Ga direct naar de content

Het prijskaartje van Maastricht

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 26 1992

Net prijskaartje van
Maastricht
In haar tweede zogenaamde ‘pakketDelors’ heeft de Europese Commissie haar nieuwe voorstellen geformuleerd voor de financiering van de
EG-activiteiten in de komende vijfjarenperiode (1993-1997). De nadruk
ligt op een verruiming van het EGbudget om de weg naar de EMU en
de EPU financieel vrij te maken. Centraal staat de economische en sociale samenhang in de Gemeenschap,
door meer middelen van de rijkere
naar de armere lidstaten te laten
vloeien. De versterking van de concurrentiekracht van de Europese industrie en de externe acties van de
Gemeenschap behoren eveneens tot
de prioriteiten. De herverdelende
werking van de EG-begroting moet
versterkt worden door de bijdragen
van de lidstaten meer afhankelijk te
maken van hun welvaartsniveau.
Een en ander betekent dat sommige
lidstaten meer middelen aan de EG
zullen moeten afstaan dan tot nog
toe het geval was.
Inkomsten en uitgaven
De oprichters van de Europese Gemeenschap hadden meer voor ogen
dan een gemeenschappelijke markt
met vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Zij gingen
ervan uit dat in een markt van onderling afhankelijke lidstaten op bepaalde terreinen beter op het niveau van
de Gemeenschap dan op nationaal
niveau kon worden ingegrepen of
dat EG-maatregelen het nationale
beleid minstens moesten aanvullen.

De uitgavenbegroting van de Europese Gemeenschap is de weerspiegeling van deze beleidskeuze. Produktiestimulerende maatregelen in het
kader van het EG-landbouwbeleid
worden gefinancierd door de Garantie-afdeling van het Europees Orie’ntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en slorpen het
merendeel van de EG-uitgaven op
(zie tabel 1). Het structurele beleid
van de Gemeenschap vindt gestalte
in de structuurfondsen. Er zijn het
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), dat steun verleent aan de achtergebleven regie’s,
en het Europees Sociaal Fonds, dat
hoofdzakelijk de jeugdwerkloosheid
bestrijdt. Andere beleidsuitgaven
spruiten voort uit het visserijbeleid,
het technologisch onderzoek, voedselhulp of financiele steun aan nietEG-landen.
De uitgaven worden gefinancierd uit
invoerrechten op landbouw-, suikeren andere produkten uit niet-EG-landen. Ook een deel van de opbrengst
uit de belasting over de toegevoegde waarde (btw) wordt door de lidstaten aan de EG overgemaakt en
vormt de belangrijkste bron van inkomsten. Sinds 1988 krijgt de Gemeenschap ook bijdragen in verhouding tot het bnp van de lidstaten.

Begrotingsgeschiedenis
De zoektocht naar meer middelen
om aan de oplopende budgettaire
noden tegemoet te komen, is de
rode draad die door de geschiedenis
van de EG-begroting loopt. Nieuwe
ontwikkelingen binnen de Gemeenschap in de loop van de jaren tachtig
(de uitbreiding van de Gemeenschap, ‘Europa 1992’) versterkten de
nood aan bijkomende, vooral structurele uitgaven. Ook het landbouwbeleid slorpte steeds meer EG-middelen op. De ontvangsten konden
niet altijd de stijgende uitgaven dekken en botsten geregeld tegen hun
vastgelegde plafond aan. Aanleiding
genoeg dus voor de belangrijke her-

Tabel 1. De structuur van de Europese begroting0, totale ontvangsten ecu 56,1 miljard – totale uitgaven

Ontvangsten
^g^^j^jgjfiffSf::JjefA

Douanerechten >’-:’ ; . .•;.•.»’,•” .;
Landbouw- en suikerheffingen

. 12,1,
Administratieve uitgaven

vorming van 1988 (de resultante van
het zogenaamde ‘pakket-Delors-I’).
Toen werd besloten de Gemeenschap over voldoende eigen inkomsten te laten beschikken opdat zij efficient zou kunnen functioneren in
de daaropvolgende vijfjarenperiode
(van 1988 tot 1992). Daartoe werd
een nieuwe inkomstenbron, ‘de vierde bron’, gecreeerd, bepaald als een
percentage van de som van het bnp
van de twaalf lidstaten. De lidstaten
dragen bij in verhouding tot hun eigen bnp-niveau. De bovengrens van
de EG-inkomsten werd voortaan uitgedrukt als een percentage van het
bnp van de Gemeenschap en niet
langer als een percentage van de geharmoniseerde btw-grondslag. Zo
mochten de betalingskredieten (die
de kasuitgaven van het begrotingsjaar dekken) tussen 1988 en 1992
langzaam oplopen van 1,15% tot
1,20% van het Europese bnp.
Om de groei van de uitgaven beter
te controleren en meer evenwicht te
brengen tussen de verschillende uitgavenposten werd voor het eerst in
de geschiedenis van de EG-begroting een vijfjarenplan opgesteld. Prioritair was de beheersing van de landbouwuitgaven ten voordele van de
structurele uitgaven. Deze laatste
moeten tegen 1993 in reele termen
verdubbeld zijn tegenover 1987.
De hervorming van 1988 mag ongetwijfeld een succes genoemd worden. Er ontstond opnieuw voldoende ruimte voor de financiering van
de uitgaven van de Gemeenschap.
Meer budgettaire discipline bij de
begrotingsopmaak zorgde ervoor
dat na vier jaren van budgettaire crisis de begrotingen voor 1989, 1990
en 1991 op tijd konden worden
goedgekeurd. De landbouwuitgaven
konden tot nog toe binnen de opgelegde norm blijven en het aandeel
van de structuurfondsen in de totale
uitgaven Hep op van ongeveer 17%
in 1987 tot 22% in 1990 met als gevolg meer herverdeling van de welvaart van de rijkere naar de armere
landen. De herverdelende werking
van de EG-begroting werd eveneens
versterkt, door de bijdragen van de
lidstaten ook afhankelijk te maken
van hun bnp. De andere inkomstenbronnen, de invoerrechten en de
btw, hangen immers veel meer af
van de economische structuur van
de lidstaat dan van zijn welvaartsniveau.

Totaal

Het pakket-Delors-II

a. Ramingen begroting 1991, djfere in procenten van totale ontvangsten of uitgaven.

Maar ondertussen is de EG-begroting opnieuw aan een herziening

toe.

1992

Het vijfjarenplan loopt eind

af en daarom heeft de Europe-

se-Commissie midden februari aan
het Europese Parlement haar nieuwe
financiele vooruitzichten (19931997)
voorgesteld (zie label 2). Het
pakket-Delors-II past volledig in de
zoektocht naar ruimere bronnen om
de uitbouw van Europa tot een Europese economische, monetaire en politieke unie mogelijk te maken. De
grondslagen hiervoor werden vastgelegd in het nieuwe EG-verdrag, dat
begin februari in Maastricht werd ondertekend. De voorgestelde verruiming van het EG-budget met ongeveer ecu 20 miljard tegen 1997
is
volgens de Commissie het onvermijdelijke prijskaartje van de in Maastricht aangegane verbintenissen.
Bijna ecu 10 miljard moet besteed

worden aan de versterking van de
economische en sociale samenhang
binnen de Gemeenschap. De armere
landen hebben de steun van de rijke-

re landen nodig om aan de EMU te
kunnen deelnemen. Daarom moeten
de structuurfondsen in de komende
vijf jaar een nog grotere rol gaan spe-

len in de ondersteuning van de ontwikkeling van de economisch achter-

gebleven gebieden. Hun aandeel in
de totale uitgaven moet oplopen tot
ongeveer eenderde in 1997.
De Commissie heeft ook fondsen voorbehouden voor het cohesiefonds, dat volgens het nieuwe EG-verdrag in 1993
moet worden opgericht. Spanje, Portugal, Griekenland en lerland kunnen op dit fonds een beroep doen
voor de financiering van infrastructuur- en milieuprojecten, op voor-

waarde dat zij een economisch convergentieplan kunnen voorleggen.
Het groeiende belang van de structuurfondsen moet de herverdelende
werking van de EG-begroting verder

versterken. Nochtans voorzien de
Commissievoorstellen in een aanvankelijke toename in absolute termen

van de landbouwuitgaven tot ecu
39,6 miljard in 1997.
Deze toename
is noodzakelijk om de hervorming

van het EG-landbouwbeleid te financieren. Het aandeel van de Garantieafdeling van het landbouwfonds
moet evenwel dalen tot minder dan
de helft van de totale uitgaven.

De aandacht van de Commissie gaat
eveneens naar de versterking van de
concurrentiepositie van de Europese
Industrie, via een uitbreiding en
meer bedrijfsgericht gebruik van de
bestaande budgetten voor onderzoek, sociaal beleid en infrastructuur. Zo moet het technologisch onderzoek beter afgestemd worden op

ESB 26-2-1992

Tabel 2. FinanciSle vooruitzicbten 1993-1997″ (in miljard ecu);
kredieten (constante prijzen van 1992)

vastleggings-

1992
: .-35j3.-..,.”18^6
4^)

EOGPL^GaptBite f •:••–“.•.; .£’>*-;. :•:!•- A 1

Structured ffiiatregelen
Andere interne beleldtemaftregelen
Externe beleidsmaatrl^i^; “1 -“t* *”‘->
Terugbetalingen en admirilstratie

:

1997

!f

-‘ ‘3i6 ‘ ‘-:”
4,0

39,6
29,3
6,9

•• 6$

1,0

4,0
1,4

66,5

Reserves
Totaal

87,5

63,2
Nodlge betalingskredleten
Idemin%t«ri*etbnp
;i
•”•’•;-””T,t5″ “‘ •
Bovengj’ens van de eigen fttemsteri-in % bn.p =• ! T:*’20;””. .
a. De cijfers voor 1992

83,2

1,34
,,,I37

maken deel uit van de financiele vooruitzichten 1988-1992.

Bron: Europe, 14/elwuari 1992^ nr, 566jt,

de behoeften van de onderneming.
Het Europees Sociaal Fonds moet
meer aandacht gaan besteden aan
de permanente vorming en herscholing van werknemers. Investeringen

:

,

..,, ,

,

,

de Sovjetunie. Om dergelijke situa-

ties in de toekomst te vermijden,

voers- en informatie-infrastructuur),
onontbeerlijk in een interne markt
zonder grenzen, moeten mede de industrie vooruithelpen. Op die manier wil de Commissie een gunstige
omgeving helpen creeren die de concurrentiepositie van de onderneming tegenover de buitenlandse be-

heeft de Commissie extra fondsen
voorbehouden voor externe EGacties, die in de financiele vooruitzichten voortaan in een afzonderlijke rubriek worden ondergebracht.
Bovendien wordt een reserve gecreeerd voor crisissituaties of dubieuze
vorderingen.
Om de geplande meeruitgaven te financieren, stelt de Commissie voor
het inkomstenplafond van de EG-begroting te verhogen van 1,20% van

drijven ten goede komt. Het gaat

het bnp van de Gemeenschap in

dus niet om het verlenen van subsidies aan ondernemingen in moeilijkheden of om de bevoorrechting van

1992
tot 1,37% in 1997.
De veronderstelling die hierbij gemaakt wordt is
een gemiddelde jaarlijkse bnp-groei

bepaalde sectoren.

van 2,5%

In een EMU en, meer nog, in een
EPU is voor de EG een grotere beleidsrol weggelegd ten opzichte van
niet-EG landen. Bij voorbeeld bij
hulpacties ten voordele van de Sovjetunie, Oost-Europa en Afrika, of de

3,1%
in 1987-1992). Om de herverdelende werking van het budget nog
meer te versterken, stelt de Commis-

in transeuropese netwerken (ver-

in 1992-1997 (tegenover

sie voor het aandeel van de btw-ontvangsten in de totale eigen inkomsten te verminderen van 54% in 1991

financiering van de Golfoorlog. Der-

tot ongeveer eenderde in 1997, ten

gelijke uitgaven legden het voorbije
jaar trouwens de beperkte manoeuvreerruimte van de financiele vooruitzichten bloot bij een onverwachte
stijging van de uitgaven. De externe
acties konden niet binnen de begroting worden gefinancierd, tenzij dan
ten koste van andere, interne be-

voordele van de bijdrage in functie

van het bnp van de lidstaten. Het
aandeel van deze laatste zou toene-

men van 15% in 1991

tot 40% in

leidsinitiatieven die onontbeerlijk

1997.
Op die manier zouden de lidstaten met het hoogste welvaartsniveau, relatief meer bijdragen tot de
EG-begroting dan de armere lidstaten, wat vandaag minder het geval is.

zijn voor de realisatie van de interne
markt en de EMU.
Daarom moesten
de financiele vooruitzichten herhaaldelijk worden herzien. Zo’n
herziening kan alleen op voorstel van de
Commissie en met het akkoord van
de Raad en het Parlement tot stand

hevige reacties van de lidstaten stuitte, is niet verwonderlijk. Voor de rijkere lidstaten volgt hier ongetwijfeld
een verhoging van nun bijdrage tot
de EG-begroting uit voort. Het verzoek om meer te betalen komt ech-

Dat vooral deze laatste maatregel op

komen en heeft al herhaaldelijk tot

ter ongelegen: de economische

spanningen tussen de instellingen
geleid. Dit was zeker het geval bij de
begroting voor 1992,
naar aanleiding
van de financiering van de steun aan

groei vertraagt, de Bondsrepubliek
Duitsland heeft de handen vol met
de financiering van de Duitse eenmaking en de EG vraagt aan landen als

Belgie en Italic hun begrotingstekort
drastisch te verminderen om tegen
1997 aan de EMU-normen te voldoen.
Het debat over het pakket-Delors-II
is ondertussen uitgegroeid tot een
discussie over netto-betalers en netto-ontvangers. Afhankelijk van hun
invoerafhankelijkheid van derde landen, het aandeel van de private consumptie in hun nationaal inkomen,

de omvang van hun landbouwsector
enz., dragen sommige lidstaten per
saldo bij tot de Europese begroting,
terwijl andere meer ontvangen dan
zij storten. Vandaag behoren Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en
Frankrijk tot de eerste groep. Door
de nieuwe Commissievoorstellen zullen landen als Belgie en Denemarken, die vandaag meer baat ondervinden bij de EG-begroting dan hun

bnp eigenlijk verantwoordt, zich vermoedelijk bij de groep van nettobetalers gaan vervoegen. Dat zij hiermee niet gelukkig zijn, is normaal.
Dat lidstaten zoals Duitsland de afschaffing van de aan het Verenigd
Koninkrijk betaalde compensatie vragen, is al even normaal. Die dateert
van 1984, toen een mechanisme
werd uitgedokterd waardoor de relatief hoge Britse netto-bijdrage werd
gecorrigeerd. Dit kwam uiteraard
ten laste van de andere lidstaten.
De vraag is of het debat over nettobijdragen een relevante discussie is.
Lidmaatschap van de Europese Gemeenschap kan immers niet binnen
de enge context van financiele transfers beoordeeld worden. Er zijn zovele andere economische baten die
niet in budgettaire termen kunnen
vervat worden.
Dat het laatste woord over de hervormingsvoorstellen van de Europese
Commissie nog niet is uitgesproken,
is meer dan duidelijk. Eigenlijk is het
toch wel een debat dat door velen
met argusogen wordt gevolgd. Dat,
op weg naar de EMU en de EPU,
ook nu weer ruimere bronnen moeten worden aangeboord, is in wezen
normaal. Alleen zou dat allicht niet
mogen betekenen dat we geconfronteerd worden met een som van allerhande overheidsbudgetten (lokale,
regionale, nationale budgetten en
het EG-budget) die een nog groeiend beslag op het bnp van de Gemeenschap zou leggen. Of om het
eenvoudig te zeggen: meer EG mag
niet betekenen meer overheid.

Caroline Van Damme
De auteur is werkzaam bij de Studiedienst van de Kredietbank in Brussel.

Auteur