Ga direct naar de content

Het succes van de Zwitserse industrie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 3 1994

IQ
i

Het succesvan de Zwitserse
industrie
s. Boks en T. van Rietbergen*
etloonkosten niveau in Zwitserland is zeer hoog en de Zwitserse industrie doet
omvangrijke directe investeringen in het buitenland. Toch heerst in Zwitserland
– anders dan in Nederland – geen angst voor een grootscheepse verplaatsing van
werkgelegenheid naar lage-Ionenlanden. Wat is het opvallende verschil in strategie
tussen de Zwitserse industrie en de Nederlandse?

H

In NRC Handelsblad van 11 november 1993 schreef
de Leidse hoogleraar geschiedenis H.L. Wesseling
een column over landen die kampen met moeilijke
natuurlijke omstandigheden: “Kleine landen zijn het
die ingesloten liggen tussen vaak vijandige buurlanden, afgesloten van zee en zonder natuurlijk hulpbronnen of bodemschatten. Een groot deel van de
grond is bergachtig en onvruchtbaar. Verbindingen
bestaan niet en zijn moeilijk aan te leggen wegens de
vele bergen. De bevolking is klein en valt uiteen in
verschillende groepen, zonder culturele of linguïstische banden. De mensen zijn zo arm dat ze migreren
of dienst nemen in buitenlandse legers. Zo’n land
lijkt nauwelijks toekomstmogelijkheden
te hebben.
Het is het ontwikkelingsland par excellence”l. Toch
is dit volgens de Zwitserse historicus Bairoch, die
door Wesseling wordt opgevoerd, een vrij adequate
beschrijving van Zwitserland zo’n tweehonderd jaar
Tabel 1. Directe Land
buitenlandse
investeringen
(dbi) van OESOVerenigd Koninkrijk
landen (voorZwitserland
raadgegevens),
Q

1989

Voorraad dbi

Idem

(mIn $)

in % bnp

224100

26,8

50900

25,8

Nederland

58900
26500
18000

9,8

België/Lux.

15800

9,7

Canada

46100

9,2

98400

7,7

373400

7,1

Italië

46500

5,3

Japan

154400

5,2

51500

5,1

De razendsnelle economische ontwikkeling van Zwitserland is vooral gedragen door een aantal zeer geavanceerde industriële en diensten ondernemingen die
met veel succes op de wereldmarkt concurreren, zoals ook Porter constateert. Het meest opvallende kenmerk van de Zwitserse bedrijvigheid is daarbij de
mate waarin zij geïnternationaliseerd
is. Een belangrijke indicator voor deze internationalisering is de omvang van de directe buitenlandse investeringen (dbi)
van Zwitserse ondernemingen3.

10,9

Zwedenb

Internationalisering

24,9

Australië

geleden. Inmiddels nemen Zwitserse industriële ondernemingen een vooraanstaande positie op de wereldmarkt in. Zij zijn daar zelfs dermate goed in geslaagd dat Porter in zijn overigens omstreden
ontwikkelingstheorie
Zwitserland voortdurend in het
door hem als ideaal getypeerde ‘innovatie gedreven’
stadium plaatst2. En onlangs heeft ook het VNO Zwitserland als voorbeeld gesteld voor de Nederlandse industrie. Hoe valt het succes van de Zwitserse industrie te verklaren en welke lessen zijn daaruit voor
Nederland te trekken?

C

Duitsland

Verenigde Staten

Frankrijk

a. Bij de standgegevens wordt gecorrigeerd voor ingehouden winsten, wisselkoersmutaties
en herwaarderingen;
deze geven als dusdanig het beste beeld van de vermogenspositie van een bepaald land.
b. Cijfer voor 1987;
c. Alleen BRD.
Bron: International Institute for Management Development,
1990; World Bank, 1991.

• De auteurs zijn respectievelijk student en wetenschappelijk medewerker aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Dit artikel is gebaseerd op
uitgebreid veldwerk in Zwitserland en de scriptie De Zwitserse industrie internationaal van eerstgenoemde.
1. H.L. Wesseling, Tsjaad of Zwitserland, NRC Handelsblad,
11 november 1993.
2. M.E. Porter, 7be competitive advantage of nations, Free
Press, New York, 1990. Zwitserland is daarbij een van de
onderzochte cases.
3. Directe buitenlandse investeringen moeten worden onderscheiden van portfolio-investeringen.
Directe investeringen zijn gericht op het verkrijgen van controle over een buitenlandse vestiging. Deze kan worden overgenomen van
anderen of zelf zijn opgezet. Portfolio-investeringen
zijn
speculatief van aard en niet gericht op het verkrijgen van
controle. De OESO hanteert in dit verband als ‘benchmark’
een grens van 10% van het aandelenbezit.

Zoals tabel 1 laat zien, is Zwitserland een belangrijk bronland van buitenlandse investeringen. In tabel
1 zijn overigens niet de gebruikelijke kapitaalstromen
(‘flows’) opgenomen, maar standgegevens (‘stocks’),
die als een cumulatie van de stroomgegevens van de
verschillende jaren kunnen worden beschouwd. Gerelateerd aan het bnp zien we dat Zwitserland na het
Verenigd Koninkrijk een tweede plaats inneemt.
Zouden we de bevolkingomvang meenemen, dan
zou Zwitserland zelfs een onbedreigde eerste plaats
innemen. De positie van Zwitserland is te meer opmerkelijk daar zowel de nummer één, het Verenigd
Koninkrijk, als de nummer drie, Nederland, als oude
koloniale machten een veel langere investeringsgeschiedenis kennen. Zwitserland heeft dus in een betrekkelijk korte periode een omvangrijke buitenlandse vermogenspositie opgebouwd.
Hoewel de internationalisering in vele Zwitserse
sectoren is doorgedrongen, concentreren de grote
multinationals zich in enkele branches (zie tabel 2).
Daarvan zijn met name de machine-, elektrotechnische, voedingsmiddelen- en chemische industrie
belangrijk. De positie van deze bedrijven in het buitenland is sterk. Zij richten zich bij voorkeur op gespecialiseerde ‘niche’-markten en behoren daarbinnen internationaal tot de vooraanstaande
ondernemingen. Zo nemen de Zwitserse machinebouwers bij voorbeeld een zesde plaats op de wereldranglijst in. Maar ook in andere sectoren heeft
Zwitserland met ‘global players’ als Ciba-Geigy, ‘Sandoz, Nestlé en Landis & Gyr sterke ijzers in het vuur.
Porters clusterbenadering wijst vooral op de gezondheidssector waarbij farmaceutica en andere
delen van de chemie nauw samenwerken met gespecialiseerde machinebouw ten behoeve van de gezondsheidszorg. Daarnaast ziet hij de machinebouw
ten behoeve van textiel en kleding en bewerkte voedingsstoffen als een belangrijk Zwitsers cluster4. Ten
slotte kent ook de in dit artikel niet behandelde gespecialiseerde Zwitserse financiële dienstverlening
een sterke positie.

De kracht van Zwitserse ondernemingen
De kracht van de Zwitserse bedrijven berust volgens
velen, waaronder Porter, op twee pijlers. Allereerst
de bewuste keuze die de bedrijven hebben gemaakt
voor bepaalde geavanceerde niche-markten en in de
tweede plaats de daar bijna uit voortvloeiende strategie van continue vernieuwing en innovatie van produkten en technologie. Als verklaring voor directe
buitenlandse investeringen en het ontstaan van multinationals wordt vaak gewezen op de betekenis van
‘intangible assets’. Zeer in het kort luidt de redenatie,
die we vooral bij Caves prominent terugvinden, dat
‘intangibles’ (technologische kennis, goodwill, managementkwaliteiten, enzovoort) op reguliere markten
slecht verhandelbaar zijn en geen optimale opbrengst
hebbenS. Dat komt vooral doordat bij de koper onzekerheid heerst over de kwaliteit van het ‘intangible’.
Vandaar dat een in het buitenland expanderende firma in het bezit van dergelijke kennis deze niet verhandelt, maar probeert binnen de onderneming te benutten. De markt voor het ‘intangible’ wordt op deze

ESB 24-8-1994

Tabel 2. De vijftien grootste Zwitserse multinationals

Bedrijf

Omzet
mln.
Zw. frs.

Totaal
aantal
werkn.

Perc.
werkn.
buiten
Zw.land

Nest1é
Ciba-Geigy
Sandoz
Hoffmann-La Roche
Sulzer
Schindler
Oerlikon-Buehrle
A1usuisse
Holderbank
Triumph
Landis& Gyr
Ascom
Liebherr
Georg-Fischer
Hilti

48036
20608
12497
9814
6375
3520
4749
7085
4975
1568
2268
2650
3313
2476
2016

196940
92553
50655
50203
33949
30394
27326
25763
25308
24500
17808
15351
15274
14634
12100

96,2
73,5
78,9
78,5
51,6
80,4
46,5
70,6
92,9
99,2
68,5
27,9
96,1
69,3
61,1

Bron: Schweizerische Handelszeitung,

Branche

Voedingsmiddelen
Chemie
Chemie
Chemie
Machinebouw
Machinebouw
Diverse
Metaalprodukten
Bouwmaterialen
Bekleding
Elektrotechnica
Elektrotechnica
Machinebouw
Machinebouw
Metaalprodukten

1992.

wijze geïnternaliseerd. Hiervoor zijn in het buitenland directe investeringen nodig. De kwaliteitsstrategie van Zwitserse onderneming gaat in deze
redenering dus hand in hand met een hoog investeringsniveau in het buitenland.

Kwa/iteitsimago
Aan de hand van de machine- en elektrotechnische
industrie kan een en ander worden geïllustreerd. Dit
zijn twee sterk geïnternationaliseerde
sectoren die bovendien in de Zwitserse economie een belangrijke
plaats innemen. In deze sectoren zijn veel bedrijven
te vinden met een zeer hoogwaardig en gespecialiseerd produkt. Het zijn bedrijven die een aanzienlijk
belang stellen in het efficiënt ter markt brengen van
hun specifieke ‘intangible assets’, waar bij voorbeeld
het Zwitserse kwaliteitsimago onderdeel van uitmaakt. Denk in dit verband aan merken als Rolex
(horloges) of Victorinox (messen). Hoewel bedrijven
te kennen geven dat het ‘Swiss Quality’ predikaat aan
belang inboet, proberen de producenten zich nog
steeds als zodanig te profileren. Een ander voorbeeld
is Ascom, dat zijn hoogwaardige produktlijn aanprijst
met “Zwitserse precisie in efficiency”. De ondernemingen bewegen zich wat betreft kwaliteit en technische standaards dus in de hoogste marktregionen.

Maatwerk
Opvallend is daarbij dat veel bedrijven een produkt
aanbieden dat sterk is aangepast aan de individuele
eisen van afnemers. Alvorens een koop wordt gesloten vindt overleg plaats over de vorm waarin bij voorbeeld een gebouw van roltrappen moet worden voor-

4. M.E. Porter, op.cit., 1990, blz. 317.
5. R.E. Caves, Multinational enterprise ànd economie analysis, 1992.

•

zien. Illustratief i” ook het bedrijf dat machines fabriceert voor de produktie van dagbladen. De eisen van
de afnemers van deze machines verschillen sterk.
Een machine neemt soms een gehele produktiehal in
beslag en kan worden beschouwd als een complete
installatie die in aangepaste vorm wordt geïnstalleerd. Een dergelijk produkt kan alleen worden verkocht als de onderneming zelf in de markt aanwezig
is om met individuele afnemers tot overeenstemming
te komen over de levering van het produkt. Uit door
ons gehouden interviews onder Zwitserse ondernemingen bleek dat één derde de noodzaak om in de
markt aanwezig te zijn als voornaamste motief noemt
voor buitenlandse investeringen 6. De binding met
klanten voortvloeiend uit produkt- en produktiekenmerken is hierbij de motivatie. Op deze wijze ondervinden ook kleinere ondernemingen een sterke prikkel voor buitenlandse investeringen. Feitelijk gelijkt
deze wijze van produceren en verkopen in zeer sterke mate op de wijze waarop geavanceerde diensten
zoals automatiseringsbedrijven
of accountants hun
produkten in de markt zetten.

De werkloosheid naderde, mede door het stringente
immigratiebeleid, vaak het frictieniveau. Deze situatie
van schaarste is een sterke prikkel om delen van de
produktiecapaciteit vanuit Zwitserland te verplaatsen
naar landen met een ruimere arbeidsmarkt. Daarnaast is de prijs van de Zwitserse werknemer zeer
hoog. Hij behoort tot de best betaalden van de wereld. Vrijwel geen Europees land kent een vergelijkbaar loonpeil. Vanuit dit oogpunt betekent welhaast
elke Zwitserse buitenlandse investering een besparing op loonkosten. Uit de door ons gehouden interviews in Zwitserse ondernemingen bleek echter dat
ondernemingen maar zelden op de kosten van de
Zwitserse werknemers wijzen om hun buitenlandse
expansie te verklaren. Dit wordt ook weerspiegeld in
het internationale vestigingspatroon: slechts een
klein deel van de Zwitserse bdi is gericht op lage-Ionenlanden. Veruit de meeste vestigingen staan in
hoogontwikkelde economieën. Zo richt het merendeel van de investeringen zich, ondanks de reeds
substantiële aanwezigheid van Zwitserse bedrijven,
nog steeds op Europa.

Innovatie

Fort Europa

Een voorwaarde om op dergelijke gespecialiseerde
markten internationaal te kunnen concurreren is uiteraard voortdurende innovatie. Een indicator daarvoor zijn de uitgaven aan Research en Ontwikkeling
(R&D). Zwitserland staat gemeten naar investeringen
in R&D in procenten van het bnp binnen de OESO
op een tweede plaats7. De hoogste R&D-activiteit
heeft Japan; na Zwitserland volgen respectievelijk het
voormalige West-Duitsland, Zweden en de Verenigde
Staten – alle zowel belangrijke R&D-investeerders als
actieve buitenlandse investeerders.

Daarmee komen we op een ander veel genoemd motief voor directe buitenlandse investeringen. Bijna
37% van de ondervraagde bedrijven beschouwt (dreigende) non-tarifaire handelsbarrières als de belangrijke impuls voor directe investeringen in de EU9 Op
de vraag of in antwoord op de Europese integratieplannen sinds 1985 meer investeringen in de EU zijn
gedaan dan anders het geval was geweest, antwoordt
47% van de ondernemingen bevestigend. Redenen
zijn de verwachte toegenomen concurrentiedruk binnen de EU als gevolg van de marktliberalisering en
de daarmee samenhangende groeiende behoefte aan
marktaandeel, en het risico dat Europa na de integratie zich nog sterker voor de buitenwereld zal afsluiten: het idee van ‘fortress Europe’.
Het referendum van december 1992, waarin is uitgesproken dat Zwitserland geen deel moet uitmaken
van de Europese Economische Ruimte (EER) zal investeringen richting Europa zelfs verder doen toenemen. Zo verwacht 43% van de ondervraagde ondernemingen dat hun toekomstige investeringen zich
nog sterker op de EU zullen richten. Van de ondernemingen die zeggen dat de EER hun investeringsplannen niet zal wijzigen, geeft 78% als reden dat zij met
hun vestigingenbestand
in de EU al voldoende op
toekomstige ontwikkelingen zijn voorbereid.

Kleine thuismarkt
Naast deze ondernemingsspecifieke
factoren zijn er
andere factoren die hebben bijgedagen tot de zeer internationale koers van het Zwitserse bedrijfsleven.
Eén factor is de beperkte thuismarkt. In de literatuur
treft men op dit punt twee benaderingen aan. De ene
benadering postuleert dat het hebben van een kleine
thuismarkt, zoals de Zwitserse met zijn 6,8 miljoen inwoners, bedrijven de buitenlandse markt op dwingt.
De binnenlandse markt is immers snel verzadigd en
het enige dat overblijft is buitenlandse expansie. Porter wijst de kleine thuismarkt van Zwitserland zelfs
aan als de voornaamste oorzaak voor de gerichte ‘niche strategie’ van de Zwitserse ondernemingens. De
andere benadering is dat juist een grote thuismarkt
bedrijven in staat stelt om succesvol in het buitenland te expanderen. De redenering is dat deze bedrijven eerst in eigen land een sterke positie kunnen opbouwen en vervolgens met gevulde kas en een
uitgebalanceerd produkt de internationale markt op
kunnen. Ofschoon beide redeneringen een kern van
waarheid bevatten, worden ze toch vooral achteraf
gehanteerd en zijn ze niet echt verklarend.

Arbeidsmarktsituatie
Ook de Zwitserse arbeidsmarktsituatie ligt ten grondslag aan de buitenlandse investeringen. De Zwitserse
arbeidsmarkt is lange tijd zeer gespannen geweest.

6. In totaal zijn 43 ondernemingen
onderzocht. De onderzochte ondernemingen
omvatten samen circa 63.000 werknemers, ofte wel 53% van het totale aantal werknemers van
de Zwitserse industrie. Hierin zijn opgenomen bedrijven uit
de belangrijkste Zwitserse industriële sectoren, te weten:
chemische, machine-, elektrotechnische,
en voedings- en
genotmiddelenindustrie
(samen 85% van de steekproef uitmakend).
7. IMD International Institute for Management Development, World competitiveness report, 1990.
8. M.E. Porter, op.cit., 1990.
9. Tarifaire belemmeringen tussen Zwitserland en de EU bestaan als gevolg van het Vrijhandelsverdrag van 1972 sinds
de jaren tachtig niet meer.

Gevolgen voor de binnenlandse economie
In Nederland woedt momenteel de discussie over globalisering en het vermeende grootscheepse vertrek
van arbeid. Ook in Zwitserland zijn af en toe angstige geluiden te horen over de toekomst van de binnenlandse arbeidsmarkt in relatie tot internationalisering. Het moeten constateren dat de laatste jaren de
industrie meer arbeidsplaatsen buiten dan binnen
Zwitserland heeft geschapen, doet Zwitsers soms zorgelijk reageren. Toch hoeft deze ontwikkeling niet zo
negatief geïnterpreteerd te worden. Verreweg de
meeste banen buiten Zwitserland zijn namelijk niet
vervangbaar door binnenlandse. arbeidplaatsen.
Het onderzoek laat zien dat bedrijven alleen de
activiteiten waarvoor dat uit afzetoverwegingen noodzakelijk is, in de richting van de afzetmarkt plaatsen.
Daarbij wordt met nadruk gekozen voor een complementair karakter van binnenlandse en buitenlandse
activiteiten. In veel gevallen hebben onderdelen van
het produkt een Zwitserse afkomst en worden deze
lokaal tot een aangepast eindprodukt verwerkt. Eerder kon, verwijzend naar ‘intangible assets’, al worden opgemerkt dat deze werkwijze essentieel is voor
Zwitserse ondernemingen.
Vanuit dit oogpunt is de een goede internationale
prestatie van deze bedrijven sterk gekoppeld aan voldoende buitenlandse investeringen, en daarmee zelfs
gunstig voor de binnenlandse economie. Immers, buitenlandse investeringen verzekeren behalve de buitenlandse vestigingen ook die in Zwitserland van afzet. Zonder directe buitenlandse investeringen zou
buitenlandse expansie vrijwel onmogelijk zijn, omdat
voldoende aanwezigheid in de markt voor dit soort
gespecialiseerde en hoogwaardige bedrijven een eerste vereiste is.
De angst voor uitholling van de binnenlandse industriële basis wordt bovendien ontkracht door het
Zwitserse werkloosheidscijfer. Het land combineert
een hoge mate van globalisering met een traditioneel
lage werkloosheid. Weliswaar ontkomt ook Zwitserland niet aan de gevolgen van de huidige recessie,
maar nog steeds ligt de werkloosheid (4,5% van de
beroepsbevolking)
er op een aanzienlijk lager niveau
dan in de rest van Europa en dit alles zonder een daling van het loonpeil, zoals dat in de VS het geval is.
Kennelijk hebben de buitenlandse investeringen de
positie van de Zwitserse werknemer niet wezenlijk
aangetast.

Lessen voor Nederland
Zijn uit de Zwitserse situatie lessen te trekken voor
Nederland? Met betrekking tot het effect van de buitenlandse investeringen op de binnenlandse werkgelegenheid nauwelijks, daarvoor is de industriële structuur van beide landen te verschillend. De Zwitserse
industrie oriënteert zich met high tech-produkten op
hoogwaardige marktsegmenten, en is zeer R&D- en
kennisintensief. De wijze waarop hun internationale
netwerk vorm krijgt, hangt daar nauw mee samen.
Nederland is veel sterker gericht op low tech-goederen. Bij een vergelijking van investeringen in R&D
wordt het verschil duidelijk. In 1987 werd in Zwitser-

E5B 24-8-1994

land en Nederland respectievelijk circa 2,8% en 2,3%
van het bbp besteed aan R&D en dit verschil is sindsdien slechts toegenomen. Illustratief is ook de zware
nadruk in Nederland op de basischemie, terwijl Zwitserland zich concentreert op de specialiteitenchemie
(met name farmaceutica). Ook is in tegenstelling tot
Nederland in de Zwitserse elektrotechnische industrie de produktie van relatief laagwaardige massagoederen (denk bij voorbeeld aan huishoudelijke apparaten) ver te zoeken.
Juist uit dit verschil kan een les worden getrokken. De Zwitsers handhaven al jaren lang een loonniveau dat het Nederlandse ver overstijgt. Toch is van
een exodus van werkgelegenheid als gevolg van
deze loonkosten niet of nauwelijks sprake (als er verplaatsingen hebben plaatsgevonden, dan is dat eerder in antwoord op bij voorbeeld Fort Europa, maar
dat is een geheel ander probleem). Concurrentie van
lage-lonenlanden speelt slechts een rol in de marge.
Zwitserland kan deze situatie handhaven omdat het
hoogwaardige produktenpakket
vraagt om gekwalificeerde arbeid waarvoor de industrie grif wil betalen.
En men blijft continu investeren in de toch al hoogstaande kwaliteit van het produkt. Nederland daarentegen maakt zich voornamelijk druk om arbeidskosten en dat is gezien het huidige exportpakket ook te
begrijpen. Maar de Zwitserse ervaring leert dat een
gerichte kwaliteitsstrategie, waar internationalisering
een natuurlijke component van is, wellicht meer zoden aan de dijk zet.
De Nederlandse situatie staat in sterk contrast met
de Zwitserse: een laagwaardiger aanbodpakket en
weinig investeringen in de opwaardering daarvan maken Nederland kwetsbaarder voor lage-lonenconcurrentie en zetten de loonkosten onder druk. Met veel
meer nadruk op hoogwaardiger produkten kan een
betere concurrentiepositie worden ingenomen, getuige de Zwitserse economie.
Stephen Boks
Ton van Rietbergen

Auteurs