Ga direct naar de content

Het wereldwerkgelegenheidsplan

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 19 1980

=CONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
D

Het wereldwerkgelegenheidsplan
Een internationale recessie heeft de wereld in haar greep.
De tweede golf van olieprijsstijgingen in 19791 1980 heeft,
evenals de eerste in 19731 1974, ernstige verstoringen teweeggebracht in de internationale conjunctuur. Maar terwijl achteraf bezien de geïndustrialiseerde wereld zich van
de eerste schok wonderlijk snel herstelde, laten de kansen
voor een spoedige economische heropleving zich nu om
verschillende redenen minder gunstig aanzien. Na 1975
sluisden de OPEC-landen in ruil voor een zeer omvangrijke
import de oliedollars weer terug naar het westen en bliezen
zij de economieën van de geïndustrialiseerde landen nieuw
leven in, terwijl tegelijkertijd deze landen ook intern een
expansief beleid voerden. Thansechter lijkende kansenom
langs deze zelfde weg herstel te bereiken, veel kleiner geworden. In de eerste plaats zijn voor sommige OPEC-landen de grenzen in zicht gekomen van wat hun economieën
aan import kunnenabsorberen,en beginnen zij de politieke
en sociale consequenties te vrezen van een al te snelle economische ontwikkeling. In de tweede plaats hebben ook
veel westerse landen de limiet bereikt van hun mogelijkheden tot vraagstimulering. Overal zijn de begrotingstekorten reeds tot grote hoogte opgelopen. In vrijwel het gehele
OECD-gebied geniet inflatiebestrijding thans de hoogste
prioriteit.
Het gevaar dat onder deze omstandigheden dreigt, is
dat van een wereldwijde deflatoire spiraal, die de groei en
de werkgelegenheid in de verschillende landen steeds verder onder druk zet. Dat gevaar wordt nog versterkt door
een steeds openlijker protectionisme dat de stagnatie in de
internationale handel nogverergert. Niet alleende westerse
landen worden door deze ontwikkelingen getroffen, in de
derde wereld komen zij nog harder aan. De trage groei van
de wereldhandel en het toenemend protectionismedwarsbomen de ontwikkelingslanden rechtstreeks in hun pogingen zich een plaatsopde wereldmarkt te veroveren. Bovendien vermindert de recessie de bereidheid in de industriële
landen om via directe hulp de derde wereld tegemoet te
komen.
Tegen deze achtergrond kan het initiatief van vier vooraanstaande Nederlandse socialisten om een wereldwerkgelegenheidsplan te lanceren l), alleen maar worden toegejuicht. Door middel van een internationaal gecoördineerde
politiek zou kunnen worden geprobeerd de deflatoire tendens te doorbreken. Het patroon van de internationale interdependentie toont aan, dat zo’n politiek in het wederzijdse belang van Noord en Zuid zou kunnen zijn. De gedachte komt naar boven aan het Marshall-plan, dat na de
tweede wereldoorlog tot wederzijds voordeel vande VS en
Europa de verwoeste economie in de oude wereldeen nieuwe, krachtige impuls wist te geven.
Het nieuwe wereldwerkgelegenheidsplan is opgebouwd
uit twee elementen: een positieve herstructurering van de
industrie in de westerse landen in overeenstemming met
comparatieve voordelen en inkomensoverdrachten op
grote schaal naar de ontwikkelingslanden, zoals ook voorgesteld in het rapport van de Commissie-Brandt. O p die
manier kan een optimale internationale arbeidsverdeling
voor de wereld als geheel naderbij worden gebracht en kan
mondiaal de werkgelegenheid worden vergroot. De vraag
is natuurlijk, hoe die positieve herstructurering van de industrie en die internationale inkomensoverdrachten, die
nu niet blijken plaats te vinden, door middel van het wereldwerkgelegenheidsplan wel tot stand zouden kunnen
worden gebracht.
Wie echter in het plan zoekt naar een praktische uitwerkingvandegoedevoornemens, komt van een koude kermis
thuis. Het wereldwerkgelegenheidsplan bevat o p d a t punt
niet meer dan een combinatie van algemene uitspraken,

onuitgewerkte ideeën en vage aanbevelingen. In feite is het
wereldwerkgelegenheidsplan zelfs helemaal geen plan,
maar slechts een pleidooi voor het opzetten van een studie.
Vragen die voor het initiëren van een nieuw wereldwerkgelegenheidsbeleid essentieel zijn, blijvengeheel onbesproken of worden met een enkel woord afgedaan. Knelpunten
waarop zo’n beleid zou kunnen stuiten, worden in het geheel niet gesignaleerd of met een overdosis optimisme behandeld.
Een van de eerste vragendie men zich stelt, is hoede optimale internationale a r b ë i d s ~ e r d e l i n ~ongeveer zou rrÃoeer
ten uitzien. Men kan niet volstaanmet tezeggendatde ontwikkelde landen zich in kennisintensieve activiteiten zouden moeten specialiseren en de ontwikkelingslanden in arbeidsintensieve. Het patroon van de internationale handel
tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden blijkt niet volgens zulke simpele wetmatigheden te verlopen 2). Binnen
de grenzen van de multinationale onderneming bijvoorbeeld is de ovèrdracht van technologie van ontwikkelde
naar ontwikkelingslanden maar een heel klein kunstje.
Maar stel dat de krachten achter deze processen door
diepgaande studie zouden worden opgespoord engeobjectiveerd, dan is er nog het protectionisme. De internationale
herstructurering wordt belemmerd door alle mogelijke
vormen van protectie. Het wereldwerkgelegenheidsplan
komt tot de weinig verrassendeconclusiedat het protectionisme negatief dient te worden beoordeeld. De vraag waar
het om gaat, is natuurlijk hoe de keten van protectionistische maatregelen in tijden van stagnerende economische
groei kan worden doorbroken. Daarover laat het rapport
ons echter in het ongewisse.
Vervolgens de financiering. Een noodzakelijke voorwaarde voor het welslagen van een wereldwerkgelegenheidsplan is dat ook de dollartegoeden van olielanden op
een of andere wijze voor dat doel kunnen worden ingezet.
De vraag is hoe dat zou kunnen worden georganiseerd. In
het wereldwerkgelegenheidsplan blijft dat vraagstuk echter onaangeroerd. Men rekent o p extra middelen van de
Wereldbank en het I M F. Aan de hoog opgelopen meningsverschillen tussen een aantal ontwikkelingslanden en deze
instellingen wordt dan echter weer geen aandacht besteed.
Interessant zouook zijn te weten hoeendoor wiedeplannen zouden moeten worden verwezenlijkt. Het rapport
constateert dat de gewenste internationale herstructurering er niet zal komendoordevrijemarkt alleen. Nodigzijn
o.a.: ,,een internationaal industrieel en investeringsbeleid”
en ,,intergouvernementele controle op het lange-termijn
investeringsbeleid van transnationale ondernemingen”.
Gelieve te vermelden welke instantie dat zou moeten uitvoeren.
Het wereldwerkgelegenheidsplan lijkt geschreven voor
een wereld die wordt geregeerd door goede bedoelingen.
Helaas is die wereld niet de onze. Dat is er een vol conflicten
en belangentegenstellingen, waarin hoogstens iets kan
worden bereikt na moeizaam zoeken naar gemeenschappelijke belangen en minimale consensus. Een wereldwerkgelegenheidsplanzoudaar best in kunnen passen. Maar het
zoeken moet nog beginnen.

L. van der Geest

1) J.Tinbergen, J . M.den Uyl, J. P. Pronk. W . Kok, A n e i t . ~ w l d
emplovmen~
plan. 29 oktober 1980.
2) z i e b.v. B. Herman. Over de bruikbaarheid van de theorie van
de internationale handel voor het beleid, ESB. 25 juni 1980.

Auteur