Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 5 2015

640Jaargang 100 (4721) 5 november 2015
Input // output*
Kredietverstrekking
Door de stijgende kredietverstrekking aan de
private sector heeft de financiële sector zich
de afgelopen decennia sterk ontwikkeld. Het
intensieve empirische onderzoek naar de eco –
nomische effecten hiervan bood geen consen –
sus, wat voor Kramer en Non reden was om
een meta-analyse uit te voeren over 65 studies
met 494 effectschattingen. Ze corrigeren hier –
bij voor het zogeheten publicatie-bias, waarin
studies met een negatief of niet-significante
uitkomst een kleinere kans hebben om gepu –
bliceerd te worden. Ze vinden een significant
gemiddeld positief logaritmisch effect van de financiële ontwikkeling op de economische
groei van 0,011. Wanneer bijvoorbeeld de kre

dietverstrekking als percentage van het bruto
binnenlands product stijgt van veertig naar vijf-
tig procent, stijgt de economische met ongeveer
een kwart procentpunt. Verder blijkt het effect
groter naarmate de groep kredietverstrekkers
breder is. Wanneer naast reguliere banken ook
bijvoorbeeld financiële instellingen krediet ver –
strekken aan de private sector, zou het effect op
de economische groei groter zijn.
Kramer, S. en M. Non (2015) Meta-analyse finance-
growth nexus.
De middenklasse
Nederlandse politieke partijen laat hun belastings-
voorstellen analyseren door het Centraal Planbu –
reau. Het is een unieke situatie waar Zoutman et al .
gebruik van maken om de sociale preferenties van
de politieke partijen voor inkomensverdeling bloot
te leggen met de zogeheten inverse optimal-tax-me –
thode. Het idee hierachter is dat politieke partijen
hun belastingplannen zodanig opstellen dat ze hun
sociale doelen maximaliseren, waardoor de auteurs
uit de plannen konden opmaken aan welke inko –
mensgroepen de partijen sociale waarde hechten.
Uit de analyse blijkt dat voor elke partij de armen
zwaarder wegen dan de rijken, waarbij dat bij link –
se partijen sterker naar voren komt dan bij rechtse
partijen. Opvallend genoeg bleken de Nederlandse
politieke partijen welvaart van de armste klassen
en die van de rijkere klassen te herverdelen naar de
middenklasse.
Zoutman, F.T., B. Jacobs en E.L.W. Jongen (2015) Redistribu-
tive politics and the tyranny of the middle class.
Non-response bias
Om de relatie tussen schoolprestaties en het inko –
men van ouders van hun kinderen te schatten, ge –
bruiken onderzoekers vaak vragenlijsten. Omdat ze
ouders niet kunnen verplichten om de vragenlijst
in te vullen, kan een dergelijk onderzoek een ver –
tekend beeld opleveren: non-response bias. Golsteyn
en Hirsch combineerden twee datasets om de in –
vloed van non-response bias te analyseren. De ene
dataset bestaat uit een vragenlijst waarbij ongeveer
dertig procent van de ouders niet antwoordde, ter –
wijl de andere dataset bestaat uit gegevens van het
CBS over alle ouders. Uit de analyse blijkt dat de
relatie schoolprestaties–ouderinkomen niet verte –
kend is door de non-response bias. Hiermee leveren
de auteurs extra bewijs voor de geldigheid van con –
clusies in de onderwijsliteratuur over de positieve
relatie tussen het inkomen van ouders en de school –
prestaties van hun kinderen.
Golsteyn, B. en S. Hirsch (2015) Does survey non-response bias
the estimated relationship between parental income and childe-
ren’s schooling outcomes?
Huis en investering
De investeringsportfolio van veel
Nederlandse huishoudens bestaat
eenzijdig uit woningbezit. Mogelijk
zorgt de hypotheekaftrek ervoor
dat huishoudens meer investeren
in hun woning en minder in aan-
delen. Mocking et al. onderzochten
deze stelling op basis van gegevens
van het CBS voor de periode van
2006–2012 over de bezittingen en
schulden van huishoudens. Uit de
analyse blijkt geen significant ef-
fect van de woninginvesteringen
op het bezit van aandelen.
Mocking, R., S. van Veldhuizen en T.
Michielsen (2015) Home ownership and
household portfolio choice.
Sportend Nederland
Nederlanders geven 1,8 miljard euro uit aan sportbenodigdhe-
den. Terwijl de Nederlandse industrie 200 miljoen euro winst
verdient aan sportende Nederlanders, verdient de Nederlandse
handel bijna het viervoudige hiervan. Tegenover de productie
van 600 miljoen euro staat namelijk een invoer van 1,4 miljard euro. De invoer bestaat voornamelijk uit sportartikelen – zoals
hockeysticks en voetballen – en sportkleding in, de productie uit
vervoersmiddelen – zoals zeilboten en crossfietsen – en sport-
voeding. De bedragen betreffen de meest recente meting in 2012.
CBS (2015) Vooral handel verdient aan sportende Nederlander. CBS pers-
bericht, 29 oktober.
* De hier besproken papers worden gepresenteerd op de Nederlandse Econo
mendag van 6 november aanstaande.
Het programma ziet u op www.cpb.nl/agenda/nederlandse-economendag-2014
1,8
miljard euro aan
sportbenodigdheden
ESB Input / output

641Jaargang 100 (4721) 5 november 2015
Kredietschokken
Een langzame groei na een crisis is
niet ongebruikelijk. Factoren zoals
het fiscaal beleid, de buitenlandse
vraag, de huizenprijzen en het
kredietaanbod kunnen echter aan
deze groei wel bijdragen. Duchi en
Elbourne onderzochten het macro-
economische belang van schokken
in het kredietaanbod omtrent de
financiële crisis van 2007 in Ne-
derland. Hieruit blijkt dat positieve
kredietschokken de Nederlandse
economie stimuleerden vóór 2007,
terwijl negatieve kredietschok-
ken tijdens de crisis ongeveer een
kwart van de daling in economi-
sche groei verklaren. Vanaf 2012
bleken schokken nauwelijks effect
te hebben op de economie .
Duchi, F. en A. Elbourne (2015) Credit
supply schocks in the Netherlands.
Ouderen prikkelen
Vanaf 2009 krijgen werknemers ouder dan zestig
jaar een belasting voordeel dat kan oplopen tot vijf-
duizend euro. Het doel hiervan was om ouderen
meer aan het werk te krijgen en de houdbaarheid
van de openbare financiën te vergroten. Jongen
onderzocht op basis van administratieve gegevens
in de periode 2003–2012 het succes van het be –
lasting voordeel . Hieruit kwam naar voren dat het
voordeel geen significant effect had op participatie –
graad van de ouderen. Jongen concludeert hieruit
dat het de houdbaarheid van de openbare financiën
niet heeft weten te verbeteren.
Jongen, E. (2015) Using tax credits to postpone retirement – a
panel data analysis of a large Dutch reform.
Duurzame preferenties
Volgens het economische standaardmodel kiest een
persoon zijn of haar pensioenfonds op basis van
rendement en risico. Toch kunnen ook niet-finan –
ciële preferenties bijdragen aan het (herstel van)
vertrouwen in een pensioenfonds, zoals voor de
mate waarin de bedrijven waarin fondsen beleggen
ecologisch duurzaam opereren. Delsen en Lehr on –
derzochten de invloed van deze duurzaamheidspre –
ferenties op vertrouwen op basis van een vragenlijst
uit 2014. Hierin moesten 4066 respondenten van
boven de veertig jaar aangeven hoeveel geld ze over
hadden voor verantwoord beleggen. Uit het on –
derzoek bleek dat drie van de vier deelnemers een
hogere premie of een lager pensioen accepteren
wanneer het pensioenfonds duurzaam is. Het zijn
voornamelijk hoogopgeleiden, vrouwen en ouderen
die waarde hechten aan verantwoord beleggen.
Delsen, L. en A. Lehr (2015) Preferenties pensioenfondsdeelne-
mers voor verantwoord beleggen.
Natuurfinanciering
Door de afnemende overheidsfinan-
ciering van natuurbeheer is natuur-
bescherming meer aangewezen op
de steun van vrijwillige bijdragen.
Bouma et al. ondervroegen 3600 res-
pondenten in hoeverre ze bereid zijn
om bij te dragen aan natuurvriende-
lijke boeren en landschapbeheer. De
gemiddelde bijdrage was beperkt,
maar desondanks was bijna de helft
bereid om bij te dragen. De auteurs
zien hierin aanknopingspunten voor
effectieve crowdfunding van speci-
fieke projecten. Tegelijk concluderen
ze echter dat vrijwillige bijdragen op
zichzelf onvoldoende zijn voor de
financiering van het Nederlandse
natuurbeheer en dat publieke mid-
delen centraal moeten blijven staan.
Bouma, J., D. Hauck en M, Koetse (2015)
Alternatieve financieringsmechanismen
voor natuurbeheer.
Slimme docenten
De ontwikkeling van het menselijk kapitaal van
leerlingen hangt af van het niveau van hun docen –
ten. Een onderwijsinstelling zou docenten daarom
zo streng mogelijk moeten selecteren. Althans, dat
is de gangbare gedachte. Golsteyn et al . zetten hier
vraagtekens bij en onderzochten hoe de leraren ver –
schilden in taal- en rekenvaardigheden met de rest
van de bevolking. Zowel leraren van basisscholen
als die van middelbare scholen bleken gemiddeld
hoger te scoren in de testen dan het bevolkingsge –
middelde. In de onderste percentielen – het deel
van de zwakste leraren en deel van de bevolking –
verschilde dit echter per land. Wanneer laagscoren –
de leraren het gemiddeld beter doen dan de rest, is
een strengere selectie volgens de auteurs niet reëel
omdat het aanbod van docenten daalt. Wanneer
laagscorende leraren het echter niet beter doen,
zou een strengere selectie wel gunstig kunnen uit –
pakken. Voor hun onderzoek maakten de auteurs
gebruik van enquêtegegevens uit achttien landen.
Golsteyn, B.H.H., S. Vermeulen en I. de Wolf (2015) Teachers’
language and math skills.
Aardbevingen
Door de gasboringen in de noordelijke provincies
ontstonden er de afgelopen dertig jaar aardbevin –
gen die de huizenprijzen drukten. Nu de rechtbank
heeft bepaald dat getroffen huishoudens een com –
pensatie kunnen aanvragen, is een accurate schat –
ting van het effect van een aardbeving belangrijk.
Heijnen en Duran dragen hieraan bij met een nieuw
theoretisch model om de huizenprijzen te schatten.
Terwijl standaardmodellen zich vooral baseren op
de kwaliteit en locatie van het huis, beargumente –
ren de auteurs dat ook de kwaliteit en locatie van
andere huizen een effect hebben op de prijs. In het
theoretische model vinden de auteurs evenwichts-
prijzen die deze ruimtelijke afhankelijkheid repre –
senteren waardoor het de impact van aardbevingen
op de huizenprijzen beter kan schatten.
Heijnen, P. en N. Duran (2015) On the need for considering
spatial interactions in estimating earthquake compensations for
falling house prices in Groningen
Sociale media
63 procent van de bedrijven gebruikt minstens één vorm
van sociale media. In 2012, het eerste meetjaar, was dit
nog 41 procent. Bedrijven gebruiken voornamelijk sociale
netwerken zoals Facebook en (micro)blogs zoals Twit-
ter. Vooral reisbureaus en logiesverstrekkers zeer actief op sociale media, in beide gevallen ongeveer negentig
procent ervan. Transportbedrijven en de bouwindustrie
waren het minst actief, met 40 respectievelijk 55 procent
gebruikers van sociale media.
CBS (2015) Twee derde van de bedrijven gebruikt nu sociale media.
CBS persbericht, 28 oktober.
63
procent van de bedrijven
Input / output ESB

Auteur