Het ongeliik van Robert Barro
Leidt belastingverlaging tot extra consumptie of wordt de bestedingsimpuis geneutraliseerd doordat mensen meer geld opzij leggen, omdat
zij hogere belastingen in de toekomst voorzien?
In 1974 zette Barro een frontale aanval in op de Keynesiaanse orthodoxiel. Hij stelde dat een stimulerend
begrotingsbeleid geen enkel effect op
de economie zal hebben. Stel dat de
overheid de belastingen verlaagt, wat
volledig wordt gefinancierd door verhoging van de staatsschuld. De uitgaven van de overheid blijven gelijk. In
de Keynesiaanse theorie leidt belastingverlaging tot een hoger beschikbaar inkomen van gezinnen, waardoor de consumptie en dus de afzet
van bedrijven zal toenemen. Volgens
Barro zullen gezinnen niet meer gaan
consumeren. Tegenover de huidige
belastingverlaging staan immers hogere belastingen in de toekomst. Vroeger of later heft de overheid extra
belastingen om de rente over de nieuwe staatsschuld te kunnen voldoen,
en deze tezijnertijd weer af te lossen.
Volgens Barro houden gezinnen rekening met deze onvermijdelijke belastingverhoging in de toekomst. Zij
wensen daarvoor nu al geld opzij te
leggen en zullen daarom hun extra
besteedbare inkomen (als gevolg van
belastingverlaging) sparen en het niet
besteden. Gezinnen kunnen met hun
extra besparingen precies de nieuw
uitgegeven staatsobligaties kopen en
dat doen zij ook. Deze theorie was
reeds eerder ontwikkeld door David
Ricardo en staat daarom ook wel bekend als het Ricardiaanse-equivalentietheorema.
Op het eerste oog lijkt deze theorie
ongeloofwaardig. Critici moeten evenwel bedenken dat het ook een tijd
duurde voordat de inzichten van
Keynes algemeen ingang vonden. Onder economen woedt al jaren strijd
over de juistheid van Barro’s theorie.
.Deze is op tal van manieren getest.
Zo is onderzoek gedaan naar het verband tussen overheidstekorten en de
consumptie van gezinnen gedurende
een reeks van jaren. Veel onderzoek
suggereert dat bij hogere tekorten de
gezinsbestedingen inderdaad toene-
ESB 2-3-1994
men, precies zoals de Keynesiaanse
theorie voorspelt. Sommige onderzoekers publiceren echter resultaten met
een andere teneur. Voorts is het mogelijk het relatieve peil van de gezinsconsumptie in landen met een uiteenlopend overheidstekort te vergelijken. Ook dit type onderzoek heeft
tot nu toe geen definitief uitsluitsel
gegeven2. Desondanks heeft Barro’s
theorie nogal wat aanhangers. Met
name in de Verenigde Staten wordt
zijn theorie regelmatig gebruikt om
de gevaren van voortdurende begrotingstekorten te bagatelliseren.
Dit artikel test de theorie van Barro
langs niet eerder bewandelde weg.
Barro baseert zijn theorie op twee
cruciale veronderstellingen. De eerste
luidt dat individuen zich bewust zijn
van de omvang van het tekort van de
overheid (= de groei van de schuld),
en van de consequenties daarvan (hogere belastingen in de toekomst). De
tweede veronderstelling is dat zij met
die consequenties rekening houden
bij hun spaarbeslissingen. Hoewel inmiddels een bibliotheek over dit onderwerp is volgeschreven, is nog
nooit rechtstreeks aan individuen gevraagd of zij bij hun spaargedrag rekening houden met de hoogte van
het overheidstekort.
De theorie van Barro getoetst
Toen zich een gelegenheid voordeed
om de theorie van Barro voor Nederland empirisch te testen, hebben wij
geen seconde geaarzeld. In mei 1993
organiseerde de Gemeenschappelijke
Pers Dienst (GPD) een enquête onder zijn lezers3. In totaal 15.507 lezers
reageerden. De steekproefomvang is
daarmee erg groot. Doordat de leeftijdsopbouw van lezers van bij de
GPD aangesloten dagbladen niet geheel overeenstemt met die van de Nederlandse bevolking, hebben wij de
antwoorden herwogen. Hierbij zijn
voorlopige enquêteresultaten ge-
bruikt. Overigens worden de conclusies van de enquête door deze weging niet noemenswaardig beïnvloed.
In de enquête is onder andere gevraagd hoe groot de staatsschuld
eind 1992 was 4. Het juiste antwoord
luidt: f 375 Ã 380 miljard. Goedgerekend zijn alle antwoorden die liggen
in het bereikf 250-450 miljardS. In totaal een kwart van de antwoorden is
‘juist’ (tabel 1). Opvallend hierbij is
de scheve verdeling: de meeste respondenten (62%) onderschatten de
ware omvang van de Nederlandse
staatsschuld. In de enquête is tevens
gevraagd naar de toename van de
schuld in 1992 (de omvang van het
financieringstekort). Het juiste antwoord luidt: f 20 miljard. Goedgerekend zijn alle antwoorden in het bereik f 10-30 miljard. In totaal veertig
van elke honderd antwoorden waren
‘juist’. Opnieuw blijkt dat de meeste
respondenten die ‘fout’ antwoorden
(38%), de omvang van het tekort onderschatten.
Ten slotte is in de GPD-enquête gevraagd in hoeverre individuen bij
hun spaargedrag rekening houden
1. R.J. Barro, Are government
bonds net
wealth?, journalof Political Economy,
1974, blz. 1095-1117. Dit artikel lokte een
stroom van reacties uit. Voor een overzicht van de discussie, die tot op de dag
van vandaag voortduurt,
zie J. de Haan,
Public debt: pestiferous or propitious?,
dissertatie, Groningen,
1989.
2. Men vergelijke bij voorbeeld de conclusies van Seater en Bernheim, die beiden
een overzicht geven van (een deel van)
het verrichte onderzoek
ter zake. Terwijl
Seater concludeert
dat “it is reasonable
to
conclude that Ricardian equivalence
is
strongly supported
by the data” (blz. 182),
is Bernheim van oordeel dat “there is a
significant likelihood that deficits have large effects on current consumption,
and
there is good reason to believe that this
would drive up interest rates” (blz. 264).
J.J. Seater, Ricardian equivalence, journal
of Economie Literature, maart 1993, blz.
142-190 en B.D. Bernheim, Ricardian equivalence: an evaluation of theory and evidence, NEER Macroeconomies Annual,
Cambridge,
1987, blz. 263-304.
3. De GPD is een samenwerkingsverband
van twaalf regionale dagbladen,
met een
gezamenlijke
betaalde oplage van ruim
één miljoen exemplaren.
4. De exacte vraagstelling
luidde: “Hoeveel miljard gulden bedraagt volgens u op
dit moment de staatsschuld?”.
5. Wanneer deze enigszins arbitrair gekozen grenzen anders worden getrokken, levert dit uiteraard wel andere percentages
op, maar de belangrijkste
conclusies veranderen hierdoor niet.
al jongeren in de toekomst voor de
extra belasting opdraaien. Tegen dit
argument heeft Barro ingebracht dat
mensen zich niet alleen druk maken
Financieringstekort
Staatsschuld
over hun eigen consumptiemogelijk if mrd.)
ifmrd.)
heden, maar ook om die van hun kinderen. Door meer geld (staatsobliga62
<10
< 250
38
ties) na te laten aan haar kinderen
40
26
10-30
250-450
wil de generatie die profiteert van
22
12
>450
> 30
een belastingverlaging haar kroost in
Bron: GPD-enquête, mei 1993.
staat stellen tezijnertijd de hogere belastingen te betalen. Ouderen zullen
dus net zo goed extra sparen als jonmet de staatsschuld6. Liefst 88% van
geren. Het valt evenwel te betwijfede respondenten legt geen extra
len of erflaters door zulke overweginspaargeld opzij in verband met de te
gen worden gemotiveerd. Bovendien
verwachten toekomstige stijging van
laten de meeste mensen nauwelijks
de belastingdruk. Het is heel interesiets aan hun kinderen na, omdat zij
sant, dat respondenten die goed op
in hun leven onvoldoende hebben
de hoogte zijn van de omvang van de
kunnen sparen. En lang niet iedereen
staatsschuld geen afwijkend spaargedrag vertonen. Van de respondenten
heeft kinderen.
De GPD-enquête maakt het mogedie de omvang van de schuld ‘juist’
lijk na te gaan of jongeren en mensen
schatten, antwoordt 87% dat zij geen
met kinderen zich méér zorgen maextra middelen aan de kant leggen.
ken over schuld en tekorten van de
Van degenen die de omvang van de
overheid dan ouderen en mensen
schuld ‘onjuist’ schatten spaart 88%
zonder kinderen. Zo ja, dan is dit een
niets extra. Ook kennis van het tekort
vingerwijzing dat Barro’s theorie welblijkt niet van invloed te zijn op het
licht hout snijdt. Er zijn echter ook
spaargedrag.
Uit dit onderzoek blijkt dat aan
andere redenen waarom ouderen
geen van beide cruciale veronderstelmogelijk juist zwaarder aan hoge
overheidstekorten
tillen. Zij vinden
lingen van Barro’s theorie is voldaan.
De meeste mensen zijn absoluut niet
schulden maken wellicht erger dan
jongere generaties. Daar komt een
op de hoogte van de omvang van teleereffect bij. Jongere generaties zijn
kort en staatsschuld, en de overgrote
op school volgegoten met Keynesimeerderheid houdt daarmee geen reaanse economie. Zij zullen wellicht
kening bij haar spaarbeslissingen.
luchthartiger denken over tekorten
dan mensen die de depressie en de
Zijn ouderen anders?
oorlog hebben meegemaakt.
Tabel 2 geeft de percentages ‘juiste’
Critici van Barro hebben erop geweantwoorden op de vragen over omzen dat oudere mensen zich weinig
vang van schuld en tekort, ondervervan het tekort zullen aantrekken, omdeeld naar zes leeftijdsgroepen. Tedat zij ervan uit mogen gaan dat voorvens laat de tabel zien
in hoeverre mensen
van verschillende leefTabel 2. Mate waarin respondenten bij hun spaarbeslissingen met schuld en tekort rekening houden,
tijd bij hun spaarbeslisnaar leeftijdsgroep(%)
singen rekening houTabel I. Schatting door respondenten van omvang staatsschuld en
financieringstekort (% verdeling)
Leeftijds
groep
18-24
25-34
35-44
45-66
55-64
65+
Totaal
Schuld:
goed
Tekort:
goed
22 22 23 28+
32+
45 +
26
37 38 38
40
44+
51 +
40
Houdt rekening
met schuld en tekort
910 11
15 +
18 +
11
12
De + en – geven aan dat percentages significant positief, respectievelijk negatief, afwijken van de overige percentages,
op 95%-betrouwbaarheidsniveau.
Bron: GPD-enquête.
den met de omvang
van de staatsschuld.
Uit tabel 2 blijkt dat
ouderen beter op de
hoogte zijn. Ten tweede blijkt dat – anders
dan de theorie voorspelt – individuen van
45-64 jaar bij hun
spaarbeslissingen significant meer rekening
houden met de staatsschuld dan jongeren.
Het al dan niet hebben van kinderen
blijkt weinig verschil uit te maken. In
totaal 75% van de respondenten met
kinderen schat de omvang ‘fout’, tegen 73% van de respondenten zonder kinderen. Zestig procent van de
kinderloze respondenten schat het tekort verkeerd, tegen 61% van de respondenten met potentiële erflaters.
Ook bij spaarbeslissingen maakt het
weinig uit of respondenten al dan
niet kinderen hebben.
De voorgaande resultaten weerleggen opnieuw de theorie van Barro.
Maken mensen met hogere
inkomens zich meer zorgen?
Barro’s model gaat uit van zogeheten
‘lump-sum’ belastingen: ieder individu betaalt evenveel belasting. Zo is
het natuurlijk niet. De betaalde belasting (in guldens) neemt toe met het
inkomen. Mensen met hogere inkomens zullen (in guldens) meer profiteren van een Keynesiaans geïnspireerde belastingverlaging. Tevens
zouden zij zich ervan bewust kunnen
zijn dat toekomstige belastingverhogingen vooral voor hun rekening komen. Er bestaat een duidelijke samenhang tussen (betere) opleiding en
(hoger) inkomen. Bovendien blijkt
uit de GPD-enquête dat mensen met
een hogere opleiding iets beter op de
hoogte zijn van de toestand van ‘s
Rijks financiën (tabel 3). Onze enquête maakt het mogelijk na te gaan of
kennis over schuld en tekort, alsmede de neiging daarvoor extra te sparen toenemen, naarmate iemand
meer verdient.
Uit tabel 3 blijkt dat individuen met
een beroepsopleiding
(BO, LBO,
MBO) schuld en tekort doorgaans
even vaak ‘juist’ schatten als de gehele bevolking. Deze categorieën zeggen echter significant vaker bij hun
spaarbeslissingen rekening te houden
met de schuld van de overheid. Dit is
in tegenspraak met de theorie, evenals de bevinding dat respondenten
die wetenschappelijk onderwijs hebben genoten significant beter op de
hoogte zijn van schuld en tekort,
maar dat zij bij hun spaarbeslissingen
niet meer dan andere opleidingscategorieën rekening houden met de
schuld.
6. De exacte vraag luidde: “Alsde staatsschuld stijgt,moeten de belastingenin de toekomst misschienextra omhoog. Legt ti op dit
moment bewust extra spaargeld opzij om die
verzwaringop te kunnen vangen?”
tijen de overheiclsinvesteondervraagden schat bij benadering
ringen willen ontzien,
de omvang van schuld en tekort op
gaan oplopende rentelashet ‘juiste’ bedrag (26% respectieveOpleidings- Schuid:
Tekort:
Houdt rekening
ten immers al snel ten koslijk 40%). Slechts 12% van de responniveau
goed
goed
met schuld
te van de overdrachtsuit denten zegt bij zijn spaarbeslissing regaven. Naast uitkerings
kening te houden met de omvang
18 +
BO
25
37
ontvangers koesteren zelfvan de schuld. Anders dan de theorie
LBO
16 +
25
37
standigen waarschijnlijk
voorspelt, houden mensen met kindeMAVO/MULO 21 41
13
de meeste argwaan tegen
ren bij hun spaarbeslissing niet vaker
MBO
14 +
23 37 een overheid die tekorten
dan anderen rekening met de schuld.
8HAVOIVWO 27
41
en schulden maakt.
Een belangrijke methodologische
HBO
27
10 39
Uit de GPD-enquête
vraag is, in hoeverre aanhangers van
WO
51 +
11
37 +
blijkt dat mensen met een
Barro’s theorie aan onze resultaten
Totaal
26
40
12
uitkering niet beter dan
de conclusie zullen vastknopen dat
Bron: GPD-enquête.
gemiddeld op de hoogte
de theorie moet worden verworpen.
zijn van de omvang van
Seater stelt bij voorbeeld: “Ricardian
Tabel 4 geeft de percentages ‘juiste’
de schuld en het tekort. Zij sparen sigequivalence clearly is logically consisantwoorden naar inkomensklasse. Uit
nificant meer. Gepensioneerden
en
tent. To be sure, the restrictions requitabel 4 blijkt dat hogere-inkomenszelfstandigen beschikken duidelijk
red for it to hold are many and not ligroepen, met uitzondering van de alover een betere kennis van
lerhoogste-inkomensklasse,
iets beter
de staatsfinanciën (tabel 5).
Tabel5. Idem naar sociaal-economische groep (%)
op de hoogte zijn van de omvang
Opnieuw leidt dit echter
van schuld en tekort. Dit betekent
niet tot een significant anPositie
Schuld: Tekort: Houdt rekening
echter niet dat zij bij hun spaargedrag
der spaargedrag.
goed
goed
met schuld
meer rekening houden met de staatsschuld dan mensen in lagere-inkoTot besluit
Studerend
20
29
30
mensklassen.
Loondienst
12
24 38 Een zeer opvallend resultaat is nog
In 1974 schreef Barro een
Zelfstandig/directeur
12
44 +
33 +
dat mannen beter op de hoogte zijn
artikel dat ‘vruchtbaar’
Werkloos/arb. ong.
16 +
29
38
van de omvang van schuld en tekort
pleegt te worden geGepensioneerd
51 +
858 +
dan vrouwen. Terwijl bij de schatting
noemd. Hij beweerde dat
Geen beroep/overige
28
11
37
van de staatsschuld 28% van de manpotentiële bestedingsimTotaal
26
12
40
nelijke respondenten het (min of
pulsen door belastingverlaBron: GPD-enquête.
meer) bij het goede eind had, schoot
ging volledig weglekken,
slechts 22% van de vrouwen bij de
doordat gezinnen de extra
beantwoording van deze vraag in de
koopkracht sparen (staatsobligaties
kely to be met in practice, but that is
roos. De omvang van het tekort werd
not sufficient to dismiss the proposikopen). De oorspronkelijke bijdrage
‘juist’ benoemd door 43% van de manheeft zeer veel andere publikaties uittion”8. Wij denken daar anders over.
nen, tegen 34% van de vrouwen.
gelokt. Het tot dusverre verrichte emDeze verschillen zijn statistisch sigMaarten Allers
pirische onderzoek leverde lang niet
nificant.
altijd een duidelijke afwijzing op van
Jakob de Haan
Flip de Kam
de op het eerste oog nogal gezochte
theorie van Barro. Wij hebben deze
Zijn uitkeringsontvangers
De auteurs zijn verbonden aan de vaktheorie getoetst op de meest voor de
extra beducht?
groep Algemene Economie van de Econohand liggende manier, namelijk door
mische Faculteit van de Rijksuniversiteit
Uitkeringsontvangers
zouden zich
aan mensen zelf te vragen of zij bij
Groningen.
van alle groepen in de samenleving
hun spaarbeslissingen
rekening houmisschien wel de meeste zorgen over
den met de omvang van tekort en
aanhoudende overheidstekorten
moeschuld van de overheid. Afgaande op
ten maken. Omdat alle politieke pareen recent overzichtsartikel, is onze
aanpak uniek7. Uit onze
Tabel 4. Antwoorden naar inkomensklasse (%)
resultaten komt duidelijk
naar voren dat de twee beInkomen
Schuld:
Tekort:
Houdt rekening
langrijkste veronderstellin(x! 1000)
goed
goed
met schuld
gen waarop de theorie
van Barro steunt (mensen
24 11
< 30
37 zijn zich bewust van de
25 12
30-60
39
omvang van het tekort, en
41
12
60-90
29zij houden hier rekening
90-120
44
37 +
13
mee bij hun spaarbeslissin120-150
11
31
50 +
gen) niet worden onder>150
13
25
37
steund door de feiten.
Totaal
12
26
40
Slechts een minderheid
7. Zie J.]. Seater, op.cit., 1993.
Bron: GPD-enquête.
8. Idem, blz. 181-182.
van ruim vijftienduizend
Tabel 3. Antwoorden naar opleidingsniveau (%)
ESB2-3-1994