16 JANUARI
1935
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch
‘
Statistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN ENVERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART.
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
20E JAARGANG
WOENSDAG
16
JANUARI
1935
No; 994
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P.
Lief tinok; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
Redactie-adres: Pieter de floochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende ststicken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchè qua- en giro-rekening No.
145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franoo p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50. cents. ‘Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis eneen reductie
op
de verdere publicaties.
INHOUD.
Blz.
DE VRIJHEID DER SCHEEPVAART OP INTERNATIONALE
RIVIEREN
door
Prof. Mr. B. M. Telciers …………..
44
Een weg uit de clearing-impasse? door
C. A.
Klaasse ..
46
De suikerhandel in
1934
door
A. W. Vols …………..
48
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
Engeland en Australië, Ierland, Indië door
Prof. Dr.
P. Gegi
………………………………..
51
Japansche bonen door
Prof. Dr. Paul Keller ……
53
AANTEEK EN T N GEN
Het probleem van het evenwicht tussehen goud- en
niet-goudianden
…………………………
54
De Engelsche kapitaalmarkt in
1934
…………..
’55
INGEZONDEN STUKKEN:
Vergelijking tusschen de administratiekosten voor de
uitvoering der Ziektewet, gemaakt door de Raden
van Arbeid en de bedrijfsvereenigingen door
R. R.
T. Buning
met Naschrift door
Mr. G. Snoeck
Henkemans ………………………………
56
MAANDCIJFERS:
Emissies in December
1934
……………………
58
ONTVANGEN BOEKEN
…………………………..
58
STATISTIEKEN
……………………………….
59-62
Geidkoersen. —
Wisselkoersen. – Bankstaten.
15
JANUARI
1935.
Van ‘de geidmarkt geen. nieuws. De omzetten zijn
zeer beperkt. De noteeringen zijn als Volgt:
•
drie-
maands ‘bankaccepten
7/
pCt., schatkistpapier %
pOt., zes-maands
7
1
pOt.,’ jaars
iJj
pOt., twee-jaars
1% pOt., drie-jaars 1% pOt., vijf-jaars 2k116 pOt.’ Cail
pOt. Prolongatie onveranderd 1 pOt. In het Bel-
gische sdhatkistpapier gaat’ eveneens weinig om; het
bankabele doet 3% pOt., het niet-bankahele 3% pOt.
* *
*
De politieke en ecôhornische onrust ‘heeft
OP
de
wisselmirkt maar weinig invloed geha.d. Slechts de
Dollars zijn wat aangetrokken en van 1.47fis
OP
1.47/e — dus weder zeer nabij het goudpunt van uit-
voef— gekomen. Ponden zijn uiteindelijk maar wei-
‘nig veranderd; geopend op
7.23%
stegen ze aanvan-
keli,jk’ tot ‘boven de 7.26 om daarna weder tot 7.23%
erüg te gaan. De
£
koers is van 4.91%I op 4.894
!gekomen. Voor Fransche Francs was een kleine
vraag; de koers bleef zich rond de 9.76 bewegen,’ slot
9.76%’. Merkwaardigerwijze is de particuliere dis-
contonoteering voor Fransche ‘baxtkaccepten tot 1
5
/8
pOt. aangetrokken. Belga’s onveranderd rond de
34.60. Voor Marken ‘bestond eeni’ge vraag, waardoor
de’ koers- tot 59.35 aantrok. Ook voor Oreditsperrmar-
ken en Effectensperrmarken valt er de laatste dagen
wedér eenige vrag
tn
bespeuren. Indië hooger, 100%.
..Oana’deesche Dollars rond de 1.48V4. Buenos Aires 37.
Gisteren is men er in Londen toe overgegaan om de
noteering voor Pesos, die ‘tot nog toe in d. per
Goudpeso geschiedde, te
wijzigen
in een van Papie-
renpeso per Pond.
‘
Op’ de termijnmarkt ook maar, weinig verandering.
‘Eén- en drie-maands Ponden noteerden tenslotte
en c. disagio, Dollars
fis
en c. ‘dport. Fransche
Francs op latere levering’
5/
en 2 p. onder kassa.
Gouden baren zijn de laatste dagen weder eenigs-
zins gezocht; er werd’
f
1.653 betaald. In de andere
‘goudprijzen weinig verandering. Zeer onregelmatig
is de markt van Duitsche banknoten, die nu eens al-
gemeen gezocht, ‘dan weder door een ieder aangebo-
den worden; slot ca. 53.80. De handel in groote Lire-
biljetten – 500 en 1000 – is moeilijk geworden door
maatregelen van de Italiaansche regeering; er is be-
paald, dat alleen ‘biljetten van Lit. 100 in beperkte
hoeveelheden het land mogen verlaten. Biljetten van
500 en 1000 Lire moeten dus op onrechtmatige wijze
uitgevoerd zijn, waarom men dan ook den weder-in-
voer niet zonder meer toestaat.
44
‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 J’anuari 1936
DE VRIJHEID DER SCHEEPVAART OP
INTERNATIONALE RIVIEREN.
Door een toeval hebben in de maand Decem’ber, vijf
dagen na elkaar, een tweetal hooge rechterlijke colleges
elk een arrest gewezen, waarin het begrip der vrije
sdheepvaart, zooals dat in menige internationale over-
eellkomst voorkomt, nader wordt geprecizeerd. Op
12 December 1934 deed het Permanente Hof van In-
ternationale Justitie uitspraak in de zaak tussdhen
Engeland en België betreffende Oscar Chinn, waarin
de vrijheid van scheepvaart op den Congo een der
onderwerpen van het gesdhil vormde, en op 17 De-
cemer van hetzelfde jaar wees onze eigen Hooge
Raad arrest in een strafzaak, waarin •van de scheep-
vaartvri,jheid op den Rijn een nadere omschrijving
moest worden gegeven. Het scheen mij de moeite
waard beide uitspraken hier met elkander te verge
ljken”
I.
De vraag, die in de Nederlandsche strafzaak aan
de orde kwam, was betrekkelijk eenvoudig. A.rt. 1 der
Mannheimer Akte (S. 1869 no. 75) bepaalt om., dat
de vaart op den Rijn Vrij zal zijn voor schepen van
alle natiën, voor het vervoer van goederen en per
sonen, mits men zekere yoorschriften in acht neemt.
Bij de wet van 5 Mei 1933 (S. 1933 no. 251) betref-fende de evenredige Vradhtverdeeling in de binnen-
scheepvaart is echter o.m. in art. 7 het inladen in
een vaartuig van goederen, voor vervoer naar binnen
het Rijk gelegen plaatsen, zôomede het vervoer, dier
goederen in dat-vaartuig, verboden, tenzij eene bij die
wet ingestelde Bevracht’in.gscommissie de vervoer
overeenkomst, krachtens welke het iüladen en ver-
voeren geschiedt, goedgcheurd heeft. De strekking
dier wet – saneering ‘van het binnenscheep.vaartbe
drijf – kan ieders sympatihie hebben, de vraag was
echter of haar inihoud vereeniSbaar was met het voor
den Rijn geldende beginsel der vrije vaart. Waar de
Regeering bij de totstandkoming der wet op bezwaren
van de zijde der Kamers uitdrukkelijk had verklaard
de Mannheiiner Akte te willen respecteeren, moest de
wet, zou strijd tusschen wet en tra:ktaat aanwezig
blijken, krachtens de aldus uitgedrukte bedoeling des
wetgevers voor den Rijn als niet toepasselijk worden
beschouwd.
1)
Volgens den Officier van Justitie te Arnhem• (of
de ambtelijke instantie, die hem tot het instellen van
cassatieJberoep noopte) was strijd tussehen voormeld
art. 7 der wet van 5 Mei 1933 en art. 1 der Mann-
heimer Akte althans voor Nederlandscihe schippers
niet aanwezig, omdat de ‘in de Akte overeengekomen
vrijheid van scheepvaart geen waarborgen zoude
scheppen voor de eigen onderdanen van den Staat
op weiks gebied de scheepvaart wordt uitgeoefend. Op
hen zou de wet van 5 Mei 1933 dus in elk geval zon-
der
strijd
met de Akte toegepast, kunnen worden. De
H. R. heeft, in navolging van zijn Advocaat-Generaal
Mr. Berger, dit standpunt o.m. op een interessante
doch mi. onjuiste historische. grond verworpen, een
uitspraak, waarover ik het thans echter niet hebben
zal. Het gevolg daarvan was, dat nu principieel moest
worden onderzocht of de Wet van 5 Mei 1933′ met de
vrijheid van scheepvaart in conflict komt. Tot staving
van het cassatie’beroep was te dien aanzien betoogd, dat
die vrijheid allédn betrekking zoude hebben op het
varen zelf, niet op het inladen, vervoeren en lossen.
1)
‘De H. R. heeft
m.i.
door deze bedoeling des wetgevers
te onderzoeken opnieuw te kennen gegeven niet akkoord
te gaan met cle opvatting, dat een wet, in strijd met een
ouder tractaat
eo ipso
krachteloos zoude zijn.
Indien
de
wetgever duidelijk zoude hebben uitgesproken het verdrag
te, willen trotseeren, is de wet nationaal-geldig (al zal zij
internationaal een onrechtmatige daad opleveren). Vgl. in
denzeifden zin reeds H. R. 3 Maart
1919 W
….
h R. 10402
Terecht vroeg de Advocaat-Generaal Berger zich in
zijn conclusie af ,,wat er van de vrije vaart voor het
vervoer van goederen (deze toevoeging geeft art. 1
der Mannheimer Akte zelf) zoude overblijven, wan-
neer het beladen en in lading nemen kon worden be-
lemmerd”. Dat verschillende bepalingen der Akte het
laden en lossen uitdrukkelijk noemen versterkt slechts
de conclusie, die zich na de zooeven genoemde vraag-
stelling
onvermijdelijk
opdringt: de onderscheiding
tusschen varen eenerzjds en inladen, vervoeren en
lossen van goederen anderzijds, een distinctie, die de
Mannheimer Akte slechts voor eigenaars van pleizier-
jachten en andere spelvaarders van beteekenis zoude
doen zijn, is in redelijkheid niet vol te houden. Geen
wonder dan ook, dat zij èn door Mr. Berger èn door
zijn ambtgenoot Mr. Van Lier in een op denzeifden
dag genomen, ôonclusie in een soortgelijke zaak, èn
door den Hoogen Raad is verworpen.
Ook hetarrest van het Permanente Hof van Inter-
nationale’ Justitie en de daaraan toegevoegde ,,opi-
nions dissidentes”
onderschrijven
‘s bogen Raads uit-
spraak ten volle. ,,La libe±té de navigation”, zoo ver-
klaart het arrest…..„cornporte d’après la notion
communément admise, la liberté de mouvement pour
les Ebateaux, la liberté’d’approcher des ports, de pro-
fiter des ouvrages et des doeks, de charger et de
décharger les marchandises, ainsi que la liberté de
transporter des mardhandises et des voyageurs” (pag.
22 van het arrest). Geen der
vijf
leden van ‘s Hofs
minderheid is het
op di p’unt
met het Hof oneens.
Redhter Altaniira neemt ‘s Hofs definitie met instem-
ming over (pag. 33) en Rechter Anzilotti verklaart: ,,Il est clair, tout d’albord, que eet article (art. 5 van
het Verdrag van St. Germain van 1919) stipule que la navigation doit être lilbre aussi Ibien pour ce qui
a tait au nioûvement ,des navires. . . . que •pour ce
qui a trait au transiort ‘des marchandises et des voya-
gelirs. C’est d’ailleurs ‘daná ce sens que’la liiberté de
navigation fluviale a été constamment comprise dans
les traités internationaux relatifs
‘t
cette mabière. Ii
s’ensuit qu’une atteinte â la liherté de transporter des
marchandises tombe sous le coup de eet article, au
même titre et de la méme manière que s’il s’agissait
d’une atteinte â la lijberté de mouvement des navires” (pag. .50). Is het niet, alsof den grooten Italiaanschen
jurist onze wet van 5 Mei 1933 voor oogen stond?
Het’ uitvoe’rigst’ wordt het bëgrip ,,seheepvaart” nog
besproken in ,de door Rechter Schücking volledig on-
derschreven ,,opinion dissidente” van den Nederland-
shen Rechter Van Eysinga, die – het was van den
oud-‘Rijnvaartcommissaris nauwelijks anders te ver-
wacihten – verschillende verdragsbepal’ingen betref-
fende den
Rijn
ten hewijze zijner conclusie citeert.
,,Dès le déb
u
t”, aldus is zijn slotsom, ,,la liberté de
naviatioi”fluviale
a
eompris aijsi bieo l’aspect nau-
tique, dans le sens de liberté de circuler, ciue l’aspeet
commdial”. ,,Dès le cômmencement la liberté de
navigation fluviale a été comprise comme fonction
du commeree international, et elle ne s’est jamais
suffi á elle seule, en tant .que liberté de cireuler”
(pag. 79)…………..
Bij rzoo volmaakte overeenstemming van 18 voor-
aanstaande juristen mogen wij aannemen, dat dit
punt definitief is opgelost. Van het begrip ,,scheep-vaart”, welker vrijheid in zoo menige internationale
rivieren-conventie wordt gewaanborgd, bezitten wij
dus thans een definitie, die het minimum aangeeft,
dat ht begrip zelf omvat: varen, inladen, vervoeren,
lossen. Het Permanente Hof noemt daarnevens nog:
het gebruik der havens, dokken en andere werken.
Dat’
a’
lè’dèii vân zijii’ mi derheJi’ci daarover zwijgen,
is vermoedelijk te verklaren door het feit, dat die
toegift voor de zaak van Oscar Chinn niet van belang
was. Er – is niemand geweest, die zich tegen die toe-
voeging heeft verzet, en hier mag wel worden aan-
genomen, dat wie zwijgt ook instemt. Nemen’ wij ook
dit meerdere.dus maar als door het geheele Hof er-
kend aan. , ,
16 Januari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
45
II.
Veel delicater is de tweede kwestie, die in de zaak
van Oscar’Chinn ter sprake is gekomen: wat omvat
het ibegrip vrijheid? Dirover liep tenslotte (onder
meer) het Bri tsch-Belgisch geschil.
Er waren op den Congo voor het publiek praktisdh
twee reederijen werkzaam, die zich op vervoer van
goederen en personen toelegden. Eén hunner, de Una-
tra, was voor meer dan de helft in handen van den
Belgischen Staat. De ander belhoorde aan Oscar
Chinn. Op 20 Juni 1931 besloot de Belgische Regee-
ring de vrachtprijzen harer maatschappij voor be-
paalde producten te reduceeren tot het niet meer dan
nominale bedrag van 1 Franc per ton en tot 25 pOt.
der voordien geldende prijzen voor paimnooten. Daar
het gevolg hiervan uiteraard ‘zijn zou, dat de Unatra
enorme verliezen zou lijden, bepaalde het Gouverne-
ment echter tevens, dat die verliezen door ‘den Bel-
gischen Staat zouden worden gerembourseerd. Voor
anderen dan de Unatra gold deze regeling niet. Oscar
Chinn kon tegen de aldus vastgestelde prijzen uiter-
aard niet concurreeren, en moest dientengevolge –
althans volgens het Engelsdhe standpunt, wel’ks fei-
telijke juistheid echter door- België werd betwist –
zijn bedrijf staken. Eén der vragen, die het Hof te
leslissen kreeg was nu, of door het beschreven com-
plex van maatregelen, in veiband met de weigering
ze 6()k voor Oscar Ohinn te laten gelden, de voor
den Congo overeengekomen vrijheid der scheepvaart
werd geschonden.
Men kan niet zeggen, dat het Hof bij de beantwoor-
ding dezer vraag erg gelukkig is ïeweest. In een
eenigszins wonderlijke passage, waartegen Rechter
Van Eysinga dan ook uitvoerig opponeert (pag. 83
e.v.), wrorden vrijheid van scheepvaart (liberté de
navigation) cn vrijiheid van handel (liberté de corn-
merce) eerst ,,principieel verschillend” genoemd om
daarna toch dooreen te worden gehaald. Nu is de
Conventie van St. Germain op het stuk van de vrij-
heid van handel in tegenstelling tot de vrijheid der
scheepvaart weinig duidelijk en expliciet, zoodat een scherpe formuleering van vraag en antwoord door de
vermenging van beide hegrippen geenszins wordt be-
vorderd. 1-let gevolg hiervan is, dat het arrest zelf
over de vraag of de vrijheid der
scheepvaart
door de
Belgische maatregelen is geschonden eigenlijk niets
bevat, maar dat in het algemeen slechts wordt be-
slist, dat de vrijheid
van handel
(waaronder de scheep-
vaart dan klaaiblijkeljk wordt begrepen) slechts
wordt teniet gedaan door een juridiek monopolie,
waardoor aan anderen het uitoefenen van een bepaal-
de tak van handel wordt
verboden
en niet reeds door
het scheppen van een
feitelijk:
monopolie, daardoor
die uitoefening aan anderen ,,commercialement im-
possihle” wordt gemaakt. Het Hof ziet in de Bel-
gisdhe maatregelen bovendien niets anders, dan het
normale gevolg van het feit, dat Oscar Chinn’s con-
currente nu toevallig in gouvernements’handen is.
Dat door die maatregelen het gebied der normale
concurrentie wordt verlaten, geeft het Hof niet toe,
zoodat het geschapen zijn, zelfs van een slechts feite-
lijk monopolie door het Hof ‘bovendien wordt ontkend
(pag. 24).
De meerderheid van het Hof’ heeft voor haar be-perkte, d.i. zuiver juridieke, opvatting van het vrij-
heidsbegrip steun gevonden bij twee leden der min-
derheid, den Engelscihen Rechter Sir Cecil Hurst en
den Spanjaard Altamira. ,,MTh
a
t a stipulation in
favour of
liberty
of navigation seems to exclude”,
zegt Sir Cecil Hurst, ,,is the imposition ‘by the Go-
vernnient of some direct obstacle in the way of the
use of the ship or of the ‘business, on which the ship-owner must submit, whether he likes it or not, some-
thing which interferes with his
liberty”
(‘pag. 64).
Hij aanvaardt dus, evenals de meerderheid, een zui-
ver juridiek, niet en ,ecôndinisch, .rrjheidsbegrip. Bij
hem sluit zich Rechter Altamira aan’ (pag. 33-34).
De overige drie leden der minderheid hebben zidh
met deze uitspraak echter niet kunnen vereenigen en
in twee ,,opinions dissidentes” (de derde, die van
Rechter Schücking, vormi, slechts een aanvulling op
en ander punt van de overigens door heni ten volle
onderschreven opinie van Rechter Van Eysinga)
hunne afwijkende standpunten uiteengezet.
Rechter An’zilotti erkent, dat de kwestie ,,delicaat” ‘is; maar aarzelt toch niet met
zijn
antwoord. De tekst
van het verdrag zelf geeft geen bizondere aanleiding
,,â penser que seules les interdictions légales de navi-
guer ou de transporter y seraient visées” (pag. 50)
en het is volgens hem niet twijfeladhti’g, dat de Con-
ventie van St. Germaiii gelijk al zijn voorgangers op
het gebied van het internationale rivierenrecht, de
scheepvaart wil regelen en beschouwen ,,en tant que
branche de l’activité économique, en tant qu’ indus-
trie”. ,,La lilberté de navigation que l’article 5 veut
protéger n’est ‘pas une lilberté abstraite et forrne’lle,
mais une liberté concrète, effective: la li’berté d’exer-
cer une industrie pour réaliser des bénéfices” (pag.
51). Wanneer een Staat derhalve door
zijn
maatrege-
len voor een of meer reederijen een normale uitoefe-
ning van hun bedrijf onmogelijk maakt, ‘schendt hij
de vrijheid der scheepvaart al evenzeer, als wanneer
hij hun het varen zelf verbiedt. Rechter van Eysinga
is het geheel met hem eens: “S’il
n’y
a pas de doute
qu’un Gouvernement riverain n’a pas le devoir de
procurer á un navigateur étranger une clientèle, il
est vrai aussi qu’il n’a ‘pas le droit de lui enlever sa
clientèle en conférant un monopole de fait
t
mie
autre entreprise de transports fluviaux” (pag. 81).
Ja, hij ‘gaat nog verder: een dergelijke maatregel
,,constituerait méme un exemple caractéristique d’at-
teinte portée â la liberté de la navigation fluviale”
(pa’g. 84).
Of
een feitelijk monopolie geschapen wordt
is uiteraard een ‘zuiver feitelijke, geen rechtsvraag.
Vergelijkt men het standpunt der meerderhèid met
dat van de drie in de minderheid gebleven leden van
het Hof, dan kan men zich moeilijk aan den indruk
önttrekken, dat hier een forma’listische, om niet te
zeggen ,,ldbensfremde” wijze ‘van interpreteeren over
eene gezonde, met de realiteit rekening houdende
beschouwingswijze ‘heeft gezegevierd. De meerderheid
geeft voor haar zienswijze niet één argument. Zij ar-gumenteert niet, zij postuleert. Alleen’ Rechter Alta-
jnira ‘geeft een grond voor zijn opvatting aan: art. 3
der Conventie van St. Germain waarborgt aan vreem-
delingen een ,,traitement nat’ional” ten aanzien van
de uitoefening van hun beroep. Daarmede zonde de
economische kant van het schee’pvaart’bedrjf uitput-
tend zijn ‘geregeld. Wie, die niet van te voren over-
tuigd was, zal zich door deze argumentatie laten over-
reden?
Zij
vormt in wezen niet meer dan een petitio
princip’ii in het kleed eener redegeving.
Voor het standpunt der minderheid daarentegen
pleit, dat alleen daarmede kan worden bereikt, wat
bepalingen als deze ‘heoogen te bereiken: te beletten,
dat een oeverstaat van zijn positie als zoodanig ge-
bruik maakt, om de vreemde scheepvaart van zijn
rivier-deel te verdrijven. Ten aanzien van de wijzen,
waarop men iemand de uitoefening van zijn beroep
onmogelijk kan maken, heeft de wetgev’in’gstechniek
helaas een graad van
verfijning
bereikt, die om het
enkele veebod van grofweg-verbieden kan lachen. Het
welhaast anderhalve eeuw oude beginsel der vrije
vaart op internationale rivieren schijnt mij dan ook
door het jongste arrest van het Haagsche Hof, on-
danks zijn liberale uitleg van hét begrip ,,naviga-
tion”, op zorgwekkende wijze te zijn ondermijnd.
B. M. TELDER5.
46
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16.Januari 1935
EEN WEG UIT DE CLEARING-IMPASSE?
In mijn laatste artikel over de ontwikkeling van de clearing met Duitschiand heb ik in enkele conclusies
het resultaat van een analyse der voornaamste cijfers samengevat. De voor de voIkshuishouding verreweg
belangrijkste conclusie is, dat bij handhaving van den
invoer op het peil van het tweede semester 1934 onze
uitvoer naar Duitschiand rond 75 millioen lager zal
moeten
zijn
dan over het afgeloopen jaar, wil men bij
overigens
gelijkblijvende
regelingen tot een sluitende
clearing komen. Wanneer de uitvoer naar Duitsch-
land zou terugloopen doordat er afnemende kooplust
voor onze goederen was, dan zou men dat betreuren,
maar er zich overigens bij neer moeten leggen. En
wanneer wij voor de producten, die wij minder naar
Duitschiand leveren gemakkelijk elders een afzetge-
bied konden vinden, dan behoefden wij ons om den
verminderenden afzet in eerstgenoemd land niet zoo
bezorgd te maken. Maar de feiten zijn, dat Duitsch-
land in het afgeloopen jaar
blijk
gegeven heeft van
een verhoogd absorptievermogen voor onze producten,
terwijl elders ons afzetgebied bijna allerwege inkromp.
T
anneer
wij die verhoogde afnamecapaciteit van de
Duitsche markt onbevredigd moeten laten, hetzij dan
door natuurlijke terughoudendheid der exporteurs,
dan wel door restrictie van de dekking van exporten
uit de clearing via het Crisis Uitvoer Bureau of ten-
slotte door beperking der invoerlicenties door de
Ueberwachungsstellen in overleg met onze regeering,
dan is dat voor onze volkshuishoudinTg een zeer groot
nadeel. Voor een deel van dien ,,misgeloopen” export
is het zelfs mogelijk, dat het volle bedrag verlies aan
nationaal inkomen beteekent, nl. in die gevallen,
waarin elders geen afzet te vinden is en ôf de pro-
ducten op de mestvaalt terecht komen, dan wel in het geheel niet geproduceerd worden, wat dus heteekent,
dat de leegloop in de productiecapaciteit van arbeid
en kapitaal evenredig grooter wordt.
Niemand zal dan ook ontkennen, dat indien het
mogelijk ware den export op het peil van 1934 te
handhaven of zelfs nog te verhoogen, zonder dat wij
daarvoor genoegen moeten nemen met vastgevroren goederencrediet aan Duitschland, dat voor de volks-
huishouding een groot voordeel zou beteekenen, wel-
licht het nationaal inkomen voor
bijna
het volle be-
drag van den ,,geredden” export zou verhoogen. De
vraag is dus: is er een middel om dat doel te berei-
ken? Bij de beantwoording van die vraag moet men
voor oogen houden, dat de clearing dekking moet
ieven voor ouzen export naar Duitschland eenerzijds
en voor een aantal andere posten anderzijds. Die an-
dere posten nemen volgens de
becijfering
in mijn
vorig artikel zelfs
bijna
de helft van hetgeen wij
door import uit Duitsehiand verschuldigd worden in
beslag. Waren die andere posten er niet, dan zou de
clearing
bij
handhaving van onzen uitvoer op het
hooge peil van 1934 niet alleen ook nog dekking bie-
den voor het geheele Indische exportoverschot naar
Duitschland, maar nog ruimte laten voor eenige tien-
tallen millioenen exportverhooging.
Zoodat men dus
bij
‘het zoeken naar een oplossing
voor het probleem der handhaving of stimuleering
van den export geneigd is in de eerste plaats te den-
ken ‘aan het ,,,heknilbbelen” van de dekking der ait’
dere posten uit de clearin’g. Om de beteekenis van
zulk een verschuiving van ‘de besteding der clearing-
gelden dier ,,andere posten” naar den export naar
waarde te kunnen schatten dienen twee factoren te
worden overwogen: de economische beteekenis voor
de volkswelvaart van de onderscheiden bestemmingen
eenerzijds, en ibillijkheidsmotieven anderzijds. Gemak-
kelijk is daarbij het afwegen van voor- en nadeelen
niet. Ten aanzien van den export ‘b.v. kan de econo-
mische beteekenis voor ons land zeer verschillend zijn,
in enkele gevallen beteekent misschien export naar
Duitschland het maken van een paar procent hoogere
prijs dan men anders elderè zou kunnen Ibedingen, in
vele gevallen zal, zooals hierboven uiteengezet, het
niet-exporteeren naar Duitschland onverkocht-blijven
heteekenen en dus tenvolle achteruitgang van volks-
welvaart. Zoo kan dus de waarde van den export voor
de lands’weivaart tusschen 2 en 100 pCt. liggen, het-
geen niet een overmatig hechte basis voor het nemen
van beslissingen is.
En wat de waarde van de andere uit de clearing
gedekte posten voor de volkshuishouding ‘betreft, is
de beoordeeling ook lang niet altijd gemakkelijk. Voor
enkele posten kan men zeggen, dat er weinig onder-
scheid bestaat met export, z•oo b.v. voor de vrachten
van de ;Rijnvaart. Men zou die ecnomisch beschouwd
op geljken voet als export kunnen behandelen, het-
geen dan overigens ook zou beteekenen, da’t
bij
ex-
portrestricties dat ook voor de Rijnvaart zou moeten
gel’den. Een tweede naar omvang veel belangrijker
post vormen intrest, huren, pachten enz., ‘die voor
een klein deel worden gedekt uit de clearing, voor het
overgroote deel uit de •transferregeling. Ook deze ont-
vangsten
zijn
in groote trekken te
vergelijken
met ex-
port in dier voege, dat de ontvangers de binnenko-
mende bedragen zullen besteden voor consumptie.
Weliswaar wordt hiermee de afzet van onze export-
nijverheid niet gebaat, maar voor de volkswelvaart is
die export, zooals Mr. Koopmans op blz. 1056 van de vorige jaargang zeer terecht opmerkte, slechts middel
tot het doel t.v. het scheppen van de mogelijkheid
tot het verbruiken van importgoederen. Dat doel
wordt evenzeer gediend door obligatiehouders hun
rente uit te betalen, die anders geblokkeerd zou zijn
gebleven.
Toch is er terzake juist van de renteregeling nog wel een factor, die
bij
deze kwestie van belang is.
Wanneer volgens de transferregeling – die geheim
is ‘het deel van de rente, dat als aflossing op de
hoofdsom aan de beleggers wordt uitbetaald, ook ge-
put moet worden uit gelden gestort voor regeerings-
importen, en Duitschland daarvoor niet uit andere
bronnen de deviezen verstrekt, dan is dat onderdeel der regeling economisch wèl een nadeel.
Want die
amortisatie is geen inkomen.
Als men dus bij de be-
stemming van uit import aan Duitschiand verschul-
digde bedragen de keuze heeft tusschen toewijzing
aan exporteurs, 5f aan beleggers voor aflossing op
de hoofdsom, dan beteekent de keus van het eerste
waarschijnlijk voor het volle bedrag verhooging van
het volksinkomen. Op ongeveer dezelfde gronden zou
men kunnen stellen, dat het dekken van de Stillhalte-
rente uit de clearing waarschijnlijk economisch na-
deelig is. Er is immers groote kans, dat door de be-
trokken instellingen, die inkomsten mede tot afschrij-
ving op de hoofdsom worden aangewend, en dus niet
als winst tot u.itkeering zullen komen. Ook in dit
geval accepteeren wij dus uit Duitschland goederen,
waartegenover geen koopkrachtbesteding staat, zoodat
ook hier van nationaal verlies kan worden gesproken.
Tenslotte is daar het naar omvang waarschijnlijk
belangrijkste punt: de liquidatie der oude vorderin-
gen. Met betrekking tot de economische beteekenis
kan grootendeels verwezen worden naar hetgeen hier-
boven werd opgemerkt over de amortisatie op obli-
gatiën. Ook de oude handelsschulden zijn tot op
zekere hoogte kapitaalsinvesteering, waarvan aflos-
sing allerminst een evenredige inkomstenbesteding
door de ontvangers beteekent. Er is natuurlijk een
gradueel verschil tusschen deze vlottende bedrijfsuit-
zettingen en de langdurig uitgezette beleggerskapi-
talen, maar wel niemand zal willen ontkennen, dat
nationaal beschouwd het mogelijk maken van nieuwen
export heel wat voordeeliger is dan afbetalen van
oude handelsvorderingen.
Hoezeer het ook
begrijpelijk
is, dat in exporteurs-
kringen uit privaateconomische overwegingen in-
loopen op de oude vorderingen de voorkeur genoot
boven dekking van nieuwen uitvoer, toch behoeft de
keuze van een regeering, die het volksinkomen op het
oog heeft, nauwelijks
twijfelachtig
te
zijn.
De over-
wegingen, die bij het eerste clearingverdrag de regee-
16. Januari
1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4′
ring ertoe hebben gebracht het percentage, dat voor
de oude posten werd gereserveerd op slechts 10 pOt.
te stellen, waren dan ook zuiver economisch volkomen
logisch. Dat men in het tweede clearingverdrag met
dit beginsel transigeerde, zal dan ook veeleer uit
billijkheidsoverwegingen zijn geweest. Het blijft ech-
ter een open vraag of de belangen van het volksin-
komen, die thans op het spel staan, niet den doorslag
moeten geven. En het is dan ook alleszins denkbaar,
dat t.z.t. het percentage van 18 weer gereduceerd
wordt. Juist omdat het hier oni zulke omvangrijke
bedragen gaat, is dit punt van groote beteekenis. De som voor de liquidatie der oude vorderingen plus de
vrije deviezen voor de Reichsbank maken samen rond
80 pOt. uit van het bedrag, dat de export dit jaar
minder zou moeten zijn dan verleden jaar!
Tot zoover de economische overwegingen, de billijk-
heidsmotieven spreken daarnaast natuurlijk een
woordje mee. Als regel zal men daarbij wel kunnen
stellen, dat wanneer men één groep interessenten be-
lemmeringen moet opleggen dat ook ten aanzien van
andere logisch is. Toen verleden jaar de renteregeling
werd gemaakt, is wellicht vermoed, dat de overige –
niet als ,,extra” bestempelde en voor de rentedienst
gereserveerde – import voldoende zou zijn om den
onbelemmerden export ten volle te. dekken. Nu dat
bij lange na niet meer het geval is, kan het logisch
zijn de renteregeling te herzien. Om die redenen zou
het combineeren van clearing en transferafspraak
nut kunnen hebben. in Zwitserland geschiedde dat
en hij een soortgelijk verloop als hier te lande heeft
men daar nu de amortisatie, die evenals bij ons voor-
zien was, vertraagd of zelfs stopgezet. Ten aanzien
van Young-, Dawes- en Stillhalterente geldt natuur-
lijk de vorenvermelde stelregel: niet de ééue groep
bevoordeelen boven de andere ook. Zoodat bij de heer-
schende omstandigheden de volle dekking dier rente
uit de clearing geenszins meer gemotiveerd is.
* *
*
Wanneer men nu
01)
bovenvermelde motieven ertoe
zou komen minder voor andere posten en meer voor
export uit de clearing te reserveeren, clan ware daar-
mee iets, misschien zelfs veel gewonnen. Maar veel
n uttiger ware het indien de meerdere exportgelegen-
heid geschapen kon worden, zonder van die andere
bestemmingen iets behoefde te worden ,,afgeuomen”.
De eenige kans daartoe ware:
Toeneming van den
import uit Duitschiand.
Stimuleering van den in-
voer klinkt misschien ietwat vreemd. Maar wauneer
men in het oog houdt, dat daarin de eenige kans ligt
om den export op peil te houden, clan ‘beteekent die
meerdere import een verhooging van het volksin-
komen c.q. een middel om daling daarvan ten aan-
zien van het vorige jaar te vermijden, en is dus het
prikkelen van den invoer geen nadeel, maar een
voordeel. Dat de situatie van onze handelsbalans een
relatieve daling van den invoer ten aanzien van den
uitvoer noodig maakte, is in dit verband ook irrele-
vant, want het geldt hier immers niet eenzijdige sti-
muleering van den invoer, doch een gelijictijdige ver-
hooging van im- en export, onverbrekelijk aan elkaar
verbonden, de uitvoer zonder den invoer onmogelijk
zijnde.
De vraag is nu: is het mogelijk den invoer uit
Duitschiand te bevorderen. Dit hangt mede af van de
oorzaak van den sterken achteruitgang van dien in-
voer in het afgeloopen jaar. Was .het de verminder-
de behoefte aan importgoederen, of lag de oorzaak
speciaal in Duitschiand? Uit het feit, dat onze totale
invoer met 14 pOt. is teruggeloopen mag men con-
c1u’deeren, dat de behoeftevermindering hier te lande
zeker een belangrijke factor is geweest. Uit het feit,
dat de invoer van Duitsehe goederen met 20 pOt.
terugliep, ligt de conclusie voor de hand dat ook aan
Duitsche zijde er iets haperde. Het is niet onwaar-
schijnlijk, dat vooral de scherpe teruggang van den
invoer in het tweede halfjaar 1934 (32 pOt. in ver-
eljking tot 1933) mede te wijten is aan het feit, dat
toen het Skripverfa’hren of Verlustausgleichsverfah-
ren ten aanzien van exporten naar ons land op veel
geringer schaal werd toegepast, en dat men de be-
schikbare reserves op dat punt meer toespitste op
den export naar landen, waarvan vrije deviezen bin-
nenkwamen, resp, noodige, grondstoffen moesten wor-
den betrokken en met deviezen betaald.
Onafhankelijk nu van de vraag, of de oorzaak van
de importda’ling meer
bij
onze behoefte dan wel bij
de Duitsche exportpremiepolitiek
lag,
kan men als
vaststaand aannemen, dat een verhooging van den
invoer uit Duitschiand mogelijk zou zijn, indien de prijzen dier goederen verlaagd werden. Of die ver-
laging groot of klein zou moeten
zijn,
valt moeilijk
te zeggen, maar dat er invloed van zou uitgaan staat
vast. Hoe kan men Duitsche ‘goederen goedkooper
maken? Bij deze vraag nu denkt men onwillekeuri.g
aan de Duitsche exportbevorderin.g der laatste jaren.
Ook .die politiek dreef op het verlagen van de prijzen
der exportgoederen. De ,,zusï.tzliche Export” werd
verkregen door het geven van uitvoerpremies, waar-voor een nuttig gebruik gemaakt werd van de groote
uitheemsche schuldenlast.
Geruimen tijd waren de Skrips, dia de buitenland-
sche crediteuren voor een deel van de rente ontvin-
gen, de hoeksteen van de exportstimuleering.
En nog
op
dit moment leveren de Nederlandsche en Zwitser-
sche beleggers
(tijdens de toepassing van het Skrip-
verfahren waren het juist ‘de niet-Nederlandsche en
-Zwitsersehe beleggers)
middelen voor de Duitsche
exportsubsidieering,
maar Duitschiand wendt die
waarschijnlijk grootendeels aan om juist den uitvoer
naar andere landen te bevorderen. Wat ligt er meer
voor de hand dan in deze richting te zoeken om den
invoer van Duitsche waren te bevorderen? Als
Duitschiand dat deel van de rente, dat onze beleggers
onder de transferregeling niet krijgen (plus de winst
op daarmee hier gekochte Duitsche fondsen) aan-
wendt om exportpremies te geven, waarom kunnen
wij
dan die gelden niet .gbruiken om onzen invoer
uit dat land te verhoogen?
Op het oogeniblik komt de transferregeling daarop
ileer, dat de regeering willekeurig een deel van onzen
import (regeeringsbestellingen) bestemt, om daaruit
de couponhouders te voldoen. Van een extra-invoer
als uitvloeisel van de liquidatie der bij de Konver-
sionskasse gestorte gelden is daarbij geen sprake. De
regeling .is dus willekeurig, daardoor misschien on-
hillijk jegens andere groepen o.a. exporteurs, boven-
dien mist zij het element van natuurlijke prijsontwik-keling der ,,Konversionskassemarken”. Kortom zij is
kunstmatig met alle bezwaren van dien. Ware niet
een veel logischer regeling denkbaar?
Het argument van Duitschiand voor de storting
van alle rente, huren enz.
bij
de Konversionskasse is,
dat dit land de deviezen ontbreken om te betalen.
Neemt ons voldoende goederen af, zegt Duitschland,
en wij zullen betalen; op die stelling berust dan ook ons transferprotocol. Geheel in die redeneering pas-
send, zou het zijn, wanneer de eerstvolgende trans-
ferregelin.g het volgende bepaalde. De
bij
de Konver-
sionskasse gestorte gelden mogen gebruikt worden
voor de betaling van ,,,extra-importen”. De Duitsche
coupons c.q. de saldi bij de K.K. zouden dan vrij
verhandeld kunnen worden al of niet onder toezicht
van een regeeringsinstantie. Er zou zich dan daar-
voor een koers ontwikkelen,, waarbij de extra-impor-
ten loonend worden zooals dat nu b.v. in Argentinië,
Brazilië enz. gebeurt met ,,Veriechnungsmarken”. In
vergelijking tot ‘de bestaande regeling zou dit meer-
dere voordeelen bieden. De rentetrekkers
krijgen
niet
van den Staat een willekeurige bonus, •die aan de
exportnijver.heid wordt onttrokken; het incasso der
Duitsche intrestvorderingen ontwikkelt zich natuur-
lijk en in vrije prijsvorming; er komt werkelijk extra-
invoer, zoodat de import dien ‘de regeering nu opzij
stelt, voor dit doel geheel vrijkomt om export te
,,dekken”.
48
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16
Januari
1935
Zou zulk een regeling uitvoerbaar zijn? De eerste
vraag geldt, of Duitschiand ermee accoord kan gaan.
Gezien de argumentatie, welke dit land steeds ge-
bruikte, kan men er daar., moeilijk gemotiveerde be-
zwaren tegen hebben. Een tweede vraag is, of het
technisch uitvoerbaar is. De eenige, maar dan ook
allerminst te onderschatten moeilijkheid, zie ik in de
bepaling van wat ,,extra-invoer” is. Met de mogelijk-
heid van een scherpe omlijning daarvan staat en valt
het heele project. Maar Duitschland heeft met de
Zusatzexport hetzelfde probleem op te lossen gehad
en is daarin – inderdaad niet zonder twijfelgevallen
– geslaagd. De crisisaccountantsdienst zou daarbij
zeker te hulp geroepen moeten worden. Maar oplos-
baar is dit vraagstuk zeker.
Thans krijgen
obligatiehouders 434 pOt.; neemt
men aan, dat de gemiddelde rente op Duitsche uit-
zettigen 6 pOt. is – zeer aan den lagen kant – dan
zou
bij
een disagio van 25 pOt. op K.K.-marken de
belegger dezelfde opbrengst krijgen. Het is zeer waar-
schijnlijk, dat een geringer disagio noodig is om een
voldoenden extra-invoer uit te lokken. Zoodat zelfs
de beleggers bij een regeling als vorengeschetst ge-
baat kunnen zijn. Zou het op die wijze mogelijk zijn
bovendien een 40 á.50 millioen export en daarmee
toch zeker eenige tientallen millioenen nationaal in-
komen te redden, dan lijkt het mij alleszins de moeite
waard te overwegen, of een plan als hierboven uit-
eengezet, of iets van wellicht geheel anderen opzet,
maar gelijke strekking, uitvoerbaar is. C. A. K.
DE SUIKERHANDEL IN 1934.
Alweer ligt een jaar van .groote teleurstellingen
voor allen, die hij de vrije suikercultuur betrokken
zijn, achter den rug.
1-looge invoerrechten in de meeste landen en zware
suhsi di es ter kunstrnatige bevordering eener eige
suikerindustrie hielden
de.distrihutie
van zonder steun
geproduceerde suiker tegen en beperkten den handel.
D& prijzen op de wereldmarkt ‘bereikten een nieuw
laagterecord in Novem’ber, toen in Londen ruwe sui-
ker tot Sh. 3f1034 per cwt., in Amsterdam witte sui-
ker tot
.f
3 per 100 kg en in Java witte suiker tot
f
2.85 (voor de Westkust Britsch-Indië) en bruine
suiker tot ongeveer
f
234′ per 100 kg verhan.dêl’d werd.
De internationale onderhanddlingen, waarvan reeds
in het lâatste jaarverslag melding werd gemaakt, ver-
den periodiek voortgezet, doch valt nog niet te voor-
spellen of de zeer uiteenloopende belangen in de ver-
schillende landen wel in eene algemeene overeenkomst
te vereenigen zullen zijn. Pro’ductie-restri’ctie zal aan
een dergelijke regeling ten grondslag moeten liggen,
die veel meer landen moet omvatten dan het Chad-
hourne contract, dat einde Augustus van dit jaar af-
loopt en een fiasco werd, doordat de in de contractee-rende landen toegepaste restrictie te niet werd gedaan
door uivbreiding der productie in andere gebieden.
Intusschen hebben de
Ver. Staten
van Amerika
door hun’he suikerwetgeving in het afgeloopen jaar
een stap in de goede richting gedaan. Wel, is waar
viert aldaar de protectie nog hoogtij, maar het kwan-
tum, dat in de verschillende pro’ductielanden hiërvan
profiteeren kan, is niët meer ongelimiteerd. De hoe-
veelheden, die in het land zelf geproduceerd mogen
worden en die, welke vrij van invoerrechten of met
eeii preferentieel tarief ingevoerd kunnen worden,
werden voor 1934 als volgt ‘bepaald in tons van
101e kg:
Witte suiker voor directe
Ruwe suiker
consumptie
Binnenlauclsc’he Bietsuiker
1.389.434.00
Louisiana;’Floriada, ete
233.066.00
Hawaii ………………
S18.34836
waarvan
23.235
Porto Rico ………….
716.823.39
118.8513
Philippijnén ………….
906.415.79
71126
Virginie Eilanden
4.883.76
.
Totaal Ver. Staten
4.068.971.30
213.217
Cuba …………………
1.697.992.91
.,
373.558.
Full Duty …………….
15.179.00
…..
. __
J.
Totaal …………….
5.782.143.21
‘ 586.775
‘
Voor 1935 werd dit kwantum op 100.000 tons min-
der vastgesteld.
–
Vooral in de
Philippijnen
heeft deze rantsoenee-
ring groote gevolgen gehad. Aldaar toch was de oogst
in veibaud met den on’belemmerden invoer in Ame-
rika in de laatste jaren st&rk toegenomen en bedroeg
het laatst 1.434.000 tons. Thans moet een gedeelte van
dezen oogst voor de Amerikaansche consumptie in
1935 dienst doen en wordt ‘de volgende oogst in ver-
band hiermede met ‘bijna de helft ingekrompen. Afzet
daarvan op de vrije markten wordt bij de tegenwoor-
dige ruineuze prijzen niet overwogen, zoodat de vrees;
dat het surplus in de eerste plaats een nieuwe con-
current voor Java op de
Oostelijke
markten kon wor-
den, voorloopig althans verdwenen is.
Voor
Ouba,
waar de tot 2.315.000 tons gelimiteerde
oogst 2.274.000 tons opleverde, was van groot ‘belang
de nieuwe tariefwet, in de ‘Te
r
. Staten, die met in-
gang van 5 Juni het invoerrecht op.suiker van 2.50
tot 1.875 dc. (voor Ouba van 2 ‘d.c. tot 1.50 d.c.) ver-
laagde en kort daarop het prefeFentieel tarief voor
Qubasuiker, •die tot dusver. 20 pOt. reductie genoot,
van 1.50 dc. tot 0,90 dc. verminderde, zoodat de re-
ductie voor Cuba thans ca. 50 pOt. bedraagt. Door
deze tariefsverlaging is de Oubaansche suikerindus-
trie, zelfs
hij
‘den huidigen lagen vereldprjs, verze-
kerd van een loonenden
prijs
voor het grootste ge-
deelte van den,00gt’
De a.s. Ouhaoo.gst ,is ‘bij Regeerin•gs’hesluit weer op
maximum 2.315.000 tons vastgesteld, waarvan
1.456.549 tons bestemd zijn voor de Ver. Staten,
708.451 tons voor export naar elders en 150.000 tons
voor de binnenlandsche consumptie. De maalcam-
pagne mag niet v66r 15 Januari beginnen en moet
15 Juni geëindigd zijn. De politieke toestand op het
eiland is gaandeweg verbeterd.
De uitvoer uit Cuba bedroeg in 1934 vergeleken
niet het voorafgaande jaar:
Destiiiatie
1934
1933
tons
tom
Vier Atlantische ‘havens …………
1.166.396
945.025
New Orleans ………………….
157.977
169.065
Galveston
…………………….
‘
50.830
53.329 Savaniiah
…………………….
49.632
61.090
Overig Ver. Stateii .’ …………..
161.038
125.670
Totaal Ver. Staten ………….
1.585.873 1.354.179
Europa ……………………….
706.952
860.476
Canad’t ……………………….
22.316
45.510
Centraal en Zuid-Amerika ……….
5.252
11.918
Nieuw Zeeland …………………
12.136
7.585
Het Verre Oosten
.
………………
13.926
13.430
Afrika
……………………….
7.936
14.526
Totaal …………………….
2.354.391 2.307.624
:.De ,noteering voor spoedig lever:bare suiker op de
New-Yorksche
termijnmarkt
kon in verband met de
wettelijke, maatregelen in den loop van het jaar aan-
zienlijk verbeteren ni. van 1.14 d.c. aan het begin van
het jaar tot ca. 2 dc. aan •het einde. De maandelijk-
schei fluctuaties c. & fr. New-York basis 96
1
polarisa
tie waren als volgt:
Laagste , Hoogst
dc.
dc.
Januari ………..
1.14
1.46
Februari ……. …
1.51
166
Maart
…………
1.39
1.60
April …………..
1.36
1.54
Mei …………….
1.45
1.55
Juni……………
1.53
1.67
Juli ……………
1.65
1.70
Augustus ……….
1.66
1.85
September ………
1.83
1.89
October …………
1.65
1.92
November ………..
1.75
‘
1.86
December .. ……..
1.79
2.-
Aan ‘het einde van het jaar werd tot invoering van
een nieuw termijn-contract besloten ondei’, den naam
van ,,No. 3 Contract”, waaronder alle soorten’ ruw-
suiker leverbaar zijn; die voor
–
consumptie in de Ver.
Staten toegelaten zijn. De noteeringen luiden op
basis ,,in bond” eri ind.ieh suiker aangediend ‘wordt,
waarop het volle invoerrecht.’betaald is of die vrij vn
16 3anuari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
49
invoerrecht is, dan wordt de prijs verhoogd met het
bedrag van het voor Cuba geldend invoerrecht.
Spot Centrifugals noteerden in het begin van Ja-
nuari 3.20 d.c., stegen in Februari tot 3.60 d.c., daal-
den daarna geleidelijk tot 3.43 en nâ in kracht tre-
ding van het verlaagde invoerrecht in Juni tot 3 d.c.,
om zich weer tot 3.36 ‘d.c. te herstellen, toen de nieu-
we verlaging van het Cuba-arief begin September
den prijs plotseling op 2.86 d.c. bracht. Eene nieuwe
stijging bracht de noteering in verband met een in
Cuba gedecreteerden minimumprijs op 3.08%. d.c.,
welke
prijs
de geheele maand December gehandhaafd
bleef.
De omzetten aan de New-Yorksche termijnbeurs
waren veel minder omvangrijk dan in vroegere jaren.
In verband met de genomen restrictie-maatregelen
heeft de Amerikaansche markt nog meer aan beteeke-
nis verloren voor de overige wereldmarkten, waarvoor
thans in de eerste plaats
Londen
den toon aangeeft.
Aldaar was het verloop der markt zeer teleurstel-
lend. Raffina-deurs – feitelijk bestaat er slechts Sén
groot raffinaderij concern in Engeland – konden
zich geregeld van ruwsuiker voorzien, want al was het
aanbod tot de lage prijzen niet groot zoo was het toch
voldoende om aan de behoefte te voldoen zonder de
markt op •te -drijven.
1.
Het jaar begon met eene noteeringf op de Londen-
sche termijnmarkt voor ruwsuikerMaart levering van
5h. 419, die in Februari tot Sh.. 515w steeg. Einde
Maart was de prijs tot Sh. 416 -gedaald, waarop zich
de noteering voor spoedig leverhare suiker met kleine
fluctuaties in April en Mei handhaafde. Daarna trok
de markt wèer wat aan tot Sh. 51- voor Augustus
levering om einde Augustus eenige pence tot Sh. 419
-terug te vallen. Het is wel opmerkelijk, -dat de toen
nogal verontrustende berichten over den stand der
bietoogsten in Europa, niet meer invloed had-den op
de
prijzen.
Naar gelang de weerberichten in de biet-
districten gunstiger werden daalde de markt in het
najaar totdat in het midden van November het nieu-
we iaa.gterecord van Sh. 3/10X bereik-t werd. Het jaar
sloot op Sh. 4f14i voor prompte levering.
De bietsuikeroogst in
Engel and
leverde ongeveer
580.000 tons op tegen 501.000 tons van 1000 k-g in
ruwsuiker uitgedrukt in het voorafgaande jaar. De
Centrale Suiker Maatschappij in Amsterdam, die de
pionier geweest is van de Bietsuikerindustrie in En-
geland, heeft onlangs hare belangen aan een Engelsch
concern overge-daan.
– Geïmporteerd werd in Engeland gedurende de 11
maanden Januari
t!m.
November:
–
1934
1933
1932
– – Ru*suiker uit:
tons
tons
tons
i’olen ……………….
21.931
29.115
72.616
:Duitschland …………..
45
25
22.976
T-sjeeho-Slnwakije ………
–
–
2.178
Nederland ……………
2.960
–
–
i)enemarken ………….
14.283
–
–
Java ………………..
19.625
52.464
228.257
Cu-ba ………………..
530.273
548.306
705.765
Peru ………………..
128.170
191.950
155.564
Brazilië ……………..
21.940
32.110
16.963
San Domingo …………
150.509
155.203
264.292
Ver. Staten …………..
13.880
–
–
Ned. Guiana ………….
3.442
–
–
Mauritius ……………
188.786
191.004
171.487
Egypte ………………
4.050
–
–
Natal ……………….
62.140
53.970
17.961
Australië …………….
297.563
112.629
183.181
B.W. Indië, Gu-iana, Hond
227.484
270.465
201.897
Andere landen ………..
94.942
160.945
58.312
Totaal Ruwsuiker ……
1.782.023
1.798.186
2.101.449
Geraffineerde suiker uit
–
Diverse landen ……..
45.150
27.107
25.831
Totale Suiker-iniporten.
1.827.173
1.825.293
2.127.280
-Terwijl het aangevoerde kwantum Cubasuiker in de
laatste jaren -geen groote wijzigingen vertoont, is het
cijfer – voor Java zeer geslonken als gevolg van de
heerschende lage prijzen, waartoe Javaproducenten
slechts schootvoetend afgaven.
De vooruitzichten voor de
Bietsuikeroogsten
in
Europa
hielden gedurende den drogen zomer de be-
langstelling wakker. Al uitte die zich nog niet in
operaties â la hausse, zoo zat toch menig speculant op den uitkijk om ibij verwezenlijking van de verwachtte
schade aan de -bietoogsten zich in het artikel suiker
te interesseeren, waarvoor -de lage prijsstand -gereede
aanleiding kon geven. De in den nazomer in-gevallen
regens en bijzonder gunstig weer gedurende het oog-
sten waren echter van weldadigen invloed op de ak-
kers, die met uitzondering van Denemarken een goede
opbrengst lever-den.
Volgens de laatste raming van F. 0. Licht hebben
de bietoogsten aan suiker opgeleverd in tons van
1000 kg:
1934135
1933f34 1932/33
tons
tons
-tons
Duitschiand …………..
1.675.000 1.447.365
1.065.992
Tsjecho-Slovakije ……..
630.000
517.552
627.569
Oostenrijk ……………
225.000
170.458
164.899
Hongarije ……………
115.000
135.567
103.410
Frankrijk ……………
1.175.000
937.812
1.015.370
België ……………….
260.000
247.464
264.557
Nederland ……………
245.000
293.698
243.008
Denemarken ………….
92.000 – 254.000
191.770
Zweden ………………
265.000
304.793
235.351
Polen ……………….
430.000
347.199
422.148
Italië ………………..
350.000
303.369
322.875
Spanje ………………
332.000
259.362
283.204
Groot-Brittannië en Ierland
660.000
536.590
382.853
Andere landen ……….
373.500
430.621
267.657
Europa zonder Rusland . .
6.827.500 6.185.850 5.590.663
Rusland ……………..
1.500.000
1.100.000
800.000
Europa inclusief Rusland .
8.327.500 7.285.850 6.390.663
De laatste rami]ig van. Dr. Mikusch, die hiervan
niet veel verschilt, vindt men volledig in de E.-S. B.
No. 990 van 19 December. Dr. Mikusch merkt daarbij
op, dat de vermeerdering van de suikerproductie in
Europa betrekkelijk weinig beteekenis voor de wereld-
markt heeft, omdat bij de twee grootste producenten
– Duitschiand
en
Frankrijk –
slechts eene verschui –
ving in de voorraden plaats heeft.
Toch zoude een kleinere bietsuikeroogst in Europa
voor de absorbeéring van de elders in de wereld lig-
gende voorraden en daarmede voor de verbetering
van de suikermarkt van zeer groot belang geweest
zijn.
De grootste vermeerdering toont
Rusland
aan, al-
waar de oogst waarschijnlijk geheel voor binnen-
landsch verbruik noodig zal zijn. Alhoewel de voor-
afgaande oogsten onvoldoende waren voor eene nor-
male consumptie, werd toch
zoo
goed als geen suiker
geïmporteerd.
In
Duitschland
werd in November de geheele sui-
kerindustrie onder Regeeringscontrôle gesteld. Zoo-
wel productie als prijzen voor de bieten en voor de
suiker alsmede voor andere bietproducten zullen in
het vervolg door eene nieuwe vereeniging, die alle
Duitsche suikerfabrieken omvat, onder leiding van een door den Minister van Landbouw te benoemen
President geregeld worden.
In
Nederland
werd de directe Regeeringssteun
voortgezet en wel voor een met 10 pOt. verminderden
aanplant. In de berekening van den steun kwam
eenige wijziging, doordat de aan de boeren gegaran-
deerde prijs van
f 11
per 1000 kg bieten tot
f 10
verlaagd werd en de verwerkingskosten van
f
10.50
tot
f
9.40 per 1000 kg bieten, terwijl de aangenomen
uitnutting van het invoerrecht gebracht werd van
f 1.90 op f 2.10
per 100 kg suiker. Het voordeel voor
çlen staat resp: den consument aan deze wijziging ver-
bonden wordt echter voor een groot deel, misschien
vel heelemaal, te niet gedaan door den lageren mi.rkt-
prijs voor suiker, die als basis voor de steunbereke-
ning dient, zoodat de subsidie uit de staatsks. veel
hooger belooft te worden dan waarop de Regeering
oorspronkelijk gerekend heeft.
Immers bij de hier te lande geldende steunregeling
hébben nôch de bietenboeren nôch de suikerfabri-
kanten eenig belang bij hoogere suikerprijzen. Integen-
50
ECONOMISC}1-STATISTISCHE’ BERICHTEN
16 ‘lanuari 1935
deel het is eerder in hun belang de markt laag te
houden omdat daardoor de import van buitenlandsche
en lava-suiker geweerd wordt, terwijl het verschil
tusschen den gegarandeerden prijs en den marktprijs
– hoe groot dit ook zij – toch door de Regeering
betaald wordt. Terwijl v.roeger witte kristalsuiker aan
de Amsterdamsche termijnmarkt gewoonlijk
f
1.50
hooger dan ruwe suiker in Londen genoteerd werd,
daalde dit verschil in den loop van het jaar tot nihil,
een oogeublik was de noteering van witte suiker te
Amsterdam zelfs eene fractie lager dan voor ruw-
suiker in Londen en op deze gedeprecieerde Amster-
damsche noteeringen wordt nu de Regeeringssteun
gebaseerd!
De oogst leverde pim. 245.000 tons ruwsuiker op
tegen 293.000 tons en 240.000 tons in de beide voor-
afgaande jaren.
De In- en Uitvoer van Nederland bedroegen volgens
het Centraal Bureau voor de Statistiek gedurende
1934: Invoer.
Ruwe Bie tsuiker
metr. •tons
Uit
Polen
………………..
8.545
Overige
landen
………..
403
Ruwe Rietsuiker
Uit
Java
…………………
15532
Cuiba
………….’ ……..
30.182
San
Doniingo
………….
10.575
Suriname
…………….
8.280
Totaal
…………………….
73.517
Witsuiker
metr. tons
Uit België en Luxemburg
6.255
Groot-Brittannië enz
837
Frankrijk
……………..
6.958
Sovjet Rusland
………..
1.823
Jaia
………………….
4.578
Polen
………………..
336
Overige
landen
………..
118
Totaal
.
……………………
20.905
Basterd
metr. Lons
Uit België en Luxemburg
231
Groot-Brittannië enz
108
Java
………………….
55
Ver. Staten v. Amerika
. .
4.131
Totaal
……………………
4.525
Uitvoer.
Ruwe Bietsuiker
metr. tons
Naar België .en Luxemburg . .. 10.106
Groot-Brittanië enz…..1.521
Fransch Marokko, Tanger 1.216
Overige landen ………1.010
Witsuiker.
Naar België en ‘Luxemburg
5.440
Groot-Brittannië enz
6.470.
Noorwegen ………….2.778
Griekenland …………1.536
lersche Vrijstaat ……..23.039
Zwitserland ……….
547
Siaansch West-Afrika
181
Arabië ……………..4.494
Irak
………………5.682
Britsch-Indië enjz. ……
1.427
Perzië en Afghanistan ..
1.209
Overige landen ………513
Basterd
Naar België èn Luxemburg
460
Groot-Brittannë eni ….
8.025
lersche Vrijstaat ……..1.227
Overige landen
5
Totaal – …………………76.886
De Amsterdansèhe
termijnmarkt
begon het jaar
met eene noteering van
f
4.50 voor prompte ieiiering,
f
5.25 voor Augustus en
f
5.50 voor December leve-
ring. In Mei kwam de noteering voor prompt voor
het eerst’ beneden
f4
en bleef dan tot half Juli on-
geveer
f
4 met ‘epn prijs van tusschen
f
4.50 en
f
4.25
voor December, levering. Toen trad’ weer eene gelei-
delijke daling irf, die de December noteering in Sep-
tember op
f
3.50 bracht, in October op
f
3.25, terwijl
in November met
f
3 het laagste punt bereikt werd
en zelfs eene fractie beneden dezen prijs genoteerd
werd. Het jaar sloot op’
f
3.25 voor prompte leverig.
Van alle suikermarkten der wereld vertoonde de
Amsterdamsche markt de laagste pariteit.
Op. nog andere wijze slaat Nederland een record
onder de suikerproduceerende landen, ni. ten opzichte
van de’ verhooging van den. binnenlandschen prijs.
Terwijiwitte kristalsuiker ex entrepot in Amsterdam
of Rotterdam tot
f
3.50.per 100 kg = 1% cent per
pond te koop is, moet de consument in Nederland
daarvoor 24 cent per pond betalen! Dat is ‘het resul-
‘taat van accijns inclusief bietensteun en invoerrecht.
Het suikerverbruik zonde aanzienlijk kunnn’ toe-
nemen wanneer dit belangrijk voedingsmiddel min-
der zwaar belast werd.
Java
was ook in 1934 het zwaarst van alle suiker-
produceerende landen geteisterd. De een jaar geleden
uitgesproken hoop, dat de Regeering spoedig aan de
belemmering van den i’noer van witte Ja’asuiker in
Nederland een einde zou maken, werd niet verwezen-
lijkt. Er is, niettegenstaande de toezeggingen van de
Nederiandsche Regeering, nog niets aan dezen toe-
stand veranderd. De afzet naar de overige landen was
in omvang ongeveer gelijk aan het vorig jaar maar
de prijzen waren opnieuw lager. Er werd hetzelfde
kwantum naar Britseh-Inclië verscheept maar minder
naar Japan. Naar Europa werd weer wat meer
bruine suiker verkocht en er zouden vooral in het
begin van het jaar nog groote kwantiteiten te plaat-
sen zijn geweest, doch meestal liet lava het veld aan
Cuba over, dativrj gelegeld aan de behoefte in Europa
aan vrije suiker totmarktwaarde voldeed. Cuba komt
daarbij met zijne gedeprecieerde valuta en de veel
hoogere prijzen, die het voor het grootste gedeelte van
zijn oogst in Amerika bedingt; toch nog op een goeden
gemiddelden prijs.
Het jaar begon op lava met een
prijs
voor witte
suiker voor afscheep naar Britsch-Indië (Westkust)
van
f
4 per 100 kg en naar China tot
f
4.65 per
100 kg, welke
prijzen
met kleine fluctuaties naar
boven en naar beneden tot einde April gehandhaafd
werden. In Mei daalde de
prijs
‘oor de Westkust van
Britsch-Indië tot
f
3.60 en bleef op deze basis tot
einde Augustus. in September werd deze limite ver-
laagd en werd ook het prjsverschil tusschen Britsch-
rndië en China hoe langer hoe kleiner; October
bracht den verkoopprijs naar Britsch-Iudië op
f
3.20,
November op
f
2.85 – het laagste punt – en het
jaar sloot op
f
3.05.
De totale verkoopen van de Nivas gedurende 1934
omvatten 1.450.000 tons. Aan het eind van 1934 ‘be-
droeg de onverkochte voorraad op lava pl.m. 1.900.000
tons. –
De oogst leverde 646.245 tons op van de volgende
kwaliteiten: 542.611 tons Superieur, 89.168 tons
bruine suiker en 14.440 tons melasse, tegen 1.400.000
tons en 2.611.000 tons in de beide voorafgaande jaren.
Voor 1935 wordt de oogst op 460.000 tons geraamd. Er moet nu ook spoedig een besluit genomen wor-
den omtrent den aanplant voor oogst 1936 en hoort
men daarvoor een
cijfer
van pl.m. 300.000 tons noe-men, hetgeen niet veel zoude zijn in verband met de
volgende becijfering:
tons
tons
Voorraad op Java op 1 April 1934 .
2.520.000
Oogst 1934 leverde
650.000
3.1 70.000
Export April/November 1934 ……..
770.000
Dec. ’34/Maart ’35 op basis van afschepingen verleden’ jaar
.
317.000
Verbruik in Nederlandsch-Indië
April
’34/Maart
’35
…………..
300.000
1.387.000
Getax. voorraad 1 April 1935
1.783.000
Taxatie oogst 1935
460.000
2.243.000
Export April
’35/Maart ’36
op basis
van het voorafgaande jaar.
.
1.087.000
Verbruik in Nederlandsch-Indië …..300.000
1.387.000
Getax. voorraad 1 April 1936
856.000
Bij een oogst’ in 1936 van
300.000
zoude duseen kwantum van slechts ……..
1.156.000
t
16 Januari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
51
voor export en binnenlandsch verbruik van April
1936 tot Maart 1937 disponihel zijn.
De uitkomst van deze becijfering hangt echter van
verschillende factoren af, waaromtrent op het oogen-
blik nog niets te voorspellen valt. Blijft de markt nog
lang op de tegenwoordige ruïneuze prijsbasis, dan is
het zeer goed mogelijk, dat Java-producenten naar
mate de voorraden slinken vasthoudender worden en
minder verkoopen voor export. Ook kan de afzetmoge-
lijkheid in het Oosten nog meer inkrimpen.
Bij
eene
rijzende markt daarentegen is het waarschijnlijk, dat
belangrijk meer Javasuiker naar Europa verkocht zal
worden en de export daardoor grooter wordt dan in
het voorafgaande jaar.
Door de Nederlandsch-Indische Regeering werd
eene belasting op het binnenlandsch suikerverbruik
van
f
2 per 100 kg ingevoerd.
De afschepingen naar de verschillende destinaties
gedurende de 11 maanden van 1 Januari tot einde
November in metr. tons waren als volgt:
1934
1933
1932
tons tons
tons
95.929 118.200
366.749 15.174 9.418
16.486
321.324
319.242 439.520
23.939
26.188 41.412 73.644 62.082
73.526
262.622
264.829 311.539 5.592
5.072
5.888
127.003
191.312
35.768
55.340 53.946 47.434
633
502
1.817
8.027 1.022
967
Totaal ………………
989.256
1.051.813
1.341.105
Thans staan de Java-producenten voor de vraag of
de Nivas ná April 1936 al dan niet verlengd moet
worden en de opinies daaromtrent staan weer even
fel tegenover elkaar als v66r de oprichting der Nivas,
alleen is het percentage der fabrieken, dat tegen
verlenging is, thans nog veel grooter dan toen en be-
draagt ongeveer 50 pOt. Het is wellicht goed eene
beslissing niet te overhaasten, omdat in een jaar aan
de suikermarkt nog zooveel gebeuren kan.
Britsch-Indië
ging voort met de oprichting van
witsuiker fabrieken; verschillende, die niet rendabel
waren, werden ook weer gesloten. Het streven blijft
zich onafhankelijk van den import van suiker te
maken. Op de binnenlandsche productie werd eene
heffing ingesteld van Sh. 21- per cwt., waardoor de
protectie door het invoerrecht in evenredigheid ver-
minderde.
Ook in het Zuiden van
China
in de buurt van
Canton worden suikerfaibrieken gebouwd, die echter
alleen bij een hoog invoerrecht kunnen rendeeren.
De Zichtbare Voorraden waren op 1 December als
volgt:
1934
1933
1932
tons
tons
tons
Duitsohland ………….
1.249.000 1.213.000 1.324.000
Tsjecho-Slowakije ……..
555.000
490.000
611.000
Frankrijk ……………
681.000
583.000
560.000
Nederland ……………
344.000
338.000
259.000
België
………………
213.000
185.000
163.000
Hongarije ……………
119.000
141.000
109.000
Polen ……………….
411.000
411.000
466.000
Engeland Geïmp. Suiker
210.000
286.000
257.000
Binnenl…..
110.000
96.000
77.000
Europa….
3.892.000 3.743.000 3.826.000
Ver. Staten alle havens
527.000
256.000
298.000
Cu’baansohe havens …….
435.000
430.000
640.000
Cuba binnenland ………
890.000 1.015.000 1.120.000
Java
……………….
2.199.000
2.933.000
3.044.000
Totaal….
7.943.000 8.377.000 8.928.000
De wereldsuikerproductie en het wereldverbruik
was volgens Dr. Mikusch:
tons
tons
tons
tons
tons
1934135 1933134 193233 1931132 l930;31
Prod.
. 26.061.000 26.945.000 25.719.000 27.208.000 29.579.000
Verbr.
– 26.205.000 25.876.000 26.100.000 26.939.000
Hierbij is de Java-oogst van 1934 in de productie
van 1934f’35 opgenomen. Wordt deze oogst, zooals in
andere statistieken gebeurt, in 1933f’34 opgenomen, dan staat in 1933/’34 eene productie van 26.141.000
tons tegenover een verbruik van 26.205.000 tons.
Doordat de oogstperioden in de landen zeer verschil-
lend zijn, komen de
tijden
ook niet steeds overeen met
de verbruiksperiode en moet men deze
cijfers
dus met
de noodige reserve
vergelijken.
Voor verdere details
zij gerefereerd aan de E.-S.B. No. 990 van 19 Decem-
ber, waarin Dr. Mikusch de beschouwingen over zijne
statistiek als volgt eindigt:
,,Zeer belangrijk is intusschen, dat het ons voor-
komt, dat de daling van het verbruik, die samen-
hangend met de wereldmalaise, in 1929/’30 inzette,
in 1932/33 (met 25.876.000 ton) het eindpunt heeft
bereikt. De stijging van de consumptie (329.000 ton
in 1933f’34) is nog bescheiden en ver
verwijderd
van
de normale drie percenten per jaar (oligeveer 750.000
ton), maar de verwachting is gegrond, dat het ver-
bruik ook in 1934/’35 zal toenemen en betrekkelijk
grooter zal zijn dan de voor hetzelfde jaar te ver-
wachten productie.”
Laat ons dit niet Dr. Mikusch hopen, want hier-
door kan het euvel van het op het oogenblik nog
overal heerschend streven naar suikerautarkie
eenigszins geneutraliseerd worden. Voor de meer ver-
wijderde toekomst moet men dan maar de mogelijk
–
heid niet uitschakelen, dat de menschheid haar gezond
economisch verstand, dat op het oogenblik zoek is,
weer terugvindt. Dan zal het ook de vrije suikercul-
tuur, waaronder die op Java ten opzichte van de
rentabiliteit bovenaan staat, en den suikerhandel
weer goed gaan.
A. V.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
ENGELAND EN AUSTRALIË, IERLAND, INDIË.
Prof. Dr. P. Geyl te Londen
schrijft
ons:
Twee nieuwe handelsovereenkomsten met Rijks
–
deelen zijn in de laatste dag of tien wereldkun-
dig gemaakt, met den lerschen Vrjstaat en met In-
dië. Daarenboven is er een voorloopige schikking
getroffen inzake den vleeschinvoer uit Australië. Er
wordt dus wel gewerkt aan de Rijks
–
economie, maar
men kan moeilijk zeggen, dat deze drie gebeurtenis-
sen het beeld van de ontwikkdling veel verduidelij-
ken. Vooral de overeenkomst met Ierland en die met Australië vertoonen eer een tegenstrjdi.gheid.
De Australiërs hebben de bittere pil geslikt. Er is
over den Britschen eisch, dat zij in een vrijwillige
beperking van hun vleeschinvoer zouden toestem-
men, nog heel wat te doen geweest. (Ik kan het niet
helpen als de woorden ,,eisch” en ,,vrijwillig” slecht
bij elkaar
schijnen
te passen). De leider van de Coun-
‘try Party, Dr. Earle Page, die in het Commonwealth-
kabinet zitting heeft, verzette zich met hand en tand. Hij en andere vertegenwoordigers van landbouwbe-
langen in Australië fulmineerden tegen, wat zij de
invoering van het beginsel van beperking in Rijks-
handelsbetrekkingen noemden; waarop de Engelschen
natuurlijk antwoordden, dat men in het aangezicht
van prohibitieve tarieven den invoer van Engelsche
industrie-artikelen in Australië moeilijk vrij kan
noemen; en als de Australiërs driftig vroegen, waar-
om men in Engeland Argentijnsch vleesch binnenlaat
als men dan met alle geweld zijn eigen veehouders
beschermen wil, dan herinnert men hier aan het
feit, dat in Argentinië ongeveer £ 650.000.000 En-
gelsch kapitaal belegd is.
Dat maakt Argentinië bijna tot een Dominion,
een uitspraak, die niet van mij is, die men hier vaak
hooren kan, maar die zeker allerlei lastige vragen
oproept omtrent het verband van ‘de economische
politiek met de Rijkspolitiek. In het algemeen kan
men zeggen (en alweer:
ik
zeg dat niet alleen, maar
Engelschen zeggen het vaak): ‘vaarom schrijft heel
de pers bij ieder verdrag dat haudelsbeperkingen tus-
Europa en Port Said v.o.
Af
r,ika ………………..
Britseh-Indië ………….
Siam…………………
Singapore, Penang ……..
Hongkong en China …….
Az.
Rusland …………..
Japan ………………..
Australië en Nieuw Zeeland
Ver. Staten …………….
Diverse landen …………
52
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Januari 1935
schen’ Eige1Jad en een Domini’on opruimt, fsof dat
den econornischen toestand van Engeland ten goede
moet komen; en waarom legt men dan zooveel min-
der ijver aan den dag’ om handelsbeperkingen tus-
schen Engeland en vreemde landen op te ruimen?
Dit in het voorbijgaan.
Met Australië is dus de moeilijkheid juist, dat
minister Elliot’s politiek van bescherming van den
Engelschen veehouder een nieuwe beperking geëischt
hee’f t, ongeacht den Rijksband, en men ‘heeft ‘er niet
dan sôhoorvoetend – en er werd verzekerd, niet dan
na een bedreiging met ontslagnemen van den Austra-
lischen Hoogen Commissaris in Londen, Bruce -‘
aan toegegeven. En dat dan nog enkel voor drie
maaiiden en op voorwaarde, dt ondertusschen de
heele kwestie van hun positie op de Britsche markt
nogmaalsonder• de’ oogen zal worden gezien. Eind
Februari zal dé Australische eerste-minister Lyons
zich hierheen
‘
1
begeven. De pers spreekt al van een
nieuwe Ottawa-conferentie in Londen. Dat het er
altijd vriendschappelijk zal toegaan, is niet heel waar-
schijnlijk.
En terwijl de Engelsche veehouder dus voorloopig,
wat minder concurrentie van Australisch vleesch zal
ondervinden, is van de overeenkomst met Ierland een
verhoogde invoer van Iersch vee te verwachten. Ten
minste, dat is de bedoeling. Het is een beperkte over-
eenkomst: deVrijstaat belooft al
zijn
steenkool in
het verjolg uit Engeland te betrekken; Ehgeland zal
in 1935 een’derde iheer Iersch vee toelaten dan het
contingent voor 1934. Dat de uitvoer van Engelsche
steenkool naar’ Ierland hierdoor toenemen moet, is
duidelijk; men’ berekent: met 1.250.000 ton, ‘hetgeen
werk beteekent voor 5000 mijnwerkers, juist in de
mijnen aan den Westkant (Zui’d-Wales, Lancashire),
die
•
van de overeenkomsten met de Scandinavischej
landen het minst geprofiteerd hebben. Maar zal de
lersche exporteur van veé het ruimere contingent vol
maken? D.t is nog niet zoo zeker, want de zaak
wordt gecompliceerd door de politieke verhouding
tusschen de twee landen.
Zij mogen beide tot het Britsche
Rijk
‘behooren,
zij
zijn daarom nog geen goede vrienden. Zooals men
weet, heeft ‘de Engelsche regeering juist den lerschen
invoer van vee als weerwraak voor het niet uibbeta-
len van de jaarlijksche af’betalingen van ‘de land-
voorschottefl met bijzondere rechten getroffen. Die
maatregel bedreigde den lerschen veehoudersstand
met ondergang. De regeering van den Vrjstaat kwam –
hem tegemoet door een bonus op ieder uitgevoerd rund; bovendien hief zij, bijwijze van tegen-weer-
wraak, extra-rechten van Engelsche steenkool. Dat
juist die twee artikelen het voorwerp van de over-
eenkomst waren, maakte eerst zoowel hier als ginds
een heele sensatie: men verheugde zich al in een op-
lossing van dien ongelukkigen twist, waarin •beide
rgeeringen zich ingegraven schenen te hebben. Voor-
al in Ieriand was men daar somber over gestemd,
want Engeland is haast’ ‘ lands eenig mogelijke
markt en De ‘Valera’s economische zeifstandig-heids-
idealen, die
hem
den nood van de boeren niet onver-
schilligheid schenen te doen aanzien – want ‘zij moe-
ten ‘uit den weg geruimd, %vil’ Ierland de noodige
ecohoinische vèrscheidénheid krijgen en in het bijzon-.
der industrie -, brachten den slachtoffers weinig
troost.
Maar, nu blijkt achteraf de vee-steenkool-overeen-
komst de bijondere rechten over en weer, ‘de weer-
wraakpolitiek,, onaangetast te laten en zoo krijgt men
een-
wonderlijke
situatie. In Ierland ‘schijnt men aan
het’ kor:tste eind te trekken: De Engeische steenkool
zal er geen coflcurrent meer ‘hbben; de lersche ver-
bruiker, die in al grooter hoeveelheden Duitsche en
Belgische steehkool begon te koopen, omdat die door
het. in voerre’cht op de Engelsche goedkooper warn,
zal nu de Engelsche steenkool moeten nemen en het
inverrcht, bedoeld om de Engelschen te treffen,
zal een bijz’ondeie heffing ten laste van’ deb IerscheiE
erb.ruiker wordn. En evenzoo, als de uitvoer van
Iersch vee toeneemt, zal de Iersehe belastingbetaler
een grooteren toeslag moeten betalen. Het is moei-
lijk anders aan’ tenemen dan ‘dat De Valera’s positie
geschaad zal woiden- ‘door dezen’ koop,. die hem tege-
lijk zeker de onderhandelingen met Duitschland en
België, die hij juist gaat hegihnen, niet gemakke-
lijker maken zal. Men •hoopt nog, ‘dat dit voor Ier-
land’s verhouding tot Engeland maar een begin
van ontspanning zijn zal. Met een man als De Valera,
voor wien politieke, of zooals hij zeg-gen zou niition
l;. overwegingen: op economische zoo volledig den
voorrang hebben,
zijn
voorspellingen
onmogelijk.
Wat nu de overeenkomst met Indië betreft, die
valt te beschouwen als een aanvulling op -de rege-
lingen van Ottawa. Ook hier zitten politieke moei-
lijkheden ,in -den weg, Indië heeft een ruim’e mate
van fiscale autonomie, en in 1923 hebben de Wetge-
vende Vergadering en Regeering van Indië als poli-
tiek aangenomen om de Indische nijverheid door het
tariefstelsel te lbevorderen. Het is bekend genoeg, dat
vooral de katoenjndustrje van Lancashire -daronder
te
lijden
‘heeft gekrege, ofschoon zij tegenwoordig
lang niet alleen ‘bij:de nieuwe nijverheid van Bom-
bay, maar vooral ook bij den J’apanschen invoer ach-
terraakt. Dubbel waar is
zij
getroffen, ‘sedert de
protectionistiseW
bLedoelde
invoerrechten met een uit
fiscale ‘behoeften Jirklaarden toeslag verhoogd zijn,
van 20, op 25 pCt. De nation1istische beweging is
ongetwijfeld ‘den febrikanten van Bombay zeer te
stade gekomen om de Indisché opinie -de beschermen-
de rechten te doen aannemen. Maar nu is dan,’ voor-
bereid door eeü ‘deputatie van de Lancas-hire: indus-
tri eelen, een overeenkomst getroffen.
Zij beteekent niet heel veel, en voor het oogen’blik
niets. Of’ zij voor ‘de toekomst iets betêekenen zal,
han-gt”zeker wel af van cle ontwikkeling van de poli-
tieke verhouding tusscheii de twee landeii: een teleur-
telling.’an Indië’s nationale wenschen zou een stem-
ming scheppen, waarbij er niet veel van overblijven
zou. ‘t Is waar, da-t de Engelsche
dieha,rds,
zooals de
Morning
Post,
zelfs nu nog redeneeren alsof de klok
zich zou laten terugzetten en Indië,
•
in het belang
-van zijn arme bevolking (liet is eigenaardig, hoe de
vrijhandelsargumentatie menschen, die in Engeland
felle proteâtionisten zijn, ten dienste staat wanneer
‘het over een anclei volk gaat!), zich een politiek van vrijen invoer zou moeten laten opleggen. Maar dat is
een -overwonnen standpubt. Practisch gesproken is
niet de pas ‘gesloten overeenk-ômst wel zooveel bereikt
als mogelijk is.
De twee regeeringen vatten de mogelijkheid in
het oog (op grond van con’dities in de nijverheid)
van hooger bescherming tegen vreemde producten dan
die ‘van elkaar. De Indische regeering definieert dan
haar protectionistische politiek op grond van .de
resolutie van 1923 in den geest van Ottawa, die
zelfs met Canada en Australië lang niet ideaal ge-
werkt -heeft: gelijkmaking van prijzen van in-gevoer-
de goederen, en waar mogelijk lagere tarieven voor
Britsche -goederen; de Tariff Board, die sedert 1923
de Indische regeering adviseert, zal in het vervolg
vertegenwoordigers van met tarieven bedreigde Brit-
iche industrieën hooren. Dit is alles uitermate vaag
bn bindt tot ‘heel weinig. En dan komt er nog een
artikel, waarin de Indische regeering zidh voörbe-
houdt op de zoo vastgestelde prot’ectionistische rech-
ten, een fiscalen toeslag te leggen. De Hooge Com-
missaris belooft bij afzonderlijk schrijven, dat zoo-
dra
‘de:
algemeene toeslag teru-ggeiiomen wordt, -de
rechten op Engelsche katoenen goederen van 25 tot 20 pCt. teruggebracht zullen worden. Sir W. Clare-
Lees, -diè de particuliere .onder:handelingen namens
Lancashire geleid heeft, hoopt dat het daar nu spoe-
dig toe komen zal. Maar het ligt alles nog in de vrije
bschi-kkin-g van Indië en men ‘doet aan dezen kant
alles om politieke gevoeli-g’heden .te ontzien en di,e
vrijheid- te onderstreepen in de hoop claardooi ëen
16 Januari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
53
gunstige stemming te kweeken. Lancashire ‘heeft het
natuurlijk hard noodig. Aan den anderen kant zijn
in Indië de Bombaysche fabrikanten volstrekt niet
algemeen geliefd.
JAPANSCHE LOONEN.
Prof. Dr. Paul Keller, tijdelijk te Yokohama,
schrijft ons:
Ik herinner mij een gesprek met wijlen den eco-
noom Franz Oppenheimer in den tijd na den oorlog.
Deze hardnekkige tegenstander van het Duitsche grootgrondbezit en proletarischen landarbeid gaf
daarin als
zijn
overtuiging te kennen, dat het in-
komen van iederen Poolschen landarbeider in het ge-
bied ten Oosten van de Elbe de bonen van alle ar-
beiders in Duitschiand hielp bepalen. De uiteenzet-
ting betreffende de totaal andere agrarische omstan-
digheden in andere landen en de macht van de vak-
vereenigingen aldaar, neutraliseerde Oppenheimer
door zijn twijfel uit te spreken aan het permanent
effect van een economische grensbescherming en aan
de mogelijkheid van autonome loonontwikkeling op
een of ander in de wereldeconomie gevlochten gebied.
De ontwikkeling der internationale economische be-
trekkingen in de afgeloopen tien jaren heeft waar-
selijnlijk groote groepen tot een soortgelijk inzicht
in de binnenlandsche en internationale daling van
het boonpeil gebracht. En wanneer er nog een indruk-
wekkend voorbeeld noodig zou zijn, zou het thans in
Japans
binnenlandsche loonomstahdighedeu en hun
effect op de wereldeconomie zijn te vinden.
Waarschijnlijk in geen ander. land geldt de uit-
spraak betreffende de bepaaidheid van alle bonen
door het inkomen van den landarbeider zoo klaarblij-
kelijk als in Japan. Wie de lage bonen der Japan-
sche industrie-arbeiders alleen door het ontbreken
van een sterke vakbeweging of door de eenzijdige be-
hartiging van de ondernemersbelangen van de zijde
der regeering zou willen verklaren, zou een econo-
misch feit van veel sterker uitwerking over het hoofd
moeten zien: de voortdurende noodtoestand
van de
Japansche
boeren op
den schaarschen en dichtbevolk-
ten grond van een land, waarvan de bevolking jaar-
lijks ongeveer met een millioen toeneemt. Met de
prijsdaling van rijst en cocons en de dogstmislukking
van dit jaar is cle economische druk op de bevolking
van het platteland voortdurend toegenomen. De grond
voedt zijn bebouwer slecht en het kleine pachtbedrijf
laat voortdurend overtollige, vooral vrouwelijke werk-
krachten vrij. Zij trekken tegenwoordig voor ieder
aanneembaar loon naar de industrieele centra, waarin
zij ondanks alles nog een beter levensonderhoud vin-
den dan op het hongerlijdende platteland. Vier vijf-
den van de arbeidersschap in de Japansche textiel-
industrie zijn meisjes, die voor het grootste deel als
ongeschoolde werkkrachten voor 15 á 22 cents per
dag tien uren werken. Telkens weer zijn voor de Ja-
pansche industrie nieuwe werkkrachten uit het groote
reservoir van de plattelandsbevolking beschikbaar. En
hoe slechter het den pachter gaat, des te sterker
neemt zijn loondruk toe op alle groepen arbeiders en
beambten. Zoo alleen is het te verklaren, dat ondanks
groote successen van den export en ondanks toene-
mende kosten van levensonderhoud de reeds lage
geldloonen van de Japansche industrie dit jaar nog
verder konden dalen.
Dikwijls kan men in Europeesche bladen het ver-
wijt aan Japan lezen, dat de Japansche industrie-
arbeider hongerloonen ontvangt en genoodzaakt is,
een den mensch onwaardig leven te leiden. Hetgeen
,,menschwaardig” is, moet practisch uit de omstan-
digheden van het land zelf en uit de vergelijking met
de levenswijze van ander standen van het Japansche
volk blijken. Zoo beschouwd moeten wij constateeren,
dat dé bonen in de Japansche industrie groote groe-
pen thans een gunstiger levensstandaard veroorloven dan zij voor de kapitalistische ontwikkeling ‘bezaten.
De massa van het Japansche volk (met uitzondering
van bepaalde burgerlijke kringen in dezen tijd) voe-
den en kleeden zich thans beter en geven meer voor scholing, sport en genoegen uit, dan vroeger het ge-
val was.
De tegenwoordige geldloonen maken voor de in-
dustrie-arbeiders een in vergelijking met de boeren of
ambtenaren
redelijke,
zij het niet ideale levenshou-
ding mogelijk. De
koopkracht
der geringe nominale
bonen is nog
altijd
zoo ‘hoog, ‘dat de arbeider zijn
traditioneele, in vergelijking met Europeesche en
Amerikaansche omstandigheden bescheiden behoeften
kan dekken en in samenwerking met de overige fami-
lieleden zelfs nog iets kan sparen. En zoolang de
Japanner de tra’ditioneele levenswijze handhaaft:
zich voornamelijk van rijst en visch voedt, in onver-
varmbare houten en papieren huisjes in twee kamers
roont, op een stroomat op den grond zit en slaapt,
klompen en een ‘goedkoope kimono draagt, en zich
daarmede gelukkig voelt! – zoo lang kan men ook
niet zonder meer van een ,,dumping van ‘den levens-
standaard” spreken. ,,Dumping” vereischt ook in
dezen overdrachteljkeri zin twee vergelijkbare ‘groot-
heden en bevat steeds iets van het wezen ‘der ,,un-
fair competition”. De algemeene levensomstandighe-
den in Japan zijn echter zoo geheel anders dan die
in Europa, ‘dat een veroordeeling van de Japansche
toestanden als ,,dumping” van den levensstandaard
nauwelijks gemotiveerd kan schijnen. Van unfaire
concurrentie kan in het algemeen evenmin sprake zijn.
In de
redelijkheid
van den levensstandaard van den
Japanschen industrie-arbeider binnen het volksgeheel
schuilt het groote ‘gevaar voor het
tegenwoordige
prijs- en loonpeil
in de overige
industrielanden
der
aarde. Zou de levenswijze van ‘de Japansche arbei-
derssehap ook in het oordeel van dit band ,,den
mensch onwaardig” zijn, dan zou voor het buitenland
de gerechtvaardigde ‘hoop bestaan op een oppositio-
neele arbeider&beweging, op arbeidsconflicten en
loonstijgingen in Japan. In afzienbaren
tijd
is ech-
ter een verlichting van de internationale concurren-
tieverhoudingen door loon- en kostenstijging als ge-
volg van een sterke Japansche arbeiders’beweging
niet
te verwachten. De intelbectueele leiders en partij-
gangers, welke de Japansche arbei’dersstand nog en-kele jaren ‘gebeden op de leerstoelen der universitei-
ten en in studentenkringen heeft bezeten, zitten
thans in de gevangenis of hebben de ,,gevaarbijke ge-
dachte” —- gelijk men haar hier noemt – afgezwo-
ren. Indien de tegenwoordig onbevredigende toe-
stand van vele industrie-arbeiders moet worden ge-
constateerd en ook door officieele lichamen als op
correctie aangewezen wordt beschouwd, zal een be-
trekkelijk geringe boonsverhooging ter verbetering
van dezen toestand voldoende zijn. Er zal altijd nog
een zoo ruime marge tusschen Japansche en Euro-
peesche en Amerikaansche bonen ‘blijven ‘bestaan,
plat Japan zijn voorsprong op de wereldmarkt kan
behouden.
Tegenwoordig betaalt de Japansche ondernemer
vrijwel de laagste geldloonen ter wereld. Dit feit is
voor den
exporteur
beslissend. Op zijn kosteiïbere-
kening komen geringe loonkosten en geringe uitga-
ven voor voeding en woning van de arbeidersklasse
voor, die in sommige categorieën van de industrie
worden betaald. Ondanks ‘de ‘berekening van een be-
hoorlijke winst (spinnerjen betaalden het vorig jaar
18 tot 20 procent, machinefabrieken 30 procent en
meer dividend) berekent de Japansche exporteur een
verkoopsprjs voor zijn producten, die voor de ver-
armde koopers van het buitenland te aanbokkelijker
moet schijnen, daar ‘de Japansche valuta twee derden
van haar vroegere waarde in het buitenland heeft
verloren. In den kring der industriestaten van de
wereld speelt thans Japan ‘de rol van den
,,landarbei-
der”, wiens
loondruk
de geheebe concurreerende we-
reld moet treffen.
Dit voor Europa weinig verblijdend perspectief zou
54
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Januari 1935
nog moeten wordên uitgèbreid met de opmerking,
dat de bonen van den Japanschen industrie-arbeider
niet de laagste zijn van de wereldhuishouding. Reeds
thans neemt de Japansche ondernemer, wanneer hij
de goedkoopste werkkracht noodig heeft, dan Koreaan
in dienst, die nog minder .eischen stelt. Reeds thans
vreest Japan in stilte •de toekomstige concurrentie
van de nog ‘.goedkoopere
Chin.eesche
werkkracht en
tracht die reeds door de stichting van fabrieken in
China. voor Japansche rekening, te gebruiken. Uit
deze concurrentie tusschen Japansche en C.hineesche
werkkracht kan ondanks alle spanningen van dezen
tijd, de toekomstige bereidwilligheid van Japan tot
overeenstemming met China groeien. Dan echter zou
de goedkoope gele werkkracht aaneengesloten tegen-
over de blanke staan.
Een
verlichting
van de internationale concurren-
tieverhoudingen is in de Japansche huishouding zelf
alleen te verwachten van de langzaam – tot stand
komende werking van bepaalde economische wetterL
Ook in Japan wordt met de ontwikkeling van de
productie de verhouding tusschen loon en praesta-
tie voortdurend
belangrijker:
qualiteitswerk zal ook
in Japan grootere uitgaven van loon vereischen dan
tot dusver het geval is geweest. De armoede van de
boeren stelt niet’ alleen goedkoope arbeidskracht ter
beschikking van de industrie, maar bezwaart in toe-
nemen’de mate den staat. Staatsschuld en belasting-
druk, staatsschuld en waardevermindering van de
valuta
zijn
comfbinaties, die de Jaiansche volkshuis-
houding bezwaren en op zekeren dag, alle Japansche
optimisme ten spijt, de thans bestaande productie-
voorspron.g van de jonge Japansche industrie althans
gedeeltelijk moeten opheffen.
Maar – kan Europa het zoo lang uithouden? Zijn
niet verschillende landen ter wille van hun tdekoni-
stig bestaan verplicht, zich vaû de productiekracht
en het concurrentievermogen van het Verre Oosten
rekenschap te geven en op den smartelijken weg van
de aanpassing een noodzakelijk stuk tegemoet te
komen? Ik geloof niet, dat er vele Europeesche in-
dustrieelen zullen zijn, die van de
on/voudbaa.rheid
van het tegenwoordige prijs- en boonpeil niet ten
volle overtuigd zouden zijn.
(Nadruli verboden)
AANTEEKENINGEN.
Het probleem van het evenwicht tusschen goud-
en niet-goudianden.
In het Kwartaalbericht van de Skandinaviska Kre-
dit A. B.
wijdt.
Prof. Gustav Cassel onder boven-
staanden titel een artikel aan de controverse tusschen
het goudblok en de Sterlingclub. Ook in het nummer
van 9 Januari jl. ‘der E.-S.B. werd ditzelfde vraag-
stuk Ibelicht naar aanleiding van een artikel van Sir
Henry Strakosch in ,,The Economist”. Waar de con-
clusies van beider ‘betoog vrijwel
gelijk
zijn, zijn
de praemissen en de gang van het •betoog van Prof.
Cassel dusdanig verschillend van die van Sir Henry,
dat het de moeite loont er ‘hier de aandacht op fe
vestigen.
Prof. Cassel wijst er op, dat het evenwicht tus-
schen de geidstelsels de eerste voorwaarde vormt tot
een internationaal herstel. Dit evenwicht is dn
slechts te
verwezenlijken,
wanneer er geen divergent.
tie meer zal heerschen tussehen wisselkoersen en
koopkrachtparitèiten; ‘daartoe is het wenschel-ijk, be-
toogt Prof. Cassel verder, dat de relatieve over-
waardeering van de -goudvaluta’s ten opzichte van
de’ Sterlinggroep geëlimineerd wordt. En dit zal niet
bereikt kunnen worden door een terugkeer van de
Sterling.groep naar het goud, waardoor toch het
verschil nog schêrper zou opvallen.
De discussie over monetaire politiek zal zich daar-
oha moeten richten op’ het bereiken van dat werke-
lijk evenwicht tusschen de verschillende geldstelsels.
Gelijkheid tusschen wisselkoersen en koopkracht-
pari-teiten is nu op tweeërlei wijze te bereiken, ni.
door’ dé interne koopkrachtpariteit aan te passen aan
den ‘bestaanden wisselkoers, bf het omgekeerde. De
pQbitiek om de koopkracht aan ‘den bestaanden
W5:
sebkoers aan te passen is dan ook toegepast; thierbij
valt op te merken, dat dit in de landen van de Ster-
ling-groep ‘meer succes heeft geha’d dan de deflatie-
pogingen van de landen van het goudblok. Echter zal
deze politiek niet tot het gewenschte evenwicht lei-
den. Integendeel, de tendenz vertoonen van een
voortdurend evenredige overwaardeering van de va-
luta’s der goudlanden.
Prof. Cassel licht dit nader toe aan de hand van
eeii
vergelijking,
tusschen den Franschen Franc en het
Pond Sterling. In het kort komt zijn betoog hier op
neer, dat aan de sedert Juni 1928 bestaande onder-
waardeering van ‘den Franc (toen Frankrijk
ni.
‘bij
de terugkeer naar den gouden standaard op te lage
pariteit stabiliseerde) door den val van het Pond
een eind werd ‘gemaakt en dit in een onmiddellijke
overwaardeering omsloeg. In Engeland was sedert
September 1931 een eind gekomen aan ‘het deflatie-
])roces, dat al sedert 1926 duurde; in Frankrijk is
de prijsdaling echter doorgegaan, zoodat thans de
hoogte van het prijsniveau driekwart van dat van
1931 bedraagt.
Het geheele verloop’ van deze ontwikkeling wordt
duidelijk door de onderstaande tabel geïllustreerd. De
getallen in de eerste twee kolommen stellen hierbij
de indexiijfers der groothandelsprijzen voor.
Prijs-indexen
Frankrijk
Engeland Onderwaardeering (—)
of overwaardeering (+)
Statistique
Board of van,den Franschen franc
Générale
Trade
ten opzichte van het
1913-100 1913-100
pond sterling
1928 Juli
648
141.1
– 7 pCt.
1929 (gem.)
627
136.5
— 7
1930
,,
554
119.5
— 6
1931 Juli
.
500
102.2
— 1
1931 December
442
105.8
+• 23
1932 (gem.)
427
101.6
+ 19
1933
,,
398
100.9
+ 18
1934
Sept .
365
105.2
+ 17
1934 Oct
357
104.1
+ 16
In ‘de volgende tabel wordt het verloop van de
overwaardeerin.g in verhouding tot het Pond van de
valuta’s der goudlanden in 1934 weergegeven.
België
…………………….+
7
pOt.
Italië……………………..
+ 13
Frankrijk ………………….
+ 17
Nederland ………………….
+ 22
Zwitserland
……………….
+ 41
Duitschiand ………………..
+ 57
Een dergelijke divergentie toont voldoende aan, dat
‘deze valuta’s volkomen gespeend zijn van stabiliteit.
De fundamenteele oorzaak van deze overwaardeering
van het goud zal dus eerst geëlimineerd moeten wor-
den om tot een economisch herstel te komen. Prof. Cassel is van meaning, dat deze oorzaak ligt in het
abnormale oppotten van het goud; ‘hij gaat hier dan
nog verder op in, om tenslotte te concludeeren, .dat
zoobang .goud vertrouwen zal blijven inboezemen als
tijdelijk
–
beleg.gin.gso’bject, de overwaardeering van het
circulatiemiddel in de -goudlanden zal voortduren.
Zoodoende zal een gou’dland, dat de goudpariteit van
zijn circulatiemiddel niet verlaagt tot het peil van de
‘binnenlandsche waarde daarvan, tot buitengewone
maatregelen moeten overgaan, zooals recente voor-
‘beelden duidelijk h.e’bben aangetoond. Naast Duitsch-
band kan Zwitserland aangehaald worden, waar sinds
kort ,,toeristenfrancs” geïntroduceeid zijn.
Alle methodes, zoogenaamd ,,ter verdediging van
het ruilmiddel”, hebben, hoe verschillend zij ook on-
derling mogen zijn, dit gemeen, dat zij trachten het
ruilmi-ddel van een land op een externe waarde ‘te
handhaven,
terwijl
deze waarde die der binnenland-
sche koopkracht overtreft. Feitelijk zijn deze metho-des dan ook de oorzaak van de overwaardeering van
de. goudvaluta’s, ‘die zoo scherp het evenwicht ver-
stoort, dat volgens de koopkrachtpariteitstheorie zou
moeten ontstaan.
Een land, dat deze politiek toepast, ‘brengt niet al-
16 Januari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
55
leen zichzelf schade toe, maar ook aan andere lan-
den. Het economisch wereldherstel wordt dan ook op ‘het oogen’blik het meest geremd door de politiek van
bovenbedoelde landen, welke politiek, volgens Prof.
Cassel, in den grond onhoudbaar is.
Een radicaal middel is natuurlijk het loslaten van
den ‘gouden standaard. Wanneer ‘dit op te groot ver-
zet zou stuiten, zou men er toe kunnen overgaan, de
goudpariteit dusdanig te verlagen, dat deze overeen
zou komen met de interne koopkracht van het ruil-
middel. Prof. Cassel somt vervolgens de beken’de ‘be-‘zwaren op, die men tegen ‘devaluatie zou kunnen aan-
voeren. Hiervan is één wel zeer belangrijk; het zou
namelijk kunnen gebeuren dat een land, dan tot de-
valuatie zou overgaan op te laag niveau zou sta’bili-
seeren, met gevolg, een ontwrichting van het econo-
misch leven in de overige landen.
Prof. Cassel adviseert daarom via internationaal
overleg tot stabilisatie te komen. De overgangstijd
zal natuurlijk na’deelige gevolgen met zich brengen,
maar daartegenover staat, dat de voordeelen van een
evenwicht, dat tenslotte verkregen zal worden, hier
ruiïnschoots tegen opwegen.
De Engelsche kapitaalmarkt in 1934.
Alvorens de nieuwe kapitaal-emissies in Engeland
in 1934 met die van voorafgaande jaren te vergelij-ken, moeten wij twee feiten constateeren, die rem-
mend op nieuwe uitgiften werkten: lo. door de aan-
wezigheid van groote bedragen aan liquide middelen
in tal van ondernemingen gedurende de crisis kon in
1934 een groot deel van de opleving en uitbreiding
uit eigen middelen gefinancierd worden en 2o. het
nog steeds ‘bestaande kapitaalembargo op buitenland-
sche ejnissies, dat weliswaar in Juli -1934 eenigszins
verzacht werd voor landen van ‘het sterlinSbiok en
voor sterliugemissies van het buitenland, waarvan
de Britsche industrie direct voordeel had.
De totale cijfers van werkelijk nieuwe emissies ge-
baseerd op de prijzen van uitgifte en exclusief Brit-
sche staatsleeningen, oprichters- en ‘bonusaandeelen,
conversies en wederinkoop alsmede uitgifteft van
particuliere ondernemingen, luiden in het bericht van de Mi’dland Bank (in millioenen £) als volgt:
1919 . . 238
1923 . . 204
1927 . . 315
1931 . . 89
1920 . . 384
1924 . . 224
1928 . . 363
1932 . . 113
1921 . . 216
1925 .. 220
1929 . . 254
1933 .. 133
1922 . . 236
1926 . . 253
1930 . . 236
1934 . . 150
Voor 1934 had men, met het oog op den bijzonder
lagen rentestand, feitelijk meer kapitaalenaissies moe-
ten verwachten; de beide genoemde factoren werkten
echter remmend. Toch valt uit de
cijfers
een voort-
durende verbetering sedert het diepste punt in 1931
te bespeuren. De teruggang van 1931 tegenover het
voorafgaande jaar was abnormaal scherp door de ver-
trouwenscrisis.
Bij vergelijking met de depressieperiode 1921-’23
moet men met de veranderde groothandeisprijzen en
kosten van levensonderhoud rekening houden; de
reëele waarde van de emissies gedurende 1931-’33
bedraagt dan ca. vier vijfde van die in 1921-’23. In
1934 bedroeg de verbetering ongeveer evenveel als in
1924.
Wanneer men de emissies voor publieke lichamen,
spoorwegen, gas- en watermaatschappijen in een groep
,,publieke emissies” en de rest in ,,particuliere” on-
derverdeelt, blijkt, dat de particuliere ondernemin-gen gedurende 1921-’23 slechts % van de publieke
uitgiften emitteerden en in de hausseperiode 1927-
29 meer dan het dubbele. Gedurende 1934 emitteerde
het particuliere bedrijfsleven eveneens meër dan twee maal zooveel als de publieke ondernemingen, hetgeen een zeer gunstig verschijnsel genoemd kan worden.
Het groote verschil tussehen de boomperiode 1927
-’29 en de jaren 1931-’33 blijkt uit het type der
nieuw geëmitteerde effecten van ondernemingen, ex-
clusief spoorwegen, gas- en waterbedrijven, zooals dit
uit den volgenden staat valt op te maken:
Type van ‘gemïtteerde effecten van ondernemingen
(behalve public utilities).
(in milLioenen £).
Vreemd kapitaal
Eigen kapitaal
Totaal
£
pCt. v.h. totaal
£
pCt. v.h. totaal
£
1921
.
.
.
42,2 46,8 47,9 53,2
90,1
1922
.
. .
48,8 49,5
49,8
50,5 98,6
1923
.
.
.
44,7
49,4 45,8′
50,6 90,5
1924
. .
.
38,1
38,1
62,0
61,9
100,0
1925
.
.
.
45,2 34,2
87,1
65,8
132,3
1926
.
. .
49,9 35,4 91,0 64,6 140,8
1927
. .
.
50,0
27,9
129,0
72,1
‘
178,9
1928
. .
.
65,4 26,0
186,1
74,0
251,5
1929
. .
.
44,6
–
22,5
153,9
77,5
198,6
1930
. .
.
33,9
43,6 43,9 56,4 77,9
1931
. .
.
23,1
56,0
18,2
44,0 41,3
1932
. .
.
17,0 43,9
21,7 56,1
38,8
1933
. .
.
31,2
50,5
30,6
49,5
61,7
1934
. .
.
35,6
35,4
65,0 64,6
100,6
In
tijden
van depressie bedraagt het obligatiekapi-
taal ca. 50 pOt. van de emissies; in gunstige jaren
belangrijk minder (ca. 25-30 pOt.) Het jaar 1934
toonde ook in dit opzicht een groote verbetering tegen-
over
zijn
voorganger: in 1933 bedroegen de obligatie-
emissies nog 50V2′ pOt. van het totaal; in 1934 daar-
entegen slechts 35,4 pOt.
De
belangrijkste
détails zijn aan de tabel der groe-
pen van emittenten te ontleenen:
Nieuwe eiiiissies in het Vereenigd Koninkrijk volgens
groepen van emittenten (in millioenen £).
1931
1932
1933
1934
Staat ……………….
30,8
24,6
32,8
10,7
Gemeenten, etc. ………
7,4
10,4
22,6
26,8
Overige publiekrecht.
lichamen
2,9
23,3
9,4
7,8
Totaal.
. . . 41,1
58,3
64,8
45,3 Ondernemingen:
Spoorvgen
………..
3,9
9,8
3,4
0,9
Gas en water ………
2,3
6,2
3,0
3,3
Eleetriciteit
………..
5,9
11,9
7,0
7,0
Telegraaf en telefoon
–
–
0,4
0,1
Trams en bussen
……
2,1
0,2
0,1
0,7
Scheepvaart, enz……
2,2 0,2
1,2 0,3
Banken en verzekering
0,1
‘2,0
1,5
15,9
Financiering en ‘belegging
8,2
3,5
5,4
15,9
Property
………….
2,2
4,2
9,1
11,0
Kolen,
ijzer,
staal,
machines
………..
2,5
1,9
2,5
11,2
Mijnbouw
………….
4,0
0,9 2,9
17,7
Petroleum
…………
–
0,7
0,01
–
Thee,
koffie,
rubber
.
0,6 0,2
0,7
2,4
Brouwerijen en distill
1.1
0,5 4,5 3,0
Handel en
md.
……..
12,5
12,6 26,6 30,2
Totaal….
88,67
113,04 132,87
150,19
In 1934 zijn opvallend weinig obligatiën door de
Regeeringen geëmitteerd. Van de £ 11 millioen komen
£ 7 millioen ten laste van Canada, de rest voor overi-
ge Britsche overzeesche gebieden. Gemeenten daaren-
tegen emitteerden in Engeland meer dan in vooraf-
gaande jaren. Het grootste gedeelte van de emissies
van ,,overige publiekrechtelijke lichamen”
zijn
ten ‘be-
hoeve van electriciteitsondernemingen uitgegeven en
moeten feitelijk bij deze geteld worden. Bij de groep
der ondernemingen valt de geweldige toeneming
der emissies voor financiering en belegging, mijn-
bouw en kolen, ijzer, staal en machines op. De vele emissies ten behoeve van de groep financiering be-
trof vooral buitenlandsche mijnen. Zij gaat parallel
met de
stijging
der emissies voor mijnen; hiervan was
£ 16 millioen voor rekening van Britsch-Overzeesche,
vooral Zuid-Afrikaansche goudmijnen. De toeneming
van de uitgiften voor de rubriek kolen, ijzer en staal
is vooral een gevolg van reorganisaties in deze En-
gelsche binnenlandsche bedrijfstakken, sedert de in-voering van beschermende rechten op deze artikelen.
56
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16
Januari 1935
De ‘töestand i ‘de steenindustrie.
R e c
t
i f i c a t
i e. In E.-S.B. van 9 Jan. 1935
moet op ‘blz. 26 het begin van de eerste alinea van
de tweede kolom als volgt’ worden gelezen:
,,Bij continuwerken, d.w.z. ook steenmaken in de
andere.maanden en dit laatste dus niet alleen in het
seizoen, wordt niet veel aan mandagen in, totaal in-
geboet, ontstaat nauwelijks minder werk.”
•
INGEZONDEN STUKKEN.
VERGELIJKING TUSSCHEN DE ADMINISTRATIE-
KOSTEN VOOR DE UITVOERING DER ZIEKTEWET,
GEMAAKT DOOR DE RADEN VAN ARBEID EN DE
BEDRIJFSVEREENIGINGEN.
De 1-leer R. R. T. Buning schrijft ons:
Onder bovenstaanden titel komt in No. 989 d..d. 12
December 1934 der Economisch-Statistische Berich-
ten een bijdrage voor van de hand van Mr. G: Snoeck
Henkenians, waarin hij een vergelijking maakt tus-
schen de administratiekdsten van de Raden van
Arbeid en de Bedrijfsvereenigingen.
De strekkin’g van het betoog ‘van den schrijver is,
dat de Raden van Arbeid weliswaar ‘hoogere admi-
nistratiekosten hebben, doch dat hiertegenover ook
meerdere werkzaamheden staan, ‘zoodat deze hoogere
kosten geen ‘ver1band ‘houden’ met ^een mogelijk ver-
sehil in effib’ienéy t’usschen ‘de ambtelijke en de niet-
ambtelijke uitvoeringsorganen der Ziektewet.
Terecht heeft
schrijver
hij het geven van verge-
lijkende cijfers de bonen van af.deelinlgskassen en
eigen-r’isicodra!gers niet ‘medegeteld, aangezien deze
de a’dministratiekosten der Bedrjfsvereenigin’gen te
gunstig zouden beïn’vloedeu.
Wel meen ik, dat ook han’s ‘de’ gegeven
cijfers
nog
niet volkomen vergelijkbaar ‘zijn, doQh over dit bd ‘zwaar stap ik gaarne heen, omdat niet ‘zoo’zeer van
belang is of het door schrijver geconstateerde ver-
schil iets meer of minder groot is, ‘dan wel of di’t
versdhil met de door schrijver genoemde oorzaken op
‘bevredigende wijze is verklaard. Dit laatste is naar
mijn iheening niet het ‘geval;
Als redenen, ter verklaring’van ‘het reeds genoemde
verschil in admini’stratiekos’ten; – ‘iioemt schrijver, dat
door de Raden van Arbeid ‘verschillende werkzaam-
heden worden uitgevoerd, waarmede de Bedrijfsver-
eenigingen niet zijn belast, en voorts, dat aan weer
andere werkzaamheden voor de Raden van Arbeid
veel meer’ administratieve arbeid is verbonden dan
voor de Bedrijfsvereenigingen.
Schrijver bezièt hiermede de ‘zaak echter wel heel
erg door, de bril van cle Raden van Arbeid, immers,
van het.omgekeerde is – naar iiijn meening – in
minstens even groote mate sprake,’ ‘hetgeen i’k aan
de hand van schrijvers betoog hoop ‘te -kunnen aan-
toonen.
T.
De gemiddeld geringere’ omvang van de onder-
nemingen, aangesloten bij de Ziekenicassen van de
Raden van Arbeid, eischt meerdere administratie.
Als gevolg van bovengenoemd feit *ordt door de
Raden vanAribeid betreffende de registratie der aan-
gesloten leden en alles wat daarmede annex is, ver-
houdingsgewijs meer gecbrrespondeerd dan door de
,Bedrijfsvereenigingen.
Hiertegenover staai ddhter yelé werkzaamJieden,
welke wel door de Bedrijfsvèreedigingen’ worden ver-
richt en niet door de Raden van Arbeid, werkzaamhe-
den, .wèlke het door schij”e genoemde verso,hil meer
dan cornpen’seere.
1 De behandeling van de ziektegevallen eischtvan
drj
de Befsvereniijinn veel ‘meer – co’rspôn:detie
dan van de Paden vxi Arbeid, ömdat bij de’ ‘B. V.
in bijna alle gevallen’ de ‘werkg-eer ,in vee1. rootere
mate betr’okkeh Aá en dus oi’er dezè gevallen’ niet
alleen met den verzekerde, maar ook met den aan’ge-
sioten werkgsver moet worden gecorrespondeerd. Bo-
vendien werkt de Bedrjfsvereeniging in het a’lge-
rneèn’ lahdelj’k en zal ;i us ter verkrj’ging van de door
haar benoodigde gegeveni, meer ‘moeten correspondee-
ren of eén meer gedecentraliseerde organisatie moe-
ten bezitteii dan de Raden van Arbeid, die deze ge-
gevens meer locaal kunnen verkrijgen.
‘Het feit, dat een Bedrjfsvereenigin’g tweemaal
per jaar,een voorsdhotpremie moet’heffen en na af-
‘ibop van het boekjaar ‘weder moet n’a’heff en, dan wel
restitueere, vordert meer administratief werk ‘dan
de heffing eener vaste premie achteraf, zooals bij de
Raden van Arbeid geschiedt.
De Bedrijfsvereenigingen houden er in het alge-
meeii ‘ûitebreidè statistieken op na om ‘te kunnen
komen tot een premieklassificatie, hetzij van werk-
gevers individueel, hetzij van groepen gelijksoortige
werkgevers en deze statistieken moeten ‘steed’s wor-
den bijgehouden voor herziening en verbetering.
Het acquisitie-apparaat eenér Bedrijfsvereeni-
g’inig, of dit nu geschiedt via de ‘assurantiewereld of
v’ia een am’bten’arenoorps, vergt veel administratief
werk aan ‘aanstellingen, provisie-afrekeningen, offer-
tes; registratie van afgelegde bezoeken, ete., werk-
zaamheden, waarmede de Raden van Arbeid niets uit-
staande hebben.
Schrijver merkt vervolgens ‘op, dat de Raden van
Arbeid geenszins de veelal gedachte ‘bevoorrechte ‘po-
sitie innemen ‘ten aanzien van het raadplegen van de
voor de On’gevallenwet -bestemde loonlijsten.
‘Hij
be-
rekent zelfs, dat de Raden van Arbeid voor dit werk
jaarlij’ks
f
180.000 •of te wel 20 pOt. van al hun ad-
ministratiekosten uitgeven. Als men hiernaast ‘ziet,
dat de Bedrjfsvereeugingen voor dit werk niet meer
uitgeven dan 1 á 2 pOt. van hun kosten en ook ‘bij
het missen van de
mogelijkheid
om de boonlijsten der
Ongevallenwet te raadplegen, niet aanzienlijk meer
zouden uitgeven, dan iblijkt hieruit toch ‘zeer duide-
lijk, .dat [behoorlijke
‘bedrijfsresultaten
‘ook te verkrij-
gen
‘zijn
z’onder een zoo uitgebreide contrôle op de
bonen en het feit, d’at de Raden van Ar’beid
ver-
plicht
zijn deze kosten te maken, bewijst dat het amb-
telijk ‘apparaat weinig aanpassingsvermogen ‘bezit.
11.
Bij, de ,lladën van Arbeid worden de zieken
meer gecontroleerd dan bij de Bedr’ijfsvereeni gingen.
Schrijver bedoelt aan te toonen, dat hierdoor de
contrôle’kosten en dientengevolge de administratie-
k’osten moeten stijgen. –
Hij toont deze stelling echter met geen enkel cijfer aan. Statistieken omtrent het gemiddelde aantal con-
trôle’s per zie’ktegeval
‘bij
de Bedrijf’svereen’igingen
tegeno’i’er de Raden van Arbeid bestaan,’ voor ‘zoover
mij bekend, niet (ook’: het rapport van de commissie
Wittert van Hoogland geeft ‘deze niet) zoodat schrij-
ver
blijkbaar
is afgegaan op -de absolute cijfers der
contrôlekosten. Naar
mijn
m’eening’ kan uit deze cij-
fers geen enkele conclusie worden getrokken omtren’t
de intensiviteit der contrôle. Het gevolgde systeem
van contrôle, de inrichting van den contrôledienst en liet draagvlak, waarover deze kosten moeten worden
verdeeld, speelt een zoo ‘groote .rol en kan aanleiding
zijn tot een zoo groot verschil in
geldelijke
uitgaven,
‘dat ‘hierin geen betrouwbare ‘barometer kan worden ge-
vonden omtrent de contrôle als ‘zoodanig. De hoogere
contrôlekosten hij de Raden’ van Arbeid zijn nl. veel-
al ‘te
wijten
aan het feit, dat men a priori ge’bonden
is aan het ‘systeem van vaste-am’btenaren,-‘onverschil-
lig of ‘het draagvlak de toep’assing -van .dit systeem
wél ‘éfficiënt .snaa’kt. Ook hier diis. weder een’ zeker
‘gdbrékaan ‘aanpassiiigsvermogen.
hetg’een schrijver.. zegt omtrent het yer-
‘schijnsel, dat z.i.
bij
de ‘Raden van ,Arbeid de minder
g,t:nstige risico’s ‘zijn verrzekerd weinig te, maken ‘heeft
iet de hbogte der administatiekosten, waarover
‘thans het verschil van meening loopt, ben ik het ook
op- dit punt in lhet geheel ‘hiet, met schrijver eens.
De’ étati’stie[ken ‘leeren ons’ jüist, dat. ‘het kleinbe-
diijf- oer. ‘het algeniêen eer eën veel ‘gin’stiger risico
‘oplevert ‘d’an ‘het grootbedrijf, hetgeeiï, ook voor de
16 Januari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
5
,
hand ligt, omdat in het kleinbedrijf de werknemer
veel intensiever aan het
bedrijf
verbonden is, minder
goed kan worden gemist en over het algemeen t.a.v. zijn werk een grootere belangstelling en een grooter
verantwoordelijkheidsgevoel bezit dan de werknemer
in het grootbedrijf.
Waar bij de Raden van Arbeid, gemiddeld gerekend,
juist het kleinibedrijf verzekerd is, komt het mij voor,
dat de stelling alsof bij de Raden van Arbeid de min-
der gunstige risico’s zouden zijn ondergebracht,
011-
houdbaar is. Het feit, dat een ziektegeval bij de
Raden van Arbeid gemiddeld eenige dagen langer
duurt dan (bij de Bedrijfsvereeniginigen, zegt in dezen
mi. niets.
iii: Bij de Baden van Arbeid zijn aangesloten de
minder kapitaaikrachtige en insolv ente werk gev ers,
hetgeen een vermeerdering der administratiekosten
voor de inning der premie tengevolge heeft.
Inderdaad zullen de Raden van Arbeid over het
algemeen de minder solvente werkgevers als aange-
slotenen hebben, doch het is mi. nog de vraag in hoe-
verre dit – in
vergelijking
met de Bedrijfsvereeni-
gingen – ongunstige invloed heeft op de admini-
stratieve kosten.
Een Bedrijfsvereeniging heeft weliswaar het recht een lid tc royeeren bij niet-betaling der premie, doch in de practijk komt dit niet veel voor, aangezien ook
de Bedrijfsvereenigingen onder de tegenwoordige
tijdsomstandigheden al het mogelijke moeten doen
om hun leden te behouden en daarom zeker niet licht-
vaardig tot royement zullen overgaan. Het gevolg is
dan ook, dat ibij de meeste Bedrijfsvereeniigingen
tegenwoordig betalingsregelingen mogelijk zijn en dat
voorts alle moeite wordt gedaan om langs minuelijken
weg tot (betaling te komen. Zoodra men echter moet
overgaan tot het innen der premie langs geredhtelij-
ken weg, is de Raad van Arbeid door haar grootere
bevoegdheden in een zeer be-voorrechte positie. Het
geringere aantal rechtsvorderingen bij de Bedrijfsver-
eenigiugen zal dan, wat de administratieve zijde van
het geval betreft, wel grootendeels worden gecompen-
seerd door het meerdere werk, dat voor de Bedrijfs-
i.rereenigingen verbonden is aan een rechtsvordering
tegenover de dwangbevelen van de Raden van Arbeid.
IV.
De administratiekosten, welke gemaakt worden
voor de verschillende werkzaamheden, welke ingevol-
ge Ziektewet of Koninklijke Besluiten alleen door de
Baden van Arbeid moeten worden gedaan.
De door schrijver genoemde werkzaamheden geven
inderdaad aan de Raden van Arbeid een zekere mate
van werk, dat de Bedrijfsvereenigingen niet hebben
te verrichten, maar ook hiertegenover staat weder
in evengroote mate het omgekeerde, zooals ‘bijv.:
alle werkzaamheden, verbonden aan:
het sluiten van bovenwetteljke verzekeringen,
het maken van regelingen voor verkorte werktij-
den, collectieve arbeidsovereenkomsten, wachtdagen, vacantieibons, schippers, buitenlanders, lhuiswerkers,
euz., kortom al die werkzaamheden en regelingen,
welke door de Bedrijfsvereenigingen moeten worden
tot stand gebracht om zich aan te passen aan de
behoeften van het
bedrijfsleven,
waarmede de Raden
van Arbeid geen bemoeienis hebben, omdat zij zich
ten allen tijde stipt houden aan de bepalingen van
de wet.
Indien wij het bovenstaande vergelijken met het-
geen door den heer Snoedk Henkemans is gezegd over
de taak van de Raden van Arbeid, dan
blijkt
m.i.
duidelijk, dat de aard van de werkzaamheden dezer Raden op verschillende punten zoozeer afwijkt van
het werk der Bedrijfsvereenigingen, dat een tegen
elkaar afwegen der verschillende arbeidsgangen niet
tot een juiste
vergelijking
kan leiden en zeker niet
tot de conclusie, dat de meerdere kosten van de Ra-
den van Arbeid zonder meer het gevolg zijn van
meerdere werkzaamheden.
Zonder verder in een strijd te willen vervallen om-
trent de voor- of nadeelen van
ambtelijke
tegenover
niet-ambtelijke uitvoering, komt het
mij
tenslotte niet
juist voor, dat
schrijver
aan het einde van zijn uit-
eenzetting, Bedrjfsvereenigingen en Risicomaatschap-
pijen over één kam scheert. Immers, de eersten zijn
belast met de
uitvoering
eener wet, de laatsten niet.
Bij de laatsten wordt de tegenstelling tussehen antb-
telijke en niet-ambtelijk inderdaad geheel heheerscht
door het kostenvraagstuk,
terwijl
aansluiting hij een
bedrjfsvereeniging voor den werkgever de mogelijk-
heid meebrengt van aanpassing aan de ‘speciale
eischen en verlangens, welke in •zijn eigen bedrijf
gelden, nog afgezien van het voordeel van medezeg-
gensdhap, noowel voor werkgever als werknemer. Ik
moet er clan ook tegen opkomen, dat
schrijver
•het
veel omstreden vraagstuk wil terugbrengen tot een
kwestie van de hoogte der administratiekosten, ter-
wijl het mij voorkomt, dat schrijver de hoogere kosten
der Raden van Arbeid tegenover die der Bedrijfsver-
eenigingen, niet op volkomen ‘bevredi’genda wijze
heeft verklaard.
N a s c h r i f t.
Uit den aard der zaak kan ik
niet ingaan op alle punten van dit• artikel; slechts
een enkel zij nader belicht.
lo. Ook de Raden van Arbeid stellen zich bij elk
ziektegeval in verbinding met den betreffenden werk-
gever. Voorts zijn ook zij verplicht verschillende sta-
tistieken Ibij te houden.
2o. Inderdaad brengt het acquisitie-apparaat meer-
dere kosten voor de Bedrijfsvereenigingen mede. Hier
roert schrijver echter tevens het zwakke punt van de
uitvoering der Ziektewet door de Bedrjfsvereenigin-
gen aan. De onderlinge ‘concurrentie tusschen de Be-
drijfsvereenigingen, zooals deze thans gebeurt, is
nooit de bedoeling van den Wetgever geweest en ver-
hoogt onnoodig de kosten.
3o. De contrôle der loonopgaven door de Bedrjfs-
vereenigingen is goedkooper dan bij de Raden van
Arbeid. Is zij echter voldoende? Heeft de gevolgde
methode niet tengevolge, dat de werkgevers, die hun
loon juist opgeven, meebetalen voor de werkgevers,
die te weinig loon vermelden? Het antwoord op deze
vragen is niet twijfelachtig, wanneer men ziet het
verzwegen loonbedrag, dat de Bedrijfsvereenigingen
vinden, wanneer ‘zij hare loongegevens met de geven-
fieerde loonlijsten van de Raden van Arbeid verge-
lijken.
4o.
Schrijver
vergist zich, wanneer
hij
onder II
zegt, dat ik hier bedoeld heb de administratiekosten
te beschouwen als een gevolg der contrôlekosten. In
den aanvang van mijn artikel heb ik nl. gezegd, dat
ik
onder
de administratiekosten ook de contrôle-kos-
ten versta. Aangezien nu de vaste premie ongetwij-
feld de slechte risico’s tot zich trekt, hebben deze door
langere ziekteduur ook meerdere contrôle-kosten ten-
gevolge.
5o. Het aantal roymenten wegens wanbetaling bij
de Bedri.jfsvereenigingen is grooter dan schrijver
meent, gezien nl. het aantal mededeelingen daarvan
bij de Raden van Arbeid.
Tenslotte nog deze opmerking. Het was in het ge-
heel niet mijn ‘bedoeling ,,het veel omstreden vraag-
stuk terug te brengen tot de kwestie der hoogte van
administratiekosten”. Ik heb alleen zoo zakelijk moge-
lijk getracht de hoogte der administratiekosten te
verklaren. Angstvallig heb ik vermeden de ambtelijke
uitvoering zelve der ziekteverzekering te verdedigen, of de particuliere aan te vallen. Zoowel de Raden van
Arbeid, als de Bedrijfsvereenigingen hebben hun
taak. Zij kunnen en moeten deze uitvoeren in volle
waardeening voor elkaars werk. Beiden zullen zij
trachten het belang der zieke arbeiders te behartigen
en daarbij de kosten voer de werkgevers zoo laag
mogelijk te houden. De Bedrijfsvereenigingen kun-
nen ongetwijfeld met voldoening terugzien op den
gepresteerden ‘arbeid, maar ook de Raden van Arbeid
kunnen dit. Hierbij mag gewezen worden op het feit,
58
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN,
16
Januari
1935
dat niettegenstaande de vele oninbare posten, waar-
aan de Bedrijfsvereenigingen, in tegenstelling met de
‘bepalingen vân de Ongevallenwet’ten niet meebetalen,
en niettegenstaande de premie achteraf betaald wordt,
de Raden van Arbeid aan den Minister hbhen kun-
nen voorstellen de premie voor de Ziektewet, oor-
spronkelijk voor de meeste bedrijven vastgesteld op
2.3 pOt. van het loon, te verlagen tot 2 pOt., een per-
centage ‘niet veel verschillend van het gemiddelde
omsiagpercentage van de Bedrijfsvereenigingen.
Zou-
den de R’aden van Arbeid dit resultaat hebben ‘kun-
nen bereiken, indien de administratiekosten te hoog
waren opgevoerd?
MAANDCIJFERS.
EMISSIES
IN
DECEMBER 1934.
Staatsleeningen’)
Prov. en GemeenteL’ Leeningen ….
f
3.392.750,-
zijnde:
Nederland
2)
Gem. Dordrecht
f
4.000.000
4 % obi. t 100
% 3)
….
f
129.000
Gein. ‘s-Gravenhage
f13.000.000 4 % obi. t
1Öo
1′ % )
……………..3.174.500
0cm. Meppel
f
1.000.000
4 % obi. t 100 % ) …. ,,
89.250
Bank- en Oredietinstellingen …….,, 15.000.000,-
zijnde:
Nederland
.Ltancleelen:
Ned. Handel Mij.
f
15.000.000 aand.
8)
9.
100 % ……………
,,f
15.000.000
Diversen
7
),,
250.000,–.
zijnde:
Nederland
Obligatiën’
Waterschap ,,De Liude”
f
250.000 4 % obi. it 100 %
f
250.000
Kerkelijke Leeningen
8).
Totaal. . . .
f
18.642.750,-
Conversie: Gegarandeerde Oostenrijksehe Conversie-
leening 193411959 fl.97O.000
434
% obl.
9.
89 %.
Conversie:
Gem. Alkmaar f2.900.000 4 % ohi.
9.
100 %.
Gem. ‘s-Gravenïhage f24.700.000 4 % ohi.
9.
100% %.
Gem. Kampen f.570.000 4 % ohi.
9.
100 %.
‘Gem. Tilburg f4.273.000 4 % obi. t 100 %. 0cm. Utrecht
f
2.500.000 4 % o’bl. t 1003′ %. Op den
dag der storting wordt f 13.257.000 van andere lee-
ningen aflos’baar gesteld.
Van het provenu van deze leening is f3.871.000 voor
conversie afgetrokken.
Van het provenu van deze leening is
f
9.858.000 voor
conversie afgetrokken.
Van ‘het provenu van deze leening is
f
910.750 voor
conversie afgetrokken.
0)’
ReCht van inschrijving: 5_ nieuwe op 6 oude aand.
Conversie: Dagblad en Drukkerij ,,De Standaard”
f 150.000 4
1
/j
% o’bl.
9.
100 %.
Conversie:
AANVOEREN
Rente- Emisie-
Guldens voet
koers
pCt.
pCt.
Vereeniging voor L. en U.L.O op
Ger. Grondsl. te R’dam ……
125.000
4
100
Ver.
‘tot
Christ.
Liefdadigheid,
Wagen’borgen
…………..
75.000
4
Y
4
,
100
Ned. D. ‘Herv. Gein., Utrecht
. .
300.000
4
100
Ver. t. Stichting en Instandh. v.
ShoIen m. d. Bijbel, Bedum
.
..
75.000
4
Y
4
100
Bovendien:
f
15.420.000 3-m. Schatkistprom.
9.
f
999.10 d.w.z.
% %
4.650.000 6-m.
,,
,,
,,
997.16
d.w.z.
/10
%
9.887.000 1-j. Schatkistbilj.
,,,, 1.016.11
d.w.z.
7/
%
Eonissies in 1934.
Obligatiën
Aandeelen
Totaal
Januari f
5.985.000,-
–
‘
f
5.985.000,-
Febr…..
1.935.375,-
–
1.935.375,- Maart
.
,,
4.167.375,-
–
4.167.375,-
April
. .
11.500.625,-
–
11.500.625,-
Mei
. . .
2.916.380,-
f
640.000,-
,,
3.556.380,-
Juni
..,,
7.072.000,-
–
,,
7.072.000,-
Juli
.
. .
,,
899.067,50
–
,,
899.067,50
Aug….,
2.519.600,-
,,
136.000,-
2.655.600,-
Sept…..
1.313.450,-
,,
861.000,-
2.174.450,-
Oct……
2.691.000,-
–
,,
2.691.000,-
Nov…..,
150.590.725,-
–
,, 150.590.725,-
Dec.
..
.
3.642.750,-
,, 15.000.000,-
,,
18.642.750,-
f
195.233.347,50
f 16.637.000,- f21.1.870.347,50
ONTVANGEN BOEKEN.
Bijdrage omtrent de uitvoeiing Van de Ziektewet
door Bedrijfsvereenigingen
door
D.
G. F. For-
tanier. (Amsterdam 1934;
H. J.
Paris. Prijs
f325).
Ge7,ien immers het feit, dat de Ziektewet voor een zeer
groot gedeelte (bijna 90 pOt. van het verzekeri.ngsplichtig
loon is er ondergebracht) w’ordt uitgevoerd ,door ruim
50 vereenigingeu, opgericht door de samenwerkende or
:
ganisaties van werkgevers en werknemers en mede gelet
op de omstandigheid, dat ten departemente van Sociale
Zaken een onverp wordt voorbereid ook de industrieele
on’gevallenwet door Bedrijfsvereenigingen te doen uitvoe-
ren, is het ongetwijfeld van belang de vraag te stellen, of
bij de Ziektewet het ,,zelf doen” door belanghebbenden ge-
slaagd is. In een Inleiding en een viertal Hoofdstukken
publiceert Dr. Fortanier het ihem door velerlei uitvoe-
ringsorgauen ter beschikking gestelde en nader door hem
beverkte materiaal, mede
01)
grond waarvan hij de boven
gestelde vraag bevestigend beantwoordt. Na een algemeene, historisch-getinte inleiding, bespreekt
de schrijver in Hfst. 1 de hoogte en duur der verschillende,
zieken’gelduitkeerin’gen, ‘benevens de velerlei geldende dag:
loon- en wachtdageubapalingen, waarin ook gegevens uit
de Ziekte.wetten van andere landen zijn verwerkt.
In een 2de en 3de Hfst. worden de afdeelingskassen
,(ondernemingsziekenkassen) en het dragen van eigen-
risico (een instituut, hetwel’k de wet niet, maar •de prac-
tijk wel kent) uitvoerig besproken, terwijl tenslotte in
Hfst. IV de rechtspraak van de enkelvoudige en meervou-
dige kamers der scheidsgereehten behandeling vindt.
Twee lezingen over het verkeerswezen
gehouden door
Prof. Mr. F. de Vries en
S.
A. Reitsma op den
7en AccountantVdag. van ‘de Ver. v. Gemeente-
accountants (21 Oct. 1933) te Utrecht. (Arn-
hem 1933; G.
W.
v. d. Wiel
& Co.).
fl8
van 1000
KG.
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
6-12 Jan.
Sedert
Overeenk.
6-12 Jan. Sedert
,
Overeenk.
1935
1934
1935
1Jan.
1935
tijdvak
1934
1935
1Jan.
1935
tijdvak
1934
25.144
52.764
15.455
500
700
–
53.464
15.455
4.092 7.520 12.000
–
–
2.000 7.520
14.000
Tarwe
………………
Rogge
……………….
Boekweit ……. ……’
342
‘
567
‘
775
–
–
–
567 775
MaIs ………………..
24.065 37.152 46.599
4.296
4.296 8.409
41.448
55.008
8.319
12.137
8.585 600
‘
600
1.920
,
12.737
10.505
2.518
461
– –
–
2.518
P461
2.430
7.658 9.239
‘
9.239 6.435 11.669
14.093
Gerst
……………..
Haver
………………935
Lijnkoek
1)
.. 109
27
6.498
–
–
–
27
6.498
Lijnzaad
……………165
Tarwemeel
…………
178
.-
758
423
302
371 22
1.129
445
Andere meelsoorten
•
2.364
516
156
286
–
2.650
,
516
16 Januari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
59
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
d
D
Wissels.
2
* 19Sept.’33
Lissabon
…. 5
13Dec.’34
230
Juni’32
BkeI.B.3
1’se
19Sept.’33
Londen ……
Vrsch. in R.C.
3
19Sept.’33
Madrid ……
*
6Nov.’34
Athene
……….
7
14 Oct.’33
N.-YorkF.R.B. 11
1
Feb.’34
Batavia ……….
*
1Nov.’34
Oslo
……..
3*22Mes’33
Belgrado
…….
.
6*l6Juhi’34
Parijs
……
2
*31
Mei’34
Berlijn
……….
4
22Sept.’32
Praag
……
3
*
2
5 Jan.’33
Boekarest ……..
*
15Dec.’34
Pretoria
3*15Mei’33
Brussel ……….
2* 28Aug.’34
Rome……..4
26Nov.’34
Budapest ……..
*
17Oct.’32
Stockholm.. 2
1Dec.’33
Calcutta
……..
*
16Feb.’33
Tokio
3.65
2
Juli’33
Dantzig
……..
4
21Sept.’34
Weenen ……
4*27
Juni’34
Helsingfors ……
4
3 Dec.’34
Warschau…. 5
26 Oct. ’33
Kopenhagen
….
2
1Dec.
1
33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31
OPEN MARKT.
1935
193411935 1934
1933 1914
12
Jan.
7112
131 Deel1
24129
8/13
9/14
20124
Jan.
5Jan.
Dec.
Jan.
Jan. Juli
Amsterdam
–
Partic.disc.
1
12
1
12
11
1
12
31
11
4
_11
3
311_31
Prolong.
1
1 1 1
1
1
211
4
31
4
Londen
Dageld.
. .
1
13_
1
141
14..2
1
12
1
12-1
3
14-1
II2..1
1
3
14-2
Part,c.disc.
3
18
/8’116
815_113
113_515
‘
5
/is.1’/is
7(8-1
4114_314
Berl1/n
Daggeld…
3
5
184
331s-4I8
318-4I8
4..i/4
45114
41/55112
–
Maandgeld
37/_4
33144
331
4
.4
331
4
.4
4_531
414-55;4
–
Part, disc.
311
3
311
311
3
3t1
3
37/,
3
7
18
2
1
18
–
11
Warenw.
. .
4.1/
4
4_1/
4
4_
1
14
4.11
4
4_11
4
4.11
4
–
I’Jew York
Dageld
1)
1
1
1
1 1
1-1/
4
I14-211
Part,c.disc.
‘(is
‘ho
1
11
s
(15
‘/
–
1)
Koers van II Jan. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York’)
t)
t) t)
t)
1)
8 Jan. 1935
1.475/
7.24
5
9.
32
*
9.76
34.62
1003/
8
9
,,
1935
1.479,
7.25
59.30
9.76 34.61
100
3
/
8
10
,,
1935
1.479/,
7.26k
59.35
9.7%
34.62*
100
11
,,
1935
1.479,
7.252/,
59.36
9.76*
34.66
10034 12
,,
1935
1.471s,,
7.25k
59.35
9.761
34.62
10034 14
,,
1935
1.4771,
7.2434
59.35
9.76*
34.61
10034
Laagste
d.w1)
1.47
7.22
59.27
100
Hoogste d.wi)
1.48
7.26%
59.40
9.76*
34.67*
1003%
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100
Data
Zwit-
serland
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
j
rest
5
,
)
t$)
*8)
8 Jan. 1935
47.91
–
6.18
1.48
12.66
2023
9
1935
47.90
–
6.18
1.48
12.66
20.23
10
1935
47.92
–
6.18
1.48
12.66*
20.23
11
1935
47.92
–
6.18*
1.48
12.66*
20.23
12
1935
47.90
–
6.18
1.48
– –
14
1935
47.92
–
6.18
1.48
12.66
20.23
Laagste d.wl)
47.873j
–
6.15
1.45
12.60
20.15
Hoogste d.wl)
47.95
28.-
8.21 1.50
12.70
20.30
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52
D ta
a
Stock-
Kopen-
Oslo’)
‘/’
Buenos-
Mon-
holm
‘)
hagent)
fors
‘t”)
Aires’)
treal
1)
8 Jan. 1935
37.371
32.35
36.42*
3.21
3671
s
1.48
9
,,
1935
37.40
32.37*
36.45
3.20
3671,
1.48
10
,,
1935
37.474
32.45
36.52*
3.21
37
1.4811
8
11
,,
1935
37.40 32.40
36.47*
3.20
37
1.4834
12
,,
1935
37.40 32.40
36.47*
3.20
37
1.4834
14
,,
1935
37.35
32.35
36.40 3.20
37
1.48%
Laagste d.w
1
)
37.10 32.10 36.15
3.17*
3634 1.4734
Hoogste d.wl)
37.70
32.70 36.75
3.22*
3734
1.49
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95′,
2.4878 Noteerine te
Amsterdam.
St)
Not, te
Rotterdam.
1
1 Part.
oosave.
– In ‘t lste of 2de No. van iedere maand komt een ovezicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a
Londen ($
per £)
Parijs
($ p. !OOfr.)
Berlijn
(3
p. 100 Mk.)
Amsterdam
(3
p. 100 gld.)
8 Jan.
1935
4,9101
8
6,6134
40,26 67,82
9
,,
1935
4,92
6,6211,
40,25 67,84
10
1935
4,91%
6,62
40,26
67,83
11
1935
4,903,
6,6011
8
40,19 67,64
12
1935
4,9034
u,6034
40,20 67,66
14
1935 4,885/,
c,593%
40,12
67,57
15 Jan.
1934
5,153%
6,3834
38,40 65,32
Muntpariteit..
4,86
3,905
8
23.81%
4011
10
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Neteerings-
eenheden
29
Dec.
1934
5Jan.
1935
1
7112 Jan.
1935
1Laagste
l
Hoogstel
1
12
Jan.
1935
A1exandrië.
Piast. p.
97
14
9734
97′
8
97′,
973%
Athene
….
Dr. p.
517 512
512
514 514
Bangkok….
Sh.p.tical
111041
1110
1110
1/l0
11104
Budapest
..
Pen. p.
1671
8
1634
163%
163% 163%
BuenosAires’
d.
p.$ 27lI1,
271’/,
2734
2771
8
2711,
Calcutta
. .. .
Sh.
p.
rup.
11611
1
,.
1161/,,
116
1
1
52
116
3
1
11611,,
Constantin..
Piast.
p. £
610
605
605
605 605
Hongkong ..
Sh.
p. $
118l81
1
11911,
1/834
1/9%
119
Sh. p. yen
112
112
111I51,
11211,,
112
Kobe
…….
Lissabon….
Escu. p. £
1101/
1
hOu,
10934
1103%
1101/,
Mexico
$per
18
18
1734
1834
18
Montevideo
2)
d. per £
20
2034
20
203%
2034
Montreal
..
$
per
£
4.90%
4.8934
4.88
4.90
4.89
Riod.Janeir03
d.
per
Mil.
3%
3V,
381,
6
311,,
3%
Shanghai
..
Sh.
p.
tael
114u51,
6
11511,
1143%
11531,
115
Singapore
..
id.
p. $
214
6
1
5
,
2146133
214i,,
2/4%
2/4
5
1
33
Valparaiso’).
$per
119.50
117
116
117
116
Warschau ..
ZI. p. £
2611
1
2515
1
2534 2634
25
i’/,
1) Officigele not. 36i12 laten, gemidd. not., welke importeurs hebben te
betalen, sinds 30 Nov. 31
19
133, 2 Jan.
3135132. 2)
Offic. not, vanaf 24 Dec.
3951
8
, 2 Jan. 39IL11, 3Jan.
39718,
4Jan. 40, 5Jan.
3971s,
8Jan. 40, 9Jan. 3971
8
.
3) Id. 22 Dec.
4114.
)90 dg. Vanaf 28Aug. laatste ,,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 8)
Londen’) N.Yorkl)
Londen
8 Jan. 1935., 24s1,
54%
8 Jan. 1935…. 142/_
9 ,,
1935
249,
5451
8
9 ,,
1935…. 141111
10 ,,
1935.. 249,
54
5
1,
10 ,,
1935….
141
1
4
*
11 ,,
1935.. 2471,
54s1,
11 ,,
1935.,..
141
1
9
*
12 ,,
1935.. 247,
5434
12 ,,
1935…. 14117*
14 ,,
1935.. 2434
5434
14 ,,
1935…. 141111
15 Jan. 1934.. 19
,
11,
6
45
15 Jan. 1934…. 12818
27 Juli 1914.. 241i,, 59
27 Juli 1914…. 84110%
5) in pence
p.
oz.stand.
1)
Forelgn silver In $e. p.oz. line.
3)
In sh. p.oz.tine
STAND VAN ‘s RIJKS KAS
Vorderingen.
I
31Dec.1934
I
_7Jan.1935
Saldo van’s 1ijks Schatkist bi) De Ne-
f
30.140.857,32
/
47.944.796,87
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
669.648,77
•
318.299,53
Voorschot
op
ultimo November’34 aan
de gem. verstrekt
op
aan haar uit te
keeren hoofds. derpers.bel., aand. in
de hoofd,, der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
,,
2.351.83551
,,
2.351.835,51
derlandsche
Bank……………….
118.307.867,78
,,
117.631.466,35
Id. aan
Suriname …………………
,,
13.420.441,60
,,
13.251.434,53
Id. aan
Curaçao ……..
. ………….
,,
2.150.695,60
Kasvord. weg. credietverst. a/h. bultenl
..
,,
115.642.681,53
116.451.586,90
Voorschotten aan Ned.-lndlt………..
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldoderpostrek.v. Rijkscomptabelen
..2.200.379,20
,,
14.000.000,-
37.429.214,82
..
.
15.500.000,-
Vord.
op
het Alg.Burg. Pensioenfonds’)
,,
–
42.480.600,-
–
,,
25.344.816,36
Vord.
op
andere Staatsbedrijven 1)……20.387.912,82
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- leenlngen aan gemeenten (saldo)
,,
35.561.595,54
,
35.196,118.69
Verplichtingen.
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi
verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten in Omloop ………
f391.082.000,-
/400.966.000,-
Schatkistpromessen In Omloop …….
105.340.000,-
97.070.000,-
,,
1.280.823,50
,,
1.275.059,-
Schuld
op
ultimo November’34 aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofd,. d.
…
Zilverbons In Omloop
……………..
pers. bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die bel, en
op
de verm. bel …………..
–
–
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloent.’)
49.676.484,02 42.598.218,13
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T.’)
….
,,
89.959.238,59
,,
129.956.146.97
,,
20.000,-
•
20.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven’)
……
td. aan diverse instellingen’)
……..
..24.638.507,39
42.494.459,08
0)
In rekg.-crt. met
‘S
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
t
5 Jan. 1935
1
12 Jan. 1935
Vorderingen:
–
Saldo Javasche Bank
.
……………..
–
/
2.26.6.000,-
Betaalmiddelen in
‘s
Lands kas
–
Verplichtingen:
……
Voorschot
‘s
Rijks kas e. a. Rijksinstell.
/116.297.000,-
,,
114.571.000,-
Schatkistpromessen ………………
1.750.000,-
,,
1.750.000,-
Schatkistbiljetten ………………..
12.035.000,-
,,
12.035.000,-
Muntbiljetten in Omloop
….
–
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.
..
,,
2.492.000.-
2.492.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
361.000,-
,,
599.000,-
Voorschot van de Javasche Bank….
721.000,-
–
CURAÇAOSCHE BANK. Voornaamste posten in duizenden guldens.
Circu-
Voor-
sdiotten
Dis-
D
,
Diverse
Data
Metaal
latie
aan de
contos
reke-
1
reke-
kolonie
ninRen Ljningenl
1 December 1934
4.460 4.538
131
74
629
170
1 Novemb,
1934
4.517
4.567
58 74
663
158
1 October
1934
4.493 4.591
105 95 641 155
1 Septemb. 1934
4.555
4.637
117 95
545
86
1 December 1933
4.800
4.901
76
117
623 124
) sIuutp. Oer activa, ‘)Sluitp. der passiva.
60
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Jnuaria935,
GRANEN EN ZADEN
TIJINBOUWARTIKELEN VLEESCH
TARWE
80 K.O. La
R000E
MAIS
OERST
65 K.G.
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN ROODE
KOOL
RUND-
VLEESCH
VARKENS.
VLEESCH
Plata loco
Rotterdam)
74 K.O. Bahla
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
loco Rotter-
L. Plata
loco
Ie kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100 KO.
le kwal.
1-5 pond
(versch)
(versch)
Amsterdam
R’damlA’dam
100
R’dam!A’dam
damjA’dam R’damjA’dam
per 100 KO.
Broek op
pèr 100 1(0.
Gm.v.3kw.
1001(0.
per
per 100 KO
per
oo
K.G.
per
K.G.
per 2000 K.G.
per 20001(A).
per 1960 K.O.
Broek op. Langendijk
Broek op Rotterdam
3)
4)
Langendijk
Langendijk
Rotterdam
f1.
010
11.
9
10
1
10
8.
i
1925 17,20
100,0
13,07
0
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
–
–
1926 15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
1
–
–
1927
14,75
85,8
12,476
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50 78,4
1
–
–
1928 13,475
78,3
13,15
100.6
226,00
97,7
228,50 96,8
363,00 78,5
4,55
100,0 13,25
100,0
17,23 100,0
93,
100,-
1
77,50
10(
1929
12,25
71,2
10,875
83,2 204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6 7,38
162,4
11,78
88,9
9,10
52,8
96,40
103,7
93,125
121
1930
9,67
5
56,3
6,225 47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0 2,05
45,1
2,14
16,2
5,77 33,5
108,
116,1
72,90
9
1931
5,55 32,3
4.55
34,8 84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94 14,6
6,96
40,4
88,
94,6
6
1932
5,225
30,4
4,625
35,4 77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
1.49
32,8
8,07
60,9
1,84
10,7
61,
65,6 37,50
41
1933
5,02
5
29,2
3,55
27,2 68,50
29,6
70,00
30,0
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
52,
55,9
49,50
6
Lan.
1933
4,95
28,8 3,75
28,7
73,00
31,5
75,25 31,9
136,50
29,5 0.67
14,7
3,38
25,5
3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
51
rebr.
4,775
27,8 3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7
130,25
28,2 0,60
13,2
2,06
15,5
2,51
14,6
49,25
53,0
45,
5f
Maart
,,
‘5,05
29,4
3,825
29,3
73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
28,2
0,61 13,4
1,29
9,7
3,11
18,0
46,50
50,0
46,-
55
April
5,15
29,9
3,75
28,7
72,75
31,4 71,25
30,2
129,50
28,0
–
-49,50
-53,2
48,25
6
Mei
,,
5,40
31,4
3,775
28,9 70,50 30,5
73,25
31,0
146,75
31,7
52,25
56,2
K.
Juni
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3
51,25
55,1
48,-
61
Juli
•
5,825
33,9 3,85
29,4
64,25 27,8
78,00
33,1
176,25
38,1
————————–
49,25
53,0
48,50
6
Aug.
5,30
30,8
3,55 27,2
61,25
26,5 67.75
28,7
161,50
34,9
————————
————————
49,-
52,7
49,25
6
Sept.
4,95
28,8
3,476
26.6
61,00
26,3 65,25
27,6
159,00
34,4
–
50,25
54,0
54,-
6f
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25 26,0 63,50
27,0
141,25
30,5
56,25
60,5
54,25
7(
Nov.
4,55
26,5
2,95
22,6
74,50
32,2 60,00
25,4
147,25
31,8
1,26
27,7 2,23
16,8
59,50
64,0
54,375
7(
Dec.
4,57
26,6
3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4
0,97 21,3
2,56
19,3
1,76
10,2
60,75
65,3
53,50
6f
k
an.
1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25 28,2 58,00
24,6
144,25
31,2
3,65 80,2 2,30
17,4
3,08
17,9
62,50 67,2
53,75
6f
ebr.,,
3,40
19,8
2,775
21,2
65,25 28,2
58,50
24,8
133,00
28,8
3,97 87,3
1,63
——-
—
–
–
—-
–
12,3
3,12
18,1
63,-
67,7
53,50
65
Maart
,,
3,25
18,9
2,72
5
20,8
70,75
30,6-
58,75
24,9
132,00
28,5
5,99
131,6
—————–
1,23
9,3 4,24
24,6
61,75 66,4 50,50
6
April
,,
3,20
18,6
2,70
5
20,7
70,50
30,5
56,75 24,0
136,50
29,5
—
–
—
–
–
—
–
–
–
–
—
–
——
–
–
—
–
–
—-
–
–
63,50 68,3 49,125
K.
Mei
,,
3,32
5
19,2
2,87′
21,9 62,00
26,8
63,00
26,7
154,50
33,4
—
–
—
–
–
–
–
–
–
–
—-
–
——
–
–
—
–
–
—-
–
65,75
70,7
47,50
61
luni
,,
3,676
21,4
3,175
24,3 65,00
28,1
74,75
317
156,50
33,8
-..
.
63,25 68,0 43,75
5(
Juli
3,80
221
3,30
25,3
71,50
30,9
78,75
334
151,25
32,7
63,-
67,7 44,625
51
Aug.
,
4,375
25,4
4,275
32,7 83,25
36,0 93,50
39,6
159,25
34,4
63,95
68,8 43,30
51
Sept.
,,
4,-
23,3
4,15
31,7
77,25
33,4
93,25
39,5
145,50
31,5
63,55
68,3
42,625
51
Oct.
,,
3,50
20,3
3,70
28,3
69,50
30,0
93,50
39,6
135,25
29,2
–
–
—
–
—-
–
–
–
—
—
–
60,70
65,3 42,125
5
Nov.
3,50
20,3
,
3,45
–
26,4
–
71,25
30,8 89,25
37,8
127,75
27,6
1,28
28,1
2,25
–
–
—
–
—-
–
–
–
—
–
—
17,0
–
–
–
53,75 57,8
44,50
51
Dec.
,
3,45
20,1
3,55
27,2
76,25 32,9 91,00
38,6
–
134,00
29,0
1,26
27,7 2,03
–
–
—
–
—-
–
–
–
—
–
–
–
–
–
—
–
—
—
–
—
—
–
—
–
–
—
–
–
–
–
—
–
—
—
–
–
–
15,3
1,73
10,0
53,15
57,2
44,65
51
7 Jan.
1935
3.30
19,2
3,50
26,9
76,00
32,8
88,00
37,3
133,00
28,8
1,03
22,6
2,38
18,0 1,70
9,9
54,_5)
58,1
44,_4)
5( 14
3,30
19,2
3,55
27,2
76,00 32,8 92,00
39,0
134,00
29,0
1,16
‘25,5
3,05
23,1
1
3,08
17,9
54,_6)
58,1
45,756)
51
‘) Men zie voor 0e toelichting op Oezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 128, 25 l’ebr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74j5 K.G. Hongaarsche vanaf 26Mei 1930 tot 23Mei1932 74 K.O. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada. 4)’
Canada. Van 19 Sept.’32 tot 24Juli’33 62163 K.G. Z.-Russ.
5)5
Jan. 6)12 Jan.
7)
3Jan. 8)10 Jan.
9)4
Jan.
10)
11Jan.
-:
MINERALEN
.
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
.
STEENKOLEN
Westfaalschej
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL WOL
-gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
Mid. Contin.
r’i
e
tjm 33.90
Gulf exp.
64)66°
A
ge am e
.
ra
•
is
,
c
e,
erin,
v.
Australische,
CrjssbredColo-
HUIDEN
Gaaf,-open
SALPETE
Old. per
Middling
–
.
F.
0.
F.
0
R damjA’dam
oé s.
g.
$cts. per
locopriizen
Sakella-
7
No
oco
ra
OT
nial Carded,
.
kop
100
KG.
per
1000
K.G.
per barrel
U.S.gallon
New-‘?ork
per Ib.
rides
Liverpool
Li
e
P
r tb.
Av.
loco . Bradford per lb.
57-61 pnd.
netto
•
8.
0j
$
01
$cts.
Ofo
$
cts.
0f
pence
0
/0
pence
eb
pence
°Io
pence
0/
fi.
01
11.
01
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100
1926 17,90
165,7
1.89 112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5 6,30
67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96
1927
11,25
104,2
130
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50
88,2 26,50 89,8
40,43
116,5
11,48
95
1928
10,10
93,5
1.20
71,4 9,98
67,2 20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4 51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88
1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0 3,92
41,9
26,75
48,8
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82
1931
10,05
93,1
0.58
34.5
5,04
33.9
8,60
37,0
7,33 25,0 3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71
1932
8,00
74,1
0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
.
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51
1933
7,00
64,8
‘
0.45 26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
‘13,26 38,2
6,18
51
Jan.
1932
8,25 75,3
0.71
42,3 5,25 35,3
6,65
28,6
5,09
—
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59
Febr.,,
8,25 76,3
0.71
42,3 4,925
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
.33,9
7,25
60
Maart
,,
8,35 77,3
0.71
42,3
4,62
5
31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61
April
,,
8,65
80,1
0.86
51,2
4,34
29,2
6,25
26,9
5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0 9,00
30,5 9,25
26,7
7,40
61
Mei
8,30
76,9
0.86 51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,57
15,6
2,76
29,5
15,75
28,6
8,25
28,0 8,88
25,6
7,40
61
Juni
8,25 76,3
0.86
51,2
4,25 28,6
5,25
22,6
4,44
15,2
2.55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9
7,40
61
Juli
,,
8,10 75,0
0.86 51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28,1
–
–
Aug..,
7,80 72,2
0.86
51,2 4,30
28,9
7,35
31,6
5,71 19,5
3,33
35,6
15,75
28,6 8,25
28,0
12,-
34,6
5,70
47
Sept.,,
7,75 71,8
0.86
51,2
4,375
29,4
7,75 33,3
–
6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7 13,75
39,6
5,90 49
Oct.,,
7,65
70,8
0.86
51,2 4,45 29,9
6,50 28,0
5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6
8.50
28,8
14,-
40,3
–
6,-
50
Nov.
7,40
68,5
0.86
51,2 4,60 31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0
12,-
34,6
6,10
50
Dec.
7,25
67,1
0.74
5
44,3
4,435
29,8
5,95
25,6 4,73
16,2
2,80 30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51
‘O
n.
1933
7,05
65,3
0.53
31,5 4,16
28,0
6,15
26,5 5,13
17,5
2,95 31,6
15,75
28,6
8,25 28,0
11,50
33,1
6,30 52
ebr.
7,20
66,7
038
22,6 3,97 26,7
6,10
26,2 4,98
17,0
2,78 29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40 53
‘Maart
7,25
67,1
,
0.38 22,6
3,876
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7 7,75 26,3
10,75
31,0
6,40 53
‘
April
7,25
67,1
1
0.37
22,0 3,67
24,7
6,65
28,6 5,18
17,7
2,68
28,7 15,75
28,6
7,75 26,3
11,25
32,4
–
6,40
.53
Mei
‘
7,15 66,2 0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4 5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40
53
Juni
•,
7,15
66,2
0.25
5
15,2
3,02 20,3
7,85
33,8 5,85
20,0
3,25 34,8
18,50
33,6 9,00 30,5
15,75
45,4
6,40
53
Juli
7,05 65,3
0.41
24,4 3,33 22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53
Aug.
–
6,95 64,4
0.37
22,0
3,37 22,7
6,90
‘
29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5
5,80
48
Sept.
,,
–
6.85
63,4
0.52 31,0 3,50
23,6
6,60
28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48
Oct.
•
6,60
61,1
0.66
39,3 4,04 27,2
6,40
27,5
4,55
15,5
2,48
26,5 20,75
37,7
10,75,
36,4
14,50
41,8
5,90
49
Nov.
6,75 62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39
25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49
Dec.
,,
6,95
64,4
0.67
39,9
3,75
25,2
6,50
28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50
Jan.
1934
6,65
‘61,6
0.66 39,3
3,74 25,2
7,10
30,5 5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
13,-
37,5
6,15
51
Febr.
,,
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25 21,9
7,50
32,3 5,64
19,3
2,68
28,7
23,75
43,2
12,75
43,2
13,-
37,5
6,20
51
Maart
,,
6,25
57,9
0.63
37,5 3,05
20,5
7,40
31,8 5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11.75
39,8
12,50
36,0
6,25
52
April
,,
6,30
58,3
0.62 36,9
2,795
18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6
6,30
52
Mei
,,
6,25
57,9
0.62 36,9 2.88
19,4
6,80
29,2
5,20
17,8
2,48
26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2
6,30
52
Juni
•
6.15
56,9
0.62 36,9
2,83
19,0
7,15
30,8 5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5
9,50 32,2
11,50 33,1
6,30
52
juli
6,15
56,9
0.62
36,9
2,68
18,0
7,55 32,5
5,22
17,8
2,83
30,3
17,00
30,9
9,00 30,5
11,50
33,1
6,30
52
Aug.
–
6,15
56,9
0.62 36,9
2,68
18,0
7,85 34,0
5,32
18,2
2,85
30,5,
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
–
33,9
5,80
48
Sept.
6,00
55,6
0.62 36,9
2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
‘27,3
8,50
28,8
12,-
34,6
5,85
48
Oct.
,,
6,00
55,6
0.62 36,9
2,60
17,5
7,40
–
31,8
4,93
16,8
2,57 27,5
15,00
1
27,3
8,50
28,8
12,50
36,0 5,90
49
Nov.
6,10
‘
56,5
0.62
36,9
2,53
17,0
7,40
31,8 5,42
18,5
2,67
28,6
15,00
27,3
8,75
29,7
12,-
34,6 5,95
49
Dec.
,
6,05 56.0
0.62
36,9 2,76
18,6
7,50
32,3 5,43
18,5
2,77 29,6
14,50
26,4
8,50 28,8
11,25
32,4
6,05
50
7 Jan.
1935
6,05
56,0
0.62 35,9
2,952)
19,9
7,60
32,7
–
–
–
–
26,8
8,255)
28,0
6,15
1
51
•
6,85
56,0,
0.62 36,9
2,95
9
)
19,9
,
7,45
32,0
5,394)
18,4
2,96
4
)
31,7
i5
;
006)
27,3
,8,25
6
)
28,0
,
6,15
51
1)
Jaar- en masndgem. afger. op’J pence.
2)5
Jan.
3)
12Jan. 4)9
Jan.
6)3
Jan.
6
) 10 Jan.
7
)8 Jan.
16
Januari
1935
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
61
ZUIVEL EN EIEREN
METALEN
BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GiETERI-
IJZER
ZINK
GOUD
ZILVER
cash
LU
‘
war-
He
ff
ing
Crisis
Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not.
Eiermijn
Standaard
Locoprijzen
Locoprijzen
Londen
locoprijzen Londen per
Foundry
No. 3 f.o.b.
(Lux III) p.
Locoprijzen Londen
cash
Londen
Londen pei
Standard
derCornm.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
per Eng. ton Eng. ton
Middlesb. Eng, t. f.o.b.
per
per ounce
Ounce
Noteering
Centr.
kI. mlmerk
p.
100
st.
per Eng. ton
per Eng.ton
Antwerpen
En.g.ton
fine.
per 50KG.
—
IE
“Ç
“rniE
‘IE
‘ii
fi.
oo
T”
‘ij
“T’
‘ij’
‘T”
010
S
h.
i”
11
0
s
h.
Ol
o
£
0
/t
sh.
I/o
pee
“”
Olo
1925 2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0
64.116
100,0
36.816
100,0
261.17!-
100,0
73
1
–
100,0
67
1
–
100,-
36.3/6
100-
94,ä
85
1
6
100,-
1
/8
100,0
1926
1,98
85,7
–
43,15
771
8,15′
88,8
58.1
1
–
93,5
31.1
1
6
85,3
290.17/6
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
851-
99,5
28
“
ll6
89,3
1927
2,03
87,9
–
43,30
773
7,96
86,7
55.141-
89,7
24.41-
66,4
290.41-‘
110,8
73/-
100,0
64/6
96,3
28.10/-
78,8
85/-
99,5
26a/
83,3
1928
2,11
91,3
–
48,05
85,8
7,99
87,0
63.16
1
–
102,8
2
1
.1/
57,8
227.5
1
–
86,8
’66
1
–
90,4 62/8
93,5
25.5/6
69,9
851- 99,5
26’/jo
81,1
1929
2,05
88,7
–
45,40
811
8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
68/9
102,6
24.1716
68,8
851- 99,5
Z4
7
/s
76,2
‘
1930
1,66
71,9
‘
–
38,45
687
6,72
732
54.131- 88,0
18.116
49,6
142.5!-
54,3
67!-
91,8
59/6
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
13
1i
55,4
1931
1,34
58,0
–
31,30
56,9
5,35
58:3
36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.1/-
42,0
55/-
75,3
47/6
70,9
11.1016
31,9
9216
108,2
1
3
3
/
41,6
1932
0,94
40,7
–
22,70
40,5 4,14
45,1
22.17
1
–
36,8
8.12!-
23,6
97.2/-
37,1
42
1
–
57,5 37!
–
55,2
9.16j-
27,1
118
1
–
138,0
I27/
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1
3,71
40,4
22.2/6
35,6
7.17/6
21,6
131.18/-
50,1
41/-
56,2
35/-
52,2
10.12/6
29,4
124/7
3
/4
145,8 12
3
/9
38,5
san.
’33
0,73
31,6 0,89
21,75
38,8
4,27
46,7
19.171-‘
32,0
7.81-
20,3
100.116
38,1
4016
55,5
3416
51,5
9.19/
27,5
12218
143,5
1fl1/15
36,4
Febr.
,,
0,65
28,1
0,91
20,60 36,8
4,35
47,4
20.31
32,5
7.71
20,2
104.716
39,9 43/ 58,9
341
50,7
9.151-
27,0
12015
140,8
1115116
37,2
Mrt.
,,
0,53 22,9 0,99
19,40
34,6
2,80
30,5
20.-/6
32,3
7.101-
20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6
12015
140,8
I2
7
/1
38,7
Apr.
,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,07
5
22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171-
42,0
431-
58,9
35/6
53,0
10.816′
28,8
12011
140,4
l2J,6
39,9
Mei
,,
0,52 22,5
1,-
21,80 38,9
2,49
27,1
23.6/6
37,6
8.61-
22,9 128.17/6 49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131- 29,4
12316
144,4
13
1
14
41,2
Juni
,,
0,52 22,5
1,-
2350
42,0
2,50
27,2
25.7
1
–
40,8
9.4/-
25,3
151.10
1
–
57,9 42
1
–
57,5
37
1
–
55,2
11.12
1
6
32,1
122
1
34
143,0
131
1
4
41,2
Juli
,,
0,55 23.8
1,-
1850
33,0
2,60
28,3
25.161- 41,6
9.21-
25,0
148.116.
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.1/-
33,3
1231104
144,9
12
7
/16
38,7
Aug.
,,
0,63 27,3
1
–
18,90
33,8
3,575
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31-
55,4
411-
56,2
35/-
52,2
11.7/-
31,4
125/10
147,2
12
37,4
Sept.
,
0,66 28,6
095
18,40
32,9
3,91
42,6
22.16
1
6
36,8
7.16
1
–
21,4 140.17
1
6
53,8
39
1
6
54,1
34/6
51,5
10.1816
30,2
130111
153,1
11/1
37,2
Oct.
,,
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
510
22.1/-
35,5
7.14/-
21,1
145.51-
55,5
39/6
54,1
3416
51,5
10.131-
29,4
13111
153,3
11
7
/9
37,0
Nov.
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80
632
20.616
32,7
7.1316
21,1
15(1.9/6
57,5
401-
54,8
3416
.
51,5
9.19/6
27,6
128154
150,1
12
1
14
38,1
Dec.
,
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,475
59,6
21.11-
33,9
7.121-
20,9
153.81-
58,6
4016
55,5
361-
53,7
9.191-
27,5
126124
147,6
12/i
39,1
Jan ’34
0,50
21,6
t,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.71-
20,2
148.3/-
56,8
3916
54,1
36
1
–
53,7
9.12
1
–
26,5
129
1
6
151,5
12
3
1
4
39,7
Feb..
0,47 20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0 7.4
1
–
19,8
140.13!-
53,7
3916 54,1 3615
54,4
9.16
24,9
13711
160,3
12
1
/2
38,9
Mrt.,,
0,44
19,0
1,
19,90
‘35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
7.316
19,7 144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21-
25,2
136/8
159,8
12
5
18
39,3
Apr.,,
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72
29,6
20.14
1
6
33,4
7.4/6
19,8
150.10
1
6
57,5
41
1
6
56,8
34
1
2
51,0
9.7
1
6
25,9
135
1
14
158,0
12
1
11
38,7
Mei,,
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.41-
32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
9.21-
25,2
136/3
159,4
12
1
/1
37,5
lufli,
0,41 17,7
1,-
19,40
34,6
2,745
29,9
19.18
1
6
32,1
6.14
1
–
18,4
140.1
1
–
53,5
40
1
6
55,5
3119.
47,4
8.16!-
24,3
137
1
84
161,1 12
1
1
4
38,1
)uli,
0,40
17,3
1,-
21,50 38,4
2,81
30,6
18.11
1
–
29,9
6.14
1
6
18,5
142.9
1
–
54,0
40
1
6
55,5
3214
48,2
8.6
1
–
22,9
137111
161,4
12
3
1
4
39,7
Aug.,
0,43
18,6
1,-
20,90 37,3 3,32
5
36,2
17.6
1
–
27,9
6.14
1
–
18,4
139.7
1
6′
53,2 40
1
54,8
32
1
6
48,5
8.7
1
6 23,2
13816
162,0
13
40,5
Sept.,
0,43
18,6
1,-
18,125
32,4
3,31
36,1
16.10/-
26,6
6.516
17,2
137.171-
52,6
39/6
54,1
32/6
48,5
7.17/-
21,7
141/-
164,9
131/8
40,9
Oct.,,
0,43
18,6
1,-
17,37b
31,0
3,95
43,0
16.3/-
26,0
6.6/-
17,3
137.19
1
6
52,7
39/6
54,1
1
3216
48,5
7.7
1
–
20,3
141/10
165,9
14
43,6
Nov.,,
0,47
20,3
1
–
17,-
30,4
4,52
5
49,3
16.11
1
6 26.7 6.8
1
–
17,6
139.8/-
53,2
40/ 54,8
32/6
48,5
7.7/6
20,4
1139/64
163,2
1
47/s
46,3
Dec..
0,54 23,4
095
15,12
5
27,0 4,07
44,3
16.16
1
–
27,1
6.6
1
–
17,3
137.8
1
6
52,5
39/6
54,1
34
1
1
50,9
7.4/6
20,011
40
164′
164,4
l4″(i
45,7
7Jan.’35
0,60
7
)26,0
0,90
14,50e)
25,9
3,95 43,0
17.51-
27,8
6.4!-
17,0
137.51-
52,4
39/6
54,1
3416
51,5 .7.61-,
2O,2I42/1
1
141111
166,2
14
3
1
4
1
14u116
45,9
14
,,
,,
0,60
8
)
26,0
0,90
15,25
10
27,2
3,90 42,5
16.17
1
–
27,1
6.4
1
6
17,1
138.6
1
–
52,8
39/6
54,1
1
3416
51,5
7.816
20,5
166,0
45,7
5Sept. 1932 79 K.O. La Plata; van 26 Sept. 1932 lot 5 Febr.
1934
Manitoba No. 2°) Tot Jan.
1928
Western; vanaf Jan.
1928
tot 16 Dec.
1929
American, No.’ 2. van
on.
1928
Malting;
van Jan.
1928
tot 9 Febr.’ 1931 American No.2, van 9 Febr.
1931
tot 23 Mei
1932 64/5
K.G. Zuid-Russlsche ‘Van 23 Mei-19 Sept.
1932
No. 3
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
.
VURENHOUT
STEENEN
CACAO COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
.
THEE
INDEXCIJFER
Ko10
basis 7″ f.o.b.
Zweden
ƒ
binnenmuur
buitenmuur
G.F. Accra’
pet
Ned.-Ind.
f.’m.s.
‘
Robusta
Locoprjzen
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
suiker loco
Afi. N.-I. theev.
A’dam gem. pr
.
Finland
standaard per
‘
‘
per
per
‘
50 K.G. c.l.f.
per
100
K.G.
Rotterdam
‘
loco Londen
R’damlA’dam
Java- en Suma-
0ro
stoffen nlale
pro-
van
4.672 MS.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland
Amsterdam
per ‘l
K.G.
per Ib.
,
per 100 K.G.
KG
trathee p.’!o
.
ducten
—
-1—–.
f’5/
t
0
10
8h./o
f
O/o”j
Sh.
0
10
fl.
0
10
cts.
1925
159,75
lOO
15,50
100,-
19,-
100,-
42/6
100,-
35,575
100,0
61,375
100,0 2111,625
100,0
.18,75.
.
100,0
•
,
100,0
100.0
100.0
1926 153,50
96,1
15,75
101,6 19,50 102,6
49/-
115,3
34,-
94,8
55,375 90,2
2
1
–
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
88.0
102.0
1927
160,50
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62′
90,9
46,875 76,4
116,375
51,6
19,12
5
102,0
82,75
97,9
81.5
109.1
1928 151,50
94,8
•
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5
88,9
49,625
80,9
-110,75
30,2
15,85
84,5
‘75,25
89,1
94.0
91.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45110
107,9
27,375
76,3 50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34/11
82,2
22,62
5
63,1
32
52,1
–
1
5,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
88.0
84.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
22
1
5
52,8
15,
37
‘
42,9
25 40,7
–
-/3
‘
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
48.8
1932
69,00 43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-/1,75
4,9
6,32′
33,7
28,25
33,4
38.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30
25,9
21,10 34,2
-12,25
6,3
5,52
1
29,5
32,75
38,7
35.2 34.7
Jan.
’32
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
17/9
41,8
13,12
5
36,6 23
37,5
-12,125
6,0
7,35
39,2
32
37,9
38.5
39.1
Febr.
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-12
5,6
7,05
37,6
30
35,5
38.3 38.3
Mrt.
,
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7.
21/9 51,2
14,75
41,1
23
37,5
‘11,625
4,6
6,25
33,3
31
36,7
37.0
.
89.7
Apr.
,,
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23
37,5
-/1,5
4,2
5,90 31,5 29,25
34,6
36.2 38.0
Mei
,,
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
20
1
6
.48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
-/1,5
4,2
5,625
30,0
30,25
35,7
35.2
38.1
Juni
,
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
1437
5
34,5
24
39,1
-/1,375
3,9
6,30 33,6 28,50
33,7
34.2
‘
38.7
Juli
67,50
42,3
8,50
54,8
15,-
78,9
20
1
1
47,3
12,37
5
34,5
24
39,1
-/1,375
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3 37.6
Aug.
63,00
39,4 8,50
54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,37
5
34,5
24
39,1
‘1
1
,
75
4,9
6,57
5
35,1
22,75
26,9
35.9
37.4
Sept.
,
60,00
37,6
8,75
56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
‘-/2,125
6,0
6,52
5
34,8
23,75
28,1
37.8
38.5
Oct.
,,
63,50
39,7
58,1
14,50
76,3
18/8
43,9
12,37
5
34,5
26,50
43,2
-11,75
4,9 6,32
5
33,7
28,50
33,7
‘36.2
38.7
Nov.
,
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
17
1
6
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-/1,75
4,9
5.87′
31,3
30,75 36,4
35.3 37.2
Dec.
,
65,00
40,7
64,5
13,75
72,4
17/4
40,8
11,75
32,8
24
39,1
‘-/1,75
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0
‘35.1
Jan.
’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
711
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,37′
28,7 25
29,6
33.2
34.1
Febr.
,
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
684
15
1
9
37,1
10,62
1
29,6
23,75
38,7
-/1,5
4,2
5,60
29,9 26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.
,,
70,00
43,8
9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,37
5
28,9 23,50
38,3
-/1,5
4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9
Apr.
,,
70,00
43,8
975
62,6
12,75
671
15
1
5
36,3 9,50
26,5
23,50
38,3
‘11,625
4,6
§,Q75
32,4
27,50
32,5
32.8 34.9
Mei
,,
70,00
43,8
950
61,3
12,50
65:8
1616
38,8 9,50 26,5
23
37,5
-12
5,6
6,021
32,1
26,50
31,4
34.2 35.0
Juni
,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
18/1
42,6
ID,
–
27.9
22,50
36,6
-/2,375
6,7
6,35 33,9
31
36,7
37.2
37.5
Juli
7500
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475
26,4
22,50
36,6
-/2,625
7,4
5,92
5
31,6
33,50
39,6
38.2
37.4
Aug. 7500
46,9
10,50
67,7
13.-
68;4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75.
33,8
-/2,625
7,4 5,27
5
28,1
35,25 41,7
36.5
35.6
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2
-12,5
7,0
5,375
28,7
36,75
43,5
86.7
34.6
Oct.
,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,62
1
21,3
17,75
28,8
-/2,625
7,4 4,90
26,1
42,25
50,0
38.5 33.4
Nov.
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
12
1
6
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
–
1
2,75
7,7
4,65
24,8
40,50
47,9
36.4
32.1
Dec.
,,
75,00
–
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975
22,2
16
26,1
-12,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
31.1
31.3
Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
671
12110
30,2
7,45
20,8
16,50
26,9
-12,875
8,1
4,95
26,4
45,50
53,8 36.9
33.8
Feb.,
80,00′
50,1
10,50
67,7′
12,50
658
1415
33,9
7,25
20,2
17,25 28,1 -13
8,4
4,975
26,5
46,75′
55,3
35.9
35.9
Mrt.,
80,00
50,1
‘
9,75
62,6
12,-
63,2
14/1
33,1
7,-
19,5
17,75
28,9
-13,25
9,1
4,52
5
24,1
45,50
53,8
35.1 35.2
Apr.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1414
33,7
6,55
18,3 17,75
28,9
-13,625
10,2
4,25
22,7
44,25
52,4
35.6
34.5
Mei
,
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
1512
35,7 6,725
18,7
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1
42,75 50,6
35.1
34.3 77,50
48,5
8,-
51,6
10,-
52,6
15/4
36,1
7-
19,5
17
27,7
-/4
11,2
4,20
22,4
41,-
48,5 34.5
33.8
li
,
77,50
48,5
7,50 48,4
10,-
52,6
13/11
32,7
6:925
19,3
16,75
27,3
-/4,375
12,3
3,975
21,2
40,50 47,9
34.1
32.2
~
n
i
.
g.,
7550
47,3 7,25
46,8
9,50 50,0
12/10
30,2
6,87
5
19,2 16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,975
21,2
39,75 47,0
33.9 31.4
pt
7350
460
7-
452
8,75
46,1
12/5
29,2
6,65
18,5 16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,725 19,9′ 32,25
39,6
33.1
29.5
t.,
73,00 45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
11/7
27,3 6,70
18,7
16,50
26,9
-/4,125
11,6
3,525
18,8
32,75
38,8
32.7
27.8
Nov.,
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
12
1
3
28,8
6,62
5
18,5
16
26,1
–
13,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7 27.6
Dec.,
73,00
45,7
‘
‘
–
1218
‘29,8
7,175
20,0
16
26,1
-/3,875
10,9
3,375
18,0
1
34,50
40,8 32.7
28.6
7Jan.’35
65,25
40,8
1318
5)
32,2
7,87
5
22,0
16
26,1 -14
11,2
3,50
18,7
32.6 29.5
14
,
,
65,25
40,8
13111
7
)
32,7
8,62
5
24,0
16
26,1
-14 11,2
3,50
18,7
1
32.8 29.6
I.B. Alle Pondennoteer,ngen vanaf 21 Sept.’31 zijn op goudbasis omgerekend; de Dollarnoteeringen vanaf 20April
1
33 zijn in verhouding van de de preclatle
en den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.
62
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Januari 1935
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 14 Januari 1935.
Activa.
Binnen!. Wis- (Bijbnk.
Hfdbk.
f
22.308.711,38
sels, Prom.,
,,
558.239,64
enz.in
disc.Ag.sch.
,,
3.217.621,63
f
26.084.572,65
Papier o. h. Buiten!. in disconto ……
,,-
–
Idem eigen portef.
f
866.250,-
Af: Verkochtmaar voor de bk.nog niet afgel.
–
866.250,.-.
Beleeningen
{
Hfdbk.
f
99.059.321
mci.
vrsch.
,641)
in rek.-crt. Bijbnk.
,,
4.739.409,76
op onderp. Ag.sch.
,,
.38.551.101,72
f
142.349.833,12
Op Effecten ……t 137.969.756,68)
Op Goederen en Spec.
,,
4.380.076,44
142349833121)
Voorschotten a. h. Rijk ……………..
Munt, Goud ……
102.183.915,-
&tuntmat., Goud ..
739.853.459,65
f
842.037.374,65
Munt, Zilver, enz.
,,
22.401.169,41
Muntmat. Zilver..
–
11
Belegging van kapitaal, reserves en pen.
864.438.544,06
2
)
sioenfonds
……………………
,,
37.979,132,69
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,
4.970.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
7.289.515,10
Staat d. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S.No. 221)
,,
16.996.491,37
f
1.100.974.338,99
Pauiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
3.807.914,92
Bijzondere reserve ………………
,,
5.000.000,-
Pensioenfonds …………………..
,,
9.220.892,36
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
875.162.490,_
Bankassignatiën in omloop ……….
,,
52.342,19
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
64.971.467.02
saldo’s:
Anderen
117.640.881,84
182.612.348,86
Diverse rekeningen ………………
,,
5.118.350,66
1.100.974.338,99
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
441.267.053,69
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.103.167.635,-.
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..
,,
–
t)
Waarvan aan Nederlandsch-indie
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ——–/ 73.789.100,-
3)
Waarvan in het buitenland ……………………. ..49.775.319,64 Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
1
1
Andere
1 Beschikb.
1
Dek-
Data
1
ICirculatiel
opeischb.I
Metaal-
Ikings
1
Munt
_Muntmat.I
1
schuldenl
saldo
perc.
14 Jan. ‘
3
5
1
1021841
739.853
875.1621182.665
1
441.267
82
7
,,
‘3
4
1
1
021831
739.853
890.7901166.037
440.238
82 25
Juji’
14
1
65
.
70
31
96.410
310,437 6.198 43.521
54
1
Totaal
1 Schatkist-
1
Belee-
Papier
.veT
Data
1
bedrag
promes,en
1
nin
g
en
het
b
0
u
“
tenl.
reke-
1
1
disconto’s
lrechtstreeksl
nin gen
1
)
14 Jan. 1935
26.085
1
–
1
142.350
866
7.290
7
,,
1935
26.555
–
1142.711
866
6.723
25 Juli
1914
67.947
–
61.686 20.188
509
‘,unaer ae acliva.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatle
opeischb.
schulden
met aal-
saldo
12Jan.’352)
1415.800
182.380
31.650 55.188
5
1352)
142.370 181.430 34.230 56.106
15 Dec.1934 ‘113.500
1
27.518
181.484
32.990 55.229
8
,,
1934
113.500
29.137 183.534
32.518
56.216
25 Juli 1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842
Wissels.
1
,,,…,
Dek-
Data
N.-Ind. betaaib.
buite
L
,’i
Dis-
conto’s
Belee-
ningen
1
reke-
flverae
1
ningen’)
1
kings-
percen
tage
12 Jan.135
2)
1
1.460 10.810
66
5
;,
‘353)
1.200
73.080
11.240
66
15 Dec.1934
460
9.661
1
5i6ï
14.548
66
8
,,
1934
786
9.765
1
53.829
12.281
66
25 Juli1914
6.395
7.259
1
75.541
2.228
44 1) Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.
•
BANK VAN ENGELAND.
Ban kbilJ. Ban kbilJ. –
01/ierSecu rit les
•
Data
Metaal
in
in Banking Disc, and s
iii
c
Departm. Advances ecur
9 Jan. 1935 192.798 385.607
66.696
9.041
10.755
2
,,
1935 192.781 394.731
7571 . 24.195 .10.562
22 Juli 1914 40.164
– 29.317
33.633
Data
1
Gov.
1
Sec.
Public
1
Depos.
1
Bankers
____
Other
__ccountsl
1 1
Reservel
1
Dek-
kings-
1
perc.’)
9 Jan.’35 1 88.096
11.906 108.522
1
36.572 1 67.1911 42,7
2
,,
1 89.336
9.931
117.343
1
36.822
58.0501 35,3
22 Juli ’14
1
11.005
14.736
42.185
1
29
.
297
1 52
1) Verhouding tussehen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Data
Goud
Zilverj
1
Te
goed
in
het
1
–
Wis-
1
Waarv.I
op
het
Belee-
1
Renteloos
voorschot
1
buitenl.
sels
1
buitenl.
ningen
jv.
d. Staat
4 Jan.’35
28 Dec.’34
23 Juli
1
14
82.0181
82.124 1
4.1041
667
1
6751
6401
–
.10
lii
1
4.3261 4.9231
11.5411
9531 9521
si
4.715 1 4.656 1
7691
3.200 3.200
Bons
v.
d.I
1
Diver-
1
Rekg.Courant
Data
zei/st.
1
sen
‘
)
Circulatie
_______________________
Staat.
1
Zei/st.
_Parti-
amort.
k.
j
amortic.Jculieren
4 Jan.’35
5.837
1
2.381
1
83.588
1
817 1
2.745
114.450
28 Dec.’34
5.837
1
2.437
1
83.412
1
. 962 1 2.755
115.359
23Juli’14
–
J
–
j
5.912
1
401
1
–
1
943
1) Sluitpost activa.
DUITSCHE
RIJKSBANK
Daarvan
1
Deviezen
t
Andere
1
Data
Goud
bij bui-
1
als
goud-
1
wissels
1
Belee-
teni.
circ.
1
dekking
1
en
1
nin gen
banken
1
)
geldende
1
cheques
7 Jan. 1935
79,1
21,2
1
4,7
3.638,8
t
70,6
31 Dec.
1934 1
79,1
21,2
4,6
4.020,6
1
145,7
30 Juli
1914 1.356,9
–
–
750,9
1
50,2
Data
1
Effec-
1
Diverse
Circu-
Rekg.- Diverse
ten
1
Activa3)
iatie
Crt.
Passiva
7 Jan. 1935
1447,5
1714,1
1
3.684,5
934,4
297,9
31 Dec. 1934
1
444,8
1
658,6 3.900,6
983,6 378,3
30 Juli
1914
1
330,8
1
200,4
1.890,9
1
944
k
–
40,0
-, ,uucsnat.., W .v. flCIILCIIUUIIKSCIICIIIC
1
Jdfl. I33, £q UCC. ijq, resp.3i, Z4
NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Belga’s).
Data
Goud
‘i
‘0
0.
b
o.
ij
Rekg.Crt.
0
0
b’L
,
0
0
10 Jan. 12.551
86
735
1123
340
40
3.597
34
236
88
761 1128
340
40
3.595
1
37
265
FEDERAL RESERVE
BANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
Other
cash”
2)
1
Goud-
In her-
1
disc.
v.
d.
In de
open
i
l
t
r
a
a
1
certifi-
caten
1)
member
markt
banks
1
gekocht
26Dec.’34
5.141,3
1
5.122,4
.213,6
9,3 5,6
19,,’34
5.142,2
_5.122,8
219,7
8,6
_
5,7
Data
Belegd
1
in U. S.
1
1
Totaal
1
Ge
tort
1
Goud-
1
Dek-
Algem.
Dek-
Gov. Sec.
in circu-
D1epq-
1
1
Kajitaal
1
kings-
1
kin
gs-
__________
iatie
1 1
1
perc.3)
1
oerc.4)
26Dec.’341
2.430,21
3.261,41
4.316,91
146,8
J
70,7
–
19
,,
‘l
2.430,2
1
3.231,9
1
4.360,3
1
146,7
1
70,6
1
–
-,
Laç,.IIl,,
,atç,,
WClUCll UVW UC QÇIIdIItlDI dflII.UC P.CDCI VC UdLIItCII
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
1000 59.06 cents werdgedevalueerd.
,,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeiscbbare
schulden:
F. R.
Notes en netto depoalto.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ
HET
FED. RES. STELSEL.
1
Aantal
Dis-
1
conto’s
1 1
Beleg-
bij
de
Totaal
Waarvan
Data
leenin.
en
gingen
F. R.
depo-
t
time
beleen.
1
1 banks
sito’s
deposits
19Dec. ‘341
1
1
7.75
1 10.5941
2.953
1
19.279
1
4.360
12
,,
‘341
-: 1
•
10.173
1
3.060
1
18.901
1
4.341
De posten van De Ned. Bank, de Javasche Bank en de Bank of Eng.
land zijn In duizenden, alle overige posten In millioenan van de be-
treffende valuta.