Ga direct naar de content

Het belang van geschiedenis

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 21 2001

Het belang van geschiedenis
Aute ur(s ):
Jonkhoff, W. (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4340, pagina 977, 21 december 2001 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Van de geschiedenis kun je leren dat mensen van de geschiedenis niks leren. Aldus de mening van Friedrich Nietzsche (en van veel
historici) over het belang van het terugkijken in de hoop iets beter vooruit te kunnen zien. Economen kunnen zich hiervan iets
aantrekken. Voor hen is de introductie van de euro, over tien dagen, zonder precedent. Net als in de discussie over nieuwe economie
blijkt ‘zonder precedent’ evenwel niet het juiste etiket. Deze esb behandelt enkele prominente voorgangers van de euro, waaronder de
gulden. Kan het door de beugel dat een economisch blad een kersteditie geheel wijdt aan de tand des tijds?
In een kort geleden gepubliceerd boek trekt de Britse econoom Geoffrey Hodgson fel van leer tegen de veronachtzaming van de
geschiedenis door economen 1. Economische theorieën pretenderen een niet bestaande alomtegenwoordige geldigheid te hebben. Neem
Keynes en zijn General theory. Na enkele decennia Keynesiaans beleid werd duidelijk dat er iets aan de theorie schortte; fenomenen als
stagflatie kon je er niet mee oplossen. Toch wordt het recept van Keynes sinds 11 september weer in brede kring bepleit. Nu is dit
tegenwoordig met betere micro-redengeving omkleed. Maar de implicaties van het recept zijn daardoor flink veranderd.
Hodgson meent, in navolging van de institutionele school, dat economische theorieën niet los kunnen worden gezien van de
institutionele omgeving waarin ze worden toegepast. Als voorbeeld noemt hij het fenomeen markt. Er worden door economen allerlei
marktanalyses gegeven zonder dat gekeken wordt wat een markt nu eigenlijk is. Heel wat economen behandelen in hun schrijfsels niet
hoe prijzen zich vormen. Hoe gaan de individuen met elkaar om? Staan prijzen vast of wordt er onderhandeld? Gebeurt dat met een kop
koffie of met het mes op tafel? In verschillende gevallen volgen verschillende prijzen.
Nu bevat dit argument in die zin een belangrijk historisch element, dat het verre van nieuw is. De relevantie is er echter niet minder om.
Vele bladzijden esb zijn volgeschreven over marktwerking, deregulering, de wao en het openbaar vervoer, zonder dat historische
ervaringen werden meegenomen. Ze zouden de analyse eens in de weg kunnen staan!
Uit de opvatting van Nietzsche blijkt ook, dat het mogelijk is meer van de geschiedenis op te steken dan een ander. Wie begrijpt dat
mensen van de geschiedenis niks leren, heeft een voorsprong. Die zou bijvoorbeeld beter kunnen begrijpen waarom economen blijven
pleiten voor een stringente uitvoering van het mdw-beleid, terwijl onze cultuur en instituties er helemaal niet naar zijn 2. Of waarom er
pleitbezorgers blijven van het opgeven van de loonmatiging, terwijl in onze cultuur de loonmatiging juist heel goed gedijt (helaas…).
Hodgson pleit voor het gebruik van de analytische methode van de Duitse Historische School. Deze school legde de nadruk op de pure
beschrijving van economische processen. In deze beschrijving zou eigenlijk al de kern van de analyse zitten. Specifieke theorieën zouden
moeten zijn gebaseerd op de beschrijving van specifieke gebeurtenissen. Een ambitieuze redenering; er zal dan wel erg veel moeten
afhangen van de juiste formulering. En enige voorkennis is toch wel nodig om zelfs maar tot de constatering van een probleem te komen.
Wellicht dat de beperking tot beschrijving één van de redenen is waarom historici niet bijster succesvol zijn in het uitdragen van hun
boodschap. De baanperspectieven voor geschiedkundigen zijn beperkt. Maarten van Rossem is een van de weinige historici die zich tot
geziene tv-gast mogen rekenen. Dat ligt bij economen wel anders. Als historici economen verwijten te weinig oog te hebben voor
geschiedenis, is dit dan niet een wanhopige zucht naar zingeving voor hun eigen professie?
Er zijn meer twijfels. Aangezien de instituties van tegenwoordig zeer verschillen van die van eerdere muntunies, kan niet zonder meer uit
historische voorbeelden worden gehaald of de euro nu een succes gaat worden of niet. Ter illustratie: het gegeven dat het prijspeil in
guldens in het eerste kwartaal van 1976 even hoog lag als in euro’s nu, kan diegenen die in het eerste kwartaal van 1976 al actief
deelnamen aan het betalingsverkeer, en die beschikken over een goed lange termijngeheugen, enig houvast geven bij het interpreteren
van de koopkracht in euro’s. Zolang ze maar niet menen te kunnen uitrekenen over hoeveel tijd de cent wordt afgeschaft of het briefje
van vijf vervangen door een munt. Ook kan niets worden gezegd over relatieve prijzen. Zo zullen koopwoningen nu ook in euro’s duurder
zijn dan in 1976 in guldens. Dit heeft dan weer te maken met de hypotheekrente-aftrek, huursubsidie of de collectieve toeloop op het
kopen van huizen. Het geboden houvast is dus vooral een strohalm.
Het mag dan ook geen verwondering wekken dat het soms lastig bleek de auteurs die hebben bijgedragen aan deze thema-editie, ertoe
over te halen een vergelijking met de euro te maken. Wie zich waagt aan historische diepgang, bevindt zich op glad ijs. Een historische
vergelijking geven valt niet mee. Maar het draagt bij aan de verklarende kracht van de economie. Het verleden gaat pas leven als het
relevant is voor het heden

1 G.M. Hodgson, How economics forgot history, Routledge, Londen, 2001.
2 Zie het ESB Dossier Effecten en toekomst van mdw , 27 september 2001.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur