Het handelsrecord van 1998
Aute ur(s ):
Oldersma, H. (auteur)
Werkzaam b ij het ministerie van Economische Zaken.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4207, pagina 436, 4 juni 1999 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
handel
In 1998 is de grensoverschrijdende handel in goederen op een recordhoogte uitgekomen van Æ’ 765 miljard. Het is zeer de vraag of dit
record in 1999 zal worden overtroffen.
In 1998 vestigden de Nederlandse ex- en importeurs van goederen wederom records. De uitvoer kwam volgens de laatste bekende
gegevens uit op een niveau van Æ’ 397 miljard, de invoer op Æ’ 368 miljard. In de loop van 1998 vlakte de groei van de uitvoer en invoer af.
Dat komt goed naar voren als de ontwikkeling van de 12-maandstotalen 1 in beeld gebracht wordt (figuur 1). Daaruit blijkt dat sinds
juli de uitvoer nauwelijks meer is toegenomen. In januari 1999 werd voor zowel de uitvoer als de invoer zelfs een duidelijke daling van
de 12-maandstotalen gesignaleerd.
Figuur 1. De Nederlandse goederenhandel, 12-maandstotalen
In figuur 1 is de nominale ontwikkeling van de handel weergegeven. Een nadere beschouwing brengt aan het licht dat het vooral de
dalende prijzen zijn die verantwoordelijk zijn voor de dalende uitvoer en invoer. In 1998 begonnen eerst de invoerprijzen en later de
uitvoerprijzen scherp te dalen. De oorzaken hiervan zijn gedeeltelijk terug te voeren op de verschillende crises die de opkomende markten
in vooral Azië in de afgelopen jaren hebben getroffen. Scherp lagere koersen voor de verschillende Aziatische munten zijn de oorzaak
van dalende invoerprijzen voor industriële producten en (half)fabrikaten. Door de crises in Azië viel een belangrijk deel van de vraag naar
grondstoffen weg hetgeen zich vertaalde in dalende grondstoffenprijzen. Dat werd nog versterkt door de overproductie van
grondstoffen en vooral van ruwe olie. Uiteindelijk heeft zich dat ook vertaald in lagere prijzen voor de Nederlandse uitvoer (zie figuur 2).
Uit de grafiek wordt duidelijk dat de prijzen van in- en uitvoer nog steeds duidelijk beneden het niveau van een jaar eerder liggen, maar
dat er een einde gekomen lijkt te zijn aan de prijsdaling.
Figuur 2. Prijsontwikkeling van de Nederlandse uitvoer en invoer mutatie ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder
Door de gegevens uit figuur 1 en figuur 2 aan elkaar te koppelen wordt een indicatie verkregen van de reële ontwikkeling van de uitvoer
en invoer in 1998 2. In figuur 3 en figuur 4 wordt de waardeontwikkeling van de uitvoer en invoer, zoals weergegeven in figuur 1, afgezet
tegen de reële ontwikkeling van de uitvoer en invoer 3.
Figuur 3. De Nederlandse uitvoer
Figuur 4. De Nederlandse invoer
In figuur 3 is de uitvoerontwikkeling weergegeven, uitgaande van 12-maandstotalen. Uit de figuur blijkt dat de uitvoer in reële termen
nog steeds toeneemt. Ook is nog geen sprake van een duidelijk vertraagde groei van de uitvoer. Toch mag aangenomen worden dat in de
eerste helft van 1999 de groei verder zal afvlakken. Dit is met name gebaseerd op de ontwikkeling van het producentenvertrouwen, de
orderposities van het bedrijfsleven en de ontwikkeling van de wereldhandel. Voor het jaar 1999 verwacht het CPB in haar recente CEP
slechts een reële groei van de uitvoer van nog geen 2%. Dat lijkt echter wel erg negatief. Recente cijfers over de handel zijn beter dan
verwacht en ook de wereldhandel lijkt zich minder negatief te ontwikkelen dan het cpb ten tijde van het opstellen van het CEP verwachtte
4.
In figuur 4 is de invoerontwikkeling weergegeven, opnieuw uitgaande van 12-maandstotalen. Al in maart 1998 komen de snel dalende
invoerprijzen duidelijk tot uiting. In de daarop volgende maanden daalden de prijzen snel verder. Uiteindelijk blijkt het voor Nederland
voordelige gat tussen de invoer in lopende prijzen en de invoer in constante prijzen opgelopen te zijn tot Æ’ 25 miljard. Omdat bij de
uitvoer Æ’ 13 miljard ‘verloren’ werd resulteert een ‘positieve bijdrage’ aan de lopende rekening van Æ’ 12 miljard hetgeen overeenkomt met
ruim 1½% van het bbp.
Samenstelling van de goederenhandel
Nederland is van oudsher een land dat relatief veel agrarische en chemische producten exporteert en minder nadrukkelijk aanwezig is op
de markt voor (half)fabrikaten en industriële eindproducten 5. Nederland is dan ook een netto exporteur van agrarische en chemische
producten en een netto importeur van industriële producten (figuur 5). Desalniettemin neemt ook in Nederland de
kapitaalgoederensector het grootste aandeel in de uitvoer voor haar rekening. Dat is al jaren zo en structurele veranderingen in de
samenstelling van de invoer en uitvoer komen pas naar voren als de huidige structuur wordt vergeleken met die van een groot aantal
jaren geleden. Des te opvallender is het dat zich in 1998 toch een paar relatief forse verschuivingen hebben voorgedaan.
Figuur 5. Samenstelling Nederlandse goederenhandel in het jaar 1998 aandelen in %
In 1998 is het aandeel van de kapitaalgoederen in zowel de invoer als de uitvoer, in nominale termen bezien, met respectievelijk 2,6 en 2,7
procentpunten ten opzichte van 1997 sterk toegenomen. De energiesector daarentegen zag haar aandeel in de invoer en uitvoer met 2,3
respectievelijk 1,9 procentpunten afnemen. Daaraan lagen verschillende oorzaken ten grondslag. Energie daalde, zoals boven al werd
opgemerkt, sterk in prijs. De olieprijs daalde in 1998 tot beneden de tien dollar per vat en lag gemiddeld meer dan 35% beneden het
niveau van 1997. Dat vertaalde zich uiteraard ook, zij het met enige vertraging, in een scherpe daling van prijzen van de Nederlandse
uitvoer van energie en energieproducten. De stijging van het aandeel kapitaalgoederen komt voor een groot deel voor rekening van de
kantoormachines; vooral pc’s. Het is de sterk toenemende vraag naar pc’s en daaraan verwante producten in Europa die hieraan ten
grondslag ligt. Nederland voert ze, als belangrijk distributiecentrum voor West-Europa, in en daarna weer uit. Het is dus vooral de
wederuitvoer van pc’s die verantwoordelijk is voor de stijging van de aandelen van kapitaalgoederen.
Ontwikkeling per sector
In tabel 1 is de ontwikkeling van de Nederlandse handel in 1998 weergegeven, onderverdeeld naar sectoren 6. Duidelijk is dat het
prijsverval vooral een gevolg is van de daling van de energieprijzen. Ook andere primaire producten zagen hun prijzen in het afgelopen
jaar echter dalen. Het gemiddelde prijsniveau voor de in- en uitvoer van industriële (half)fabrikaten en eindproducten liet over het hele
jaar bezien nog geen echt scherpe daling zien. Op maandbasis bezien (figuur 2) is het echter duidelijk dat halverwege 1998 de prijsdaling
aan dynamiek gewonnen heeft. In de laatste maanden van 1998 en de eerste maanden van 1999 is deze dynamiek wat minder geworden,
maar nog steeds is er sprake van dalende prijzen en ondanks het herstel van de olieprijzen is een duidelijk algemeen prijsherstel
voorlopig nog niet in zicht. Dat betekent in ieder geval dat in 1999 het gemiddelde prijsniveau voor de invoer- en uitvoerprijzen
aanzienlijk lager zal zijn dan in 1998 7.
Tabel 1. Prijs- en volumemutaties Nederlandse goederenhandel in 1998
uitvoer
prijs
volume
%
Landbouw
Grondstoffen
Energie
Chemie
(half)fabrikaten
Kapitaalgoederen
Overige eindproducten
Totaal
-1,4
4,0
-17,1
-2,7
0,4
-1,1
1,7
-2,1
3,4
8,2
-0,9
5,3
4,8
11,6
5,3
6,2
prijs
-0,3
-1,1
-24,6
-0,7
0,7
-1,2
1,6
-2,4
invoer
volume
-1,8
12,3
8,2
6,2
5,0
12,1
5,7
7,2
Bron: eigen berekeningen op basis van gegevens CBS.
De reële groei van de goederenhandel wordt in 1998 gedragen door een sterke toename van de invoer en uitvoer van kapitaalgoederen.
Het gaat daarbij vooral om kantoorapparatuur; aan zowel de invoer- als de uitvoerzijde was er sprake van een reële toename van
ongeveer 45%. Aangezien de post kantoorapparatuur ook in absolute omvang fors is (ongeveer een kwart van de totale in- en uitvoer
van kapitaalgoederen) geeft dit aan dat de groei van de overige productcategorieën minder dynamisch moet zijn geweest. Overigens
beslaat de in Nederland geproduceerde kantoorapparatuur slechts een gering aandeel van de totaal via Nederland verhandelde
producten (zie de paragraaf wederuitvoer). Uitgezonderd de kantoorapparatuur nam de uitvoer van kapitaalgoederen overigens in 1998
ook nog steeds met ruim 7% bovengemiddeld toe.
Ook de sector grondstoffen liet een bovengemiddelde groei zien. In deze sector zijn ook de bloemen en planten ondergebracht; sectoren
waarin het afgelopen jaar sprake is geweest van een forse dynamiek.
De andere sectoren laten aan zowel de uitvoerzijde als de invoerzijde (uitzondering energie) een groei zien die beneden het gemiddelde
ligt. De afnemende economische dynamiek in met name de ons omringende landen is daarvan de belangrijkste oorzaak. Vooral de chemie
en de (half)fabrikaten sector zijn conjunctuurgevoelig en ondervinden direct de negatieve gevolgen daarvan. Aangenomen mag worden
dat de groei van de handel in deze sectoren dit jaar lager zal uitvallen dan de totale handelsgroei van de industriële sector. Voor de
landbouwsector is dat minder het geval, maar de toenemende concurrentie op verschillende deelmarkten zal met name de uitvoer van
zuivelproducten onder druk gaan zetten.
Wederuitvoer
Nederland is een belangrijk distributiecentrum voor de West-Europese markten. Dat komt vooral tot uiting in het grote aandeel
wederuitvoer in de Nederlandse uitvoer. Van wederuitvoer is sprake als goederen worden ingevoerd en zonder enige bewerking te
hebben ondergaan weer worden uitgevoerd 8. In 1998 neemt de wederuitvoer 30% van onze totale uitvoer voor haar rekening, een
stijging van tien procentpunt ten opzichte van 1991. Het stijgende aandeel van de wederuitvoer geeft aan dat het belang van Nederland
als distributiecentrum voor West-Europa de laatste jaren sterk is toegenomen. Dat heeft zich de afgelopen jaren dan ook vertaald in een
sterke toename van de Nederlandse export van diensten.
De verdeling van de uitvoer in wederuitvoer en uitvoer van in Nederland geproduceerde producten is weergegeven in figuur 6. Op
grondstoffen en energie na vormt de wederuitvoer in alle sectoren een belangrijk aandeel. In de kapitaalgoederensector bestaat bijna de
helft van de totale uitvoer uit wederuitvoer. Deze sector neemt in 1998 ook bijna de helft van de totale wederuitvoer voor haar rekening.
Belangrijkste categorie van de kapitaalgoederensector is de kantoorapparatuur. Bijna 90% van alle uitgevoerde kantoorapparatuur, goed
voor een handelswaarde van Æ’ 26 miljard, vooral pc’s, is niet in Nederland geproduceerd. Andere producten die in forse aantallen worden
in- en weer uitgevoerd zijn radio’s en televisies (64%) en auto’s (15%).
Figuur 6. Samenstelling van de uitvoer
De wederuitvoer in de landbouwsector bestaat vooral uit producten waarvoor Nederland een natuurlijke doorvoerhaven is. Daaronder
vallen vooral fruit (80% wederuitvoer) en groenten (25%). Maar ook vis (33%), verschillende zuivelproducten en producten uit
aardappelen, fruit of groente (21%) worden in relatief grote hoeveelheden na invoer weer uitgevoerd. Bij de chemie zijn het vooral de
chemische grondstoffen (34%) rubber (25%) en kunstharsen (20%) die het grootste deel van de wederuitvoer voor hun rekening nemen.
In de sector (half)fabrikaten zijn het de non-ferro metalen (53%) en de ijzer- en staalproducten (26%) die de bulk van de wederuitvoer
uitmaken. In de sector overige eindproducten zijn het medische instrumenten en meetapparatuur (58% of Æ’ 6 miljard aan wederuitvoer),
kleding (46%) en mediaproducten (43%) die de omvang van de wederuitvoer bepalen.
Overigens moet uit het grote aandeel kapitaalgoederen in de wederuitvoer niet geconcludeerd worden dat het belang van de
kapitaalgoederenindustrie voor Nederland aan het afnemen is. Het aandeel van in Nederland geproduceerde kapitaalgoederen in de
totale uitvoer schommelt al jaren rond de 17%. Dat geeft aan dat, gegeven de stijging van het aandeel van de wederuitvoer, het belang
van de kapitaalgoederenindustrie voor de daadwerkelijk in Nederland geproduceerde uitvoer de laatste jaren juist is toegenomen.
1 Dat houdt in dat de handel in de aangegeven maand vermeerderd wordt met de handel in de voorafgaande elf maanden. Dus de
decembercijfers komen overeen met de jaarcijfers.
2 De prijsontwikkeling die in figuur 2 is weergegeven is bepaald op een andere grondslag dan de handelscijfers uit figuur 1. De
uitkomsten zijn derhalve ook niet meer dan indicatief.
3 Hierbij is per afzonderlijke maand gecorrigeerd, met andere woorden voor 1998 is een zelfde prijsontwikkeling binnen het jaar
verondersteld als voor 1997.
4 Het CPB ging uit van een groei van de wereldhandel (voor goederen) van 1½ % in 1999. Zowel het IMF, OESO als de WTO gaan in
hun recente publicaties uit van een groei van 3½ à 4%.
5 Vanaf hier wordt gebruik gemaakt van CBS-cijfers die voor de samenstelling van de kwartaalrekeningen gebruikt worden. De
onderverdeling naar sector komt niet overeen met die van de gebruikelijke handelscijfers en verder kennen deze cijfers geen uitsplitsing
naar land of regio. Het voordeel is dat de prijscomponent eenduidig gedefinieerd is en dat de wederuitvoer afgezonderd kan worden.
6 Het betreft hier niet de totale goederenhandel. In de nationale rekeningen zijn een klein aantal posten met een geringe omvang
opgenomen, die niet direct kunnen worden toegerekend aan een sector. Deze posten zijn niet meegenomen in de berekening en evenmin
in totaalterm opgenomen.
7 Het CPB gaat uit van een invoerprijsdaling van 4 % en een uitvoerprijsdaling van 3¾ % in 1999 voor de totale invoer en uitvoer (dus
inclusief energie en grondstoffen).
8 Nationale rekeningen 1997, blz. 155. Het verschil tussen doorvoer en wederuitvoer is dat bij wederuitvoer sprake is van in- en uitklaring
van goederen. Bij doorvoer is geen sprake vorm van inklaring en dus evenmin van invoer laat staan uitvoer.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )