400.609,40
…
_205.016.192,39
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
–
–
Saldo b. d. Postchèque- en Olrodlenst
f
110.000,-
f
211.000,-
Saldo Javasche Bank …………………
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kase.a. Rijkslnsteli.
,,
48.757.000,-
,,
47.905.000,-
Schatkistpromessen in omloop…. …
20.750.000,-
,,
20.750.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
–
,,
2.311.000,-
–
_
2.311.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
2.680.000,-
..
,,
2.984.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
,,
810.000,-
_
810.000,-
Voorschot vals de Javasche Bank …
,,
2.971.000,-
.,
5.499.000,-
1)
Betaalmiddelen In ‘s Lands Kas 1 37.826.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duiaenden
guldens.
Data
Metaal
osb.
1
D(scont.,Ç
5 Nov.
1938..
740′
1.196
674
521
1.287
29 Oct.
1938..
764
1.253
594
521
1.286
22
,,
1938..
711
1.005
673
521
1.284
15
,,
1938..
713
1.067
637
518
1.274
8
,,
1938..
.
718
1.150 629
523
1.294
1
Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
1)
Siuitp. der activa.
1
954
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14Dcember 1938
1
NEDERLANDSCHE BANK.
VerkorteBalans op 12 December 1938.
Activa.
Binnen.!. Wis-(Hfdbk.
f
9.672.350,37
se1s,Prom., Bijbnk.
,,
316.676,36
.1…..
A,.. …1.
O’) 1
flfl
O).101O1)
f
10.812.178,72
Papier o. h. Buiteni.
f
3.600.000,-‘
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.
3.600.000,-
Beleeningen
afdbk.
f
281.961.478,701) ,,
Cl
;e
r
.
c
r
1
in
op onderp*1
Bijbnk. ,,
2.296.830,84
Ag.scb. ,,
22,912.250,44
f 307.170.559,98
Op Effecten enz. ..
f
305.516.338,571)
OpGoederenenCee1. ,,
1.654.221,41
307.170.559,981)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
–
Munt, Goud ……
f
106.637.545,-
&Iuntmat., Goud
,,1.354.608.896,89
fl.461.246.441,89
Munt, Zilver, enz.
,,
27.773.009,17
Muntmat. Zilver..
.
–
,, 1.489.019.451,06
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………,,
43.345.548,07
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen ……………….,,
10.423.935,31
Staatd. Nederi.
(Wetv.
27/5/’32, S.
No.
221) ,,
8.905.871,61
f
1.877.857.544,75
__________________ Passiva-
Kapitaal ………………………
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
4.860.787,51
Bijzondere reserve
………………,,
7.102.179,67
Pensioenfonds
………………….,,
11.864.624,81
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
987.620.510,_
Bankassignatiën in omloop ……….,,
24.020,49
Rek.-Cour.
(
Het Rijk f146.2l2.l19,42
saldo’s:
‘1 Anderen ,,696.792.307,65
,,
843.064.427,07
Diverse rekeningen ………………
,,
3.320.995,20
f
1.877.857.544,75
Beschikbaar metaalsaldo
…………
f
756.922.533,63
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
1.892.306.330,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..
1) Waarvan aan Nederlandsch-indjë
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99)
……..
f
63.247.800,-
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Goud
1 1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
1
ICirculatiej
opeischb.J
Métaal-
Ikings
Munt
lMuntmat.
1
1
schuldeni
saldo
1
perc.
12 Dec. ‘381106638l1.354.609
987.621J843.088
1
756.9231
80
5
,,
‘38110663811.354.607
1009.6861818.957
i
755.0231
81
25
Juli’14l
65
.703196.410
_
310
.
4
371
6.198
43521
54
Tofaal
1
Schatkist-
t
Belee-
TPaji7′
Diverse
Data
t
bedrag
Idisconto’slrechfstreeksl
1
promessen
nin
g
en
het
bJtenl.
rekè-
ningen
1
)
12 Dec. 19381
10.812
–
1
307.17
1
3.600
10.424
5
,,
1938!
10.911
1
–
1
307.369
3.600
10.759
25 Juli
19141
67.947
1
–
1
61.686 20.188
509
., JflUV[ UC aÇlIVd.
JAVASCHÉ BANK.
Data
1
Goud
_
Zilver
Circulatie
1
opesch.
metaal:
schulden
saldo
10
Dec. ‘382)
137.450
190.070
80.430
29.250
3
,,
1
38
2
)
137.540 187.040
79.580
30.892
12 Nov.1938
116.886
1
20.972
191.951
85.703
26.796
5
,,
1938
116.886
1
21.539
.
193.555
82.914 27.837
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172 12.634
4.842
Data
Wissels,
buiten
Dis-
1
Belee-
1
Diverse
1
reke-
1
Dek-
kings
–
N.-Ind.
conto’s
ningen
t
ningen
1)
percen-
______________
bef
aalb.
lage
10
Dec. ’38
2
)
8.690
79750
58.450
51
3
,,
1
38
2
)
8.570
76.160 58.130
52
12 Nov.1938
9.346
67.104
50
13.874
48.218′
5
,,
1938
7.410
13.794
1
48552
.67.324
50
25
Juli
1914
6.395 7.259
75.541
.2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilj. 1
1 OtherSecurities
Data
Metaal
.
in
.
n
BankingFDisc.and
circulafie Departm.
1
Advances Isu12’tk5
1
Dec. 1938 1327.614 1487.752 1 68.663
17.871 1 21.503
30 Nov. 1938 1327.653 1480.809
”
45.606 17.550 2Ô.635
22 Juli 1914 1 40.1641
29.317
33.633
J_J.IUI(1
1
,
1
Dek-
Gov.
Public
1
Other
1
Reservel kings-
Data
Sec.
Depos. Bankers Accountsl
‘
nerc.’
30 Nov.’38 90.166 23.106 97.082 1 37.190 46.845 29,7
22 Juli ’14 11.005 1 14.736
42.185
29.297 52
1) Verhouding tusschen Reserve en DeposIt.
BANK VAN FRANKRIJK.
Te goed wi
–
Waarv. B 1
–
Renteloos
Data
Goud Zilver in
het
op het
1
e ee
voorschot
buit enl. ze s
buiteni.
n ngen a. d. Staat
1
Dec.’38
87.265
5171
14
113.9331
8761
5.554 30.627
24Nov.’38
87.264j
12
1
14
.
970
1
8761
5.2981
30.627
23 Jüli’14
4
.
104
1
640
1
–
1
1
.5411
8j
_7691
–
Bons
v.
d.i
Diver-
1
t
Rekg.Courant
Data
zelfst.
amort. k.
sen
1)
1
Circulatie
1
Staaf
1
Zelfsi.
Parti-
cmort.k.I
culieren
1 Dec.’38 5.570
3.653 109.467
3.531 2.231 29.797
24Nov.’38 5.570
2.842 106.798
3.916 2.254 31.955
23 Juli’14
–
–
5.912
401 –
. 943
1) Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Data
Goud
1
bij bui-
1
als goud.
1
wissels
1
Belee-
tenl. circ.
dekking
en
1
nin
g
en
7 Dec. 1938
70,8
10,6
5,6
7.252,2
47,1
30 Nov. 1938
70,8
.10,6
6,0 .
7.513,4
47,9.
30 Juli 1914 1.356,9
–
–
750,9
50,2
Data
1
Effec-
1
Diverse
Circu-
Rekg.-
t
Diverse
ten
Activa3)
latie
1
Crt.
Passiva
1
7 Dec.
1938
1
548,4
1.374,6
7.629,4
11.002,9
1
433,6
30
Nov.
1938
1
548,4
11.358,3
1
7.743,8
1.141,4
1
428,8
30 Juli
1914
1
330,8
1
200,4
1.890,9
944,-
J
40.0
1)
Onbelast.’)
w.o.
Rentenbankscheine
7
Dec., 30Nov., resp. 36,31 miii
NATIONALEBANKVANBELGIË
(in
Belga’s).
Goud
c
c
.
1
l o
c
1
_
1
Rekg. Crt.
Data
1938
–
t
1
l
cn
.
.0
m
C.I
0
k ..H
810
”
1
1
8/12 .1
3
.
438
1 53 I 9141 229 1 52 1147 1 230 1 4.4271 1381 410
1112 .13.4921 53
910!
240
56
1147
230
148
! 420
FEDERALRESERVEBANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
1
Goud-
,,Other
In her-
t
In de
Totaal
certifi-
cash”
2
)
disc. v. d.
t
open
bedrag
member
1
markt
caten’)
banks
t
gekocht
23 Nov.’38 11.502,5 111.492,2
362,9
6,6 t
0,5
16,,’38 11.413,4111.403,7
369,3
6,510,5
–
Belegd
1
F.
R.
t
1
Goud- t
Alriem.
1
Totaal
1
Data
in U. S.
Notes
t
Depo- Gestort
t
Dek-
t
Ii’ek.
Gov.Sec.
1
in circu-1 sito’s IKapitaal
1
kings-
1
kings-
1
latié
t
1
1
perc,B)
t
perc.4)
16 Nov.’381 2.564,0 14.362 ,5 1 9.855,2 1 134,0 1 83,5
t
–
9 ,, ‘381 2.564,0 4.345,8
1
9.795,6 134,0
83,3
1
–
1) Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.
1
34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
S
) ,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding tot
voorraad
muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Dis-
1
I
Totaal
1
Waarvan
Data
1
Aantal
1
contos
Beleg-
de
1
depo-
t
time
leening.1
en
i
gingen
R.
1
sito’sdeposits
beleen.
1
1
banks
t
16 Nov.’38t
3
t
8.323
13.012
17.148
1 28.23
t
5.137
9 ,, ‘381 3 18.327 113.07 6.984 1 28.020 5.137 .
De posten van Do Ned. Bank de Java8cho Bank en de Bank of
England zijn in duizenden, alie overige posten in millioenen van do betreffende valuta.