s
SEPTEMBER 1986
iiJTEUR8RECHT VOORBEHOUDEN.
Economi*sch~Statistische
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RiJN VAART
UITGAVE VAN
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
21E JAAEGANG
WOENSDAG
2
SEPTEMBER 1936
No. 1079
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. L,ieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
II. Al. El. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: L. R. W. Soutendijk.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rctterdam.
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplartwey.
Telefoon Nr. 35000. Postrekenino 8408.
Advertenties voorpagina fO,SO per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh & van Ditmar N-V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gruvenhage. Postchèque- en giro-rekening
No. 145102.
Abonnernentsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnements prijs Economisch-St atis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,
f 6,— en f23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD.
Blz.
DE ORI)ENING
VAN DE WONINGMARKT
door
Ch. Glass ..
620
Nieuwe olievondsten en exploitatie in VoorAzië door
Dr. WilhaL?n Mautner ……………………….
621
Goudprocluctie en wisselkoersen door
J. H. huizinga..
.623
Het probleem der voeding door
Dr. J. H. van Zanten..
624
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
Raming van de Europeesche bietsuikerproductie in
1936137 door
Dr. Gustav Mikusch …………..
626
AANTEEKENINGEN:
Handelspolitiek van Nederland ………………627
Nieuw indexcijfer van de kosten van levensonder-
houd te Amsterdam ……………………..628
Statistische bepaling van de vraagcurve ………. 630
De 17de publicatie van het Nederlandsch Econo-
misch Instituut …………………………630
ONTVANGEN BOEKEN
…………………………..631
Statistieken:
Groothandeisprilzen
……………………………..
.
632-633
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten
………………
631, 643
ROTTERDAM, 31 AUGUSTUS.
Op economisch gebied hebben in den laatsten tijd
de pogingen van producenten om internationaal tot
samenwerking te komen, of een bestaande samenwer-
king voort te zetten, de aandacht getrokken. Vooral
de belangen van Ned.-Indië zijn daarbij nauw be-
trokken. Op de tinmarkt heerscht in verband met de
eischen van Siam nog altijd onzekerheid over een ver-
lenging van de restrictie-overeenkomst, die einde
van dit -jaar afloopt. De Indische theeproducen-
ten beraadslagen over het voorstel van het Interna-
tionaal Tea Oommittee tot verlenging van de restric-
tie-overeenkomst met 5 jaar. In de afgeloopen week
is het kinarapport in Indië verschenen, waarin de
commissie voorstelt de wettelijke restrictiemaatrege-
len voor 10 jaar te verlengen. De rubberrestrictie
geeft overigens nog steeds tot moeilijkheden aanlei-
ding; in Juli is het exportquotum voor bevolkings-
rubber weer vrij aanzienlijk overschreden.
Van belang voor Ned.-Indië
zijn
de berichten over
een samenwerking tusschen de koffieproducenten
van Brazilië en Columbia, welke de voorlooper zou kunnen zijn van een internationale . koffierestriotie.
Onlangs zijn ook weder geruchten opgedoken om een
nieuwe internationale restrictie-overeenkorhst voor
suiker tot stand te brengen, daar in verschillende
landen de productie sterk wordt uitgebreid.
In de Ver. Staten heeft het conflict tusschen de
twee grootste koperproducenten over prijsverhooging
of prodûctie-uitbreiding de aandacht getrokken. De
Kennecott Copper ‘heeft besloten op 1 September tot uitbreiding van de productie over te. gaan.
Ook op het gebied van de walvischvaart speelt
zich een strijd af om restrictie (Noorwegen) of uit-
breiding (Engeland), die er toe geleid heeft, dat de
Noorsche bemanningen weigeren zee te kiezen. Ook
Duitschiand gaat zich thans op de walvischvangst
toeleggen.
De kansen om op internationaal monetair gebied
tot samenwerking te komen zijn iets gestegen door de
verklaring van Roosevelt, dat hij na herkiezing als
president, een internationale valuta-conferentie bij
–
een zal roepen. Overigens wordt op het oogenblik
niet een sfeer geschapen om tot een gemeenschappe-
lijke bespreking van de groote wèreldproblemen te
komen. Het tempo van den bewapeningswedloop
wordt in bijna alle landen aanhoudend opgevoerd en
de eene maatregel lokt de andere uit. Als echter de
bewapening ook voorkomt uit economische motieven,
dan is een regeling van de groote wereldproblernen
tevens een positieve bijdrage tot den vrede.
De toenemende bewapening, die het herstel van de
conjunctuur stimuleert, leidt evenals enkele misoog-
sten op agrarisch gebied tot prijsstijgingen, die zich in ons land nog slechts op agrarisch gebied openba-
ren. Eenerzijds moeten de producenten en handelaars
in sommige levensmiddelen daardoor de prijzen voor den verbruiker verhoogen (hier en daar hebben reeds
prijsverhoogingen van brood, melk en vleesch plaats-
gevonden), anderzijds worden steunbedragen voor en-
kele landbouwproducten (gerst en veidboonen) van
overheidswege verlaagd.
4
620
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 September 1936
DE ORDENING VAN DE WONINGMARKT.
Het is, alvorens over te gaan tot de verdere be-
handeling van het probleem van de ordening van de wo-
ningmarkt, in een vorig nufl1mer van dit tijdschrift
.1)
aangevangen met een samenvattende bespreking van
eenige recente publicaties op dit gebied, noodzake-
lijk even stil te staan bij het gevaar van genera-
liseeren, dat hier bestaat. De vraag naar woonruim-
te alsmede, het aanbod hiervan zijn plaatselijk zeer
verschillend en al mogen wij niet van een plaat-selijk bepaalde prijsvorming op de woningmarkt
•
spreken – daarvoor is een te groote samenhang tus-
schen vraag en aanbod in de verschillende plaatsen
aanwijsbaar – toch zijn de plaatselijke verschillen dermate groot, dat een generaliseerende heschou-
%ving over de woningmarkt in het algemeen, geen
andere dan theoretische waarde kan hebben. Nemen
wij als voorbeeld het verschijnsel van het leeg-
staan van woningen, dan zien wij plaatselijke ver-
schillen van grooten omvang. Zoo stonden tijdens de
jongste jaarswisseling van het aantal woningen in
Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenhage resp. 53
pOt.
2),
7.1 pOt. en 734 pOt. leeg. De overeenkomstige
cijfers voor Utrecht, Groningen, Haarlem en En-
schedé waren 4.9 pOt.,
2.6
pOt., 4.5 pOt. en 1.5 pOt.
En niet alleen de huurprijzen en het leegstaan op
de onderscheidene woningmarkten vertoonen groote verschillen, ook de woningtoestanden in de verschil-
lende deelen van ons land loopen zeer uiteen. Wij
zijn, omdat eenigszins omvangrijk statistisch mate-
riaal slechts voor de drie grootste gemeenten be-
schikbaar is, gedwongen onze beschouwingen tot de
toestanden op de woningmarkten dezer drie woon-
centra te beperken. Dit brengt evenwel mede, dat
hetgeen tav. de toestanden op deze woningmarkten
wordt betoogd, geenszins zonder meer geacht mag
worden voor andere woningmarkten te gelden.
Wanneer men de eerste drie publicaties – t.w.
Het Plan van de Arbeid, het Rapport Bakker Schut
en het Rapport van de Commissie voor de goedkoope
woning, bestudeert, dan valt allereerst de beperkte
doelstelling op. Deze zou men als volgt kunnen om-
schrijven: blijvende zorg voor een goede en billijke
huisvesting der huurders. Voor zoover de beharti-
ging van deze belangen zich tevens met de belangen
van hen, die de woonruimte op dci woningmarkt aan-
bieden (of bij de financiering van het woonapparaat
betrokken zijn) verstaat, wordt zulks gaarne aan-
‘aard, doch andere clan huurdersbelangen staan op
he,t tweede plan. Wij lezen in het Rapport Bakker
Schut (blz. 28): ,,Voor den woriinggebruiker is het
voorkomen van woninggebrelc do allesbeheerschende
factor. En dat belang heeft de Overheid m.i. aller-
eerst te behartigen.” Terwijl wij op blz. 41 van zijn
Rapport, waar hij betoogt dat van de ,,wet op het
algemeen verhindend en ouverbindenci verklaren van
ondernemersovereenkomsten” geen heil voor een orde-
ning in het bouwbedrijf kan zijn te verwachten,
lezen: ,,Maar buitendien – en dit lijkt mij de hoof d-
zaak – zou het bedenkelijk zijn om in een branche,
waar het algemeen belang zulk een overwegende rol
speelt, de leiding en het initiatief te laten aan de
ondernemers, vier eigen belang dikwijls contrair is
aan dat van degenen, voor wier belang de Overheid
heeft op te lcomen
2),
nl. de groote massa van woning-
gebruikers, die het product der bouwondernemers
consumeeren: de bewoners.”
Het is hier niet de plaats om over het geoorloofd
Zie
E.-S.B. van
19
Augustus jl.
Volgens het jongste jaarverslag van den Hoofdin-
specteur van de Volkshuisvesting moet dit percentage voor
Amsterdam ongeveer
7
zijn. Dit hangt samen met het
verschil tusschen het aantal bij de – dnmiddels opgeheven
– Woaingbeurs ingeschreven woningen en het aantal
werkelijk leegstaande woningen, alsmede met een andere
definitie van het begrip ,,woning”.
8)
Oursiveering van ons.
zijn van een
dergelijk
uitgangspunt te discussieeren.
Wij moeten volstaan met het volgende: Tenslotte be-
oogen alle ordeningspogingen een betere aanpassing
van het aanbod van woonruimte aan de vraag hier-
naar, dan tot nu toe werd bereikt. Het doel is een
beter
evenwicht
tusschen de wenschen van de vraag
en de mogelijkheden van het aanbod te bereiken. Dit
evenwicht vindt
zijn
quantitatieve uitdrukking in
evenwichtsprijzen. ,,Ons aller doel is de evenwichts-
prijs, d.w.z. een prijs, die in het samenstel van inter-dependente prijzen, zijn taak als leiddraad voor pro-
ductie en consumptie kan vervullen, te benaderen;
onder sommige omstandigheden kan dit het beste ge-
schieden door een op vrije concurrentie steunende
prijsvorming, onder andere omstandigheden door een
geregelde of een gezamenlijk beheerschte prijsvor-
ming”
1)
Dat het streven naar deze evenwichtspijzen op de
woningmarkt niet het doel is van hen, die het be-
lang van één der marktpartijen op de woningmarkt,
nl. dat der huurders, als het eenige door de Overheid
te behartigen belang voorstellen, behoeft geen nader
betoog. De maatregelen, die in de bovengenoemde drie
rapporten t.a.v. de woningmarkt worden gepropageerd
mogen dan ook naar wij meenen niet geacht worden
de ordening van de woningmarkt, in den boven be-
doelden zin van het streven naar evenwichtshuurprij-
zen, te beoogen.
Naast deze beperkte visie op de vraagstukken der
woningmarkt valt t.a.v. de drie genoemde publica-
ties op, dat als geneesmiddel voor de ,,ontreddering
van de woningmarkt” (zooals het Rapport van de
Commissie voor de goedkoope woning het uitdrukt)
vrijwel uitsluitend aandacht wordt besteed aan een
betere
meer geordende
woningproductie.
De eisch
tot ordening van de
woningvoorraad
wordt niet ge-
steld. Dit verwondert ons. Wat immers is, rekening
houdende met de beperkte visie, waarvan wij zoo juist
spraken, het doel der rapporteurs? Een betere aan-
passing van het aanbod van woonruimte aan de be-
hoefte; deze behoefte wordt voor een zeker tijdvak
geschat. Om nu aan deze toekomstige behoefte te
voldoen zal een bepaald aanbod noodig zijn, dit aan-
bod moet men zich gesplitst denken in:
de woningvoorraad (verminderd met de buiten
gebruik te stellen perceelen);
wat hieraan wordt toegevoegd door woning-
bouw.
Opmerkelijk is, dat de aandacht van de drie publi-
caties, waarover wij thans spreken, nagenoeg uit-sluitend is gewijd aan den tweeden factor van het
aanbod, nl. de toevoeging door de productie. Dit is
naar onze meening een gevolg van een verkeerd
inzicht, dat men in de beteekenis van den woning-
voorraad voor het toekomstig woningaanbod heeft.
Men ziet deze voorraad als iets dat vaststaat. Dit is natuurlijk in zooverre juist, dat men wel vrij nauw-
keurig kan vaststellen, welke perceelen van den wo-
ningvoorraad deel zullen uitmaken van het toekom-
stig aanbod. Maar dat is dan ook het eenige wat met
zekerheid omtrent dit toekomstig aanbod, voortkomen-
de uit een bestaande woningvoorraad, is vast te stel-
len, het
aantal
woningen. Geenszins evenwel, welke
prijzen voor deze woningen in de toekomst zullen
gelden en welke verschuivingen zich in hun onder-
linge waardeverhoudingen. zullen voordoen. Wij heb-
ben hier te doen met een levende, aan sterke veran-
deringen onderhevige, factor van het aanbod, onder
meer beinvloed wordende door de zich wijzigende aard
van de vraag naar woningen, alsmede door de ver-
anderingen in de koopkracht der huurders. Ten aan-
zien van den
omvang
van het toekomstig aanbod uit
hoofde van een bestaande woningvoorraad moge een
1)
Prof. Mr. F. de Vries, ,,Regeling of Vrijheid”, diës-
rede
1935.
Jaarb. der Ned. Vereen. voor Hooger Handels-
onderwijs
1934-1935
blz.
117.
2 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
621
redelijke zekerheid bestaan, geenszins brengt dit
mede, dat hiermede ook bekend is
onder welke ver-
houdingen
dit aanbod door de woningmarkt in de
toekomst zal worden opgenomen.
Wie zich dus op het standpunt stelt, dat het huur-
dersbelang medebrengt, dat wij in de toekomst tot
een meer geordende woningmarkt komen, zal niet
kunnen volstaan met een ordening van de productie
van woningen te propageeren; hij zal daarnaast steeds
zijn aandacht hebben te besteden aan de veranderin-gen, die in den woningvoorraad gaande zijn, die aan
zijn doel dienstbaar kunnen zijn, of wel dit kunnen
tegenwerken, terwijl een ingrijpen in de verhoudin-
gen van dezen woningvoorraad, indien gewenscht,
door hem zal moeten worden bepleit.
De hier gemaakte fout – voor zoover ht betreft
het Rapport van de Commissie voor de goedkoope
woning en het Rapport Bakker Schut, schuilt naar
onze meening deze fout reeds in een te eng gestelde
opdracht – is begrijpelijk. Men heeft waargenomen
de onevenwichtigheid van de woningmarkt; dat
voningtekort na luttele jaren gevolgd werd door
woningovervloed en dat schaarschte in de eene
categorie woningen naast overvloed in de andere
categorie voorkwam. Daarnaast zag men het zeer on-
regelmatig karakter van den woningbouw, meermalen
bovendien zich richtende naar woningcategorieën
waar geen behoefte was en niet produceerende, waar
behoefte viel vast te stellen. Terecht is tusschen deze
verschijnselen verband gezocht, doch zooals wij reeds
zagen werd daarmede aan de beteekenis van den, aan
wijzigingen in de structuur onderhevige, woning-
voorraad voor het woningaanbod voorbij gezien. En
dat deze heteekenis zeer groot is bij goederen van
langen gebruiksduur, waar de omvang van den voor-
raad verre die van hetgeen in enkele jaren door de
productie hieraan kan worden toegevoegd, overtreft,
behoeft nauwelijks betoog.
De vraag, welke zich naar aanleiding van boven-
staande critiek onmiddellijk aan ons opdringt is,
welke ontwikkeling in den woningvoorraad
thans
valt
waar te nemen, waarmede wij moeten rekening hou-
den, wanneer wij ons een voorstelling trachten te vor-
men van het ingrijpen dat in de verhoudingen der
woningmarkt eventueel noodig zou zijn. Aan deze
zeer actueele kwestie zullen wij in ons volgend arti-
kel aandacht wijden.
Bezien wij thans de voorstellen der drie hierboven
genoemde rapporten, waarvan wij een resumé in het
nummer van 19 Augustus gaven, nader, dan dienen
wij ons allereerst te realiseeren, dat het indirect in-
grijpen in de verhoudingen van de woningmarkt door
de Overheid reeds een groote omvang heeft aangeno-
men. Wij noemen de bouwverordeningen, de uitbrei-
dingsplannen, de onteigening in het belang der voJks-
huisvesting alsmede de Gemeentelijke grondbedrijven.
In de tweede plaats is de rol die de Rijks- en Ge-
meentelijke overheden als financiers van de woning-
bouw zijn gaan spelen, een factor van groote beteeke-nis op de woningmarkt geworden.
Een groot deel der Overheidstaak is hier Gemeen-
tetaak en wat schijnt nu logischer dan het voorstel, zooals dit in de bovengenoemde drie rapporten ge-
daan wordt ‘) om nu ook de Gemeente de bevoegdheid
te geven eventueel de bouw van woningen te kunnen
beperken? Toch rijzen, naar wij meenen, hiertegen ernstige bezwaren. Want afgezien nog van de zeer practische overweging, dat dergelijke maatregelen
toch bezwaarlijk kunnen worden overgelaten aan de
Gemeenten, die meermalen door hare grondbedrjven,
1)
Uit het Plan van de Arbeid blijkt niet nadrukkelijk
dat men deze bevoegdheid aan de Gemeente wil zien toe-
gekend. Het kan evenwel, behalve uit de strekking van
het betoog, afgeleid wonden uit de zinsnede op blz. 230
,,aan de Gemeente ‘valt bij de voor te stellen Organisatie
een belangrijke taak toe.”
eigen woningbezit, garantie voor woningbouwvereeni-
gingen en last not least de erfpachtsfinanciering
ten nauwste bij de woningmarkt geïnteresseerd zijn,
moet toch worden ingezien, dat wij hier te doen heb-
ben met grootendeels supra-gemeentelijke belangen.
Wanneer de minst gesitueerden in een gemeente on-
voldoende gehuisvest zijn, bestaat alle aanleiding, dat
de Gemeente uit sociale overwegingen de zorg voor
hun huisvesting ten deele op zich neemt. Doch wan-
neer een teveel aan woningen in een bepaalde huur-
klasse dreigt te ontstaan zijn hier in de eerste plaats
andere
dan Gemeentelijke belangen hij betrokken en
wel die der woningeigenaren en der hypothecaire
geldgevers, voor wier belangen de Gemeente niet in
de eerste plaats behoeft op te komen en die boven-
dien in vele gevallen niet gevestigd zijn binnen
de Gemeente waar de onroerende goederen, waarbij
zij betrokken zijn, zich bevinden.
Stelt men zich op het standpunt, dat in het alge-
meen belang een zekere regeling van de productie
van onroerende goederen alsmede van het crediet dat
deze productie financiert, niet kan worden ontbeerd, dan vermag de Gemeente hier niet de helpende hand
te bieden. Ook de omstandigheid, dat het credietwe-zen, dat de financiering van vaste goederen dient, in
het economisch bestel een plaats inneemt, die voor
de beïnvloeding van de conjunctuur strategisch uiterst
belangrijk is en dat dit credietwezen een bron van
zeer groote onevenwichtigheid in het economisch be-
staan kan zijn, indien het zijn taak geheel zonder hoo-
ger leiding vervult, geeft steun aan deze opvatting.
Wie zou deze leidende taak aan de Gemeente willen
opdragen?
Aan voorstellen, zooals in het Plan van de Arbeid
en in het Rapport van de Commissie voor de goed-
koope woning gedaan, om de onteigening van gronden
bestemd voor bouwdoeleinden in de toekomst te doen
geschieden tegen de waarde, welke deze gronden be-
zaten als grond voor land- of tuinbouw, kan schon-
derophalend worden voorbijgegaan.
Dergelijke voorstellen verraden een zoo groot ge-
mis aan inzicht in het wezen van de prijsvorming
van peripherieterreinen, dat het niet loonend is hier-
OP
nader in te gaan. Dat wederom in deze beide rap-
porten de principieele fout gemaakt wordt, de win-zucht der speculanten te beschouwen als een voor-
name oorzaak van de duurte der peripherieterreinen,
is, na de afdoende weerlegging die door vooraanstaan-
de economisten
t)
van deze dwaalleer is gegeven, wel
zeer teleurstellend.
Na deze critische opmerkingen over het Plan van
de Arbeid, het Rapport Bakker Schut en het Rap-
port voor de Commissie voor de goedkoope woning
zullen wij in het volgend artikel het vraagstuk van
de ordening van de woningmarkt nog van enkele
zijden belichten, waarbij dan tevens het jaarverslag van den Hoofdinspecteur voor de Volkshuisvesting
ter sprake zal komen. Cii.
GLASZ.
1)
Eeniige litteratuur over dit onderwerp werd door ons
genoemd
01)
bii. 68 noot, van de 15e Publicatie van het
Nederlandsch Economisch Instituut: Hypotheekbanken en
Woningmarkt in Nederland.
NIEUWE OLIEVONDSTEN EN EXPLOITATIE IN
VOOR-AZIË.
Het orgaan, waarvan de hij de Iraq Petroleum Co. belanghebbende concerns gebruik maakten voor het
verkrijgen der meerderheid van de aandeelen der
Mosul Oil Fields, Ltd., was, zooals gezegd, de
Petro-
leunm, Concessi ons, Ltd.,
die op 12 Oct. 1935 werd op-
gericht als een Engelsche ,,private company” en
waarvan de meermalen gewijzigde Raad van Beheer
in zijn laatste samenstelling deed zien, dat de maat-
schappij door dezelfde ondernemingen wordt be-
heerscht als de Iraq Petroleum Co., Ltd. Dat het doel
622
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 September 1936
der maatschappij, – het verkrijgen van concessies
buiten
Irak – liet overnemen van de participatie der
Agip in de Mosul Oil Fields slechts formeel in den
wcg behoefde te staan en niet moeilijk met dezen
stap in overeenstemming kon worden gebracht, werd
eveneens reeds aangegeven. Eerst vlak voor deze over-
name werd vernomen, dat de maatschappij de jaren
geleden verleende, maar rustende concessie der
Anglo-Iranian op het
Quatar-schier eiland,
ten Oosten
der Bahrein-eilanden, zou overnemen. Ook zou een
optie op een deel van het schiereiland Oman op de
maatschappij overgaan. De met een kapitaal van
slechts 100.000 aandeelen á £ 1.— opgerichte Petro-leum Concessions, Ltd. had, hoewel volgens de laat-
ste gegevens slechts twee aandeelen uitgegeven
waren, een dochtermaatschappij, de Petroleum Con-
cessions (Syria) Ltd. opgericht. Het heet, dat deze
beoogt concessies aan de Oostkust der Middelland-
sche Zee, o.a. in Palestina, Transjordanië en Syrië
te verkrijgen. Ook hier bezit de Anglo-Iranian rech-
ten, die op deze maatschappij zouden overgaan.
Tegenover deze feiten en bedoelingen staat echter,
zelfs wanneer men van den aankoop der Italiaansche
Mosul Oil Fields aandeelen afziet, ook reeds een
daad. De maatschappij heeft ni. van Koning Ibn
Saoed een concessie op een 100 km breede strook
langs de
Westkust van Arabië
(aan de Roode Zee)
verkregen. Aan de Oostkust van zijn rijk, in het ge-
bied El Haza aan de Perzische Golf, heeft de be-
heerscher van Arabië echter reeds eenigen tijd terug
een concessie verleend aan de
Standard Oil of Oaii-
fornia,
die daar in enkele maanden reeds twee suc-
cesrjke boringen heeft verricht. Zij zijn vooral daar-
om van beteekenis, omdat hierdoor bewezen werd, dat
de petroleumzone van Irak en Iran zich op den zui-
delijkea oever der Perzische Golf over de voor de
kust van Arabië liggende Bahrein-eilanden heen,
voortzet. De nieuwe olie zal worden verwerkt door
de groote raffinaderij, die de Standard Oil of Cali-
fornia op één van de Bahrein-eilanden heeft opge-
richt en die binnenkort in bedrijf komt.
Door haar activiteit op de
Bahrein-eilanden
heeft
de Californische Standard Oil bewezen, dat zelfs in
dezen tijd, waarin de petroleumschatteû der wereld
zoo goed als geheel onder de groote olie-concerns ver-
deeld schenen te zijn, de een of andere later komende
nog gelegenheid voor exploratie en boorwerkzaam-
heden kan vinden. De Standard Oil of California, één
der ,,big four” Standard Oil Maatschappijen, heeft, nadat eenige jaren geleden fusie-onderhandelingen
met de vroegere moedermaatschappij, de Standard
Oil Co. (New Jersey), om niet bekend geworden rede-
nen waren afgesprongen, een zeer groote activiteit in
het buitenland – o.a. Nederlandsch-Indië – ont-
plooid. Daarbij schijnt een der drijvende krachten
Mr. Moffett, de vroegere vice-president der New
Jersey maatschappij, te zijn, die na een conflict met
president Walter Clark Teagle, deze maatschappij
verliet en over een omweg van
belangrijke
staatsbe-
trekkingen, bij de Californische maatschappij een
nieuw arbeidsveld vond.
Deze had haar aandacht gevestigd op de Bahrein-
eilanden die onder – door Iran betwist – Britsch
gezag staan. Op het grootste van deze eilanden werd in Mei 1931 met het werk begonnen en in Juni 1932
werd de eerste olie gevonden. Thans zijn ongeveer
twee dozijn produceerende bronnen aangeboord. De eenigszins beperkte winning heeft in het eerste half-
jaar 1936 ca. 1,8 millioen vaten bedragen, of bijna de
helft meer dan in het heele jaar 1935 (1,26 millioen
vaten). Dat moge naar internationale maatstaven ge-rekend, nog niet veel zijn, het is toch altijd meer dan
de productie van Polen. De vergrooting der productie
zal wel afhangen van de voltooiing der raffinaderij.
Deze was ontworpen voor een capaciteit van 10.000 vaten per dag, terwijl met een uitbreiding tot 20.000
vaten rekening was gehouden. Van deze mogelijkheid zal waarschijnlijk reeds in de naaste toekomst gebruik
gemaakt worden en tot versnelde uitvoering dezer
plannen heeft het conflict, waarin de California Mij.
wegens den afzet van haar olie en de daarvan te ver-
vaardigen producten met de groote concerns geraakte,
niet weinig bijgedragen.
Deze zagen in de Bahrein-olie – het beperkte ab-sorptievermogen der voor den afzet in aanmerking
komende markten in oogenschouw genomen – een
onaangename concurrente. Door onderhandelingen
trachtten de Koninklijke-Shell, Anglo-Iranian en
Standard Oil Co. (New Jersey), de Standard Oil of
California te bewegen hun de olie te verkoopen, waar-na zij die te gelde zouden maken op een wijze, die hun
markten het minst beïnvloeden zou, evenals zij eenige jaren geleden met de Russische olie-overschotten wil-
den doen. De onderhandelingen leidden niet tot een
resultaat; de Standard Oil Co. of California scheen
de voorkeur te geven aan volledige onafhankelijkheid
en begon met het bouwen der raffinaderij.
Tot den versnelden afbouw van de raffinaderij
ging de maatschappij echter eerst over, nadat een
voor de internationale petroleumindustrie belangwek-
kende overeenkomst met The Texas Corp. tot stand
gekomen was. Deze maatschappij, de grootste ,,onaf-
hankelijke” petroleum-maatschappij van Amerika, die
in bijna alle landen van de wereld verkoopt, zal de
producten van de raffinaderij afnemen en verkoopen.
Daarom is men begonnen met de oprichting van een
California Texas Co., Ltd., waarin de Standard Oil of
California en de Texas Corp. elk voor de helft parti-
cipeeren. Hoe de samenwerking formeel zal geschieden,
of de nieuwe maatschappij soms de aandeelen der
Bahrein Petroleum Co., – de op de Bahrein-eilan-
den werkende dochter der Standard Oil of California,
– en de aandeelen der buitenlandsche dochtermaat-
schappijen der Texas Corp., voor zoover die daarvoor
in aanmerking komen, zal overnemen, bf tegen uit-
reiking van eigen aandeelen de bezittingen der doch-
termaatschappijen der Standard Oil Co. of Califor-
nia en Texas Corp. aan zich trekken zal, staat nog
niet vast.
Het zij terloops opgemerkt, dat deze transactie,
waardoor een maatschappij, die in Azië een produc-
tiebasis en een raffinaderij heeft, samenwerkt met
een maatschappij, die in Azië alleen over een ver.-
koopsorganisatie beschikt, een voorbeeld had, dat deugdelijk gebleken is: de Standard Oil Co. (New
Jersey) combineerde enkele jaren geleden haar pro-
ductie- en raffinagebedrijf met de verkoopsorganisa-tie der Socony Vacuum Oil. De bediening van afzet-
gebieden uit, witt vracht betreft, gunstig gelegen vel-
den, werd daardoor mogelijk, en in het geval der Cali-fornia-Texas Co. zal het wel hetzelfde zijn. Natuurlijk
is het mogelijk – en zelfs waarschijnlijk – dat, zoo-
als reeds vermeld werd, de raffinaderij niet alleen de
Bahrein-olie, maar ook de door de Californian Ara-
hian Oil Co. gewonnen Arabische olie zal verwerken.
Het schijnt dat ook Engelsche kringen moeite heb-
ben gedaan voor de concessie van laatstgenoemde
maatschappij, – die Ibn Saoed de California Co. in-
dertijd, toen hij, tijdens zijn veldtocht tegen den
Irnam van Jemen, geld goed gebruiken kon, tegen
betaling van een groote som gelds moet hebben toe-
gezegd – doch zonder resultaat. Ibn Saoed moet
overigens wel slim genoeg geweest zijn om bij de defi-
nitieve verleening der concessie de zaak in een voor
hem voordeeliger vorm te gieten, dan de Standard
Oil Co. had vermoed.
Volledigheidshalve
zij
nog opgemerkt, dat een on-
langs door de Standard Oil of California opgerichte Ceylon Petroleum Co., Ltd. vermoedelijk ook in de
nieuwe California-Texas Co. zal opgaan.
Aan gegadigden voor de
Arabische olie
heeft het
overigens de laatste jaren niet ontbroken, zooals bijv.
de Anglo-Iranian, die reeds jaren geleden, nog v66r
de Standard Oil Co. of California zich voor Azia-
tische olie was gaan interesseeren, op de Bahrein-
eilanden naar olie had gezocht, maar, toen de onder-
2 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
623
zoekingen vruchteloos bleven, verder geen moeite
voor een concessie deed.
Daarentegen heeft zij tezamen met de Gulf Oil
Corp. – d.i. de tot het concern van den vroegeren
Amerikaanschen minister van financiën Mellon be-
hoorende groote olie-maatschappij en de op één na
grootste ,,onafhankelijke” der Vereenigde Staten –
reeds eenige jaren terug de
Kuwait Oil Co., Ltd. op-
gericht, om in het vorstendom Kuwait de eventueel
aanwezige oliegehieden te exploreereu en te exploi:
teeren. The Hed jas Developn’tent Corp.
en
The ,S’auds
Arabian. Sy’ndicate, Ltd.,
zijn twee kleinere onder-
nemingen, die van de Engelsche belangstelling voor
de Arabische olie getuigen, evenals de
Af filiated Osl-
fields, Ltd.,
die aan het Noordelijke einde der Roode
Zee, tegenover de Egyptische Hurgadavelden, te
Towila boringen verrichtte, maar deze heeft gestaakt.
Over de grootste petroleumproducente van Voor-
Azië, de
Art gio-Iranian Oil Co.,
behoeven wij in dit
verband, daar het immers véér alles ging om de be-zitsveranderingen en om de nieuwe olievondsten in
het nabije en verdere Oosten, niet te spreken. Haar
verhouding tot de regeering van Iran, na de bekende
plotselinge intrekking der concessie, heeft zich nadat
deze onder voorwaarden was vernieuwd, die het
land nieuwe groote voordeelen verzekerden, maar
door de maatschappij nog konden worden gedragen,
bevredigend ontwikkeld. Hetzelfde is het geval met
de productie. Zoo heeft de maatschappij tot verdere
uitbreiding harer raffinaderij te Abadan besloten, zee-
dat in Perzië het grootste raffinagecentrum van één enkele onderneming, vermoedelijk nôg grooter dan
dat van de Koninklijke Shell op Curaçao, zal ont-
staan. De concentratie der verwerking in Perzië, en
niet, waaraan men vroeger dacht, in Groot-Brittannië – daar zijn na den oorlog groote installaties gebouwd,
die tegenwoordig evenwel niet op volle capaciteit
werken, maar misschien zullen worden gemoderni-
seerd, – is ook interessant uit een oogpunt van
petroleumpolitiek. Heeft Engeland deze beslissing
wellicht genomen onder den invloed der bedreiging
van het eilandenrijk door vliegeraanvallen en is de
regeering daarbij van de opvatting uitgegaan, dat de
olie- of olieproductenaanvoer over zee toch altijd nog
veiliger is dan de voorziening van eindproducten af-
hankelijk te maken van het afweren van vliegeraan-
vallen?
Eén ding staat wel vast: bij de productie- en ver-
werkingspolitiek der groote maatschappijen en spe-
ciaal ook bij de exploitatie van verdere oliegebieden
in andere deelen der Oude en Nieuwe Wereld, spelen
tegenwoordig meer dan ooit de inzichten op militair
en marinegebied een voorname rol. Zulks niet alleen
in den zin, dat petroleum voor leger en zee- en lucht-
vloot even onontbeerlijk is, maar ook in den zin, dat
de verzekering van den aanvoer uit gebieden om
welker bezit economische en diplomatieke strijd ge-
voerd werd, de groote mogendheden voor nieuwe
problemen stelt. Ook bij de ontsluiting van oude en
nieuwe Aziatische oliegebieden zal men daarmede
rekening moeten houden.
Dr.
WILHELM MAUTNER.
GOUDPRODUCTIE EN WISSELKOERSEN.
Salome danste alleen. Had zij in het Ginger Rogers-
Fred Astaire tijdperk geleefd, dan had zij zich onge-
twijfeld voor haar beroemde sluierdans Midas tot
partner uitverkoren, Midas de sluierdanser par excel-
lence, Midas de almachtige, het onbegrepen mysterie
van alle tijden. Men ziet de filmadvertenties al voor zich. Hoe zeer deze figuur nog immer met een waas
van geheimzinnige macht is omgeven, blijkt in den
laatsten tijd weer duidelijk uit de vele verschillende
meeningen betreffende het verband tussehen het
groeiend goud-aanbod op de Londensche markt en den
koers van het Pond. Volgens sommigen zal dit goud-
aanbod door een daling van den goudprjs tot een
stijging van den Pondenkoers moeten voeren. De rede-
neering, waarop deze conclusie wordt gebaseerd, is
heel eenvoudig. Daalt de goudprjs in Londen, zegt
men, terwijl hij in Guldens en Francs gelijk blijft,
dan beteekent dit dat het Pond meer goud waard
wordt dan de Gulden en de Franc, m.a.w. dat de
koers van het Pond stijgt.
De fout in deze redeneering is niet moeilijk te
vinden. Zij spruit voort uit de verwarring van den
goudprjs in een land met een papiergeldregime met
die.n in een land met een gouden munteenheid. Wat
beteekent nl. een daling van den goudprjs in een
land met een op goud gestabiliseerde munteenheid?
Niets anders dan dat de autoriteiten in dat land be-
sluiten het goudgehalte van haar munteenheid te ver-
hoogen. Als De Nederlandsche Bank morgen den goud-
prijs met
25
pOt. zou verlagen, wil dat immers alleen
zeggen, dat men voortaan door een biljet van
f
10
ter verzilvering aan te bieden 25 pOt. meer goud uit-
betaald krijgt dan voorheen? Waar nu de wisselkoers
tusschen twee goudvaluta’s bepaald wordt door de
verhouding tusschen het goudgehalte van de twee munteenheden, is het duidelijk, dat in dit geval de
koers van den Gulden met 25 pOt. zou moeten stij-
gen. Precies hetzelfde gebeurde in omgekeerde rich-
ting, toen de Vereenigde Staten voor eenige jaren den
goudprjs met 40 pOt. verhoogden.
Beteekent dit nu, dat een daling van den goudprjs
uitgedrukt in een papieren Pond een stijging van den
Pondenkoers teweeg moet brengen? Geenszins. Een
dergelijke prijsdaling heeft immers niets uitstaande
met een verhooging van het goudgehalte van het Pond en, zooals wij al zagen, beïnvloedt een prijsdaling van
het goud den wisselkoers alleen, voor zoover hij een
verandering van den gewichtsinhoud van de munt-
eenheid met zich mee brengt. Daarvan is bij een
papieren munteenheid natuurlijk geen sprake, zoodat,
tenzij men het marktartikel goud een grootere macht
over den wisselkoers wil toeschrijven dan rubber,
suiker of haarnetjes, niet de minste reden bestaat om
aan te nemen, dat een groeiend goudaanbod op de Londeusche markt den Pondenkoers op eenigerlei
wijze zal kimnen beïnvloeden.
Om deze negatieve stelling op positieve gronden
te steunen verdient het aanbeveling even na te gaan
wat er eigenlijk op de goudmarkt gebeurt. Neem eerst
het geval van een op goud gestabiliseerde wereld en veronderstel, dat op een gegeven oogenblik, voordat
een vermeerderd aanbod van nieuw goud op de Lon-
densche markt komt, de Dollar tengevolge van een
verslechtering van de Amerikaansche betalingsbalans
naar het gouduitvoerpunt loopt. Arbitrageurs zullen
dan goud bij de Federal Reserve koopen en dit met
winst aan de Bank of England verkoopen. Waarom?
Enkel en alleen omdat de Dollarprjs van goud in
Londen (en van alle andere goederen met een wereld-
markt) stijgt boven den Dollarprijs van goud en an-
dere artikelen in New-York. Laat nu een partij nieuw
goud op de Loudensche markt ten verkoop worden
aangeboden. Hoe zal deze vermeerdering van het
goudaanbod de wisselkoersen beïnvloeden? Om deze
vraag te beantwoorden moet men vanzelfsprekend
twee dingen weten; waar het goud vandaan komt en
waar het naar toe gaat. Dit laatste is uiteraard een
kwestie van prijs. Het behoeft geen toelichting, dat
deze prijs tusschen den goudinkoop- en goudafgifte-
prijs van de Bank of England moet liggen. Minder
dan den goudinkoopsprijs zullen de producenten er
nooit voor hoeven te nemen en meer dan den goud-
afgifteprjs zullen de goudkoopers er nooit voor wil-
len geven. Staat nu de Dollar zwak tegenover het
Pond, dan is het duidelijk, dat Amerika voor het
nieuwe goud niet aan bod zal komen. Een zwakke
stand van den Dollar beteekent immers, dat Amen-
kaansch goud zelfs op den oudersten limietprjs voor
het nieuwe goud, de inkoopsprijs van de Bank of
England, nog met winst naar Engeland kan worden
624
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 September 1936
uitgevoerd. Hieruit volgt, dat de prijs van het nieu-we goud tot beneden den inkoopsprijs van de Bank
of England zou moeten dalen, voordat Amerika in de
markt zou kunn.en komen, hetgeen ondenkbaar is.
Velke landen zullen dan wel aan bod kunnen komen?
Die landen natuurlijk, wier wisselkoers sterk tegen-
over het Pond staat. Staat bijv. de Franc op het goud-
invoerpunt, dan beteekent dit, dat de Frausche arbi-
trageurs den prijs van het nieuwe goud tot op den
goudafgifteprijs van de Bank of England zullen kun-
nen opbieden en het nog met winst aan de Banque
de Franse verkoopen. Zoo blijkt, dat het aanbod van
nieuw goud in Londen steeds zal worden opgenomen
door die landen, wier valuta’s het sterkst tegenover
het Pond staan, en vice versa, dat het nieuwe goud
door Engeland zelf zal worden opgenomen, wanneer
het Pond sterk tegenover de buitenlandsche valuta’s
staat.
De vraag, hoe het nieuwe goudaanbod den wissel-koers zal beïnvloeden, laat zich nu makkelijk opios-
sen. Is het Engelsch geproduceerd goud, dan zal het
den koers van het Pond naar boven beïnvloeden als
het Pond zwak staat en het goud dientengevolge
naar het buitenland wordt verkocht en het zal dit op
precies dezelfde wijze doen als elke andere Engelsche
extra-export. Is het daarentegen buitenlandsch goud,
dan zal het den koers van het Pond even weinig be-
invloeden als elke andere doorvoer.
Blijft nu nog de vraag, of dit verband tusscheu
goudaanhod en wisselkoersen in eeuig essentieel op-
zicht anders wordt als het Pond niet meer op goud
is gebaseerd. Veronderstel, dat op een gegeven oogen-
blik de koers van Londen op Parijs stabiel is. De
sterlingprijs van goud op de Londensche markt zal
dan tusschen den goudinkoops- en goudafgifteprijs
van de Banque de France moeten liggen, omgerekend
tegen den geldenden Franckoers. Immers, als de ster-
lingprjs van goud in Londen op den geldenden
Frauckoers hooger zou zijn dan de goudafgifteprijs van de Banque de France, zouden Fransche arhitra-
geurs onmiddellijk Frausch goud in Londen te koop
a.anbieden, terwijl zij als de sterlingprijs op den gel-
denden Franckoers lager zou zijn dan de inkoopsprijs
van de Banque de France, goud van Londen naar
Parijs zouden verkoopen. Hieruit volgt, dat elke ver-
andering in den Franckoers bij gelijkblijvende in-
koops- en afgifteprijzen van de Banque de France
een verandering van den Londenschen goudprijs met
zich mee moet brengen. Daalt het Pond ten opzichte van den Franc, dan stijgt de goudprijs en vice versa.
Het is volkomen natuurlijk. Net zooals elk ander
wereldartikel, is de prijs van goud uitgedrukt in een
papieren munteenheid direct afhankelijk van de bui-
tenlandsche waardeering dezer muuteeuheid. Net
zooals de rubberprijs in Londen moet stijgen als het
Pond daalt, moet ook goud onder deze omstandig-
heden in prijs stijgen.
Evenmin als men echter de zaak om mag draaien
door te zeggen, dat een daling van den rubberpri.js
dan ook een stijging van het Pond tengevolge moet
hebben, kan meii volhouden, dat een daling van den Londenschen goudprijs den koers van het Pond om-
hoog zal drukken. Wat in dit geval gebeurt, is een-
voudig, dat Fransche arbitrageurs onmiddellijk van
het door een zoodanige daling ontstane écart tus-
schen den goudinkoopsprjs van de Banque de France
en den sterlingprijs omgerekend tegen den Franckoers
voordeel zullen trekken door goud in Londen te koo-
pen en aan de Banque de France te verkoopen. In
feite zal natuurlijk het nieuwe goud in Londen nooit
beneden den inkoopsprijs van de Banque de France
worden aangeboden. Een dergelijke aanbieding zou
alleen mogelijk zijn onder de veronderstelling, dat de
goudproducenten philantropen of idioten zijn of
beide. Zoo zien wij, dat een vermeerderd goudaanbod
op de Loudensche markt niet alleen geen directen
invloed op den wisselkoers kan uitoefenen, maar
bovendien ook den goudprjs zelf alleen kan beïnvloe-
den, wanneer deze omgerekend tegen den geldenden
Frauckoers boven den goudinkoopsprijs van de Ban-
que de France ligt. Tenslotte zal het nu ook duidelijk
zijn geworden, dat voor zoover een vermeerderd goud-
aanbod den wisselkoers indirect beïnvloedt, het dit op
precies dezelfde wijze doet als onder een goudvaluta-
regime. Dat wil zeggen, het nieuwe goudaanbod zal
den koers van het Pond alleen kunnen sterken of ver-
zwakken voor zoover het in den credit- of debetkant
van de handelsbalans opgenomen wordt.
J. H. HUIZINGA.
HET PROBLEEM DER VOEDING.
Het onmiskenbare feit, dat een groot deel van de
verschillende volken der aarde onvoldoende wordt
gevoed, heeft den laatsten tijd de aandacht gehad van
de ,,assemblée” van den Volkenbond, die in haar zit-
ting van September 1935 op verzoek van twaalf dele-
gaties na een driedaagsch debat in de tweede com-
missie, waaraan twintig delegaties hebben deelgeno-
men, een uitvoerige resolutie heeft gevoteerd, waar-
bij de ,,conseil” werd uitgenoodigd den toestand te
onderzoeken en een ,,comité mixte” in te stellen, dat
haar een rapport zou uitbrengen over het vraagstuk
der voeding uit hygiënisch en uit economisch oog-
punt.
Dit ,,Oomité mixte pour le problème de l’alimenta-
tion” kwam reeds spoedig tot stand; het bestaat;
onder presidium van brd Astor, uit een 20-tal land-
bouwkundige, economische en hygiënische deskundi-
gen uit evenveel landen.
1)
Het heeft de uitvoering
van de opdracht zoo breed mogelijk opgezet en is
bezig de geheele wereldvoeding te onderzoeken en
voorstellen uit te werken om tot verbetering daarvan
te geraken, waarmede het dus een vraagstuk van ont-
zaggeljken omvang heeft geëntameerd. Het is zich
hiervan ook wel terdege bewust, getuige het feit, dat
het in een zoo korten tijd geen eindrapport gereed
heeft kunnen krijgen, doch, nu de ,,assemblée” voor
haar eerstvolgende zitting reeds voorstellen verlang-
de,
is begonnen met een voorloopig rapport, dat later door een definitief wordt gevolgd.
Uit dit onlangs verschenen rapport
2)
blijkt, dat
het door de ,,assemblée” gewenschte onderzoek heeft
bestaan le. in de vaststelling van physiologische
grondslagen voor de voeding door een daartoe door
het ,,Comité d’hygiène” ingestelde deskundigencom-
missie ‘), welker rapport in het tweede deel is opge-
nomen; en 2e. in een documentatie, van de verschil-
lende regeeringen verkregen omtrent de maatregelen,
in hun land getroffen ter verbetering der voeding,
welke zijn opgenomen in het derde deel, dat nog moet
verschijnen
4)
en een door het Internationaal Land-
bouwinstituut te Rome samengestelde statistiek van
productie, consumptie en prijzen van voedingsmid-
delen, op te nemen in het vierde deel.
Het eerste deel, het eigenlijke rapport, behandelt,
overeenkomstig de opdracht, de twee zijden van het
vraagstuk, de hygiënische en de economische, thans
echter in hoofdzaak de eerstgenoemde, terwijl de
tweede vooral voor het eindrapport gereserveerd is.
Nederland is in het comitd vertegenwoordigd door
den heer
Stevens,
landbouwinspecteur en chef van den
informatiedienst van liet Departement van Landbouw, ter-
wijl ook
de heer
Ven Rijn
te Rome als vertegenwoordiger
van het Internationaal Landbouwinstituut er zitting in
heeft.
Sooidtd des Nations. Le problème •de ï’alimentatiou.
Vol. 1.
Rapport préliiiiinaire du comitd mixte pour le
pr.oblème de l’ajlinieutwhion. Vol. II. R. sur les bases phy-
siologiques de l’alimeutations
1936. II B. 3
en
4
der Serie
pubLicaties van den Volkenbond.
2)
Deze commissie bestaat uit 15 leden, meest hooglee.
raren in de physiologie of de hygiëne en enkele chefs van
hygiënische of voedingsdiensten; geen Nederlander. Voor-
zitter is prof.
Meflanby.
4)
Verscheen juist na het schrijven van dit stuk (Vol.
III. L’a.limentation dans divers pays,
1936. II, B.
5 der
serie).
2 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
625
Bepaald opvallend is het daarbij, hoezeer het vraag-
stuk van karakter is veranderd. Hield vroeger de
vraag, of er voor de toenemende bevolking wel vol-
doende voedsel aanwezig was, de econornisten het meest
bezig, thans is dat geen vraag meer. Zonder voorbe-
houd wordt aangenomen, dat er voor iedereen genoeg
kan worden geproduceerd. Wat alleen te beantwoor-
den is, zijn de volgende vragen: le. wat de beste wijze
van voeding is, en
2e.
hoe aan iedereen die voedings-
wijze te verzekeren is zoodanig, dat
zij
uit het inko-
men betaald kan worden; welke wijzigingen in pro-
ductie en distributie daarvoor noodig zijn en hoe deze
zijn te bereiken.
Wat het eerste punt betreft heeft de genoemde
deskundigencommissie in haar van 25 tot 29 Novem-
ber 1935 te Londen en van 4-8 Juni 1936 te Genève
gehouden zittingen voor een aantal gevallen (als basis
den volwassen man in gematigd klimaat onder ge-
wone omstandigheden, geen spierkracht uitoefenende,
en verder denzelfden hij lichten, middelmatigen, in-
tensen en zeer intensen arbeid; voorts de verschillen-
de leeftijden v66r den volwassen leeftijd en de vrouw
in gewone omstandigheden en zwanger, resp. zoogend)
de minima aan calorieën, eiwitten en vetten benevens
de met het oog
01)
de vitaminen de soorten van voe-
dingsmiddelen aangegeven, die de mensch behoeft om
het lichaam gezond te houden.
Daarbij heeft zij een nieuwe onderscheiding der
voedingsmiddelen toegepast, ni. die in
,alinrens pro-
tecteurs”
en
alirnents mnerguiiques”,
de eerste noodig
voor groei en herstel, welke wij wellicht constitu-
tieve zouden kunnen noemen en bestaande uit n1elk-
en vleeschproducten, versche groeflten en fruit, en
aardappelen, de tweede als complementaire te be-
schouwen, noodig om het aantal calorieën te bereiken
en bestaande uit brood, overige groenten, vetten en
suiker. Verschillende malen en met nadruk wijst de
commissie erop, dat daarbij de melk van primordiaal
belang is’, omdat zij alle bestanddeelen bevat, die
voor groei en onderhoud van het leven noodig zijn,
terwijl het organisme ze onmiddellijk zonder eenige
bewerking kan gebruiken. De geheele habitus van een
bevolking, zegt
zij,
hangt van den omvang van het
melkgebruik af.
In de tweede plaats noemt zij als uitnemend voed-
sel de aardappel en ook wijst zij, in verband met haar
betoog, dat een goede voeding van zuigeling en kleu-
ter beslissend is voor den gezondheidstoestand gedu-
rende het geheele leven, op het belang vau het ge-
bruik van levertraan.
Niet alleen nu is vaak zelfs de verbruikte
hoeveel-
heid
voedsel onvoldoende (waarover hieronder meer),
maar men kan wel zeggen, dat de
wijze
van voeden
in alle kringen der bevolking te wenschen overlaat,
in dien zin, dat te weinig constitutieve voedingsmid-
delen (melk bijv.) en te veel energetische (brood en
suiker) worden verbruikt, liet comité acht dan ook de wel vernomen meeuing, dat de slechte voeding
alleen een gevolg van de crisis is, niet juist; zij is
een gevolg van de levensgewoonten en eischt overal
verbetering.
Het stelt zich dus op het standpunt, dat voor de
geheele wereld moet worden gestreefd naar een voe-
ding, waarbij in ieder geval de minima worden be-
reikt, welke de deskundigencommissie heeft aange-
geven, en dat het verbruik meer in de richting van
de constitutieve en minder in die van de energeti-
sche moet worden gestuurd.
Daartoe is in de eerste plaats een uitgebreide pro-
I)aganda noodig, waarvoor het de vorming aanheveelt
van een regeeringsinstelling voor studie en bevorde-
ring eener goede voeding in elk land, zooals er in
enkele reeds bestaan. Zij deelt mede, dat men in ons
land de opportuniteit van een gemengde commissie
bestudeert, waarin de rijksdiensten voor voeding,
landbouw en hygiëne gelieerd zullen worden.
Zoo komen we dan tot de vraag: is die ideale
voeding ook landbouwkundig en economisch bereik-
baar?
Het rapport merkt op, dat de te treffen maatrege-
len in ieder land verschillen naar de omstandigheden en dat voor een goede opiossing veel meer gegevens noodig zijn dan die op het oogenblik ter beschikking
staan. Wel zullen de nog te
verschijnen
derde en
vierde deelen een aantal gegevens bevatten
1),
maar dat
is niet voldoende en het comité adviseert dan ook:
enquêtes en nog eens enquêtes! En in afwachting kan
het dan in het voorloopige rapport niet anders doen
dan enkele algemeene beschouwingen leveren en op
eenige belangrijke punten de aandacht vestigen.
Deze punten zijn de volgende.
Mede gesteund door een onlangs door het Interna-
tionaal Arbeidsbureau ingesteld onderzoek
2)
stelt het
op den voorgrond, dat een goede voeding in hoofd-zaak een kwestie van inkomen is, want de constitu-
tieve vQedingsmiddelen zijn over het algemeen duur.
Een advies tot verbetering der voeding zou iro-
nisch zijn, zegt het op blz. 84, als men niet erken-
de, dat in de groote meerderheid der gevallen de
middelen hiertoe ontbreken.
Het komt ons voor, dat dit oordeel al te pessinis-
tisch is. Ongetwijfeld
zijn
er onder de constitutieve
voedingsmiddelen verschillende, die duurder zijn dan
de energetische, maar de tegenwoordige voedingsdes-
kundigen zijn het er wel over eens, dat het zeer goed
mogelijk is voor arbeiders en zelfs voor werkloozen
menu’s samen te stellen, die niet duurder
zijn
dan
wat zij thans uitgeven, maar uit een voedingsoog-
punt bevatten wat noodig is om een voldoend aantal
calorieën en vitaminegehalte te bereiken; noodig
daarvoor is slechts de huisvrouw de vereischte wa-
renkennis en bekwaamheid om het eten smakelijk te
bereiden bij te brengen. Het rapport erkent dat trou-
wens ook wel eenigermate, want op diezelfde blz. 84
vinden wij ook, dat zelfs met behoud van het levens-
niveau, w’el ,,in zekere mate” de voedingswijze kan
worden verbeterd door een betere organisatie van de
voorziening, door onderricht en door andere methoden.
Maar afgescheiden hiervan blijkt uit de documen-
ten, welke in het derde deel zullen worden opgeno-
men, duidelijk, dat zelfs in West-Europa en in de
Vereenigde Staten nog groote mogelijkheden bestaan om van vele voedingsmiddelen de consumptie te ver-
meerderen en dat dit voor de wereld als geheel geno
men ten opzichte van alle voedingsmiddelen onafwijs-
baar is. Zelfs heeft tegenwoordig vaak het deel der
boerenbevolking, dat zich op eenzijdige teelt toelegt,
te weinig voeding, omdat de eigen teelt niet genoeg
opbrengt om aanvullende voeding te koopen.
Het rapport bestrijdt daarom inkrimping der pro-
ductie van voedingsmiddelen en wijst met nadruk op
het funeste van de regeeringsmaatregelen in verschil-
lende landen, welke ze duurder maken en den invoer
beperken, al erkent het de moeilijkheden, met name
de lage prijzen in den land- en tuinbouw, die de
productiekosten niet meer goed maken en waardoor de
regeeringen tot die maatregelen worden gebracht.
Grootere productie is dus noodig; de mogelijkheid
daarvan vormt geen probleem. liet eigenlijke pro-
bleem is tweeledig: de beschilcbaarstelling tegen den
laagst mogeljken prijs zonder nadeel voor den’ produ-
cent, en het omzetten der productie ter verkrijging
der henoodigde hoeveelheid constitutieve voedings-
Vol. III ‘bevat voor een aantal landen in en buiten
Europa ‘gegevens over de ontwikkeling der voeding sedert
den oorlog en ‘de maatregelen, door de regeering van land
en stad en andere nationale organen geilornen ter verbe-
tering der vond’iig van moeders en zuigelingen, schoolkin-
deren en jongelieden,, volwassenen, werkloozen, enz. en per-
soneel van leger en vloot en tot beschikbaarstelling van
.goedkoope levensmiddelen, keuring, onderzoek en propa-
ganda, met een korte algemeene conclusie van het ,,sous-
com’ite des statistiques a.limenta’ires”.
L’alimen’Lation des travailleurs et la politique sociale,
publicatie van het B.I.T. in Juni ji. verschenen.
626
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 September 1936
middelen ter vervanging van het teveel aan ener-
getische.
Wat het eerste punt betreft bespreekt het rapport
de bekende kwestie van de te groote marge tusscheu
groot- en kleinhandeisprijzen
1)
en wat ter verminde
ring der .distributiekosten kan worden gedaan, waar-
bij moet worden gestreefd naar evenwicht tusschen het belang van den niet-koopkrachtigen consument
en den producent. Het wijst erop, dat, indien de
consument in geld of in natura wordt gesteund, daar-
bij op het belang eener goede voeding moet worden
gelet, en voorts op de mogelijkheden, die de coöpera-
ties voor de oplossing der moeilijkheden aanbieden.
ilet maakt er opmerkzaam op, dat de invoerbelemme-
ringen juist vaak op constitutieve voedingsmiddelen
betrekking hebben, en merkt ten slotte op, dat veel
beter dan maximum-prijzen of prijscontrôle is: ver-laging van invoerrecht, reorganisatie der distributie
en betere productiemethoden.
Ten opzichte van het tweede punt, de omzetting
der productie, merkt het rapport op, dat over het ge-
heel de constitutieve voedingsmiddelen (melk!) nog-al in de omgeving der plaats van consumptie worden
gewonnen en de energetische ingevoerd. In ieder
geval moet de winning in de omgeving worden be-
vorderd.
De groote vraag is echter, of de landbouw in staat is aan een stijgende vraag naar constitutieve te vol-doen. Gelukkig kan deze vraag bevestigend worden
beantwoord (blz. 98), waarbij op de hulp van de zoo
sterk vooruitgegane wetenschap wordt gerekend.
Hierbij moet echter elk land naar de eigen toestan-
den uitmaken, wat noodig is. Het comité voorziet een
nieuwe en progressieve oriënteering van den land-
bouw in de industriestaten, ni. in de richting van
meer melk-, groente-, eieren-, minder graan- en sui-
kerproductie, wat ware aan te moedigen, waarbij dan
te overwegen is, dat toeneming van dierlijk voedsel ook toeneming van plantaardig voedsel voor dieren
noodig maakt. Het rapport beveelt ook aan een ruil
met zuidelijke landen (Zuid-Afrika!), waar dezelfde producten in andere seizoenen worden geteeld, zoo-
dat beide het geheele jaar voorzien zijn. Het comité
stelt zich voôr in haar definitief rapport een meer
gedegen studie over deze vraagstukken te leveren.
Ten slotte de financieele zijde van de omzetting.
Het rapport acht haar financieel mogelijk. Het wijst
op de weuschelijkheid van een nadere regeling van
het landbouwcrediet met het oog hierop (de oprich-
ting van een landbouwbank is reeds vroeger door den
Volkenbond onderzocht), doch zal ook hierop in het
definitieve rapport nader ingaan.
Uit het medegedeelde blijkt wel, welke hoogst be-langrijke vraagstukken hier aan de orde zijn gesteld,
maar ook dat het rapport nog niet veel méér doet dan
ze aan de orde stellen en dat voor de verwezenlijking
der geuite denkbeelden nog alles moet worden ge-
daan. Met belangstelling mag men de verdere behan-
deling der zaak en wat tot oplossing der verschillende
problemen zal geschieden, tegemoet zien.
Dr. J. H.
VAN ZANTItN.
1)
Wij mogen er wel op wijzen, dat dit punt in ons
land door de provinciale Noord-Hollandsche landbouweom-
missie ‘is ‘behandeld ‘in haar in 1935 uitgebracht rapport.
Zij vond bij haar onderzoek voor groente een vrijwel gelijk
blijvende marge, onafhankelijk van den groothandeisprijs.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
RAMING VAN DE EUROPEESCHE BIETSUIKER-
PRODUCTIE IN 1936137.
Dr. Gustav Mikusch te Weenen schrijft ons:
Hoewel in een zoo groot gebied als dat, waarop
in Europa suikerbieten worden verbouwd, van een
uniform verloop van de weersgesteldheid en van den
groei der bieten geen sprake kan zijn, heerscht dit
jaar toch in de meeste bietenverbouwende landen
van Europa een opvallende overeenstemming van die
omstandigheden, welke voor den bietenogst van be-
teekenis zijn. Deze omstandigheden kan men als
volgt karakteriseeren.
Voor de eerste maal sedert vier jaren kwam dit
jaar reeds in den winter voldoende vocht in den
grond, en daar ook de akkers vôor den verbouw van
bieten goed waren voorbereid, vond het zaaien van de bieten, dat over het algemeen op tijd plaats had,
gunstige voorwaarden voor het opkomen. Slechts
in de landen van Zuid- en Zuid-Oost-Europa, waar
de bietenvelden vroegtijdiger plegen te worden be-
‘bouwd, werd de aanplant juist dit jaar door het
regenachtige en koude weer vertraagd.
Zelfs waar het ontkiemen door koude werd tegen-
gehouden, was het opkomen echter volledig, en daar
de schadelijke insecten zich over het algemeen als
gevolg van het aanhoudend koele en vochtige weer
niet in sterke mate uitbreidden en inploegen wegens
het vreten van de kevers slechts bij uitzondering
noodig was, gaven de bietenvelden in den regel een
vollen stand met gezonde planten te zien. Schade op
groote schaal door insecten viel slechts in Sovjet-
Rusland waar te nemen, waar de bieten in tegenstel-
ling met de meeste andere landen onder gebrek aan
vocht leden. In hoofdzaak snuitkevers en later ook
de gevreesde bietenlichtmot (phlyctaenodes stictica-lis) richtten aanzienlijke schade onder de bieten aan.
Om deze reden moest ook tot nieuwen aanplant op
groote schaal worden overgegaan.
Afgezien van perioden van droogte in Sovjet-Rus-
land klaagde men eigenlijk alleen nog in Noord-Euro-
pa over gebrek’ aan vocht. Overigens was er voldoende
neerslag of, zooals in sommige deelen van West-Euro-
pa, overvloediger dan voor de ontwikkeling van de bie-
ten wenschelijk is. Tot voor kort kwamen er inzonder-
heid uit Engeland voortdurend klachten over te veel
vocht, terwijl in Midden-Europa op overvloedigen
regenval steeds weder mooie en ten deele ook warme
dagen volgden, zoodat de bieten zich ondanks een
zeker tekort aan warmte en zon over het algemeen
goed en zelfs zeer goed konden ontwikkelen.
Uit de berichten van de suikerfabrieken en uit de
bietenonderzoekingen, welke in de verschillende in-
stituten en laboratoria werden ter hand genomen,
blijkt, dat de bladeren van de bieten dit jaar buiten-
gewoon sterk ontwikkeld zijn, terwijl het gewicht van
de wortels, hoewel in den regel grooter dan het vo-
rige jaar, in hoofdzaak slechts op ongeveer normaal
aanspraak kunnen maken. Het procentueele suiker-
gehalte van de bieten is wel bijna zonder uitzondering
lager dan verleden jaar en gewoonlijk ook beneden
het normale. De vele bladeren doen echter verwach-
ten, dat dit gebrek tot het tijdstip van de rijpheid
nog zal kunnen worden hersteld. In elk geval moet
men echter niet uit het oog verliezen, dat over het
procentueele suikergehalte in hoofdzaak in de laatste
weken voor den oogst wordt beslist; want tot dat
tijdstip kan men wel bij benadering de hoeveelheid van de in een plant aanwezige suiker ramen, echter
nauwelijks raden, of de bieten grooter en het suiker-
gehalte kleiner dan wel of zij kleiner en het suiker-
gehalte grooter zullen zijn.
De mogelijkheid, om reeds in den loop van de
tweede helft van Augustus de suikeropbrengst van
den te velde staanden bietenoogst ongeveer vooruit
te bepalen, laat toe bij voldoende materiaal voor
waarneming op dit tijdstip ook een raming van de
geheele Europeesche bietsuikerproductie in de a.s.
campagne uit te werken. Slechts moeten schrijver
en lezer het er over eens zijn, dat ook een nauwkeu-
rige en zakelijke raming ingeval van buitengewoon
gunstige of buitengewoon ongunstige omstandigheden
van de opbrengst zeer aanzienlijk kan afwijken. Wij
willen als voorbeeld onze Augustusramiug van ver-
leden jaar citeeren. Voor Europa zonder Sovjet-Rus-
land stond onze raming van 6.489.000 ton tegenover
een opbrengst van 6.500.000 ton, hetgeen een zeer
opvallende overeenstemming beteekent. Voor Europa
2 September 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
627
mci.
Sovjet-Rusland was er echter als gevolg van
een niet verwachte en onvoorziene grootere productie
in Rusland een verrassing en de raming voor geheel
Europa van 8.489.000 ton was ruim 600.000 ton lager
dan de productie, die volgens de thans beschikbare
campagnecijfers 9.100.000 ton zou bedragen.
Wanneer wij op het gebruikelijke tijdstip ook dit
jaar weder onze eerste raming van de Europeesche biet-
suikerproductie hebben uitgewerkt, moeten wij dus,
zooals vanzeil spreekt, aan deze raming het gebrui-
kelijke voorbehoud van latere correcties verbinden,
terwijl dit voorbehoud speciaal voor Spanje en Sov-
jet-Rusland moet worden onderstreept. Voor Sov-
jet-Rusland ontbreken berichten, welke de bewerking
vati een behoorlijke raming zouden toelaten. Om deze
reden werd voor dit land eenvoudig de op het econo-
misch programma geraamde suikerproductie van
2.800.000 ton ruwsuikerwaarde genomen.
Bietsuikerproductie
Met bieten bebouwde in 1000 metr. tons oppervlakte in 1000 ha ruwsuikerwaarde
Raming
Aug.-
Voori.
Aug.
Apr.
Raming
prod.
1936
1936
1935
1936/37
1935136
Duitschiand
378
1
)
385
1
)
360
1
)
1.775
1.675
Dantzig’) . ..
2
2
Tsjecho-Slowak
149
150
146
700
573
Oostenrijk ..
37
38
43
150
206
Hongarije
39
40
37
150
117
Frankrijk
•
224
227
225
950
928
België ……..
55
53
53
270
241
Nederland
. . .
438)
418)
41
245
236
Polen ……..
120
120
119
450
444
Denemarken
39
39
44
200
245
Zweden ……
51
51
51
295
295
Italië ……..
105
1
)
1051)
84
3
)
345
311
Spanje ……..
88
88
65
250
4
)
198
Joego-Slavië
26
26
28
88
90
Roemenië……
29
27
36
80
134
Bulgarije ……
5
2
7
12
18
Zwitserland •
2
2
2
9
8
Gr.-Brittaunië
147
152
152
530
550
lerscheVrijstaat
24
23
22
100
88
Finland
3
3
3
10
9
Letland ……
12
12
15
31
50
Lithauen ……
7
7
7
29
24
Turkije (Europ.
en Aziat.) 25
25
21
85
60
Europa zonder
Sovjet-Rusland
1.610
1.618
1.561
6.762
6.500
Sovjet-Rusland
(Europ. en Aziat.
gebied) ……
1.245
1.245
1.225
2.800
5
)
2.600
Totaal Europa
2.855
2.863
2.786
9.562
9.100
mci.
de te drogeil bieten.
Zonder de met bieten bebouwde oppervlakte en de suiker-
productie van de fabriek Marienburg, die bij Duitschland
gerekend zijn. Slechts de met bieten bebouwde oppervlakten, waarvan
de oogst tot suiker wordt verwerkt.
Willekeurig gekozen getal.
Het in het plan opgenomen getal.
Voorts dient erop te worden gewezen, dat in alle
landen, waar de bietenbouw of suikerproductie door
particuliere overeenkomsten of door regeeringsbeschik-
king is gecontingenteerd, met de thans geldende con-
tingenten ook dan rekening moet worden gehouden,
wanneer de stand van de bieten een grootere produc-tie doet verwachten. Daarbij moet men er zich echter
van bewust zijn, dat een latere wijziging van de
contingenten steeds mogelijk is.
Indien de productie in het boekjaar 1936/’37 in
Europa zonder Sovjet-Rusland met de raming
(6.762.000 ton) zou overeenkomen, dan zou ten op-
zichte van 1935/’36 (6.500.000 ton) een productiever-
meerdering van 4.0 pOt. plaatsvinden, terwijl indien
cle totale productie klopt met onze raming (9.562.000
ton) tegen 1935/’36 (9.100.000 ton) de productiever-
meerdering 5.1 pOt. zou blijken te bdragen.
(Nadruk verboden).
AANTEEKENINGEN.
Handelspolitiek van Nederland.
Aan het tiende jaarverslag van het Verbond van
Nederlandsche Werkgevers ontieenen wij het vol-
gende:
De handelspolitiek van Nederland – heeft in het
afgeloopen verslagjaar geen principieele wijzigingen ondergaan, integendeel, men zou kunnen zeggen, dat
daarin een zekere verstarring opgetreden is, die het
gevoel geeft alsof geen middelen meer bestaan om
uit de moeilijkheden te geraken. Alle handelspolitie-ken kunstgrepen ten spijt is het niet mogen gelukken
een verruiming van het internationaal ruilverkeer te
bereiken, in het bijzonder niet met die landen, waar-
mede onze handelsbetrekkingen sedert eenigen tijd
uitermate bezwaarlijk waren, zooals bijv. met Dene-
marken en Roemenië.
Onze handelspolitiek vertoont meer en meer het
karakter van schipperen naar omstandigheden, waar-
bij telkens uitsluitend de verhouding tot het afzon-
derlijke land, waarmede onderhahdeld wordt, voorop
staat, zonder dat men den indruk krijgt, dat een
algemeene
lijn
wordt gevolgd. Het funeste systeem
van bilaterale verdragen met nauwkeurige wederzijd-
sche afweging van in- en uitvoer leidt tot een ineen-
schrompeling van het internationale handeisverkeer
en ontneemt aan het zakenleven welhaast elke moge-
lijkheid nieuwe afzetgebieden in die landen te ver-
overen. Herhaaldelijk ontmoeten wij pogingen van
fabrikanten, die kans zien hun zaken op een of ander
land, waarmee wij een handelsovereenkomst hebben,
uit te breiden, doch die dan afstuiten op een bepa-ling in het handelsverdrag, dat daar niet meer dan
een zeker percentage van den invoer in een of meer
ver achter ons liggende basisjaren mag worden inge-
voerd. Terwijl zoodoende de handel met de meeste
Europeesche landen binnen zeer enge grenzen wordt
gehouden, is het een verheugend verschijnsel, dat ons bedrijfsleven meer en meer tot het besef komt, dat de
bakens moeten worden verzet en elders afzetgebieden
in nog min of meer vrije markten moeten worden
gezocht. Ons Verbond is van oordeel, dat in die rich-
ting ook met steun van de Regee.ring nog veel kan
worden gedaan. Zoo verwijzen wij naar onze mede-
werking aan de handelsmissie naar Finland en de
Randstaten, terwijl in het najaar van 1936 een han-
delsmissie naar Zuid-Amerika zal vertrekken.
Het belangrijkste onderhandelingswapen is nog
altijd onze contingenteering. Het gevolg is evenwel,
dat de industrie, tot steun waarvan die contingentee-
ring werd ingesteld, daarmede zelden tevreden is,
aangezien ter wille van onzen uitvoer belangrijke
invoer-contingenten aan het buitenland moeten wor-
den toegestaan. Het gevolg is een voortdurende on-
tevredenheid, zoowel bij de industrie als bij de im-
porteurs.
In de Troonrede van September 1935 werd aange-
konciigd, dat de mogelijkheid zou worden overwogen
geleidelijk de bestaande contingenteeringen te ver-
vangen door andere maatregelen, in casu verhoogde
invoerrechten, die niet, het bezwaar van onvermij-
delijke en ongewenschte verstarring van den handel
zouden medebrengen. De aankondiging van deze
plannen heeft in vele bedrijfstakken, waarvoor thans
een contingenteering is ingesteld, ernstige ongerust-
heid verwekt, omdat men niet overtuigd was, ‘lat
met verhooging van invoerrechten hetzelfde effect voor de binnenlandsche markt zou kunnen worden
bereikt als met de contingenteering. Wij kunnen ons
dan ook niet voorstellen, dat de Regeering anders
dan zeer voorzichtig op dit terrein tewerk zal gaan,
wil zij het bedrijfsleven niet aan de grootste ver-
warring prijsgeven.
628
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 September 1936
Nieuw indexcijfer van .de kosten van levensonder-
houd te Amsterdam.
Aan het driemaandelijksch overzicht van den stand
der kosten van het levensonderhoud bij arbeidersge-
zinnen te Amsterdam, uitgegeven door het Bureau van Statistiek der gemeente, ontieenen wij het vol-
gende.
Sedert 1926 werd het indexcijfer der kosten van
het levensonderhoud bepaald door van de tot het ver-
bruik van een gemiddeld arbeidersgezin behoorende
artikelen of diensten de prijsstijging of -daling sedert
het jaar October 1923—September 1924 toe te passen
op het bedrag, dat in datzelfde jaar blijkens de re-
sultaten van het toen gehouden budgetonderzoek aan
ieder dier artikelen of diensten uitgegeven was en
aldus te berekenen, hoeveel voor voldoening aan de-
zelfde behoeften zou moeten worden betaald in elk
kwartaal, waarvoor een
indexcijfer
werd vastgesteld.
Verschillende omstandigheden hebben in de laatste
jaren de vraag doen rijzen, of de wijze van leven in
1923-’24 thans nog voldoende met de werkelijkheid
overeenkomt om als grondslag der berekening te blij-
ven dienen: de algemeene prijsdaling heeft zich
sindsdien in ongelijke mate voor de verschillende
onderdeelen van het budget voortgezet; de crisis, die
tot
ingrijpende
verlaging van salarissen en bonen
zoowel in overheidsdienst als in het particuliere be-drijf aanleiding heeft gegeven, heeft wellicht geleid
tot inkrimping der uitgaven op sommige posten; de
bepaling der huren, die in 1923 nog onder de con-
trôle der huurcommissie stond, is door de intrekking
der huurwetten in 1927 overgelaten aan het vrije
spel der economische krachten, waardoor de belang-
rijke rubriek huishuur thans een grootere plaats in-
neemt dan vroeger. Door een en ander was het mo-gelijk te achten, dat in den bouw van het budget ge-leidelijk een verschuiving is ontstaan, die misschien
niet zonder invloed blijft op het indexcijfer zelf. Deze
mogelijkheid deed het weuschelijk voorkomen, tien
jaar nadat de wijze van samenstellen van het index-
cijfer aan een herziening werd onderworpen, thans
wederom denzeifden arbeid te ondernemen. Daarnaast was er voor deze nieuwe herziening nog
een reden. In den loop van eenige jaren, vooral in
den tegenwoordigen tijd van snel wisselende modes en gebruiken, komen er op het gebied van kleeding,
huisraad, lichamelijke verzorging, enz. tal van arti-
kelen in zwang, welke in het basisjaar nog niet be-
stonden of niet algemeen gebruikt werden en daar-
door niet voorkomen op de lijst van artikelen, waar-
van de noteering wordt gebruikt voor de driemaan-
delijksche vaststelling van de prijsbeweging. Wordt
die lijst te lang ongewijzigd aangehouden, dan dreigt
er in het prijzenmateriaal verstarring te ontstaan.
Aan den eersten wensch is voldaan door uit het
budget-onderzoek, dat het Bureau bij ongeveer 200
gezinnen heeft ingesteld van 1 Maart 1934 tot 28
Februari 1935 en dat dus de tegenwoordige levens-
wijze weergeeft, de budgetten van 71 arbeidersgezin-
nen af te zonderen, die de nieuwe gegevens voor de
waardeering der prijsbeweging leveren, ter vervan-
ging van die, ontleend aan het onderzoek van 1923-
’24, welke op 72 arbeidersgeziunen betrekking hadden.
Mede door de aanwezigheid van meeverdienende kin-
deren is de welstand der 71 gezinnen uit het onder-
zoek van 1934-’35 gemiddeld iets grooter dan van de
72 van 1923-’24. In 1923-’24 waren de gemiddelde
inkomsten
f
1902 per jaar, in 1934-’35 waren zij
f
1839, doch volgens
vden
stand der
indexcijfers
in
1934 hadden deze
f
1839 dezelfde koopkracht als een
bedrag van
f
2319 in 1923-’24. In 1923-’24 bedroegen
de gemiddelde gezinsuitgaven
f
36.10, in 1934-’35
f
34.01, doch deze
f
34.01 vertegenwoordigden een
bedrag van
f
42.88 in 1923-’24. Op de verdere bere-
keningen zal dit verschil wel zonder invloed zijn,
aangezien de gezinnen van 1934, evenals die van tien
jaar vroeger, toch in alles de levenswijze van arbei-
dersgezinnen hebben gevolgd.
Het tweede kon worden verkregen door een gron-
dige herziening van de lijst der artikelen, waarvan
de prijzen elk kwartaal worden verzameld, en door
een nieuwe regeling met de firma’s die deze prijzen leveren, ten einde te waarborgen, dat de genoteerde
artikelen en kwaliteiten overeenstemmen met het
tegenwoordige verbruik en de prijswijzigingen nauw-
keurig worden opgegeven. Voor enkele rubrieken,
zooals electriciteit, verkeersmiddelen (tram), verma-
kelijkheden, waarbij verschillende tarieven in wer-
king zijn, is voor de bepaling van den prijs rekening
gehouden met de mate, waarin die verschillende tarie-
ven voorkomen in het werkelijke verbruik van de ge-
heele bevolking.
Te beginnen met het indexcijfer over Maart 1936
wordt derhalve in de berekeningen, deze tweevoudige
verandering gebracht: vernieuwde prijzen voor die
artikelen, welke hiertoe aanleiding geven en gewij-
zigde waardeeringscoëfficiënten voor het wegen dier
prijzen.
Overigens is de methode onveranderd geble-
ven. De nieuwe reeks indexcijfers, welke aanvangt
met Maart 1936, is berekend op de basis van het jaar
1934 = 100, maar wordt met toepassing der ketting-
methode aan de vroegere reeks aangesloten in dier
voege, dat van de 4 indexcijfers voor Maart, Juni,
September en December 1934, zooals deze voorkomen
in de oude reeks, het gemiddelde is genomen en dat
op dit gemiddelde de daling wordt toegepast, blijkeud
uit de
indexcijfers
van de nieuwe reeks op de basis
1934 = 100. Het
indexcijfer
op de basis van de pe-
riode vSSr den oorlog = 100 blijft dus, zooals reeds
tal van jaren, ook in de toekomst bestaan, naast het
nieuwe op de basis 1934 = 100. Evenals vroeger is
ook thans de belasting buiten de berekening gelaten.
Om nauwkeurig na te gaan, welken invloed het
nieuwe budget en het verbeterde prijzenmateriaal op
het
indexcijfer
hebben en dus om de beteekenis der
nieuwe reeks ten opzichte van de vroegere te beoor-
deelen, bleek het wenscheljk, het
indexcijfer
voor
Maart 1936, behalve op de nieuwe wijze, tevens op
de oude te berekenen. Op de nieuwe wijze bedraagt het, blijkens tabel 2,
131.1,
op de oude 134.6, beide
cijfers vergeleken met het niveau der prijzen vSSr
den oorlog = 100. Dit is een afwijking van 3.5 pun-
ten of 2.6 pOt.
Deze afwijking is, ten aanzien van de vrij ingrij-
pende wijzigingen in het gebruikte materiaal, zoo ge-
ring te achten, dat
zij
praktisch mag worden ver-
waarloosd. Daar de verandering in de levenswijze zich
sedert 1923 uiteraard geleidelijk zal hebben voltrok-
ken, mag worden aangenomen, dat ook het verschil in dien
tijd
geleidelijk is ontstaan
en alleen door de
gevolgde werkwijze thans op éénmaal tot uiting komt;
de schok, die zich daardoor als overgang tot de nieu-
we reeks vertoont, tast de vergelijkbaarheid van het
nieuwe indexcijfer met die van voorgaande jaren
evenwel niet aan.
De daling van 136.7 in December 1935 tot 131.1
voor Maart 1936 volgens de nieuwe wijze van bereke-
nen (4.1 pOt.), bestaat derhalve uit twee factoren.
Voor een gedeelte (bovengenoemde 2.6 pOt.) is zij toe
te schrijven aan de nieuwe werkwijze, voor een ander
gedeelte (1.5 pOt.) het gevolg van de gewone prijs-
beweging, zooals die ook volgens de oude wijze van
berekenen van December
01)
Maart tot uiting komt.
Wat het laatste betreft, vertoonen verschillende ru-
brieken in genoemd kwartaal een prijsverlaging:
melk, vleesch (inlandsch rundvleesch, varkens-
vleesch), visch, vetten (rundvet), suiker, kruideniers-
waren (enkele merken koffie), brandstof (petroleum)
en alleen bij groenten en hij enkele artikelen van de
rubriek kleeding is eenige stijging waar te nemen.
Deze 1.5 pOt. wordt dan in de nieuwe werkwijze
versterkt tot de genoemde 4.1 pOt., doordat de voe-
ding in het typebudget van 1934-’35 een geringere
plaats inneemt dan in dat van 1923-’24 (35.6 pOt.
tegen 44.7 pOt.; de belasting buiten beschouwing ge-
laten), terwijl verder het nieuwe prijzenmateriaal
1911- 1913
‘t Hoogste
punt
Sept.
1920
Dec.
1923
Mrt.
Juni
’24
Sept.
‘t Jaar
’25 ’26
’27
’28
’29
Mrt.
Juni
Sept.
Dec.
Mrt.
Juni
Sept.
Dec.
Mrt.
Juni
Sept.
Dec.
Mrt.
Juni
Sept.
Dec.
Mrt.
Juni
Sept.
Dec.
Mrt.
Jnni
1
,31
}32
]
0
33
1
,35
}’36
238.3
177.6
179.1 176.6
173.3
176.3
178.6
168.0
167.6
169.2
167.9
160.9 154.3 153.5 151.2
145.2
141.1
140.9
141.1
140.2 137.9
137.4
139.5
142.5
141.5
139.9
140.0
140.1
13 8.8
136.7
135.8 135.6
136.7
131.1
131.1
235.0
178.7
180.7 175.5
169.2 173.3 175.9 161.3 162.9
166.4 162.4
150.2
139.9
140.6 136.9
125.5
118.8 119.2
119.7
119.2.
115.5
116.5
121.1
128.3
125.5
123.2
13.7
123.6
122.3
118.5
117.6
117.2 119.2
117.0 118.5
100
100
93.6
94.6
93.6
95.8
100
100
95.1
94.9 95.8
95.1
91.1 87.4 86,9
85.6
82.2
79.9
79.8 79.9
79.4
78.1
77.8 79.0 80.7
80.1
79.2
79.3
78.6 77.4 76.9
76.8 77.4
91.9
92.8 94.8
92.5
79.7
80.1
78.0
71.5 67.7
67.9 68.2
68.0
65.8 66.3
69.0
73.1
71.5
70.2
70.4 69.7
67.5 67.0 66.8 67.9
2 September
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
629
1. De kosten van het levensonderhoud van arbeiders-
geainnen in Maart en Juni
1936,
vergeleken met de
levenswijze en het prjzenpeil gedurende de periode
1 Maart
1934-28
Februari
1935.
a
.
n
o,o
Uitgaven v o o r
b.Oaal
0:’0.5e’2
0fl
,0
bL•
in Mrt.
i
in Juni in Mrt.
in Juni
o
1936
1936
1936
1936
f
f
f
Brood,
besohuit,
koek,
2.12
1.94
1.93
–
8.8
–
8.8
Grutterswaren
0.22 0.20
0.20
–
9.1
–
9.6
Kruidenierswaren
. .
0.92
0.85 0.85
–
7.0
–
7.0
0.75
0.67 0.67
–
10.6
–
10.6
Melk
……………..
1.13
1.16
1.16
+
2.4
-.-
2.4
0.30
0.24 0.23
–
5.5
–
12.0
0.28
0.30
0.27
+
1.9
–
5.4
1.69 1.47
154
–
13.3
–
9.1
gebak
……………
0.25
0.21
0.22
–
15.8
–
13.7
Suiker
…………….
1.74
1.74
1.73
+
0.3
–
0.3
0.69 0.52 0.57
–
24.7
–
18.3
Kaas
……………..
Vleesch
…………….
0.75 0.86 0.83
+
13.7
+
9.8
Eieren
…………….
0.65
0.70
0.79
..j_
7.1
+
20.9
0.20
0.19 0.19
–
6.2
–
6.2
Dranken
………….
Maaltijden
buitenshuis
Fruit
……………..
0.43
0.40
0.41
–
5.4
–
4.2
bereid
…………..
Totaal voeding
12.12
11.45 11.59
–
5.4
–
4.2
2.20
1.75 1.75
–
20.4
–
20.4
0.62
0.41 0.41
–
33 9
–
33.9
6.37
6.31
6.31
–
1.0
–
1.0
Visch
……………..
0.59 0.59 0.47
0.0
19.5
Vetten
……………..
Aardappelen
………..
0.71
0.66
0.73
–
7.7
+
2.2
Groenten
…………..
0.62
0.61
0.56
–
0.4
–
8.9
Wasch- en schoonmaak-
0.42
0.39 0.39
-. 8.6
–
8.6
Kleeding
………….
Schoeisel
………….
Brandstof
…………
Woninginrichting
Hutshuur
…………
Gas
……………..
1.41
1.15
1.15
–
18.4
–
18.4
Electriciteit
………..
huisraad
………..
Ziekte-
en begrafenis-
arbikelen
…………
gelden, verzekeringen
1.92
1.92
1.92
0.0
0.0
7
ereenigingen,
dagbla-
den,
tijdschriften ..
1.49
1.47
1.47
–
1.4
–
1.4
0.72 0.64 0.64
–
11.9
–
11.9
1.36 1.17
1.15
–
13.3
–
14.9
Ontspanning
………
Verkeersmiddelen
0.82
0.73
0.73
–
13.4
–
13.4
Rooken
…………..
Godsdienst,
liefdadig-
0.62
0.62 0.62
–
–
heid,
steun
………..
Studiegelden
en
leer-
0.44
0.43
0.43
–
4.1
–
4.1
middelen
……….
Lichamelijke verzorging
0.28 0.28
0.28
–
–
Berekende voeding in-
0.22
0.21
0.22
–
5.4
–
8.4
wonenden en gasten
Dienstbode,
werkster
0.11
0.11 0.11
–
0.8
–
0.7
e.a.
hulp
(loon
en
voeding)
……….
Diversen
…………
0.97
0.92 0.92
–
5.5
–
5.5
–
34.01
31.82
31.85
–
6.4
–
6.4
De
periode 1
Mrt.
kbsoluut
……….
1934-28
Febr. 1935
op 100 gesteld
100
93.6 93.6
–
bn
Stijging in pOt. se-
o
dert
de
vorige pe-
riode
–
Gemiddeld gezin bestaande uit
3.92
personen met een
totaal aantal verbruikseenheden van
3.24.
De percentages zijn uit de oorspronkelijke bedragen
berekend.
medebrengt, dat de dalingen juist op de andere ru-brieken dan de voeding meer tot uiting komen dan
vroeger.
Voor Juni 1936
is het indexcijfer gelijk aan dat
voor Maart, dus eveneens
131.1,
hoewel er in dit
kwartaal toch wel eenige veranderingen zijn waar te
nemen: daling bij kaas (de jonge soorten), eieren,
vetten (natuurboter), groenten, gas (tariefverlagi:rig,
ingegaan op 1 Juni), brandstof (cle verschillende
soorten huisbrand); daarentegen stijging bij vleesch
(rundvieesch), visch, aardappelen, fruit, electriciteit
(dit laatste als gevolg van de omstandigheid, dat de
voordeelen van het vastrecht in de zomermaanden
2.
Iudexcijfers der kosten van het levensonderhoud van
arbeidersgezinnen sedert de periode
1911/1913
en de
periode 1 Maart
1934-28
Februari
1935.
lndexcijters op
de basis van
de periode
de periode
de periode 1911113=100
1 Oct. 1923-1
30Sept. 19241
1
Mrt. 1934-28
Maanden
=ioo
Febr. 1935
=
100
1
1
.
1
>
av
0)
O00
t-
00
04)
t-
0
fl
9
100
1
100
geringer zijn dan in den winter); een en ander even-
wel zoodanig, dat deze verschillende bewegingen
elkaar neutraliseeren.
Op de basis van
1934 = 100
zijn de indexcijfers
voor Maart en Juni
1936 93.6.
Tenslotte zij nog vermeld, dat de verschillende bud-
getrubrieken in de tabel omtrent den invloed van de
prijsbeweging op ieder daarvan afzonderlijk niet meer
zooals vroeger worden gegeven per verbruikseenheid
per week, doch per
gezin
per week. Dit omdat het
gezin een gemakkelijker te hanteeren begrip is dan
de verbruikseenheid en omdat voor verschillende on-
derdeelen van het budget (bijv. rooken, vereenigin-
gen, verzekeringen, liefdadigheid) een herleiding tot
verbruikseenheden weinig reden van bestaan heeft.
Voor de vergelijking met de vroegere driemaan-
delijksche publicaties. kan hieraan nog worden toe-gevoegd, dat de bedragen, welke in tabel 1 voorko-
men, betrekking hebben op een gezin met een samen-
stelling van het gemiddelde van die der 71 gezinnen.
Deze samenstelling was
3.92
personen. Volgens de
gewone, tot dusver gebruikte schaal voor de herlei-
ding, waarbij de’ man geldt voor 1, de vrouw voor
0.9,
een kind in het eerste levensjaar voor .0.15, in
het tweede voor
0.2,
in het derde voor
0.3
volwassene
en zoo geleidelijk opklimmende met 0.05 voor elk
levensjaar, kwamen deze
3.92
personen overeen met
3.24
verbruikseenheden.
630
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2
September 1936
Statistische bepaling van de vraagcurve.
De bepaling van de vraagcurve is een probleem,
dat, nu de kwalitatieve zijde der economische weten-
schap vasteren vorm heeft aangenomen, meer en meer
de aandacht gaat trekken. Het is dan ook begrijpe-
lijk, dat de kromme, die de grootte van de vraag der
consumenten onder verschillende omstandigheden
naar een bepaald goed aangeeft, met de ontwikkeling
van de algemeene leer der economie in de richting van
een kwantitatieve beschouwing der diverse proble-
men veel meer dan vroeger op den voorgrond treedt.
Een juist inzicht in de vraagfunctie is vooral ook
voor het voeren van een doelmatige economische poli-
tiek belangrijk. Het kennen van het kwantitatieve
verband tusschen de vraag naar een bepaald goed,
den prijs hiervan, den prijs van eveutueele substitu-
tiegoederen, het algemeene prijsniveau, de grootte en de verschuivingen van de inkomens, den invloed van
factoren als smaak, gewoonte, enz., biedt de mogelijk-
heid, dit geheele mechanisme te beïnvloeden en te beheerschen. In de 17de publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut is dit vraagstuk met
betrekking tot het artikel suiker onderzocht.
Voor de bepaling der vraagcurve langs statistischen
weg zijn meerdere methoden mogelijk. Het verschil tusschen de methoden bestaat meestal uit de diverse
interpretaties van de omstandigheden, waaronder de
reactie der vraag op de haar beïnvioedende factoren
plaats vindt. Men kan nl. van de veronderstelling
uitgaan, dat de verbruikers bij hun vraag naar een
bepaald goed, den prijs van dit goed in verband met
de ontwikkeling der prijzen van andere goederen
zien, doch ook de tegenovergestelde veronderstelling
is mogelijk. Hetzelfde kan t.a.v. de hoogte van het
inkomen geschieden. Dit kan in verband gebracht
worden met de koopkracht ervan, doch evenzoo kan
het gezien worden als nominaal inkomen. Nu is het
begrijpelijk, dat de aard van het goed en de bezit-
verhoudingen van den consument het aanwezig zijn
van dergelijke heoordeelingen sterk beïnvloeden. Het toepassen van methoden, waarbij van de. verschillen-
de veronderstellingen op bepaalde wijze wordt ge-
bruik gemaakt, doet de mogelijkheid ontstaan, de
juistheid van zulk een veronderstelling en de mate waarin zij geldt bij de vraag van een bepaald goed
te leeren kennen. Want bijna nooit zal de vraag naar
een goed slechts onder invloed van consumenten met
één bepaalde wijze van beoordeeling staan. Steeds
ai de totale vraag een resultante der verschillende
beoordeelingswijzen zijn.
De reactie op de veranderingen in de verschillende
variabelen kan evenwel nog vanuit een ander ge-
zichtspunt worden gezien, waardoor weer een andere
splitsing en rangschikking der methoden ontstaat.
De vraag reageert nl. op de beweging van de de vraag
beïnvloedende factoren, zoowel op korten als op lan-
geren termijn. Het is gemakkelijk in te zien, dat de
aard der reacties en de grootte hiervan voor de
lange perioden ‘anders zijn dan voor de korte. Daar-
om werden bij het onderzoek tevens methoden geko-
zen, welke de eene zoowel als de andere grootte der
reactie aangeven.
Na een beschouwing over de samenstelling der
vraagvergelijking en een bespreking der verschillen-
de in toepassing gebrachte methoden is tot de bere-
kening der vraaglijnen volgens de diverse veronder-
stellingen overgegaan. Deze berekeningen hebben, daar dit boek als voorbeeld voor verdere dergelijke
onderzoekingen wil dienen, zeer uitvoerig plaats ge-
vonden. De resultaten zijn behalve in tabellen, in
een veertigtal grafieken weergegeven, waardoor zij
zeer aan overzichtelijkheid winnen, hetgeen weer in-
terpretatie van deze resultaten gemakkelijker maakt.
De onderzoekingen hebben voor het artikel suiker
plaats gevonden. De resultaten geven op de meeste
vragen, wat betreft de werking der verschillende ver-
onderstellingen en de grootte der reactie bij de diverse
tijdsinterpretaties, een bevredigend antwoord. De
correlatie-coëfficiënten, welke den graad van juist-
heid der plaatsgevonden berekeningen weergeven,
zijn bij alle hoog. De systematiseering der resulta-
ten, welke op grond hiervan in hoofdstuk VIII heeft
plaats gevonden, wijst uit, dat de beoordeeling van
de prijzen en de inkomens in gelijke mate volgens
hun nominale en hun reëele hoogte geschiedt. Hoe-
wel nu hiermede aangetoond is, dat de totale vraag
in gelijke mate bepaald wordt door consumenten,
welke volgens een z.g. ,,illusion” oordeelen als door
die, welke de
prijzen
en inkomens ,,corrigeeren”,
geven de berekeningen geen antwoord op de vraag,
welke
consumenten dat zijn. Daartoe was het be-
schikbare statistische materiaal niet voldoende.
De elasticiteit van het verbruik t.o.v. den prijs
was gedurende de onderzochte periode (1921 t/m.
1934) voor de reacties op korten termijn ca. – 0.30,
voor de reacties voor de langere perioden iets hoo-
ger. De coëfficiënt voor den invloed van het inko-
men op het verbruik bedroeg resp. ca
. + 0.23 en ca.
+ 0.12. Deze coëfficiënten toonen dus aan, dat de
vraag naar suiker, zoowel wat betreft den invloed
van den prijs als dien van het inkomen, zeer inelas-
tisch is. Het artikel is dus, van financieel stand-
punt uit gezien, bij uitstek geschikt voor accijns-
heffing.
De 17de publicatie van het Nederlandsch Eco-
nomisch Instituut.
Dezer dagen zal de 17de publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut verschijnen: ,,Statis-tische bepaling van de vraagcurve” met ondertitel,
Toepassing op de Nederlandsche vraag, naar suiker,
van de hand van den heer F. Weinreb.
Een kort overzicht van deze studie is in dit num-
mer opgenomen. Deze publicatie zal in den handel
worden gebracht voor
f
3,-, terwijl het boek voor
donateurs en leden van het Nederlandsch Economisch
Instituut beschikbaar wordt gesteld voor
f
2,25.
Uit-
sluitend leden en donateurs
gelieven hun bestellingen
te richten tot het Secretariaat, Pieter de Hoochweg
122, Rotterdam, Giro 158477.
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
23129 Aug.
Sedert
Overeenk.
23129 Aug.
Sedert
Overeenk.
1
1935 1936
1Jan. 1936
tijdvak 1935
1936
1Jan. 1936
tijdvak 1935
17
.
948
639.765 579.458
–
8.311 13.842
648.076
593.300
5.626 154.458 139.732
–
1.976
701
156.434
140.433
50
19.349 14.220
–
350
–
19.699
14.220
Male ………………
500.725 502.189
–
104.852
83.035
605.577
585.224
Rogge
……………..
3
.
298
200.724 201.135
102
12.994 23.023
213.718
224.158
Tarwe
……………..
Boekweit ………………
63.030
89.994
–
.
680
1.660
63.710
91.654
9.3
.05
4
.
..984
162.522 129.067
–
143.031
251.017 305.553 380.084
Gerst
……………..
Haver
……………..163
34.967
31.768
–
175
–
35.142
31.768
Lijnzaad
……………
Lijnkoek ……………150
24.310
13.690
270
6.366 4.357
30.676
18.047
Tarwemeel
………….
1
95 Andere meelsoorten
950
21.346
18.405
.
1.076
2.148
22.422
20.553
2 September
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
631
ONTVANGEN BOEKEN.
Uitvoering der On.gevaller&wet 1921 door Bedrijfsver
–
eenigi’n.gen
door
P.
Beyer. (Amsterdam
1936; H.
J. Paris. Prijs
f
2.40).
Dit proefschrift behandelt achtereenvolgens in vier
hoofdstukken de korte geschiedenis van de Ongevallenwet
en van de Ziektewet, de reorganisatie-voorstellen, o.a. het
plan-Groeneveld van 1922 en het voorstel-Bijlevel.d van
1934, de reorganisatie der openbare uitvoeringsorganen en de uitvoering der industrieele ongevallenwet door bedrijfs-
vereenigingen. In ihet laatste hoofdstuk geeft de schrijver
zijn eigen meening over het eigenlijke onderwerp van deze
studie, ni. de uitvoering der Ongevallenwet 1921 door
Bedrjfsvereeuigingen.
Producten d er Lim,burgsche Industrie,
resultaten
eener enquête, ingesteld door het Economisch
Technologisch Instituut in Limburg, naar de pro-
ducten der Limburgsche industrie. (Maastricht
1936;
Uitg. Pa. Boosten & Stols).
Het eerste gedeelte bestaat uit een lijst van producten,
welke alfabetisch zijn gerangschikt. Achter elk product is
vermeld de onderneming of de ondernemingen, welke het product vervaardigen. Het tweede gedeelte bestaat uit een
alfabetische lijst der gemeenten in Limburg. Achter elke
gemeente zijn de industrieele ondernemingen – •in die
gemeente gevestigd – vermeld met de producten, welke
die ondernemingen vervaar.digen.
Hoewel door ihet E.T.I.L. zeer wordt gewaardeerd, het-
geen ten aanzien van de industrieele inventarisatie in
Nederland reeds werd ‘verricht, o.a. door het Nhnistertie
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en de Directie van
den Arbeid, gevoelde het toch de behoefte om bij zijn eigen
dienst regelmatig te kunnen beschikken over zoo nauw-
keurig mogelijke gegevens betreffende de producten der Linburgsche industrie. Een van de doelstellingen van het
Economisch Technologisch Instituut in Limbur.g is het
bevorderen van de stichting van nieuwe industrieën en
het bevorderen van de uitbreiding van het fabricagepro-
gram der bestaande industrieele ondernemingen. Hiertoe
is echter op de eerste plaats noodig, dat men weet, welke
producten reeds vervaardigd zijn.
Pra.e-adviezen voor het 33ste Nationao2 Midderbstands-
congres, op 7
en
8 Juli jl.
te Delft gehouden.
(‘s-Gravenhage
1936;
Bureau van den Kninkl.
Nederi. Mi’ddenstandbond).
De
invloed
van de crisismaatregelen op
het
bedrijfs-
Zeven
in het
algemeen
en op het nriddenstandsbedrijf
in het bijzonder
door Dr. W. F. Lichtenauer.
Behandeld worden achtereenvolgens de Landbouwcrisi s-
po1itik, de contingenteering, de vaste lasten en de maat-
regelen, waardoor de crisismoeilijkheden van den midden-
stand ‘worden ‘verlicht.
Reorganisatie der sociale verzekeringswetgeving.
Ver-
dere uitvoering door Bedrijfsvereenigingen door Dr.
G. F. Fortanier.
Na een historisch overzicht van de sociale verzekerings-
wetgeving en de ontwikkeling van de gedachte van het
,,zelfdoen” worden de unificatie en coördinatie der sociale
verzekeringswetten, de misstanden •bij de uitvoering der
Ziektewet door Bedrijfsvereenigingen en de uitvoering van
de Ongevallenverzekering door Bedrijfsvereenigingen be-
sproken.
Is wettelijke
regeling
van
den
markt- en
straathandel
gewenscht?
door R. J. Koopmeiners.
Geconcludeerd wordt o.a. dat het wenschelijk is den markt-
en straathandel door een rjkswet te regelen, zulks mede
in belang van liet winkelbedrijf.
Prijshandhaving bij merkartikelen
door Dr. Mr. E.
Teken’broek.
De opkomst ‘van het merkartikel wordt besproken, waar-
na de vragen behandeld worden of bij het merkartikel een
vaste prijs behoort en of •het merkartikel een, te duur
artikel is. Vervolgens wordt stilgestaan bij het verband tussohen een afdoende regeling der prijsbinding en het
maken van ongeinotiveerde w’insten, terwijl tenslotte twee
hoofdstukken worden gewijd aan prjshinding en klein-
handel en aan de ibij een afdoende regeling van de prijs-
binding betrokken moreele belangen.
Why a world police is ineviic,ble ‘
door J. J. van ‘der
Leeuw. (The new Oommonwealth, a society for
the promotion of International Law and Order,
Londen. Thorney E[ouse. Prijs
3
d.).
The Sweders, Yearboolc 1936.
(Stockholm
1935, Alm-
qvist & Wiksells Boktryckeri
A.
B).
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
N d
D
isc.Wissels. 3
7 Juli ’36
Lissabon
….
4
5Mei’36
’36
Bel.Binn.Eff, 3
7
Juli
Bk
Londen ……
230
Juni’32
–
(Vrseh.inR.C.3
7
Juli ’36
Madrid ……
5
9Juli ’35
Athene ……….
7
14Oct.’33
N.-YorkF.R.B.
4lFeb.’34
Batavia……….
4
1 Juli’35
Oslo
…….
.
322Mei’33
Belgrado
……..
5
lFebr.
’35
Parijs
……
3
9
Juli’36
Berlijn ……….
4
22 Sept.’32
Praag
… …
3
1 Jan.’36
Boekarest ……..
q
15Dec.’34
Pretoria
….
315Mei’33
Brussel ………..
2
16Mei’35
Rome ……..
4
18Mei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
..
21
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio
3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
5
21Oct.’35
Weenen …..
.
31OJuli’35
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Warschau …
.
5
260ct.’33
Kopenhagen
3
22Aug.’35
Zwits. Nat Bk.
2
3 Mei’35
OPEN MARKT.
1936 1935 1914
29
24129
17j22
1
01
1
5
2
613
1
H
20124
Aug.
Aug.
Aug. Aug. Aug.
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
1
5
116
1
1
14_
8
1,6
1114_5j6
1
3
15
1
12
52)
1
1,6
31j_31
Prolong.
–
1
1114
1
1
14
4
1
12-5 2)
1
2
1
14-14
Londen
Dagge1…
j-1
1
j-1
112-1
‘j,-I
11
2
I
3
1-1
1
9
I4-2
Partic. disc.
132
–
116
1
/32116
1
7133.5116
1
I32116
116
–
’18
1
14_
11
116
4
1
14.
5
14
Berl5jn
Daggeld
.
3.11
231-331
214-3 2
7
1s-3
1
1s
2
3
14-5
3
8
4118_551g
–
MaandeId
2/4-715
2
3
14-715
2
3
14-
7
15
2
3
14-
7
18
23/
4
31/
4
4’/2-6
–
Part, disc.
3
27/-3
2
7
1
271
3
3
314
2
1
15_
1
2
Varenw.
– –
4_
1
14
4_11
4
4.61
4
4_11
4
4_11
4_11
–
Ne,,, York
Dageld
1)
1 1 1 1
51
4
1
I
8
142
1
13
Part,c.disc.
11
4
1/
4
1/
4
1(4
!16 2)
S/
–
t) Koers van 28 Aug. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vr jdag.
1)
30Aug.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York,)
S)
S)
S)
1)
25 Aug. 1936
1.47%
7.41%
59.221
9.70
24.871
100%
26
,,
1936
1.47% 7.41%
59.221
9.70 24.87
100%
27
,,
1936
1.47%
7.41%
59.221
9.69%
24.86
100%
28
,,
1936 1.47%
7.40%
59.221
9.69%
24.841
100%
29
,,
1936
1.47%
7.40%
59.23
9.69%
24.87
100%
31
,,
1936
–
–
–
–
–
–
Laagste d.w1)
1.47
7.40
59.20
9.69%
24.83
100%
Hoogste d.w’)
1.47%
7.41%
59.271 9.70%
1
9.747
24.90
100%
Muntpariteit
1
1.469 12.1071
59.263 24.906
100
0
a
ser an
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
S)
t)
rest
1)
55)
55)
25 Aug. 1936
48.02
–
6.09
1.10
–
–
26
,,
1936
48.02
–
6.09
1.10
–
–
27
,,
1936
48.01%
–
6.09
1.10
–
–
28
1936
48.01
–
6.09
1.10
– –
29
,,
1936
48.01
–
6.081
1.10
–
–
31
1936
–
–
–
–
–
–
Laagste d.w
1
)
47.97%
–
8.07
1.05
–
Hoogste d.w
1
)
48.04
27.85 6.12
1.15
11.70
–
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371 1.488
13.094 48.52
D ata
Stock-
Kopen-
* 50
)
Hel-
Buenos-
Mon-
holm
)
hagen)
jfç>
Aires’)
treal’)
25 Aug. 1936
38.221
33.10 37.25
3.2%
41%
1.47%
26
,,
1936
38.221 33.10 37.25
3.27
41%
1.47%
27
,,
1936
38.221
33.10 37.25
3.27
41%
1.47%
28
,,
1936
38.17 33.071
37.20
3.27
41
1.47%
29
,,
1936
38.25
33.10 37.25
3.27
41% 1.47%
31
,,
1936
–
–
–
–
–
–
Laagste d.w1)
38.05
32.95
37.07k
3.24
40%
1.47
Hoogste
d.wi)
38.321
33.20
37.35 3.29
41%
1.479
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
5) Noteering te Amsterdam.
55)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Data
IULUtli
($ per
£)
I($
j
‘Ofr.)I($p
fl
.
U
100
CLIJ
Mk.)J($p
M
1
ISLCfUUÏU
.
100 gid.)
25 Aug.
1936 5,03
7
1
6,58X
6
40,22%
67,90
26
,,
1936 5,03
1
/
6,58%
40,23
67,91
27
,,
1936
5,03′,
6,58y
1
,
40,23 67,92
28
,,
1936
5,0
35
1
83
6,58%
t
40,24
67,91
29
,,
1936 5,03
1
/
32
6,58%
1
40.22%
67,91
31
,,
1936
5,03
5
/33
6,58%
1
40,22%
67,92
2Sept.
1935
–
Muntpariteit..
1
4,86
3,90%
1
23.81%
40%e
632
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 September 1936
GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE
G A
GERST
t
ZA D
DRUIVEN
TOMATEN
VROEGE
RUND-
VARKENS-
Manitoba
loco
74
1°
Baia
LPta
64165 kg
La Plata
Black
A
APELEN
VLEESCFI
VLEESCH
Ro
rnsterdam
Blanca loco
R’damlA’dam
loco
R’damlA’dam
loco
R’damlA’dam
Alicante
per kg
per lOO kg
per t
g
(versch)
per 100 kg
(versch)
per 100 kg
per 100 kg.
per 100 kg.
per 2000 kg.
per 2000kg.
per 1960 kg.
Westland Westland
Groote- Rotterdam Rotterdam
broek
fi,
01
11.
°lo
f1.
0
10
f1,
01
II.
O/
f1
0/..
f1
%
f1.
0
10
f1.
°lo
f1.
01
1925
1720
100,0
13,07
5
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
– –
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50 77,9
–
–
1927
14,75
85,8
12,47
5
95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50 78,4
–
–
1928 13,47
5
78,3
13,15 100,6
226,00 97,7
228,50
96,8
363,00
78,5 0,80
100,0
20,
100,0
4,93
100,0
93, 100,-
77,50
100
1929
12,25
71,2
10,875
83,2 204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6 0,64 80,0
16,
80,0
—————————-
3,15
63,9
96,46
103,7
93,12
5
120,
1930
9,67
5
56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0 0,62
77,5
20,-
100,0
————————–
4,12 83,6
108,-
116,1
72,90
94
1931
5,55
32,3
4,55 34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
0,49
61,3
14,50
72,5
4,95
100,4
88,-
94,6
48,-
61
1932
5,225
30,4
4,62
5
35,4 77,25 33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
0,41
51,3
11,50
57,5
————————–
1,69
34,3
61,-
65,6
37,50
48 1933
5,025
29,2
3,55
27,2 68,50
29,6
70,00
29,7
148,00
32,0
0,31
38,8
8,21
41,1
0,85
17,2
52,-
55,9
49,50
63
1934
3,67′
21,4
3,325
25,4 70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
0,27
33,8
553
27,7
3,23 65,5
61,50
66,1
46,65
60
1935
4,125
24,0 3,07
5
23,5
61,25
26,5
68,00
28,8
131,75
28,5
0,29 36,3
6,64
33,2
3,14
63,7
4.8,12′
51,7
51,625
66
Juli
1934
3,80
22,1
3,30
25,3
71,50
30,9
78,75
33,4
151,25
32,7
8,28
41,4
3,52
71,3
63,-
67,7
44,62
5
57
Aug.
4,37
25,4
4,27
5
32,7
83,25
36,0
93,50
39,6
159,25
34,4 0,35
43,8 5,89
29,5
2,93
59,4
63,95
68,8
43,30
55
Sept.
4,-
23,3
4,15
31,7
77,25
33,4
93,25 39,5
145,50
31,5 0,25 31,3
2,02
10,1
63,55
68,3
42,62
5
55
Oct.
,,
3,50
20,3
3,70 28,3
69,50
30,0
93,50
39,6
135,25
29,2
0,21
26,3
5,92 29,6 60,70
65,3
42,12
5
54
Nov.
–
3,50
20,3
3,45 26,4
71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
53,75
57,8
44,50
57
Dec.
•
3,45
20,1
3,55 27,2
76,25
32,9
91,00
38,6
134,00
29,0
53,15
57,2
44,65
57,
Jan.
1935
3,30
19,2
3,525
27.0
74,25
32,1
89,25 37,8
137,25
29,7
53,625
57,7
45,62′
58
Febr.
,,
3,20
18,6
3,375
25,8
68,00
29,4
71,25 30,2
124,25
26.9.
51,90 55,8 47,55
61
Maart
,,
3,20
18,6
3,07
5
23,5
67.75
29,3
64,00
27,1
120,50
26,1
51,40
55,3 51,20
66
April
•
4,07
5
23,7
2,95
22,6
70,75
30,6
66,75
28,0
125,00
27,0
—
51,925
55,8
50,25
Mei
•
4,05
23,5
2,90 22,2
59,90
25,9
67,25
28,5
125,50
27,1
50,80
54,6
48,50
Juni
4,02
23,4 2,90
22,2 57,50
24,8
75,00 31,8
124,25
26,9
–
—
—
48,-
51,6
46,12
5
Juli
_
3,92
5
22,8 2,55
19,5
54,50
23,5
66,75
28,3
124,50
26,9
10,19
50,9
4,24
86,0
48,-
51,6
47,375
61
Aug.
,,
4,25
24,7
2,625
20,1
55,25
23,9
64,50
27,3
132,25
28,6 0,42
52,5
7,29
36,5
2,03 41,2
44,80
48,2
52,55
Sept.
,,
4,75
27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50 27,3
139,50
30,2
0,27 33,8
4,45
22,3
43,375 46,6
56,62
5
Oct.
4,95
28,8
3,35
25,6
57,75
24,9
64,75
27,4
142,75
30,9 0,19
23,8
4,61
23,1
—-
46,07
5
49,5
64,62
5
Nov.
4,65
27,0
3,20
24,5
55,00
23,8
59,75
25,3
137,75
29,8
._
—
42,75
46,0
56,85
Dec.
5,15
29,9
.
3,40
26,0
56,75
24,5
60,75
25,7 146,50
31,7
–
—
—
—–
–
——
–
—
–
44,75
48,1
52,25
Jan.
1936
5,45
31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50 27,0
153,50
33,1
–
—
–
—
–
—–
—
—
–
—–
–
—–
—
—
—
–
—
–
–
–
—
—
—
–
44,-
47,3 50,87
5
Febr.
,,
5,225
30,4
3,40
26,0
55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0
—
—
–
—
–
–
–
—
—
—
–
–
43,775
47,1
48,25
Maart
•
5,225
30,4 3,50
26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
—-
45,75
49,2
46,57
5
April
5,17
5
30,1
3,45
26,4
64,00
27,6
70,00
29,7 147,25
31,8
—
48,50
52,1
45,375
Mei
5,12
5
29,8
3,17
8
26,6
63,75
27,5
72,25 30,6
147,75
31,9
51,60
55,5
44,30
Juni
,,
5,05
29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3
———-
–
–
–
–
–
54,15
58,2
46,25
Juli
5,625
32,7 3,65
27,9 71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
7,47
—
–
—
–
—-
–
–
–
–
–
—
–
——-
–
–
–
–
–
37,4 2,06
41,8
57,35
61,7
47,75
3 Aug.
6,45
37,5
3,80
29,1
85,50
36,9
84,50
358
171,00
37,0
0,58
72,5
4,70
—–
–
—-
–
–
—
–
–
23,5
2,03
41,2
58,_
6
)
62,4
48,25
)
10
•
6,60.
38,4
4,10 31.4
80,50
34,8
89,50
37,9
174,00
37,6
0,54
67,5
4,88
————
–
–
–
————
–
–
–
24,4
2,86
58,0 59,70
7
)
64,2
49,50
7)
17
,,
6,35 36,9
4,10 31,4
82,50
35,6
89,50
37,9
172.50
37,3 0,46 57,5
4,07 20,4
3,53
71,6
58,-
8
)
62,4
48,75
8)
24
6,30
36,6
4,10 31,4
87,50 37,8 88,50
37,5
167,50
36,2 62,30
9
)
67,0
51,-
8)
31
_
6,05
5)
35,2
4,_5)
30,6
83,50′)
36,1
87,505)
37,1
165,00
5
)
35,7
64,…..10
68,8
53,50
10)
‘) Men zie voor cle toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 19311
tot 16Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 741 kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei11
Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 luli ’33 62163 ke Z.-Russ. Van 24 hill ’33-7 flct ‘a’ fi4iM 5,,, l. Pit Vn 7 Oet ’33_IR M,.i ‘3fl fl21fl31
MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalschej
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
____________ _________ _________
WOL
.
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
bunkerkolen,
Mid. Contin.
.
Crude
Gulf exp.
gekamde
Australische, Australische,
CrossbtedColo-
HUIDEN
SALPETE
Middling
F. G. F.
ongezeefd f.o.b.
ijm. 33.90
Bé s.g.
64/66
0
$cts. per
locoprijzen
Sakella-
G.
F.
No.
1
Oomra
Merino, 64’s Av.
nial Carded,
Gaaf, open
kop
GId. per
lOO
kg
R’dam/A’dam
per
1000
kg.
per barrel
U.S.
gallon
New-York
117.
per
rides
Liverpool
loco
Bradford
per lb.
SO’s
Av.
loco
57-61 pnd.
netto
Liverpool
Bradford per Ib.
1925
f1.
10,80
100,0
–
j
1.68
010
100,0
$ets.
14,86
ii
100,-
$
cts.
23,25
Olo
100,0
pence
29,27
0j
100,-
pence
9,35
Ojo
100,-
pence
55,00
100,0
pence
29,50
0
10
100,0
f1.
34,70
0
10
100,0
f1
12,-
l
00
1926
17,90
165,7
1.89
112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5 6,30
67,4
47,25
85,9
24,75 83,9
28,46
82,0
11,61
96
1927
11,25 104,2 1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50
88,2
26,50
89,8 40,43
116,5 11,48
95 1928
10,10
93,5
1.20
71,4 9,98 67,2
20,00 86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
5150
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95 1929 11,46
105,6 1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88 1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82
1931
10,05 93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60 37,0
7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1 12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71
1932
8,00
74,1 0.81
48,2 4,50 30,3
6,45
27,7
5,21 17,8 3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15 32,1
6,15
51
1933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0 5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0 9,50 32,2
13,26
38,2
6,18
51
1934
6,20
57,4
0.63
37,5 2,88
19,4
7,35
31.6 5,32
18,2
2,68
28,7′
19,25
35,0
10,25
34,7
12,07
34,8
6,11
50
1935
6,05
5,60 0.625
37,2
3,02
20,3
7,05
30,3 5,16
17,6
2,96
31,7
16,75
30,5
8,50
28,8
12,54
36,1
5,89
49
Juli
1934
6,15
56,9
0.62 36,9
2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83 30,3
17,00
30,9
9,00 30,5
11,50
33,1
6,30
52
Aug.
6,15
56,9
0.62 36,9 2,68
18,0
7,85
33,8 5,32
18,2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33,9
5,80
48
Sept.
,,
6,00
55,6
0.62
36,9
2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50 28,8
12,-
34,6
5,85
48
Oct.
,,
6,00
55,6
0.62 36,9
2,60
17,5
7,40
31,8 4,93
16,8
2,57 27,5
15,00
27,3
8,50
28,8
12,50
36,0
5,90
49
Nov.
•
6,10
56,5
.
0.62 36,9 2.53
17,0
7,40
31,8 5,42
18,5
2,67
28,6
15,00
27,3
8,75
29,7
12,-
34,6
5,95
49
Dec.
•
6,05
56,0
0.62 36,9
2,76
18,6
7,50
323
5,43
18,6
2,77
29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
11,25
32,4 6,05
50
1935
,
an.
6,05 56,0 0.62
5
37,2
2,97
5
20,0
7,55
32,5
5,38
18,4
20
‘32,0
14,75
26,8
8,25 28,0
10,75
31,0 6,15
51
ebr.
,,
6,05
56,0 0.62
5
37,2
2,75
18,5
7,50 32,3
5,24
17,9
3,-
32,1
14,00
25,5
7,75 26,3
10.50
30,3 6,20
51
Maart
•
5,90 54,6
0.62
36,9
2,74
18,4
6,80 29,2
4,85
16,6
2,79
29,8
13,75
25,0
7,50
25,4 10,25
29,5
6,25
52
April
,,
6,00
55,6 0.63
37,5 2,99
20,1
7,05
30,3
4,89
16,7
2,89
30,9
14,75
26,8
8,00
27,1
10,75
31,0 6,30
5
Mei
–
6,05 56.0
0.62
36,9 2,975
20,0
7,30
31,4
4,96
16,9
3,07
32,8
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33,9 6,30
5
,,
6,05 56,0
0.62
36,9
3,15
21,2
7,-
30,1
4,82
16,5
2,98
31,9
16,75 30,5
8,50
28,8
12,-
34,6 6,30
5
j
uni
uli –
6,05 56,0
0.62 36,9
3,11′
21,0
7,25 31,2
4,82
16,5
3,08
32,9
18,25
33,2
9,00
30,5
11,75
33,9 5,40
4
ug.
,,
6,15
56,9
0.62 36,9
3,08
20,7
6,80 29,2
4,91
16,8
2,83
30,3
18,25
33,2
9,25
31,4
12
k
–
34,6
5,40
Sept.
,,
6,10 56,5
0.62
5
37,2
2,85
19,2
6,40 27,5
4,95
16,9
2,63
28,1
18,25
33,2
8,75
29,7
14,50
41,8
5,50
4
0ct.
,,
6,05 56,0
0.62
5
37,2
3,-
20,2
6,70 28,8
5,30
18,1
2,96
31,7
18,50
33,6
8,75
29,7
16,-
46.1
5,55
Nov.
,,
6,05 56,0
0.62
36,9
3,17 21,3 7,05
30,3
5,90
20,2
3,16 33,8
18,75
34,1
9,00
30,5
16ç-
46,1
5,60
Dec.
,,
6,05 56,0
0.62
36,9
3,39
22,8 7,05
30,3
5,91
20,2
3,15
33,7
18,50
33,6
8,75
29,7
14,25 41,1
5,70
4
P
n.
1936
6,15
56,9
0.615
36,6
3,39 22,8 7,05
30,3
5,82
19,9
2,91
311
1925
35,0
9,00
30,5
15,-
43,2
5,80
br.
•
6,15
56,9
0.61
36,3
3,45
23,2
6,80
29,2 5,49
18,8
2,74
293
1925
35,0 9,25
31,4
15,-
43,2.
5,85
Maart
6,15
56,9
0.615
36,6 3,47 23,4
6,75
29,0
5,57
19,0
2,79 29,8
19,75
35,9
9,50
32.2
14,25
41,1
5,90
April
6,20
57,4
0.61
5
36,6
3,43
23,1
6,90
29,7
5,47
18,7
2,73
29,2
19,75
35,9
9,50 32,2
40,3
5,95
Mei
.
6,25
57,9
0.61
5
36,6
3,43
23,1
6,90
29,7
5,42
18,5
2,67
28,6
20,00
36,4
9,50 32,2
13,75
39,6
6,-
Juni
,,
6,30
58,3
0.61
5
36,6
3,36
22,6
7,10
30,5 5,43
18,6
3,34
35,7
19,25
35,0
9,25 31,4
13,-
37,5
6,-
Juli
,
6,25 57,9
0.61
5
36,6
325
21,9
7,80
33,5
624
21,3
3,60 38,5
19,25
35,0
9,25 31,4
37,5
6,-
3 Aug.
6,25
57,9
0.61
5
36,6
3,52)
21,9 7,55
32,5
6,0
7
)
23,2
3,497)
37,3
19,75
11)
35,9
9,25
5
1
)
31,4
13,50
14
38,9
6,-
t0
6,30
58,3
0.615
36,6 3,O2)
20,3
7,25
31,2
6,75
8
)
23,1
3,448)
36,8
19,75
12)
35,9
9,
25
12)
31,4
6,-
7
6,30
58,3
0.615
36,6 3,25
4
)
21,9
7,35
31,6
656
9
)
22,4
3,379)
36,0
19,75
13
) 35,9
9,25
15
)
31,4
6,-
•
»
6,30
58,3
0.615
36,6
3,255)
21,9
7,-
30,1
6,0
1
°)
21,5
3,3710)
36,0
19,75
14
)
35,9
9,25
14
)
31,4
6,-
»
»
6,30
58,3
0.615
36,6
3,25
6
)
21,9
6,95 29,9
6,-
‘)
Jaar- en maanclgemldclelden afgerond op ‘/ pence. 2)1
Aug.
3)
8Aug.
4
)15 Aug.
5)
22Aug.
6)
29Aug.
7)
5Aug.
8
)12 Aug.
9
)19 Aug.
10)
26Aug.
11)
6Aug.
12)
13
18)20
Aug.
14)
27Aug.
15)
18Aug.
16)
11 Aug.
17)
25Aug.
18)
4Aug.
1925
2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0 62.116
100,0
36.816
100,0
261.171-
100,0
731- 1926
1,98
85,7
–
43,15
77,1
8,15 88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
1927
2,03
87,9
–
43,30
77,3
7,96
86,7 55.141-
89,7
24.4/-
66,4
290.41-
110,8
731- 1928
2,11
91,3
–
48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.1!-
57,8
227.51-
86,8
66!-
1929
2,05
88,7
–
45,40
81,1
8,11
88,3
75.14!-
121,9 23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
1930
1,66
71,9
–
38,45 68,7
6,72
73,2
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
671-
1931
1,34
58,0
–
31,30
56,9 5,35
58,3
36.51-
58,4
12.11- 33,1
110.11-
42,0
551-
1932
0,94
40,7
–
22,70 40,5 4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121- 23,6
97.21-
37,1
421-
1933
0,61
26,4
0.96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35.6
7.1716
21,6
131.181- 50,4
411-
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4 3,45 37,6
18.1416
30,2
6.1516
18,6
141.1916
54,2
401-
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
19.116
30,7 8.1116
23,5
134.1616
51,5
3916
Ju1i’34
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
2,81
30,6
18.11j-
29,9
6.1416
18,5
142.91-
54,0
4016
Aug.,,
0,43
18,6
1,-
20,90 37,3 3,325
36,2
17.6/
27,9
6.141-
18,4 139.716
53,2
401
Sept..
0,43
18,6
1,-
18,126
32,4
3,31
36,1
16.101-
26,6
6.516
17,2
137.171-
52,6
3916
Oct. ,,
0,43
18,6
1,-
17,37
6
31,0
3,95
43,0
16.31-
26,0 6.61-
17,3
137.19/6
52,7
3916
Nov.
0,47
20,3
1,-
17,-
30,4
4,52
5
49,3
16.1116
26,7 6.81-
17,6
139.81-
53,2
40/-
Dec.
0,54
23,4
0,95
15,12
5
27,0
4,07
44,3
16.161-
27,1
6.61-
17,3
137.816
52,5
3916
Jan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
5
34,0
16.191-
27,3
6.5/-
17,2 138.111-
52,9
3916
Feb. ,,
0,52
22,5 0,95
14,375
25,7
3,20
34,9
16.41-
26,1
6.41-
17,0
136.81-
52,1
3916
Mrt. ,,
0,37
16,0 1,02
5
13,30
23,8
2,74
29,8
16.81-
26,4
6.716
17,5
124.516
47,5
381-
Apr.
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5 2,315
25,2
18.81-
29,6
7.516
20,0
131.-/6
50,0
3816
Mei
0,34
14,7
1,10 11,85
21,2
2,38
5
26,0
20.-!-
32,2
8.616
22,9
135.516
51,7
391-
juni
0,41 17,7
1,-
11,95
21,3
2,415
26,3
18.16-
30,3
8.1116
23,5
136.5/6 52,0
3916
Juli
,,
0,44
19,0
1,-
12,37
6
22,1
2,54
27,7
18.10/-
29,8
8.13/-
23,7
140.1116
53,7
3916
Aug.,,
0,46
19,9 1,07
5
15,10
27,0
3,31′
36,1
19.151-
31,8
9.111-
26,2
135.1216
51,8
40/-
Sept..
0,58
25,1
0,97
20,25
36,2
3,16
34,4
20.1016
33,1
9.14/6
26,7 135.4j6
51,6
3916
Oct.
,,
0,65
28,1
0,89
19,87′
35,5 3,95
43,0
21.316
34,1
11.31-
30,6
136.1716
52,3
3916
Nov.,,
0,59
25,5 0;94
16,90
30,2 4,69
51,1
21.2(6
34,0
10.15/6
29,6
135.13/6
51,8
4016
Dec.,
0,57 24,7
0,95
15,80
28,2 4,60
50,1
21.2/6
34,0
I0.1-6
27,5
132.-)6
50,4
41/-
Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0 4,04
44,0
20.1616
33,5
9.61-
25,5
125.6(6
48,0
41J-
Feb.,
0,61
26,4
0,92
5
17,375
31,0
3,375
36,8
21.3/6
34,1
9.131- 26,5
123.816
47,1
41/-
Mrt.,
0,46
19,9 1,04
17.70
31,6
2,69 29,3
21.12/6
34,8
9.1916
27,3
127.1216
48,7
41/-
Apr..
0,44
19,0 1,02
6
16,82
5
30,0
2,49
27,1
22.516
35,9
9.141-
26,6
125.171-
48,1
41/-
Mei,,
0,41
20,3
0,99
18,75
33,5
2,52
27,5
22.616
36,0
9.916
26,0
123.121-
47,2
4116
Juni,
0,57
24,7
0,89
20,20
36,1
2,69
29,3
22.41-
35,8
9.216
25,1
112.51-
42,9
4116
Juli
,,
0,60
26,0
0,81′
19,35
34,6
2,91
31,7
22.151-
36,6
9.14/6
26,7
114.4/6
43,6
4416
Aug.,, 0,60″
26,0 0,80
18,75’S
33,5
3,25
35,4.
23.46
19)
37,4
l0.-/-
19
27,5
113.-/-‘
9
43,2
44/611
0,6212
26,8
0,80
18,75
16
33,5
3,30
35,9
23.9/-
37,8
10.616
28,3
111.316
42,5
4416
0,63
13
27,3
0,80 17,50′
7
31,3
3,575
38,9
23.8/-
37,7
10.41-
28,0
110.81-
42,2
44/6
0,63
14
27,3
0,80
16,50
18
29,5
3,20
34,9
23.5
–
37,5
10.5/-
28,1
111.15/6
42,7
4416
0,80
3,25
35,4
23.716 37,7
10.8/-
28,6
.115.31-
44,0
4416
ept. 193279
K.G. L.
Plata;
van 26Sept.
1932 tot
5 Febr.
1934
Manitoba
No. 2;
van 5
Febr. 1934
tot
6Juli
2 Oct.
1933
No. 2
Canada.
4)
Tot
Jan.
1928 Malting;
van Jan.
1928
tot 9 Febr.
1931
American
No 2,
ussische.
5)
29 Aug.
6)1 Aug.
7)
8
Aug.
8)
15 Aug.
9)
21Aug.
.
0
)28
Aug.
11)
6Aug.
12
)
13Aug.
13)
20 Aug.’
4
)
BOUWMATERIALEN
KOLONIA
100,0
671-
160,-
36.316
1(Ô,-
85(6
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
100,0
6416
96,3
28.101-
78,8
851-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
96,6
6819
102,6 24.1716
68,8
851-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1 1181-
56,2
351-
52,2
10.12/6 29,4
12417′
54,8 337
50,1 8.9/- 23,4 137/7
3
/, 161,0 13
1
/18
1
40,7
54,1
3318
50,2 8.101- 23,5 14212 1166,3 17
11
/1n
1
55,1
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137111
161,4
12
3
1,
39,7
54,8
3216
48,5
8.716
23,2
13816
162,0
13
40,5
54,1 3216
48,5
7.171-
21,7
1411-
164,9
13
5
19
40,9
54,1 3216
48,5
7.71-
20,3
141110
165,9
14
43,6
54,8
3216
48,5
7.716
20,4
139164
163,2
14
7
/8
46,3
54,1
34/1
50,9
7.416
20,0
140164
164,4
14
11
116
45,7
54.1
3416
51,5
7.6(6
20,4 141/104
165,9
1414
45,9
54,1
3416
51,5
7.316
19,8
14218
166,9
14
1
‘),
46,1 52,1
3319
50,4
7.-/-
19,4 14715
172,4
15
3
14
49,0
52,7
3316
50,0 7.111-
20,9
14415
168,9
18
3
116
56,6
53,4
3316
50,0
8.15/6
24,3
142134
166,4
20 62,3
54,1
3316
50,0
8.11/-
23,6
141/6
165,5
19
5
19
61,1
54,1
3316
50,0
8.101-
23,5
140110
164,7
1851t,
57,0
54,8
3316
50,0
8.1816 24,7
14014
164,1
17
7
/,
55,6
54,1
3316
50,0
9.81-
26,0
1411-.
164,9
17
9
1
54,7
54,1
3316
50,0
10.-16
27,7
14118
165,7
17
5
/,
54,9 55,5
3316
50,0 9.161-
27,1
141134
165,3
17
9
/1e
54,7
56,2
3316
50,0 9.21-
25,2
14111
165,0
15/1
47,7
56,2
3316
50,0
8.1516
24,3
140111
164,8
12
37,4
56,2
33.6
50,0
9.316
25,4
140110
164,7
1115116
37,2
56,2
3316
50,0
9.131-
26,7
1411-
164,9
11
1
/,6
36,8 56,2
3316
50,0
9.31-
25,3
140194
164,7
12
1
,
37,7
56,8
3316
50,0
8.1816 24,7
140114
163,9
12
3
(9
38,5
56,8
3316
50,0
8.1416
24,1
138/114162,5
12
1
/,
37,5 61,0
33/6
50,0
8.7/-
23,1
138(94
162,3
12
37,4
61,0
33J6′
9
50,0
8.11/-1823,6
138174
1
9
162,1
11
7
/s
19
)
37,0
61,0
33/6
50,0
8.(-
22,8
138154
161,9
1115116
37,2
61,0
336
50,0
8.6/-
22,9
13815
161,9
11
7
/8
37,0
61,0
3316
50,0
8.5)6
22,9
138(24
161,6
11i(16
36,8
61,0
3316
50,0
8.8.6
23,3
13813
161,7
11151,
6
37,2
93680kg.
La
Plata.
3)
Tot Jan.
1928
Western;
vanaf
Jan.
1928
oan 9
Febr. 1931
tot
23Mei1932
64165 K.G.
Zuid-Russische.
27 Aug.”)
7
Aug.
16)
14 Aug.
17)
21
Aug.
18)
28Aug.
19)
4
Aug.
LE PRODUCTEN
” otember 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
633
ZUIVEL EN EIEREN
METALEN
BOTER
B.TkEgR
KAAS
1
Edammer
1
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland GIETERIJ-
ZINK
1
GOUD ZILVER
per kg
Leeuwar-
Heffing
Crisis
Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not.
Eiermijn
Standaard
Locoprijzen
Locoprijzen Londen Locoprijzen
Foundry
IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzeni Londen
cash
1
Londen
1
cash
1
Londen
per
Ier Comm.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
per Eng, ton
Londen
per Eng.ton
No.3f.o.b. Middlesb.
Eng. t. f.o.b.
per
1
per ounce
1
Standard
Noteering Centr.
kI. m/merk
p. 100 St.
per Eng. ton Eng.ton per
Antwerpen
Eng. ton line
Ounce
per 50 kg. 1
basis
Zvvedeii/’
S T E E N E N
binnenmuur
buitenmuur
CACAO
G.F.Accra
COPRA
Ned.-Incf.
KOFFIE
Stndard
Ribbed Smoked
•
SUIKER
ie
“”
THEE
INDEXCIJFER
Kolo-
Iad
Lcoprijzen
ia’e
e
d
per
per
50 kg c.i.f.
Nederland per
100
kg
Amsterdam
Rotterdam
per
1/,
kg.
1
I
t
je
Inc
”
R’dam/A’dam
per
100
kg.
Java- en Suma- trathee
p.
1
/2 kg.
fl
!
r
a
c
e
‘an 4.672M
3
.
1000
stuks
1000
stuks
per
dcten
f
0
1
f
0
10
f
5
10
sh.
0/0
/
s/s
cts.
s/s
Sh.
51
11.
5
10
cts.
0/
1925
159,75
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5
100,0
61,375 100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926
153,50
96,1 15,75 101,6 19,50 102,6
49!-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
2/-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
86.0 102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
5
90,9
46,875 76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75 97,9 87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5
88,9
49,625 80,9
-/10,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6 91.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
45110
107,9
27,37′
76,3
50,75
82,7 -110,25
28,8
13,-
69,3
69,25 82,0
81.9 85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75 71,8
66.0 64.3
1931
110,75
69,3
10,25 66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,375
42,9
25 40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
46.8
48.8
1932
69,00 43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1 -11,75
4,9
6,32
5
33,7
28,25
33,4
38.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
15)4
36,0
9,30
25,9
21,10 34,2
-12,25
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2
34.1
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
1316
31,8 6,90
19,2 16,80
27,4
-13,875
10,9
4,07
5
21,7
40
47,3
34.4
32.1
1935
59,50 37,2 7,25 46,8 8,75
46,1
1315
31,6 9,15
25,6
14,10
23,0
-/3,625
10,2
3,85
20,5
34,50 40,8
33.6 29.0
uh
’34 77,50
48,5
7,50 48,4
10,-
52,6
13111
32,7 6,92
5
19,3 16,75
27,3
-14,375
12,3
3,975
21,2
40,50
47,9
34.1
32.2
ug.,,
75,50
47,3
7,25 46,8 9,50
50,0
12110
30,2
6,87
5
19,2
16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,97′
21,2
39,75
47,0
33.9 31.4
ept.,
73,50
46,0
7,-
45,2
8,75
46,1
12(5
29,2
6,65
18,5 16,50
26,9
-14,5
12,6
3,72
5
19,9
33,50
39,6
33.1
29.5
)ct.
,,
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
1117
27,3 6,70
18,7
16,50
26,9
–
14,125
11,6
3,52
5
18,8
32,75
38,8
32.1
27.8
10v.
.
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1213
28,8 6,62
5
18,5
16
26,1
–
13,875 10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7
21.6
)ec..
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1218
29,8
7,17′
20,0
16
26,1
-13,875
10,9
3,376
18,0
34,50
40,8 32.7
28.6
an.’35
66,00
41,3
7,25 46,8
8,50
44,7
1411
33,1
8,77
5
24,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9.
32.9
29.5
eb.
•
66,00
41,3
6,75
43,5
8,25
43,4
1412
33,3
9,375
26,1
15,625
25,5
-13,75
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4
28.9
rt.
59,00
36,9
7,-
45,2
8,25
43,4
13
1
3
31,2
8,57
5
23,9
14,625
23,8
–
1
3,25
9,1
3,55
18,9
29
34,3
30.9
27.4
pr..
60,00
37,6
7,-
45,2
8,25
43,4
13/6
31,8
9,15 25,6
14,50
23,6
-13,375
9,5
4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
28.5
Id
,,
57,50
36,0
1,
–
45,2
8,25
43,4
13
1
4
31,4
9,50
26,5 14,12′
23,0
-/3,5
9,8
4,20
22,4
32,75
38,8
33.3 28.6
uni
57,50
36,0 7,25
46,8
9,-
47,4
1313
31,2 9,07
5
25,3
13,87
6
22,6
-13,625
10,2
3,876
20,7
30,25
35,8
33.2 27.8
uli
57,50
36,0
7,25
46,8 8,75
46,1
1312
31,0
8,-
22,3
13,50
22,0
-13,5
9,8
.
3,576
19,1
30,75
36,4
33.4
27.1
ug.,
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
13/1.
30,8 8,07
5
22,5
13,50
22,0 –
1
3,5 9,8
3,525
18,8
32,50
38,5 33.7
21.4
ept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,-
47,4
1315
31,6
8,47
5
23,6
13,50
22,0
-13,375
9,5
3,725
19,9
36 42,6
34.2
28.8
ct.
.
56,50
35,4
7,25
46,8 9,25 48,7
13
1
5 31,6
9,97′
27,8
13,50
22,0
-(3,75
10,5
4,22′
22,5
46,25
54,7
35.5 31.9
0v.
57,75
36,2 7,25 46,8
8,75
46,1
13(3
31,2
10,325
28,8
13,50
22,0
-j3,75
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8
31.1
ec.
,,
58,00
36,3 7,50 48,4 9,50
50,0
1316
31,8
10,45
29,1
13
21,2
–
13,875
10,9
4,20 22,4
39,50
46,7
35.4 30.4
n.’36
63,00
39,4
8,25 53,2
10,-
52,6
141-
32,9
11,12
5
31,0
13
21,2
–
/4,125
11,6
4,32
0
23,1
39,50
46,7
35.5
30.9
eb.
63,00
39,4
8,-
51,6 9,50
50,0
1413
33,5
10,62
5
29,6
13
21,2
–
14,375
12,3
4,125
21,3
38,50
45,5
35.6
30.8
Irt.
,,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
141-
32,9
9,775
27,2
13
21,2 -14,5
12,6
3,92′
20,9
37,25
44,1
35.8
29.9
pr.
,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
1414
33,7
9,720
27,1
13
21,2
–
/4,5
12,6
3,975
21,2
36,50
43,2
35.6
29.8 ei
b5,00
40,7
8,-
51,6
10,25
§4,0
1
5
1
3
35,9
9,525
26,6
13
21,2
-/4,5
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2
29.9
uni
,
68,00
42,6 7,75 50,0
10,
–
52,6
17/1
40,2 9,90
27,6
13
21,2
-14,5
12,6
3,85 20,5
36,50
43,2
35.3
31.0
uh
71,25
44,6
7,-
45,2 9,25
48,7
17/1
40,2
10,47′
29,2
13,12
5
21,4
–
1
4,75
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
ug.,
72,00
45,1
17/3
10
)
40,6
10,75
30,0
13
2l,2
-14,6875′
8
13,2
3,62
5
19,3
36,75″)
43,5
36.2
30.8
72,00
45,1
18/9
17
)
44,1
10,62′
29,6
13
21,2
–
/4,625
13,0
3,62′
19,3
36.2
31.0
72.00
45,1
10,875
30,3
13
21,2
–
14,625
13,0
3,50
18,7
36.2
31.0
72,00
45,1
10,875
30,3
13
21,2
–
14,625
13,0
3,50
18,7
36.1
31.0
»
78,00
48,8
11,
–
30,7
13
21,2
–
14,625
13,0
3,50
18,7
36.5 31.9
Alle
Pondennoteetingen vanaf
21
Sept. ‘1
zijn op
goudbasis
omgerekend; de Dollarnoteeringen
vanaf
20
April
1
33
zijn in
verhouding
van
de depreclatie
den
Dollar t.o.v.
den
Gulden
verlaagd.
634
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2
September
1936
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
1Noteerings-1
Landen
eenheden
15
Aug.I
1936
22Aug.
1936
24129 Aug.
1936
LaagsteHoogste
29Aug.
1936
Alexandrië..
Piast. p.
97
y
2
97%
97
97% 97%
Athene
….
Dr. p.
529 529 529
530
529
Bangkok….
Sh.p.tical
1110k
1110k
‘/’o°
1/10
11104
Budapest’)..
Pen. p.
£
27 27
26 28
27
BuenosAires
2
p.pesop.
18.05
17.97*
17.85
18.00 17.90
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
1
11
6%
1/6%
1163182
116
6
1
32
1169
Constantin..
Piast, p.
£
627 628 628
628
628
Hongkong ..
Sh. p.
$
112
29
1
82
1/2%
112%
1/3
112
29
1
32
Sh. p. yen
1/2%
112%6
1,2
1
1
32
11
23
1
32
1
1
2
%8
Kobe
…….
Lissabon….
Escu.p.0
110%
11O%
110
110%
110
Mexico
.
…
$
per
£
17.90
18.10 17.60 18.90 18.40
Montevideo
8)
d. per
£
243f 24%
24%
25y
4
25
Montreal
. .
$
per £
5.02% 5.03%
5.02%
5.03%
5.03
Riod.Janeiro
d. per Mil.
261164
251/
44
2
25
1
82
297
/89
2%
Shanghai
. .
Sh. p.
$
1;2
13
1
2
1/2
13
/
33
1/2%
1/2%
112
18
1
39
Singapore ..
id. p.
$
2/4
6
1
33
2/4
5
1
33
2 4%
2 4%
24
6
1,
Valparaiso 5).
$
per
£
130
131% 131%
131% 131%
Warschau ..
Z1. p.
£
26%
26%
26%
27
26%
fl
flffi,’
n,,f
9
Â,,r
1f171,.
25
(Iffi,-
nnf
IÇ l,,t,.n
,n
nnt
u,lk’
in,m
hebben te betalen, 2Juli 17.08; 20 Aug. 17.06; 21 Aug. 17.08; 22Aug. 17.06; 26Aug. 17.05; 28 Aug. 17.03.
3)
Offic. not. 14 Aug. 3814; 17 Aug. 38
13
116;
19 Aug. 38
3
/4; 27 Aug.
39114;
28 Aug. 38i; 29 Aug. 384.
4)
Id.
II
Mrt.
1935 411
4
.
5)
90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste ,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
9)
Londen
1
)
N.York’)
Londen
25 Aug. 1936.. 19%
44%
25 Aug. 1936….
138
2
*
26
,,
1936..
19
44%
26
,,
1936….
1382
27
,,
1936..
19y
1
,44%
27
,,
1936….
138
2
*
28
,,
1936..
19%
44%
28
,,
1936….
138
4
*
29
,,
1936..
19%
–
29
,,
1936….
13812*
31.
,,
1936..
19
44%
31
»
1936….
13813
2 Sept. 1935.. 29
–
2 Sept. 1935….
14013
27 Juli
1914.. 24%
59
27 Juli
1914….
84110%
1)
in pence p. oz.stand.
7)
Foreign’silver in $c. p. oz. line.
3)
in sh. p.oz. fine
STAND_VAN_’e_RIJKS_KAS.
Vorderingen.
1
15Aug1936
1
22Aug.1936
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
f
59.807.822,97
f
55.054.06292
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
97.886,44
•
42.804,39
Voorschotten
op
ultimo
Juli
1936
ajd. ge
.’neent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gelr..
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
derlandsche Bank ……………….
tingen en op de vermogensbelasting
,,
1.114.030,86
,,
1.114.030,86
,,
96.148.522,29
89.530 686,36
Idem
aan
Suriname …………
. …..
,,
12.388.059,84
12.364.619,32
Kasvord weg. credietverst. a/h. buitenl
116.877.550,69
,, 117.038 957,96
Voorschotten aan Ned.-1ndi
……….
Daggeldleeningen tegen onderpand
–
–
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen
27.013315,99
.
.
37.102.087,13
Vord. op andere Staatsbedrijven’)
•
3.417.498,95
•
4.188.310.30
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…
,,
36.788.806,80
•
35.923.706,40
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
–
–
/435.012.000.-
/435.012.000,-
Schatkistpromessen in omloop
……
,,
98.290.000,-
,,
98.290.000,-
,,
1.168.568,-
Schuld
op
ultimo
Juli
1936 aan de
Schatkistbiljetten in omloop …….. ..
gem. weg. a.h.ult te keeren hoofds.d.
Zilverbons in omloop ………………1.168.913,-
pers, bel., aand, i. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
.
.
bel, en op de vermogensbelasting
–
.
–
Schuld aan Curaçao’) …… . ………
Schuld aan het Alg, Burg. Pensioenf.’)
,
905.187,12
,,
651.364,68
,,
981.195,35
,,
346.524,59
Id. a. h. Staatsbedr, der P.T. en T.’)
8.915.718,33
89.113.174,91
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
–
.
–
Id. aan diverse instellingen’)
………
..04.827.981,90
•
104.044.378,66
‘) In rekg.-crt, met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
voraeringen:
/
932.000,-
/
763.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
,,
396.000,-
,
726.000,-
Saldo Jaasche Bank ……………..
Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e,a. Rijksinstell.
,,
89.531.000,-
,,
87.505.000,-
Schatkisipromessen in Omloop …….
4.250.000,-
,,
4.250.000,-
Schatkisibiljetten in Omloop
………
,,
2.000.000,-
,,
2.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd, Muntfonds
,,
1.264.000.-
,,
1.264.000,-
Idem aan de Ned,-lnd, Postspaarbank
,,
907.000,-
…
839.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..
880.000,-
850.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
,
–
–
1)
Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
op
15 Aug. 1936
/
48.696.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
ci
Andere opeischb.
Discont.
ID
n
7
g
r
:
n
k
)
_
25 Juli
1936..
736 1.063 507 630
1.481
18
,,
1936..
737
1.070
506
617
1.469
11
1936..
739
1.165
515
608
1.438
4
1936..
738
1.198
512
608 1.461
27 Juni
1936..
759
1.209
461
607 1.417
1
Juli
1914..
645
1.100
560 735
396
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 1 September 1936.
Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
22.102.816,70
sels,Prom.. Bijbnk. ,,
417.619,73
enz.inaisc.Ag.sct3.
,,
.377.638,1
f
24.898.074,55
Papier o. h. Buitenl. in disconto
……,,
–
Idem eigen portef.
f
2.192.000,-
Af:
Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
–
2.192.000,-
Beleeningen lHfdbk.
f
86.805.755,431)
mcl.
vrsch.
in rek.crt.
Bijbnk.
6.120.679,10
op
onderp.
lAg
.
sch.
,,
36.575.072,41
.f
129.501.506,94
Op
Effecten
…..
f
125.237.786,57
1
)
Op Goederen en Spec.
,,
4.263.720,37
129.501.506,941)
Voorschotten a. h. Rijk
…………..,,
–
Munt, Goud
……
f
125.604.160,-
Muntmat., Goud ..
556.546.326,39
f
682.150.486,39
Munt, Zilver, enz.
,,
21.624.983,28
Muntmat., Zilver..
,,
–
703.775.469,67
2
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds
……………………,,
39.512.272,16
Gebouwen en Meub. der Bank
……..,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………,,
5.055.790,78
Staat d. Nederl. (Wetv. 27j5’32,
S.
No. 221)
,,
11.958.329,12
f
921.493.443,19
Pa,siva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………,,
3.105.769,04
Bijzondere
reserve
………………,,
6.300.000,-
Pensioenfonds
………………….,,
10.291.349,41
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
781.283.660,-
Bankassignatiën in omloop
……….,,
83.795,45
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
43.852.268,26
saldo’s:
‘
Anderen,,54.581.314,01
98.433.582,27
Diverse rekeningen
………………
,,
1.995.287,02
f
921.493.443,19
Beschikbaar metaalsaldo
…………
f
352.281.876,31
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ,,
880.704.690,78
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..,,
–
i)
Waarvan aan Nederlandsch-Indi8
(Wet van 15Maart1933, Staatsblad No, 99)………..
/
68.518.450,-
5)
Waarvan in het buitenland ………………………
27.405.097,67
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Goud
Circulatie
Andere
opeischb.
Beschikb.
Metaal-
Dek-
kings
Munt
1
Muntmat,
schulden
saldo
perc.
1
Sept. ’36 125604
556.546
781.284
98.517
352.282
80,0
31 Aug. ’36 124603
546.902
750.070
110.909
350.345
80,6
25 Juli
’14
65.703
96.410 310.437
6.198
43.521
54
Data
Belee-
– –
disconto’s rechtstreeks n g
buitenl. ningen 1)
1 Sept. 1936 24.898
–
129.502
2.192
1995
31 Aug. 1936 24.118
–
120.966
2.192
4.854
25 Juli 19141 87.947
–
61.688 20.188
509
1) Onder de activa,
JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
1
schulden
saldo
29Aug.’36 2)
1Ö.540
157.000
25.000 34.740
22
,,
’38
2)
108.140 156.270
24.390 35.876
1Aug.1936
‘
88.062
1
20.198
157.591
28.305
33.901
25
Juli
1936
88.062
1
19.887
156.092
28.100
34.272
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172 12.634
4.842
Wissels,
1
Diverse Dek-
Data
buiten
Dis-
Belee-
1
reke-
kings-
N.-Ind.
conto’s
ningen
1
ningen’)
percen-
______________
betaalb.
1
tage
29Aug.’36
8)
2.550
7260
11.560
59 22
,,
1
38
2)
2.170
71.780
10.300
60
1Aug.1936
2.868
10.869
58
11.299
55.075′
25
Juli 1936
2.258
10.944
1
55.062 10.632
59
25 Juli 1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
1
1
Sluitpost activa.
9)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.
1 OIUIIP. ner acnva.