Ga direct naar de content

Ook rente voorspelt herstel

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 2 1994

Figuur 1. DNB-conjunctuurlndicator
2

Ook rente
voorspelt
herstel

Indicator
Realisatie

………

-2

-3

De DNB-conjunctuurindicator
duidt
tot en met mei 1994 op verder herstel
van de conjunctuur. Zoals blijkt uit
figuur 1 is de conjuncturele component in mei 1994 voor het eerst niet
langer negatief. Daarmee zou de economische ontwikkeling weer gelijk
zijn aan de trendmatige. De vijf aan
de DNB-conjunctuurindicator
ten
grondslag liggende basisreeksen wijzen alle op verbetering van de con-

__

BO

81

82

83

84

85

86

87

8B

89

90

91

92

93

94

Figuur 2. De conjunctuur in de lange rente (geïnverteerd) en de reaUsatiereeks
__
… _-_…

3

Realisatie
Lange rente

2

o
-1

-2

-3
70

junctuur. Het CPB verwacht voor
1994 en 1995 een gunstiger ontwikkeling van de economie met voorlopige
groeiramingen van bijna 1% respectievelijk 2,5%.
De realisatie, afgemeten aan de produktie in de verwerkende industrie,
toont echter momenteel nog steeds
geen herstel. Op dit moment is de
industriële produktie in dit opzicht
niet zo representatief voor de algemene conjuncturele ontwikkeling. De
industrie blijft met name achter door
de negatieve groei van de chemische
en kunststofverwerkende
industrie.
Afgaande op de meest recente kwartaalcijfers van het CBS vertonen andere sectoren zoals woningbouw, landbouwen dienstverlening, alsmede
het totaal van de economische bedrijvigheid (het bbp) al enige tijd een
duidelijk herstel. De verbetering van
de conjunctuur waarop de DNB-indicator duidt, heeft momenteel kennelijk meer betrekking op de algemene
conjunctuur dan op die van de sector
industrie.
Een van de variabelen die als aanvulling op de DNB-conjunctuurindicator kan worden geraadpleegd als
voorspellende grootheid, is de rentevoetl. De rente wordt enerzijds door

75

80

de conjunctuur beïnvloed, terwijl
deze anderzijds de conjunctuur mede
bepaalt. Hoogconjunctuur veroorzaakt rechtstreeks kapitaalschaarste,
wat zich met name uit in opwaartse
druk op de lange rente. Daarnaast
spelen ook verwachtingen over toekomstige inflatie, mede gebaseerd op
de mate waarin de produktiecapaciteit wordt benut, een rol. Indien bij
het benaderen van de hoogconjunctuur de bezettingsgraad oploopt en
het risico van toenemende inflatie
groter wordt, kan de markt daarop
reageren met een verhoging van de
rente. Ook overmatige loonstijgingen
kunnen inflatieverwachtingen wekken en rentereacties uidokken. De
rente oefent op zijn beurt invloed uit
op de economische ontwikkeling.
Een lagere rentevoet stimuleert na
verloop van tijd de economische
groei, zodat deze onderlinge samenhang negatief is, waarbij de rente een
voorlopend karakter heeft. Analyse
toont aan dat de laatstgenoemde, negatieve, samenhang overheerst. Figuur 2 toont de conjunctuur in de lange rente, geïnverteerd afgebeeld
vanwege de negatieve samenhang.
Tevens is daarin de realisatiereeks
van figuur 1 opgenomen. De lange
rente heeft een gemiddelde mate van
voorlopen van 15 maanden, waar-

85

90

95

mee in de figuur al rekening is gehouden2. Figuur 2 toont een sterke mate
van parallelliteit tussen conjunctuur
en geïnverteerde lange rente, in het
bijzonder in de periode 1970-1984.
Daarna is de samenhang afwezig of
tegengesteld. Bij de niet afgebeelde
korte rente die een sterk gelijkend patroon vertoont, wordt de parallelliteit
alleen in de jaren 1991-1992 doorbroken. Als deze ‘verstoringen’ slechts
tijdelijk van aard zijn, kan gesteld
worden dat de rentedalingen van de
afgelopen anderhalf jaar zich vertalen
in een voorspelling van fors conjunctuurherstel in de komende tijd.

Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator
geeft
verder herstel van de conjunctuur
aan. Dit heeft vooral betrekking op
de algemene economische bedrijvigheid, waarbij de industrie vooralsnog
achterblijft. Ook de rente, voor zover
bruikbaar als indicator, wijst op een
verbetering van de conjunctuur.

1. Zie ook: J.A. Bikker en J.M. Berk, Conjunctuur in het buitenland: indicatoren
voor veertien landen, te verschijnen in
Maandschrift Economie, 1994, nummer 2.
2. De lange rente is 15 maanden vooruit
(naar rechts) verschoven.