Ga direct naar de content

Tijd voor meer Europees beschermde streek­producten uit Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 15 2020

De Europese Unie beschermt meer dan 1.000 streekproducten, zoals Gouda Holland, feta of parmaham. Van deze producten levert Nederland er echter maar elf. Hoe zou Nederland de voordelen van Europese streekproducten kunnen maximaliseren?

In het kort

– De bescherming van streekproducten biedt verschillende voordelen. Nederland zou hier meer op in moeten zetten.
– De pogingen van de EU om streekproducten buiten de EU te beschermen via handelsakkoorden lijken weinig op te leveren.
– Bescherming van streekproducten via handelsakkoorden komt waarschijnlijk wel met een prijs, die ook Nederland betaalt.

De Europese Unie (EU) kent sinds 1996 twee belangrijke regimes voor de bescherming van kwalitatief hoogwaardige streekproducten: de Beschermde Geografische Aanduiding (BGA) en de Beschermde Oorsprongsbenaming (BOB).

Tabel 1 geeft een overzicht van de betreffende Nederlandse producten (EC, 2019). De BOB (in het Engels PDO, in het Frans AOP) is strenger dan de BGA, want hierbij moeten alle productiestappen plaatsvinden in het betreffende gebied. Bij de BGA hoeft dat slechts één stap te zijn. Beide systemen samen staan in het Engels bekend als Geographical Indications (GI). Daarnaast bestaat er nog het label Gegarandeerde Traditionele Specialiteit (GTS), maar dat is niet streekgebonden en telt veel minder producten – wat Nederland betreft gaat het hierbij bijvoorbeeld om basterdsuiker.

Tabel 1 ESB

Voordelen

Nederland telt maar elf Europees beschermde streekproducten. Het kleinere België telt er twaalf, en Frankrijk bijna 250.

Onderzoek wijst evenwel uit dat bescherming wel voordelen heeft. Beschermde voedingsproducten kosten gemiddeld anderhalf keer zoveel als vergelijkbare producten (Chever et al., 2012). Consumenten betalen namelijk meer voor gewaarborgde kwaliteit. Gezien de productie-eisen die opgesteld moeten worden bij de aanvraag en de kosten van certificering, is de productie waarschijnlijk wel degelijk duurder (Moschini et al., 2008). Het effect op de uiteindelijke marge is dus moeilijker vast te stellen, evenals het causale verband tussen bescherming en hogere prijs: het zijn vooral producten met een hogere kwaliteit en initiële prijs waarvoor bescherming aangevraagd wordt. Maar dan nog is die bescherming ook noodzakelijk om de hogere prijs te kunnen handhaven via het strafbaar stellen van imitatie (Meloni en Swinnen, 2018; Winfree en McCluskey, 2005).

Bovendien kan bescherming zorgen voor het behoud van banen in rurale gebieden (Rangnekar, 2004). Dat kan rechtstreeks (door een betere beloning), maar ook indirect, bijvoorbeeld door agrotoerisme. Tot voor kort was het themapark Westlandse Druif hiervan een Nederlands voorbeeld, maar helaas werd daarvan op 27 september 2019 de sluiting aangekondigd wegens gebrek aan vrijwilligers.

Naast voedingsproducten beschermt de EU ook meer dan 1.500 wijnen (Huysmans en Swinnen, 2019). Qua aantal producten doet Nederland, met zeventien beschermde wijnen, het hierbij iets beter dan bij voedingsproducten. Maar qua volume is wijn in Nederland een zeer beperkt product: in 2010 ging het om een productie van 0,3 miljoen liter op een Europees totaal van 17 miljard liter (Chever et al., 2012). Er zit voor Nederland als geheel dus meer potentie in het beschermen van voedingsproducten dan in wijnen.

Gezien het huidige lage aantal streekproducten valt er dus voor Nederland in de landbouwsectortransformatie naar duurzaamheid en hogere marges nog veel winst te behalen. Kwaliteitsproducten met een regionale identiteit en Europese bescherming kunnen hieraan bijdragen – want met een hogere marge per kilo kom je met minder volume aan dezelfde winst.

Getty Images/iStockphoto

Oorzaken

Nederland is niet het enige land in het noorden van de EU dat minder beschermde streekproducten heeft. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het Europese systeem voor beschermde voedingsproducten historisch gezien is gebaseerd op systemen zoals de Appellation d’Origine Contrôlée (AOC) voor Franse wijnen (Meloni en Swinnen, 2013; 2018; Huysmans en Swinnen, 2019). Volgens dat systeem mag bijvoorbeeld champagne enkel uit de Champagnestreek komen, en chablis alleen maar uit de streek rond het stadje Chablis.

Een van de verklaringen voor de Nederlandse achterstand is dan ook dat de mediterrane lidstaten (met name Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal en Spanje) een culturele en institutionele voorsprong hadden wat betreft voedingsproducten, omdat zij zelf al dergelijke systemen hadden voor wijn. De Noordelijke landen hadden dit niet.

Oplossingen

Om een inhaalslag te maken zou de Nederlandse regering kunnen investeren in het vergemakkelijken of goedkoper maken van de aanmeldprocedures. Cesaro et al. (2017) tonen namelijk aan dat er een verband bestaat tussen gemakkelijkere en goedkopere procedures en het aantal aanvragen voor streekproducten.

Er zijn redenen om aan te nemen dat niet alle producenten waarvan de maatschappij als geheel qua bescherming zou kunnen profiteren spontaan een aanvraag zouden doen. Want de bescherming komt immers ook consumenten ten goede die op zoek zijn naar kwaliteit, hoewel de vaste kosten van een aanvraag te hoog zouden kunnen zijn voor producten met weinig omzet (Deconinck et al., 2015). De Nederlandse regering zou bijvoorbeeld het aanvragen van bescherming extra kunnen stimuleren via bewustmakingscampagnes of financiële steun voor boeren of coöperaties.

Bescherming ook via handelsakkoorden

De door Europa beschermde streekproducten zoals Gouda Holland of feta zijn in principe alleen beschermd op de Europese binnenmarkt. Buiten de EU mag iedereen zijn kaas feta noemen, tenzij er producenten zijn die in ieder land en per product al een trademark hadden ingediend of er tussen het betreffende land en de EU een specifiek akkoord voor is afgesloten.

Toch doet de EU alles wat ze kan om de bescherming te waarborgen. Zo sleept de Europese Commissie Denemarken voor de rechter, omdat Deense producenten buiten de EU kaas verkopen onder de naam feta (Wax, 2019).

Nederland zou het makkelijker en goedkoper kunnen maken om streekproducten aan te melden

Wijnen en sterke dranken met een GI-label zijn internationaal relatief goed beschermd onder Artikel 23 van het akkoord Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) van de wereldhandelsorganisatie WTO (WTO, 1994). Voedingsproducten zijn dat niet, ondanks herhaalde pogingen daartoe van de EU (­Josling, 2006; O’Connor en Richardson, 2012). Zo slaagden de Verenigde Staten erin om tijdens de Doha-ronde de uitbreiding van Art. 23 TRIPS naar voeding te blokkeren.

Door het gebrek aan succes bij de WTO koos de EU er sinds het akkoord met Zuid-Korea uit 2009 voor om extra bescherming te krijgen via bilaterale handelsverdragen (Council of the EU, 2018; DG AGRI, 2012). Bekende recente voorbeelden in dit rijtje zijn de akkoorden met Canada (getekend in 2014, ingang vanaf september 2017) en Japan (getekend in 2017, ingang vanaf februari 2019).

Niet gratis

De bescherming van Europese streekproducten middels handelsakkoorden is echter niet gratis. Om partners te overtuigen om de Franse comté of de Italiaanse taleggio te beschermen, moeten er concessies gedaan worden (Matthews, 2016). Welke concessies er achter gesloten deuren gedaan worden, is moeilijk te achterhalen. Maar het is niet onwaarschijnlijk dat het gaat om het verlagen van Europese importtarieven op producten die (ook) gemaakt worden in landen met minder beschermde streekproducten. Dus landen zoals Nederland.

De Europese Commissie wil koste wat het kost een minimum aan streekproducten beschermen via handelsakkoorden (DG Agri, 2012; Hogan, 2019; House of Lords, 2014; Malmström, 2017). Zonder bescherming geen akkoord, ook al moet er een prijs voor betaald worden. Waarom stemmen landen zoals Nederland en Denemarken met deze benadering in?

De verklaring is als volgt: alle lidstaten moeten achteraf instemmen met nieuwe akkoorden (De Bièvre, 2018; Dür, 2014; Dür en Elsig, 2011). De vijf mediterrane lidstaten moeten dus ook stemmen, en zij hechten enorm aan hun beschermde streekproducten. Deels omwille van het economische belang, maar zeker ook vanwege hun cultuur en identiteit (DeSoucey, 2010). Dat wil zeggen dat ze bereid zijn om akkoorden te torpederen als die niet genoeg van hun streekproducten beschermen (Malkoutzis, 2016; Reuters, 2018). Dus de enige manier voor Nederland en Denemarken om tot een Europees handelsakkoord te komen, is door mee te gaan in de mediterrane eisen wat betreft buiten-Europese bescherming van hun streekproducten (Huysmans, 2019).

Exporteffecten onzeker

Het gekke is dat er momenteel nog nauwelijks onderzoek bestaat naar de exporteffecten van die bescherming door handelsverdragen. Een eerste blik op de handelsdata toont in ieder geval geen spectaculaire effecten: na handelsakkoorden stijgt de omzet wel, maar er lijkt geen extra stijging te zijn ten opzichte van vergelijkbare niet-beschermde producten. Samen met mijn collega Daniele Curzi van de universiteit van Milaan ben ik momenteel bezig aan een onderzoeksproject dat de effecten op een statistisch gedegen manier probeert duidelijk te maken. Als blijkt dat de effecten inderdaad beperkt zijn, heeft Nederland een argument in handen om de mediterrane landen af te brengen van hun dure fixatie op buiten-Europese bescherming.

Een alternatief voor buiten-Europese exportbevordering middels juridische bescherming is meer promotie onder consumenten. In plaats van op de juridische toer te gaan, zou de EU kunnen proberen om de kennis van Europese merken van streekproducten buiten de EU te vergroten. Als de producten in de smaak vallen, is dat waarschijnlijk effectiever bij het stimuleren van de buiten-Europese export.

Conclusie

Nederland maakt tot op heden beperkt gebruik van de Europese systemen voor het beschermen van streekproducten. Dit ondanks de mogelijke voordelen wat betreft een hogere omzet en het versterken van rurale economieën. De overheid zou de historische achterstand van Nederland kunnen trachten in te halen middels reclame­campagnes en eventuele financiële steun. Dit alles zou kunnen gebeuren in het kader van een verduurzamingsstrategie met als motto ‘minder en beter’. Bijvoorbeeld met ‘minder dierlijke producten’ (en dus ‘minder uitstoot van schadelijke stoffen’), maar met behoud van omzet dankzij de hogere prijzen.

Maar op het vlak van buiten-Europees handelsbeleid, kan Nederland misschien beter op de rem gaan staan. Verder onderzoek is nodig om na te gaan of de bescherming via handelsakkoorden van voornamelijk mediterrane producten de buiten-Europese export ook echt bevordert. Indien niet, dan kan Nederland bij de EU aandringen om bij onderhandelingen die dure eis te laten vallen. Een alternatief is dan om onder consumenten buiten de EU reclame te maken voor de Europese streekproducten, in plaats van te focussen op een juridische benadering.

Literatuur

Cesaro, L., L. Dries, H. Luchtenbelt et al. (2017) Determinants of farmers’ engagement in food quality schemes. Strength2Food Horizon2020, Rapport 678024. Te vinden op www.strength2food.eu.

Chever, T., C. Renault, S. Renault en V. Romieu (2012) Value of production of agricultural products and foodstuffs, wines, aromatised wines and spirits protected by a geographical indication (GI). AND-International final report to the European Commission, TENDER N° AGRI–2011–EVAL–04. Te vinden op op.europa.eu.

Council of the EU (2018) Negotiating directives for a free trade agreement with Australia. Publicatie 7663/18 ADD 1. Te vinden op consilium,europa.eu.

De Bièvre, D. (2018) The paradox of weakness in European trade policy: contestation and resilience in CETA and TTIP negotiations. The International Spectator, 53(3), 70–85.

Deconinck, K., M. Huysmans en J.F.M. Swinnen (2015) The political economy of geographical indications. LICOS Discussion Paper, 372/2015. Te vinden op feb.kuleuven.be.

DeSoucey, M. (2010) Gastronationalism: food traditions and authenticity politics in the European Union. American Sociological Review, 75(3), 432–455.

DG AGRI (2012) Working document on international protection of EU Geographical Indications: objectives, outcome and challenges. Advisory Group International Aspect of Agriculture, 25 juni. Directorate-General for Agriculture and Rural Development, Brussel.

Dür, A. (2014) Avoiding deadlock in European trade policy. In: D. De Bièvre en C. Neuhold (red.), Dynamics and obstacles of European governance. Cheltenham: Edward Elgar.

Dür, A. en M. Elsig (2011) Principals, agents, and the European Union’s foreign economic policies. Journal of European Public Policy, 18(3), 323–338.

EC (2019) DOOR database of EU-protected Geographical Indications. Te raadplegen op ec.europa.eu/agriculture/quality/door.

Hogan, P. (2019) Introductory remarks by commissioner Phil Hogan. Presentatie bij de Roundtable with Australian Agriculture Industry. 13 februari, Canberra (Australië).

House of Lords (2014) The Transatlantic Trade and Investment Partnership. European Union Committee, Session 2013-2014, 14th Report, HL 179. Te vinden op www.parliament.uk.

Huysmans, M., en D. Curzi (2020) The impact of protecting EU Geographical Indications in trade agreements. Agricultural Economics Society Annual Conference 2020, 1-22.

Huysmans, M. en J. Swinnen (2019) No terroir in the cold? A note on the geography of Geographical Indications. Journal of Agricultural Economics, 70(2), 550–559.

Huysmans, M. (2019) Exporting protection: EU trade agreements, geographical indications, and gastronationalism. Utrecht School of Economics Working Paper Series, 19(26), 1-39.

Josling, T. (2006) The war on terroir: geographical indications as a transatlantic trade conflict. Journal of Agricultural Economics, 57(3), 337–363.

Malkoutzis, N. (2016) CETA, feta and trade deal difficulties. Artikel op www.ekathimerini.com, 23 oktober.

Malmström, C. (2017) Written answer to E-004793/2017 by Mara Bizzotto (ENF) concerning CETA: risks for agri-food products Made In Italy. European Parliament Questions for Written Answers (24 augustus). Tekst te vinden op europarl.europa.eu.

Matthews, A. (2016) What outcome to expect on Geographical Indications in the TTIP free trade negotiations with the United States. In: F. Arfini, M.C. Mancini, M. Veneziani en M. Donati (red.), Intellectual property rights for Geographical Indications: what is at stake in the TTIP?. Newcastle upon Tyne: Cambridge Scholars Publishing, p. 2–18.

Meloni, G. en J.F.M. Swinnen (2013) The political economy of European wine regulations. Journal of Wine Economics, 8(3), 244–284.

Meloni, G. en J. Swinnen (2018) Trade and terroir: the political economy of the world’s first geographical indications. Food Policy, 81, 1–20.

Moschini, G., L. Menapace en D. Pick (2008) Geographical Indications and the competitive provision of quality in agricultural markets. American Journal of Agricultural Economics, 90(3), 794–812.

O’Connor, B. en L. Richardson (2012) The legal protection of geographical indications in the EU’s bilateral trade agreements: moving beyond TRIPS. Rivista di Diritto Alimentare, 6(4), 1–29.

Rangnekar, D. (2004) The socio-economics of Geographical Indications: a review of empirical evidence from Europe. UNCTAD-ICTSD Project on Intellectual Property Rights and Sustainable Development, 8. Te vinden op unctad.org.

Reuters (2018) Hard cheese: Italy vows to scupper EU free trade deal with Canada. The Guardian, 13 juli.

Wax, E. (2019) Commission takes Denmark to court over fake feta cheese. Artikel op www.politico.eu, 23 oktober.

Winfree, J.A. en J.J. McCluskey (2005) Collective reputation and quality. American Journal of Agricultural Economics, 87(1), 206–213.

World Trade Organization (1994) Uruguay Round Agreement: TRIPS. Part II – Standards concerning the availability, scope and use of Intellectual Property Rights, Section 3: Geographical Indications. Genève, World Trade Organization.

Op 16-09-2020 is de alinea over de kosten van een beschermingsaanvraag verduidelijkt

Auteur

Categorieën