Ga direct naar de content

Geblokkeerde wereldhandel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 18 1991

Geblokkeerde wereldhandel
Steeds vaker wordt de opvatting verkondigd, dat wij
aan het eincle van deze eeuw te maken krijgen met
een wereld die uiteenvalt in drie grote economische
blokken: Noord-Amerika. West-Europa en Japan.
Deze opvatting steunt op twee overwegingen. In de
eerste plaats is er sprake van een geinstitutionaliseerde blokvorming. In West-Europa is de ‘Europese ruimte’ tot stand gekomen, waardoor er de facto
sprake is van een fusie op handelsgebied tussen de
EG en de EVA. In Noord-Amerika zijn Canada, Mexico en de Verenigde Staten bezig een vrijhandelszone te vormen. In de tweede plaats is er een toenemende mate van ‘nieuw protectionisme’, waarmee
wordt bedoelcl dat landen door middel van non-tarifaire invoerbeperkingen hun binnenlandse industriee’n en landbouw trachten te beschermen tegen
goedkopere en vaak kwalitatief betere buitenlandse
produkten.
Indien men beide tendenties combineert dan krijgt
men al snel de vrees voor een Fort Europa met een
Noordamerikaanse evenknie. Voor Japan geldt een
dergelijke gei’nstitutionaliseerde blokvorming (nog)
niet. Dit land zal ook niet het voortouw nemen bij
de blokvorming. Gezien het omvangrijke handelsoverschot met Noord-Amerika en West-Europa heeft
Japan daarbij namelijk veel te verliezen en weinig te
winnen. De Aziatische landen onder leiding van Japan zullen pas tot vorming van een handelsblok
overgaan indien er protectionistische blokken ter
weerszijden van de Atlantische Oceaan ontstaan.
Hoe groot is de kans dat een dergelijke ontwikkeling zich zal voordoen? Voor de EG en de Verenigde
Staten is dat zeer afhankelijk van de uitkomst van
het landbouwdispuut in het kader van de Uruguayronde die zich than’s in een finale en kritieke fase bevindt. Indien de Europeanen niet tegemoetkomen
aan de gerechtvaardigde verlangens van de Amerikanen dan is een retaliatie van de zijde van Amerika
mogelijk en te verwachten. Een handelsoorlog ligt
dan voor de hand, te meer daar het concurrentievermogen van meerdere Amerikaanse industrietakken
verzwakt is.
De Verenigde Staten, en in hun kielzog Canada, hebben samen met de EG hun handelsdispuut met Japan. Als beide blokken niet oppassen zal de Japanse Industrie met produkten als halfgeleiders, chips
en videorecorders haar westelijke concurrenten van
de markt verdrijven en een monopoliepositie gaan
innemen. Met andere produkten zoals personenauto’s zal zij grote schade aan Europese en Amerikaanse posities toebrengen. Dit zijn de terreinen van
Krugmans strategische handelspolitiek. De klassieke
liberale argumenten tegen protectionisme zijn bij
deze markten niet van toepassing. Er zijn immers
sterke oligopolistische marktkrachten en de toetredingskosten zijn extreem hoog. In bepaalde gevallen leidt een protectionistische strategische handelspolitiek tot een verhoging van de welvaart. Men
verwijst hierbij snel naar de Airbus-Boeing case.
De theoretische onderbouwing van protectionistische strategische handelspolitiek is mooi, maar

ESB 18/25-12-1991

heeft belangrijke beperkingen. Nimmer wordt nagegaan wat de effecten zijn voor het volume van de uitvoer indien men de invoer op
grond van strategische handelspolitieke argumenten beperkt. Krugman heeft daarop zelf ook gewezen. Ook in zijn visie zullen bijkans
alle ondernemers hun Industrie strategisch noemen. Indien overheden
onvoldoende weerstand bieden
aan deze protectionistische verlangens dan krijgt men te maken met
een Fort Europa en een Fort Amerika. Dan is het hek van de dam: de
export zal zeker dalen. Tevens is
het dan volstrekt onmogelijk de
groepen die door protectie worden
benadeeld, en dat zijn vrijwel altijd de consumenten, compensatie te verschaffen om hun reele inkomen te handhaven.
Hoe groot is nu de kans op een dergelijk protectionistisch scenario? Groter dan men weleens aanneemt. Tot nu toe voltrok het nieuwe protectionisme zich in een wat nevelig klimaat van vrijwillige
exportbeperkingen en zogenaamde ‘orderly market
agreements’, maar de roep om openlijk protectionisme neemt toe. Zie de veelheid van protectionistische voorstellen in het Amerikaanse congres, de
uitspraken van mevrouw Cresson, cle roep om bescherming van de Franse en zelfs de Duitse automobielindustrie en de nog overgebleven Europese elektronicaproducenten.
Het kader van de GATT is te beperkt om deze problemen tot een oplossing te brengen. De huidige
handelspolitieke vraagstukken tussen de drie blokken vloeien immers niet of nauwelijks voort uit het
gebruik van zuivere handelspolitieke instrumenten,
zoals tarieven en quota’s, maar worden veeleer veroorzaakt door grote verschillen in het macro-economische beleid en de structuurpolitiek in de drie
blokken. Zolang de Verenigde Staten er niet in slagen het begrotingstekort substantieel te verminderen zal dit land gegeven zijn lage besparingen een
tekort op cle betalingsbalans houden. Japan blijft
zich kenmerken door te hoge besparingen, te lage
rente en te lage binnenlandse bestedingen en dus te
grote handelsoverschotten. Deze onevenwichtigheden hebben niets met handelspolitiek te maken; zij
vallen derhalve buiten het kader van cle GATT. Zij
behoren vooral besproken te worden in de OESO
en wellicht ook in het IMF.
De rijke landen moeten eerst orde op eigen macroeconomische zaken stellen. Doen zij dit niet dan
blijft de roep om protectionisme bestaan. Binnen
het kader van de OESO moeten vooral Japan en de
Verenigde Staten worden aangepakt. Alleen Japan is
thans in staat een stimulerende politick te voeren en
dat is noodzakelijk om de handelsonevenwichtigheden te voorkomen en de wereldeconomie uit de recessie te trekken.

H. de Haan

1247

Auteur